Canon PowerShot S100 Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
• Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze
handleiding door, met name het gedeelte
"Veiligheidsmaatregelen".
• Zo leert u de camera juist te gebruiken.
• Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later
nog kunt raadplegen.
2
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van
de camera.
De inhoud van de verpakking controleren
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
• Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt,
kunt u de vele functies van de camera gebruiken om
foto's met geavanceerdere instellingen te maken.
• Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
• Een geheugenkaart is niet bijgesloten (p. 16).
• U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
Camera Batterij NB-5L
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE
Interfacekabel
IFC-400PCU
Polsriem
WS-DC11
Canon
garantiesysteemboekje
Introductiehandleiding
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
3
• Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen
van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet
aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige
fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten,
die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan
worden gelezen door apparaten.
• De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met
behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht
of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor
persoonlijk gebruik.
• Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie
van Canon Klantenservice.
• Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
• Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
• Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg
van een storing.
Lees dit eerst
4
4 Maak de opname
z Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten
(Auto-modus) ................................................................................ 26
z Scherpstellen op gezichten....................................... 26, 62, 96, 103
z Opnames maken op plaatsen waar de flitser niet kan
worden gebruikt (flitser uitschakelen) ........................................... 52
z Foto's maken met de zelfontspanner...................................... 55, 76
z De datum en tijd aan de opnamen toevoegen.............................. 54
z Een filmclip maken voordat een foto wordt gemaakt .................... 73
z Continu opnamen maken op hoge snelheid ................................. 78
Wat wilt u doen?
Opnamen maken met speciale effecten
Miniatuureffect
(p. 68)
Fisheye-effect
(p. 68)
Levendige
kleuren (p. 65)
Poster-effect
(p. 65)
"Ouder gemaakte"
foto's (p. 67)
Speels effect (p. 69) Monochroom
(p. 70)
IwP
Op het strand
(p. 63)
In de sneeuw
(p. 64)
Portretten
(p. 62)
Mooie opnamen maken van mensen
J
Landschap
(p. 62)
O
Flora
(p. 63)
Diverse andere opnamen maken
t
Vuurwerk
(p. 64)
V
Kinderen en
dieren (p. 63)
S
Onderwater
(p. 63)
Nacht Scene
(p. 63)
Wat wilt u doen?
5
1 Weergeven
z De foto's bekijken ......................................................................... 29
z Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling)............................. 144
z Foto's bekijken op een tv............................................................ 194
z Foto's bekijken op een computer.................................................. 34
z Snel foto's zoeken .............................................................. 140, 142
z Foto's wissen........................................................................ 30, 154
E Films opnemen/bekijken
z Films opnemen ..................................................................... 31, 129
z Films bekijken............................................................................... 33
z Opnamen maken van snel bewegende objecten en deze
afspelen in slow motion .............................................................. 133
c Afdrukken
z Foto's afdrukken ......................................................................... 166
Opslaan
z Beelden opslaan op een computer............................................... 34
3 Overige
z Geluid uitzetten............................................................................. 46
z De camera gebruiken in het buitenland................................ 16, 183
z Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven...................... 206
z De GPS-functie gebruiken.......................................................... 111
6
De inhoud van de verpakking
controleren.......................................2
Lees dit eerst .....................................3
Wat wilt u doen? ................................4
Inhoudsopgave ..................................6
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt ...............................9
Veiligheidsmaatregelen ...................10
1
Aan de slag .......................13
De batterij opladen...........................14
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) ..............16
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recycleren ......................................17
De batterij en geheugenkaart
plaatsen .........................................18
De datum en tijd instellen ................20
De taal van het scherm instellen......23
Geheugenkaarten formatteren.........24
De sluiterknop indrukken .................25
Foto's maken (Smart Auto)..............26
Beelden bekijken .............................29
Beelden wissen................................30
Films opnemen ................................31
Films bekijken ..................................33
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken ...............34
2
Meer informatie ................39
Overzicht van de onderdelen...........40
Schermweergave.............................42
Menu FUNC. – Basishandelingen ...44
MENU – Basishandelingen..............45
De geluidsinstellingen wijzigen ........46
De helderheid van het scherm
aanpassen .....................................48
De standaardinstellingen van de
camera herstellen ..........................49
De functie spaarstand
(Automatisch Uit) .......................... 50
Klokfunctie....................................... 50
3
Veelgebruikte functies
voor opnamen ..................51
De flitser uitschakelen ..................... 52
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom) ............................. 52
Opnemen met vooraf ingestelde
brandpuntafstanden (trapsgewijs
zoomen) ........................................ 53
Datum en tijd aan de opname
toevoegen ..................................... 54
De zelfontspanner gebruiken .......... 55
De verhouding wijzigen ................... 57
De resolutie aanpassen
(beeldgrootte)................................ 58
Compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit).............................. 58
De groentint van kwiklampjes
corrigeren ...................................... 60
4
Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden ..............61
Speciale opnamen maken............... 62
Effecten toevoegen aan de opname
(Creatieve filters)........................... 65
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis)............................... 73
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter) ............................. 74
Snel na elkaar continu-opnamen
maken (Snel na elkaar HQ) .......... 78
Opnamen maken met Stitch Hulp ... 80
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
7
5
Zelf instellingen
selecteren .........................81
Opnamen maken in Programma
automatische belichting ................ 82
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie).............. 83
De flitser inschakelen...................... 83
De witbalans aanpassen................. 84
De ISO-waarde wijzigen ................. 87
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast) ........................ 89
Het niveau van ruisreductie wijzigen
(Hoog ISO nummer) ..................... 90
RAW-beelden opnemen.................. 91
Continu-opnamen maken................ 92
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors) ................................... 93
Close-ups maken (Macro)............... 94
Digitale Tele-converter gebruiken... 95
De modus AF-kader wijzigen.......... 96
Het onderwerp kiezen waarop u wilt
scherpstellen (AF Tracking).......... 98
Positie en grootte van het AF-kader
wijzigen ......................................... 99
Het focuspunt vergroten................ 100
Opnamen maken met Servo AF ... 101
Opnamen maken met AF-
vergrendeling.............................. 101
Focusbracketing
(modus BKT-Focus).................... 102
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen
(Gezichts Selectie)...................... 103
Opnamen maken in de modus
Handmatig scherpstellen ............ 104
De meetmethode wijzigen............. 105
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling........................ 106
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling......................... 106
Auto Exposure-bracketing
(AEB-modus)...............................107
Het ND filter gebruiken.................. 108
Opnamen maken met Slow sync...108
De flitsbelichtingscompensatie
aanpassen...................................109
Rode-ogencorrectie....................... 109
Controleren op gesloten ogen....... 110
De GPS-functie gebruiken............. 111
6
Haal meer uit
uw camera ......................119
De sluitertijd instellen .................... 120
De diafragmawaarde instellen.......121
De diafragmawaarde en sluitertijd
instellen ....................................... 122
Instellingen maken met de ring .....123
De flitsuitvoer aanpassen ..............125
Opname-instellingen opslaan........127
7
Diverse functies voor het
opnemen van films ........129
Films opnemen in de modus E.... 130
De filmmodus wijzigen................... 130
Verschillende soorten films
opnemen .....................................131
Films maken die lijken op een
miniatuurmodel
(Miniatuureffect) .......................... 132
Super slow-motion films
opnemen .....................................133
AE-vergrendeling/belichting ..........134
De beeldkwaliteit wijzigen ............. 135
Het windfilter gebruiken.................136
Overige opnamefuncties ............... 136
Bewerken ...................................... 137
Inhoudsopgave
8
8
Diverse functies gebruiken
voor afspelen
en bewerken ...................139
Snel naar beelden zoeken.............140
Beelden weergeven met gefilterd
afspelen .......................................142
Diavoorstellingen bekijken .............144
Beelden vergroten .........................145
Beeldovergangen wijzigen.............145
Elk beeld in een groep
weergeven ...................................146
De focus controleren......................148
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle) ............................149
Beelden beveiligen ........................150
Beelden wissen..............................154
Beelden markeren als favoriet.......156
Beelden indelen in categorieën
(My Category)..............................157
Beelden roteren .............................159
Het formaat van beelden
wijzigen........................................160
Trimmen.........................................161
Effecten toepassen met de functie
My Colors ....................................162
De helderheid corrigeren
(i-Contrast)...................................163
Het rode-ogeneffect corrigeren......164
9
Afdrukken .......................165
Beelden afdrukken ........................ 166
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF)........................................ 173
10
De camera-instellingen
aanpassen.......................177
De camera-instellingen wijzigen.... 178
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen ....................................... 185
Veelgebruikte opnamemenu's
vastleggen (My Menu) ................ 190
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen ....................................... 191
11
Nuttige informatie ..........193
Beelden bekijken op een tv........... 194
Aansluiten op het lichtnet.............. 198
Een Eye-Fi-kaart gebruiken .......... 199
Problemen oplossen ..................... 201
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen .................................. 204
Informatieweergave op
het scherm .................................. 206
Functies en menulijsten ................ 212
Specificaties .................................. 224
Accessoires................................... 228
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires ................................. 229
Index ............................................. 231
Voorzorgsmaatregelen.................. 234
9
• In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en
bedieningselementen van de camera voorstellen.
• Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ]
(vierkante haken).
• De knoppen die een richting aangeven, de controleknop, de knop
FUNC./SET en de ring worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
• : Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
• : Tips voor het oplossen van problemen
• : Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
• : Aanvullende informatie
• (p. xx): Referentiepagina's ("xx" geeft het paginanummer aan)
• In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
• De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
Knop Rechts
Knop FUNC./SET
Knop Omhoog
Knop Links
Knop Omlaag
Controleknop
y Ring
10
• Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
• De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of
bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
• Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die
u gebruikt.
Veiligheidsmaatregelen
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig
letsel of levensgevaar.
• Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd
vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
• Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
• Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
• Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
• Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
• Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
• Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om het product schoon te maken.
• Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater)
of andere vloeistoffen.
• Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt
u contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.
• Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
• Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
• Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen weg met een droge doek.
• Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
• Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
• Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet
in contact komen met de contactpunten of stekker.
Veiligheidsmaatregelen
11
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of
brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval
dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in
aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
• Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische
instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op
plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen
en medische instellingen.
• Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde
geluiden van een cd-rom via een cd-speler voor muziek-cd's afspeelt (muziekspeler).
Dit kan ook de luidsprekers beschadigen.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
• Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld aan schokken
en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer u deze aan de polsriem draagt.
• Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
• Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
• Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
• Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40° C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden
tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken.
• De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
• Zorg dat uw vingers niet bekneld raken wanneer de
flitser zakt.
Dit kan letsel veroorzaken.
Veiligheidsmaatregelen
12
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur.
•
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een heldere dag).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
• Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
• Duw de flitser niet te hard naar beneden en wrik deze niet open.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
• Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
• Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
• Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de
polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
• Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit
het stopcontact.
• Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
• Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een
explosie, wat kan leiden tot brand of schade.
• Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
• Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de
camera in uw tas stopt.
• Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
13
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het
maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar
een computer.
De polsriem bevestigen/de camera vasthouden
• Bevestig de meegeleverde riem en doe deze om uw pols om te voorkomen
dat de camera valt tijdens het gebruik. U kunt de polsriem ook aan de
linkerzijde van de camera bevestigen.
• Houd uw armen tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera bij het
maken van opnamen stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers
de flitser niet blokkeren wanneer deze is uitgeklapt.
1
Riem
14
Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop is
de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
z Zorg dat de markering S op de batterij
overeenstemt met die op de oplader en
plaats dan de batterij door deze naar
binnen ( ) en naar beneden ( ) te
schuiven.
Laad de batterij op.
z Voor CB-2LX: kantel de stekker naar
buiten ( ) en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
z Voor CB-2LXE: sluit het netsnoer aan
op de batterijlader en steek het andere
uiteinde in een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat oranje branden
en het opladen begint.
X Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen duurt
ongeveer 2 uur en 5 minuten.
Verwijder de batterij.
z Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen ( ) en omhoog
( ) te schuiven.
De batterij opladen
CB-2LX
CB-2LXE
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij te
beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij opladen
15
Aantal mogelijke opnamen/opname- en afspeeltijden
*1 Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de
CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
*2 Tijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen, het starten en stoppen van opnamen
maken, het in- en uitschakelen van de camera en bewerkingen zoals het gebruik van de
zoomfunctie.
*3 Tijden zijn gebaseerd op herhaaldelijk opnamen maken totdat de maximale cliplengte is
bereikt of totdat opnemen automatisch stopt.
• Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden en
de opnametijd, lager dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading
van de batterij aangeeft.
Aantal opnamen*
1
Ongeveer 200
Filmopnametijd
*2
Ongeveer 40 min.
Continu-opnamen maken
*3
Ongeveer 1 uur 10 min.
Afspeeltijd Ongeveer 4 uur
Weergave Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
"Vervang \ Verwissel accu" Leeg. Laad de batterij op.
Wat als...
• Wat als de batterij opzwelt?
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.
Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past,
moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
• Wat als de batterij snel weer leeg is na het opladen?
De batterij heeft het einde van de levensduur bereikt. Koop dan een nieuwe batterij.
Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar)
16
De onderstaande kaarten kunnen worden gebruikt zonder beperkingen voor
de capaciteit.
• SD-geheugenkaarten*
• SDHC-geheugenkaarten*
• SDXC-geheugenkaarten*
• Eye-Fi-kaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-standaarden. Afhankelijk van het merk werken
sommige kaarten mogelijk niet goed.
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor
het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de
kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied
mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
De batterij en de oplader efficiënt gebruiken
• Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op,
of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun
lading, ook als ze niet worden gebruikt.
Plaats het klepje zodanig op een geladen batterij dat de
S-markering zichtbaar is.
• De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt.
Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een
niet helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt,
kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
• U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V
(50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische
transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk zelfs niet herkend als u een kaartlezer
gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem SDXC-
geheugenkaarten ondersteunt.
Over Eye-Fi-kaarten
17
Als u de camera wilt weggooien, dient u eerst de interne oplaadbare
lithiumbatterij te verwijderen en te recycleren overeenkomstig plaatselijke
voorschriften.
Draai de schroeven van de
behuizing los.
z Draai de zes schroeven van de behuizing
los zoals getoond in de afbeelding.
Verwijder het klepjes.
z Verwijder het klepje aan de achterkant,
verwijder vervolgens het klepje aan de
voorkant en trek de lintkabel eruit zoals
getoond.
Verwijder de batterij.
z Gebruik een pincet om de batterij te
verwijderen zoals in de afbeelding wordt
getoond.
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recycleren
Raak dit gedeelte nooit aan!
Raak de flitser nooit aan.
Raak het gemarkeerde gedeelte nooit
aan! Anders kunt u een elektrische
schok oplopen door het hoge voltage.
Verwijder de camera alleen wanneer u de interne oplaadbare
lithiumbatterij wilt verwijderen, zodat u deze batterij kunt
recycleren voordat u de camera weggooit.
18
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
z Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het
schuifje omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
z Schuif het klepje naar buiten ( )
en omhoog ( ) om het te openen.
Plaats de batterij.
z Plaats de batterij op de afgebeelde wijze
totdat deze vastklikt.
z Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Plaats de geheugenkaart.
z Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
z Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Sluit het klepje.
z Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Aansluitpunten
Aansluitpunten
De batterij en geheugenkaart plaatsen
19
Verwijder de batterij.
z Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
vandepijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
z Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart
• Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-
instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
Als het schuifje voor schrijfbeveiliging in de vergrendelstand staat, verschijnt op het
scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Geheugenkaart 4GB 16GB
Aantal opnamen Ongeveer 1231 Ongeveer 5042
De datum en tijd instellen
20
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan
uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
z Druk op de ON/OFF-knop.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
z Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een waarde te
selecteren.
z Als alle instellingen zijn voltooid, drukt
u op de knop m.
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als
de camera in de opnamemodus is ingesteld (p. 26).
De datum en tijd instellen
De datum en tijd instellen
21
Stel de thuistijdzone in.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om uw thuistijdzone te
selecteren.
Voltooi de instelling.
z Druk op de knop m om de instelling te
voltooien. Nadat een bevestigingsscherm
is weergegeven, wordt het opnamescherm
opnieuw weergegeven.
z Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de
camera uitgeschakeld.
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open het menu.
z Druk op de knop n.
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd en uw tijdzone niet goed hebt
ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2 selecteert op p. 20 en op de knoppen op drukt of de
controleknop 7 draait om te kiezen, stelt u de zomertijd in (normale tijd
plus 1 uur).
Datum en tijd wijzigen
De datum en tijd instellen
22
Kies [Datum/Tijd].
z Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [Datum/Tijd] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
z Voer stap 2 op p. 20 uit om de instellingen
te wijzigen.
z Druk op de knop n om het menu te
sluiten.
Datum/tijd-batterij
• De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de
datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere
batterij is verwijderd.
• Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 229), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer
4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
• Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm Datum/Tijd als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 20 om de datum en tijd in te stellen.
U kunt de datum en tijd automatisch bijwerken met de GPS-functie (p. 117).
23
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
z Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
z Houd de knop m ingedrukt en druk direct
op de knop n.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
z Druk op de knoppen opqr of draai de
controleknop 7 om een taal te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
De taal van het scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en
de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok
te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken
en [Taal ] te selecteren op het tabblad 3.
24
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle
gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt
herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat
formatteren.
Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 199) gaat formatteren, moet u de software van
de kaart op een computer installeren.
Open het menu.
z Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
z Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop
7
om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Kies [OK].
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Formatteer de geheugenkaart.
z Druk op de knoppen op of draai
de controleknop 7 om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op m
om het formatteren te starten.
z Als het formatteren is voltooid, verschijnt
op het scherm de melding [Geheugenkaart
is geformatteerd]. Druk op de knop m.
Geheugenkaarten formatteren
De sluiterknop indrukken
25
Druk de ontspanknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de
knop daarna volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in (Druk lichtjes
om de focus in te stellen).
z Druk lichtjes totdat u tweemaal een
piepgeluid hoort en er AF-kaders
verschijnen waarop de camera scherpstelt.
Druk de knop volledig in (Druk
volledig in om de foto te maken).
X
U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
z Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de
gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie
op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige
inhoud wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien
van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek
vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit,
om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
• De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op
de geheugenkaart.
• Voer een Low Level Format (p. 179) van de geheugenkaart uit als
de camera niet goed werkt, als de opname-/leessnelheid van een
geheugenkaart is afgenomen, als het maken van continu-opnamen
langzamer gaat of als het opnemen van een film plotseling wordt
afgebroken.
De sluiterknop indrukken
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
• Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
• Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de ontspanknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te
pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
26
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen,
zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie
kunt laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken.
Wanneer de flitser flitst, wordt de witbalans van het hoofdonderwerp en de
achtergrond automatisch bijgesteld om de beste kleur te verkrijgen (witbalans
meerdere gebieden).
Schakel de camera in.
z Druk op de ON/OFF-knop.
X Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modusA.
z Stel het programmakeuzewiel in op A.
z Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
X Het pictogram voor de ingestelde
compositie en het pictogram IS-modus
verschijnen op het scherm (p. 208, 209).
X De camera stelt scherp op gedetecteerde
onderwerpen en geeft kaders weer rond
deze gezichten.
Kies de compositie.
z Als u de zoomknop naar i (telelens)
duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat
dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar
j (groothoek) duwt, zoomt u uit op
het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
(De zoombalk, die de zoompositie
aangeeft, verschijnt op het scherm.)
Foto's maken (Smart Auto)
Scherpstelbereik
(bij benadering)
Zoombalk
Foto's maken (Smart Auto)
27
z U kunt de ring y draaien om in of uit te
zoomen (trapsgewijs zoomen, p. 53).
Stel scherp.
z Druk de ontspanknop half in om scherp
te stellen.
X Wanneer de camera scherpstelt, hoort
u tweemaal een piepgeluid en er worden
AF-kaders weergegeven waarop de
camera heeft scherpgesteld.
Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
X Als er weinig licht is, wordt de flitser
automatisch geactiveerd.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is en
als de flitser is uitgeklapt, wordt de flitser
automatisch geactiveerd.
X De foto verschijnt circa twee seconden
op het scherm.
z Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de ontspanknop drukken om
een volgende foto te maken.
AF-kader
Wat als...
• Wat als de kleur en helderheid van de opnamen niet worden weergegeven
zoals verwacht?
Het pictogram voor compositie (p. 208) dat op het scherm verschijnt, komt niet
overeen met de werkelijke scene, en u krijgt niet de verwachte resultaten.
Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 81).
Foto's maken (Smart Auto)
28
• Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Er verschijnt een wit kader rond het gezicht of onderwerp dat de camera heeft
gedetecteerd als hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt
een grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als het onderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen
het witte kader zichtbaar.
• Wat als er geen kader wordt weergegeven om het onderwerp waarvan
u een opname wilt maken?
Het onderwerp is mogelijk niet gedetecteerd en de kaders worden wellicht op
de achtergrond weergegeven. Probeer in dat geval opnamen te maken in de
modus G (p. 81).
• Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de ontspanknop half
indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt
gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast
(Servo AF).
• Wat als er een knipperende verschijnt?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en
daardoor het beeld onscherp maken.
• Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
U hebt mogelijk op de knop p gedrukt terwijl u de camera inschakelde, waardoor
alle geluiden zijn uitgeschakeld. Om het geluid in te schakelen, drukt u op de knop
n, selecteert u [mute] op het tabblad 3 en drukt u vervolgens op de knoppen
qr om [Uit] te selecteren.
• Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Het effectieve flitsbereik is circa
50 cm – 7,0 m met een maximale groothoekinstelling (j), en circa 50 cm – 2,3 m
met een maximale telelensinstelling (i).
• Wat als de camera één keer piept wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Loop, als de camera in de maximale
groothoekinstelling (j) staat, ongeveer 3 cm of meer weg van uw onderwerp
en maak de opname. Loop ongeveer 30 cm of meer weg als de camera in de
maximale telelensinstelling (i) staat.
• Wat als het lampje gaat branden wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken,
kan het lampje gaan branden bij opnamen in een omgeving met weinig licht.
• Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen.
• Wals als "Verkeerde flitspositie. Herstart camera." op het scherm verschijnt?
Het lijkt of uw vinger op de flitser drukt als deze wil openklappen of als iets
anders de beweging van de flitser hindert.
Beelden bekijken
29
U kunt de foto's die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
z Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
z Als u op de knop q drukt of de controleknop
7 naar links draait, doorloopt u de beelden
van het nieuwste beeld naar het oudste.
z Als u op de knop r drukt of de controleknop
7 naar links draait, doorloopt u de beelden
van het oudste beeld naar het nieuwste.
z De beelden volgen elkaar sneller op als
u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar
ze worden grover weergegeven.
z Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken. Als de flitser is uitgeklapt,
wordt deze weer ingeklapt.
z Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl
de lens wordt ingetrokken, wordt de
camera uitgeschakeld.
Wat als er een pictogram op het scherm verschijnt?
Het pictogram voor de ingestelde compositie en het pictogram IS-modus verschijnen
op het scherm. Zie "Compositiepictogrammen" (p. 208) en "IS modus-pictogrammen"
(p. 209) voor meer informatie over de pictogrammen die verschijnen.
Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen
(AF Tracking)
Nadat u op de knop o hebt gedrukt en is weergegeven, richt u de camera zo dat
op het onderwerp valt waarop u wilt scherpstellen. Houd de ontspanknop half
ingedrukt totdat er een blauw kader wordt weergegeven waarin de scherpstelling en
de belichting blijven behouden (Servo AF). Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
Beelden bekijken
Beelden wissen
30
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
z Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om het te wissen beeld
weer te geven.
Wis het beeld.
z Druk op de knop a.
z Als [Wissen ?] wordt weergegeven op het
scherm, drukt u op de knoppen qr of draait
u de controleknop
7
om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
m
.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
z Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op
de knoppen qr of draait u de
controleknop 7 om [Stop] te selecteren.
Daarna drukt u op de knop m.
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de ontspanknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar
de opnamemodus.
Beelden wissen
31
De camera bepaalt het onderwerp en de opnameomstandigheden en
selecteert de beste instellingen voor de compositie. Het geluid wordt in stereo
opgenomen.
Stel de camera in op A-modus
en kies de compositie.
z Voer stap 1 – 3 op p. 26 uit om de
compositie te kiezen.
z U kunt de resterende opnametijd op het
scherm controleren.
Maak de opname.
z Druk op de filmknop.
z Boven en onder in het scherm verschijnen
zwarte balken. Deze gedeelten kunnen
niet worden opgenomen.
X U hoort één pieptoon, de camera begint
met de filmopname en op het scherm
verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.
z Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de filmknop.
z Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
z Raak de microfoons niet aan tijdens de
opname.
z Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de filmknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Stop de opname.
z Druk opnieuw op de filmknop.
X De camera geeft twee pieptonen en stopt
met opnemen.
X De opname stopt automatisch wanneer de
geheugenkaart vol is.
Films opnemen
Resterende tijd
Verstreken tijd
Microfoons
Films opnemen
32
Opnametijd
• De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• De maximale cliplengte is ongeveer 29 min. 59 sec.
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
In- en uitzoomen tijdens de opname.
Als u tijdens de opname de zoomknop beweegt, zoomt u in of uit op het
onderwerp. De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen.
U kunt de y-ring niet gebruiken om in of uit te zoomen.
