Documenttranscriptie
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
• Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door.
• Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen.
De inhoud van de verpakking controleren
Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de volgende
onderdelen bevat. Indien u merkt dat er iets ontbreekt, neem dan contact
op met de leverancier van het product.
Camera
Batterij NB-5L
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE
Interfacekabel
IFC-400PCU
AV-kabel
AVC-DC400
Polsriem
WS-DC9
Aan de slag
CD Canon DIGITAL
CAMERA Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
CD Canon DIGITAL
CAMERA Manuals Disk
Raadpleeg ook de handleidingen op de CD Canon DIGITAL
CAMERA Manuals Disk.
• Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Als u het basisgebruik onder de knie hebt, kunt u de vele
camerafuncties gebruiken om allerlei speciale foto's te maken.
• Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een printer om foto's af te drukken.
• Startershandleiding
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een computer.
Hierin wordt beschreven hoe u de software op de CD Canon
DIGITAL CAMERA Solution Disk installeert en gebruikt.
• Er wordt geen geheugenkaart meegeleverd.
• Adobe Reader moet zijn geïnstalleerd om de PDF-handleidingen te kunnen
lezen. U kunt ook Microsoft Word Viewer 2003 installeren om de Wordhandleidingen te bekijken (alleen in het Midden-Oosten). Als deze software
niet is geïnstalleerd op uw computer, gaat u naar de volgende website om
de software te downloaden:
http://www.adobe.com (voor PDF-indeling)
http://www.microsoft.com/downloads/ (voor Word-indeling).
2
Lees dit eerst
Proefopnamen
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld
voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthouder.
In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen,
tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een
camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie op deze camera raadpleegt
u het Canon garantiesysteemboekje dat bij de camera is geleverd.
Zie de achterkant van het Canon garantiesysteemboekje voor
contactinformatie van de Canon Klantenservice.
LCD-scherm
Voor het vervaardigen van het LCD-scherm zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van
een storing.
Geheugenkaarten
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
3
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken
● Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten . . . . 26
● Snel foto's maken (modus Easy) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
● Opnamen maken die zijn aangepast aan speciale
omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 – 63
Mooie opnamen maken van mensen
I
Portretten
(p. 60)
F
Bij nacht
(p. 60)
V
Kinderen en
dieren (p. 60)
Landschapsopnamen maken
J
Landschap
(p. 60)
U
Zonsondergangen
(p. 61)
Diverse andere opnamen maken
H
Binnen
(p. 61)
t
Vuurwerk
(p. 62)
w
Op het strand
(p. 62)
,
Nacht Scene
(p. 62)
y
Aquarium
(p. 62)
P
In de sneeuw
(p. 63)
O
Gebladerte
(p. 62)
Z
Weinig licht
(p. 63)
● Scherpstellen op gezichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 69, 86, 89
● Opnamen maken op plaatsen waar niet geflitst kan worden
(flitser uitschakelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
● Foto's maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68, 69
● De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
● Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . . . . 73
● Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
● De grootte van de foto wijzigen (resolutie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
● Continu foto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
● Opnamen maken zonder dat de camera beweegt
(beeldstabilisatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
● Opnamen maken zonder dat de camera beweegt, ook bij weinig
licht (Hoge ISO Automatisch) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63, 76
● Scherpstellen op bewegende onderwerpen (Servo AF) . . . . . . . . . . 88
● Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) . . . . . . . . . . . 97
4
Wat wilt u doen?
Weergeven
1
● De foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
● Foto's automatisch afspelen (diashow) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
● Foto's bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
● Snel foto's zoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 113
● Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30, 120
● Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . 123
Films maken en bekijken
E
2
● Films maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
● Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Print
● Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Opslaan
● Foto's opslaan op een computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Overige
3
● Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
● De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . 17, 141
5
Inhoudsopgave
De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte functies van
deze camera. De hoofdstukken 4 en volgende beschrijven de geavanceerde functies,
waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren............................................ 2
Lees dit eerst............................................... 3
Wat wilt u doen?.......................................... 4
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt.................................... 9
Veiligheidsvoorschriften ............................ 10
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen .............................................. 13
Menu n - Basishandelingen ............ 50
De geluidsinstellingen wijzigen.................. 51
De helderheid van het scherm wijzigen..... 52
De standaardinstellingen van de camera
herstellen ............................................ 53
Low Level Format van geheugenkaart ...... 54
De functie Spaarstand
(Automatisch Uit) ................................ 55
Klokfuncties ............................................... 56
1 Aan de slag ..........................15
3 Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies........ 57
De batterij opladen .................................... 16
De batterij en geheugenkaart
plaatsen.............................................. 18
De datum en tijd instellen.......................... 21
De taal van het LCD-scherm instellen....... 23
Geheugenkaarten formatteren .................. 24
De sluiterknop indrukken........................... 25
A Foto's maken .................................. 26
1 Beelden bekijken................................. 29
/ Beelden wissen .................................... 30
2 Beelden afdrukken .............................. 31
E Films opnemen.................................... 33
1 Films bekijken ..................................... 35
Beelden downloaden naar
een computer...................................... 36
Accessoires............................................... 40
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires........ 42
2 Meer informatie....................43
Overzicht van de onderdelen .................... 44
Informatieweergave op het scherm........... 46
Lampje....................................................... 48
m Menu FUNC. - Basishandelingen....... 49
6
9 Opnamen maken in de
modus Easy........................................ 58
9 Beelden bekijken of
wissen in de modus Easy ................... 59
Opnamen maken in diverse
omstandigheden ................................. 60
K Speciale opnamen maken .............. 61
! De flitser uitzetten ................................ 64
Nader inzoomen op het onderwerp
(digitale zoom) .................................... 65
Datum en tijd aan de opname
toevoegen........................................... 67
Ò De zelfontspanner gebruiken ............... 68
" De gezicht-zelfontspanner gebruiken... 69
4 Zelf instellingen
selecteren ................................. 71
G Opnamen maken met Programma
automatische belichting ...................... 72
h De flitser aanzetten ............................... 72
e Close-ups maken (Macro/
Super Macro)...................................... 73
Inhoudsopgave
De resolutie wijzigen ................................74
De compressieverhouding
(beeldkwaliteit) wijzigen.....................74
- De ISO-waarde wijzigen ..................76
De Wit Balans aanpassen........................77
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie)...................78
W Continu-opnamen ..............................79
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors)........................................80
Î Opnamen maken met de
2 seconden-zelfontspanner...............81
$ De zelfontspanner aanpassen ............82
Opnamen maken via een tv .....................83
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling................83
5 Haal meer uit uw
camera ................................. 85
De modus AF Frame wijzigen..................86
Het autofocuskader vergroten..................87
Opnamen maken met AF lock .................88
Opnamen maken met Servo AF ..............88
0 De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie) ......89
De AF-instelling wijzigen en
opnamen maken ...............................90
De meetmethode wijzigen........................90
Handmatig scherpstellen en
opnamen maken ...............................91
Handmatige focus combineren met
Autofocus (Veiligheids MF) ...............92
¤ Opnamen maken met AE lock............92
¤ Opnamen maken met
FE-vergrendeling...............................93
… Opnamen maken met Slow sync........93
M De sluitertijd instellen .......................94
B De diafragmawaarde instellen .........95
D Sluitertijd en diafragmawaarde
instellen .............................................96
@ Donkere onderwerpen lichter
weergeven (i-Contrast)......................97
Œ Rode-Ogen Corr. ...............................98
Controleren op gesloten ogen..................99
De flitser instellen.....................................99
Flitsbelichtingscompensatie instellen.....100
Flits output instellen ...............................100
Belichtingscompensatie bij opnamen
met de flitser (Veiligheids FE) .........101
De kleur wijzigen en opnamen maken ...102
L Opnamen maken met Stitch Hulp..104
6 Diverse functies voor
het opnemen van films ..... 105
De filmmodus wijzigen ...........................106
De beeldkwaliteit wijzigen ......................106
AE-vergrendeling/belichting ...................107
Overige opnamefuncties ........................108
Afspeelfuncties.......................................108
* Bewerken ..........................................109
7 Afspeelfuncties en andere
functies gebruiken ............ 111
Snel beelden doorzoeken ......................112
‚ Beelden bekijken in
de filterweergave .............................113
. Diavoorstellingen bekijken.................114
De focus controleren..............................116
k Beelden vergroten ............................117
Beeldovergangen wijzigen .....................117
Beelden weergeven op een tv ...............118
Beelden bekijken op een
High-Definition TV ...........................119
/ Alle beelden wissen ..........................120
7
Inhoudsopgave
: Opnamen beveiligen ...................... 123
; Beelden indelen in categorieën
(My Category) ................................. 125
\ Beelden roteren ................................ 127
= Het formaat van beelden
veranderen...................................... 128
[ Trimmen............................................ 129
? Effecten toepassen met de
functie My Colors ............................ 130
@ Donkere onderwerpen
lichter weergeven (i-Contrast)......... 131
] Het rode-ogeneffect corrigeren ......... 132
Afdrukken via de afdruklijst
(DPOF)............................................ 133
Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF)........................... 135
8
8 De camera aanpassen...... 139
Functies aanpassen .............................. 140
Opnamefuncties aanpassen.................. 144
De afspeelfuncties aanpassen .............. 148
Het opstartbeeld of -geluid
wijzigen ........................................... 148
9 Nuttige informatie............. 151
Aansluiten op het lichtnet ...................... 152
Tips voor het oplossen van
problemen ....................................... 153
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen ......................... 156
Beschikbare functies per
opnamemodus ................................ 158
Menu's ................................................... 160
Voorzorgsmaatregelen .......................... 164
Specificaties .......................................... 165
Index...................................................... 168
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
• In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
• Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
• De knoppen die een richting aanduiden, het keuzewiel en de knop
FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
(Knop Omhoog)
(Knop Rechts)
(Knop Links)
(Knop Omlaag)
(Keuzewiel)
•
: Tips voor het oplossen van problemen.
•
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen.
•
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn.
•
: Aanvullende informatie.
• (p. xx): Referentiepagina's. 'xx' duidt het paginanummer aan.
• In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
9
Veiligheidsvoorschriften
• Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt.
Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding.
• De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
• Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die
u gebruikt.
Waarschuwing Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel
of levensgevaar.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
Waarschuwing
Camera
• Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser
gebruikt.
• Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Geheugenkaart, dag-/datumbatterij: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem
in dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts.
• Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor
geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding.
• Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze
is gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
• Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners
om de apparatuur schoon te maken.
• Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen, schakelt u de
camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
• Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Het gebruik van andere energiebronnen kan brand of elektrische schokken
veroorzaken.
10
Veiligheidsvoorschriften
Batterij, batterijlader
• Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
• Plaats de batterij niet in of in de buurt van open vuur.
• Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere
vloeistoffen.
• Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen.
• Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving
kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding
met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water
en medische hulp inschakelen.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u
contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
• Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden.
• Zorg ervoor dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt of wijzigt en plaats geen
zware voorwerpen op het snoer.
• Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen.
• Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Overige waarschuwingen
• Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de
luidsprekers beschadigen. Ook kunt u uw gehoor beschadigen als u een koptelefoon
draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt.
Voorzichtig
• Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken
en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
• Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
U kunt zich bezeren en de camera kan beschadigd raken.
• Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan in de batterij lekkage, oververhitting of een explosie ontstaan, wat kan leiden
tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Hoge temperaturen kunnen
ook de behuizing vervormen.
• Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) in contact
komen met de contactpunten of stekker van de oplader.
Dit kan brand, elektrische schokken of andere schade veroorzaken.
11
Veiligheidsvoorschriften
• Langdurig afspelen kan leiden tot een gevoel van ongemak.
Voorzichtig
• Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
• Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
• Gebruik de flitser niet als er vuil of stof op zit of als uw vingers of uw kleding
de flitser bedekken.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
• Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
• Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de eenheid gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze
oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
• Verwijder de batterij en sla deze zorgvuldig op als u de camera niet gebruikt.
Als u de batterij in de camera laat zitten, kan er schade ontstaan door lekkage.
• Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie.
• Houd de batterij uit de buurt van huisdieren.
Als er in de batterij wordt gebeten, kan er lekkage, oververhitting of een explosie
ontstaan, wat kan leiden tot brandwonden of ander letsel.
• Ga niet in een stoel zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
• Let erop dat er geen harde voorwerpen in contact komen met het LCD-scherm
als u de camera in uw tas stopt.
• Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
12
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Haal, voordat u de camera weggooit, de interne oplaadbare lithiumbatterij uit de
camera zodat deze volgens de plaatselijke bepalingen kan worden gerecycled.
De schroeven van de behuizing
losdraaien
● Draai eerst de vier schroeven aan de
onderkant
en vervolgens de twee
schroeven aan de zijkant
los.
● Open het klepje van de aansluiting en
draai de twee schroeven die zich daarin
bevinden
los.
● Open het klepje van de geheugenkaart-/
batterijhouder en draai de schroef die
zich daarin bevindt
los.
De klepjes verwijderen
● Verwijder het zijklepje.
● Draai het achterklepje, van de onderkant
gezien, naar boven en verwijder het.
Raak de flitser nooit aan.
Raak nooit het in de afbeelding
gemarkeerde gebied aan. Dit kan
een elektrische schok met een
hoog voltage tot gevolg hebben.
Raak dit gebied nooit aan!
13
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen
● Draai de schroef waarmee het voorklepje
vastzit los, zoals afgebeeld bij
.
● Verwijder het voorklepje.
De batterij verwijderen
● Draai de camera.
● Trek het contactlint aan de voorkant
met uw vingernagel omhoog en verwijder
de batterij.
14
1
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A, en het bekijken, wissen en afdrukken
van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt
het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar
een computer.
De riem bevestigen/De camera vasthouden
• Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw pols om
te vermijden dat de camera valt tijdens het gebruik.
• Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig
aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet bedekken.
Riem
15
De batterij opladen
Gebruik de meegeleverde lader om de batterij op te laden.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
● Zorg dat de markeringen S op de batterij
overeenkomen met de markeringen op de
lader en plaats vervolgens de batterij door
deze naar binnen
en naar beneden
te schuiven.
Laad de batterij op.
● Voor CB-2LX: kantel de stekker
CB-2LX
CB-2LXE
naar buiten en steek deze in een
stopcontact .
● Voor CB-2LXE: sluit het netsnoer aan
op de batterijlader en steek de andere
stekker in een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat rood branden
en het opladen begint.
● Als de batterij volledig is opgeladen,
wordt het oplaadlampje groen.
Het opladen duurt ongeveer 2 uur
en 5 minuten.
Verwijder de batterij.
● Haal het netsnoer van de batterijlader
uit het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen
en omhoog
te schuiven.
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij
te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
16
De batterij opladen
Aantal opnamen dat ongeveer kan worden gemaakt
Aantal opnamen
280
Afspeeltijd (uren)
5
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
• In sommige omstandigheden kunnen er wellicht minder opnamen worden gemaakt.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht om de resterende lading
van de batterij aan te geven.
Weergave
Betekenis
Goed.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(knippert rood)
'Vervang\Verwissel accu.'
Bijna leeg.
Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de lader efficiënt gebruiken
• Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Geladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering S zichtbaar is.
• De batterij een lange tijd bewaren.
Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het
klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een batterij die niet
volledig leeg is een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur
beperken of de prestaties doen afnemen.
• U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 - 240 V
(50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten zoals
elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot storingen.
• De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de
batterij echter zodanig opzwelt dat ze niet meer in de camera past, moet u contact
opnemen met een helpdesk van Canon Klantenservice.
• Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt.
Koop dan een nieuwe batterij.
17
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart in de camera.
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
● U kunt geen opnamen maken als de kaart
een schuifje voor schrijfbeveiliging bevat
en dit schuifje dicht zit. Duw het schuifje
omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
● Schuif het klepje naar buiten
en omhoog
om het te openen.
Plaats de batterij.
● Plaats de batterij op de afgebeelde
wijze totdat deze vastklikt.
● Zorg dat u de batterij in de juiste richting
inbrengt, anders klikt deze niet goed vast.
Aansluitpunten
Plaats de geheugenkaart.
● Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
● Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
18
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Sluit het klepje.
● Sluit het klepje
naar binnen
en schuif het
totdat het vastklikt.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
● Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
van de pijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
● Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
19
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Geheugenkaart
Aantal opnamen
2 GB
626
8 GB
2505
• Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de
camera-instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus (p. 26) staat.
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
Compatibele geheugenkaarten
•
•
•
•
•
SD-geheugenkaarten
SDHC-geheugenkaarten
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
Wat is een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'?
SD- en SDHC-geheugenkaarten hebben een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'.
Als dit schuifje dicht zit, verschijnt op het scherm [Kaart op slot!]. U kunt dan
geen beelden opnemen of wissen.
20
De datum en tijd instellen
Het scherm voor Datum/Tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan
uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
● Druk op de ON/OFF-knop.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
● Gebruik de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om een waarde te
selecteren.
Kies de instelling.
● Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
● Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd iedere keer als u de camera inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2
selecteert en met behulp van de knoppen op of het
keuzewiel  de instelling
kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur)
ingesteld.
21
De datum en tijd instellen
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Datum/Tijd] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
● Volg stap 2 en 3 op p. 21 om de instelling
te wijzigen.
● Druk op de knop n om de menu's
te sluiten.
Datum/tijd-batterij
• De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij; dit is een reservebatterij
die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de
batterij is verwijderd.
• Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 42), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer
4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
• Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de camera
inschakelt. Volg de stappen op p. 21 om de datum en de tijd in te stellen.
22
De taal van het LCD-scherm instellen
U kunt de taal van de menu's en berichten die op het LCD-scherm worden
weergegeven, wijzigen.
Schakel de afspeelmodus in.
● Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
● Houd de knop m ingedrukt
u op de knop n
terwijl
drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
● Druk op de knoppen opqr of draai
aan het keuzewiel  om een taal te
selecteren en druk vervolgens op m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het taalmenu gesloten.
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en de
knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok te
sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken,
het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal] te
selecteren.
23
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken, of een geheugenkaart
die al is gebruikt in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met
deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart
worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens
niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart
gaat formatteren.
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Formatteer de geheugenkaart.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
X Als het formatteren is voltooid, verschijnt
het menuscherm weer.
• Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de
kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees
voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart.
Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te vermijden dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
• De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op
de geheugenkaart.
24
De sluiterknop indrukken
De sluiterknop heeft twee bedieningsfasen. Druk de sluiterknop altijd eerst
half in om de focus in te stellen en maak daarna de foto.
Druk de sluiterknop half in
(zachtjes drukken tot de
eerste stop).
X De camera stelt automatisch de focus
in en selecteert de overige instellingen
voor een opname, zoals de helderheid.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
Druk de sluiterknop helemaal
in (tot de tweede stop).
X U hoort het geluid van de sluiter
als de opname wordt gemaakt.
● Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
• Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
• Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege
te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
25
A Foto's maken
De camera kan automatisch het onderwerp en de opnameomstandigheden
vaststellen en de beste instellingen selecteren voor de opname. U hoeft alleen
de foto te maken.
De camera kan ook gezichten detecteren en hier automatisch op
scherpstellen, en de kleur en helderheid optimaal instellen.
Schakel de camera in.
● Druk op de ON/OFF-knop.
X Het opstartgeluid klinkt en het
opstartscherm verschijnt.
● Druk nogmaals op de ON/OFF-knop
om de camera uit te schakelen.
Kies de modus A.
● Stel het programmakeuzewiel in op A.
● Wanneer u de camera naar het onderwerp
richt, hoort u een geluidje terwijl de camera
het soort opname bepaalt.
X De camera stelt scherp op het
veronderstelde hoofdonderwerp, en
rechts boven in het scherm verschijnt
het pictogram van de automatisch
vastgestelde soort opname.
X Als er gezichten worden herkend,
verschijnt een wit kader rond het gezicht
van het hoofdonderwerp. Rond de andere
herkende gezichten verschijnt een grijs
kader.
X Zelfs als de gedetecteerde gezichten
bewegen, volgt de camera de gezichten
binnen een bepaalde afstand.
Kies de compositie.
● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
26
A Foto's maken
Stel scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u
tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje
groen (oranje indien er wordt geflitst).
X Groene AF-kaders geven aan waarop
de camera is scherpgesteld.
X Als de camera op meerdere punten scherpstelt,
verschijnen er meerdere AF-kaders.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop helemaal in.
X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
AF-kaders
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
X Het lampje knippert groen terwijl het beeld
wordt opgeslagen op de geheugenkaart.
X De foto verschijnt gedurende enkele seconden
op het scherm.
● Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u
al op de sluiterknop drukken om een volgende
foto te maken.
Wat als...
• De camera maakt geen enkel geluid.
Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden
uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid weer in te schakelen,
drukt u op n. Dan selecteert u het tabblad 3 en vervolgens de optie [mute]. Gebruik
de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
• Het beeld is donker terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname.
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Maak de opname binnen de werkzame
flitsafstand van ongeveer 50 cm – 3,0 m met een maximale groothoekinstelling, en
ongeveer 1,0 – 2,0 m met een maximale telelens.
• De camera geeft een pieptoon terwijl de sluiterknop half is ingedrukt.
De camera bevindt zich te dicht bij het onderwerp. Ga met de camera met een maximale
groothoekinstelling ongeveer 2 cm of meer bij het onderwerp vandaan en maak de foto.
Ga ongeveer 1 m of meer bij het onderwerp vandaan met de camera op maximale
telelens.
27
A Foto's maken
• Het lampje brandt terwijl de sluiterknop half is ingedrukt.
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken,
kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
• Het pictogram h knippert terwijl u een foto wilt maken.
De flitser is aan het opladen. U kunt de foto maken als het opladen eindigt.
• Wanneer u de camera kantelt, maakt deze een geluidje.
U hoort de beweging van de lens. Dit is niet het gevolg van een storing.
Opnamepictogrammen
De camera geeft het pictogram van de automatisch gekozen soort opname
weer, en selecteert daarna automatisch de focus en de optimale instellingen
voor de helderheid en kleur van het onderwerp.
Achtergrond
Onderwerp
Helder
Achtergrondverlichting
Met blauwe luchten
ZonsonAchtergrond- dergangen
verlichting
Donker
Met
statief
–
Mensen
*
Niet-menselijke
onderwerpen
Landschappen
*
Close-ups
Achtergrondkleur
pictogram
–
Grijs
Lichtblauw
Oranje
–
Donkerblauw
* Verschijnt als de camera op een statief is geplaatst.
In bepaalde omstandigheden komt het weergegeven pictogram wellicht
niet overeen met de werkelijke opname. Vooral bij een oranje of blauwe
achtergrond, bijvoorbeeld een muur, kan
of het pictogram 'Blauwe
luchten' verschijnen en is het wellicht niet mogelijk om een foto met de
gewenste kleur te maken. Probeer in dat geval de opname te maken
in de modus G (p. 72).
28
1 Beelden bekijken
U kunt uw opnamen op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
● Als u op q drukt, doorloopt u de beelden
in de omgekeerde volgorde van opname.
● Als u op r drukt, doorloopt u de beelden
in de volgorde van opname.
● De beelden volgen elkaar sneller op als
u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar
ze worden grover weergegeven.
● Als u het wiel  naar rechts draait,
verschijnen de beelden in de omgekeerde
volgorde van opname. Als u naar links
draait, verschijnen ze in de volgorde van
opname.
● Als u op 1 drukt terwijl de lens is
uitgeschoven, keert het opnamescherm
terug.
● Na ongeveer 1 minuut wordt de lens
weer ingetrokken. Als u op 1 drukt met
de lens ingetrokken, wordt de camera
uitgeschakeld.
29
/ Beelden wissen
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om het te wissen beeld
weer te geven.
Wis het beeld.
● Druk op de knop p.
X [Wissen?] verschijnt.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [Wissen] te selecteren
en druk vervolgens op m.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
● Als u het beeld niet wilt wissen, drukt
u op de knoppen qr of draait u aan het
keuzewiel  om [Stop] te selecteren
en drukt u vervolgens op m.
30
2 Beelden afdrukken
U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera
aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Benodigdheden
• Camera en printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk
verkrijgbaar)
• Interfacekabel, meegeleverd bij de camera (p. 2)
Schakel de camera en de
printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
● Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
● Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
● Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X De knop c brandt blauw.
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren.
31
2 Beelden afdrukken
Druk de beelden af.
● Druk op de knop c.
X Het afdrukken begint en de knop c
knippert blauw.
● Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
● Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de interfacekabel.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor informatie
over afdrukken.
Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk
verkrijgbaar)
Als u uw camera aansluit op een van de onderstaande Canon PictBridgecompatibele printers, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Compact Photo Printers
(SELPHY-serie)
Inkjetprinters
Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar
Canon-producten worden verkocht.
32
E Films opnemen
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog
op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. Als u lang doorgaat met
opnemen, kan de camera warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing.
Stel het programmakeuzewiel
in op E.
Opnametijd
Kies de modus E.
● Druk op de knop m en gebruik vervolgens
de knoppen op of het keuzewiel  om
E te selecteren. Druk daarna nogmaals
op de knop m.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om E te selecteren
en druk vervolgens op m.
Kies de compositie.
● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Stel scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt
het lampje groen.
33
E Films opnemen
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera begint met de filmopname
en op het scherm verschijnt [ REC]
en de verstreken tijd.
● Als de opname is begonnen, haalt
u uw vinger van de sluiterknop.
● Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar
worden de helderheid en de kleurtoon
automatisch aangepast.
Verstreken tijd
● Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
● Gebruik behalve de sluiterknop geen
andere knoppen. Anders wordt het geluid
van die knoppen in de film opgenomen.
Microfoon
Stop de opname.
● Druk de sluiterknop opnieuw volledig in.
X De camera geeft één pieptoon en stopt
met opnemen.
X Het lampje knippert groen en de film wordt
naar de geheugenkaart weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
Geheugenkaart
Opnametijd
2 GB
10 min. 53 sec.
8 GB
43 min. 32 sec.
• Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
• Bij stap 2 kunt u de opnametijd op het scherm bekijken.
• De maximale cliplengte is ongeveer 29 minuten en 59 seconden.
De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is geworden.
34
1 Films bekijken
U kunt uw films op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
● Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
X
verschijnt op het filmscherm.
Selecteer een film.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een film te selecteren
en druk vervolgens op o.
X Het filmbedieningspaneel verschijnt
op het scherm.
Speel de film af.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De film wordt afgespeeld.
● U kunt het afspelen van de film pauzeren
en hervatten door nogmaals te drukken
op m.
● Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
X Na het einde van de film verschijnt
.
• Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen.
De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden.
Dit hangt af van de computercapaciteiten.
• Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de
geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film probleemloos afspelen.
U kunt de camera ook aansluiten op een tv voor een betere weergave.
35
Beelden downloaden naar een computer
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar
een computer te downloaden.
Systeemvereisten
Hoewel dit de aanbevolen systeemvereisten zijn, kunnen niet alle
computerfuncties worden gegarandeerd.
Windows
Besturingssysteem Windows Vista (inclusief Service Pack 1)
Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Processor
Beelden bekijken Pentium 1,3 GHz of hoger
Films bekijken
Core2 Duo 1,66 GHz of hoger
RAM
Windows Vista: 1 GB of meer
Beelden bekijken
Windows XP: 512 MB of meer
1 GB of meer
Films bekijken
Interface
USB
Vrije ruimte op
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
Canon Utilities
de harde schijf
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of meer
Macintosh
Besturingssysteem Mac OS X (v10.4 – v10.5)
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Processor
Beelden bekijken PowerPC G4/G5 of Intel-processor
Films bekijken
Core Duo 1,66 GHz of hoger
RAM
Beelden bekijken 512 MB of meer
1 GB of meer
Films bekijken
Interface
USB
Vrije ruimte op
ImageBrowser: 300 MB of meer
Canon Utilities
de harde schijf
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of meer
36
Beelden downloaden naar een computer
Benodigdheden
• Camera en computer
• CD Canon DIGITAL CAMERA Solution Disk, meegeleverd bij de camera (p. 2)
• Interfacekabel, meegeleverd bij de camera (p. 2)
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows XP en Mac OS X (v10.4)
gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de CD Canon DIGITAL CAMERA
Solution Disk in het cd-romstation van
de computer.
Start de installatie.
● Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op
het scherm om verder te gaan met
de installatie.
Als de installatie is voltooid, klikt
u op [Restart/Opnieuw starten]
of [Finish/Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
● Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
● Plaats de cd-rom in het cd-romstation
van de computer en dubbelklik op het
pictogram
.
X Het scherm aan de linkerkant verschijnt.
● Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
37
Beelden downloaden naar een computer
Sluit de camera aan op de
computer.
● Schakel de camera uit.
● Open het klepje en steek de kleine stekker
van de kabel stevig in de aansluiting van
de camera in de aangegeven richting.
● Steek de grote kabelstekker in de
USB-poort van de computer. Raadpleeg
de handleiding van de computer voor
meer informatie over de aansluiting.
Schakel de camera in.
● Druk op 1 om de camera in te
schakelen.
Open CameraWindow.
Windows
● Selecteer [Canon CameraWindow]
en klik op [OK].
X CameraWindow verschijnt.
● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het menu [Start] en selecteert u
[All Programs/Alle programma's] of
[Programs/Programma's] gevolgd door
[Canon Utilities]
[CameraWindow]
[CameraWindow]
[CameraWindow].
38
Beelden downloaden naar een computer
Macintosh
X Wanneer er een verbinding tot stand
is gebracht tussen de camera en de
computer, wordt CameraWindow
weergegeven.
● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het pictogram [CameraWindow] in
de taakbalk onder aan het bureaublad.
Beelden downloaden
● Klik op [Transfer Untransferred Images/
Niet-verplaatste beelden verplaatsen].
X Alle beelden die nog niet zijn gedownload,
worden nu naar de computer gedownload.
● Nadat het downloaden is voltooid,
schakelt u de camera uit en verwijdert
u de kabel.
● Raadpleeg voor overige acties de
Startershandleiding.
Gedownloade beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen
in afzonderlijke submappen in de map 'My Pictures/Mijn afbeeldingen'
van Windows of 'Pictures/Afbeeldingen' van Macintosh.
39
Accessoires
Geleverd bij de camera
AV-kabel
AVC-DC400*1
Polsriem
WS-DC9
Interfacekabel
IFC-400PCU*1
Batterij NB-5L*1
(met kapje)
CD Canon DIGITAL
CAMERA Solution Disk
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE*1
Voedingsadapterset ACK-DC30
Gelijkstroomkoppeling
DR-30
Netsnoer
Compacte voedingsadapter
CA-DC10
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Zie de gebruikershandleiding van de printer voor meer informatie over de printer
en interfacekabels.
40
Accessoires
HDMI-kabel HTC-100
High-Definition TV
Video IN-aansluiting
Audio IN-aansluiting TV/video
Geheugenkaart
Inkjetprinters*2
Kaartlezer
Compact Photo Printers*2
(SELPHY-serie)
Krachtige flitser
HF-DC1
Windows/
Macintosh
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het
wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet
aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand
enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een
ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening
mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een
slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel
u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
41
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht.
Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar
in sommige regio's.
Voedingen
• Voedingsadapterset ACK-DC30
Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een computer. U kunt op deze manier niet
de batterij in de camera opladen.
• Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Een adapter om batterij NB-5L op te laden.
• Batterij NB-5L
Oplaadbare lithiumbatterij.
Overige accessoires
• HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan te sluiten op de HDMI™-terminal van
een HD TV.
• Krachtige flitser HF-DC1
Met deze extra flitser die op de camera kan worden bevestigd, kunt u
onderwerpen belichten die te ver weg zijn voor de ingebouwde flitser.
42
2
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
43
Overzicht van de onderdelen
Lampje (lampje van zelfontspanner (p. 69) /
AF-hulplicht (p. 145) / lampje voor rodeogenreductie (p. 144))
Microfoon (p. 34)
Lens
Zoomknop
Opnemen: i (telelens) / j (groothoek)
(p. 26)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
(p. 112)
Sluiterknop (p. 25)
Programmakeuzewiel
ON/OFF-knop
Flitser (p. 64)
Luidspreker
Aansluiting statief
Geheugenkaartsleuf/batterijhouder (p. 18)
Polsriem (p. 15)
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus.
Modus P, Tv, Av of M
U kunt instellingen selecteren zoals sluitertijd
en diafragmawaarde om de gewenste foto te
maken (pp. 72, 94, 95, 96).
Automodus
U kunt de camera
automatisch zelf instellingen
laten selecteren (p. 26).
Modus Easy
U kunt een opname maken
door gewoon de sluiterknop
(p. 58) in te drukken.
44
Filmmodus
Voor het maken van
films (p. 33).
Modus voor speciale opnamen
De camera kan automatisch alle
geschikte instellingen voor de situatie
selecteren, zodat u alleen nog op de
sluiterknop hoeft te drukken om het
beeld vast te leggen (p. 60).
Overzicht van de onderdelen
Scherm (LCD-venster) (p. 46)
Lampje (p. 48)
Knop c (Direct Print) (pp. 31, 147)
Knop 1 (Afspelen) (pp. 29, 111)
HDMI OUT Mini-aansluiting (p. 119)
A/V OUT- (audio/video-uitgang)
DIGITAL-aansluiting
Klepje van de aansluitingen
Knop n (Menu) (p. 50)
Knop l (Weergave) (pp. 46, 47)
Knop b (Belichting) (p. 78) / o
Knop e (Macro) (p. 73) / f
(Handm. scherpstellen) (p. 91) / q
Keuzewiel (p. 45)
Knop m FUNC./SET (Functie/
instellen) (p. 49)
Knop h (Flitser) (pp. 64, 72) / r
Knop a (1 beeld wissen) (p. 30) /
Q (Zelfontspanner) (pp. 68, 69) / p
Keuzewiel
Met het keuzewiel kunt u bewerkingen uitvoeren
zoals het selecteren of wisselen van beelden.
Knop 1
Als de lens is uitgeschoven, kunt u heen en weer
schakelen tussen de opname- en afspeelmodus. Als de lens is ingetrokken,
kunt u met deze knop de camera aan en uit zetten in de afspeelmodus.
Lens uitgeschoven
Opnamemodus
1
Lens ingetrokken
Afspeelmodus
Camera uit
1
45
Informatieweergave op het scherm
Opname (informatieweergave)
Batterij-oplaadlampje (p. 17)
Camerastand*
Transport mode (p. 79)
My Colors (p. 80)
Wit Balans (p. 77)
i-Contrast (p. 97)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 146)
Lichtmeetmethoden (p. 90)
Compressie (Beeldkwaliteit)
(p. 74)
Resolutie (p. 74)
*
Foto's: resterend aantal
opnamen (p. 20)
Films: resterende tijd/
verstreken tijd (p. 34)
Zelfontspanner
(pp. 68, 69, 82)
AF Frame (p. 27),
Spotmetingpunt (p. 90)
Digitale Zoom (pp. 65, 66)
Macro (p. 73),
Super Macro (p. 73), Handm.
scherpstellen (p. 91)
Opnamemodus
Flits mode (pp. 64, 72)
Rode-Ogen Corr. (p. 98)
Flitsbelichting compensatie
(p. 100), Flits output (p. 100)
Tijdzone (p. 141)
Beeldstabilisatie (p. 146)
Datum opname (p. 67)
ISO waarde (p. 76)
Disp. Sjabloon (p. 146)
AE lock (pp. 92, 107),
FE-vergrendeling (p. 93)
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Belichtingscompensatie
(p. 78)
: Standaard,
: Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden
de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de
camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch
kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag wijst, werkt deze functie mogelijk niet
naar behoren.