• Als het programmakeuzewiel is ingesteld op A, verschijnt het pictogram
voor de ingestelde compositie (p. 208). De pictogrammen "In beweging"
worden echter niet weergegeven. Onder bepaalde omstandigheden past
het weergegeven pictogram niet bij de werkelijke compositie.
• Als u tijdens de opname de compositie wijzigt en de witbalans is niet
optimaal, drukt u op de filmknop om de opname te stoppen, en start u de
opname opnieuw (alleen als de beeldkwaliteit is ingesteld op (p. 135)).
• U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als het
programmakeuzewiel in een andere stand dan A staat (p. 129).
• Als het programmakeuzewiel is ingesteld op E, kunt u elke instelling
voor filmopnamen aanpassen (p. 129).
Geheugenkaart 4GB 16GB
Opnametijd Ongeveer 14 min. 34 sec. Ongeveer 59 min. 40 sec.
33
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
z Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
X wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop
7
om een film te selecteren.
Druk daarna op de knop
m
.
X Het filmbedieningspaneel verschijnt.
Speel de film af.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De film wordt afgespeeld.
z Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
z Als u op de knop m drukt, kunt u het
afspelen pauzeren of hervatten.
X Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
Hoe kan ik films afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 35).
• Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen.
De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt
af van de computercapaciteit. Gebruik de meegeleverde software om de film
weer naar de geheugenkaart te kopiëren; vervolgens kunt u de film zonder
problemen met de camera afspelen. Als u de camera op een tv aansluit,
kunt u de afbeeldingen op een groter scherm bekijken.
34
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een
andere compacte digitale camera van Canon was meegeleverd, installeert
u de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt
overschreven.
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer.
Macintosh
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken
Systeemvereisten
Besturingssysteem
Windows 7 (inclusief Service Pack 1)
Windows Vista SP2
Windows XP SP3
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger
(films)
RAM
Windows 7 (64 bit): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bits), Windows Vista (64 bits, 32 bits),
Windows XP: 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
670 MB of meer*
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
Besturingssysteem
Mac OS X (v10.5 – v10.6)
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Intel Processor (foto's), Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger (films)
RAM
1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
730 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
35
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5)
gebruikt.
Plaats de cd-rom in het
cd-romstation van de computer.
z Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd
DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2)
in het cd-romstation van de computer.
z Als de cd-rom in een Macintosh-computer
wordt geplaatst, verschijnt een cd-
rompictogram op het bureaublad.
Dubbelklik op het pictogram op de cd-rom
te openen en dubbelklik op
wanneer dit wordt weergegeven.
Installeer de software.
z Voor Windows klikt u op [Easy Installation/
Eenvoudige installatie] en voor Macintosh
klikt u op [Install/Installeren]. Volg daarna
de instructies op het scherm om verder te
gaan met de installatie.
z Als het scherm [User Account Control/
Beheer gebruikersaccount] wordt
weergegeven in Windows, volgt u de
instructies op het scherm om verder te gaan.
Voltooi de installatie.
z Voor Windows klikt u op [Restart/Opnieuw
opstarten] of [Finish/Voltooien] en
verwijdert u de cd-rom wanneer het
bureaublad wordt weergegeven.
z Voor Macintosh klikt u op [Finish/Voltooien]
in het scherm dat wordt weergegeven
wanneer de installatie is voltooid en
verwijdert u de cd-rom wanneer het
bureaublad wordt weergegeven.
De software installeren
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
36
Sluit de camera aan op de computer.
z Schakel de camera uit.
z Open het klepje en steek de kleinste
stekker van de meegeleverde
interfacekabel (p. 2) stevig in de aansluiting
van de camera in de aangegeven richting.
z Steek de grote stekker van de
interfacekabel in de USB-poort van de
computer. Raadpleeg de handleiding van
de computer voor meer informatie over
de USB-poort van de computer.
Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
z Druk op 1 om de camera aan te zetten.
z Voor Windows klikt u op [Downloads
Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-
camera via Canon CameraWindow
downloaden] wanneer dit op het scherm
wordt weergegeven. Wanneer er een
verbinding tot stand is gebracht tussen
de camera en de computer, wordt
CameraWindow weergegeven.
z Voor Macintosh wordt CameraWindow
weergegeven als er een verbinding tot stand
is gebracht tussen de camera en de computer.
Draag beelden over.
z Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred Images/
Niet-overgedragen beelden importeren].
X Beelden worden overgedragen naar de
computer. Beelden worden gesorteerd
op datum en opgeslagen in afzonderlijke
mappen in de map Afbeeldingen.
Beelden overdragen en weergeven
CameraWindow
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
37
z Wanneer de beeldoverdracht is voltooid,
sluit u CameraWindow en drukt u op de
knop 1 om de camera uit te schakelen.
Koppel vervolgens de kabel los.
z Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het bekijken van
beelden op een computer.
• Als CameraWindow niet verschijnt, zelfs nadat u stap 2 voor Windows
hebt uitgevoerd, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/
Alle programma's], gevolgd door [Canon Utilities], [CameraWindow] en
[CameraWindow].
• Als CameraWindow niet verschijnt, zelfs nadat u stap 2 hebt uitgevoerd
voor Macintosh, klikt u op het pictogram CameraWindow in de taakbalk
onder aan het bureaublad.
• Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow
weer te geven.
Klik op op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het
programma te wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op .
• U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de beeldoverdrachtsfunctie
downloaden door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de
computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.
- Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in
horizontale richting gedownload.
- RAW-beelden of JPEG-beelden die tegelijk met RAW-beelden zijn
opgenomen, worden wellicht niet goed gedownload.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het
downloaden naar een computer.
- Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
- GPS-logbestanden (p. 115) worden mogelijk niet correct overgebracht.
- Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet beschikbaar,
zoals het bewerken van films en beeldoverdracht naar de camera.
38
39
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
40
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Zoomknop
Opnamen maken: i (telelens) / j
(groothoek) (p. 26, 52)
Afspelen: k (Vergroten)/g (Index)
(p. 140, 145)
Microfoons (p. 31)
Lens
Programmakeuzewiel
Sluiterknop (p. 25)
Lampje (p. 55, 74, 75, 76, 185, 186)
ON/OFF-knop (p. 20)
GPS-signaalontvanger (p. 111)
Flitser (p. 52, 83)
Ring (p. 123)
Aansluiting statief
Geheugenkaartsleuf/batterijklepje
(p. 18)
Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 198)
Filmmodus
Voor het maken van films
(p. 31, 130).
U kunt een film opnemen door
op de filmknop te drukken,
ook als het programmakeuzewiel
in een andere stand dan de
filmmodus staat (p. 131).
Modus voor speciale
opnamen
U kunt opnamen maken met de optimale
instellingen voor de compositie (p. 62).
P-, Tv-, Av-, M-, C-modus
U kunt instellingen kiezen voor
diverse soorten foto's (p. 82).
Auto-modus
U kunt de camera
instellingen laten
selecteren voor volledig
automatische opnamen
(p. 26,31).
Modus voor creatieve
filters
U kunt diverse effecten toevoegen aan
uw opnamen (p. 65).
Overzicht van de onderdelen
41
• Door aan de controleknop te draaien kunt u verschillende bewerkingen
uitvoeren zoals het selecteren van items of het schakelen tussen beelden.
Op een paar bewerkingen na zijn dezelfde bewerkingen mogelijk met de
knoppen opqr.
• Het lampje brandt of knippert, afhankelijk van de status van de camera.
Riembevestigingspunt (p. 13)
Scherm (LCD-monitor)
(p. 42, 206, 210)
Lampje (zie hieronder)
(Selectieknop voor de ringfunctie)
(p. 123) / Toegewezen functies
oproepen (p. 189) / a (1 beeld
wissen)-knop (p. 30)
Filmknop (p. 31, 129)
Luidspreker
A/V OUT- (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting (p. 36, 166, 194)
HDMI
TM
-aansluiting (p. 195)
n-knop (p. 45)
1 (Afspelen)-knop (p. 29, 139)
b (Belichtingscompensatie) p. 83 /
d (Volgende) (p. 142) / o-knop
e (Macro) (p. 94) / f (Handmatig
scherpstellen) (p. 104) / q-knop
Controleknop (zie hieronder)
m FUNC./SET-knop (p. 44)
h (Flitser) (p. 52, 83, 108) /
r-knop
l (Weergave) (p. 42) / p-knop
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Wanneer aangesloten op een computer (p. 36), scherm uitgeschakeld
Knippert
Tijdens het opstarten van de camera, het opnemen/lezen/verzenden
van beeldgegevens, of als de loggerfunctie is ingeschakeld (p. 115)
Als het lampje groen knippert, mag u de camera niet uitschakelen,
het klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen, of de camera
schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen
of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
42
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop p. Zie p. 206 voor details
over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Afspelen
Schermweergave in omstandigheden met weinig licht
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (nachtschermfunctie).
De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het
daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan
schermruis ontstaan en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat
hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing tijdens afspelen
In de Uitgebreide informatieweergave (zie hierboven) knipperen de
overbelichte gedeelten van het beeld op het scherm.
Schermweergave
Heen en weer schakelen tussen weergaven
[] []
• Wanneer u opnamen maakt, kunt u wijzigen wat er op het scherm
verschijnt bij [Custom Display] (p. 187).
• U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op
de knop p te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die
als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan
[Terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 187).
Focuscontrolewe
ergave (p. 148)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Schermweergave
43
Histogram tijdens afspelen
z De grafiek die verschijnt in de Uitgebreide
informatieweergave (p. 210) wordt
histogram genoemd. Het histogram toont
de distributie van de helderheid van een
beeld in horizontale richting en de sterkte
van de helderheid in verticale richting.
Op deze manier kunt u de belichting
controleren.
z Het histogram kan ook tijdens de opname
worden weergegeven (p. 187,206).
RGB-histogram/GPS-informatieweergave
z Als u op de knop o drukt in Uitgebreide
informatieweergave, kunt u schakelen
tussen het weergeven van het
RGB-histogram en GPS-informatie.
z Het RGB-histogram toont de distributie
van de tinten rood, blauw en groen in een
beeld. De tinten worden horizontaal
weergegeven en de hoeveelheid van elke
tint verticaal. Zo kunt u de kleur van een
beeld beoordelen.
z Als u naar GPS-informatieweergave
overschakelt, kunt u de locatiegegevens
(breedtegraad, lengtegraad, hoogte) en
de opnamedatum controleren die worden
opgenomen op foto's en films (p. 114)
wanneer [GPS] is ingesteld op [Aan].
De weergegeven inhoud, van boven naar
onder, zijn breedtegraad, lengtegraad,
hoogte en UTC (datum/tijd van opname).
Helder
Donke
Hoog
Laag
• Wanneer een signaal niet correct wordt ontvangen van een GPS-
satelliet, wordt [---] weergegeven in plaats van numerieke waarden voor
items als positiegegevens niet compleet zijn.
• UTC staat voor "Coordinated Universal Time" en is ongeveer gelijk aan
Greenwich Mean Time.
44
Met het menu FUNC. kunt u veelgebruikte opnamefuncties instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus
(p. 214 – 217).
Open het menu FUNC.
z Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
z Druk op de knoppen op om een
menu-item te selecteren.
X Onder aan het scherm verschijnen de
beschikbare opties voor het menu-item.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om een optie te
selecteren.
z U kunt ook instellingen selecteren door
op de knop n te drukken bij opties
waarbij wordt weergegeven.
Voltooi de instelling.
z Druk op de knop m.
X Het opnamescherm keert terug en
u ziet de geselecteerde instelling op
het LCD-scherm.
Menu FUNC. – Basishandelingen
Menu-items
Beschikbare opties
45
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen
(1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de
afspeelmodus (p. 218 – 223).
Open het menu.
z Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
z Beweeg de zoomknop of druk op de
knoppen qr om een tabblad te
selecteren.
Kies een item.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een item te
selecteren.
z Bij sommige items moet u op de knop m
of r drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Voltooi de instelling.
z Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
MENU – Basishandelingen
46
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Open het menu.
z Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
z Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [mute] te selecteren
en druk vervolgens op de knoppen qr om
[Aan] te selecteren.
z Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
De geluidsinstellingen wijzigen
Geluiden dempen
• U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop p ingedrukt te
houden terwijl u de camera inschakelt.
• Als u de camerageluiden dempt, wordt het geluid ook gedempt als u films
afspeelt (p. 33). Drukt u op de knop o bij het afspelen van een film,
dan wordt het geluid afgespeeld en kunt u het volume regelen met de
knoppen op.
De geluidsinstellingen wijzigen
47
Open het menu.
z Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
z Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop
7
om [Volume] te selecteren
en druk op
m
.
Pas het volume aan.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een item te selecteren
en druk op de knoppen qr om het volume
aan te passen.
z Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Het volume aanpassen
48
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren aanpassen.
Open het menu.
z Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
z Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [LCD Helderheid]
te selecteren.
Pas de helderheid aan.
z Druk op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
z Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
z Druk langer dan één seconde op de
knop p.
X Het scherm krijgt de maximale helderheid
(de instellingen bij [LCD Helderheid] op het
tabblad 3 worden uitgeschakeld).
z Druk nogmaals langer dan één seconde
op de knop p om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm aanpassen
Via het menu
Via de knop p
• De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de
helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
• Als u de optie [LCD Helderheid] op maximaal hebt ingesteld op het
tabblad 3, kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop p.
49
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
Open het menu.
z Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
z Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [Reset alle] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Herstel de instellingen.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
X De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
De standaardinstellingen van de camera
herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
• De [Datum/Tijd] (p. 21), [Taal ] (p. 23), [Video Systeem] (p. 194),
[Tijdzone] (p. 183) en het beeld geregistreerd bij [opstart scherm] (p. 180)
op het tabblad 3.
• De vastgelegde gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 84).
• De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 70) of Kleur Wissel (p. 71).
• De opnamemodus die is geselecteerd bij K (p. 62) of (p. 65).
• De filmmodus (p. 130).
• Instelling in modus (p. 40).
50
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is
gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog
niet is ingetrokken en u de ontspanknop half indrukt (p. 25), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De camera wordt uitgeschakeld nadat deze ongeveer 5 minuten lang niet
is gebruikt.
U kunt kijken hoe laat het is.
z Houd de knop m ingedrukt.
X De huidige tijd verschijnt.
z Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om de weergavekleur
te wijzigen.
z Druk nogmaals op m om de
klokweergave te annuleren.
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
• U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 182).
• U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 183).
Klokfunctie
Wanneer de camera uit is, drukt u op de knop m en houd u deze
ingedrukt; druk vervolgens op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
51
Veelgebruikte functies
voor opnamen
In dit hoofdstuk wordt het gebruik van veelgebruikte functies uitgelegd,
zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus A. Wanneer u opnamen maakt in een andere modus controleert
u welke functies beschikbaar zijn in die modus (p. 212 – 221).
3
52
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
z Druk op de knoppen qr of draai de
instelknop 7 om ! te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Als de flitser is uitgeklapt, wordt deze
automatisch weer ingeklapt.
X Na de instelling verschijnt ! op het
scherm.
z Om de flitser weer aan te zetten volgt
u de bovenstaande stappen om
te selecteren.
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot maximaal 20x (bij benadering)
en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de
optische zoom.
Duw de zoomknop naar i.
z Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
X Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert.
De flitser uitschakelen
Wat als er een knipperende verschijnt?
Als u de ontspanknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar
onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, verschijnt een knipperende op het
scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen.
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Opnemen met vooraf ingestelde brandpuntafstanden (trapsgewijs zoomen)
53
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
U kunt opnemen met vooraf ingestelde brandpuntafstanden van 24 mm,
28 mm, 35mm, 50mm, 85mm of 100 mm of 120 mm (equivalent aan 35 mm).
Deze functie is handig als u op een bepaalde brandpuntsafstand wilt opnemen.
Kies een brandpuntafstand.
z Draai de ring y.
z Draai de y-ring linksom totdat u een
klikgeluid hoort en de brandpuntafstand
wordt gewijzigd van 24 mm in 28 mm.
Als u de y-ring verder draait, wordt de
brandpuntafstand bij elke klik ingesteld op
35 mm, 50 mm, 85 mm, 100 mm en 120 mm.
Zoomfactor
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom]
te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit].
• Als u de optische zoom in combinatie met de digitale zoom gebruikt, zijn
de brandpuntafstanden als volgt (alle brandpuntafstanden zijn equivalent
aan 35-mm film):
24 – 480 mm (24 – 120 mm wanneer u alleen de optische zoom gebruikt)
•
De beelden kunnen grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw weergegeven),
afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 58) en de gebruikte zoomfactor.
• Bij andere aspectratio's (p. 57) dan , en in of (p. 91), is de
digitale zoom vast ingesteld op [Uit].
Opnemen met vooraf ingestelde
brandpuntafstanden (trapsgewijs zoomen)
Bij het gebruik van de digitale zoom (p. 52) heeft het naar links draaien aan
de ring y geen invloed op de zoomfactor. Als u de ring rechtsom draait,
wordt de brandpuntafstand echter ingesteld op 120 mm.
54
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 20).
Open het menu.
z Druk op de knop n.
Selecteer [Datum stempel].
z Beweeg de zoomknop om het tabblad 4
te selecteren.
z Druk op de knoppen op of draai de
instelknop 7 om [Datum stempel] te
selecteren.
Selecteer de instelling.
z Druk op de knoppen qr om [Datum] of
[Datum & Tijd] te selecteren.
z Druk op n om de instelling te voltooien
en terug te keren naar het opnamescherm.
X Na de instelling verschijnt [DATUM] op het
scherm.
Maak de opname.
X De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
z Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] bij stap 3.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en
afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter
doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en
tijd tweemaal worden afgedrukt.
• Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 173) om af te drukken.
• Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
• Gebruik de printerfuncties om af te drukken (p. 166).
55
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de ontspanknop is ingedrukt.
Kies .
z Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer ].
z Druk op de knoppen qr of draai de
instelknop 7 om ] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Na het instellen verschijnt ] op het
scherm.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
X Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner.
X Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en
het geluid (het lampje blijft branden terwijl
er wordt geflitst).
z Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de
knop n.
z Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 2.
De zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner gebruiken
56
De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de
ontspanknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
Selecteer [.
z Volg stap 2 op p. 55 om [ te selecteren.
X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
[ op het scherm.
z Voer stap 3 op p. 55 uit om de opname te
maken.
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
z Volg stap 2 op p. 55 om $ te selecteren.
Selecteer de instellingen.
z Druk op de knop n.
z Draai de ring y om de vertraging in
te stellen.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
instelknop 7 om het aantal opnamen in
te stellen.
z Druk op de knop m.
X Na het instellen verschijnt $ op het scherm.
z Voer stap 3 op p. 55 uit om de opname te
maken.
Camerabeweging vermijden met de
zelfontspanner
De zelfontspanner aanpassen
De verhouding wijzigen
57
U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen.
Selecteer .
z Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
instelknop 7 om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Zodra de optie is ingesteld, wordt de
verhouding van het scherm gewijzigd.
z Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2.
• Als er twee of meer opnamen zijn ingesteld, worden de instellingen voor
belichting en witbalans bij de eerste opname gemaakt. Als de flitser wordt
geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de
tussenpozen tussen de opnamen langer worden. De opname stopt
automatisch wanneer de geheugenkaart vol is.
• Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het
lampje en het zelfontspannergeluid twee seconden voordat de sluiter
wordt ontgrendeld (het lampje blijft branden indien er wordt geflitst).
De verhouding wijzigen
Dezelfde verhouding als hdtv's voor de weergave op breedbeeld hdtv's.
Dezelfde verhouding als 35-mm film voor het afdrukken van afbeeldingen op
130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Dezelfde verhouding als het scherm van deze camera voor het afdrukken van
afbeeldingen op 90 x 130 mm tot diverse A-papierformaten.
Een vierkante verhouding.
Een verhouding die veel wordt gebruikt voor portretten.
• De aspectratio voor beelden van het type en (p. 91)
is vastgezet op .
• De digitale zoom (p. 52) en digitale telelens (p. 95) zijn alleen beschikbaar
in de verhouding omdat [Digitale Zoom] is vastgesteld op [Uit] in alle
andere verhoudingen.
• U kunt de camera ook zo instellen dat u door te draaien aan de y-ring de
verhouding (p. 123) wijzigt.
58
U kunt kiezen uit 4 instellingen voor de resolutie.
Selecteer de resolutie-instelling.
z Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
instelknop
7
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
z Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 1 – 2.
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de
compressieverhouding.
z Druk op de knop m, druk op de knoppen
op om te selecteren en druk
nogmaals op de knop n.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
instelknop
7
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
z Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 1 – 2.
De resolutie aanpassen (beeldgrootte)
De digitale zoom (p. 52) kan alleen worden gebruikt bij een aspectratio van .
Compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit)
Compressieverhouding wijzigen (beeldkwaliteit)
59
Waarden voor resolutie en compressieverhouding
(voor aspectratio's van 4:3)
• De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
• De waarden in de tabel zijn gebaseerd op een verhouding van 4:3. Als u de verhouding
wijzigt (p. 57), kunnen er meer opnamen worden gemaakt omdat de gegevensgrootte
per opname kleiner is dan bij opnamen van 4:3. Aangezien voor 16:9 -beelden een
instelling van 1920 x 1080 pixels wordt gebruikt, is de gegevensgrootte groter dan die
van 4:3-beelden.
Geschatte waarden voor het papierformaat
(voor aspectratio's van 4:3)
z Voor het verzenden van foto's als
e-mailbijlage.
Resolutie
Compressiev
erhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschat aantal kB)
Aantal opnamen per
geheugenkaart (bij
benadering)
4GB 16 GB
(Hoog) 3.084 1231 5042
12M/4000x3000 1.474 2514 10295
(Normaal 1) 1.620 2320 9503
6M/2816x2112 780 4641 19007
(Normaal 2) 558 6352 26010
2M/1600x1200 278 12069 49420
(Laag) 150 20116 82367
0.3M/640x480 84 30174 123550
A2 (420 x 594 mm)
A3 – A5 (297 x 420 –
148 x 210 mm)
130 x 180 mm
Briefkaartformaat
90 x 130 mm
60
Wanneer u opnamen maakt van composities die met kwiklampjes zijn belicht,
zoals nachtopnamen, kunnen het onderwerp en de achtergrond in het
opgenomen beeld een groene tint hebben. U kunt de groene tint automatisch
corrigeren wanneer u de opnamen maakt (witbalans meerdere gebieden).
Open het menu.
z Druk op de knop n.
Kies [Hg lampcorr.].
z Beweeg de zoomknop om het tabblad 4
te selecteren.
z Druk op de knoppen op of draai de
instelknop 7 om [Hg lampcorr.]
te selecteren.
Voltooi de instelling.
z Druk op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
z Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
X Na de instelling wordt weergegeven
op het scherm.
z Als u deze functie wilt uitschakelen,
volgt u bovenstaande stappen om [Uit]
te selecteren.
De groentint van kwiklampjes corrigeren
• Nadat u opnamen hebt gemaakt van composities die met kwiklampjes
zijn belicht, moet u [Hg lampcorr.] op [Uit] instellen. Als u deze optie op
[Aan] laat staan, kunnen voorkomende groene kleuren (die niet het
effect zijn van een kwiklampje) per ongeluk worden gecorrigeerd.
• Films kunnen niet worden aangepast.
• Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
61
Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u effecten toevoegt en opnamen
maakt in diverse omstandigheden.
4
62
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de modus K.
z Stel het programmakeuzewiel in op K.
Selecteer een opnamemodus.
z Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om een opnamemodus te
selecteren. Druk daarna op de knop m.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
z Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
J Landschapsopnamen maken
(Landschap)
z Hiermee kunt u majestueuze opnamen
van landschappen maken, met een echt
gevoel van diepte.
Speciale opnamen maken
Speciale opnamen maken
63
V Foto's maken van kinderen of
dieren (Kinderen & dieren)
z Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
z Loop ongeveer 1 meter of meer weg van
uw onderwerp en maak de opname.
Opnamen bij nacht zonder statief
maken (Nachtscene handmatig)
z Hiermee kunt u mooie foto's maken van
nachtelijke stadsgezichten door het
combineren van verschillende continu-
opnamen om camerabewegingen en ruis
te verminderen.
z Als u een statief gebruikt, kiest u de
modus A (p. 26).
w Aan het strand (Strand)
z Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
S Onderwateropnamen maken
(Onderwater)
z In combinatie met een waterdichte behuizing
(afzonderlijk verkrijgbaar) maakt u in deze
modus foto's met natuurlijke kleuren van
onderwaterleven en -landschappen (p. 230).
OFoto's maken van flora (Flora)
z Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
Speciale opnamen maken
64
P In de sneeuw (Sneeuw)
z Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
z Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
• In de modus houdt u de camera stevig vast tijdens de opnamen,
waarbij er meerdere beelden na elkaar worden vastgelegd.
• In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel
daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief
(p. 188).
• In de modus V, S of kunnen de opnamen grof lijken omdat de
ISO-waarde (p. 87) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden
te passen.
• Als de camerabeweging te sterk is tijdens opnamen in de modus ,
kunnen de beelden wellicht niet worden gecombineerd of krijgt u wellicht
niet de verwachte resultaten, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
65
U kunt diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
Selecteer de modus .
z Stel het programmakeuzewiel in op .
Kies een opnamemodus.
z Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om een opnamemodus te
selecteren. Druk daarna op de knop m.
Maak de opname.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
z Hiermee maakt u foto's in levendige,
intense kleuren.
Foto's maken met postereffect
(Poster-effect)
z Hiermee maakt u foto's die lijken op oude
posters of illustraties.
Effecten toevoegen aan de opname
(Creatieve filters)
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen
in de modi , , , en kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
66
De camera maakt drie achtereenvolgende opnamen met verschillende
helderheidsinstellingen, waarna de delen met de beste helderheid worden
geselecteerd en tot één beeld worden gecombineerd. Hiermee vermindert
u fellere belichting van de lichtere delen en verlies van details in
schaduwgebieden die vaak voorkomen bij opnamen met veel contrast.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 65 uit om
te selecteren.
Zet de camera vast.
z Bevestig de camera op een statief zodat
de camera niet kan bewegen, waardoor
het beeld onscherp kan worden.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop helemaal in.
De camera maakt drie opnamen en
combineert deze.
Kleureffecten toevoegen
Selecteer een kleureffect.
z Voer stap 1 – 2 op p. 65 uit om
te selecteren.
z Nadat u op de knop p hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen qr of draait
u de controleknop 7 om een kleureffect te
selecteren. Druk nogmaals op de knop m.
Opnamen maken met veel contrast
(High Dynamic Range)
Stel [IS modus] in op [Uit] (p. 188) als u opnamen maakt in deze modus.
• Het onderwerp wordt wazig als dit beweegt.
• Aangezien de beelden na de opname worden gecombineerd, moet
u mogelijk even wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
67
Kleureffecten
Met dit effect lijkt uw opname op een oude foto met verbleekte kleuren en een
onzuiver beeld. U kunt kiezen uit vijf effectniveaus.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 65 uit om
te selecteren.
Selecteer het effectniveau.
z Draai de y-ring om het effectniveau
te selecteren.
X U kunt het effect op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Effect uit —
Sepia Hiermee maakt u sepiakleurige foto's.
Zwart/wit Hiermee maakt u zwart-witfoto's.
Extra levendig Hiermee maakt u foto's met levendige, intense kleuren.
Poster-effect Hiermee maakt u foto's die lijken op oude posters of illustraties.
Opnamen maken met verbleekte kleuren
(Nostalgisch)
• Digitale zoom (p. 52), datumstempel (p. 54) en rode-ogencorrectie
(p. 109) zijn niet beschikbaar.
• Het opnamescherm laat wel de verbleekte kleuren zien, maar niet
het onzuivere effect. U kunt dit effect later controleren in de
beeldweergave (p. 29).
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
68
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 65 uit om
te selecteren.
Kies een effectniveau.
z Draai de y-ring om het effectniveau te
selecteren.
X U kunt het effect op het scherm controleren.
Maak de opname.
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 65 uit om
te selecteren.
X Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
z Druk op de knop p.
z Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en druk op de
knoppen op of draai de controleknop 7
om de kaderpositie te wijzigen. Druk
vervolgens op de knop m.
Maak de opname.
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
69
Met dit effect worden de hoeken van het beeld donkerder en vager gemaakt
en wordt de algehele kleur aangepast zodat het lijkt alsof het beeld is
gemaakt met een speelgoedcamera.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 65 uit om
te selecteren.
Selecteer een tint.
z Draai de y-ring om een kleurtoon te
selecteren.
X U kunt de kleurtoon op het scherm
controleren.
Maak de opname.
• Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale
richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen
wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken of de controleknop
7 te draaien. Druk op de knoppen op om de richting van het kader
weer horizontaal te zetten.
• Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
• Zorg ervoor dat u (afspeelsnelheid) instelt voordat u een film met
miniatuureffect maakt (p. 132).
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Standaard Het lijkt net of beelden zijn gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm Geeft beelden een warmere tint dan [Standaard].
Koel Geeft beelden een koelere tint dan [Standaard].
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
70
U kunt opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 65 uit om
te selecteren.
Selecteer een tint.
z Draai de y-ring om een kleurtoon te
selecteren.
X U kunt de kleurtoon op het scherm
controleren.
Maak de opname.
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
z Voer stap 1 – 2 op p. 65 uit om T te
selecteren.
Druk op de knop p.
X Het ongewijzigde beeld en het beeld
met Kleur Accent worden afwisselend
weergegeven.
X De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Opnamen maken in monochroom
Zwart/wit Hiermee maakt u zwart-witfoto's.
Sepia Hiermee maakt u sepiakleurige foto's.
Blauw Hiermee kunt u zwart-witbeelden maken.
Opnamen maken met Kleur Accent
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
71
Geef de kleur op.
z Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
z Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
z Druk op m om de instelling te voltooien en
terug te keren naar het opnamescherm.
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
z Voer stap 1 – 2 op p. 65 uit om Y te
selecteren.
Druk op de knop p.
X Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
X Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Opgenomen kleur
•
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren.
•
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins grof worden of
kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Opnamen maken met Kleur Wissel
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
72
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
z Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
z Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op dat
u wilt wisselen.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om het te wisselen
kleurengamma aan te passen.
z Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
z Druk op m om de instelling te voltooien en
terug te keren naar het opnamescherm.
• Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
• Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins grof worden
of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
73
U kunt een korte film van een dag maken door foto's te maken.
Elke keer dat u een foto maakt, wordt de compositie net voordat u de opname
maakt, opgenomen als een films. Alle films die op die dag worden
opgenomen, worden opgeslagen als één bestand.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 62 uit om te
selecteren.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
X Een film van 2 – 4 seconden wordt gemaakt
net voordat de foto wordt gemaakt.
Automatisch korte films maken
(Filmsynopsis)
Wat als er geen film wordt opgenomen?
Als u een foto maakt net nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus
hebt geselecteerd of de camera op andere wijze bedient, wordt de film mogelijk
niet opgenomen.
Films weergeven die zijn gemaakt met filmsynopsis
U kunt films die zijn gemaakt in de modus selecteren op datum om weer te
geven (p. 141).
• Aangezien u ook films maakt wanneer u foto's maakt, raakt de batterij
sneller leeg dan in de modus A.
• De beeldkwaliteit wordt vastgezet op voor films die worden gemaakt
in de modus .
• In de volgende gevallen wordt films opgeslagen als aparte bestanden
zelfs als ze op dezelfde dag zijn gemaakt met de modus .
- Als het clipbestand 4 GB groot is of er ongeveer 1 uur lang is opgenomen
- Als de film beveiligd is (p. 150)
- Als de tijdzone is gewijzigd (p. 183)
- Als een nieuwe map wordt gemaakt (p. 182)
• Als u de camera bedient terwijl er een film wordt opgenomen, worden de
geluiden van de camera opgenomen in de film.
• De camera speelt geen geluid af, zoals wanneer u de sluiterknop half
indrukt, als u de bedieningselementen of de zelftimer gebruikt (p. 178).
74
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de ontspanknop drukt.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 62 uit om te
selecteren en druk op p.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
z Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
z Druk op de knop q om de lachdetectie te
pauzeren. Druk nogmaals op de knop q
om de lachdetectie te hervatten.
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter)
Een glimlach detecteren en opnemen
Wat als een glimlach niet wordt gedetecteerd?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht
en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op de knoppen op.
• Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
• U kunt ook foto's maken door gewoon de ontspanknop in te drukken.
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
75
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop volledig in.
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog
wordt gedetecteerd.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 62 uit om te
selecteren en druk op p.
z Druk op de knoppen qr of draai
de controleknop 7 om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
z Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die zal
knipogen.
Druk de ontspanknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
X Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
X De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee
seconden nadat een knipoog is gedetecteerd
van de persoon binnen het kader.
z Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de
knop n.
De knipoogdetectie gebruiken
Wat als een knipoog niet wordt gedetecteerd?
• Knipoog langzaam.
• Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of
een hoed, of als diegene een bril draagt.
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
76
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw
gezicht wordt gedetecteerd (p. 96). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto
te maken waar de fotograaf zelf ook op staat.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 62 uit om te
selecteren en druk op p.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de compositie en druk de
ontspanknop half in.
z Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en of de
andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de ontspanknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
X Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op de knoppen op.
• Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook gedetecteerd als een
knipoog.
• Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer
15 seconden ontgrendeld.
• Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de
ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat
een persoon in de compositie komt en knipoogt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
77
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
X Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid van de zelfontspanner versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en ongeveer twee seconden later
wordt de sluiter ontgrendeld.
z Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de
knop n.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op de knoppen op.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
78
Met de sluiterknop ingedrukt kunt u maximaal 8 continu-opnamen maken bij
een maximale snelheid van ongeveer 9,6 afbeeldingen per seconde.
HQ staat voor High Quality.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 62 uit om
te selecteren.
Maak de opname.
X Zo lang u de ontspanknop ingedrukt
houdt, maakt de camera doorlopend foto's.
z Laat de sluiterknop los om het opnemen te
stoppen, of het opnemen stopt automatisch
wanneer het maximale aantal afbeeldingen
is gemaakt. [Bezig...] verschijnt op het
scherm en de afbeeldingen worden
weergegeven in de volgorde waarin ze
zijn genomen.
Aangezien elke set met doorlopende beelden één groep wordt, wordt alleen
het eerste beeld weergegeven dat is opgenomen in de groep. Om aan te
geven dat het beeld onderdeel is van een groep, wordt weergegeven
in de linkerbovenhoek van het scherm.
Snel na elkaar continu-opnamen maken
(Snel na elkaar HQ)
• De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname.
• Tijdens het opnemen wordt niets weergegeven op het opnamescherm.
• Nadat het continu-opnamen maken is beëindigd kan er enige tijd nodig
zijn voordat u de volgende opname kunt maken.
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen en
de zoompositie kan de opnamesnelheid afnemen.
Beelden weergeven tijdens het afspelen
Als u een gegroepeerd beeld wist (p. 154), worden alle beelden in de groep
ook gewist. Let dus goed op bij deze bewerking.
Snel na elkaar continu-opnamen maken (Snel na elkaar HQ)
79
• U kunt beelden individueel afspelen (p. 146) en de groepering annuleren
(p. 147).
• Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (p. 150), worden alle beelden in de
groep beveiligd.
• Als u gegroepeerde beelden afspeelt met gefilterd afspelen (p. 142) of
Smart Shuffle (p. 149), wordt groeperen tijdelijk geannuleerd en worden
beelden individueel afgespeeld.
• Gegroepeerde afbeeldingen kunnen niet worden gelabeld als favorieten
(p. 156), niet worden bewerkt (p. 159 – 164), ingedeeld (p. 157),
afgedrukt (p. 166) en er kunnen ook geen afdrukinstellingen op worden
toegepast (p. 174). Speel gegroepeerde beelden individueel af (p. 146)
of annuleer de groepering (p. 147) voordat u de bovenstaande
bewerkingen probeert.
80
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die
u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen
tot één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
z Voer stap 1 en 2 op p. 62 uit om x of v te
selecteren.
Maak de eerste opname.
X De belichting en witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de volgende opnamen.
z Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
z Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
z U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier.
Voltooi de opname.
z Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen op een
computer.
z Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Opnamen maken met Stitch Hulp
• Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 195).
• Als u AF lock wilt gebruiken, wijst u % toe aan de knop (p. 189).
81
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op de modus G.
• G staat voor "programma automatische belichting".
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (p. 212 – 221).
5
82
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan
uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Het scherpstelbereik is ongeveer 5 cm – oneindig bij maximale
groothoekinstelling (j), en ongeveer 30 cm – oneindig bij maximale
telelens-instelling (i).
Selecteer de modus G.
z Stel het programmakeuzewiel in op G.
Pas de instellingen naar wens aan
(p. 83 – 117).
Maak de opname.
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de ontspanknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
• De flitser inschakelen (p. 83)
• Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 87)
83
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van -3 tot +3.
Selecteer de
belichtingscompensatiemodus.
z Druk op de knop o.
Pas de helderheid aan.
z Kijk naar het scherm en draai de knop 7
om de helderheid in te stellen.
X De belichtingscompensatie verschijnt op
het scherm.
U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.
Het effectieve flitsbereik is circa 50 cm – 7,0 m met een maximale
groothoekinstelling (j), en circa 50 cm – 2,3 m met een maximale telelens-
instelling (i).
Selecteer h.
z Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr of draai de instelknop
7 om h te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
X Als de flitser is ingeklapt, wordt deze
automatisch uitgeklapt.
X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
h op het scherm.
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)
U kunt de camera ook zo instellen dat u door te draaien aan de y-ring de
belichtingscompensatie (p. 123) wijzigt.
De flitser inschakelen
84
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
z Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop
7
om een optie te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld
voor de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schemering of de
schaduw.
Lamplicht
Voor opnamen bij lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht
dat bestaat uit 3 golflengten.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht
dat bestaat uit 3 golflengten.
TL licht H
Voor opnamen bij daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat
uit 3 golflengten.
Flitser Voor het maken van opnamen met de flitser.
Onderwater
Stelt de optimale witbalans in en maakt blauwe kleuren
zwakker, voor het maken van foto's met natuurlijke kleuren
onder water.
Custom Voor het handmatig instellen van een aangepaste witbalans.
h
S
De witbalans aanpassen
85
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg
dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op
de opnamelocatie.
z Kies in stap 2 op p. 84.
z Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop .
X De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
Aangepaste witbalans
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
De witbalans aanpassen
86
U kunt de witbalans aanpassen. Deze aanpassing heeft hetzelfde effect als
wanneer u een in de winkel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of
kleurcompensatiefilter gebruikt.
Corrigeer de witbalans.
z Selecteer in stap 1 op p. 84 en draai de
ring y om het correctieniveau voor B en A
aan te passen.
X verschijnt op het scherm.
z Druk op de knop n voor meer
specifieke aanpassingen.
X Het instelscherm verschijnt.
z Draai de ring y of de knop 7, of druk op
de knoppen opqr om het
correctieniveau aan te passen.
z Druk op de knop om het
correctieniveau te resetten.
z Druk op de knop n om de instelling te
voltooien.
De witbalans corrigeren
• B staat voor blauw, A voor amber, M voor magenta en G voor groen.
• De aanpassingen die u maakt in het correctieniveau, blijven behouden,
ook als u daarna de witbalansinstelling in stap 1 op p. 84 wijzigt.
De aanpassingen worden wel gereset als de gegevens voor een
aangepaste witbalans worden vastgelegd.
• U kunt het scherm voor het aanpassen van B en A ook weergeven door
aan de ring y (p. 123) te draaien.
• Eén niveau van de blauw/amber-correctie staat gelijk aan zeven mireds
van een kleurtemperatuurconversiefilter. (Mired: meeteenheid die de
densiteit van een kleurtemperatuurconversiefilter aangeeft.)
87
Selecteer de ISO-waarde.
z Draai de ring y om de ISO-waarde te
selecteren.
X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op
het scherm.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en -omstandigheden.
Laag
Hoog
Voor opnamen buitenshuis bij mooie
weersomstandigheden.
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.
Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De ISO-waarde wijzigen
• Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
• Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
• Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
• U kunt ook de ISO-waarde instellen door op de knop m te drukken en
te selecteren. Druk op de knoppen qr of draai de knop 7 om een
optie te selecteren en druk vervolgens nogmaals op de knop m. Druk op
in het instellingenscherm om in te stellen.
De ISO-waarde wijzigen
88
U kunt een maximale ISO-waarde instellen van tot voor .
Selecteer [ISO autom. inst.].
z
Druk op de knop
n
om
[ISO autom. inst.] te selecteren op het
tabblad
4
. Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer de maximale
ISO-waarde.
z Druk op de knoppen op of draai de knop
7 om [Max ISO-waarde] te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om een instelling te selecteren.
U kunt kiezen tussen de wijzigingssnelheden [Snel], [Standaard] of
[Langzaam] voor .
Selecteer de wijzigingssnelheid.
z Voer stap 1 – 2 hierboven uit om
[Snelheid inst.] te selecteren.
z Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
De maximale ISO-waarde wijzigen voor
U kunt de ISO-waarde ook instellen door op de knop n te drukken en
[ISO autom. inst.] te kiezen op het tabblad 4.
De snelheid instellen voor
89
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van
opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid.
DR (Dynamic Range)-correctie wordt gebruikt om fellere belichting van de
lichtere delen te onderdrukken. Schaduwcorrectie wordt gebruikt om
schaduwdetails te benadrukken.
U kunt een van de volgende DR-correctiemethoden selecteren: ,
en .
Selecteer .
z Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een instelling.
z Druk op de knoppen qr of draai de knop
7 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
X Na de instelling verschijnt @ op het
scherm.
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
• U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 163).
• U kunt de camera ook zo instellen dat u door te draaien aan de y-ring de
instellingen voor DR-correctie of schaduwcorrectie (p. 123) wijzigt.
• Niet beschikbaar in de modus of .
DR-correctie (Dynamic Range-correctie)
• Met en gaat de ISO-waarde terug naar , zelfs als u een
waarde hoger dan hebt ingesteld.
• Met gaat de ISO-waarde terug naar , zelfs als u een waarde
hoger dan hebt ingesteld.
• Met gaat de ISO-waarde terug naar , zelfs als u een waarde
hoger dan hebt ingesteld.
Het niveau van ruisreductie wijzigen (Hoog ISO nummer)
90
Selecteer .
z Volg stap 1 op p. 89 om te selecteren
en druk op de knop n.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Na de instelling verschijnt @ op het
scherm.
U kunt uit 3 niveaus van ruisreductie kiezen: [Standaard], [Hoog], [Laag].
De functie is met name effectief bij het maken van opnamen met hoge
ISO-waarden.
Kies een niveau van ruisreductie.
z Druk op de knop n om [Hoog ISO nr.]
te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop qr om
een optie te kiezen.
Schaduwcorrectie
Het niveau van ruisreductie wijzigen
(Hoog ISO nummer)
• Hoog ISO nummer-instellingen worden niet toegepast op films.
• Niet beschikbaar in of .
91
Een RAW-beeld bestaat uit onbewerkte gegevens die zijn opgenomen met zo
goed als geen verlies aan beeldkwaliteit door beeldverwerking in de camera.
U kunt de meegeleverde software gebruiken om het beeld desgewenst aan
te passen met minimaal verlies aan beeldkwaliteit.
Selecteer .
z Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
z
Druk op de knoppen
qr
of draai de
instelknop
7
om of te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
RAW-beelden opnemen
Hiermee neemt u een JPEG-beeld op. Als u JPEG-beelden opneemt, worden de
beelden in de camera verwerkt voor een optimale beeldkwaliteit en gecomprimeerd.
Dit compressieproces is echter onomkeerbaar, waardoor u na de compressie de
onbewerkte gegevens niet meer kunt terughalen. Bovendien leidt de
beeldverwerking mogelijk tot kwaliteitsverlies.
Hiermee neemt u een RAW-beeld op. Een RAW-beeld bestaat uit onbewerkte
gegevens die zijn opgenomen met zo goed als geen verlies aan beeldkwaliteit door
beeldverwerking in de camera. Deze gegevens kunnen niet als zodanig worden
bekeken of afgedrukt op een computer. De beeldgegevens moeten eerst met
behulp van de meegeleverde software (Digital Photo Professional) worden
omgezet naar een JPEG- of TIFF-bestand. Tijdens het converteren van de
beeldgegevens kunt u het beeld aanpassen met minimaal kwaliteitsverlies.
De resolutie wordt vastgesteld op 4000 x 3000 en de gegevensgrootte van één
opname wordt ongeveer 17.076 kB.
Bij elke opname worden er twee beelden vastgelegd: een RAW-beeld en een
JPEG-beeld.
Doordat er een JPEG-beeld is opgenomen, kunt u het beeld afdrukken of bekijken
op een computer zonder dat u de meegeleverde software hoeft te gebruiken.
Gebruik de bijgeleverde software bij het overzetten van zowel de RAW- als de
JPEG-beelden die op hetzelfde moment op een computer zijn gemaakt (p. 35).
Hoe kunt u opnamen wissen die zijn gemaakt met ?
Als u op de knop a drukt (p. 30) terwijl u een -beeld bekijkt, kunt u
[Wissen ], [Wissen JPEG] of [Wissen +JPEG] kiezen.
• Digitale zoom (p. 52) en datumstempel (p. 54) zijn niet beschikbaar
bij opnamen in of .
• De bestandsextensie voor JPEG-beelden is ".JPG", en de extensie voor
RAW-beelden is ".CR2".
92
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's.
Selecteer een transportmodus.
z Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai de knop
7 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op
het scherm.
Maak de opname.
X Zo lang u de ontspanknop ingedrukt
houdt, maakt de camera doorlopend foto's.
* In de modi t (p. 64), AF lock (p. 101) of handmatig scherpstellen (p. 104), verandert in .
Continu-opnamen maken
Modus
Maximale
snelheid
(beeld/sec. bij
benadering)
Beschrijving
Continu 2,3
De camera maakt continu opnamen met de
ingestelde scherpstelling en belichting wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Continue
Opname AF
0,8
De camera maakt continu opnamen en wordt
scherpgesteld.
[AF Frame] is ingesteld op [Centrum].
Continue
Opname LV*
0,8
De camera maakt continu opnamen waarbij de
scherpstelling is vastgezet in de stand die bij
handmatige scherpstelling is ingesteld. In de
modus t wordt de scherpstelling bij de eerste
opname vergrendeld.
• Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 55).
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en de
zoompositie kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van
opnamen of daalt de opnamesnelheid.
• Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
• Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
W
93
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto bijvoorbeeld wijzigen in
sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
z Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai de knop
7
om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors)
My Colors uit —
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Hiermee maakt u een beeld sepiakleurig.
Zwart/wit Hiermee maakt u beelden in zwart-wit.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 94).
• U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 84).
• In en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden gewijzigd.
Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de
huidskleur.
• Niet beschikbaar in of .
Close-ups maken (Macro)
94
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op
5 verschillende niveaus.
z Volg stap 2 op p. 93 om te selecteren
en druk op de knop n.
z Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr of draai de instelknop 7
om een waarde te selecteren.
z Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of donkerder
(huidtint) het effect wordt, en hoe meer
deze waarde naar links ligt, hoe zwakker of
lichter (huidtint) het effect wordt.
z Druk op de knop n om de instelling te
voltooien.
Als u de camera instelt op e, wordt er alleen scherpgesteld op onderwerpen
die dichtbij zijn. Het focusbereik is ongeveer 3 – 50 cm vanaf het uiteinde van
de lens bij een maximale groothoekinstelling (j).
Selecteer e.
z Druk eerst op de knop q en druk daarna
op de knoppen qr of draai de instelknop
7 om e te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X Na de instelling verschijnt e op het scherm.
Aangepaste kleur
Close-ups maken (Macro)
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met de
zelfontspanner, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld
onscherp wordt (p. 55).
95
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met 1,5x of 2,0x.
Hierdoor wordt een hoger sluitertijd mogelijk en is er minder kans op
cameratrillingen dan de zoom (inclusief digitale zoom) die alleen wordt
gebruikt met dezelfde zoomfactor.
Selecteer [Digitale Zoom].
z Druk op de knop n om [Digitale
Zoom] te kiezen op het tabblad 4 .
Druk daarna op de knoppen qr om
een optie te selecteren.
X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Digitale Tele-converter gebruiken
• De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x]
zijn 36 – 180 mm en 48 – 240 mm (in equivalent van 35mm-film).
• De beelden kunnen grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie
(p. 58) van of en de gebruikte zoomfactor.
• U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
(p. 52) gebruiken.
• De Digitale Tele-converter kan alleen worden gebruikt bij een aspectratio
van .
• De sluitertijd kan gelijk zijn bij de maximale telelens i, en wanneer is
ingezoomd op het onderwerp met step 2 op p. 53.
96
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van
de opname.
Selecteer .
z Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai de knop
7 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op
het scherm.
• Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
• Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
• Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
• Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
De modus AF-kader wijzigen
Gezichts-AiAf
• Als er geen gezicht wordt herkend of er alleen grijze kaders (geen wit
kader) worden weergegeven, verschijnen er maximaal 9 groene kaders
in de gebieden waar de camera op scherpstelt wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
• Als er geen gezicht wordt gedetecteerd wanneer [Servo AF] (p. 101) is
ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden van het scherm
als u de ontspanknop half indrukt.
• Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
- onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
- onderwerpen die donker of licht zijn;
- gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
• De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
• Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
De modus AF-kader wijzigen
97
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen,
en vervolgens de opname maken (p. 98).
Er wordt één AF-kader gebruikt. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen
op een bepaald punt. In [FlexiZone] kunt u de positie en grootte van het
AF-kader wijzigen (p. 99).
De compositie van de opname wijzigen met de
focusvergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de
ontspanknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de
opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
z Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld, en druk
de ontspanknop half in.
z Controleer of het AF-kader op het
onderwerp groen is.
Maak een nieuwe compositie.
z Druk de ontspanknop half in en beweeg de
camera om een nieuwe compositie te
maken voor de opname.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop helemaal in.
AF Tracking
FlexiZone/Centrum
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt,
wordt het AF-kader geel en verschijnt .
98
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen,
en vervolgens de opname maken.
Selecteer .
z Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X verschijnt in het midden van het scherm.
Selecteer het onderwerp waarop
u wilt scherpstellen.
z Richt de camera met op het onderwerp
waarop u wilt scherpstellen en druk op de
knop q.