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop l.
Geen informatieweergave
46
Informatieweergave
Informatieweergave op het scherm
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Print Lijst (p. 133)
My Category (p. 125)
Opnamemodus
Sluitertijd
Belichtingscompensatie
(p. 78)
Wit Balans (p. 77)
Histogram (p. 48)
Beeld bewerken
(pp. 127 – 132)
Compressie (Beeldkwaliteit)
(p. 74),
(Films) (p. 106)
Resolutie (p. 74)
Batterij-oplaadlampje (p. 17)
Lichtmeetmethoden (p. 90)
Mapnummer Bestandsnummer (p. 142)
Nummer van weergegeven
beeld / totaal aantal beelden
ISO waarde (p. 76)
Diafragmawaarde,
Beeldkwaliteit (films)
(p. 106)
i-Contrast (p. 131)
Flitser (p. 72),
Belichtingscompensatie
(p. 101)
Macro (p. 73), Super
Macro (p. 73), Handm.
scherpstellen (p. 91)
Bestandsgrootte
(pp. 74, 106)
Foto's: opgenomen pixels
(p. 74)
Films: filmlengte (p. 107)
Beveilig (p. 123)
My Colors (p. 80)
Rode-Ogen Corr. (p. 132)
Opnamedatum en -tijd
(p. 67)
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop l.
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Uitgebreide
informatieweergave
Focuscontroleweergave
(p. 116)
U kunt ook schakelen tussen weergaven door vlak na de opname op de knop l
te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave
verschijnt dan echter niet. U kunt bepalen welke weergave het eerst verschijnt. Druk
op de knop MENU om het tabblad 4 te selecteren. Stel vervolgens [terugkijken] in.
47
Informatieweergave op het scherm
Weergave in donkere omgevingen tijdens opnamen
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de
nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en
de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen
invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 47) flikkeren de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
Hoog
Laag
Donker
Helder
● De grafiek die verschijnt in de 'Uitgebreide
informatieweergave' (p. 47) wordt
'histogram' genoemd. Het histogram geeft
de verdeling en de hoeveelheid van de
helderheid van een opname aan. Als
de grafiek meer naar rechts staat, is de
opname helder. Staat de grafiek meer naar
links, dan is de opname donker. Op deze
manier kunt u de belichting beoordelen.
Lampje
Het lampje op de achterkant van de camera (p. 45) gaat branden of knipperen
in de volgende situaties.
Kleur
Groen
Oranje
Status
Brandt
Knippert
Brandt
Knippert
Bedieningsstatus
Opnamevoorbereiding voltooid (p. 27)/Display uit (p. 140)
Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens (p. 27)
Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) (p. 27)
Waarschuwing: camera beweegt (p. 64)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of
opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag
dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf
of de batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze
acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de
camera of de geheugenkaart.
48
m Menu FUNC. - Basishandelingen
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen.
De menu-items en opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (p. 158).
U kunt het menu FUNC. ook in de afspeelmodus gebruiken.
Open het menu FUNC.
● Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen op of draai aan
Beschikbare opties
Menu-items
het keuzewiel  om het menu-item
te selecteren, en druk daarna op de
knop m.
● Afhankelijk van het menu kan het scherm
wisselen. Selecteer een menu-item en
maak de instelling.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
● Druk op de knop q om terug te keren naar
het menu.
Kies de instelling.
● Druk op de knop m.
49
Menu n - Basishandelingen
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De menu-items zijn afhankelijk van de modus (pp. 160 – 163).
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
● Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop (p. 44) naar links of naar
rechts om een tabblad te selecteren.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om een menu-item te
selecteren.
● Bij sommige items moet u op de knop m
drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Kies de instelling.
● Druk op de knop n.
X Het standaardscherm verschijnt opnieuw.
50
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Mute] te selecteren.
Druk daarna op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Het volume aanpassen
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Volume] te selecteren
en druk vervolgens op m.
Pas het volume aan.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een item te selecteren.
Gebruik vervolgens de knoppen qr om
het volume aan te passen.
51
De helderheid van het scherm wijzigen
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [LCD Helderheid]
te selecteren.
Wijzig de helderheid.
● Druk op de knoppen qr om de
helderheid tewijzigen.
● Druk opnieuw op de knop n
om de instelling te voltooien.
Met de knop l
● Druk meer dan een seconde lang
op de knop l.
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
● Druk nogmaals langer dan een seconde
op de knop l om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
• De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de
helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
• Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt
u de helderheid niet wijzigen met de knop l.
52
De standaardinstellingen van de
camera herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Reset alle] te
selecteren, en druk daarna op de
knop m.
Herstel de instellingen.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op m.
X De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
• [Datum/Tijd] (p. 21) op het tabblad 3, [Taal] (p. 23), [Video Systeem] (p. 118),
[Tijdzone] (p. 141), en het beeld dat is vastgelegd als [opstart scherm] (p. 148).
• De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 77).
• De kleuren die zijn geselecteerd in Kleur Accent (p. 102) of Kleur Wissel (p. 102).
53
Low Level Format van geheugenkaart
Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van
een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt
herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn met een Low Level Format van de
geheugenkaart.
Open het menu.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Voer de Low Level Format uit.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Low Level Format] te
selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen
qr om
weer te geven.
● Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Informatie over Low Level Format
Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed werkt,
kan het probleem wellicht worden opgelost met een Low Level Format van de
geheugenkaart. Kopieer eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer
of een ander apparaat voordat u gaat formatteren.
• Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 24),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
• U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop]
te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist
maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken.
54
De functie Spaarstand (Automatisch Uit)
Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld
als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnemen
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog
niet is ingetrokken, en u de sluiterknop half indrukt (p. 25), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang
niet is gebruikt.
• U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 140).
• U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 140).
55
Klokfuncties
U kunt kijken hoe laat het is.
● Houd de knop m ingedrukt.
X Er verschijnt een scherm zoals links
afgebeeld, met de huidige tijd.
● U kunt de weergavekleur wijzigen door
de camerastand te wijzigen en op de
knoppen qr te drukken of aan het
keuzewiel  te draaien.
● Druk op m om de klokweergave
te annuleren.
Houd de knop m ingedrukt en druk op de ON/OFF-knop om de klok weer
te geven.
56
3
Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van basisfuncties zoals de
flitser en de zelfontspanner.
• Als u een opnamemodus selecteert die overeenkomt met de speciale
omstandigheden waarin u een opname wilt maken, selecteert de
camera automatisch de benodigde instellingen. U hoeft alleen nog
op de sluiterknop te drukken om een optimale foto te maken.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op A, 9 of K (p. 44).
57
9 Opnamen maken in de modus Easy
De onderstaande beschrijvingen van de bediening en het gedrag van de
camera zijn ongeveer gelijk aan die in 'A Foto's maken' (p. 26), behalve
dat de bedieningsinstructies op het scherm verschijnen en dat de camera zo
is ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina worden beschreven,
actief zijn. Dit maakt het onmogelijk om de camera verkeerd te bedienen,
waardoor ook beginners probleemloos foto's kunnen maken.
Kies de modus 9.
● Stel het programmakeuzewiel in op 9.
Maak de opname.
● Voer stap 3 tot 5 op pagina's 26 – 27 uit
om de opname te maken (er wordt geen
geluid gemaakt).
De flitser uitzetten
Druk op de knop r.
X De flitser gaat uit en ! verschijnt.
X Als u nogmaals op r drukt, verschijnt
op het scherm en wordt de flitser
automatisch geactiveerd als er te
weinig licht is.
58
9 Beelden bekijken of wissen in de modus Easy
De uitleg voor het bekijken of wissen van beelden is ongeveer gelijk aan de
uitleg in '1 Beelden bekijken' (p. 29) en '/ Beelden wissen' (p. 30), behalve
dat de bedieningsinstructies op het scherm verschijnen en dat de camera zo is
ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina worden beschreven, actief
zijn. Dit maakt het onmogelijk om de camera verkeerd te bedienen, waardoor
ook beginners probleemloos foto's kunnen bekijken of wissen.
Afzonderlijke beelden bekijken
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr om heen en weer
te schakelen tusssen de beelden.
Diavoorstellingen bekijken
Druk op de knop 1.
Druk op de knop m.
X Elke gemaakte opname verschijnt
gedurende ongeveer drie seconden.
● Druk nogmaals op de knop m om
de diavoorstelling te beëindigen.
Beelden wissen
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
X Druk op de knoppen qr om de beelden
te selecteren die u wilt wissen.
Wis het beeld.
● Druk eerst op de knop p en druk daarna
op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het geselecteerde beeld wordt gewist.
59
Opnamen maken in diverse omstandigheden
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de opnamemodus.
● Stel het programmakeuzewiel in op de
gewenste modus.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
● Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
J Landschappen fotograferen
(Landschap)
● Hiermee maakt u majestueuze
landschapsfoto's.
F Foto's maken bij nacht
(Night Snapshot)
● Hiermee kunt u mooie foto's maken van
personen bij nacht of met een nachtelijk
stadsgezicht als achtergrond.
● Als u de camera stevig vasthoudt, kunt
u ook zonder statief scherpe foto's maken.
V Foto’s maken van kinderen of
dieren (Kinderen & dieren)
● Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
60
K Speciale opnamen maken
H Binnenshuis foto's maken
(Binnen)
● Hiermee maakt u binnenshuis mooie
foto's met natuurlijke kleuren.
In de modus F, V of H kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISOwaarde (p. 76) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te
passen.
K Speciale opnamen maken
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de opnamemodus.
● Stel het programmakeuzewiel in op K.
● Druk op de knop m en gebruik
vervolgens de knoppen op of het
keuzewiel  om U te selecteren. Druk
daarna nogmaals op de knop m.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om de opnamemodus te
selecteren. Druk daarna op de knop m.
Maak de opname.
U Zonsondergangen fotograferen
(Zonsondergang)
● Hiermee maakt u foto's van
zonsondergangen in levendige kleuren.
61
K Speciale opnamen maken
, 's Nachts fotograferen
(Nacht Scene)
● Hiermee kunt u mooi verlichte foto's
maken van nachtelijke stadsgezichten
of achtergronden.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
● Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
w Strandfoto's maken (Strand)
● Hiermee maakt u heldere foto's van
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
y Foto's maken van het leven
in een aquarium (Aquarium)
● Hiermee maakt u foto's met natuurlijke
kleuren van het leven in een aquarium
dat binnenshuis staat.
O Foto's maken van gebladerte
(Flora)
● Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren
of bloesem) in levendige kleuren
vastleggen.
62
K Speciale opnamen maken
P Mensen in de sneeuw
fotograferen (Sneeuw)
● Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
Z Opnamen maken met een hoge
ISO-waarde (ISO 3200)
● Hiermee maakt u foto's met een
ISO-waarde van 3200, zonder
camerabeweging of onscherpe weergave,
zelfs in donkere omgevingen.
● De resolutie wordt ingesteld op
(1600x1200 pixels, p. 74).
• In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien
is het raadzaam om de modus voor beeldstabilisatie [IS modus] op [Uit]
te zetten (p. 146).
• In de modus y kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde
(p. 76) wordt verhoogd zodat deze bij de opnameomstandigheden past.
• In de modus Z kunnen de opnamen grof lijken.
63
! De flitser uitzetten
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om ! te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X ! verschijnt op het scherm.
● Volg de bovenstaande stappen
om de instelling
te herstellen.
Wat als het lampje oranje knippert en
scherm?
flikkert op het
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe
opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en flikkert
op
het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan
bewegen.
64
Nader inzoomen op het onderwerp
(digitale zoom)
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen met een factor tot 48x, en zo
onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische
zoom (p. 26). De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de
instelling van de resolutie (p. 74) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
● Houd de knop vast totdat het zoomen
stopt.
X Wanneer u de zoomknop loslaat, wordt
de grootst mogelijke zoomfactor gebruikt
waarbij het beeld niet verslechtert, en ziet
u
op het scherm.
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Zoomfactoren waarbij kwaliteitsverlies optreedt
Resolutie
Optisch inzoomen
Digitaal inzoomen
12x
15x
19x
30x
48x
: Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven)
: Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven)
: Maximale zoomfactor zonder kwaliteitsverlies (veiligheidszoom)
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n. Selecteer
vervolgens het tabblad 4 en daarna [Digitale Zoom] en de optie [Uit].
65
Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom)
Als u de digitale zoomfunctie gebruikt, is de brandpuntsafstand
336 – 1344 mm (equivalent van 35mm-film).
Digitale Tele-converter
De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van 1.5x of 2.0x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe
opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief
digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van
de resolutie (p. 74) en de instellingen van de digitale tele-converter.
Selecteer [Digitale Zoom].
● Druk op de knop n.
● Selecteer het tabblad 4 en selecteer
[Digitale Zoom].
Accepteer de instelling.
● Druk op de knoppen qr om
[1.5x] of [2.0x] te selecteren.
● Druk op n om terug te keren
naar het opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot en de
zoomfactor verschijnt op het scherm.
● Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar
de standaard digitale zoomfunctie.
Combinaties waarbij het beeld verslechtert
• Als u [1.5x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van
of
,
verslechtert het beeld (de zoomfactor wordt in blauw weergegeven).
• Als u [2.0x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van
,
of
,
verslechtert het beeld (de zoomfactor wordt in blauw weergegeven).
• De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x]
zijn 42 – 504 mm en 56 – 672 mm (equivalent van 35mm-film).
• U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
66
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 21).
Selecteer [Datum stempel].
● Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
[Datum stempel] en gebruik de knoppen
qr om [Datum] of [Datum & Tijd] te
selecteren.
● Druk nogmaals op de knop n
om de instelling te bevestigen.
X [DATUM] verschijnt op het scherm.
Maak de opname.
X U kunt de datum en tijd van de opname
toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
● Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [Uit] bij stap 1.
Datum en tijd toevoegen aan en afdrukken op beelden
zonder toegevoegde datum en tijd
• Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 135) om af te drukken.
• Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie.
• Sluit de camera aan op een printer om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor informatie.
67
Ò De zelfontspanner gebruiken
U kunt de zelfontspanner gebruiken om een groepsfoto te maken waar u zelf ook
op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat de sluiterknop
is ingedrukt.
Druk op de knop p.
Selecteer Ò.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om Ò te selecteren en druk
vervolgens op m.
X Daarna ziet u Ò op het scherm.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen
op het onderwerp en druk de knop daarna
volledig in.
X Als de zelfontspanner start, knippert het lampje
en hoort u het geluid van de zelfontspanner.
X Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnelt het geknipper en het
geluid (het lampje blijft branden terwijl er
wordt geflitst).
● Als u de opname met de zelfontspanner wilt
annuleren nadat het aftellen is begonnen,
drukt u op de knop p.
● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u
bij stap 2.
U kunt de wachttijd en het aantal opnamen wijzigen (p. 82).
68
" De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Nadat u de compositie voor de opname (bijvoorbeeld een groepsfoto) hebt bepaald
en op de sluiterknop hebt gedrukt, maakt de camera drie opnamen na elkaar twee
seconden nadat u in beeld verschijnt en uw gezicht is gedetecteerd (p. 86).
Selecteer ".
● Volg stap 2 op p. 68 en selecteer ".
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
● Controleer of het gezicht met de focus groen
omkaderd is en of de andere gezichten wit
omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de opname
en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar
camera om aftellen te starten].
X Het lampje gaat branden en het geluid van
de zelfontspanner wordt hoorbaar.
Ga bij de anderen staan en kijk naar
de camera.
X Als de camera een nieuw gezicht detecteert,
worden het geknipper en het geluid versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt de
sluiter ontgrendeld.
X Vervolgens worden de tweede en de derde
opname gemaakt.
● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u
bij stap 2 op p. 68.
Wat als een gezicht niet wordt herkend?
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan,
wordt de sluiter na ongeveer 30 seconden ontgrendeld.
Het aantal opnamen wijzigen
Voor het scherm in stap 1 drukt u op de knop n. Druk vervolgens op de
knoppen qr om het aantal opnamen te wijzigen. Druk op de knop m om de
instelling te bevestigen.
69
70
4
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op G.
• G staat voor 'programma automatische belichting'.
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 158 – 161).
71
G Opnamen maken met Programma
automatische belichting
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen
aan uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Stel het programmakeuzewiel
in op G (p. 44).
Pas de instellingen naar wens
aan (pp. 72 – 82).
Maak de opname.
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood worden
weergegeven?
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
• Zet de flitser aan (p. 72).
• Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 76).
h De flitser aanzetten
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Met een maximale
groothoekinstelling is de flitsafstand ongeveer 50 cm – 3,0 m, en met een
maximale telelens ongeveer 1,0 – 2,0 m.
Selecteer h.
● Druk eerst op de knop r en gebruik
daarna de knoppen qr of het keuzewiel
 om h te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X Daarna ziet u h op het scherm.
Als u meerdere foto's maakt met de flitser, kan de flitser warm worden.
Dit is niet het gevolg van een storing.
72
e Close-ups maken (Macro/Super Macro)
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. In de modus œ kunt u nog dichter bij het onderwerp gaan staan dan in
de modus e. U kunt de optische (p. 26) of de digitale (p. 65) zoomfunctie niet
gebruiken.
Druk op de knop q.
Selecteer e of œ.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om e of œ te selecteren
en druk vervolgens op m.
X e of œ verschijnt op het scherm.
X In œ wordt de zoom op de maximale
groothoek gezet.
● Als u wilt terugkeren naar de
.
oorspronkelijke instelling, selecteert u
Opname-afstand
Opname-afstand (maximale groothoek)
e Macro
2 – 50 cm
œ Super Macro
0 – 2 cm
Informatie over de zoombalk in e.
• Als u de zoomknop beweegt, verschijnt de zoombalk op het scherm.
De camera kan niet scherpstellen in e in het gele gedeelte van de balk.
• Als u binnen de gele balk scherpstelt, wordt e grijs (niet-actief) en wordt
de opname gemaakt in
.
Î gebruiken
Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken met
Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 81).
73
De resolutie wijzigen
Als u de flitser gebruikt voor opnamen in de modus Macro, worden de
randen van het beeld wellicht donker.
De resolutie wijzigen
U kunt uit zes instellingen kiezen om de resolutie (beeldgrootte) te selecteren.
Selecteer de resolutie (het aantal
pixels voor de opname).
● Druk op de knop m, selecteer
nogmaals op de knop m.
en druk
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
Als u
selecteert, kunt u de functies Digitale Zoom (p. 65) of Digitale
Tele-converter (p. 66) NIET gebruiken.
De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen
U kunt kiezen uit deze twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit):
(Fijn),
(Normaal).
Selecteer de beeldkwaliteit.
● Druk op de knop m, selecteer
nogmaals op de knop m.
en druk
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
74
De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen
Geschatte waarden voor resolutie en compressieverhouding
Resolutie
Compressieverhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal mogelijke
opnamen
2 GB
8 GB
(Hoog)
12 M/4000 x 3000
3.084
626
1.474
1280
5116
(Normaal 1)
8 M/3264 x 2448
2.060
930
3721
980
1920
7675
(Normaal 2)
5 M/2592 x 1944
1.395
1365
5457
695
2672
10679
(Normaal 3)
22 M/1600 x 1200
558
3235
12927
278
6146
24562
(Laag)
0.3 M/640 x 480
150
10245
40937
(Breedbeeld)
4000 x 2248
2505
84
15368
61406
2.311
830
3318
1.105
1707
6822
• De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Geschatte waarden voor het papierformaat
A2
A3
●
Geschikt om foto's te verzenden
als e-mailbijlagen.
●
Voor afdrukken op breed papier.
A4, Letter-formaat
5" × 7" cm
Briefkaartformaat
3.5" × 5"
75
- De ISO-waarde wijzigen
Selecteer de ISO-waarde.
● Druk op de knop m, selecteer
druk nogmaals op de knop m.
en
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
Geschatte ISO-waarden
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en -omstandigheden.
Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt, schemerig
Hoog Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker
De ISO-waarde wijzigen
• Een lagere ISO-waarde geeft scherpere beelden, maar de kans op onscherpe
beelden wordt groter bij bepaalde opname-omstandigheden.
• Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
• Als de camera is ingesteld op
, kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
• Met ISO 3200 kunt u een nog kortere sluitertijd bereiken (p. 63).
76
De Wit Balans aanpassen
De witbalansfunctie (WB) zorgt voor de optimale witbalans, voor natuurlijke
kleuren.
Selecteer de witbalans.
● Druk op de knop m, selecteer
druk nogmaals op de knop m.
en
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt
Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
TL licht
Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3
golflengten
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of
koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten
TL licht H
Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten
Custom
U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans vastlegt met dezelfde instellingen als u bij de
eigenlijke opname gaat gebruiken.
● Selecteer
bij stap 2 hierboven.
● Zorg dat het hele scherm is gevuld met
het witte onderwerp en druk dan op de
knop l.
X De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
● Na de opname stelt u de instelling
opnieuw in op
.
77
De helderheid aanpassen (belichtingscompensatie)
• Het wordt aanbevolen om de belichtingscompensatie in te stellen op ±0
(p. 78).
• Als u de witbalansgegevens vastlegt met een flitser, moet u deze op een
optimale afstand plaatsen (p. 77).
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie)
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen in het bereik van -2 tot +2 stops, met tussenstappen
van 1/3 stop.
Selecteer de
belichtingscompensatie.
● Druk op de knop o.
Pas de helderheid aan.
● Kijk naar het scherm en draai aan het
keuzewiel  om de helderheid in te
stellen, en druk op de knop o.
● Nadat u de foto hebt gemaakt, stelt
u de helderheid weer in op
(nul).
78
W Continu-opnamen
U kunt continu-opnamen maken met een vast interval.
Selecteer de transportmodus.
● Druk op de knop m, selecteer
druk nogmaals op de knop m.
Selecteer W,
of
en
.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om W,
of
te
selecteren. Druk vervolgens op m.
Maak de opname.
X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
Transportmodus
Opnameinterval
Continu
Ongeveer
0,8 sec./beeld
Continue Opname AF
Ongeveer
0,5 sec./beeld
Continue Opname LV
Ongeveer
0,6 sec./beeld
Beschrijving
Bij continu-opnamen worden de focus
en belichting vergrendeld wanneer u
de sluiterknop half indrukt.
De camera maakt continu-opnamen en
stelt scherp. Het [AF Frame] staat vast
op [Centrum].
De camera maakt continu-opnamen
waarbij de focus is vastgezet op de
positie van de handmatige focus.
• U kunt dit niet samen met de zelfontspanner gebruiken (pp. 68, 69, 82).
• Naarmate het aantal foto's toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen
twee foto's langer worden.
• Ook als u flitst, kunnen de tussenpozen langer worden.
79
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
● Druk op de knop m, selecteer
nogmaals op de knop m.
en druk
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het scherm.
● Na de opname stelt u de instelling opnieuw in
op
.
My Colors uit
Levendig
Neutraal
Sepia
—
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurintensiteit, voor een
levendige impressie.
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat
u neutrale kleuren krijgt.
Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit
Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Net als met de effecten Levendig Rood, Levendig Groen of Levendig
Blauw krijgt u met deze optie intense, natuurlijke kleuren, zoals de
kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint
Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Levendig Groen
Levendig Rood
Custom Kleur
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen
levendiger.
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging enz. aanpassen
aan uw voorkeur (p. 81).
• U kunt de witbalans niet instellen in de modi
en
(p. 77).
• In de modi
en
kunnen ook ander kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u echter niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van
de huidskleur.
80
Î Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, en rood-,
groen-, blauw- en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op
5 verschillende niveaus.
● Volg stap 2 op p. 80 en selecteer
.
Druk vervolgens op de knop l.
● Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr of het keuzewiel  om een
waarde te selecteren.
● Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of dieper het effect
wordt, en hoe meer deze waarde naar
links ligt, hoe zwakker of lichter het effect
wordt.
● Druk op de knop l om de instelling
te bevestigen.
Î Opnamen maken met de
2 seconden-zelfontspanner
U kunt een vertraging van ongeveer twee seconden instellen voor de
zelfontspanner.
Selecteer Î.
● Druk op de knop p en druk op de
knoppen op of draai aan het keuzewiel
 om Πte selecteren. Druk daarna op
de knop m.
X Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt Î
op het scherm.
● Volg stap 3 op p. 68 om de opname
te maken.
81
$ De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0 - 30 seconden) en het aantal gemaakte opnamen
(1 - 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
● Druk op de knop p en druk op de
knoppen op of draai aan het keuzewiel
 om $ te selecteren. Druk daarna
op de knop n.
Selecteer de instellingen.
● Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Foto's] te selecteren.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om een waarde te
selecteren en druk vervolgens op m.
● Volg stap 3 op p. 68 om de opname
te maken.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
• De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
• Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
• Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
• Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen
de opnamen langer worden.
• Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met
opnemen.
82
Opnamen maken via een tv
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven.
• Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in 'Beelden weergeven
op een tv' (p. 118).
• Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
Weergave op een tv is niet mogelijk als u de HDMI-kabel HTC-100
(afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een
high-definition TV.
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling
Als u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de focus en de belichting
vergrendeld. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken.
Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
● Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld, en druk
de sluiterknop half in.
● Controleer of het AF-kader groen is.
Maak een nieuwe compositie.
● Druk de sluiterknop half in en maak een
nieuwe compositie voor de opname.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop helemaal in.
83
84
5
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op G.
• In de gedeelten 'M De sluitertijd instellen' (p. 94), 'B De
diafragmawaarde instellen' (p. 95), 'D Sluitertijd en diafragmawaarde
instellen' (p. 96) wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op deze modi.
• In het gedeelte 'Flitsbelichtingscompensatie instellen' (p. 100) wordt
verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op de modus
M of B.
• Dit hoofdstuk beschrijft hoe u het programmakeuzewiel instelt op K,
'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 102), 'L Opnamen maken
met Stitch Hulp' (p. 104), en diverse andere modi.
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 158 – 161).
85
De modus AF Frame wijzigen
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden
van de opname.
Selecteer [AF Frame].
● Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[AF Frame]. Gebruik de knoppen qr om
een optie te selecteren.
Gezicht det.
• Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen
) instellen.
• Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. Als u
de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
• Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders verschijnen
(geen wit kader), wordt de opname gemaakt in de modus [Centrum].
• Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
• onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij;
• objecten die donker of licht zijn;
• gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
• De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
• Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt
scherpstellen op een bepaald punt.
U kunt het AF-kader kleiner maken
• Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens het
menu-item [AF kader afm.] en de optie [Klein].
• De instelling wordt vastgelegd op [Normaal] wanneer u de Digitale zoom (p. 65)
of Digitale Tele-converter (p. 66) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel.
86
Het autofocuskader vergroten
U kunt het AF-kader vergroten en de focus controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
● Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[AF-Punt Zoom]. Gebruik de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
● Druk de sluiterknop half in.
X In [Gezicht det.] wordt het gezicht dat
als hoofdonderwerp is geselecteerd,
vergroot weergegeven.
X In [Centrum] wordt de inhoud van
het gecentreerde AF-kader vergroot
weergegeven.
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht
kan worden gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het
scherm. In de modus [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera
niet kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de Digitale Zoom (p. 65), Digitale
Tele-converter (p. 66) of Servo AF (p. 88) gebruikt of als de camera is
aangesloten op een tv (p. 83).
87
Opnamen maken met AF lock
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
X
op de knop q.
en de MF-indicator verschijnt. U kunt
de afstand tot het onderwerp controleren.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met Servo AF
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, wordt het beeld constant
scherpgesteld zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen
zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
● Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Aan] met de knoppen qr.
Stel scherp.
● De focus blijft op de plaats van het blauwe
AF-kader terwijl u de sluiterknop half
indrukt.
• In sommige omstandigheden kan de camera wellicht niet scherpstellen.
• U kunt geen opnamen maken met AF lock in deze modus.
• U kunt de modus Servo AF niet instellen als u de optie [AF-Punt Zoom]
op het tabblad 4 hebt ingesteld op [Aan].
• Niet beschikbaar in Gezicht-zelfontspanner (p. 69).
88
0 De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie)
U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens
de opname maken.
Wijs 0 toe aan de knop c (p. 147).
Stel de modus Gezichts Selectie in.
Kader
● Richt de camera op het gezicht en druk op c.
X Eerst verschijnt [Gezichts Selectie : Aan] en
daarna verschijnt een gezichtskader
rond
het gezicht dat wordt gedetecteerd als het
hoofdonderwerp.
● Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het
kader het onderwerp binnen een bepaalde
afstand.
● Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
verschijnt
niet.
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
● Als u op de knop c drukt, wordt het kader
verplaatst naar een ander gezicht dat de
camera heeft gedetecteerd.
● Wanneer het kader alle herkende gezichten is
langsgegaan, keert het scherm van de modus
AF Frame terug.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop half in. Het gezichtskader
rondom het geselecteerde gezicht wordt
groen
.
● Druk de sluiterknop helemaal in om de
opname te maken.
Het aantal herkende gezichten bevestigen
Als u de knop c ingedrukt houdt, wordt het aantal gezichten weergegeven dat de
camera heeft herkend (maximaal 35) (groen: gezicht van het hoofdonderwerp, wit:
herkend gezicht).
89
De AF-instelling wijzigen en
opnamen maken
U kunt de AF-instelling wijzigen om opnamen te maken.
Continu
Per Beeld
De camera stelt continu scherp op het onderwerp waarop u richt, ook
als de sluiterknop niet wordt ingedrukt. Zo kunt u foto's maken zonder
een leuk moment te missen.
De camera stelt alleen scherp als de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Zo wordt de batterij gespaard.
Selecteer [AF Mode].
● Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[AF Mode]. Gebruik de knoppen qr om
[Continu] of [Per Beeld] te selecteren.
De meetmethode wijzigen
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
● Druk op de knop m, selecteer
druk nogmaals op de knop m.
en
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief
objecten die van achter worden belicht. De belichting
wordt automatisch aangepast aan de
opnameomstandigheden.
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt
Gem. centrum meeting
berekend, maar het midden krijgt meer gewicht.
Er wordt alleen gemeten binnen
(spotmeetpunt)
Spot
in het midden van het scherm.
Deelmeting
90
Handmatig scherpstellen en
opnamen maken
U kunt de focus handmatig instellen.
Selecteer
.
● Druk op de knop p en druk op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel
te selecteren. Druk daarna
 om
nogmaals op de knop m.
●
en de MF-indicator verschijnt.
Stel scherp en maak de foto.
● Draai aan het keuzewiel  om de focus
in te stellen op één van de waarden in de
MF-indicator.
• Als u handmatig scherpstelt, kunt u de instelling van het AF-kader niet
wijzigen. Als u het AF-kader wilt wijzigen, moet u eerst de modus
Handm. scherpstellen uitschakelen.
• Als [MF-Punt Zoom] is ingesteld op [Aan] op het tabblad 4, wordt het
beeld in het centrum van het AF-kader vergroot weergegeven. Als de
AF-modus is ingesteld op [Continu] (p. 90), draait u aan het keuzewiel
 om het beeld te vergroten.
91
Handmatige focus combineren met
Autofocus (Veiligheids MF)
U bepaalt eerst handmatig een grove focus, en vanuit die focuspositie zoekt
de camera automatisch een nauwkeurige focus.
Selecteer [Veiligheids MF].
● Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[Veiligheids MF]. Gebruik de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Stel scherp en maak de foto.
● Stel eerst handmatig scherp en druk dan
de sluiterknop half in.
X De focus wordt verfijnd tot het optimale
focuspunt.
● Druk de sluiterknop volledig in om de foto
te maken.
¤ Opnamen maken met AE lock
Als u meerdere opnamen wilt maken met dezelfde belichting, kunt u de
belichting en scherpstelling apart instellen met AE-vergrendeling. AE staat
voor Auto Exposure (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
● Richt de camera op het onderwerp en
druk op de knop o terwijl u de sluiterknop
half ingedrukt houdt.
X Als ¤ verschijnt, is de belichting
ingesteld.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt ¤ en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
92
¤ Opnamen maken met FE-vergrendeling
Net als met AE-vergrendeling (p. 92) kunt u de belichting vergrendelen voor het maken
van opnamen met de flits. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor
Flash Exposure.
Selecteer h (p. 72).
Vergrendel de belichting.
● Richt de camera op het onderwerp en druk op
de knop o terwijl u de sluiterknop half ingedrukt
houdt.
X De flitser gaat af en wanneer ¤ verschijnt,
wordt de flitsbelichting behouden.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op
de knop o drukt, verdwijnt ¤ en wordt de
flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak een
opname.
… Opnamen maken met Slow sync
U kunt het hoofdonderwerp, zoals personen, helder opnemen als u de camera laat
zorgen voor de juiste belichting met de flitser. Tegelijkertijd kunt u met een langere
sluitertijd zorgen dat ook de achtergrond, waar de flitser geen bereik heeft, helder
wordt opgenomen.
Selecteer ….
● Druk op de knop r en druk op de knoppen qr of
draai aan het keuzewiel  om … te selecteren.
Druk daarna nogmaals op de knop m.
X Na de instelling verschijnt … op het scherm.
Maak de opname.
● Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp
niet bewegen totdat het geluid van de sluiterknop
stopt.
Gebruik een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp
kan worden. U wordt aangeraden [IS modus] in te stellen op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 146).
93
M De sluitertijd instellen
U kunt de sluitertijd instellen op de gewenste opnamesnelheid. De camera
zorgt voor de juiste diafragmawaarde voor de ingestelde sluitertijd.
M staat voor 'Tijdwaarde' (Time Value).
Stel het programmakeuzewiel
in op M.
Kies de instelling.
● Draai aan het keuzewiel  om de
sluitertijd in te stellen.
Maak de opname.
Mogelijke sluitertijden
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500,
1/3200
• 1/160 betekent 1/160 seconde; 0"3 betekent 0,3 seconde en 2" betekent
2 seconden.
• De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/500 seconde. Als u een
snellere tijd selecteert, stelt de camera de sluitertijd automatisch terug in
op 1/500 seconde.
• Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitertijden wellicht niet mogelijk.
Wat als de diafragmawaarde in rood wordt weergegeven?
Als de diafragmawaarde in rood wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop
half indrukt, overschrijdt de opname de correcte belichtingslimieten. Pas de
sluitertijd aan zodat de diafragmawaarde in wit wordt weergegeven. U kunt
ook de Safety Shift gebruiken (p. 95).
Als u een sluitertijd van 1,3 seconden of meer gebruikt, worden de
beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname.
Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
94
B De diafragmawaarde instellen
U kunt de diafragmawaarde instellen op de gewenste waarde voor uw
opname. De camera zorgt voor de juiste sluitertijd voor de ingestelde
diafragmawaarde.
B staat voor “Diafragmawaarde” (Aperture Value).