X De camera geeft een pieptoon en
verschijnt wanneer het onderwerp wordt
gedetecteerd. De camera blijft het
onderwerp binnen een bepaald bereik
volgen, zelfs als het onderwerp beweegt.
X Als de camera het onderwerp niet
detecteert, verschijnt op het scherm
z Druk nogmaals op de knop q als u het
volgen wilt annuleren.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop half in. verandert
in een blauw dat het onderwerp volgt
terwijl de scherpstelling en de belichting
worden aangepast (Servo AF) (p. 101).
z Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
X Zelfs nadat de opnamen zijn gemaakt,
verschijnt en blijft de camera het
onderwerp volgen.
Het onderwerp kiezen waarop u wilt
scherpstellen (AF Tracking)
Positie en grootte van het AF-kader wijzigen
99
Als het AF-kader is ingesteld op [FlexiZone] (p. 97), kunt u de positie en
grootte van het AF-kader wijzigen.
Selecteer .
z Volg stap 1 op p. 96 om te selecteren.
z Als u op de knop n drukt, wordt het
AF-kader geel.
Verplaats het AF-kader.
z Draai de knop 7 om het AF-kader te
verplaatsen.
z Druk op de knoppen opqr om kleine
aanpassingen te maken.
z Als u op de knop drukt, keert het
AF-kader terug naar de oorspronkelijke
positie (midden).
Wijzig de grootte van het AF-kader.
z Draai de y-ring om het AF-kader te
verkleinen. Draai opnieuw aan de ring om
terug te keren naar de oorspronkelijke
grootte.
Voltooi de instellingen.
z Druk op de knop m.
• De camera detecteert een onderwerp, zelfs wanneer u de ontspanknop
half ingedrukt houdt zonder op de knop q te drukken. Als de opnamen
zijn gemaakt, verschijnt in het midden van het scherm.
• [Servo AF] (p. 101) is ingesteld op [Aan].
• Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is,
te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te gering is.
• Druk bij opnamen in (p. 104) de knop q één seconde of langer in.
• Niet beschikbaar in e.
Positie en grootte van het AF-kader
wijzigen
Het focuspunt vergroten
100
Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de
scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
z Druk op de knop n om [AF-Punt
Zoom] te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
[Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
z Druk de ontspanknop half in.
X In [Gezichts-AiAf] (p. 96) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
X In [FlexiZone] of [Centrum] (p. 97) wordt
de inhoud van het AF-kader vergroot
weergegeven.
• Het spotmetingpunt kan worden gekoppeld aan het AF-kader (p. 105).
• U kunt de grootte van het AF-kader ook instellen door op de knop n
te drukken en [AF kader afm.] te kiezen op het tabblad 4.
• Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom
(p. 52), de Digitale Tele-converter (p. 95) of handmatig scherpstellen
(p. 104) gebruikt.
Het focuspunt vergroten
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAf] als er geen gezicht
wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm.
In [FlexiZone] of [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet
kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 52) of de
Digitale Tele-converter (p. 95), AF Tracking (p. 97), Servo AF (p. 101) of
een tv als scherm gebruikt (p. 194).
101
Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
z Druk op de knop n en selecteer [Servo
AF] op het tabblad 4. Druk vervolgens op
de knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Stel scherp.
z De scherpstelling en belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de ontspanknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
z Houd de ontspanknop half ingedrukt en
druk op de knop q.
X De scherpstelling wordt vergrendeld en
en de MF-aanduiding worden op het
scherm weergegeven.
Opnamen maken met Servo AF
• In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
• In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet
blauw, ook niet als u de ontspanknop half indrukt. U kunt in dat geval de
scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.
• Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger
van de ontspanknop en druk deze opnieuw half in.
• In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
• De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in de
modus Servo AF.
• De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (p. 55).
Opnamen maken met AF-vergrendeling
Focusbracketing (modus BKT-Focus)
102
z Haal uw vinger van de sluiterknop, druk
nogmaals op de knop q en gebruik daarna
de knoppen qr of draai de controleknop
7 om te selecteren. De scherpstelling
wordt ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
De camera maakt automatisch drie continu-opnamen in deze volgorde:
één op de positie die is ingesteld voor handmatig scherpstellen (p. 104),
één waarbij de focus verder weg is en één waarbij de focus dichterbij is.
De focusaanpassing kan in drie niveaus worden ingesteld.
Selecteer .
z Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr of draai aan de instelknop 7
om te selecteren.
Stel het scherpstelbereik in.
z Druk op de knop n.
z Druk op de knoppen qr of draai de
knop 7 om scherp te stellen.
Focusbracketing (modus BKT-Focus)
• Focusbracketing is alleen beschikbaar in ! (p. 52).
• Continu-opnamen maken (p. 92) is niet mogelijk in deze modus.
• Als u stap 1 op p. 104 volgt om beelden te selecteren en onmiddellijk
daarna op de knop n drukt, verschijnt het focusaanpassingscherm.
• Zelfs als u het aantal opnamen in $ (p. 56) instelt, worden er maar drie
opnamen gemaakt.
103
U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens
de opname maken.
Wijs 0 toe aan de knop (p. 189).
Open de modus Gezichtsselectie.
z Richt de camera op het gezicht van het
onderwerp en druk op de knop .
X Nadat [Gezichtsselectie: aan] wordt
weergegeven, verschijnt er een
gezichtskader rond het gezicht
dat wordt gedetecteerd als het
hoofdonderwerp.
z Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het
gezichtskader het onderwerp binnen
een bepaald bereik.
z Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
wordt niet weergegeven.
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
z Als u op de -knop drukt, wordt het
gezichtskader verplaatst naar een
ander gezicht dat door de camera is
gedetecteerd.
z Wanneer het kader alle herkende
gezichten is langsgegaan, wordt
[Gezichtsselectie: uit] weergegeven
en verschijnt weer het scherm van de
modus AF-kader.
Maak de opname.
z Druk de ontspanknop half in. Als de
camera scherpstelt, verandert in .
z Druk de ontspanknop helemaal in om de
opname te maken.
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie)
104
U kunt handmatig scherpstellen gebruiken wanneer automatisch scherpstellen
niet mogelijk is. Als u de ontspanknop half indrukt nadat u ruwweg handmatig
hebt scherpgesteld, kunt u de scherpstelling fijner afstellen.
Kies .
z Druk eerst op de knop q en druk daarna
op de knoppen qr of draai de instelknop
7 om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X en de MF-aanduiding worden
weergegeven.
Stel ruwweg scherp.
z Op de balk aan de zijkant wordt het
focuspunt en een weergave van de afstand
voor de MF-indicator getoond. Terwijl u naar
het vergrote gebied kijkt, draait u de knop 7
om een geschikte scherpstelling te zoeken.
Pas de scherpstelling verder aan.
z Als u de ontspanknop half indrukt, kunt
u de scherpstelling verder afstellen
(Veiligheids MF).
Opnamen maken in de modus Handmatig
scherpstellen
MF-indicator
• U kunt de scherpstelling ook verder afstellen door aan de ring y (p. 123)
te draaien.
• U kunt de modus of de grootte van het AF-kader niet wijzigen als u handmatig
scherpstelt (p. 96). Als u de modus of de grootte van het AF-kader wilt
wijzigen, annuleert u eerst de modus voor handmatig scherpstellen.
• U kunt de camera op een statief bevestigen om nauwkeurig scherp te stellen.
• Als u de digitale zoom (p. 52) of de Digitale Tele-converter (p. 95) gebruikt,
of wanneer u een televisie gebruikt voor de weergave (p. 194), kunt u wel
scherpstellen maar wordt het vergrote gebied niet weergegeven.
• Als u op de knop n drukt om het tabblad 4 weer te geven en
[MF-Punt Zoom] instelt op [Uit], is de vergrote weergave niet beschikbaar.
• Als u op de knop n drukt om het tabblad 4 weer te geven en
[Veiligheids MF] instelt op [Uit] kunt u de scherpstelling niet verder
afstellen, zelfs niet als u de ontspanknop half indrukt.
105
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
z Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai de knop
7 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Selecteer .
z Voer stap 2 hierboven uit om te
selecteren.
Selecteer [Spotmetingpunt].
z Druk op de knop n en selecteer
[Spotmetingpunt] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
[AF-Punt] te selecteren.
X Het spotmetingpuntkader wordt gekoppeld
aan het AF-kader dat is verplaatst.
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van
achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader).
Het spotmetingpuntkader kan worden gekoppeld aan het
AF-kader.
Het spotmetingpuntkader aan het AF-kader
koppelen
Deze functie kan niet worden gebruikt als [AF Frame] is ingesteld op
[Gezichts-AiAF] (p. 96) of [AF Tracking] (p. 97).
106
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling
en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor
"Auto Exposure" (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
z Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
X Als verschijnt, is de belichting
vergrendeld.
z Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
z Als u één opname maakt, verdwijnt en
wordt de automatische belichting ontgrendeld.
Net als met de AE-vergrendeling (zie hierboven) kunt u de belichting
vergrendelen voor het maken van opnamen met de flitser. FE staat voor
"Flash Exposure" (flitsbelichting).
Selecteer h (p. 83).
Vergrendel de flitsbelichting.
z Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
X De flitser gaat af en wanneer verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
z Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt en wordt
de flitsbelichting ontgrendeld.
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
Programmaverschuiving (Programma Shift)
Als u de belichting vergrendelt en vervolgens aan de knop 7 draait, kunt u de
combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen.
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
Auto Exposure-bracketing (AEB-modus)
107
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
z Als u één opname maakt, verdwijnt en
wordt de flitsbelichting ontgrendeld.
De camera neemt 3 continu-opnamen terwijl de belichting automatisch wordt
aangepast aan standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting, in die
volgorde.
Selecteer .
z Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr of draai aan de instelknop 7
om te selecteren.
Stel de belichtingscompensatie in.
z Druk op de knop n.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
instelknop 7 om de instelling aan te passen.
z Op basis van de standaardbelichting die
door de camera wordt ingesteld, kunt u de
belichtingscompensatie aanpassen met
stappen van 1/3 in een bereik van -2 tot +2.
Als de belichtingscompensatie (p. 83) al
wordt gebruikt, worden de instellingen
gedefinieerd met de compensatiewaarde
als basiswaarde.
Auto Exposure-bracketing (AEB-modus)
• AEB is alleen beschikbaar in ! (p. 52).
• Continu-opnamen maken (p. 92) is niet mogelijk in deze modus.
• Als u op de knop n drukt terwijl u zich in het scherm voor
belichtingscompensatie (p. 83) bevindt, wordt het instellingenscherm
voor de compensatie weergegeven.
• Zelfs als u het aantal opnamen in $ (p. 56) instelt, worden er maar drie
opnamen gemaakt.
108
Het ND-filter reduceert de lichtintensiteit tot 1/8 (3 stops) van het huidige niveau,
waardoor langere sluitertijden en kleinere diafragmawaarden mogelijk zijn.
Selecteer ND-filter.
z Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer .
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als
u de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Selecteer Z.
z Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr of draai de instelknop
7 om Z te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X Als de flitser is ingeklapt, wordt deze
automatisch uitgeklapt.
X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Z op het scherm.
Maak de opname.
z Ook als u de flitser gebruikt, mag het
hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt.
Het ND filter gebruiken
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen. Stel
daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 188).
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus]
in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 188).
109
U kunt de flitsuitvoer aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van -2 tot +2.
Stel de
flitsbelichtingscompensatie in.
z Nadat u op de knop r hebt gedrukt,
draait u direct de ring y en selecteert
u de flitsbelichtingscompensatie.
Druk vervolgens op de knop m.
X Na het instellen verschijnt X op het
scherm.
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
z Druk op de knop n om [Flits
Instellingen] te selecteren op het
tabblad 4. Druk vervolgens op de
knop m.
De flitsbelichtingscompensatie
aanpassen
Veiligheids FE
De camera past automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan wanneer de
flitser flitst om overbelichting en felle belichting van de lichtere delen van de
compositie te voorkomen. Als u echter op de knop n drukt om het tabblad
4 weer te geven en [Veiligheids FE] bij [Flits Instellingen] op [Uit] instelt,
worden de sluitertijd en diafragmawaarde niet automatisch aangepast.
U kunt de flitsblichtingscompensatie ook instellen via de volgende
methoden.
• Druk op de knop n om [Flits Instellingen] (zie hieronder) te selecteren op het
tabblad 4. Selecteer vervolgens [Flitsbel. comp.] en druk op de knoppen qr.
• Druk op de knop r, vervolgens op de knop n, en het instellingenscherm
verschijnt. Selecteer [Flitsbel. comp.] en druk op de knoppen qr.
Rode-ogencorrectie
Controleren op gesloten ogen
110
Selecteer de instelling.
z Druk op de knoppen op of draai de
instelknop 7 om [Rode-Ogen]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt R op het scherm.
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, wordt op het scherm weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
z Druk op de knop n om
[Knipperdetectie] te selecteren op het
tabblad 4. Druk daarna op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
X Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnen een kader
en op het scherm.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld als rode make-up rond de ogen is gebruikt.
• U kunt opgeslagen beelden ook corrigeren (p. 164).
• Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt
en vervolgens op de knop n.
• Niet beschikbaar in of .
Controleren op gesloten ogen
• Deze functie is alleen beschikbaar voor de laatste gemaakte
opname indien het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer in
de modus of $ .
• Deze functie is alleen beschikbaar voor de laatste gemaakte opname
in de modus en .
• Niet beschikbaar in de modus W, of .
111
Deze functie gebruikt signalen die worden ontvangen van meerdere GPS-
satellieten om locatiegegevens op te nemen (breedtegraad, lengtegraad,
hoogte) in stilstaande beelden en films.
De locatiegegevens kunnen ook apart worden opgenomen van beelden en
films. Deze functie kan ook worden gebruikt om de klok van de camera
automatisch bij te werken.
Voordat u de GPS-functie gebruikt, moet u de datum/tijd en uw tijdzone
correct instellen (p. 20).
GPS staat voor "Global Positioning System".
z Gebruik de camera buiten, waar de lucht
duidelijk zichtbaar is. (De functie werkt niet
goed als u zich in een omgeving bevindt,
zoals binnenshuis, waar de signalen van
de GPS-satelliet niet kunnen worden
ontvangen (p. 112).)
z Houd de camera vast zoals wordt getoond,
zodat signalen van GPS-satellieten
eenvoudiger te ontvangen zijn.
z Zorg ervoor dat u de GPS-
signaalontvanger niet met uw vinger
of andere voorwerpen afdekt.
De GPS-functie gebruiken
Houd rekening met het volgende als u de GPS-functie gebruikt.
• In bepaalde landen en regio's is het gebruik van de GPS-functie mogelijk
onderhevig aan beperkingen. Gebruik daarom de GPS in
overeenstemming met de wetten en regelgevingen van uw land of regio.
Wees vooral voorzichtig wanneer u naar het buitenland gaat.
• Let goed op wanneer u deze functie gebruikt op plaatsen waar het
gebruik van elektronische apparaten aan beperkingen onderhevig is,
omdat de camera signalen ontvangt van GPS-satellieten.
• De positiegegevens van de camera die in beelden en films worden
opgenomen met de GPS-functie kunnen informatie bevatten waarmee uw
fysieke locatie kan worden vastgesteld. Let goed op wanneer u beelden
met daarin positiegegevens van uw camera en GPS-logbestanden
overdraagt naar anderen, of wanneer u deze bestanden uploadt naar
internet waar ze door verschillende mensen kunnen worden bekeken.
GPS-functie: waar het kan worden gebruikt en
hoe u de camera moet vasthouden
GPS-signaalontvanger
De GPS-functie gebruiken
112
De camera meenemen wanneer u de GPS-loggerfunctie
gebruikt
Wanneer u de camera meeneemt, moet u ervoor zorgen dat de GPS-
signaalontvanger, waar mogelijk, naar boven is gericht. Als u de camera
in uw tas draagt, stop deze dan in vakje aan de buitenkant met de GPS-
signaalontvanger naar boven gericht. Als u dit doet, kunnen de signalen van
de GPS-satelliet beter worden ontvangen.
Omgevingen waar geen GPS-signalen kunnen worden ontvangen
• Aangezien het wellicht niet mogelijk is om GPS-satellietgegevens correct
te ontvangen in de volgende situaties, worden de positiegegevens van de
camera mogelijk niet opgenomen of kan de opgenomen positie afwijken
van de werkelijke positie.
zBinnenshuis zOndergronds zNabij gebouwen of valleien zIn tunnels of
bossen zBij hoogspanningsdraden of mobiele telefoons die een frequentie
van 1,5 GHz gebruiken zWanneer de camera zich in een tas of koffer,
enz. bevindt zOnder water (met gebruik van een los verkrijgbaar
waterdichte behuizing (p. 230)) zWanneer u ver weg reist
zWanneer u zich naar een andere omgeving verplaatst
• Aangezien de positie van GPS-satellieten steeds verandert, kan de positie
van de camera mogelijk niet worden opgenomen, kan de opgenomen
positie afwijken van de werkelijke positie of kan een camera een verkeerde
route opnemen ook al wordt het op dezelfde plek gebruikt zonder dat u zich
verplaatst.
• Het kan enige tijd duren voordat u een signaal van GPS-satellieten
ontvangt nadat u de batterij hebt ontvangen, of als de GPS-functie lange
tijd niet is gebruikt.
• Als de locatiegegevens van de camera niet worden opgenomen, als er
onjuiste informatie wordt opgenomen, of als het een behoorlijke tijd duurt
voordat GPS-satellietgegevens kunnen worden ontvangen, schakelt u de
camera uit en verwijdert u de batterij. Vervolgens plaatst u de batterij
opnieuw na meer dan 1 minuut te hebben gewacht. Hiermee wordt de
GPS-functie opnieuw ingesteld, wat het opnemen van de juiste informatie
mogelijk kan maken.
•
Hierbij verklaart Canon Inc. dat het toestel SPG-DF610
in overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere
relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG.
• Neem contact op met het volgende adres voor de originele verklaring van
overeenstemming:
CANON EUROPA N.V.
Bovenkerkerweg 59-61, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands
CANON INC.
30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
De GPS-functie gebruiken
113
Open het scherm [GPS-instell.].
z Druk op de knop n om [GPS-instell.]
te kiezen op het tabblad 3. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een instelling.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [GPS] te selecteren en
druk vervolgens op de knoppen qr om
[Aan] te selecteren.
z Wanneer u op de knop n drukt,
wordt een bericht over de GPS-functie
weergegeven op het scherm. Nadat u het
bericht hebt gecontroleerd, drukt u op de
knop m.
z Druk op de knop n om terug te keren
naar de opnamemodus.
Controleer de ontvangststatus.
z Gebruik de camera buiten, waar de lucht
duidelijk zichtbaar is. (De functie werkt niet
goed als u zich in een omgeving bevindt,
zoals binnenshuis, waar de signalen van
de GPS-satelliet niet kunnen worden
ontvangen (p. 112).)
z U kunt de GPS-ontvangststatus controleren
die op het scherm wordt weergegeven.
Weergave ontvangststatus
De GPS-functie inschakelen
(Weergegeven)
GPS-satellietsignaal wordt ontvangen. De positiegegevens van
de camera of de opnamedatum kan worden opgenomen.
(Knippert) Zoeken naar GPS-satelliet.
(Weergegeven) Kan het GPS-satellietsignaal niet ontvangen.
De GPS-functie gebruiken
114
U kunt de locatiegegevens (breedtegraad, lengtegraad, hoogte) en
opnamegegevens opnemen en controleren in uw beelden en films (p. 43,
115). Als u de bijgeleverde software (p. 2) gebruikt, kunt u ook de stilstaande
beelden en films die u hebt gemaakt, weergeven op een kaart met de
locatiegegevens die zijn opgenomen tijdens het maken van opnamen.
[GPS] instellen op [Aan].
z Voer stap 1 en 2 op p. 113 uit om de
instelling te wijzigen.
Maak de opname.
X De locatiegegevens en opnamedatum
worden opgenomen in het stilstaande
beeld of de film.
z U kunt de opgenomen locatiegegevens
(breedtegraad, lengtegraad, hoogte) en
opnamegegevens van uw beelden
controleren in "GPS-informatieweergave"
(p. 43).
Wat als wordt weergegeven op het scherm en u geen
GPS-satellietsignaal kunt ontvangen?
• Als u de camera gebruikt in een omgeving waarin het GPS-satellietsignaal niet
kan worden ontvangen, zoals binnenshuis (p. 112), gaat u dan naar buiten met
de camera waar de lucht duidelijk zichtbaar is. Houd de camera op de juiste
wijze vast (p. 111) of richt de GPS-signaalontvanger naar boven om de
signaalontvangst te verbeteren.
• Wanneer u de camera buiten gebruikt waar de lucht duidelijk zichtbaar is, of in
andere omgevingen waarin GPS-satellietgegevens eenvoudig te ontvangen
zijn, wordt (signaalontvangst OK) enkele minuten op het scherm
weergegeven. Maar als niet op het scherm wordt weergegeven, ook niet na
een paar minuten, probeert u dan naar een andere omgeving te gaan waar
geen obstakels zijn die GPS-satellietsignalen kunnen blokkeren, zoals
gebouwen. Na enkele minuten wordt weergegeven.
Locatiegegevens en de opnamedatum opnemen in beelden
• Alleen de locatiegegevens en de opnamedatum een het begin van de
opname worden opgenomen in films.
• Voor films die zijn gemaakt in Filmsynopsis (p. 73) worden alleen de
locatiegegevens en opnamedatum van de eerste dag van de film
opgenomen.
De GPS-functie gebruiken
115
Wanneer de camera wordt uitgeschakeld, blijft deze een signaal ontvangen
van GPS-satellieten gedurende een bepaalde periode en wordt de gevolgde
route opgenomen. Op basis van de ontvangen signalen, worden de
locatiegegevens en de opnamedatum van één dag opgeslagen in een GPS-
logbestand. Dit gebeurt apart van de beelden. De logbestanden kunnen
worden gebruikt met de bijgeleverde software (p. 2) om de gevolgde route
op een kaart te bekijken.
Aangezien deze functie batterijlading gebruikt, zelfs als de camera is
uitgeschakeld, kan het batterijniveau lager zijn dan verwacht wanneer u de
camera gebruikt. Laad de batterij op wanneer dit nodig is, of neem een losse
opgeladen batterij (afzonderlijk verkrijgbaar) mee wanneer u opname maakt.
[GPS] instellen op [Aan].
z Voer stap 1 en 2 op p. 113 uit om de
instelling te wijzigen.
Selecteer een instelling.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [GPS-logger] te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Voltooi de instelling.
z Wanneer u op de knop n drukt, wordt
een bericht over de loggerfunctie
weergegeven op het scherm. Nadat u het
bericht hebt gecontroleerd, drukt u op de
knop m.
Schakel de camera uit.
X Nadat een bericht is weergegeven op het
scherm over de loggerfunctie, wordt de
camera uitgeschakeld.
X Zelfs wanneer de camera is uitgeschakeld,
knippert de indicator om aan te geven dat
de loggerfunctie actief is.
De locatiegegevens van de camera opnemen (Logger-functie)
De GPS-functie gebruiken
116
X Op bepaalde intervallen worden de
positiegegevens en datum/tijd op basis
van het GPS-satellietsignaal opgeslagen
in een logbestand.
Hoe controleer ik of een GPS-logbestand is gemaakt?
wordt weergegeven in de rechterbovenhoek van het scherm in stap 2
wanneer een GPS-logbestand is gemaakt. Als dit pictogram wordt weergegeven,
moet u goed opletten wanneer u de geheugenkaart formatteert (p. 24, 179),
omdat alle GPS-logbestanden ook worden gewist.
Als u de loggerfunctie niet wilt gebruiken, moet u deze
instellen op [Uit].
Als [GPS-logger] is ingesteld op [Aan], wordt er batterijlading gebruikt, zelfs
wanneer de camera is uitgeschakeld. Als de camera zich in een omgeving bevindt
waar geen GPS-signaal kan worden ontvangen (bijvoorbeeld binnen) kan de
batterij in een halve dag leegraken zelfs als u geen opnamen maakt.
Stel [GPS-logger] in op [Uit] in stap 2 om batterijverbruik te voorkomen
wanneer u de loggerfunctie niet gebruikt.
• Als u de batterij verwijdert na stap 4, wordt de loggerfunctie tijdelijk
uitgeschakeld. Wanneer u de batterij vervangt, moet u de camera uit-
en weer inschakelen om de loggerfunctie in te schakelen.
• SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten hebben een schuifje voor
schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, of een
Eye-Fi-kaart is geplaatst in de camera, kunt u de GPS-logbestanden niet
opslaan.
• De loggerfunctie stopt mogelijk met opnemen wanneer de camera is
aangesloten op een computer of printer met de bijgeleverde interfacekabel
(p. 2), of wanneer de camera is aangesloten op een tv met een apart
verkrijgbare stereo AV-kabel (p. 230) of een apart verkrijgbare HDMI-
kabel (p. 230). Als dit gebeurt, moet u de kabel loskoppelen van de
camera en de camera uit- en weer inschakelen.
De GPS-functie gebruiken
117
De datum en tijd voor de ingestelde tijdzones (p. 20, 183) wordt automatisch
bijgewerkt wanneer de camera een GPS-satellietsignaal ontvangt.
[GPS] instellen op [Aan].
z Voer stap 1 en 2 op p. 113 uit om de
instelling te wijzigen.
Selecteer een instelling.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [Datum/tijd GPS] te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
z Volg de stappen op p. 183 om de zomertijd
in te stellen.
Datum en tijd automatisch bijwerken
Hoe controleer ik of de tijd automatisch is bijgewerkt?
[Datum/tijd GPS klaar] wordt weergegeven in het scherm Datum/Tijd in stap 3 op
p. 22 als de datum en tijd automatisch zijn bijgewerkt. Daarnaast wordt [Datum/
tijd GPS aan] weergegeven als het signaal nog niet is ontvangen van een
GPS-satelliet.
Als [Datum/tijd GPS] is ingesteld op [Aan], worden de datum/tijd
automatisch bijgewerkt en kunt u de datum en tijd niet wijzigen, zelfs als
u het scherm Datum/Tijd weergeeft met de stappen op p. 22.
118
119
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in de modi M, B
en D. Ook wordt het gebruik van de modus uitgelegd.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
bijbehorende modus.
6
120
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd
die u hebt ingesteld.
M staat voor "Time value" (tijdwaarde).
Stel het programmakeuzewiel in
op
M.
Wijzig de instelling.
z Draai de ring y om de sluitertijd in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare sluitertijden
• 2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft
1/160 seconde aan.
De sluitertijd instellen
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000
• Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verminderen na het maken van de opname. Hiervoor
is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten
voordat u de volgende opname kunt maken.
• Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt en
opnamen maakt met een statief (p. 184).
• Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, wordt de
ISO-waarde vastgezet op .
Wat als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven?
Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten.
Pas de sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde wit wordt weergegeven
(Safety Shift kan ook worden gebruikt (p. 121)).
U kunt de camera ook zo instellen dat u door de knop 7 te draaien de
sluitertijd wijzigt (p. 123).
121
U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde
die u hebt ingesteld.
B staat voor "Aperture value" (diafragmawaarde), wat verwijst naar de
grootte van de diafragmaopening in de lens.
Stel het programmakeuzewiel
in op B.
Wijzig de instelling.
z Draai de ring y om de diafragmawaarde
in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare diafragmawaarden
• Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet
beschikbaar.
De diafragmawaarde instellen
F2.0, F2.2, F2.5, F2.8, F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F5.9, F6.3, F7.1, F8.0
Wat als de sluitertijd oranje wordt weergegeven?
Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de
diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven. Safety Shift
kan ook worden gebruikt (zie onder).
Safety Shift
Als u in de modus M of B op de knop n drukt om het tabblad 4 weer
te geven en vervolgens [Safety Shift] instelt op [Aan], wordt de sluitertijd of
diafragmawaarde automatisch aangepast aan de juiste belichting wanneer
deze niet op een andere manier kan worden verkregen.
Safety Shift is uitgeschakeld wanneer de flitser is ingeschakeld.
U kunt de camera ook zo instellen dat u door de knop 7 te draaien de
diafragmawaarde wijzigt (p. 123).
122
U kunt de sluitertijd en diafragmawaarde handmatig instellen voor het maken
van opnamen met de gewenste belichting.
D staat voor "Manual" (handmatig).
Stel het programmakeuzewiel in
op D.
Selecteer een instelling.
z Draai de knop 7 om de sluitertijd in te
stellen en draai vervolgens de ring y om
de diafragmawaarde in te stellen.
X Het ingestelde belichtingsniveau wordt
weergegeven. U kunt het verschil
controleren met het
standaardbelichtingsniveau.
X Als het verschil groter is dan ±2 stops,
wordt het ingestelde belichtingsniveau
oranje weergegeven. Als u de
ontspanknop half indrukt, wordt "-2" of "+2"
oranje weergegeven.
De diafragmawaarde en sluitertijd instellen
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Standaardbelic
htingsniveau
Indicator
belichtingsniveau
Belichtingsniveau
• De standaardbelichting wordt berekend volgens de geselecteerde
lichtmeetmethode (p. 105).
• Als u de zoom gebruikt nadat u instellingen hebt opgegeven of de
compositie hebt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau mogelijk
aangepast.
• Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd en diafragmawaarde, wordt de
helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitsermodus is
ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het scherm niet.
• Als u de knop o indrukt terwijl u de ontspanknop half indrukt, worden
de sluitertijd en diafragmawaarde automatisch aangepast om de juiste
belichting te verkrijgen (afhankelijk van de instellingen wordt mogelijk
niet de juiste belichting verkregen).
• U kunt de camera ook zo instellen dat u door de ring y te draaien de
sluitertijd wijzigt en door de ring 7 te draaien de diafragmawaarde
wijzigt (p. 123).
123
U kunt de functie wijzigen die aan de ring is toegewezen. Door bewerkingen
uit te voeren met de ring kunt u de camera ook als volledig handmatige
camera gebruiken.
Kies een functie om aan de ring y
toe te wijzen.
z Druk op de knop .
z Druk op de knop , druk op de
knoppen qr of draai de ring y of knop 7
om een optie te kiezen.
z Druk op de knop m om de
functietoewijzing te voltooien.
Wijzig de instellingen.
z Draai de ring y of knop 7 om de instellingen
van de toegewezen functies te wijzigen.
Instellingen maken met de ring
Instellingen maken met de ring
124
Functies die aan de ring kunnen worden toegewezen
De functies die u aan de ring kunt toewijzen, verschillen afhankelijk van de
opnamemodus. De functies die aan de controleknop zijn toegewezen,
veranderen dan ook.
• Av: diafragmawaarde (p. 121), Tv: sluitertijd (p. 120), ISO: ISO-waarde (p. 87),
+/-: belichtingscompensatie (p. 83), MF: handmatig scherpstellen (p. 104).
• Met , , , @ en zijn dezelfde functies toewijsbaar aan de controleknop 7
als met .
* Druk op de knop o om te schakelen tussen instelling Tv en Av.
Opnamen maken:
modus
D B M G
Toewijsbare
functie
y Av Av Tv ISO
7 Tv — — —
y ISO ISO ISO ISO
7 Tv, Av* Av Tv —
b
y Tv +/- +/- +/-
7 Av Av Tv —
y U kunt handmatig scherpstellen gebruiken (p. 104).
y U kunt de witbalans aanpassen (p. 84).
y U kunt trapsgewijs zoomen gebruiken (p. 53).
@
y U kunt i-Contrast instellen (p. 89).
y U kunt de verhouding wijzigen (p. 57).
— U kunt functies naar eigen voorkeur toewijzen (p. 125).
• Als rechtsonder in een pictogram verschijnt, kan deze functie niet
worden gebruikt in de huidige opnamemodus of functie-instelling.
• Bij het maken van opnamen in de modi A, K en filmmodus,
wordt de ring y gebruikt voor trapsgewijs zoomen (p. 53).
De flitsuitvoer aanpassen
125
U kunt voor elke opnamemodus vastleggen welke functies aan de ring
moeten worden toegewezen.
Selecteer .
z Volg stap 1 op p. 123 om te selecteren
en druk op de knop n.
Selecteer een instelling.
z Druk op de knoppen qr of draai de
knop 7 om een opnamemodus te
selecteren.
z Druk op de knoppen op of draai de
ring y om de functie te selecteren die
u wilt vastleggen voor de ring.
X De functie die aan de controleknop is
toegewezen, verandert dan ook.
z Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
In de modus D kunt u 3 niveaus voor flitsuitvoer selecteren.
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Selecteer het niveau voor de
flitsuitvoer.
z Nadat u op de knop r hebt gedrukt, draait
u direct aan de ring y en selecteert u het
niveau voor de flitsuitvoer. Druk
vervolgens op de knop m.
X Na het instellen verschijnt X op het
scherm.
Functies vastleggen voor de ring
De flitsuitvoer aanpassen
De flitsuitvoer aanpassen
126
U kunt het niveau voor de flitsuitvoer ook instellen via de volgende
methoden.
• Druk op de knop n om [Flits Instellingen] (p. 109) te selecteren op het
tabblad 4; kies vervolgens [Flits output] en druk op de knoppen qr.
• Druk op de knop r, vervolgens op de knop n, en het instellingenscherm
verschijnt. Selecteer [Flits output] en druk vervolgens op de knoppen qr.
• In de modi M en B kunt u het niveau voor de flitsuitvoer instellen door op de
knop n te drukken om [Flits Instellingen] te selecteren op het tabblad 4
en vervolgens de optie [Flits mode] in te stellen op [Handmatig].
127
U kunt veelgebruikte opnamemodi en -instellingen naar voorkeur opslaan.
U zet het programmakeuzewiel eenvoudigweg in de stand om naar de
opgeslagen instellingen te gaan. Zelfs als u van opnamemodus wisselt of de
camera uitschakelt, worden instellingen die normaal gesproken worden
geannuleerd (zelfontspanner, enzovoort), opgeslagen.
Instellingen die kunnen worden opgeslagen
• opnamemodi (G, M, B en D);
• items die zijn ingesteld in G, M, B of D (p. 83 – 122);
• items in het opnamemenu;
• zoompositie;
• handmatige scherpstelpositie (p. 104);
• items in My Menu (p. 190).
Selecteer een opnamemodus en
kies instellingen.
Selecteer [Opslaan].
z Druk op de knop n en selecteer
[Opslaan] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knop m.
Sla de instellingen op.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Opname-instellingen opslaan
• Als u een deel van de opgeslagen instellingen (met uitzondering van de
opnamemodus) wilt wijzigen, kiest u en brengt u de wijzigingen aan.
Herhaal vervolgens stap 2 en 3. Deze instellingen worden niet
doorgevoerd in andere opnamemodi.
• Als u de instellingen die voor zijn opgeslagen, wilt herstellen naar de
standaardwaarden, draait u het programmakeuzewiel naar en
selecteert u [Reset alle] (p. 49).
128
129
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten
"Films opnemen" en "Films bekijken" in hoofdstuk 1. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en
bekijken van films.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op E. Maar ook als het programmakeuzewiel in een andere stand
dan E staat, kunt u een film opnemen door op de filmknop te drukken.
• Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken
van films. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt gedrukt om
de afspeelmodus te activeren.
7
130
Start de modus E.
z Stel het programmakeuzewiel in op E.
Pas de instellingen naar wens
aan (p. 130 – 136).
Maak de opname.
z Druk op de filmknop.
z Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
U kunt kiezen uit 3 verschillende filmmodi.
Selecteer een filmmodus.
z Nadat u op de knop m hebt gedrukt, drukt
u op de knoppen op om E te selecteren.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om een filmmodus te
selecteren. Druk daarna op de knop m.
z Afhankelijk van de opnamemodus of
kwaliteit van de filmbeelden (p. 135) die
u selecteert, kunnen boven en onder in het
scherm zwarte balken verschijnen. Deze
gebieden worden niet vastgelegd.
*1 Type video dat door Apple wordt aanbevolen.
*2 U kunt iFrame-films snel bewerken en opslaan als u de meegeleverde software gebruikt.
Films opnemen in de modus E
De filmmodus wijzigen
E Standaard Maakt filmopnamen met een standaardkwaliteit.
iFrame-film
Maakt filmopnamen die kunnen worden bewerkt met
software
*2
of apparatuur die met iFrame
*1
compatibel is.
Er wordt een resolutie ingesteld van (p. 135).
Super slow-motion
film
Maakt opnamen van snel bewegende objecten en speelt deze
af in slow motion (p. 133).
In de modi E, en kunt u foto´s maken wanneer u op de
ontspanknop drukt. Maar dit is niet mogelijk terwijl u een film opneemt.
131
Net als bij het maken van foto´s kunt u, terwijl u films opneemt, de camera de
beste instellingen voor de compositie laten selecteren of diverse effecten
toevoegen.
Kies een opnamemodus.
z Voer stap 1 – 2 uit op p. 62, of stap 1 – 2
op p. 65 om een opnamemodus te kiezen.
Maak de opname.
z Druk op de filmknop.
X Afhankelijk van de opnamemodus of
kwaliteit van de filmbeelden (p. 135) die
u selecteert, kunnen boven en onder in het
scherm zwarte balken verschijnen. Deze
gebieden worden niet vastgelegd.
z Druk nogmaals op de filmknop om de
opname te stoppen.
Verschillende soorten films opnemen
I Portret p. 62 T Kleur Accent p. 70
J Landschap p. 62 Y Kleur Wissel p. 71
Nostalgisch p. 67 w Strand p. 63
Miniatuureffect p. 132 S Onderwater p. 63
Monochroom p. 70 O Flora p. 63
Extra levendig p. 65 P Sneeuw p. 64
Poster-effect p. 65 t Vuurwerk p. 64
• U kunt ook films opnemen in andere opnamemodi door op de filmknop te
drukken.
• Bepaalde instellingen die zijn gemaakt in het menu FUNC. en de
opnamemenu's, kunnen dan automatisch worden gewijzigd naar
instellingen voor filmopnamen.
132
U kunt films opnemen die op een bewegend miniatuurmodel lijken. U maakt
het miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van de
opname te selecteren die onscherp worden gemaakt. Ook selecteert u de
afspeelsnelheid zodat mensen en objecten in de opname snel bewegen
tijdens het afspelen. Er wordt geen audio opgenomen.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 65 uit om te
selecteren.
X Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
z Druk op de knop p.
z Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en druk op de
knoppen op of draai de controleknop 7
om de kaderpositie te wijzigen.
Selecteer een afspeelsnelheid.
z Draai de y-ring om een afspeelsnelheid te
selecteren.
z Druk op m om de instelling te voltooien en
terug te keren naar het opnamescherm.
Maak de opname.
z Druk op de filmknop.
z Druk nogmaals op de filmknop om de
opname te stoppen.
Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden (voor clips
van 1 minuut)
Films maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
Super slow-motion films opnemen
133
U kunt een opname maken van snel bewegende objecten en deze afspelen
in slow motion. Er wordt geen audio opgenomen.
Selecteer .
z Voer stap 1 – 2 op p. 130 uit om te
selecteren.
Selecteer het aantal beelden.
z Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op
het scherm.
Maak de opname.
z Druk op de filmknop.
X De balk die de opnametijd weergeeft,
verschijnt. De maximale cliplengte is
ongeveer 30 sec.
z Druk nogmaals op de filmknop om de
opname te stoppen.
• De beeldkwaliteit wordt ingesteld op wanneer een verhouding van
is geselecteerd, en op wanneer een verhouding van is
geselecteerd (p. 57).
• Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale richting
van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen wijzigen
door nogmaals op de knoppen qr te drukken of de controleknop 7 te
draaien. Druk op de knoppen op om de richting van het kader weer
horizontaal te zetten.
• Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
• Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Super slow-motion films opnemen
AE-vergrendeling/belichting
134
Aantallen beelden en afspeeltijden (voor clips van 30 sec.)
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een
bereik van -2 tot +2 voordat u een opname maakt.
Vergrendel de belichting.
z Druk op de knop o om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
z Druk nogmaals op de knop o om de
vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
z Kijk naar het scherm en draai de knop 7
om de belichting in te stellen.
Maak de opname.
Aantal beelden Afspeeltijd
240 beelden/sec. Circa 4 min.
120 beelden/sec. Circa 2 min.
Super slow-motion films bekijken
• De film wordt afgespeeld in slow motion wanneer u stap 1 tot en met 3 volgt
op p. 33.
• Met de meegeleverde software kunt u films die zijn opgenomen in de
modus sneller of langzamer afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding
voor gedetailleerde informatie.
• De opnameresolutie wordt vastgezet op (320 x 240 pixels) bij het
maken van opnamen in , en (640 x 120 pixels) bij het maken van
opnamen in .
• Tijdens het opnemen werkt de zoomknop niet.
• De scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld wanneer
u op de filmknop drukt.
AE-vergrendeling/belichting
135
U kunt kiezen uit 3 verschillende instellingen voor de beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor de
beeldkwaliteit.
z Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op
het scherm.
Beeldkwaliteit en opnametijd per geheugenkaart
*1 Circa 13 min. 35 sec. voor iFrame-films (p. 130).
*2 Circa 55 min. 38 sec. voor iFrame-films (p. 130).
• Volgens de testnormen van Canon.
• Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er
ongeveer 29 minuten en 59 seconden lang is opgenomen in of , en ongeveer
1 uur in .
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
De beeldkwaliteit wijzigen
Beeldkwaliteit
Resolutie, aantal
beelden
Beschrijving
Capaciteit geheugenkaart
4GB 16 GB
1920 x 1080 pixels,
24 beelden/sec.
Voor filmopnamen
van full high-definition
(HD)-kwaliteit.
Ongeveer
14 min. 34 sec.
Ongeveer
59 min. 40 sec.
1280 x 720 pixels,
30 beelden/sec.
Voor filmopnamen
van high-definition
(HD)-kwaliteit.
Ongeveer
20 min. 43 sec.
*1
Ongeveer 1 uur
24 min. 54 sec.
*2
640 x 480 pixels,
30 beelden/sec.
Voor filmopnamen
van standard
definition (SD)-
kwaliteit.
Ongeveer
43 min. 43 sec.
Ongeveer 2 uur
59 min. 3 sec.
In en verschijnen zwarte balken boven en onder in het scherm.
Deze gedeelten kunnen niet worden opgenomen.
136
Het windfilter onderdrukt lawaai als er harde wind is. Er kan echter een
onnatuurlijk geluid klinken als het windfilter wordt gebruikt voor opnamen
waarbij geen wind aanwezig is.
z Druk op de knop n om [Wind Filter]
te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
[Aan] te selecteren.
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. Maar afhankelijk van de opnamemodus zijn instellingen mogelijk niet
beschikbaar of werken niet.
• Nader inzoomen op het onderwerp
Het geluid van zoombewerkingen wordt opgenomen.
• Opnemen met vooraf ingestelde brandpuntafstanden (trapsgewijs
zoomen) (p. 53)
Trapsgewijs zoomen is niet beschikbaar voor het opnemen van films.
• De zelfontspanner gebruiken (p. 55)
U kunt niet het aantal opnamen instellen.
• De witbalans aanpassen (p. 84)
Witbalanscorrectie is niet beschikbaar.
• De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 93)
• Close-ups maken (Macro) (p. 94)
• Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 101)
• Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen (p. 104)
• Het ND filter gebruiken (p. 108)
• Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 185)
• Weergegeven informatie wijzigen (p. 187)
• Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 188)
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
• Functies toewijzen aan de knop (p. 189)
• Opnamen maken via een tv (p. 195)
Het windfilter gebruiken
Overige opnamefuncties
137
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden.
Selecteer *.
z Voer stap 1 – 3 op p. 33 uit om * te
selecteren en druk daarna op de knop m.
X Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
z Druk op de knoppen op om of te
selecteren.
z Als u drukt op de knoppen qr of draait aan
de controleknop 7 om te verplaatsen,
verschijnt op de punten waar de film
kan worden bewerkt. Als u selecteert,
kunt u het begin van de film bijsnijden
vanaf . Als u selecteert, kunt u het
einde van de film bijsnijden vanaf .
z Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte
vanaf het dichtstbijzijnde aan de
rechterzijde wordt bijgesneden
wanneer wordt geselecteerd.
Controleer de bewerkte film.
z Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m. De bewerkte film wordt afgespeeld.
z Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
z Als u de bewerking wilt annuleren, drukt
uop op en selecteert u . Druk eerst
op de knop m en druk daarna op de
knoppen qr of draai de controleknop 7
om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop m.
Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
138
Sla de bewerkte film op.
z Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
z Druk op de knoppen opqr of draai de
controleknop 7 om [Nieuw bestand] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
• Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
• Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt, zijn de bewerkte films
mogelijk niet opgeslagen.
• Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of
een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 229).
139
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
• Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de
camera bedient.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn
gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
• De bewerkingsfunctie (p. 160 – 164) kan niet worden gebruikt als er
niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
8
140
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer
te geven.
Duw de zoomknop naar g.
X
De beelden worden weergegeven in een index.
z Het aantal beelden neemt toe elke keer
wanneer u de zoomknop naar g duwt.
z Het aantal beelden neemt af elke keer
wanneer u de zoomknop naar k duwt.
Selecteer een beeld.
z Draai de knop 7 om tussen beelden te
schakelen.
z Druk op de knoppen opqr om een
beeld te selecteren.
X Er wordt een oranje kader weergegeven
om het geselecteerde beeld.
z Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Als u aan de knop 7 draait, worden de beelden achter elkaar weergegeven,
zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de
opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
z Als u op de camera de enkelvoudige
weergave instelt en snel aan de knop 7
draait, worden de beelden weergegeven
zoals u hier links ziet. Draai de knop 7
om een beeld te selecteren.
z Druk op de knop m om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
z Druk tijdens het bladeren op de
knoppen op om naar beelden te zoeken
op basis van de opnamedatum.
Snel naar beelden zoeken
Naar beelden zoeken in de Indexweergave
Naar beelden zoeken door te bladeren
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert
u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit].
Snel naar beelden zoeken
141
U kunt films die zijn gemaakt in de modus (p. 73) selecteren op datum om
weer te geven.
Kies [Filmsynopsis afspelen].
z Druk op de knop n om [Filmsynopsis
afspelen] te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een filmdatum.
z Druk op de knoppen op of draai de
knop 7.
Speel de film af.
z Druk op de knop m.
X De film wordt afgespeeld.
Films weergeven die zijn gemaakt met
filmsynopsis
142
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken
met een opgegeven filter. U kunt ook beelden tegelijk beveiligen (p. 150) of
wissen (p. 154) terwijl ze worden gefilterd.
Selecteer een doelfilter.
z Druk in de enkelvoudige weergave
(behalve voor uitgebreide
informatieweergave) op de knop o en
druk vervolgens op de knoppen op om
een springmethode te selecteren.
z Druk in , of op qr om een filter
te selecteren. Als u aan de knop 7 draait,
worden alleen beelden weergegeven die
overeenkomen met het filter van het
geselecteerde doelbeeld.
z Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Bekijk de gefilterde beelden.
z Druk op de knop m om gefilterd afspelen
te starten. De springmethode en een geel
kader worden weergegeven.
z Als u op de knoppen qr drukt of aan de
controleknop 7 draait, worden de
geselecteerde doelbeelden weergegeven.
z Als u op de knop o drukt, wordt [Gefilterd
afspelen Instellingen gewist] op het scherm
weergegeven. Druk op de knop m om
gefilterd afspelen te annuleren.
Beelden weergeven met gefilterd
afspelen
Naar favorieten Geeft beelden gemarkeerd als favorieten weer (p. 156).
Ga naar datum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen.
Ga naar My Category
Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 157).
Ga naar foto/film
Geeft foto's of films of films opgenomen in de modus (p. 73) weer.
Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk.
Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk.
Zoeken op , , en
Doelfilters
Beelden weergeven met gefilterd afspelen
143
z Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop o en druk vervolgens op de knoppen
op om een springmethode te selecteren.
z Als u op de knoppen qr drukt, wordt het
beeld weergegeven dat het geselecteerde
aantal beelden verderop is.
z Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Draai de ring om naar de beelden te gaan met gebruik van de functies ,
, en .
z Draai in de enkelvoudige weergave aan
de ring y en druk vervolgens op de
knoppen op om een springmethode
te selecteren.
z Als u aan de ring y draait, wordt het beeld
weergegeven dat het geselecteerde aantal
beelden verderop is.
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
Gefilterd afspelen
In gefilterd afspelen (stap 2) kunt u gefilterde beelden bekijken met "Snel naar beelden
zoeken" (p. 140) "Diavoorstellingen bekijken" (p. 144) en "Beelden vergroten"
(p. 145). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de bewerkingen in
"Beelden beveiligen" (p. 150), "Beelden wissen" (p. 154) of "Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF)" (p. 173) als u alle gefilterde beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 157) of een beeld bewerkt en opslaat
als een nieuw beeld (p. 160), wordt er een bericht weergegeven en wordt gefilterd
afspelen geannuleerd.
Naar de volgende en beelden gaan
De ring gebruiken om te springen
Als u aan de ring y draait in de indexweergave, worden de beelden
weergegeven volgens de springmethode die in de enkelvoudige weergave
is geselecteerd. Wanneer u echter of selecteert, verandert de
springmethode in .
144
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch afspelen.
Selecteer [Diavoorstelling].
z Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een instelling.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een item te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr om de
instelling aan te passen.
Selecteer [Start].
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld...] op het scherm
verschijnt.
z U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
z Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
Diavoorstellingen bekijken
Herhalen Herhaalt het afspelen van beelden
Speeltijd Speeltijd voor elk beeld
Effect
Overgangseffecten bij het
schakelen tussen beelden
• Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan de
controleknop 7 draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt
houdt, kunt u sneller door de beelden bladeren.
• De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 50).
• U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
145
Duw de zoomknop naar k.
z De schermweergave zoomt in op het
beeld. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een
maximale factor van circa 10x.
z Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
z Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden om
terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
z Door aan de knop 7 te draaien, kunt
u tussen de ingezoomde beelden
schakelen.
U kunt kiezen uit 3 overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de
enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
z Druk op de knop n en selecteer
[Overgang] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knoppen qr om een
overgangseffect te selecteren.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
• Druk in de vergrote weergave op de knop n om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
• Films kunnen niet worden vergroot.