Stel het programmakeuzewiel
in op B.
Kies de instelling.
● Draai aan het keuzewiel  om
de diafragmawaarde in te stellen.
Maak de opname.
Mogelijke diafragmawaarden
F3.4, F4.0, F4.5, F5.0, F5.3, F5.6, F6.3, F7.1, F8.0
• De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/500 seconde. Daardoor zal
de camera geen snellere sluitertijd dan 1/500 seconde instellen, ongeacht de
diafragmawaarde die u instelt.
• Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitertijden wellicht niet mogelijk.
Wat als de sluitertijd in rood wordt weergegeven?
Als de sluitertijd in rood wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop half
indrukt, overschrijdt de opname de correcte belichtingslimieten. Pas de
diafragmawaarde aan zodat de sluitertijd in wit wordt weergegeven. U kunt
ook de Safety Shift gebruiken.
Safety Shift
Als u in de modi M en B de [Safety Shift] instelt op [Aan] op het tabblad 4,
wordt de sluitertijd of diafragmawaarde automatisch aangepast voor een juiste
belichting, indien deze niet op een andere wijze kan worden verkregen.
Safety Shift wordt uitgeschakeld als u de flitser activeert.
95
D Sluitertijd en diafragmawaarde
instellen
U kunt de sluitertijd en het diafragma handmatig instellen voor uw opnamen.
D staat voor 'Handmatig' (Manual).
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Standaardbelichtingsindicator
Belichtingsniveau
Kies de instelling.
● Druk op de knop o om de sluitertijd
of de diafragmawaarde te selecteren.
● Draai aan het keuzewiel  om een
waarde in te stellen.
X Het ingestelde belichtingsniveau
Diafragmawaarde
Sluitertijd
verschijnt in de indicator. U kunt het
verschil ten opzichte van de
standaardbelichting controleren.
X Als het verschil groter is dan ±2 stops,
wordt het ingestelde belichtingsniveau in
rood weergegeven. Als u de sluiterknop
half indrukt, wordt '-2' of '+2' in rood
weergegeven.
• De standaardbelichting wordt berekend aan de hand van
de geselecteerde lichtmeetmethode (p. 90).
• Als u de zoomfunctie gebruikt of de compositie wijzigt nadat u de
instellingen hebt gemaakt, kan het belichtingsniveau veranderen.
• Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde kan de
helderheid van het scherm veranderen. Als de flitser is ingesteld op h,
verandert de helderheid van het scherm niet.
96
@ Donkere onderwerpen lichter
weergeven (i-Contrast)
De camera kan gezichten en onderwerpen die in bepaalde
opnameomstandigheden te donker zijn, automatisch herkennen
en de helderheidsniveaus compenseren tijdens het fotograferen.
Selecteer [i-Contrast].
● Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[i-Contrast]. Gebruik de knoppen qr om
[Auto] te selecteren.
X @ verschijnt op het scherm.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet geschikt.
U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 131).
97
Œ Rode-Ogen Corr.
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
● Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Wijzig de instelling.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Rode-Ogen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
X Œ verschijnt op het scherm.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere rode gedeelten
dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
• U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 132).
• Als u op de knop r drukt, zoals wordt weergegeven bij stap 2,
en vervolgens op de knop n, verschijnt het scherm Flits
Instellingen (p. 50).
98
Controleren op gesloten ogen
Als de camera personen met gesloten ogen detecteert, verschijnt
.
Selecteer [Knipperdetectie].
● Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[Knipperdetectie]. Gebruik de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
X Als de camera een persoon met gesloten
ogen detecteert, verschijnt gedurende
enkele seconden een kader en
.
In de modi W, " en $ is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst
gemaakte opname.
De flitser instellen
Voordat de flitser afgaat, wordt deze automatisch aan het onderwerp
aangepast. U kunt de instellingen wijzigen zodat de flitser niet automatisch
wort aangepast.
Selecteer [Flits Instellingen].
● Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Flits mode] te
selecteren en druk daarna op de knoppen
qr om [Automatisch] of [Handmatig] te
selecteren.
99
Flitsbelichtingscompensatie instellen
Net zoals bij de belichtingscompensatie (p. 78) kunt u de belichting ±2 stops
wijzigen in stappen van 1/3-stop wanneer u de flitser gebruikt.
Selecteer de
flitsbelichtingscompensatie.
● Druk op de knop m, selecteer
en druk nogmaals op de knop m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om de
flitsbelichtingscompensatie te selecteren.
Druk daarna op de knop m.
• In de opnamemodi M en B stelt u [Flits mode] vooraf in op
[Automatisch] (p. 99).
• U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen met de knop n.
Selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4 en druk vervolgens op
de knop m. Gebruik de knoppen qr om de instelling te maken.
Flits output instellen
U hebt de keuze uit 3 flitsbelichtingsniveaus.
Stel de camera in op h (p. 72).
Selecteer de flitsbelichting.
● Druk op de knop m, selecteer
en druk nogmaals op de knop m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om de flitsbelichting te
selecteren en druk vervolgens op m.
• In de opnamemodi M en B stelt u [Flits mode] vooraf in op
[Handmatig] (p. 99).
• U kunt de flitsbelichting ook instellen met de knop n. Selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4 en druk vervolgens op de knop m.
Gebruik de knoppen qr om de instelling te maken.
100
Belichtingscompensatie bij opnamen
met de flitser (Veiligheids FE)
Als de flitser afgaat, wijzigt de camera automatisch de sluitertijd of de
diafragmawaarde om te voorkomen dat de foto overbelicht en vlak wordt.
Selecteer [Flits Instellingen].
● Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Veiligheids FE] te
selecteren en druk daarna op de knoppen
qr om [Aan] of [Uit] te selecteren.
In de opnamemodi M en B stelt u [Flits mode] vooraf in op
[Automatisch] (p. 99).
101
De kleur wijzigen en opnamen maken
U kunt uw foto's een speciale sfeer meegeven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins grof worden of kunnen
de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
T Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
● Volg stap 1 op p. 61 en selecteer T.
Druk op de knop l.
● Het ongewijzigde beeld en het beeld met
het aangepaste Kleur Accent worden beide
weergegeven.
● De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld
met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de
knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
● Door op de knoppen op te drukken of
Opgenomen kleur
aan het keuzewiel  te draaien, kunt
u het gewenste kleurengamma wijzigen.
● Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
● Druk op l om de instelling te bevestigen
en terug te keren naar het opnamescherm.
• Als u in deze modus de flits gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren.
• Ook als u de camera uitschakelt, wordt de opgenomen kleur opgeslagen.
Y Kleur Wissel
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen door een
andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
102
De kleur wijzigen en opnamen maken
Selecteer Y.
● Volg stap 1 op p. 61 en selecteer Y.
Druk op de knop l.
● Het ongewijzigde beeld en het beeld met de
gewisselde kleur worden beide weergegeven.
● Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt wisselen.
● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld
met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de
knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld
met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de
knop r.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op dat u wilt
wisselen.
● Door op de knoppen op te drukken of aan het
keuzewiel  te draaien, kunt u het gewenste
kleurengamma wijzigen.
● Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma uit
te breiden met gelijksoortige kleuren.
● Druk op l om de instelling te bevestigen
en terug te keren naar het opnamescherm.
103
L Opnamen maken met Stitch Hulp
• Als u in deze modus de flits gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren.
• Ook als u de camera uitschakelt, worden de opgenomen kleur en het
kleurengamma opgeslagen.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
L Opnamen maken met Stitch Hulp
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u later met
de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot één panoramisch
beeld.
Stel het programmakeuzewiel
in op K.
Selecteer de opnamemodus.
● Volg stap 1 op p. 61 en selecteer x of v.
Maak de eerste opname.
X De belichting en de witbalans worden ingesteld
bij de eerste opname.
Maak de overige opnamen.
● Zorg dat de tweede opname de eerste opname
gedeeltelijk overlapt.
● Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
● U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier.
● Ga na de laatste opname verder met stap 5.
Voltooi de opname.
● Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen op een
computer.
● Raadpleeg de Startershandleiding voor meer
informatie over het samenvoegen van beelden.
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 83).
104
6
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten
'E Films opnemen' en '1 Films bekijken' in hoofdstuk 1.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op E.
105
De filmmodus wijzigen
U kunt kiezen uit drie filmmodi.
Stel het programmakeuzewiel
in op E.
Selecteer een filmmodus.
● Druk op de knop m en druk op de
knoppen op of draai aan het keuzewiel
 om E te selecteren. Druk daarna
nogmaals op de knop m.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om de opnamemodus
te selecteren, en druk daarna op de
knop m.
E Standaard
De normale modus.
> Kleur Accent
In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle
kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit, of
de geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie 'De kleur
wijzigen en opnamen maken' (p. 102) voor meer informatie.
z Kleur Wissel
In sommige omstandigheden verschijnen kleuren wellicht niet zoals
u verwacht in de modi > en z.
De beeldkwaliteit wijzigen
U kunt kiezen uit drie beeldkwaliteitsinstellingen.
Selecteer de beeldkwaliteit.
● Druk op de knop m en druk op de
knoppen op of draai aan het keuzewiel
te selecteren. Druk daarna
 om
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
106
De beeldkwaliteit wijzigen
Tabel met beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Inhoud
1280 x 720 pixels, 30 beelden/sec.
Voor het opnemen van high-definition films.
640 x 480 pixels, 30 beelden/sec.
Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
320 x 240 pixels, 30 beelden/sec.
In dit geval is de opnameresolutie lager, waardoor de
beeldkwaliteit lager uitvalt dan met
, maar u kunt
drie zo lang opnemen.
Geschatte opnametijd
Beeldkwaliteit
(aantal beelden)
Opnametijd
2 GB
10 min. 53 sec.
8 GB
43 min. 32 sec.
23 min. 49 sec.
1 uur 35 min. 11 sec.
1 uur 13 min. 10 sec.
4 uur 52 min. 24 sec.
• Volgens de testnormen van Canon.
• De maximale cliplengte is ongeveer 29 minuten en 59 seconden in
, en 1 uur in
en
.
De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is geworden.
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog
niet is bereikt. U kunt het beste SD-geheugenkaarten van snelheidsklasse 4 of hoger gebruiken.
AE-vergrendeling/belichting
U kunt de belichting instellen of wijzigen met 1/3 stops in een bereik van ±2.
Stel scherp.
Vergrendel de belichting.
● Druk op de knop o om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
● Druk nogmaals op de knop o om de
vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
● Kijk naar het scherm en draai aan het keuzewiel
 om de helderheid aan te passen.
Maak de opname.
107
Overige opnamefuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. In de modi > en z kunnen de functies die zijn voorzien van een *
op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
• Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) (p. 65)
U kunt de digitale zoomfunctie gebruiken maar niet de optische zoomfunctie.
Als u opnamen wilt maken met de maximale zoomfactor, moet u voordat u
opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau.
Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
• Ò De zelfontspanner gebruiken (p. 68)*
• e Close-ups maken (Macro/Super Macro) (p. 73)*
Super Macro is niet mogelijk.
• De Wit Balans aanpassen (p. 77)
• De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 80)
• Î Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner (p. 81)*
• Opnamen maken via een tv (p. 83)*
• Handmatig scherpstellen en opnamen maken (p. 91)*
• ¤ Opnamen maken met AE lock (p. 92)*
• Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 145)*
• De sjabloon weergeven (p. 146)*
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
• Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 146)*
U kunt heen en weer schakelen tussen [Continu] en [Uit].
• Functies toewijzen aan de knop c (p. 147)*
Afspeelfuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
/ Beelden wissen (p. 30)
Snel beelden doorzoeken (p. 112)
‚ Beelden bekijken in de filterweergave (p. 113)
. Diavoorstellingen bekijken (p. 114)
Beeldovergangen wijzigen (p. 117)
Beelden weergeven op een tv (p. 118)
/ Alle beelden wissen (p. 120)
: Opnamen beveiligen (p. 123)
; Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 125)
\ Beelden roteren (p. 127)
108
Afspeelfuncties
Overzicht voor '1 Films bekijken' (p. 35)
Uit
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr;
geluid wordt niet afgespeeld)
Het eerste beeld weergeven
Eerder beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt)
Het laatste beeld weergeven
Bewerken (p. 109)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een printer die compatibel
is met PictBridge (p. 31).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor informatie.
* Bewerken
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen van
één seconde.
Selecteer *.
● Voer stap 1 tot 3 uit op p. 35, selecteer *
en druk op de knop m.
X Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Filmbewerkingspaneel
Stel het bewerkingsbereik in.
● Druk op de knoppen op en selecteer
of
.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
Bewerkingsbalk voor films
keuzewiel  om te verplaatsen.
wordt weergegeven bij elke interval van
één seconde. Als u
selecteert, kunt u
het begin van de film bijsnijden vanaf
.
Als u
selecteert, kunt u het einde van
de film bijsnijden vanaf
.
109
* Bewerken
X Zelfs als u
verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan
de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt
geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het
dichtstbijzijnde
aan de rechterzijde wordt
bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd.
X Het gedeelte in lichtblauw dat is geselecteerd
met , is het deel van de film dat behouden
blijft na het bijsnijden.
Controleer de bewerkte film.
● Druk op de knoppen op om
te selecteren
en druk vervolgens op de knop m. De bewerkte
film wordt afgespeeld.
● Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt
bewerken.
● Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op
op en selecteert u
. Druk eerst op de knop
m en druk daarna op de knoppen qr of draai
aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren.
Druk daarna nogmaals op de knop m.
Sla de bewerkte film op.
● Druk op de knoppen op om
te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [Nieuw bestand] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw bestand.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film
overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist.
• Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen [Overschrijven]
selecteren.
• Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de bewerkte film
mogelijk niet opslaan. Gebruik daarom tijdens het bewerken van films een volledig
opgeladen batterij of de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset (p. 42).
110
7
Afspeelfuncties en andere
functies gebruiken
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden verschillende manieren
beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. In het tweede
deel kunt u leren hoe u aangeeft welke beelden u wilt afdrukken.
• Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera
bedient.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
• De bewerkingsfunctie (pp. 127 – 132) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
111
Snel beelden doorzoeken
g Beelden doorzoeken via de indexweergave
Er worden meerdere beelden tegelijk weergegeven, zodat u snel het gewenste
beeld vindt.
Selecteer de beelden.
X De beelden worden weergegeven in een index.
● Duw de zoomknop naar g om het aantal
beelden te verhogen. Bij elke beweging van
de zoomknop neemt het aantal beelden toe.
● Duw de zoomknop naar k om het aantal
beelden te verlagen. Bij elke beweging van
de zoomknop neemt het aantal beelden af.
Wijzig de weergegeven beelden.
● Draai aan het keuzewiel  om over te
schakelen naar de volgende set beelden
die in stap 1 zijn ingesteld.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen opqr om een beeld
te selecteren.
● Er verschijnt een oranje kader rond het
geselecteerde beeld.
● Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Beelden doorzoeken met het keuzewiel
Met behulp van het keuzewiel kunt u snel beelden doorzoeken. U kunt ook springen
naar beelden met een bepaalde opnamedatum.
Selecteer een beeld.
● Als u de enkelvoudige weergave instelt en
snel aan het keuzewiel  draait, verschijnen
de beelden zoals in de afbeelding links.
● Als u op de knoppen op drukt, kunt u de
beelden doorzoeken per opnamedatum.
● Druk op de knop m om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
112
‚ Beelden bekijken in de filterweergave
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u deze filteren en
weergeven aan de hand van een filtervoorwaarde. U kunt ook alle beelden
in de filterweergave tegelijk verwijderen (p. 120) of beveiligen (p. 123).
Selecteer ‚.
● Druk op de knop m om ‚ te selecteren
in het menu FUNC., en druk daarna
nogmaals op m.
Selecteer een voorwaarde.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om een voorwaarde
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Bekijk de gefilterde beelden.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een voorwaarde voor
weergave te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X De filterweergave begint en er verschijnt
een geel kader.
● Als u op de knoppen qr drukt of aan het
keuzewiel  draait, verschijnen alleen
de in stap 1 geselecteerde beelden.
● Als u in stap 2 [Alle beelden] selecteert,
wordt de filterweergave geannuleerd.
Zoeken op
, ;,
Opnamedatum
; My Category
en
Weergave van beelden die op de opgegeven datum zijn
gemaakt
Weergave van beelden van de opgegeven categorie
Folder
Weergave van beelden in de opgegeven folder (map)
Bestandstype
Weergave van alleen foto's of alleen films
Wat als ik een doel niet kan selecteren?
U kunt geen voorwaarden selecteren die geen beelden bevatten.
113
. Diavoorstellingen bekijken
Filterweergave
U kunt in de filterweergave de volgende functies gebruiken om de gefilterde
beelden meteen te verwerken.
• '/ Alle beelden wissen' (p. 120), '. Diavoorstellingen bekijken' (p. 114), ':
Opnamen beveiligen' (p. 123), 'Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)' (p. 133)
. Diavoorstellingen bekijken
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch
afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer ..
● Druk op de knop m om . te selecteren
in het menu FUNC., en druk daarna
nogmaals op m.
X De diavoorstelling begint enkele
seconden nadat [Laden van beeld…]
verschijnt.
● In de filterweergave (p. 113) verschijnen
alleen de beelden die voldoen aan de
filtervoorwaarde.
● U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
● Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
• Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel
 draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt,
spoelt u snel vooruit door de beelden.
• De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 55).
114
. Diavoorstellingen bekijken
Instellingen wijzigen
U kunt de weergavetijd van diabeelden wijzigen, overgangseffecten
en herhalingen van de diavoorstelling instellen. U kunt kiezen uit zeven
overgangseffecten bij de beeldwisselingen.