Beeldovergangen wijzigen
146
Gegroepeerde beelden die in de modus (p. 78) zijn gemaakt, kunnen ook
afzonderlijk worden bekeken.
Selecteer een beeldgroep.
z Druk op de knoppen qr of draai de
knop 7 om een beeld te selecteren
dat weergeeft.
Start groep afspelen.
z Druk op de knop m.
Elk beeld in de groep weergeven.
z Als u op de knoppen qr drukt of aan de
controleknop 7 draait, worden de
gegroepeerde beelden weergegeven.
z Druk op de knop o en vervolgens op de
knop m om het afspelen van de groep te
annuleren.
Elk beeld in een groep weergeven
Groep afspelen
Bij groep afspelen (stap 3 hierboven) kunt u functies in "Snel naar beelden
zoeken" (p. 140) en "Beelden vergroten" (p. 145) gebruiken. U kunt alle beelden
in een groep tegelijk verwerken met de bewerkingen in "Beelden beveiligen"
(p. 150), "Beelden wissen" (p. 154) of "Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF)" (p. 173) als u een set gegroepeerde beelden selecteert.
Elk beeld in een groep weergeven
147
Gegroepeerde beelden die in de modus zijn gemaakt, kunnen uit de
groep worden gehaald en afzonderlijk worden weergegeven.
Selecteer [Beelden groep.]
z Druk op de knop n om [Beelden
groep.] op het tabblad 1 te selecteren.
Selecteer een instelling.
z Druk op de knoppen qr om [Uit] te
selecteren.
z Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar de
enkelvoudige weergave.
X Gegroepeerde beelden die in de
modus zijn gemaakt, worden uit de
groep worden gehaald en afzonderlijk
weergegeven.
z Om de beelden weer te groeperen, volgt
u de stappen om [Aan] te selecteren.
Groepering ongedaan maken
Groepering kan niet ongedaan worden gemaakt wanneer u afzonderlijke
beelden weergeeft (p. 146).
148
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt om de focus te controleren.
Druk op de knop p om naar de
focuscontroleweergave te gaan
(p. 42).
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader zich bevond toen de focus werd
ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
z Duw de zoomknop één keer naar k.
X Het scherm links wordt weergegeven.
z Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere
kaders worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de locatie.
z Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
z Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
De focus controleren
De focuscontroleweergave is niet beschikbaar voor films.
149
De camera kiest 4 beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw 4 beelden
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Dit werkt het
beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Selecteer [Smart Shuffle].
z Druk op de knop n, selecteer [Smart
Shuffle] op het tabblad 1 en druk op de
knop m.
X Er verschijnen vier beelden als
mogelijkheid.
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen opqr om het beeld
te selecteren dat u wilt weergeven.
X Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende 4 mogelijkheden
verschijnen.
z Als u op de knop m drukt, verschijnt het
middelste beeld op volle grootte. Druk
nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
z Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle)
• U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn
gemaakt.
• [Smart Shuffle] is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera
zijn gemaakt
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle
- tijdens gefilterd afspelen
150
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de
camera kunnen worden gewist (p. 30, 154).
Selecteer [Beveilig].
z Druk op n om [Beveilig] te selecteren
op het tabblad 1. Druk vervolgens op m.
Selecteer een selectiemethode.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
z Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Kies [Selectie].
z Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Beelden beveiligen
Een selectiemethode selecteren
Als u de geheugenkaart formatteert (p. 24, 179), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.
Afzonderlijke beelden selecteren
Beelden beveiligen
151
Selecteer de beelden.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X verschijnt op het scherm.
z Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
z Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Beveilig het beeld.
z Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Selecteer [Select. reeks].
z Voer stap 2 op p. 150 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer het eerste beeld.
z Druk op de knop m.
Als u wilt overschakelen naar opnamemodus schakelt u de camera uit
voordat u de bewerkingen in stap 3 hebt uitgevoerd, worden beelden niet
beveiligd.
Een reeks selecteren
Beelden beveiligen
152
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop
m
.
Selecteer het laatste beeld.
z Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop
m
.
z U kunt geen beelden vóór het eerste beeld
selecteren.
Beveilig de beelden.
z Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Beelden selecteren met de knop 7
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de knop7 te
draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven.
Beelden beveiligen
153
Selecteer [Alle beelden].
z Voer stap 2 op p. 150 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op m.
Beveilig de beelden.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop
7
om [Beveilig] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Alle beelden selecteren
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. uit] te selecteren in stap 4 als u "Een reeks selecteren" hebt
geselecteerd, of stap 2 als u "Alle beelden selecteren" hebt geselecteerd.
154
U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste
beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist.
Beveiligde beelden (p. 150) kunt u niet wissen.
Selecteer [Wissen].
z Druk op de knop n, selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk op
de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
z Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Kies [Selectie].
z Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
z Als u stap 2 op p. 151 volgt om beelden te
selecteren, verschijnt een op het
scherm.
z Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
z Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Beelden wissen
Een selectiemethode selecteren
Afzonderlijke beelden selecteren
Beelden wissen
155
Wis de beelden.
z Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Selecteer [Select. reeks].
z Voer stap 2 op p. 154 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de beelden.
z Voer stap 2 en 3 op p. 151 uit om beelden
te selecteren.
Wis de beelden.
z Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer [Alle beelden].
z Voer stap 2 op p. 154 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op m.
Wis de beelden.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Een reeks selecteren
Alle beelden selecteren
156
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze
beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren en
ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 142).
Selecteer [Favorieten].
z Druk op de knop n om [Favorieten]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop
7
om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop
m
.
X verschijnt op het scherm.
z Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
z Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Voltooi de instelling.
z Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Beelden markeren als favoriet
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd
als favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
( ) (behalve RAW-beelden en films).
157
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in gefilterd afspelen (p. 142) en alle beelden tegelijk verwerken
met behulp van de onderstaande functies.
• "Diavoorstellingen bekijken" (p. 144), "Beelden beveiligen" (p. 150),
"Beelden wissen" (p. 154), "Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF)" (p. 173)
Selecteer [My Category].
z Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en
druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
z Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Kies [Selectie].
z Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Beelden indelen in categorieën
(My Category)
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld
aan de hand van de opnameomstandigheden.
:Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen
in I of V.
:Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modus
A, of beelden die zijn opgenomen in de modus J, O of .
: Beelden die zijn opgenomen in de modus w, S, P of t.
Een selectiemethode selecteren
Afzonderlijke beelden selecteren
Beelden indelen in categorieën (My Category)
158
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om een beeld te
selecteren.
Selecteer een categorie.
z Druk op de knoppen op om een categorie
te selecteren en druk op de knop m.
X verschijnt op het scherm.
z Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
z Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Voltooi de instelling.
z Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Selecteer [Select. reeks].
z Voer stap 2 op p. 157 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de beelden.
z Voer stap 2 en 3 op p. 151 uit om beelden
te selecteren.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat
u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My Category.
Een reeks selecteren
Beelden roteren
159
Selecteer een categorie.
z Druk eerst op de knop p om een item
te selecteren, en gebruik daarna de
knoppen qr of draai aan de controleknop
7 om een categorie te selecteren.
Voltooi de instelling.
z Druk op de knop p om [Selecteer] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer [Roteren].
z Druk op de knop n om [Roteren] te
selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om een beeld te
selecteren.
z Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt
het beeld 90° geroteerd.
z Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. reeks] opheffen.
Beelden roteren
• Films met een beeldkwaliteitsinstelling van of kunnen niet
worden geroteerd.
• Beelden kunnen niet worden geroteerd (p. 191) als [Autom. draaien]
is ingesteld op [Uit].
160
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
z Druk op de knop n om [Veranderen]
te selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop
7
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeldformaat.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop
7
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt op het
scherm.
Sla het nieuwe beeld op.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
z Als u op de knop n drukt, verschijnt
[Nieuw beeld weergeven?] op het scherm.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om [Ja] te selecteren,
en druk vervolgens op de knop m.
X Het opgeslagen beeld wordt weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
• U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
• Beelden opgeslagen als in stap 3 kunnen niet worden bewerkt.
• Films en RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
161
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
z Druk op de knop n om [Trimmen] te
selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop
7
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Pas het snijgebied aan.
X Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
X Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
z Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen.
z Met de knoppen opqr kunt u het kader
verplaatsen.
z Druk op de knop m om de richting van het
kader te wijzigen.
z In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de
gezichten linksboven in het beeld. U kunt
deze kaders gebruiken voor bijsnijden.
U kunt schakelen tussen kaders door
aan de knop 7 te draaien.
z Druk op de knop n.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
z Voer stap 4 en 5 op p. 160 uit.
Trimmen
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
Effecten toepassen met de functie My Colors
162
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een nieuw beeld. Zie p. 93 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
z Druk op de knop n, selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop
7
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop
7
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
z Voer stap 4 en 5 op p. 160 uit.
• Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 59) of beelden
die zijn omgezet naar (p. 160) kunnen niet worden bewerkt.
• Beelden die kunnen worden veranderd, hebben na verandering dezelfde
breedte-hoogteverhouding.
• De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
• Films en RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
Effecten toepassen met de functie My Colors
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
• De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken
van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 93).
• De instellingen van My Colors kunnen niet worden toegepast op films of
RAW-beelden.
163
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die te
licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier
correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
z Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer een optie.
z Druk op de knoppen qr of draai aan
de controleknop 7 om een optie te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
z Voer stap 4 en 5 op p. 160 uit.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
• Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is
gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Films en RAW-beelden kunnen niet worden aangepast.
164
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
z Druk op de knop n en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om een beeld te selecteren.
Corrigeer het beeld.
z Druk op de knop m.
X
Het gebied met rode ogen dat door de camera
wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en er
wordt een kader weergegeven om het
gecorrigeerde gedeelte.
z U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
"Beelden vergroten" (p. 145).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
z Druk op de knoppen opqr of draai de
controleknop 7 om [Nieuw bestand] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
z Voer stap 5 op p. 160 uit.
Het rode-ogeneffect corrigeren
• Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-
gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
• Films en RAW-beelden kunnen niet worden aangepast.
• Rode-ogencorrectie kan worden toegepast op JPEG-beelden die zijn
opgenomen in , maar het oorspronkelijke beeld wordt niet overschreven.
165
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een afzonderlijk verkrijgbare
Canon PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar).
Canon PictBridge-compatibele printers
• In dit hoofdstuk worden Canon printers uit de SELPHY CP-serie gebruikt.
Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven vensters en beschikbare
functies verschillen. Raadpleeg ook de handleiding van de printer.
9
166
U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) aansluit op een printer
die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar).
Schakel de camera en de printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
z Open het klepje en steek de kleinste
stekker stevig in de aansluiting van de
camera in de aangegeven richting.
z Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
z Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X verschijnt op het scherm.
Beelden afdrukken
Easy Print
Beelden afdrukken
167
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Druk de beelden af.
z Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop 7 om [Print] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
z Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
z Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de interfacekabel.
• Zie p. 230 voor Canon PictBridge-compatibele printers
(afzonderlijk verkrijgbaar).
• Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon PictBridge-
compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
• U kunt geen RAW-beelden afdrukken.
Beelden afdrukken
168
Sluit de camera aan op de printer.
z Volg stap 1 – 5 op p. 166 om het scherm
links weer te geven.
Selecteer een menuoptie.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een optie te
selecteren.
Selecteer de optie-instellingen.
z Druk op de knoppen qr om de
optie-instelling te selecteren.
Afdrukinstellingen kiezen
Stand. Hiermee worden de instellingen van de printer gevolgd.
Datum Hiermee wordt de datum afgedrukt.
File No. Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Beiden
Hiermee worden zowel de datum als het
bestandsnummer afgedrukt.
Uit —
Stand. Hiermee worden de instellingen van de printer gevolgd.
Uit —
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om de
afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal exemplaren.
Trimmen — Hiermee selecteert u het afdrukgebied (p. 169).
papier inst. —
Hiermee worden het papierformaat en de indeling
ingesteld (p. 170).
Beelden afdrukken
169
Trimmen en afdrukken (Trimmen)
U kunt een deel van een beeld selecteren om af te drukken.
Selecteer [Trimmen].
z Voer stap 1 – 2 op p. 168 uit om [Trimmen]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Selecteer het snijgebied.
z Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen.
z Druk op de knoppen opqr om de
positie van het kader te wijzigen.
z Draai de knop 7 om het AF-kader te
draaien.
z Druk op de knop m om de instelling te
voltooien.
Druk de beelden af.
z Volg stap 6 op p. 167 om af te drukken.
• U kunt beelden mogelijk niet bijsnijden wanneer deze te klein zijn of een
bepaalde verhouding hebben.
• Als u een beeld bijsnijdt waar een datum aan is toegevoegd, wordt de
datum mogelijk niet meer goed weergegeven.
Beelden afdrukken
170
Het papierformaat en de indeling selecteren voor afdrukken
Selecteer [papier inst.]
z Voer stap 1 – 2 op p. 168 uit om
[papier inst.] te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een papierformaat.
z Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop 7 om een optie te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de papiersoort.
z Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop 7 om een optie te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de indeling.
z Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop 7 om een optie te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
z Druk op de knoppen qr om het aantal
afdrukken in te stellen wanneer [N-plus] is
geselecteerd.
Druk de beelden af.
Beelden afdrukken
171
Beschikbare indelingsopties
Id-foto's afdrukken
Selecteer [ID Foto]
z Voer stap 1 – 4 op p. 170 uit om [ID Foto]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de lengte van de lange
zijde en de korte zijde.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een optie te
selecteren.
z Druk op de knoppen qr om de lengte te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer het afdrukgebied.
z Volg stap 2 op p. 169 om het afdrukgebied
te selecteren.
Druk de beelden af.
Standaard Hiermee worden de instellingen van de printer gevolgd.
Randen Hiermee wordt afgedrukt met randen.
Randloos Hiermee wordt zonder randen afgedrukt.
N-plus
Hiermee wordt geselecteerd hoeveel exemplaren van een beeld op
een vel worden afgedrukt.
ID Foto
Hiermee worden id-foto's afgedrukt.
Alleen beelden met een resolutie van L en een verhouding van 4:3
kunnen worden geselecteerd.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
Kies uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede afdrukken.
Beelden afdrukken
172
Sluit de camera aan op de printer.
z Volg stap 1 – 5 op p. 166 om een film te
selecteren.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om c te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een afdrukmethode.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om te kiezen. Druk
vervolgens op de knop qr om een
afdrukmethode te kiezen.
Druk de beelden af.
Afdrukopties voor films
Films afdrukken
Enkel Hiermee word het weergegeven beeld als foto afgedrukt.
Reeks
Hiermee wordt een reeks beelden van een specifieke scène op een
enkel vel papier afgedrukt. Als [Onderschrift] is ingesteld op [Aan],
kunt u het mapnummer, bestandsnummer en de verstreken tijd voor
het kader op hetzelfde moment afdrukken.
• Druk tijdens het afdrukken op de knop m om het afdrukken te annuleren.
• [ID Foto] en [Reeks] kunnen niet worden geselecteerd voor Canon
PictBridge-compatibele printers, modellen CP720/CP730 of eerder.
173
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om
af te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te
specificeren, zodat als een serie kunnen worden afgedrukt (p. 176) of
worden verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan
de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze
instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor
afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
z Druk op de knop n om [Print
instellingen] te selecteren op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een instelling.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een menu-item te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
z Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
U kunt geen films en RAW-beelden selecteren.
Print instellingen
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u 1 foto per pagina af.
Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit —
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit —
Wis DPOF
data
Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
Uit —
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
174
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
z Druk op de knop n om [Sel. beeld &
aantal] te selecteren op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
z Als u beelden selecteert in [Index],
verschijnt op het scherm. Druk
nogmaals op de knop m om de selectie
van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
• Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
instellingen te verwerken in de afdrukken.
• kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Als u instellingen wijzigt met
deze camera, worden alle bestaande instellingen overschreven.
• Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
• Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
• De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad 3, dat u kunt selecteren nadat u op de knop
n hebt gedrukt (p. 20).
Het aantal exemplaren selecteren
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
175
Stel het aantal afdrukken in.
z Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop 7 om het aantal afdrukken
in te stellen (maximaal 99).
z Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het
aantal afdrukken van elk beeld te selecteren.
z Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen de
af te drukken beelden selecteren (zoals
getoond in stap 2).
z Druk op n om de instelling te voltooien
en terug te keren naar het menuscherm.
Selecteer [Select. reeks].
z Voer stap 1 op p. 174 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de beelden.
z Volg stappen 2 – 3 op p. 151 om beelden
te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
z Druk op de knoppen op om [Opdracht] te
selecteren en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer [Sel. alle beelden].
z Voer stap 1 op p. 174 uit om [Sel. alle
beelden] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op
m
.
Selectie Reeks
Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
176
Selecteer [Wis alle selecties].
z Voer stap 1 op p. 174 uit en selecteer
[Wis alle selecties]. Druk vervolgens op
de knop m.
Alle selecties worden gewist.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Alle selecties wissen
Geselecteerde beelden afdrukken (DPOF)
• Als er afbeeldingen aan de afdruklijst zijn
toegevoegd (p. 166 – 175), wordt het venster
links weergegeven wanneer u de camera aansluit
op een PictBridge-compatibele printer. Druk op
de knoppen op om [Print nu] te selecteren, druk
vervolgens op de knop m om eenvoudig beelden
af te drukken die aan de afdruklijst zijn toegevoegd.
• Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start,
begint het afdrukken bij de volgende afdruk.
177
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en
veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe
u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
1
0
178
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen in het tabblad 3 (p. 45).
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
z Selecteer [Geluidsopties] en druk op de
knop m.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een menu-item te
selecteren.
z Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 44) of MENU (p. 45),
wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt
deze functie uitschakelen.
z Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De camera-instellingen wijzigen
Geluiden wijzigen
1, 2
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
3
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software
gebruiken om de geluiden te
wijzigen (p. 2).
Zelfs wanneer u [Sluiter geluid] wijzigt, wordt dit niet weergegeven in de
optie Sluiter geluid in (p. 78).
Hints en tips uitschakelen
De camera-instellingen wijzigen
179
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout]
verschijnt, als de camera niet goed werkt, als u denkt dat de opname-/
leessnelheid van een geheugenkaart is afgenomen, als het maken van
continu-opnamen langzamer gaat of als het opnemen van een film plotseling
wordt afgebroken. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen,
moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Selecteer [Low Level Format].
z Selecteer [Formateren] en druk op de
knop m.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [Low Level Format]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om weer te geven.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Start de Low Level Format.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
X De Low Level Format wordt uitgevoerd.
X Als de Low Level Format is voltooid,
verschijnt op het scherm de melding
[Geheugenkaart is geformatteerd].
Voltooi de Low Level Format.
z Druk op de knop m.
Low Level Format geheugenkaart
• Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 24),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
• U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
De camera-instellingen wijzigen
180
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera
inschakelt.
z Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop m.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om een optie te selecteren.
Opgeslagen beelden vastleggen als opstartscherm
Selecteer de afspeelmodus.
z Druk op de knop 1.
Selecteer [opstart scherm].
z Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop m.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [3] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
z Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop 7 om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op
m
om de
registratie te voltooien.
Het opstartscherm wijzigen
Geen opstartbeeld
1, 2
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
3
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen en de
meegeleverde software gebruiken om de
beelden te wijzigen.
De camera-instellingen wijzigen
181
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
z Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als
u een nieuw opstartbeeld registreert.
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde
software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde
software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
De bestandsnummering wijzigen
Continu
Ook als u opnamen maakt met een
nieuwe geheugenkaart, krijgen de
bestanden steeds een oplopend
nummer totdat u een opname maakt
en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map maakt,
begint de bestandsnummering weer
bij 0001.
• Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset]
een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering.
Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert
u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 24).
• Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
182
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
z Selecteer [Maak folder] en druk
vervolgens op de knoppen qr om
[Dagelijks] te selecteren.
z Beelden worden opgeslagen in mappen
die op elke opnamedatum worden
gemaakt.
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 29). Als u wilt
dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt,
zet u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.].
z Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
U kunt de spaarstandfunctie (p. 50) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
z
Selecteer [spaarstand] en druk op de knop
m.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [Automatisch Uit]
te selecteren. Gebruik vervolgens de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
z Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
Mappen maken volgens opnamedatum
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
De spaarstandfunctie uitschakelen
De camera-instellingen wijzigen
183
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 50). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
z Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [Display uit] te
selecteren. Gebruik de knoppen qr
om een tijd te selecteren.
z Het is raadzaam een tijd onder [1 min]
te selecteren om de batterij te sparen.
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en
tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones
van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en
tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum/tijd (p. 20) en uw tijdzone
correct instellen.
Stel de wereldtijdzone in.
z Selecteer [Tijdzone] en druk op de
knop m.
z Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop 7 om [ Wereld] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
z Druk op de knoppen qr of draai aan de
controleknop 7 om de wereldtijdzone te
selecteren.
z Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op
om te selecteren.
z Druk op de knop m.
Spaarstand van het scherm instellen
De wereldklok gebruiken
De camera-instellingen wijzigen
184
Selecteer de wereldtijdzone.
z Druk op de knoppen op of draai aan
de controleknop 7 om [ Wereld] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop n.
X wordt weergegeven op het
opnamescherm (p. 206).
U kunt de maateenheden die in de MF-indicator (p. 104) en op de zoombalk
(p. 26) worden weergegeven, en de met de GPS-functie (p. 114) opgenomen
hoogte wijzigen van m/cm in ft/in.
z Selecteer [Maateenheden] en druk op de
knoppen qr om [ft/in] te selecteren.
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 21), worden de datum
en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.
De weergegeven maateenheden wijzigen
185
Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 45).
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
z Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
U kunt de timing van de flitser en de sluiter wijzigen.
z Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [Sluiter sync.] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om een instelling te
selecteren.
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in deze sectie wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (p. 218 – 221).
Het AF-hulplicht uitschakelen
Flitsertiming wijzigen
1e gordijn
De flitser flitst direct nadat de sluiter
opengaat.
2e gordijn
De flitser flitst vlak voordat de sluiter
dichtgaat.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
186
Het licht voor rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
z Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [Lamp Aan] te
selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
z Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
De weergaveduur van het beeld meteen na de
opname wijzigen
2 – 10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven
totdat u de ontspanknop half
indrukt.
Uit
De beelden worden niet
weergegeven.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
187
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
z Selecteer [Terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
U kunt instellen welke informatie wordt weergegeven door met behulp van de
knop p tussen aangepaste weergaven te schakelen.
z
Selecteer [Custom Display] en druk op de
knop
m
.
z
Druk op de knoppen
opqr
of draai de
controleknop
7
om een item te selecteren en
druk vervolgens op de knop
m
. verschijnt
bij items die worden weergegeven.
X
Items met een worden weergegeven
.
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
direct na de opname wijzigen
Uit Geeft alleen het beeld weer.
details Uitgebreide informatieweergave (p. 210).
Focus
check
Het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de
focus kunt controleren. De procedure is
hetzelfde als in "De focus controleren"
(p. 148).
Weergegeven informatie wijzigen
Opname Info
Weergave van opname-
informatie (p. 206).
Raster
Een raster wordt over het
scherm geplaatst.
Histogram
Er verschijnt een histogram
(p. 43) in de opnamemodi G,
M, B en D.
Als u de ontspanknop half indrukt en teruggaat naar het opnamescherm
vanaf het scherm met instellingen voor aangepaste weergaven, worden
de instellingen niet opgeslagen.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
188
z Selecteer [IS-instellingen] en druk op de
knop m.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om een [IS modus] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] als u films
opneemt.
De Powered IS-functie uitschakelen
Met Powered IS worden lichte cameraschokken verminderd tijdens het
opnemen van films met een maximale telelens. Maar als u opnamen maakt
terwijl u loopt, of tijdens lange panopnamen, moet u Powered IS op [Uit] zetten.
Dit kan namelijk in dergelijke situaties onverwachte resultaten opleveren.
z Selecteer [IS-instellingen] en druk
op de knop m.
z Druk op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om [Powered IS] te
selecteren. Gebruik vervolgens de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
• Grijze items kunnen ook worden ingesteld, maar deze worden mogelijk
niet weergegeven, afhankelijk van de opnamemodus.
• De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Continu
Hiermee wordt automatisch de optimale
beeldstabilisatie voor de compositie
ingesteld (Intelligente IS) (p. 209).
Opname*
Alleen beeldstabilisatie is actief
op het moment van de opname.
Uit
Hiermee wordt beeldstabilisatie
uitgeschakeld.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Stel de
IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op een statief.
[Powered IS]-instellingen worden uitgeschakeld als [IS modus] is ingesteld
op [Uit].
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
189
z Kies [Instellen knop], en druk
vervolgens op de knop m.
z Druk op de knoppen opqr of draai de
controleknop 7 om de functies te
selecteren die u wilt registreren en druk
vervolgens op de knop m.
z Druk op de knop om de toegewezen
functie op te roepen.
Functies toewijzen aan de knop
• Selecteer als u de knop weer op de standaardwaarden wilt instellen.
• Als het symbool rechtsonder in een pictogram verschijnt, kan deze
functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus of functie-
instelling.
• In worden bij elke druk op de knop (p. 85) witbalansgegevens
vastgelegd en worden de witbalansinstellingen gewijzigd in .
• In % wordt bij elke druk op de knop de scherpstelling aangepast
en vergrendeld en verschijnt % op het scherm.
• Als u op de knop drukt in , wordt het scherm uitgeschakeld.
Probeer een van de volgende acties om het scherm te herstellen:
- Druk op een willekeurige knop behalve de ON/OFF-knop.
- Wijzig de verticale of horizontale stand van de camera.
190
U kunt maximaal 5 items van veelgebruikte menu's vastleggen op het tabblad
, zodat u snel toegang tot deze items hebt vanuit een enkel scherm.
Selecteer [My Menu inst.].
z Selecteer [My Menu inst.] op het
tabblad . Druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de menu-items die u wilt
vastleggen.
z Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop 7 om [Select.Items] te
selecteren, en druk vervolgens op de
knop m.
z Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop 7 om een menu te selecteren
dat u wilt vastleggen (maximaal 5) en druk
vervolgens op de knop m.
X verschijnt op het scherm.
z Als u de registratie wilt annuleren, drukt
u op de knop m. verdwijnt dan.
z Druk op de knop n.
Wijzig de volgorde waarin de
menu-items worden weergegeven.
z Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop 7 om [Sorteer] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
z Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop 7 om het menu-item te
selecteren dat u wilt verplaatsen, en druk
vervolgens op de knop m.
z Drup op de knoppen op of draai de
controleknop 7 om de volgorde te
wijzigen. Druk vervolgens op de knop m.
z Druk op de knop n.
Veelgebruikte opnamemenu's
vastleggen (My Menu)
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
191
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1 te
drukken (p. 45).
Als u beelden weergeeft op de camera worden beelden die in verticale
richting zijn opgenomen automatisch gedraaid en verticaal weergegeven.
U kunt deze functie uitschakelen.
z Selecteer [Autom. draaien] en druk
vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te
selecteren.
z Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
• Grijze items bij stap 2 kunnen ook worden ingesteld, maar deze zijn
mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de opnamemodus.
• Selecteer [Standrd wrgave] en druk op de knoppen qr om [Ja] te
selecteren. U kunt nu My Menu weergeven door op de knop n te
drukken in de opnamemodus.
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
De functie Automatisch draaien uitschakelen
• Beelden kunnen niet worden geroteerd (p. 159) als [Autom. draaien] is
ingesteld op [Uit]. Ook gedraaide beelden verschijnen in hun originele stand.
• In Smart Shuffle (p. 149) worden beelden die verticaal zijn gemaakt
verticaal weergegeven, zelfs als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit],
terwijl gedraaide beelden in hun gedraaide stand verschijnen.
Selecteren welk beeld als eerste wordt afgespeeld
Laatst gez
De weergave wordt hervat met de
laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met de
laatst gemaakte opname.
192
193
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt besproken hoe u de accessoires (p. 229) en
Eye-Fi-kaarten (beide afzonderlijke verkrijgbaar) kunt gebruiken.
Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen
en een lijst met functies en items die op het scherm worden
weergegeven.
11
194
Met de apart verkrijgbare Stereo AV-kabel AVC-DC400ST (p. 230) kunt u de
camera aansluiten op een tv om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
z Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig in
de aansluiting van de camera.
z Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond in de
afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze in
op de ingang waarop de kabel is
aangesloten.
Schakel de camera in.
z Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
z Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
Beelden bekijken op een tv
Geel
Wit
Wit
Geel
Rood
Rood
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de
televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het
juiste videosysteem in te stellen.
Beelden bekijken op een tv
195
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
• Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in
"Beelden bekijken op een tv" (p. 194).
• Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
Met de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 (p. 230) kunt u de camera
aansluiten op een hdtv en de camera te bedienen om opgenomen beelden
te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
z Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
z Steek de kabelstekker volledig in de
HDMI-aansluiting van de tv zoals
weergegeven.
Sommige informatie wordt mogelijk niet weergegeven wanneer u beelden
op een tv (p. 210) bekijkt.
Opnamen maken via een tv
• Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100
(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.
• Sommige informatie wordt mogelijk niet weergegeven wanneer
u beelden op een tv (p. 206) bekijkt.
De HDMI-kabel (los verkrijgbaar) gebruiken
bij een hdtv
Beelden bekijken op een tv
196
Geef beelden weer.
z Volg stap 3 en 4 op p. 194 om de beelden
weer te geven.
De afstandsbediening van een tv gebruiken om de camera
te bedienen
Als u de camera aansluit op een met HDMI CEC compatibele tv, kunt
u de afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen
en beelden af te spelen of diavoorstellingen te bekijken.
Mogelijk moet u op sommige tv's een aantal instellingen maken. Raadpleeg
de handleiding van de tv voor meer informatie.
Selecteer [Ctrl via HDMI].
z Druk op de knop n en selecteer
[Ctrl via HDMI] op het tabblad 3. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Sluit de camera aan op de tv.
z Volg stap 1 – 2 op p. 195 om de camera
aan te sluiten op de tv.
Geef beelden weer.
z Zet de tv aan en druk op de knop 1 van
de camera.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Gebruik de afstandsbediening
van de tv.
z Druk op de knoppen qr van de
afstandsbediening om een beeld te kiezen.
z Druk op de knop OK/Selecteren om het
bedieningspaneel van de camera te
bekijken. Druk op de knoppen qr om een
item te selecteren en druk vervolgens op
nogmaals op de knop OK/Selecteren.
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten
op een hdtv.
Beelden bekijken op een tv
197
Overzicht van het bedieningspaneel van de camera
weergegeven op de tv
Terug Het menu wordt gesloten.
Groep afspelen
Geeft groepen weer met HQ-opnamen die snel na elkaar zijn
gemaakt (wordt alleen weergegeven wanneer
gegroepeerde beelden zijn geselecteerd).
Film afspelen
Er wordt een film afgespeeld (wordt alleen weergegeven als
een film is gekozen).
Diavoorstelling
Beelden worden automatisch afgespeeld. U kunt tijdens het
afspelen op de knoppen qr van de afstandsbediening
drukken om tussen beelden te schakelen.
Index afspelen De beelden worden weergegeven in een index.
l Display wijzigen De schermweergave wordt gewijzigd (p. 42).
• Als u de knoppen op de camera bedient, kunt u de camera niet langer met
de afstandsbediening van de tv bedienen. Dit kan pas weer als u bent
teruggekeerd naar de enkelvoudige weergave.
• Via sommige tv's kan de camera mogelijk niet correct worden bediend,
zelfs niet als ze compatibel zijn met HDMI CEC.
.
198
Als u de voedingsadapterset ACK-DC30 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over de
lading in de batterij.
Schakel de camera uit.
Plaats de koppeling.
z Voer stap 2 op p. 18 uit om het klepje
te openen.
z De koppeling kan op dezelfde manier
worden geplaatst als de batterij. Plaats
de koppeling op de manier die wordt
aangegeven in stap op p. 18.
z Volg stap 5 op p. 18 om het klepje
te sluiten.
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
z Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
z Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens het
andere uiteinde in een stopcontact.
z Schakel de camera in als u deze wilt
gebruiken.
z Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
Aansluitpunten
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd
raken.
199
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van de
Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 16).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt
u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of
uploaden naar een webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie
over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht
van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt
u contact op met de fabrikant.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het
afspeelscherm (korte informatieweergave).
verschijnt in de overgedragen beelden.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
• Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 200), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds
radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat
u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is,
zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
• Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de
instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de handleiding van de
kaart voor meer informatie.
• Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even
duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht
worden onderbroken.
• Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
• Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
• De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt
u oplossen door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
(Grijs) Niet verbonden
(Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt
(Wit) Verbonden
(Bewegend) Bezig met overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer aan.
Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met de kaart.)
• De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 50).
• Als de modus wordt geselecteerd, wordt de Eye-Fi-verbinding
onderbroken. Als u een andere opnamemodus of de afspeelmodus
activeert, wordt de Eye-Fi-verbinding opnieuw geopend. Films die zijn
gemaakt in de modus worden mogelijk opnieuw overgedragen.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
200
U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart
controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
z Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
z Druk op de knoppen op of draai de
instelknop 7 om [Verbindingsinfo] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X Het verbindingsinfoscherm verschijnt.
U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
z Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
z Druk op de knoppen op of draai aan
de instelknop 7 om [Eye-Fi trans.]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Verbindingsgegevens controleren
Downloads met Eye-Fi uitschakelen
Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?
[Eye-Fi instellingen] wordt niet weergegeven als er geen Eye-Fi-kaart in de
camera is geplaatst en wanneer het schuifje voor schrijfbeveiliging in de
vergrendelstand staat. Daarom kunnen instellingen niet worden gewijzigd voor
Eye-Fi-kaarten met een schuifje voor schrijfbeveiliging wanneer het schuifje in de
vergrendelstand staat.
201
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
• Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15).
• Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18).
• Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18).
• Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
• Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
• Als [GPS-logger] is ingesteld op [Aan], raakt de batterijlading verder leeg, zelfs wanneer
de camera is uitgeschakeld. Als u batterijlading wilt sparen, stelt u de loggerfunctie in
op [Uit] wanneer u de functie niet van plan bent te gebruiken (p. 116).
De lens wordt niet ingetrokken.
• Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit
het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en
weer uit (p. 18).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 194).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
• Druk in de afspeelmodus (p. 23) de ontspanknop half in (p. 25).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 42).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto's worden vastgelegd, maar
wel in films worden opgenomen.
• Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren en kan
een horizontale balk verschijnen.
Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 28).
verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (p. 52).
• Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 188).
• Stel de flitser in op h (p. 83).
• Verhoog de ISO-waarde (p. 87).
• Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 188).
Problemen oplossen
Problemen oplossen
202
Het beeld is wazig.
• Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 25).
• Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 224).
• Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 185).
• Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
• Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (p. 97, 101).
Ook als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt
de camera niet scherp.
• Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en
de ontspanknop half indrukt, of als u de ontspanknop meerdere malen half indrukt,
verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
• Stel de flitser in op h (p. 83).
• Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 83).
• Pas het beeld aan met i-Contrast (p. 89, 163).
• Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (p. 105, 106).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
• Stel de flitser in op ! (p. 52).
• Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 83).
• Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (p. 105, 106).
• Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 28).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 83).
• Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (p. 109, 125).
• Verhoog de ISO-waarde (p. 87).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 83).
• Stel de flitser in op ! (p. 52).
• Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (p. 109, 125).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de
flitser.
• Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de
lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
• Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 87).
• Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 64).
Ogen worden rood weergegeven (p. 109).
• Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 186). Het lampje gaat branden voor het gebruik van de
flitser (p. 40). Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt.
U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het
onderwerp gaat staan.
• Corrigeer beelden met rode-ogencorrectie (p. 164).
Problemen oplossen
203
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het
maken van continu-opnamen gaat langzamer.
• Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 179).
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC.
• Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
"Beschikbare functies per opnamemodus" en "Opnamemenu" (p. 212 – 221).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (p. 24, 32).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
• Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 135).
Het onderwerp lijkt vervormd.
• Het onderwerp lijkt vervormd als het tijdens het opnemen snel langs de camera
beweegt. Dit is niet het gevolg van een storing.
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
• Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of
films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over
mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
• Gebruik een geheugenkaart waarop een Low Level Format is uitgevoerd met deze
camera (p. 179).
• Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
• Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of
kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen
wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
• Druk eerst op de knop 1 om de afspeelmodus te activeren en houd de knop n
en de knoppen o en m tegelijk ingedrukt. Druk in het scherm dat wordt weergegeven
op de knoppen qr om [B] te selecteren. Druk daarna op de knop m.
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden overdragen (p. 199).
204
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
• De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de
juiste richting (p. 18).
Geheugenkaart op slot
• Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of Eye-
Fi-kaart is ingesteld op "LOCK". Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 18).
Kan niet opnemen
• U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in
de juiste richting om opnamen te maken (p. 18).
Geheugenkaart fout (p. 179)
• Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting
is geplaatst, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice (p. 18).
Kaart bijna vol, kan niet alles selecteren
• Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart op opnamen te maken (p. 26, 31, 51,
61, 81, 119, 129) of beelden te bewerken (p. 160 – 164). Wis de beelden (p. 30, 154) om
ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 18).
Vervang \ Verwissel accu (p. 18)
Geen beeld.
• Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 150)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI/RAW afspelen
• Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden
weergegeven.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet
aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
• Het is niet mogelijk om incompatibele beelden te vergroten (p. 145), afgespeeld
in Smart Shuffle (p. 149), als favoriet te markeren (p. 156), te roteren (p. 159),
te bewerken (p. 160 - 164), toe te wijzen aan het beginscherm (p. 180),
te categoriseren (p. 157) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 173).
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd
of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot,
afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan
het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst.
• Het is niet mogelijk om films te vergroten (p. 145), afgespeeld in Smart Shuffle (p. 149),
te bewerken (p. 160 – 164), toe te voegen aan een afdruklijst (p. 173) of toe te wijzen
aan het beginscherm (p. 180).
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
205
Ongeldig selectiebereik
• Bij het selecteren van de selectiebereik (p. 151, 155, 158, 175) hebt u geprobeerd een
beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een
laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
•
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder
dan 998 beelden (p. 174).
• Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 174).
• U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 150), Wissen (p. 154),
Favorieten (p. 156), My Category (p. 157) of Print instellingen (p. 173).
Communicatie fout
• Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de
geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
•
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde
bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is bereikt. Wijzig in het
menu
3
de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 181) of formatteer de geheugenkaart (p. 24).
Lens fout
• Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de
camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
• Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
• Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet
vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
• Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact op
met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de
camera.
bestandsfout
• Foto's van andere camera's of beelden die zijn aangepast met computersoftware
kunnen mogelijk niet worden afgedrukt.
Print fout
• Controleer de papierinstellingen. Als dit bericht wordt weergegeven wanneer de instellingen
correct zijn, schakelt u de printer uit en weer in en geeft u de instellingen opnieuw op.
Absorptiekussen inkt vol
• Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice voor een vervangend
inktabsorptiekussen.
206
Informatieweergave op het scherm
Opname (informatieweergave)
Batterijoplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalanscompensatie
(p. 86)
My Colors (p. 93)
MB: AEB-opname
(p. 107) /
Focusbracketing (p. 102)
Transportmodus (p. 92)
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 199)
Meetmethode (p. 105)
Compressie
(Beeldkwaliteit) (p. 58) /
Resolutie (p. 58, 135),
RAW (p. 91)
Histogram (p. 43)
Foto's: Aantal opnamen
(p. 59)
Zelfontspanner
(p. 55, 56)
Filmkwaliteit (p. 135)
Focuslengte (p. 53)
Films: Resterende tijd
(p. 135)
Digitale zoom (p. 52) /
Digitale Tele-converter
(p. 95)
Scherpstelbereik (p. 94,
104) / Beeldstabilisatie
(p. 188)
Opnamemodus (p. 212),
Compositiepictogram
(p. 208)
Flitser modus
(p. 52, 83, 108)
AF-kader (p. 96)
Rode-ogencorrectie
(p. 109)
Flitsbelichtings-
compensatie / Flits
output (p. 109, 125)
Spotmetingpuntkader
(p. 105)
Datum stempel (p. 54)
ISO-waarde (p. 87)
ND-filter (p. 108)
AE-vergrendeling (p. 106),
FE-vergrendeling (p. 106)
Raster (p. 187)
Sluitertijd (p. 120, 122)
Aspectratio (p. 57)
Diafragmawaarde
(p. 121, 122)
Hoeveelheid
belichtingscompensatie
(p. 83)
i-Contrast (p. 89)
GPS-ontvangststatus
(p. 113)
Witbalans (p. 84)
Correctie kwiklampje
(p. 60)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 28)
Belichtingsschuifbalk
Zoombalk (p. 26)
Knipperdetectie (p. 110)
Belichtingsniveau
(p. 122)
MF-indicator (p. 104)
Beeldstabilisatie (p. 188)
Tijdzone (p. 183)
Windfilter (p. 136)
Informatieweergave op het scherm
207
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden
de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de
camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan
roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet
naar behoren.
Informatieweergave op het scherm
208
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
bepaalde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld en
worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur
voor het onderwerp.
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
Compositiepictogrammen
Onderwerp Mensen
Niet-menselijke
onderwerpen
Achtergrond-
kleur
pictogram
Achtergrond
In
beweging
Met veel
schaduw
in het
gezicht
In
bewe-
ging
Dichtbij
Helder
Grijs
Tegenlicht —
Inclusief
blauwe luchten
Lichtblauw
Tegenlicht —
Zonsonder-
gangen
— — Oranje
Spotlight
Donkerblauw
Donker
Met een
statief
*— *—
Informatieweergave op het scherm
209
Stelt auomatisch de optimale beeldstabilisatie voor de compositie in
(Intelligente IS) en geeft de volgende pictogrammen weer in modus A.
* Verschijnt op het scherm bij het volgen van de beweging van een onderwerp tijdens het
opnemen (pannen). Terwijl een onderwerpt dat zich horizontaal beweegt wordt gevolgd,
worden alleen verticale camerabewegingen verminderd (horizontale beeldstabilisatie wordt
uitgeschakeld). Daarnaast worden, als u onderwerpen opneemt die verticaal bewegen,
alleen horizontale camerabewegingen verminderd.
IS modus-pictogrammen
Vermindert camerabewegingen
bij het maken van foto's.
Vermindert camerabewegingen
bij het maken van films, inclusief
sterke camerabewegingen die
optreden als u films maakt terwijl
u loopt (modus Dynamisch).
Vermindert camerabewegingen
bij het pannen als u opnamen
maakt*.
Vermindert kleine
camerabewegingen wanneer
u films maakt bij maximale
telelens-instelling (Powered IS).
Vermindert camerabewegingen
bij macrofoto's (Hybride IS).
Schakelt beeldstabilisatie uit
voor het maken van opnamen als
de camera op een statief is gezet
en beeldstabilisatie onnodig is.
Als [IS modus] is ingesteld op [Uit] (p. 188), wordt beeldstabilisatie
uitgeschakeld en verschijnen er geen pictogrammen op het scherm.
Informatieweergave op het scherm
210
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Weergave schakelen:
GPS-informatieweergave
(p. 43), Histogram (p. 43)
My Category (p. 157)
Witbalans (p. 84)
Histogram (p. 43)
ND-filter (p. 108)
Belichtingscompensatie
(p. 83), Belichting
(p. 134)
ISO-snelheid (p. 87),
Afspeelsnelheid (p. 132,
134)
Opnamemodus (p. 212)
Eye-Fi-overdracht
voltooid (p. 199)
Batterijoplaadlampje
(p. 15)
Meetmethode (p. 105)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 181)
Nummer van
weergegeven beeld /
totaal aantal beelden
Sluitertijd (foto's)
(p. 120), Beeldkwaliteit /
aantal beelden (films)
(p. 135)
Diafragmawaarde
(p. 121, 122)
i-Contrast (p. 89, 163)
Flitser (p. 83, 108),
Flitsbelichtingscompens
atie (p. 109)
Scherpstelbereik
(p. 94, 104)
Bestandsgrootte
(p. 59, 135)
Foto's: Resolutie (p. 59)
Films: Filmlengte (p. 135)
Compressie
(Beeldkwaliteit) (p. 58) /
Resolutie (p. 58, 135),
RAW (p. 91),
MOV (Movies)
Groep afspelen (p. 146),
Beeld bewerken
(p. 160 – 164)
Beveilig (p. 150)
Favorieten (p. 156)
My Colors (p. 93, 162)
Correctie kwiklampje
(p. 60)
Compensatie
witbalans (p. 86) /
Rode-ogencorrectie
(p. 109, 164)
Opnamedatum en -tijd
(p. 20)
Informatieweergave op het scherm
211
Overzicht van het filmbedieningspaneel in
"Films bekijken" (p. 33)
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Afsluiten
Afspelen
Slow motion (U kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr of de
instelknop 7. Geluid wordt niet afgespeeld.)
Terug springen* (Doorgaan met terug springen als u de knop
m
ingedrukt houdt.)
Vorig beeld (Terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Volgend beeld (Vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Vooruit springen* (Doorgaan met springen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Bewerken (p. 137)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer
(p. 166).
U kunt vooruit of achteruit springen tijdens de weergave van films door op
de knoppen qr te drukken.
*
c
212
Functies en menulijsten
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
D B M G
A
K
I J C
Functie
Belichtingscompensatie (p. 83)
*1
— {{{— {{{{
Flitser (p. 52, 83, 108)
*1
———{{{{{{
h
*1
{{{{— {{{{
Z
*1
— { — {
*2
{ —
*3
—
!
*1
{{{{{{{{{
Flitsbelichtingscompensatie (p. 109)
*1
— {{{— { ———
Flitsuitvoerinstellingen (p. 125)
*1
{{{——————
Av/Tv-instellingen (p. 120, 121)
B
*1
{{———————
M
*1
{ — { ——————
Programma Shift (p. 106) { — {{{— { ———
AE lock/FE-lock (p. 106)
*4
{ — {{{— { ———
AE lock/belichting (Films) (p. 134) — — — — — — — — — —
AF lock (indien toegewezen aan de knop ) (p. 189) {{ { {{ — {{{—
Scherpstelbereik (p. 94)
*1
{{{{{{{{{
e
*1
{{{{— {{{—
(p. 104)/AF lock
(p. 101)
*1
{{{{— {{{—
Gezichtsselectie (p. 103) {{{{{{{{{{
AF Tracking (p. 97) {{{{{{— {{{
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 Kan niet worden ingesteld,
maar schakelt over naar Z afhankelijk van de omstandigheden. *3 Kan niet worden ingesteld, maar schakelt over
naar Z wanneer de flitser flitst. *4 FE-lock is niet beschikbaar wanneer ingesteld op !.
Functies en menulijsten
213
K E
w S O P t
x
v
T
Y
E
{{{{{{{{{{{— {{{{{{—————
{{{——{{{{———{{{{{{{{———
{{{——{{{{— { — {{{{{{{{———
——————————{ ————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
————————————————————{{—
———{{{{{{— {{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———{{{{{{— {{{{{{{{{{{{{
———{{{{{{——{{{{{{{{{{{{
{{{{— {{{{——{{——{{{{{{{{
———{ — {{{{———{ ———{{{{———
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
214
Menu FUNC.
Opnamemodi
D B M G
A
K
I J C
Functie
DR-correctie (p. 89)
*1
{{{{— {{{{
*1
— {{{{————
*1
{{{{—————
Schaduwcorrectie (p. 90)
*1
{{{{— {{{{
*1
{{{{{{———
ISO-waarde (p. 87)
*1
— {{{{{{{{
–
*1
{{{{— { ———
Witbalans (p. 84)
*1
{{{{{{{{{
*1
{{{{— { ———
*1
{{{{— { ———
*2 *1
{{{{— { ———
Witbalanscompensatie (p. 86)
*1
{{{{—————
Onderwater witbalanscorrectie (p. 84) — — — — — — — — — —
My Colors (p. 93)
*1
{{{{{{{{{
*3 *3
*4
*1
{{{{— { ———
Bracketing (p. 102, 107)
*1
{{{{{{{{{
*1
— {{{—————
*1
{{{{—————
Transport mode (p. 92)
*1
{{{{{{{{{
*1
{{{{——{{{
*5 *1
{{{{——{{{
Zelfontspanner (p. 55)
*1
{{{{{{{{{
*1
{{{{{{{{{
Zelfontspanner-instellingen
(p. 56)
Vertraging
*6 *1
{{{{{{{{{
Beelden
*7 *1
{{{{{— {{{
AF Frame (p. 96)
*1
{{{{— {{{{
*1
{{{{
*8
— {{{
*1
{{{{{{{{{
Positie AF-kader wijzigen (p. 99)
*1
{{{{—————
Meetmethode (p. 105)
*1
{{{{{{{{{
*1
{{{{— { ———
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 Niet beschikbaar in de modi x
en v. *3 Witbalanscorrectie kan niet worden geselecteerd. *4 U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en
kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten instellen op 5 verschillende niveaus.
*5 wordt ingesteld wanneer f, AF lock of t is geselecteerd. *6 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden
modi waarin het aantal opnamen niet kan worden ingesteld.
S
h
W
][$
Functies en menulijsten
215
K E
w S O P t
x
v
T
Y
E
{{{{{{— {{{{{{{{{{{{{———
——————{ ————————————————
———————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{———
———————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{———————{ —————————{{—
{{{———————{ ————————————
{{{———{ ———{ —————————{{—
———————————————————————
——————
*9
————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{———————{ —————————{{—
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———————————————————————
———————————————————————
{{{— {{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———{ — {{{{{——{{{{{{{{———
—————{{{{{——{{{{{{{{———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
————{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
————{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
————{{{{{{— {{{{{{{{{———
———{ — {{{{{{— {{— {{{{{{{{
———{ — {{{{———{ ———{{{{———
{{{{{{{{{——{{——{{{{{{{{
———————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———————————————————————
*7 Vastgezet op 1 opname in modi waarin het aantal opnamen niet kan worden ingesteld. *8 Alleen beschikbaar
door op de knop o te drukken (p. 29). *9 Geen gedetailleerde instellingen beschikbaar.