Selecteer [Diavoorstelling].
● Druk op de knop n en selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een item te selecteren.
Druk daarna op de knoppen qr om de
instelling aan te passen.
● Als u [Start] selecteert en op m drukt,
wordt de diavoorstelling met uw
instellingen gestart.
● Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
115
De focus controleren
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevond, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus
te controleren.
Druk op de knop l en ga naar
de focuscontroleweergave (p. 47).
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond
toen de focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een
gezicht dat tijdens de weergave wordt
herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader
wordt vergroot weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de -locatie.
● Duw de zoomknop één keer naar k.
X Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop, en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Schakel tussen kaders.
● Door op de knop m te drukken, schakelt
u naar een ander kader.
● Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
116
k Beelden vergroten
Duw de zoomknop naar k.
● De weergave zoomt in op het beeld.
Als u de zoomknop vasthoudt, wordt
er verder ingezoomd tot een factor 10x.
● Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
● Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen of terug te keren naar de
enkelvoudige weergave.
● Door aan het keuzewiel  te draaien,
springt u per afzonderlijk ingezoomd
beeld.
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
Beeldovergangen wijzigen
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in
de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
● Druk op de knop n en selecteer het
tabblad 1. Kies vervolgens [Overgang]
en selecteer een overgangseffect met
de knoppen qr.
● Druk op de knop n om de instelling
te bevestigen.
117
Beelden weergeven op een tv
Met de meegeleverde AV-kabel kunt u de camera aansluiten op een
televisie om gemaakte beelden te bekijken.
Benodigdheden
• Camera en televisie
• Bij de camera geleverde AV-kabel (p. 2)
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
● Open het klepje van de aansluiting en
Wit of zwart
Geel
Geel
Zwart
steek de stekker van de meegeleverde
kabel helemaal in de uitgang van de
camera.
● Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen zoals wordt getoond in
de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
● Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
● Als u klaar bent met kijken, schakelt
u de camera en de televisie uit en haalt
u de AV-kabel los.
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op
de televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop n en selecteer het tabblad 3 en de optie [Video Systeem] om het
juiste videosysteem in te stellen.
118
Beelden bekijken op een High-Definition TV
Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera aan
te sluiten op een high-definition TV voor een betere kijkervaring.
Schakel de camera en de tv in.
Sluit de camera aan op de tv.
● Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de meegeleverde
kabel helemaal in de HDMI mini-uitgang
van de camera.
● Steek de kabelstekker helemaal in de
HDMI-uitgang van de tv.
● Voer stap 3 en 4 op p. 118 uit om de
beelden weer te geven.
De meegeleverde AV-kabel en de apart verkrijgbare HDMI-kabel
HTC-100 kunnen niet tegelijk op de camera worden aangesloten.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
119
/ Alle beelden wissen
U kunt beelden selecteren en in groepen wissen. Gewiste beelden kunnen
niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde
beelden (p. 123) kunt u niet wissen.
Selecteer [Wissen].
● Druk op de knop n, selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel Â, selecteer een
selectiemethode en druk op de knop m.
● Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
● Voer de hierboven beschreven stap 2
uit om [Selecteer] te selecteren en druk
op de knop m.
Selecteer de beelden.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel Â, selecteer het beeld
en druk op de knop m.
X Na de instelling verschijnt
op het
scherm.
● Als u nog een keer op de knop m
drukt, wordt de selectie geannuleerd
en verdwijnt
.
● Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
120
/ Alle beelden wissen
Druk op de knop n.
Wis de beelden.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel Â, selecteer [OK] en
druk op de knop m.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
● Voer stap 2 op p. 120 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op de
knop m.
Selecteer het eerste beeld.
● Druk op de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel Â, selecteer het beeld
en druk op de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
● Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
● U kunt geen beelden vóór het eerste
beeld selecteren.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om een beeld te
selecteren, en druk op de knop m.
121
/ Alle beelden wissen
Wis de beelden.
● Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer beelden met het keuzewiel Â
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan het keuzewiel  te
draaien wanneer het bovenste scherm in de stappen 2 en 3 wordt weergegeven.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
● Voer stap 2 op p. 120 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop m.
Wis de beelden.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op
de knop m.
122
: Opnamen beveiligen
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet door de camera kunnen
worden gewist (pp. 30, 120).
Selecteer :.
● Druk op de knop m om : te selecteren
in het menu FUNC., en druk dan nogmaals
op m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel Â, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
X Na de instelling verschijnt
op het
scherm.
Als u de geheugenkaart formatteert (p. 54), worden beveiligde beelden
ook gewist.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van
de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist.
• U kunt ook de volgende methode gebruiken om beelden te beveiligen.
Druk op de knop n, selecteer het tabblad 1 en selecteer
[Beveilig]. Druk op de knop m om [Selectie] te selecteren en druk
daarna nogmaals op de knop m. Druk vervolgens op de knoppen qr
om een beeld te selecteren en druk weer op de knop m.
Select. Reeks
Selecteer [Beveilig].
● Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1. Selecteer vervolgens
[Beveilig] en druk op de knop m.
Selecteer [Select. Reeks].
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Select. Reeks]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
● Voer stap 2 en 3 op p. 121 uit om de
beelden te selecteren.
123
: Opnamen beveiligen
Beveilig de beelden.
● Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
● Voer stap 2 op p. 123 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop m.
Beveilig de beelden.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [Beveilig] en druk
op de knop m.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen
door [Beveilig. Uit] te selecteren in stap 2 als u in [Select. Reeks]
of [Alle beelden] bent.
124
; Beelden indelen in categorieën
(My Category)
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in de filterweergave (p. 113) en alle beelden tegelijk verwerken
met behulp van de volgende functies.
• Diavoorstellingen bekijken (p. 114), Alle beelden wissen (p. 120),
Opnamen beveiligen (p. 123), Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF) (p. 135)
Selecteer ;.
● Druk op de knop m om ; te selecteren
in het menu FUNC., en druk daarna
nogmaals op m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen op om een
categorie te selecteren en druk op
de knop m.
● Na de instelling verschijnt
op het
scherm.
Het menu gebruiken
Selecteer [My Category].
● Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en
druk op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel Â, selecteer een
selectiemethode en druk op de knop m.
● Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
125
; Beelden indelen in categorieën (My Category)
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit
om [Selectie] te selecteren en druk op de
knop m.
● Voer stap 2 op p. 120 uit om beelden te
selecteren.
● Druk op de knoppen op, selecteer
een categorie en druk op de knop m.
X Na de instelling verschijnt
op het
scherm.
● Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van de categorie ongedaan
te maken. Vervolgens verdwijnt
.
● Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
● Voer stap 2 op p. 125 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op de
knop m.
● Voer stap 2 en 3 op p. 121 uit om de
beelden te selecteren.
● Druk op de knop p, selecteer het item
en druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  en selecteer een type.
Selecteer de instelling.
● Druk op de knop p om [Selecteer] te
selecteren en druk op de knop m.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
126
\ Beelden roteren
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. Films met een resolutie van
kunnen niet worden gedraaid.
Selecteer \.
● Druk op de knop m om \ te selecteren in
het menu FUNC., en druk daarna nogmaals
op m.
Kies de instelling.
● Druk op de knop qr om de richting te
selecteren, en druk vervolgens op de knop m.
X Het beeld wordt 90° gedraaid in de
geselecteerde richting.
● Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
Het menu gebruiken
Selecteer [Roteren].
● Druk op de knop n, selecteer het tabblad
1 en [Roteren], en druk op de knop m.
Draai het beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren.
● Elke keer als u op de knop m drukt, wordt
het beeld 90° gedraaid.
● Als u meerdere beelden wilt roteren, drukt
u op de knoppen qr of draait u aan het
keuzewiel Â. Vervolgens selecteert u een
beeld en herhaalt u de bewerkingen hierboven.
● Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
127
= Het formaat van beelden veranderen
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
● Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1, selecteer vervolgens
[Veranderen] en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel Â, selecteer het beeld
en druk op de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en
druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
● Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Als u op de knoppen qr drukt of aan het
keuzewiel  draait om [Ja] te selecteren
en op de knop m drukt, wordt het
opgeslagen beeld weergegeven.
• U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
• U kunt beelden die zijn opgenomen met de instellingen
niet omzetten in een lagere resolutie.
128
en
,
[ Trimmen
U kunt een deel van een opgeslagen afbeelding uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw afbeeldingsbestand.
Selecteer [Trimmen].
● Druk op de knop n en selecteer [Trimmen]
op het tabblad 1 en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk
op de knop m.
Pas het snijgebied aan.
Snijgebied
X Er verschijnt een kader rond het gedeelte van
het beeld dat u wilt bijsnijden.
X Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven
en het bijgesneden beeld rechtsonder.
● U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
● Met de knoppen opqr kunt u het kader
verplaatsen.
Weergave van snijgebied
● Met de knop l verandert u de
kadergrootte.
Resolutie na
bijsnijden
● In een opname met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond gezichten
linksboven in het scherm. U kunt deze kaders
gebruiken voor het bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door aan het keuzewiel  te
draaien.
● Druk op de knop m en druk op de knoppen
qr of draai aan het keuzewiel  om [OK]
te selecteren. Druk daarna nogmaals op de
knop m.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
● Voer de stappen 4 en 5 op p. 128 uit.
129
• Beelden die zijn opgenomen met
,
en
, kunnen niet worden bijgesneden.
• De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden veranderd, is 4:3
(voor een verticaal beeld 3:4).
• De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke
beeld.
? Effecten toepassen met de functie My Colors
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een nieuw
beeld. Zie p. 80 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
● Druk op de knop n, selecteer [My Colors]
op het tabblad 1 en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk
op de knop m.
Selecteer een menuoptie.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
● Nadat u de menuoptie hebt geselecteerd, kunt u
in- of uitzoomen op het beeld door de stappen uit
te voeren die worden beschreven in 'k Beelden
vergroten' (p. 117).
● Door op de knop m te drukken terwijl een
vergroot beeld wordt weergegeven, kunt u
overschakelen naar het oorspronkelijke beeld.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
● Voer de stappen 4 en 5 op p. 128 uit.
• Als u de kleur van een beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit geleidelijk
af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
• De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken van
de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 80).
130
@ Donkere onderwerpen lichter
weergeven (i-Contrast)
Hiermee detecteert en compenseert u donkere delen van onderwerpen of
gezichten en slaat u het beeld op als een nieuw bestand. U hebt de keuze
uit 4 correctieniveaus: [Auto], [Laag], [Middel] of [Hoog].
Selecteer [i-Contrast].
● Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel Â, selecteer het beeld
en druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
● Voer de stappen 4 en 5 op p. 128 uit.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is
gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
• In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet geschikt.
• Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit
afnemen.
131
] Het rode-ogeneffect corrigeren
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan
als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
● Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1, selecteer vervolgens
[Rode-Ogen Corr.] en druk op de knop m.
X Het scherm [Rode-Ogen Corr.] verschijnt.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren.
● U kunt in- of uitzoomen op het beeld met
de procedures in 'k Beelden vergroten'
(p. 117).
Corrigeer het beeld.
● Druk op de knop m.
X Rode ogen die door de camera zijn
gedetecteerd, worden gecorrigeerd en er
verschijnt een kader rond het gecorrigeerde
gedeelte.
● U kunt in- of uitzoomen op het beeld met
de procedures in 'k Beelden vergroten'
(p. 117).
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
● Druk op de knoppen opqr of draai
aan het keuzewiel  om [Nieuw bestand]
te selecteren en druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
● Voer stap 5 uit op p. 128.
• Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde
beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld
wordt dan gewist.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
132
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
Direct na het maken van opnamen of terwijl u opnamen afspeelt, kunt
u beelden toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) door op de knop c
te drukken. U kunt eenvoudig afdrukken vanaf een afdruklijst door uw
camera en printer aan te sluiten. Deze selectiemethoden voldoen aan
de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Snel beelden toevoegen aan de afdruklijst
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  en selecteer het beeld.
Druk op de knop c (video's zijn
uitgesloten).
De afdruklijst.
● Druk op de knoppen op en selecteer het
aantal afdrukken, druk op de knoppen qr
of draai aan het keuzewiel Â, selecteer
[Toevoegen] en druk op de knop m.
● Als u het toevoegen van beelden wilt
annuleren, selecteert u de toegevoegde
beelden en drukt u op de knop c. Druk
vervolgens op de knoppen qr of draai
aan het keuzewiel Â, selecteer
[Verwijder] en druk op de knop m.
133
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
Toegevoegde beelden afdrukken
In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie Canon
SELPHY. Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken.
Aantal af te drukken
exemplaren
Sluit de camera aan op de printer
(p. 31).
Druk de beelden af.
● Druk op de knoppen op, selecteer
[Print nu] en druk op de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
● Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken
bij de volgende afdruk.
134
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
U kunt bepaalde foto's op een geheugenkaart selecteren om af te drukken (tot 998
beelden) en het gewenste aantal exemplaren instellen zodat deze samen kunnen
worden afgedrukt of verwerkt in een fotozaak. U kunt daarna alle geselecteerde beelden
in één keer afdrukken of met de geheugenkaart naar een fotozaak gaan om afdrukken
te bestellen. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order
Format).
Print instellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
● Druk op de knop n en selecteer het tabblad
2. Selecteer vervolgens [Print instellingen] en
druk op de knop m.
Wijzig de instellingen.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een menu-item te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr om een
optie te selecteren.
X Druk op n om de instellingen te bevestigen
en terug te keren naar het menuscherm.
Afdruktype
Datum
File No.
Wis DPOF
data
Standaard
Index
Beide
Aan
Uit
Aan
Uit
Aan
Uit
Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Hiermee wordt de datum van de opname-informatie afgedrukt.
–
Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
–
Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
–
• Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle afdrukinstellingen
te verwerken in het afdrukresultaat.
•
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van
een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen
die u opgeeft op uw camera.
• Beelden met een ingesloten datum worden altijd afgedrukt met de datum, ongeacht
de instelling van [Datum]. Hierdoor kan het voorkomen dat sommige printers de
datum tweemaal afdrukken op de beelden als [Datum] is ingesteld op [Aan].
135
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
• Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
• De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de
functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 21).
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
● Druk op de knop n en selecteer het
tabblad 2. Selecteer vervolgens [Sel.
beeld & aantal] en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X U kunt het aantal af te drukken
exemplaren instellen.
● Als u [Index] selecteert, verschijnt
op het scherm.
● Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van de beelden ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt
.
Stel het aantal afdrukken in.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om het aantal afdrukken in
te stellen (maximaal 99).
● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden
en het aantal afdrukken van elk beeld
te selecteren.
● Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren.
X Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
136
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
● Selecteer [Select. Reeks] in stap 1
op p. 136 en druk op de knop m.
● Voer stap 2 en 3 op p. 121 uit om
de beelden te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
● Druk op de knoppen op, selecteer
[Opdracht] en druk op de knop m.
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
● Selecteer [Sel. alle beelden] in het
scherm bij stap 1 op p. 136 en druk
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel Â, selecteer [OK] en
druk op de knop m.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
● Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1
op p. 136 en druk op de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op m.
X Alle selecties worden gewist.
137
138
8
De camera aanpassen
U kunt allerlei opnamefuncties aanpassen aan uw voorkeuren. Het
eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en veelgebruikte
functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en
afspelen aanpast aan uw wensen.
139
Functies aanpassen
U kunt enkele handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad
3 (p. 50).
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 55) op [Uit] zetten. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Automatisch Uit]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet
u niet vergeten om na gebruik de camera uit
te schakelen.
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 55). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Display uit] te selecteren
en druk vervolgens op de knoppen qr om
een tijdsduur te selecteren.
● Het is raadzaam om een tijd onder [1 min]
te selecteren om de batterij te sparen.
140
Functies aanpassen
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door
simpelweg de tijdzone-instelling te wijzigen. U moet de tijdzone van uw bestemming
dan wel van tevoren registreren. U hoeft in dat geval de datum en tijd niet aan te
passen in het menu met datum- en tijdinstellingen.
Stel de thuistijdzone in.
● Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m.
● Als u dit voor het eerst instelt, controleert u
eerst of het links afgebeelde scherm verschijnt
en drukt u vervolgens op de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een tijdzone voor thuis te
selecteren en druk vervolgens op m. Als u de
zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur),
te
gebruikt u de knoppen op om
selecteren.
Stel de wereldtijdzone in.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
te selecteren en druk
keuzewiel  om
vervolgens op m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om de bestemmingstijdzone
te selecteren en druk vervolgens op m.
● U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen
als bij stap 1.
Selecteer de wereldtijdzone.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Thuis/Wereld] te selecteren.
te selecteren
en druk vervolgens op de knop n.
●
verschijnt in de [Tijdzone] of het
opnamescherm (p. 46).
● Druk op de knoppen qr om
Als u in de instelling
de datum of tijd wijzigt (p. 21), worden de
datum en tijd voor de optie
ook automatisch gewijzigd.
141
Functies aanpassen
Hints en tips uitschakelen
Als u in het menu FUNC. een item selecteert of als u de knoppen opqr
gebruikt, verschijnen er hints en tips. U kunt deze functie uitschakelen.
● Selecteer [Hints en tips] en druk op
de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen.
U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
● Selecteer [Bestandnr.] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
Continu
Ook als u opnamen maakt met een
nieuwe geheugenkaart, krijgen de
bestanden steeds een oplopend
nummer totdat u een opname maakt
en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt, begint de bestandsnummering
weer bij 0001.
• Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u vóór
het gebruik de geheugenkaart (p. 54).
• Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
142
Functies aanpassen
Een map maken
U kunt nieuwe mappen maken om uw opnamen in op te slaan.
● Selecteer [Maak folder] en druk op de
knop m.
● Selecteer [Maak nieuwe folder] en druk
op de knoppen qr om
te selecteren.
● Nieuwe opnamen worden voortaan in de
nieuwe map opgeslagen.
Mappen maken op dag en tijd
U kunt een dag en een tijd instellen voor het maken van een map.
● Selecteer [Maak folder] en druk op de
knop m.
● Selecteer [Maak autom.] en druk op de
knoppen qr om een interval te selecteren.
● Selecteer [Tijd] en druk op de knoppen qr
om een tijd in te stellen.
● De nieuwe map wordt gemaakt op de
ingestelde dag en tijd. Opnamen die na deze
datum worden gemaakt, worden in de nieuwe
map opgeslagen.
De functie Beeldomkeren uitschakelen
Als u beelden afspeelt op de camera of op een computer, worden opnamen
die zijn gemaakt in de verticale stand, automatisch gedraaid en verticaal
weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen.
● Selecteer [Beeldomkeren] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
143
Opnamefuncties aanpassen
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 55). U kunt
deze tijd wijzigen in [0 sec.].
● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
Opnamefuncties aanpassen
Als u het programmakeuzewiel op G zet, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 50).
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 158 _ 161).
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen
te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in
een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Lamp Aan] te selecteren
en gebruik vervolgens de knoppen qr om
[Uit] te selecteren.
144
Opnamefuncties aanpassen
Het AF-hulplicht uitschakelen
Als u de sluiterknop half indrukt en er is te weinig licht, gaat automatisch
het lampje branden om te helpen bij het scherpstellen. U kunt dit lampje
uitzetten.
● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De weergaveduur van het beeld wijzigen
U kunt meteen nadat u foto's hebt gemaakt, de weergaveduur van de foto
wijzigen.
● Selecteer [Bekijken] en gebruik de knoppen
qr om een optie te selecteren.
Uit
Er verschijnt geen beeld.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven totdat
u de sluiterknop half indrukt.
De beeldinformatie wijzigen die na de opname
Opnamen maken
U kunt de beeldinformatie wijzigen die na de opname wordt weergegeven.
● Selecteer [terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Details
voor gedetailleerde beeldinformatie
(p. 47).
het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de
Focus check focus kunt controleren. De procedure
is hetzelfde als in 'De focus
controleren' (p. 116).
145
Opnamefuncties aanpassen
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede
van 3:2 om het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden.
● Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Raster
Een raster wordt over de weergave
geplaatst.
Uitsnede
Gebieden buiten de uitsnede van 3:2
worden grijs weergegeven. Dit gebied
wordt niet afgedrukt als u afdrukt op
papier met een verhouding van 3:2.
Beide
De rasterlijnen en de hulplijn voor de
uitsnede worden beide weergegeven.
• In de modus
kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen.
• De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
• De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven,
zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat
ook de gedeelten in de grijze gebieden.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
● Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
146
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt
het resultaat meteen controleren op het
scherm, waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt controleren
en bijstellen.
Opname
Beeldstabilisatie is alleen actief op het
moment van de opname.
Pan
Beeldstabilisatie compenseert alleen
op-en neerwaartse camerabewegingen.
Deze optie wordt aanbevolen voor het
maken van opnamen van voorwerpen
die horizontaal bewegen.
Opnamefuncties aanpassen
• Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Het is raadzaam om de IS modus in te stellen op [Uit] als u de camera
op een statief plaatst.
• Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal. Beeldstabilisatie werkt
niet als u de camera verticaal houdt.
Functies toewijzen aan de knop c
● Selecteer [Instellen c knop] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen opqr of draai aan het
keuzewiel  om de functies te selecteren die
u wilt toewijzen en druk vervolgens op m.
● Als u op de knop c drukt, wordt de
toegewezen functie opgeroepen.
• Druk op
als u een functie wilt annuleren.
• Als het symbool
onderaan rechts in een pictogram verschijnt,
kan deze functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus
of functie-instelling.
• In
worden bij elke druk op de knop c witbalansgegevens vastgelegd
(p. 77) en worden tevens de witbalansinstellingen gewijzigd in
.
147
De afspeelfuncties aanpassen
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door te drukken op de
knop 1 (p. 50).
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
begint
● Selecteer [Ga verder] en gebruik de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met de laatst
gemaakte opname.
Laatst gez
De weergave wordt hervat met de laatst
bekeken opname.
Het opstartbeeld of -geluid wijzigen
Op het tabblad 3 kunt u een van uw opnamen instellen als het opstartscherm
dat verschijnt als de camera wordt ingeschakeld, of het geluid van elke
camera-actie vervangen door geluiden die u zelf hebt opgenomen.
Geluiden wijzigen
● Selecteer [Geluidsopties] en druk op m.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
● Druk op de knoppen qr om een instelling
te selecteren.
1
Vooraf vastgelegde geluiden.
2
U kunt zelf geluiden vastleggen met de
meegeleverde software (ZoomBrowser EX/
ImageBrowser) (p. 149).
Het opstartscherm wijzigen
● Selecteer [opstart scherm] en druk op m.
● Druk op de knoppen qr om een instelling
te selecteren.
Geen opstartscherm.
148
1
Vooraf ingestelde afbeeldingen.
2
U kunt uw eigen beelden vastleggen.
Het opstartbeeld of -geluid wijzigen
Het opstartscherm vastleggen
Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt
u geluiden en beelden vastleggen.
● Selecteer [opstart scherm] en druk op m.
● Druk op de knoppen qr om [2] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op m.
Opgeslagen beelden of geluiden op een computer
vastleggen
U kunt beelden of geluiden vastleggen met de camera via de bijgeleverde
software (ZoomBrowser EX/ImageBrowser). Raadpleeg de Startershandleiding
voor meer informatie.
Eventueel eerder vastgelegde opstartbeelden of -geluiden worden
overschreven als u een nieuw opstartbeeld opneemt.
149
150
9
Nuttige informatie
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het gebruik van de
voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar), tips voor het
oplossen van problemen en overzichten van functies.
Verder vindt u aan het einde de index.
151
Aansluiten op het lichtnet
Als u de voedingsadapterset ACK-DC30 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
het batterijpeil.
Plaats de koppeling.
● Open het klepje (p. 18) en plaats de
gelijkstroomkoppeling op de afgebeelde
wijze tot deze vastklikt.
● Sluit het klepje (p. 18).
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
● Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
● Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens het
andere uiteinde in een stopcontact.
● U kunt de camera inschakelen en
gebruiken.
● Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100 - 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een
geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten
zoals elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot storingen.
Haal de stekker en het netsnoer niet los als de camera nog is
ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan
de camera beschadigd raken.
152
Tips voor het oplossen van problemen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als
u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met
de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het
product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
• Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18).
• Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18).
• Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij raakt snel leeg.
• Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
• Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit
het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en
opnieuw uit (p. 19).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 118).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
• Zet het programmakeuzewiel in de gewenste opnamemodus (p. 44).
• Druk tijdens het afspelen (p. 29) de sluiterknop half in (p. 25).
Bij het opstarten is het scherm zwart.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, worden mogelijk niet
correct weergegeven als deze zijn ingesteld als opstartscherm.
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden
(p. 48).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel
in films worden opgenomen.
• Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder
worden.
• Bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren.
• Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood)
verschijnen op het scherm.
• Het pictogram h knippert als u probeert een opname te maken (p. 28).
h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt,
ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 28).
153
Tips voor het oplossen van problemen
•
•
•
•
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 64).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 146).
Stel de flitser in op h (p. 72).
Verhoog de ISO-waarde (p. 76).
Plaats de camera op een statief.
Het beeld is wazig.
•
•
•
•
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 165).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 145).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enz.), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF lock (pp. 83, 88).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het kader niet en stelt de camera
niet scherp.
• Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de sluiterknop half
indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het kader en stelt de camera
scherp.
Het onderwerp is te donker.
•
•
•
•
Stel de flitser in op h (p. 72).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 78).
Pas de helderheid aan met de functie i-Contrast (pp. 97, 131).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 92).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
•
•
•
•
Stel de flitser in op ! (p. 64).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 78).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 92).
Het onderwerp is te licht door omgevingsverlichting.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 27).
• Verhoog de ISO-waarde (p. 76).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 72).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 72).
• Stel de flitser in op ! (p. 64).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser.
• Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
• Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 76).
• Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen maakt met
een hoge ISO-waarde (pp. 61, 63).
Ogen worden rood weergegeven (p. 98).
• Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 144). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp (aan de
voorkant van de camera) op (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen
tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp
direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of
dichter bij het onderwerp gaat staan.
154
Tips voor het oplossen van problemen
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
• Doe een Low Level Format van de geheugenkaart in de camera (p. 54)
U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het
menu FUNC.
• Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
'Beschikbare functies per opnamemodus' (p. 158).
De knoppen werken niet.
• Als het programmakeuzewiel op 9 staat, kunt u sommige knoppen niet
gebruiken (p. 59).
De lens weerspiegelt in de opname.
• Als er veel licht valt op de lens, kan dit zichtbaar zijn in de opname. Wijzig de
camerahoek of scherm het licht af met uw hand. Bij nachtelijke opnamen kunt u
het probleem oplossen door de camera in de modus Tv te zetten en de sluitertijd
of ISO-waarde te wijzigen.
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die
kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt
weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd
opgenomen (p. 34).
verschijnt op het LCD-scherm en de opname wordt
automatisch beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen.
• Doe een Low Level Format van de geheugenkaart in de camera (p. 54).
• Gebruik een lagere resolutie (p. 107).
• Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden.
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
• Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt
u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Startershandleiding
voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
• Gebruik een geheugenkaart die in uw camera is geformatteerd (p. 54).
• Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid,
kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken.
• Afhankelijk van de computercapaciteiten kunnen de kaders of het geluid
verdwijnen bij het afspelen van films.
De knoppen werken niet.
• Als het programmakeuzewiel op 9 staat, kunt u sommige knoppen niet
gebruiken (p. 59).
155
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Als er foutmeldingen verschijnen op het LCD-scherm, kunt u een van
de volgende oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
• De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart
in de juiste richting (p. 18).
Kaart op slot!
• Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD- of de SDHC-geheugenkaart staat
in de vergrendelingsstand. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 20).
Kan niet opnemen
• U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd of de
geheugenkaart niet goed is geplaatst. Zorg dat de geheugenkaart in de juiste richting
is geplaatst als u opnamen maakt (p. 18).
Geheugenkaart fout (p. 54)
• Neem contact op met de helpdesk van de Canon Klantenservice omdat er mogelijk
een probleem is met de camera.
Geheugenkaart vol
• Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 26,
57, 71, 85) of beelden te bewerken (pp. 127 – 132). Wis de beelden (pp. 30, 120) om
ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 18).
Vervang \ Verwissel accu (p. 18)
Geen beeld.
• De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 123)
Onbekend beeld/Incompatibele JPEG/Beeld te groot./RAW
• Niet-ondersteunde beelden of gegevens, of beschadigde beeldgegevens kunnen niet
worden weergegeven.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden
weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld
niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen
• Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 117), te roteren (p. 127),
te bewerken (pp. 127 – 132), toe te wijzen aan het beginscherm (p. 149), te
categoriseren (p. 125) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 135).
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden
vergroot, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het beginscherm, gecategoriseerd
of toegevoegd aan een afdruklijst.
• Het is niet mogelijk om films te vergroten (p. 117), te bewerken (pp. 127 – 132), toe te
voegen aan een afdruklijst (p. 133) of toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 148).
156
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Kan niet selecteren!
• Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 121, 123, 126) hebt u geprobeerd
een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt
geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
• U hebt geprobeerd meer dan 501 beelden te selecteren (pp. 121, 123, 126).
Te veel markeringen.
• U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd voor
verzending. Selecteer minder dan 998 beelden (p. 135).
Kan niet voltooien!
• Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Maak het aantal
instellingen kleiner en probeer het opnieuw (p. 135).
Fout in benaming.
• De bestandsnaam kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat
met dezelfde naam of omdat het hoogst mogelijke bestandsnummer is bereikt
(p. 143). Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 142)
of formatteer de geheugenkaart (p. 54).
Communicatie fout
• Er konden geen beelden worden afgedrukt of naar de computer gedownload
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Lens fout, herstart camera
• Er is een lensfout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit
en weer in te schakelen (p. 44). Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt
u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk
een probleem is met de lens.
• Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is
of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Exx (xx: nummer)
• Er is een camerafout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit en weer in te schakelen (p. 44).
• Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld
mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
• Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het nummer en neemt u contact op
met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is
met de camera.
157
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
Functie
Belichtingscompensatie (p. 78)/Belichting (p. 107)
A 9
G M B D
—
{
—
—
{
{
—
—
—
—
{
{
{
—
—
{
{
{
{
—
{
—
—
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
{
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
Lichtmeting (p. 90)
{
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
My Colors (p. 80)
—
—
{
{
{
{
{
—
{
—
—
{
—
{
—
{
—
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
{
{
{
*6
{
{
{
{
Flitser (pp. 64, 72, 93)
h
!
Alles
Scherpstelzone (pp. 73, 91)
e
Zelfontspanner (pp. 68, 69, 81, 82)
Ò Î
"
$ *2
AF lock (p. 88)
AE lock (pp. 92, 107), FE-vergrendeling (p. 93)
Weergave op een tv (p. 83)
Gezichts Selectie (p. 89)
Aan
Informatieweergave (p. 46)
Uit
Menu FUNC.
Wit Balans (p. 77)
ISO waarde (p. 76)
Belichtingscompensatie (p. 101)
Transport mode (p. 79)
Compressieverhouding
(Beeldkwaliteit) (p. 74)
W
*5
{ *7 { { { {
Resolutie (pp. 74, 106)
— — — — — —
*1 Niet selecteerbaar, maar wordt ingeschakeld zodra de flitser wordt gebruikt. *2 Mogelijke
instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden]. *3
niet
beschikbaar. *4 ISO 3200 (p. 63) is standaard ingesteld. *5
en t ingesteld op
.
158
Beschikbare functies per opnamemodus
I J F
V
H
{
{
{
—
{
—
{
{
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
*1
{
—
{
—
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
*1
{
—
{
{
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
{
—
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
—
{
—
{
—
—
—
{
—
{
—
—
{
{
{
—
{
—
—
{
{
{
{
K
w
{
{
{
—
{
—
{
{
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
E
{
{
{
—
{
—
{
{
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
U
{
{
{
*1
{
—
{
—
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
,
{
{
{
*1
{
—
{
{
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
t
{
—
—
—
{
—
{
—
—
—
{
—
{
—
—
{
—
{
{
y O P Z TY vx
{ { { — —
{
— { { — {
—
{ { { — {
{
— — — — —
{
{ { { {
{
{
— — — — —
—
{ { { {
{
{
{ { { {
{
{
— — — — {
—
{ { { {
{
—
{ { { {
{
{
{ { { { —
—
{ { { { —
—
{ { { {
{
—
— — — — —
—
{ { { {
{
—
{ { { {
{
—
{ { { {
{
{
{ { { { —
—
{
—
{
—
{
—
{
—
{
—
{
—
{
—
{ { {
— — —
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
— — —
—
{
—
{
—
—
{
{
{
—
{
—
—
{
{
{
—
{
—
—
{
{
{
—
{
—
—
{
{
{
—
{
—
—
{
{
{
—
{
—
—
{
{
{
—
{
—
—
{
{
{
—
{
—
—
{
{
{ { {
— — —
{ { *4
— —
— — —
{ { {
{ { {
{
—
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
E >
z
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
—
—
—
—
{
{
{
—
{
{
—
—
{
{
{
—
Menu FUNC.
{ { { { { { {
— — — — — — —
*6 Vastgezet op
. *7 Vastgezet op
{
{
{
—
{
—
{
—
{
{
—
{
*3
{
—
—
{
—
{
{
{
—
—
—
—
{
—
{
—
—
—
—
—
—
*9
{
—
—
{ { { { { *8
— — — — — — —
— {
{
. *8
is standaard ingesteld. *9
is niet selecteerbaar.
{ Selecteerbaar — Niet selecteerbaar
159
Menu's
4 Opnamemenu
Opnamemodi
Functie
AF Frame (p. 86)
AF kader afm. (p. 86)
Servo AF (p. 88)
AF Mode (p. 90)
Digitale Zoom (p. 65)
AF-Punt Zoom (p. 87)
AF-hulplicht (p. 145)
MF-Punt Zoom
Veiligheids MF (p. 92)
Flits Instellingen
(pp. 98, 99, 101)
i-Contrast (p. 97)
Safety Shift (p. 95)
Bekijken (p. 145)
Terugkijken (p. 145)
Knipperdetectie (p. 99)
Disp. Sjabloon (p. 146)
IS modus (p. 146)
Datum stempel (p. 67)
Instellen c (p. 147) knop
Gezicht det.
Centrum
Normaal/Klein
Aan/Uit
Continu/Per beeld
Standaard/Uit
Digitale Tele-converter
(1.5x/2.0x)
Aan/Uit
Aan/Uit
Aan/Uit
Aan/Uit
Automatisch
Flits mode
/Handmatig
-2 t/m +2
Flitsbel. comp.
Minimum/
Medium/
Flits output
Maximum
Rode ogen
Aan/Uit
Lamp Aan
Aan/Uit
Veiligheids FE
Aan/Uit
Uit/Auto
Aan/Uit
Uit/2 - 10 sec./Vastzetten
Uit/Details/Focus check
Aan/Uit
Uit/Raster
Uitsnede/Beide
Continu/Uit
Opname/Pan
Uit/Datum/Datum & Tijd
*1 Altijd [Aan].
*2 Beschikbaar als h is geselecteerd.
*3 Vastgezet op [2 sec.].
160
A 9
{
—
—
—
—
{
{
—
—
—
—
*1
G M B D
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
—
—
—
*1
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
—
—
—
{
{
{
—
—
—
—
{
{
{
{
{
—
*1
—
{
{
{
{
{
*1
—
{
{
—
*1
—
*1
—
*3
—
—
—
—
*1
—
—
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Menu's
I J F
V
H
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
—
{
—
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
K
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
U
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
,
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
t
—
{
—
—
—
{
{
{
—
—
—
—
—
w
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
y
{
{
—
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
{
—
{
{
{
{
{
{
E
{
{
—
—
O
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
P
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
Z TY vx
{
{
—
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
—
{
{
—
{
{
{
{
{
—
{
{
—
—
—
—
—
—
—
E >z
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
—
—
—
—
{
{
—
—
{
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
{
—
{
{
{
{
—
{
—
{
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
—
—
—
{
—
—
—
—
{
{
—
{
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
{
—
—
{
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
{
—
—
{
*2
{ Selecteerbaar — Niet selecteerbaar
161
Menu's
3 Menu Instellen
Item
Opties/overzicht
Ref. pag.
Mute
Volume
Aan/Uit*
Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus).
p. 51
p. 51
Geluidsopties
LCD Helderheid
Geluiden instellen voor elke camerabewerking.
Instellen binnen een bereik van ±7.
Een opstartbeeld vastleggen.
p. 148
p. 52
p. 148
Aan*/Uit
Hiermee formatteert u de kaart en wist u alle
gegevens
Continu*/Auto reset
Maak nieuwe folder/Maak autom.
p. 142
Opstart scherm
Hints en tips
Formatteren
Bestandnr.
Maak folder
Beeldomkeren
Lens intrekken
Spaarstand
Tijdzone
Datum/Tijd
Maateenheid
Video Systeem
Taal
Reset alle
* Standaardinstelling
162
Aan*/Uit
1 min.*/0 sec.
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min.
Thuis/Wereld
Datum- en tijdinstellingen
m/cm*
NTSC/PAL
Selecteer de weergegeven taal.
Standaardinstellingen van camera herstellen.
p. 54
p. 142
p. 143
p. 143
p. 144
p. 55
p. 141
p. 22
–
p. 118
p. 23
p. 53
Menu's
1 Menu Afspelen
Item
Opties/overzicht
Ref. pag.
Diavoorstelling
My Category
Beelden automatisch afspelen.
Beelden indelen in categorieën.
p. 114
p. 125
Wissen
Beveilig
i-Contrast
Beelden wissen.
Beelden beveiligen.
Donkere delen van beelden corrigeren.
p. 120
p. 123
p. 131
Rode-Ogen Corr.
Trimmen
Veranderen
Rode ogen in beelden corrigeren.
Delen van beelden bijsnijden.
Grootte van beelden veranderen en nieuwe
beelden opslaan.
Kleuren in beelden aanpassen.
p. 132
p. 129
p. 130
Beelden roteren.
Laatst gez.*/Laatste f.
Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit
p. 127
p. 148
p. 117
My Colors
Roteren
Ga verder
Overgang
* Standaardinstelling
p. 128
2 Menu Afdrukken
Item
Print
Sel. beeld & aantal
Select. Reeks
Sel. alle beelden
Wis alle selecties
Print instellingen
Opties/overzicht
Afdrukscherm weergeven.
Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
Alle beelden selecteren voor afdrukken.
Alle instellingen voor afdrukken annuleren.
Hiermee stelt u de afdrukstijl in.
Ref. pag.
p. 31
p. 136
p. 137
p. 137
p. 137
p. 135
163
Voorzorgsmaatregelen
Apparatuur
• Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
• Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten of motoren die
sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke
magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
• Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het LCD-scherm
of als er vuil op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of
een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken.
• Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het LCD-scherm schoon te maken.
• Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Voor hardnekkig vuil neemt u contact op met de dichtstbijzijnde
helpdesk van de Canon Klantenservice, die u kunt vinden in het
Canon garantiesysteemboekje.
• Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een
warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en
buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
• Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft
gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht
volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Geheugenkaarten
• Een geheugenkaart is een instrument met zeer geavanceerde
elektronica. Buig de kaart niet en stel de kaart niet bloot aan druk,
schokken of stoten. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart
vastgelegde gegevens beschadigd raken.
• Voorkom dat de geheugenkaart in aanraking komt met vocht. Raak
de contactpunten van de geheugenkaart niet aan met uw hand of met
metalen objecten.
• Bewaar geheugenkaarten niet in de nabijheid van een televisie,
luidsprekers of andere apparaten die magnetische velden of statische
elektriciteit genereren. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart
vastgelegde gegevens beschadigd raken.
• Bewaar geheugenkaarten niet in hete, vochtige of stoffige plaatsen.
164
Specificaties
Effectieve pixels in camera . . . . . . . . Ongeveer 12,1 miljoen
Beeldsensor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1/2,3 inch CCD (totaal aantal pixels:
ongeveer 12,4 miljoen)
Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5,0 (G) – 60,0 (T) mm
overeenkomstig 35mm-filmbereik:
28 (G) – 336 (T) mm f/3,4 (W) – f/5,3 (T)
Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 4,0x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 48x)
LCD-scherm. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3,0 inch LCD-kleurenscherm (TFT)
ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik: 100%
Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . . Gezicht det./Centrum
Servo AF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aan/Uit
Scherpstelbereik (vanaf de
voorkant van de lens) . . . . . . . . . . . . Normaal: 50 cm – oneindig (G)/
100 cm – oneindig (T)
Macro: 2 – 50 cm (G)
Super Macro: 0 – 2 cm
Handm. scherpstellen: 2 cm – oneindig (G)/
100 cm – oneindig (T)
Sluiter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mechanische sluiter en elektronische sluiter
Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 – 1/3200 sec.
15 – 1/3200 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Beeldstabilisatie. . . . . . . . . . . . . . . . . Type lensverschuiving
Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Deelmeting, Gem. centrum meeting of Spot
Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . . ± 2 stops in stappen van 1/3 stop
ISO-waarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, ISO 80/100/200/400/800/1600
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)
Wit Balans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht,
TL licht H, Custom
Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Aan, Slow sync, Uit
* De instellingen Rode ogen red./Rode-Ogen
Corr. zijn beschikbaar
Bereik ingebouwde flitser. . . . . . . . . . 50 cm – 3,0 m (G)/1,0 – 2,0 m (T)
Opnamemodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Opnamemodi: M, Av, Tv, P, Auto, Easy, Portret,
Landschap, Night Snapshot, Kinderen & dieren,
Binnen, SCN, Film
Modus SCN: Zonsondergang, Nacht Scene,
Vuurwerk, Strand, Aquarium, Flora, Sneeuw, ISO
3200, Kleur Accent, Kleur Wissel, Stitch Hulp
Filmmodus: Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel
Continu-opnamen . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 2,3 beelden/sec.
Zelfontspanner. . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 10 sec./ongeveer 2 sec. vertraging,
Gezicht-zelfont., Handm. Timer
i-Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto/Uit
165
Specificaties
Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . .SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/
MultiMediaCard/MMCplus-geheugenkaart/
HC MMCplus-geheugenkaart
Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Design rule for Camera File systemontwerpstandaard, compatibel met DPOF
Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . .Foto's: Exif 2.2 (JPEG)
Films: MOV (beeldgegevens: H.264,
audiogegevens: Linear PCM) (mono)
Compressie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Fijn, Normaal
Aantal opnamepixels (resolutie)
(Foto's) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hoog: 4000 x 3000 pixels
Normaal 1: 3264 x 2448 pixels
Normaal 2: 2592 x 1944 pixels
Normaal 3: 1600 x 1200 pixels
Laag: 640 x 480 pixels
Breedbeeld: 4000 x 2248 pixels
(Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.)
640 x 480 pixels (30 beelden/sec.)
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.)
Aantal mogelijke opnamen. . . . . . . . .Ongeveer 280 beelden (op basis van
gestandaardiseerde CIPA-meting)
Geluid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Kwantisering: 16 bit
Samplingfrequentie 44.100 (p. )
Afspeelfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . .Enkelvoudige weergave, Film, Vergroot focus,
Indexweergave, Vergrote weergave,
Filterweergave, Diavoorstelling
Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . .Wissen, Beveilig, My Category, Veranderen,
My Colors, i-Contrast, Trimmen, Roteren,
Rode-Ogen Corr.
Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . .PictBridge-compatibel
Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hi-Speed USB (speciale connector met
geïntegreerd type digitale audio en video*)
HDMI (HDMI Mini-connector)
* compatibel met mini-B
Video/audio-signaal (NTSC en PAL mogelijk,
monogeluid)
Communicatie-instellingen . . . . . . . . .MTP, PTP
Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Batterij NB-5L (oplaadbare lithium-ionbatterij)
Voedingsadapterset ACK-DC30
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . .10 – 90%
Afmetingen (exclusief uitstekende
onderdelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103,0 x 60,5 x 37,6 mm
Gewicht (alleen camerabehuizing). . .Ongeveer 220 g
166
Specificaties
Batterij NB-5L
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Oplaadbare lithium-ionbatterij
Spanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3,7 V DC
Capaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1120 mAh
Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 300 keer
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32,0 x 44,9 x 7,9 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 25 g
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Nominaal ingangsvermogen . . . . . . . .100 - 240 V AC (50/60 Hz), 0,085 A (100 V) 0,05 A (240 V)
Nominaal uitgangsvermogen. . . . . . . .4,2 V DC, 0,7 A
Oplaadtijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 2 uur en 5 min.
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57,5 x 81,6 x 21,0 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 65 g (CB-2LX)
Ongeveer 59 g (CB-2LXE) (exclusief netsnoer)
• Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
• De specificaties of het uiterlijk van de camera kunnen zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
Over MPEG-4-licenties
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and
may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding MPEG-4
compliant video that was encoded only (1) for a personal and non-commercial
purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T patents to provide
MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
167
Index
A
Aansluiting........................................ 31, 118
Aantal opnamen ....................................... 17
Accessoires .............................................. 40
AE-vergrendeling...................................... 92
AF J Autofocus
AF lock ..................................................... 88
Afdrukken ................................................. 31
AF-kader................................................... 27
Afspeelknop...................................... 29, 148
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten............ 117
Alle beelden wissen................................ 120
Alles wissen............................................ 120
Apparatuur
De camera vasthouden......................... 15
Standaardinstellingen ........................... 53
Aquarium (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 62
Audio ........................................................ 51
AV-kabel............................................. 2, 118
B
Batterij
Batterijlader................................. 2, 16, 42
Datum/tijd-batterij.................................. 22
Herladen ............................................... 16
Oplaadlampje........................................ 17
Spaarstand............................................ 55
Batterijlader .............................................. 16
Beeld
Beelden wissen..................................... 30
Beveilig ............................................... 123
Beelden
Afspelen J Bekijken
Bewerken J Bewerken
Beelden downloaden naar
een computer ........................................... 36
Beelden roteren...................................... 127
Beelden weergeven op een tv................ 118
Beelden wissen ........................................ 30
Beeldkwaliteit (compressieverhouding).... 74
Bekijken (afspelen)
Beelden weergeven op een tv ............ 118
Diavoorstelling .................................... 114
168
Enkelvoudige weergave........................ 29
Indexweergave.................................... 112
Vergrote weergave.............................. 117
Belichting
AE-vergrendeling .................................. 92
Correctie ............................................... 78
FE-vergrendeling .................................. 93
Bestandsnummer ................................... 142
Beveilig................................................... 123
Bewerken
Beelden roteren .................................. 127
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) ..................... 128
i-Contrast ............................................ 131
My Colors............................................ 130
Rode-Ogen Corr. ................................ 132
Trimmen.............................................. 129
Binnen (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 61
Breed (resolutie)................................. 74, 75
Briefkaartformaat...................................... 75
C
Camerabeweging ............................. 64, 147
CD Canon DIGITAL CAMERA
Solution Disk ........................................ 2, 37
Compressie J Beeldkwaliteit
Continu-opnamen maken ......................... 79
AF ......................................................... 79
LV.......................................................... 79
D
Datum en tijd
Datum/tijd-batterij.................................. 22
Instellingen............................................ 21
Toevoegen aan beeld ........................... 67
Wijzigen ................................................ 22
Datum en tijd J Datum/Tijd
Diavoorstelling........................................ 114
Digitaal inzoomen..................................... 65
Digitale Tele-converter ............................. 66
DPOF ............................................. 133, 135
E
Extra flitser ............................................... 42
Index
F
I
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
FE-vergrendeling ...................................... 93
Film
Beeldkwaliteit (aantal beelden) ........... 107
Bekijken (afspelen)................................ 35
Bewerken ............................................ 109
Modus ................................................. 106
Opnametijd.................................... 34, 107
Resolutie ............................................. 107
Filterweergave ........................................ 113
Flitser
Aan........................................................ 72
Extra flitser ............................................ 42
Uit.......................................................... 64
Focus
AF lock .................................................. 88
AF-kader ............................................... 27
AF-Punt Zoom....................................... 87
Gezichtsselectie .................................... 89
Modus AF Frame .................................. 86
Servo AF ............................................... 88
Focus check ........................................... 116
Focusvergrendeling .................................. 83
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) ......................... 128
Formatteren (geheugenkaart)............. 24, 54
Formatteren J Geheugenkaart formatteren
Foutmeldingen........................................ 156
i-Contrast .......................................... 97, 131
In het buitenland ............................... 17, 141
Interfacekabel ................................. 2, 31, 37
ISO 3200 (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 63
ISO-waarde .............................................. 76
K
Keuzewiel ............................................. 9, 45
Kinderen & dieren (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 60
Kleur Accent (modus voor speciale
opnamen) ....................................... 102, 106
Kleur Wissel (modus voor speciale
opnamen) ....................................... 102, 106
Klokfunctie ................................................ 56
Knop Direct Print .............................. 31, 147
Krachtige flitser......................................... 42
L
Lampje................................ 44, 68, 144, 145
Landschap (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 60
LCD-scherm J Scherm
Lentebloesem/herfstbladeren
(modus voor speciale opnamen) ............. 62
Lichtmeetmethode .................................... 90
Lichtnet ................................................... 152
G
M
Geheugenkaarten............................... 18, 20
Beschikbare opnamen .......................... 20
Formatteren..................................... 24, 54
Geluidsinstellingen
Mute ...................................................... 51
Gezicht det. .............................................. 86
Gezichtsselectie ....................................... 89
Gezicht-zelfont.......................................... 69
Macro/Super Macro .................................. 73
Menu
Basishandelingen.................................. 50
Lijst...................................................... 160
Menu Menu
Basishandelingen.................................. 49
Lijst...................................................... 158
MMCplus/HC MMCplus-geheugenkaart... 20
Modus Easy.............................................. 58
MultiMediaCard J Geheugenkaart
Mute.......................................................... 51
My Category ........................................... 125
My Colors ......................................... 80, 130
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken...... 2
Histogram ................................................. 48
Hoge snelheid (ISO) ........................... 63, 76
169
Index
N
Nacht Scene (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 62
Night Snapshot (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 60
O
ON/OFF-knop........................................... 44
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnamen maken via een tv ..................... 83
Overzicht van de onderdelen ................... 44
P
Panoramische foto's............................... 104
PictBridge ................................................. 31
Polsriem J Riem
Portret (modus voor speciale opnamen) .. 60
Print instellingen (DPOF)........................ 133
Printer................................................. 31, 32
Problemen oplossen............................... 153
Programma automatische belichting ........ 72
Programmakeuzewiel............................... 44
R
Raster..................................................... 146
Resolutie (beeldgrootte) ........................... 74
Riem ..................................................... 2, 15
Rode ogen
Automatische correctie ......................... 98
Correctie ............................................. 132
Reductie.............................................. 144
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven ...................................... 46, 47
Informatieweergave .............................. 46
Menubediening ............................... 49, 50
Taal van LCD-scherm ........................... 23
SCN (modus voor speciale opnamen) ..... 60
SD/SDHC-geheugenkaart ........................ 20
Sepiakleurig.............................................. 80
Servo AF .................................................. 88
Sjabloon weergeven............................... 146
Sluiterknop ............................................... 25
Sneeuw (modus voor Speciale
opnamen) ................................................. 63
170
Software
Beelden downloaden naar
een computer ........................................ 36
CD Canon DIGITAL CAMERA
Solution Disk ..................................... 2, 37
Startershandleiding ................................. 2
Spaarstand ............................................... 55
Standaardinstellingen............................... 53
Stitch Hulp (modus voor speciale
opnamen) ............................................... 104
Strand (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 62
T
Taal van LCD-scherm .............................. 23
Toon (witbalans)....................................... 77
Trimmen ................................................. 129
U
U denkt dat er een probleem is .............. 153
Uitsnede ................................................. 146
V
Vergrote weergave ................................. 117
Verwijderen J Wissen
Video J Films
Voeding J Batterij
Voedingsadapterset ......................... 42, 152
Vuurwerk (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 62
W
Wereldklok.............................................. 141
Witbalans.................................................. 77
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner................. 68
2 seconden-zelfontspanner................... 81
Gezicht-zelfont. ..................................... 69
Vertraging en
aantal opnamen wijzigen ...................... 82
Zonsondergang (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 61
Zoomen ........................................ 26, 33, 65
Zwart-witfoto's .......................................... 80
Informatie over handelsmerken
• Het SDHC-logo is een handelsmerk.
• HDMI, het HDMI-logo en de High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Disclaimer
• Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
• Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen
tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
• De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins
afwijken van het werkelijke apparaat.
• We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in deze
handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen opmerkt,
neem dan contact op met de Canon Klantenservice die wordt vermeld
op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
• Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
CEL-SM9PA280
© CANON INC. 2009