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
216
Opnamemodi
D B M G
A
K
I J C
Functie
ND filter (p. 108)
*1
{{{{— { ———
*1
{{{{{{{{{
Hoogte/breedte foto (p. 57)
*1
{{{{{— {{{
Beeldtype (p. 91)
*1
{{{{—————
Pixels opnemen (p. 58)
*1
{{{{{{{{{
*1
{{{{{{{{{
Compressieverhouding (p. 58)
*1
{{{{{{{{{
Filmkwaliteit (p. 135)
*1
{{{{{{{{{
*1
{{{{{{{{{
*1
{{{{{{{{{
——————————
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 Alleen en zijn
beschikbaar.
Functies en menulijsten
217
K E
w S O P t
x
v
T
Y
E
————————————————————{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{——{{{{{— { ——
*2
— {{{{———
———————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{——{{{{{{—————————{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{— {{{{{{——
{{{{{{{{{{{{{{
*3
{{{{{{{—
{{{{{{{{{{{{{{
*3
{{{{{{——
——————————————————————{
*3 Synchroniseert met de aspectratio-instelling van foto's en wordt automatisch ingesteld (p. 133).
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
218
4 Opnamemenu
Opnamemodi
D B M G
A
K
I J C
Functie
AF kader afm. (p. 99)
Normaal
*1
{{{{— {{{{
Klein
*1
{{{{— {{{{
Digitale Zoom (p. 52)
Standaard
*1
{{{{{{{{{
Uit
*1
{{{{{{{{{
Digitale Tele-converter
(1.5x/2.0x)
*1
{{{{—————
AF-Punt Zoom (p. 100)
Aan
*1
{{{{{— {{—
Uit
*1
{{{{{{{{{
Servo AF (p. 101)
Aan
*1
{{{{——{{{
Uit
*2 *1
{{{{{{{{—
AF-hulplicht (p. 185)
Aan
*1
{{{{{{{{{
Uit
*1
{{{{{{{{{
MF-Punt Zoom (p. 104)
Aan
*1
{{{{——{{—
Uit
*1
{{{{{{{{{
Veiligheids MF (p. 104)
Aan
*1
{{{{— {{{—
Uit
*1
{{{{{{{{{
Flits Instellingen
(p. 109, 125, 185, 186)
Flits mode
Automatisch
*1
— {{{{{{{{
Handmatig
*1
{{{——————
Flitsbel. comp.
*1
— {{{— { ———
Flits output
*1
{{{——————
Sluiter sync.
1e gordijn
*1
{{{{{{{{{
2e gordijn
*1
{{{{— { ———
Rode-Ogen
Aan
*1
{{{{{{{{{
Uit
*1
{{{{{{{{{
Lamp Aan Aan/Uit
*1
{{{{{{{{{
Veiligheids FE
Aan
*1
— {{{{{{{{
Uit
*1
{{{{— { ———
ISO autom. inst. (p. 88)
Max ISO-waarde
*1
— {{{— { ———
Snelheid inst.
*1
— { — { — { ———
Hoog ISO nr. (p. 90) Standaard/Hoog/Laag
*1
{{{{—————
Hg lampcorr. (p. 60) Aan/Uit — — — — — { ————
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 [Aan] wanneer bewegende
mensen worden gedetecteerd in de modus A.
Functies en menulijsten
219
K E
w S O P t
x
v
T
Y
E
———{ — {{{{{{— {{— {{{{{{{{
———{ — {{{{———{ ——{{{{{{{{
{{{——{{{{{——————————{{—
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———————————————————————
{{{{— {{{{——{{———{{{{———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
—————{{{{———{ ———{{{{———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{— {{{{{{{{{{{{{
— {{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———{ — {{{{——{{———{{{{———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———{{{{{{——{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{——{{{{— { — {{{{{{{{———
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
{{{——{{{{— { — {{{{{{{{———
———————————————————————
{{{——{{{{——————————————
{{{——{{{{— { — {{{{{{{{———
{{{——{{{{— { — {{{{{{{{———
{{{
——{{{{— { — {{{{{{{{———
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
220
Opnamemodi
D B M G
A
K
I J C
Functie
Spotmetingpunt (p. 105)
Centrum
*1
{{{{— { ———
AF-Punt
*1
{{{{—————
Safety Shift (p. 121)
Aan
*1
— {{——————
Uit
*1
{{{{{{{{{
Windfilter (p. 136) Aan/Uit
*1
{{{{{{{{{
Bekijken (p. 186) Uit/2-10 sec./Vastzetten
*1
{{{{{{{{{
Terugkijken (p. 187)
Uit
*1
{{{{{{{{{
details/Focus check
*1
{{{{{{{{{
Knipperdetectie (p. 110)
Aan
*1
{{{{{{{{{
Uit
*1
{{{{{{{{{
Custom Display (p. 187)
Opname Info/Raster/
Histogram
*1
{{{{{{{{{
IS-instellingen (p. 188)
IS modus
Continu
*1
{{{{{{{{{
Opname
*1
{{{{— {{{{
Uit
*1
{{{{{{{{{
Powered IS
Aan
*1
{{{{{{{{{
Uit
*1
{{{{{{{{{
Datum stempel (p. 54)
Uit
*1
{{{{{{{{{
Datum/Datum & Tijd
*1
{{{{{{{{{
Stel ringfuncties in (p. 125)
*1
{{{{—————
Instellen knop (p. 189) {{{{{{{{{{
Opslaan (p. 127) {{ { {{ —————
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi.
Functies en menulijsten
221
K E
w S O P t
x
v
T
Y
E
———————————————————————
———————————————————————
———————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{— {{{{{{{—
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{———
{{{{{{{{{{— {{{{{{{{{———
{{{——{ — {{———{ ————{{{———
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{— {{{{{{{{{{{{{{{———
{{{{— {{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{— {{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
{{{——{{{{{—————————————
———————————————————————
{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{{
———————————————————————
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
222
3 Menu Instellen
Item Beschrijving Zie pagina
mute Aan/Uit* p. 46
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 47
Geluidsopties De geluiden instellen voor elke camerabewerking. p. 178
Hints en tips Aan*/Uit p. 178
LCD Helderheid De helderheid van het scherm instellen (5 niveaus). p. 48
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 180
Formateren
Een geheugenkaart formatteren waarbij alle gegevens
worden verwijderd.
p. 24, 179
Bestandnr. Continu*/Auto reset p. 181
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 182
Lens intrekken 1 min*/0 sec. p. 182
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
p. 50, 182,
183
Tijdzone Thuis*/Wereld p. 183
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen. p. 21
Datum/tijd GPS Aan/Uit* p. 117
GPS-instell. GPS-functie en loggerinstellingen. p. 113
Maateenheden m/cm*/ft/in p. 184
Video Systeem NTSC/PAL p. 194
Ctrl via HDMI Aan/Uit* p. 196
Eye-Fi
instellingen
Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen als
een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 199
Taal Weergavetaal selecteren. p. 23
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 49
* Standaardinstelling
Menu My Menu
Item Beschrijving Zie pagina
My Menu inst. De items instellen voor vastlegging in My Menu. p. 190
Functies en menulijsten
223
1 Menu Afspelen
Item Beschrijving Zie pagina
Filmsynopsis
afspelen
Films afspelen die zijn gemaakt met filmsynopsis. p. 141
Smart Shuffle Smart Shuffle starten. p. 149
Diavoorstelling Beelden worden automatisch afgespeeld. p. 144
Wissen Beelden wissen (Selectie, Select. reeks, Alle beelden). p. 154
Beveilig
Beelden beveiligen (Selectie, Select. reeks,
Alle beelden).
p. 150
Roteren Beelden draaien. p. 159
Favorieten Beelden markeren als favoriet of de markering opheffen. p. 156
My Category Beelden indelen in categorieën (Selectie, Select. reeks). p. 157
i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's corrigeren. p. 163
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 164
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 161
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 160
My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 162
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 140
Beelden groep. Aan*/Uit p. 147
Autom. draaien Aan*/Uit p. 191
Ga verder Laatst gez*/Laatste f. p. 191
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 145
* Standaardinstelling
2 Menu Afdrukken
Item Beschrijving Zie pagina
Print
Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten op
een printer).
—
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken. p. 174
Select. reeks
Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die
u wilt afdrukken.
p. 175
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 175
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 176
Print instellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 173
224
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera .............Ongeveer 12,1 miljoen pixels
Lens
Brandpuntafstand............................5x zoom: 5.2 (G) – 26.0 (T) mm
(equivalent aan 35-mm film: 24 (G) – 120 (T) mm)
Scherpstelbereik .............................3 cm – oneindig (G), 30 cm – oneindig (T)
• Macro: 3 – 50 cm (G), 30 – 50 cm (T)
Beeldstabilisatiesysteem.................Type lensverschuiving
Beeldprocessor ...................................DIGIC 5
LCD-monitor
Type ................................................TFT-kleurenmonitor (breedbeeld)
Grootte ............................................7,5 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels ..............................Ongeveer 461.000 pixels
Verhouding......................................4:3
Functies ..........................................Helderheidaanpassing (5 niveaus), Quick-bright LCD
Focus-
controlesysteem..............................Autofocus: Enkel (continu in automatische modus),
Servo AF (Servo AE)
Handmatig scherpstellen
AF-kader .........................................Gezichts-AiAF, AF Tracking, Centrum, FlexiZone
Meetsysteem.......................................Deelmeting, Gemiddelde centrum meeting, Spot
Belichtingscompensatie
(Foto's) / Belichting (Films)..................±3 stops
*
in stappen van 1/3-stop
* ±2 voor belichting
ISO-waarde (standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)..............Auto, ISO 80/100/125/160/200/250/320/400/500/640/
800/1000/1250/1600/2000/2500/3200/4000/5000/6400
Witbalans.............................................Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Flitser, Onderwater, Custom
Sluitersnelheid.....................................1 – 1/2000 sec.
15 – 1/2000 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Specificaties
Specificaties
225
Diafragma
Type ................................................Iris
f/nummer .............................................f/2.0 – f/8.0 (G), f/5.9 – f/8.0 (T)
Flitser
Modi ................................................Auto, Aan, Slow sync, Uit
Bereik ..............................................50 cm – 7,0 m (G), 50 cm – 2,3 m (T)
Opnamemodi ......................................C, M, Av, Tv, P, Auto
*1
, SCN
*2
, Creatieve filters
*3
, Film
*4
• Het opnemen van films is mogelijk met de filmknop
*1 Smart Auto is ook beschikbaar voor films
*2 Filmsynopsis, Portret, Landschap, Kinderen & dieren,
Smart Shutter
*5
, Snel na elkaar HQ, Nachtscene
handmatig, Strand, Onderwater, Flora, Sneeuw, Vuurwerk,
Stitch Hulp
*3 High Dynamic Range, Nostalgisch, Fisheye-effect,
Miniatuureffect, Speels effect, Monochroom, Extra
levendig, Poster-effect, Kleur Accent, Kleur Wissel
*4 Standaard, iFrame-film, Super slow-motion film
*5 Glimlach, Knipoogdetectie, Zelfontspanner gezicht
Digitale Zoom ......................................Foto's/films: Ongeveer 4x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 20x)
Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter
Continu-opnamen maken
Modus kiezen ..................................Continu-opnamen, continu-opnamen AF
Snelheid ..........................................Ongeveer 2,3 beelden/sec. (in modus P)
Ongeveer 9,6 beelden/sec. (in modus Snel achter
elkaar HQ)
Aantal beelden (volgens
CIPA-normen)......................................Ongeveer 200
Opnamemedia.....................................SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart,
SDXC-geheugenkaart
Bestandstype.......................................Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto's...............................................Exif 2.3 (JPEG), RAW (CR2 (Canon Original))
Films................................................MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens:
Linear PCM (stereo))
GPS-logbestand..............................compatibel met NMEA 0183-berichtindeling
Specificaties
226
Aantal opnamepixels (resolutie)
Foto's ..............................................16:9
Groot: 4000 x 2248, Medium 1: 2816 x 1584,
Medium 2: 1920 x 1080, Klein: 640 x 360
3:2
Groot: 4000 x 2664, Medium 1: 2816 x 1880,
Medium 2: 1600 x 1064, Klein: 640 x 424
4:3
Groot: 4000 x 3000, Medium 1: 2816 x 2112,
Medium 2: 1600 x 1200, Klein: 640 x 480,
RAW: 4000 x 3000
1:1
Groot: 2992 x 2992, Medium 1: 2112 x 2112,
Medium 2: 1200 x 1200, Klein: 480 x 480
4:5
Groot: 2400 x 3000, Medium 1: 1696 x 2112,
Medium 2: 960 x 1200, Klein: 384 x 480
Films ..............................................Super slow-motion film: 640 x 480 (120 beelden/sec.
bij opnemen, 30 beelden/sec.
*1
tijdens afspelen),
320 x 240 (240 beelden/sec. bij opnemen,
30 beelden/sec.
*1
tijdens afspelen)
Miniatuureffect: 1280 x 720
*2
/ 640 x 480
*2
iFrame-film: 1280 x 720 (30 beelden/sec.
*1
)
Anders dan hierboven: 1920 x 1080 (24 beelden/sec.
*3
) /
1280 x 720 (30 beelden/sec.
*1
) /
640 x 480 (30 beelden/sec.
*1
)
*1 Werkelijk aantal: 29,97 beelden/sec.
*2 Opnamen maken: 6 beelden/sec. / 3 beelden/sec. /
1,5 beelden/sec., Afspelen: 30 beelden/sec.
*1
*3 Werkelijk aantal: 23,976 beelden/sec.
Interface ..............................................Hi-speed USB
HDMI-uitgang
Analoge audio-uitgang (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Standaard voor direct afdrukken .........PictBridge
Voeding ...............................................Batterij NB-5L
Compacte voedingsadapter CA-DC10 (bij gebruik met
voedingsadapterset ACK-DC30)
Afmetingen (volgens CIPA-normen)....98,9 x 59,8 x 26,7 mm
Gewicht (volgens CIPA-normen).........Ongeveer 198 g (incl. batterij en geheugenkaart)
Ongeveer 173 g (alleen camerabehuizing)
Specificaties
227
Batterij NB-5L
Type.....................................................Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning..............................3,7 V DC
Nominale capaciteit .............................1.120 mAh
Oplaadcycli..........................................Ongeveer 300 x
Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40° C
Afmetingen ..........................................32,0 x 44,9 x 7,9 mm
Gewicht................................................Ongeveer 25 g
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Nominale invoer...................................100 V – 240 V AC (50/60 Hz), 0,085 A (100 V) – 0,05 A
(240 V)
Nominale uitvoer..................................4,2 V DC, 0,7 A
Oplaadduur..........................................Ongeveer 2 uur en 5 minuten (bij gebruik van NB-5L)
Oplaadlampje ......................................Opladen: oranje, Volledig opgeladen: groen
Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40° C
Afmetingen ..........................................57,5 x 81,6 x 21,0 mm
Gewicht................................................Ongeveer 65 g (CB-2LX)
Ongeveer 59 g (CB-2LXE excl. netsnoer)
• Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
• De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR
EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE
BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
228
Accessoires
Stereo AV-kabel AVC-DC400ST
Polsriem
WS-DC11
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE*
Meegeleverd bij de camera
USB-kaartlezer
Windows/Macintosh
TV
Geheugenkaart
Canon PictBridge-compatibele printers
* Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
Batterij NB-5L
met kapje*
HDMI-kabel HTC-100
Interfacekabel
IFC-400PCU*
229
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in
sommige regio's.
Batterij NB-5L
z Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
z Een oplader om de batterij NB-5L op
te laden.
Voedingsadapterset ACK-DC30
z Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
Krachtige flitser HF-DC2
z Met deze losse flitser kunt u foto-
onderwerpen vastleggen die te ver weg
zijn om door de ingebouwde flitser te
worden belicht. Krachtige flitser HF-DC1
kan ook worden gebruikt.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Voedingen
Accessoires in het buitenland gebruiken
De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden
met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit
kan leiden tot beschadigingen.
Flitser
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
230
Waterdichte behuizing WP-DC43
z Gebruik deze behuizing voor het maken
van foto's onder water tot op een diepte
van 40 meter, voor het maken van foto's in
de regen, op het strand en op skipistes.
Gewicht voor waterdichte behuizing WW-DC1
z Wanneer u de waterdichte behuizing
gebruikt voor het maken van foto's onder
water, gebruikt u de gewichten om te
voorkomen dat de behuizing blijft drijven.
Stereo AV-kabel AVC-DC400ST
z Gebruik deze kabel om de camera aan te
sluiten op een tv om beelden te maken en
weer te geven.
HDMI-kabel HTC-100
z Gebruik deze kabel om de camera aan te
sluiten op de HDMI-aansluiting van een hdtv.
Canon PictBridge-compatibele printers
z Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel
bij u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
Overige accessoires
Printers
SELPHY-
serie
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort,
die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking
van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties
wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
231
A
Aangepaste witbalans ...............................85
Aansluiting.................36, 166, 194, 195, 198
Accessoires .............................................229
AEB-modus .............................................107
AE-vergrendeling.............................106, 134
Afdrukken ................................................166
AF Frames.....................................27, 96, 99
AF J Scherpstellen
AF-Punt Zoom .........................................100
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten............. 145
AF Tracking .........................................29, 98
AF-vergrendeling.....................................101
AUTO-modus (opnamemodus) ...........26, 40
Av (opnamemodus) .................................121
AV-kabel..................................................194
B
Batterij
Oplaadlampje......................................15
Opladen ..............................................14
Spaarstand .........................50, 182, 183
Batterijlader .........................................2, 229
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen...........................30, 154
Beveiligen .........................................150
Bewerken J Bewerken
Weergaveduur ..................................186
Beelden bekijken op een tv .....................194
Beelden markeren als favoriet.................156
Beelden wissen .........................................30
Beeldkwaliteit J Compressieverhouding
Bekijken
Beelden op een tv.............................194
Beeld scrollen ................................... 140
Diavoorstelling ..................................144
Enkelvoudige weergave......................29
Gefilterd afspelen..............................142
Indexweergave .................................140
Smart Shuffle....................................149
Vergrote weergave ...........................145
Belichting
AE-vergrendeling......................106, 134
Correctie .............................................83
FE-vergrendeling ..............................106
Verschuiving .....................................134
Bestandsnummering................................181
Beveilig ....................................................150
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) ...................160
i-Contrast ..........................................163
My Colors..........................................162
Rode-ogencorrectie ..........................164
Trimmen............................................161
Bijgesloten items J Accessoires
C
C (opnamemodus)...................................127
Camera
De camera vasthouden.......................13
Standaardinstellingen .........................49
Camerabeweging ........................28, 52, 188
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk...........2
Centrum (modus AF Frame)......................97
Compressieverhouding (beeldkwaliteit).....58
Continu-opnamen maken ..........................92
Snel na elkaar HQ
(opnamemodus)..................................78
Creatieve filters (opnamemodus) ..............65
D
Datum/Tijd
Instelling..............................................20
Toevoegen aan beeld .........................54
Wereldklok ........................................183
Wijzigen ..............................................21
Datum en tijd J Datum/Tijd
Diavoorstelling.........................................144
Digitale Tele-converter ..............................95
Digitale Zoom ............................................52
DPOF.......................................................173
Dynamic Range-correctie ..........................89
E
Extra levendig (opnamemodus).................65
Eye-Fi-kaart.......................................16, 199
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
FE-vergrendeling.....................................106
Index
Index
232
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden)................................. 135
Bekijken (afspelen)............................. 33
Bewerken.......................................... 137
Modi.................................................. 130
Opnametijd ................................. 32, 135
Filmsynopsis (opnamemodus) .................. 73
Fisheye-effect (opnamemodus)................. 68
FlexiZone (modus AF Frame) ................... 97
Flitser
Aan ..................................................... 83
Flitsbelichtingscompensatie.............. 109
Slow sync ......................................... 108
Uit ....................................................... 52
Flora (opnamemodus)............................... 63
Focusbracketing...................................... 102
Focus check ............................................ 148
Focusvergrendeling................................... 97
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken).......................... 160
Formatteren (geheugenkaart) ........... 24, 179
Formateren J Geheugenkaarten,
Formateren
Foutmeldingen......................................... 204
G
Geheugenkaarten...................................... 16
Beschikbare opnamen.................. 19, 59
Formatteren................................ 24, 179
Opnametijd ................................. 32, 135
Geluidsinstellingen .................................... 46
Gezichts-AiAf (modus AF Frame) ............. 96
Gezichtsselectie ...................................... 103
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)........................................ 76
Glimlach (opnamemodus) ......................... 74
GPS................................................... 43, 111
H
Handmatig scherpstellen
(AF-instelling) .......................................... 104
High Dynamic Range (opnamemodus) ..... 66
I
i-Contrast........................................... 89, 163
iFrame-film (filmmodus)...........................130
Interfacekabel................................ 2, 36, 166
ISO-waarde ............................................... 87
K
Kinderen & dieren (opnamemodus) .......... 63
Kleur Accent (opnamemodus)...................70
Kleur Wissel (opnamemodus) ................... 71
Klokfunctie................................................. 50
Knipoogdetectie (opnamemodus) .............75
Knipperdetectie .......................................110
L
Lampje................................. 40, 41, 185, 186
Landschap (opnamemodus)...................... 62
LCD-monitor J Scherm
Lichtnet.................................................... 198
M
M (opnamemodus) ..................................122
Macro (AF-instelling) ................................. 94
Meetmethode .......................................... 105
Menu
Basishandelingen ............................... 45
Lijst ...................................................212
Menu FUNC.
Basishandelingen ............................... 44
Lijst ...................................................214
Miniatuureffect (opnamemodus)........ 68, 132
Monochroom (opnamemodus) .................. 70
My Category............................................ 157
My Colors (afspelen) ...............................162
My Colors (opname)..................................93
N
Nachtscene handmatig
(opnamemodus) ........................................ 63
ND-filter ...................................................108
Nostalgisch (opnamemodus)..................... 67
O
Onderwater (opnamemodus) ....................63
Opnamen maken
Aantal opnamen ..................... 15, 19, 59
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Index
233
Opname Info.............................187, 206
Opnametijd .........................................32
Opnamen maken via een tv.....................195
Overzicht van de onderdelen.....................40
P
P (opnamemodus).....................................82
PictBridge ........................................166, 230
Polsriem J Riem
Portret (opnamemodus).............................62
Poster-effect (opnamemodus)................... 65
Powered IS..............................................188
Problemen oplossen................................201
Programma automatische belichting ......... 82
R
Raster......................................................187
RAW ..........................................................91
Reizen naar het buitenland........16, 183, 229
Resolutie (beeldgrootte) ............................58
Riem ......................................................2, 13
Ring .........................................................123
Rode-ogencorrectie.........................109, 164
Roteren....................................................159
S
Schaduwcorrectie...................................... 90
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven ..........................................42
Informatieweergave ..................206, 210
Menu J Menu FUNC., Menu
Taal van LCD-scherm.........................23
Scherpstelbereik
Handmatig scherpstellen ..................104
Macro..................................................94
Scherpstellen
AF Frames....................................27, 96
AF-Punt Zoom ..................................100
AF-vergrendeling ..............................101
Gezichtsselectie................................ 103
Servo AF...........................................101
SCN (opnamemodus)................................ 62
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J
Geheugenkaarten
Selectieknop voor de ringfunctie .............123
Sepiakleurig.........................................67, 93
Servo AF.................................................. 101
Smart Shuffle...........................................149
Smart Shutter (opnamemodus) .................74
Sneeuw (opnamemodus) ..........................64
Snel na elkaar HQ (opnamemodus) ..........78
Software
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken.....................................34
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk....2
Installatie.............................................35
Softwarehandleiding .............................2
Spaarstand ................................50, 182, 183
Speels effect (opnamemodus)...................69
Standaardinstellingen ................................49
Stereo AV-kabel ......................................194
Stitch Hulp (opnamemodus) ......................80
Strand (opnamemodus).............................63
Super slow-motion (filmmodus) ...............133
T
Taal van LCD-scherm................................23
Transportmodus ........................................92
Trimmen ..................................................161
Tv (opnamemodus) .................................120
V
Vergrote weergave ..................................145
Verhouding ................................................57
Video J Films
Voeding J Batterij, Voedingsadapterset
Voedingsadapterset.........................198, 229
Vuurwerk (opnamemodus) ........................64
W
Wereldklok...............................................183
Witbalans...................................................84
Z
Zelfontspanner...........................................55
2 seconden-zelfontspanner ................56
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)..................................76
Knipoogdetectie (opnamemodus).......75
Vertraging en
aantal opnamen wijzigen ....................56
Zoomen ...............................................26, 52
Zwart-witfoto's......................................67, 93
234
• Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de
camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
• Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
• Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft
u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of
hard drukken.
• Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
• Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Voor vuil
dat moeilijk is te verwijderen, kunt u contact opnemen met de helpdesk van
Canon Klantenondersteuning.
• Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een
warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en
buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera
in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan
de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit
de tas haalt.
• Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt
voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
235
Informatie over handelsmerken
• Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
• Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven door
Microsoft.
• HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI
Licensing LLC.
• Het iFrame-logo en het iFrame-symbool zijn handelsmerken van Apple Inc.
Over MPEG-4-licenties
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and
may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding
MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and
non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T
patents to provide MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
CEL-SS2FA280 © CANON INC. 2011
Disclaimer
• Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
• Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
• De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
• Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236

Canon PowerShot S100 Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding