Canon PowerShot SX200 IS de handleiding

Type
de handleiding
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door.
Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen.
2
Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de volgende
onderdelen bevat. Indien u merkt dat er iets ontbreekt, neem dan contact
op met de leverancier van het product.
Er wordt geen geheugenkaart meegeleverd.
Adobe Reader moet zijn geïnstalleerd om de PDF-handleidingen te kunnen
lezen. U kunt ook Microsoft Word Viewer 2003 installeren om de Word-
handleidingen te bekijken (alleen in het Midden-Oosten). Als deze software
niet is geïnstalleerd op uw computer, gaat u naar de volgende website om
de software te downloaden:
http://www.adobe.com (voor PDF-indeling)
http://www.microsoft.com/downloads/ (voor Word-indeling).
De inhoud van de verpakking controleren
Camera
Batterij NB-5L
(met kapje)
Interfacekabel
IFC-400PCU
AV-kabel
AVC-DC400
Polsriem
WS-DC9
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE
Aan de slag Canon
garantiesysteemboekje
CD Canon DIGITAL
CAMERA Solution Disk
Raadpleeg ook de handleidingen op de CD Canon DIGITAL
CAMERA Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Als u het basisgebruik onder de knie hebt, kunt u de vele
camerafuncties gebruiken om allerlei speciale foto's te maken.
Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een printer om foto's af te drukken.
Startershandleiding
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een computer.
Hierin wordt beschreven hoe u de software op de CD Canon
DIGITAL CAMERA Solution Disk installeert en gebruikt.
CD Canon DIGITAL
CAMERA Manuals Disk
3
Proefopnamen
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld
voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthouder.
In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen,
tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een
camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie op deze camera raadpleegt
u het Canon garantiesysteemboekje dat bij de camera is geleverd.
Zie de achterkant van het Canon garantiesysteemboekje voor
contactinformatie van de Canon Klantenservice.
LCD-scherm
Voor het vervaardigen van het LCD-scherm zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van
een storing.
Geheugenkaarten
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten . . . . 26
Snel foto's maken (modus Easy) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Opnamen maken die zijn aangepast aan speciale
omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 – 63
Mooie opnamen maken van mensen
Landschapsopnamen maken
Diverse andere opnamen maken
Scherpstellen op gezichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 69, 86, 89
Opnamen maken op plaatsen waar niet geflitst kan worden
(flitser uitschakelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Foto's maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68, 69
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . . . . 73
Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
De grootte van de foto wijzigen (resolutie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Continu foto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Opnamen maken zonder dat de camera beweegt
(beeldstabilisatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Opnamen maken zonder dat de camera beweegt, ook bij weinig
licht (Hoge ISO Automatisch) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63, 76
Scherpstellen op bewegende onderwerpen (Servo AF) . . . . . . . . . . 88
Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) . . . . . . . . . . . 97
IF wP
Bij nacht
(p. 60)
Op het strand
(p. 62)
In de sneeuw
(p. 63)
V
Kinderen en
dieren (p. 60)
Portretten
(p. 60)
OU
Gebladerte
(p. 62)
Zonsondergangen
(p. 61)
J
Landschap
(p. 60)
,
Nacht Scene
(p. 62)
y
Aquarium
(p. 62)
Z
Weinig licht
(p. 63)
Ht
Binnen
(p. 61)
Vuurwerk
(p. 62)
Opnamen maken
Wat wilt u doen?
5
1
De foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Foto's automatisch afspelen (diashow) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Foto's bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Snel foto's zoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 113
Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30, 120
Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . 123
Weergeven
E
Films maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Films maken en bekijken
Print
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Foto's opslaan op een computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Opslaan
3
Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . 17, 141
Overige
6
De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte functies van
deze camera. De hoofdstukken 4 en volgende beschrijven de geavanceerde functies,
waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren............................................ 2
Lees dit eerst............................................... 3
Wat wilt u doen?.......................................... 4
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt.................................... 9
Veiligheidsvoorschriften ............................ 10
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen .............................................. 13
De batterij opladen .................................... 16
De batterij en geheugenkaart
plaatsen.............................................. 18
De datum en tijd instellen.......................... 21
De taal van het LCD-scherm instellen....... 23
Geheugenkaarten formatteren .................. 24
De sluiterknop indrukken........................... 25
A
Foto's maken .................................. 26
1
Beelden bekijken................................. 29
/
Beelden wissen.................................... 30
2
Beelden afdrukken .............................. 31
E
Films opnemen.................................... 33
1
Films bekijken ..................................... 35
Beelden downloaden naar
een computer...................................... 36
Accessoires............................................... 40
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires........ 42
Overzicht van de onderdelen .................... 44
Informatieweergave op het scherm........... 46
Lampje....................................................... 48
m
Menu FUNC. - Basishandelingen....... 49
Menu
n
- Basishandelingen ............ 50
De geluidsinstellingen wijzigen.................. 51
De helderheid van het scherm wijzigen..... 52
De standaardinstellingen van de camera
herstellen ............................................ 53
Low Level Format van geheugenkaart ...... 54
De functie Spaarstand
(Automatisch Uit) ................................ 55
Klokfuncties...............................................56
9
Opnamen maken in de
modus Easy........................................ 58
9
Beelden bekijken of
wissen in de modus Easy................... 59
Opnamen maken in diverse
omstandigheden ................................. 60
K
Speciale opnamen maken .............. 61
!
De flitser uitzetten ................................ 64
Nader inzoomen op het onderwerp
(digitale zoom) .................................... 65
Datum en tijd aan de opname
toevoegen...........................................67
Ò
De zelfontspanner gebruiken ............... 68
"
De gezicht-zelfontspanner gebruiken... 69
G
Opnamen maken met Programma
automatische belichting...................... 72
h
De flitser aanzetten ............................... 72
e
Close-ups maken (Macro/
Super Macro)...................................... 73
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ..........................15
2 Meer informatie....................43
3 Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies........ 57
4 Zelf instellingen
selecteren
.................................
71
Inhoudsopgave
7
De resolutie wijzigen................................74
De compressieverhouding
(beeldkwaliteit) wijzigen.....................74
-
De ISO-waarde wijzigen ..................76
De Wit Balans aanpassen........................77
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie)...................78
W
Continu-opnamen ..............................79
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors)........................................80
Î
Opnamen maken met de
2 seconden-zelfontspanner...............81
$
De zelfontspanner aanpassen ............82
Opnamen maken via een tv.....................83
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling................83
De modus AF Frame wijzigen..................86
Het autofocuskader vergroten..................87
Opnamen maken met AF lock .................88
Opnamen maken met Servo AF ..............88
0
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie)......89
De AF-instelling wijzigen en
opnamen maken ...............................90
De meetmethode wijzigen........................90
Handmatig scherpstellen en
opnamen maken ...............................91
Handmatige focus combineren met
Autofocus (Veiligheids MF) ...............92
¤
Opnamen maken met AE lock............92
¤
Opnamen maken met
FE-vergrendeling...............................93
Opnamen maken met Slow sync........93
M
De sluitertijd instellen .......................94
B
De diafragmawaarde instellen .........95
D
Sluitertijd en diafragmawaarde
instellen .............................................96
@
Donkere onderwerpen lichter
weergeven (i-Contrast)......................97
Œ
Rode-Ogen Corr. ...............................98
Controleren op gesloten ogen..................99
De flitser instellen.....................................99
Flitsbelichtingscompensatie instellen.....100
Flits output instellen ...............................100
Belichtingscompensatie bij opnamen
met de flitser (Veiligheids FE) .........101
De kleur wijzigen en opnamen maken ...102
L
Opnamen maken met Stitch Hulp..104
De filmmodus wijzigen ...........................106
De beeldkwaliteit wijzigen ......................106
AE-vergrendeling/belichting ...................107
Overige opnamefuncties ........................108
Afspeelfuncties.......................................108
*
Bewerken ..........................................109
Snel beelden doorzoeken ......................112
Beelden bekijken in
de filterweergave .............................113
.
Diavoorstellingen bekijken.................114
De focus controleren..............................116
k
Beelden vergroten ............................117
Beeldovergangen wijzigen .....................117
Beelden weergeven op een tv ...............118
Beelden bekijken op een
High-Definition TV ...........................119
/
Alle beelden wissen ..........................120
5 Haal meer uit uw
camera ................................. 85
6 Diverse functies voor
het opnemen van films ..... 105
7 Afspeelfuncties en andere
functies gebruiken ............ 111
Inhoudsopgave
8
:
Opnamen beveiligen ...................... 123
;
Beelden indelen in categorieën
(My Category) ................................. 125
\
Beelden roteren................................ 127
=
Het formaat van beelden
veranderen...................................... 128
[
Trimmen............................................ 129
?
Effecten toepassen met de
functie My Colors ............................ 130
@
Donkere onderwerpen
lichter weergeven (i-Contrast)......... 131
]
Het rode-ogeneffect corrigeren ......... 132
Afdrukken via de afdruklijst
(DPOF)............................................ 133
Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF)........................... 135
Functies aanpassen .............................. 140
Opnamefuncties aanpassen..................144
De afspeelfuncties aanpassen ..............148
Het opstartbeeld of -geluid
wijzigen ........................................... 148
Aansluiten op het lichtnet ......................152
Tips voor het oplossen van
problemen ....................................... 153
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen ......................... 156
Beschikbare functies per
opnamemodus ................................158
Menu's ................................................... 160
Voorzorgsmaatregelen ..........................164
Specificaties .......................................... 165
Index...................................................... 168
8 De camera aanpassen...... 139
9 Nuttige informatie............. 151
9
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aanduiden, het keuzewiel en de knop
FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Tips voor het oplossen van problemen.
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn.
: Aanvullende informatie.
(p. xx): Referentiepagina's. 'xx' duidt het paginanummer aan.
In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
(Knop Omhoog)
(Knop Rechts)
(Knop Links)
(Knop Omlaag)
(Keuzewiel)
10
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt.
Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die
u gebruikt.
Camera
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel
of levensgevaar.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
Waarschuwing
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser
gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Geheugenkaart, dag-/datumbatterij: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem
in dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts.
Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor
geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze
is gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners
om de apparatuur schoon te maken.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen, schakelt u de
camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Het gebruik van andere energiebronnen kan brand of elektrische schokken
veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
11
Batterij, batterijlader
Overige waarschuwingen
Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
Plaats de batterij niet in of in de buurt van open vuur.
Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere
vloeistoffen.
Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen.
Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving
kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding
met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water
en medische hulp inschakelen.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u
contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden.
Zorg ervoor dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt of wijzigt en plaats geen
zware voorwerpen op het snoer.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de
luidsprekers beschadigen. Ook kunt u uw gehoor beschadigen als u een koptelefoon
draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt.
Voorzichtig
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken
en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
U kunt zich bezeren en de camera kan beschadigd raken.
Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen:
-
plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan
-
plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C
-
vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan in de batterij lekkage, oververhitting of een explosie ontstaan, wat kan leiden
tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Hoge temperaturen kunnen
ook de behuizing vervormen.
Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) in contact
komen met de contactpunten of stekker van de oplader.
Dit kan brand, elektrische schokken of andere schade veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften
12
Langdurig afspelen kan leiden tot een gevoel van ongemak.
Voorzichtig
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Gebruik de flitser niet als er vuil of stof op zit of als uw vingers of uw kleding
de flitser bedekken.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de eenheid gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze
oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Verwijder de batterij en sla deze zorgvuldig op als u de camera niet gebruikt.
Als u de batterij in de camera laat zitten, kan er schade ontstaan door lekkage.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie.
Houd de batterij uit de buurt van huisdieren.
Als er in de batterij wordt gebeten, kan er lekkage, oververhitting of een explosie
ontstaan, wat kan leiden tot brandwonden of ander letsel.
Ga niet in een stoel zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
Let erop dat er geen harde voorwerpen in contact komen met het LCD-scherm
als u de camera in uw tas stopt.
Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
13
Haal, voordat u de camera weggooit, de interne oplaadbare lithiumbatterij uit de
camera zodat deze volgens de plaatselijke bepalingen kan worden gerecycled.
De schroeven van de behuizing
losdraaien
Draai eerst de vier schroeven aan de
onderkant en vervolgens de twee
schroeven aan de zijkant los.
Open het klepje van de aansluiting en
draai de twee schroeven die zich daarin
bevinden los.
Open het klepje van de geheugenkaart-/
batterijhouder en draai de schroef die
zich daarin bevindt los.
De klepjes verwijderen
Verwijder het zijklepje.
Draai het achterklepje, van de onderkant
gezien, naar boven en verwijder het.
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Raak dit gebied nooit aan!
Raak de flitser nooit aan.
Raak nooit het in de afbeelding
gemarkeerde gebied aan. Dit kan
een elektrische schok met een
hoog voltage tot gevolg hebben.
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen
14
Draai de schroef waarmee het voorklepje
vastzit los, zoals afgebeeld bij .
Verwijder het voorklepje.
De batterij verwijderen
Draai de camera.
Trek het contactlint aan de voorkant
met uw vingernagel omhoog en verwijder
de batterij.
15
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus
A
, en het bekijken, wissen en afdrukken
van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt
het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar
een computer.
De riem bevestigen/De camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw pols om
te vermijden dat de camera valt tijdens het gebruik.
Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig
aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet bedekken.
Riem
1
16
Gebruik de meegeleverde lader om de batterij op te laden.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de markeringen S op de batterij
overeenkomen met de markeringen op de
lader en plaats vervolgens de batterij door
deze naar binnen en naar beneden
te schuiven.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LX: kantel de stekker
naar buiten en steek deze in een
stopcontact .
Voor CB-2LXE: sluit het netsnoer aan
op de batterijlader en steek de andere
stekker in een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat rood branden
en het opladen begint.
Als de batterij volledig is opgeladen,
wordt het oplaadlampje groen.
Het opladen duurt ongeveer 2 uur
en 5 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader
uit het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen en omhoog
te schuiven.
De batterij opladen
CB-2LX
CB-2LXE
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij
te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij opladen
17
Aantal opnamen dat ongeveer kan worden gemaakt
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
In sommige omstandigheden kunnen er wellicht minder opnamen worden gemaakt.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht om de resterende lading
van de batterij aan te geven.
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Geladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
De batterij een lange tijd bewaren.
Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het
klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een batterij die niet
volledig leeg is een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur
beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 - 240 V
(50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten zoals
elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot storingen.
De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de
batterij echter zodanig opzwelt dat ze niet meer in de camera past, moet u contact
opnemen met een helpdesk van Canon Klantenservice.
Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt.
Koop dan een nieuwe batterij.
Aantal opnamen
280
Afspeeltijd (uren)
5
Weergave Betekenis
Goed.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(knippert rood) Bijna leeg.
'Vervang\Verwissel accu.' Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de lader efficiënt gebruiken
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering
S
zichtbaar is.
18
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart in de camera.
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
U kunt geen opnamen maken als de kaart
een schuifje voor schrijfbeveiliging bevat
en dit schuifje dicht zit. Duw het schuifje
omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten
en omhoog om het te openen.
Plaats de batterij.
Plaats de batterij op de afgebeelde
wijze totdat deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
inbrengt, anders klikt deze niet goed vast.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Aansluitpunten
De batterij en geheugenkaart plaatsen
19
Sluit het klepje.
Sluit het klepje en schuif het
naar binnen totdat het vastklikt.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
vandepijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
20
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de
camera-instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus (p. 26) staat.
Compatibele geheugenkaarten
SD-geheugenkaarten
SDHC-geheugenkaarten
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
SD- en SDHC-geheugenkaarten hebben een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'.
Als dit schuifje dicht zit, verschijnt op het scherm [Kaart op slot!]. U kunt dan
geen beelden opnemen of wissen.
Geheugenkaart
2GB 8GB
Aantal opnamen
626 2505
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
Wat is een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'?
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
21
Het scherm voor Datum/Tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan
uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Gebruik de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om een waarde te
selecteren.
Kies de instelling.
Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd iedere keer als u de camera inschakelt.
Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op of het
keuzewiel
Â
de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur)
ingesteld.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Zomertijd instellen
De datum en tijd instellen
22
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Datum/Tijd] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Volg stap 2 en 3 op p. 21 om de instelling
te wijzigen.
Druk op de knop n om de menu's
te sluiten.
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij; dit is een reservebatterij
die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de
batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 42), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer
4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de camera
inschakelt. Volg de stappen op p. 21 om de datum en de tijd in te stellen.
Datum/tijd-batterij
23
U kunt de taal van de menu's en berichten die op het LCD-scherm worden
weergegeven, wijzigen.
Schakel de afspeelmodus in.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop
m
ingedrukt terwijl
u op de knop n
drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr of draai
aan het keuzewiel
Â
om een taal te
selecteren en druk vervolgens op m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het taalmenu gesloten.
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en de
knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok te
sluiten en herhaalt u stap 2.
De taal van het LCD-scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op
n
te drukken,
het tabblad
3
te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal] te
selecteren.
24
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken, of een geheugenkaart
die al is gebruikt in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met
deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart
worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens
niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart
gaat formatteren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
X Als het formatteren is voltooid, verschijnt
het menuscherm weer.
Geheugenkaarten formatteren
Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de
kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees
voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart.
Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te vermijden dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op
de geheugenkaart.
25
De sluiterknop heeft twee bedieningsfasen. Druk de sluiterknop altijd eerst
half in om de focus in te stellen en maak daarna de foto.
Druk de sluiterknop half in
(zachtjes drukken tot de
eerste stop).
X De camera stelt automatisch de focus
in en selecteert de overige instellingen
voor een opname, zoals de helderheid.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
Druk de sluiterknop helemaal
in (tot de tweede stop).
X U hoort het geluid van de sluiter
als de opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
De sluiterknop indrukken
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege
te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
26
De camera kan automatisch het onderwerp en de opnameomstandigheden
vaststellen en de beste instellingen selecteren voor de opname. U hoeft alleen
de foto te maken.
De camera kan ook gezichten detecteren en hier automatisch op
scherpstellen, en de kleur en helderheid optimaal instellen.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
X
Het opstartgeluid klinkt en het
opstartscherm verschijnt.
Druk nogmaals op de ON/OFF-knop
om de camera uit te schakelen.
Kies de modus
A
.
Stel het programmakeuzewiel in op
A
.
Wanneer u de camera naar het onderwerp
richt, hoort u een geluidje terwijl de camera
het soort opname bepaalt.
X
De camera stelt scherp op het
veronderstelde hoofdonderwerp, en
rechts boven in het scherm verschijnt
het pictogram van de automatisch
vastgestelde soort opname.
X
Als er gezichten worden herkend,
verschijnt een wit kader rond het gezicht
van het hoofdonderwerp. Rond de andere
herkende gezichten verschijnt een grijs
kader.
X
Zelfs als de gedetecteerde gezichten
bewegen, volgt de camera de gezichten
binnen een bepaalde afstand.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar
j
draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
A Foto's maken
A Foto's maken
27
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen.
X
Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u
tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje
groen (oranje indien er wordt geflitst).
X
Groene AF-kaders geven aan waarop
de camera is scherpgesteld.
X
Als de camera op meerdere punten scherpstelt,
verschijnen er meerdere AF-kaders.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
X
Het lampje knippert groen terwijl het beeld
wordt opgeslagen op de geheugenkaart.
X
De foto verschijnt gedurende enkele seconden
op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u
al op de sluiterknop drukken om een volgende
foto te maken.
De camera maakt geen enkel geluid.
Als u op de knop
l
drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden
uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid weer in te schakelen,
drukt u op
n
. Dan selecteert u het tabblad
3
en vervolgens de optie [mute]. Gebruik
de knoppen
qr
om [Uit] te selecteren.
Het beeld is donker terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname.
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Maak de opname binnen de werkzame
flitsafstand van ongeveer 50 cm – 3,0 m met een maximale groothoekinstelling, en
ongeveer 1,0 – 2,0 m met een maximale telelens.
De camera geeft een pieptoon terwijl de sluiterknop half is ingedrukt.
De camera bevindt zich te dicht bij het onderwerp. Ga met de camera met een maximale
groothoekinstelling ongeveer 2 cm of meer bij het onderwerp vandaan en maak de foto.
Ga ongeveer 1 m of meer bij het onderwerp vandaan met de camera op maximale
telelens.
AF-kaders
Wat als...
A Foto's maken
28
Het lampje brandt terwijl de sluiterknop half is ingedrukt.
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken,
kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
Het pictogram h knippert terwijl u een foto wilt maken.
De flitser is aan het opladen. U kunt de foto maken als het opladen eindigt.
Wanneer u de camera kantelt, maakt deze een geluidje.
U hoort de beweging van de lens. Dit is niet het gevolg van een storing.
Opnamepictogrammen
De camera geeft het pictogram van de automatisch gekozen soort opname
weer, en selecteert daarna automatisch de focus en de optimale instellingen
voor de helderheid en kleur van het onderwerp.
* Verschijnt als de camera op een statief is geplaatst.
Achtergrond Helder Met blauwe luchten
Zonson-
dergangen
Donker
Onderwerp
Achtergrond-
verlichting
Achtergrond-
verlichting
Met
statief
Mensen
–*
Niet-menselijke
onderwerpen
Landschappen
*
Close-ups
––
Achtergrondkleur
pictogram
Grijs Lichtblauw Oranje Donkerblauw
In bepaalde omstandigheden komt het weergegeven pictogram wellicht
niet overeen met de werkelijke opname. Vooral bij een oranje of blauwe
achtergrond, bijvoorbeeld een muur, kan of het pictogram 'Blauwe
luchten' verschijnen en is het wellicht niet mogelijk om een foto met de
gewenste kleur te maken. Probeer in dat geval de opname te maken
in de modus G (p. 72).
29
U kunt uw opnamen op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op
q
drukt, doorloopt u de beelden
in de omgekeerde volgorde van opname.
Als u op r drukt, doorloopt u de beelden
in de volgorde van opname.
De beelden volgen elkaar sneller op als
u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar
ze worden grover weergegeven.
Als u het wiel  naar rechts draait,
verschijnen de beelden in de omgekeerde
volgorde van opname. Als u naar links
draait, verschijnen ze in de volgorde van
opname.
Als u op 1 drukt terwijl de lens is
uitgeschoven, keert het opnamescherm
terug.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens
weer ingetrokken. Als u op 1 drukt met
de lens ingetrokken, wordt de camera
uitgeschakeld.
1 Beelden bekijken
30
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om het te wissen beeld
weer te geven.
Wis het beeld.
Druk op de knop p.
X [Wissen?] verschijnt.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Wissen] te selecteren
en druk vervolgens op m.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt
u op de knoppen qr of draait u aan het
keuzewiel
Â
om [Stop] te selecteren
en drukt u vervolgens op m.
/ Beelden wissen
31
U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera
aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Benodigdheden
Camera en printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk
verkrijgbaar)
Interfacekabel, meegeleverd bij de camera (p. 2)
Schakel de camera en de
printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op
1
om de camera aan te zetten.
X
De knop
c
brandt blauw.
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een beeld te selecteren.
2 Beelden afdrukken
2 Beelden afdrukken
32
Druk de beelden af.
Druk op de knop c.
X Het afdrukken begint en de knop c
knippert blauw.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de interfacekabel.
Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk
verkrijgbaar)
Als u uw camera aansluit op een van de onderstaande Canon PictBridge-
compatibele printers, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar
Canon-producten worden verkocht.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor informatie
over afdrukken.
Compact Photo Printers
(SELPHY-serie)
Inkjetprinters
33
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog
op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. Als u lang doorgaat met
opnemen, kan de camera warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing.
Stel het programmakeuzewiel
in op
E
.
Kies de modus
E
.
Druk op de knop
m
en gebruik vervolgens
de knoppen
op
of het keuzewiel
Â
om
E
te selecteren. Druk daarna nogmaals
op de knop
m
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
het keuzewiel
Â
om
E
te selecteren
en druk vervolgens op
m
.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar
j
draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen.
X
Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt
het lampje groen.
E Films opnemen
Opnametijd
E Films opnemen
34
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera begint met de filmopname
en op het scherm verschijnt [ REC]
en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt
u uw vinger van de sluiterknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar
worden de helderheid en de kleurtoon
automatisch aangepast.
Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
Gebruik behalve de sluiterknop geen
andere knoppen. Anders wordt het geluid
van die knoppen in de film opgenomen.
Stop de opname.
Druk de sluiterknop opnieuw volledig in.
X De camera geeft één pieptoon en stopt
met opnemen.
X Het lampje knippert groen en de film wordt
naar de geheugenkaart weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Bij stap 2 kunt u de opnametijd op het scherm bekijken.
De maximale cliplengte is ongeveer 29 minuten en 59 seconden.
De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is geworden.
Verstreken tijd
Microfoon
Geheugenkaart 2GB 8GB
Opnametijd
10 min. 53 sec. 43 min. 32 sec.
35
U kunt uw films op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
X verschijnt op het filmscherm.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om een film te selecteren
en druk vervolgens op o.
X Het filmbedieningspaneel verschijnt
op het scherm.
Speel de film af.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De film wordt afgespeeld.
U kunt het afspelen van de film pauzeren
en hervatten door nogmaals te drukken
op m.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
X Na het einde van de film verschijnt .
1 Films bekijken
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen.
De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden.
Dit hangt af van de computercapaciteiten.
Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de
geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film probleemloos afspelen.
U kunt de camera ook aansluiten op een tv voor een betere weergave.
36
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar
een computer te downloaden.
Systeemvereisten
Hoewel dit de aanbevolen systeemvereisten zijn, kunnen niet alle
computerfuncties worden gegarandeerd.
Windows
Macintosh
Besturingssysteem Windows Vista (inclusief Service Pack 1)
Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Processor Beelden bekijken Pentium 1,3 GHz of hoger
Films bekijken Core2 Duo 1,66 GHz of hoger
RAM
Beelden bekijken
Windows Vista: 1 GB of meer
Windows XP: 512 MB of meer
Films bekijken
1 GB of meer
Interface USB
Vrije ruimte op
de harde schijf
Canon Utilities
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of meer
Besturingssysteem Mac OS X (v10.4 – v10.5)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Processor Beelden bekijken PowerPC G4/G5 of Intel-processor
Films bekijken Core Duo 1,66 GHz of hoger
RAM Beelden bekijken 512 MB of meer
Films bekijken
1 GB of meer
Interface USB
Vrije ruimte op
de harde schijf
Canon Utilities
ImageBrowser: 300 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of meer
Beelden downloaden naar een computer
Beelden downloaden naar een computer
37
Benodigdheden
Camera en computer
CD Canon DIGITAL CAMERA Solution Disk, meegeleverd bij de camera (p. 2)
Interfacekabel, meegeleverd bij de camera (p. 2)
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows XP en Mac OS X (v10.4)
gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de CD Canon DIGITAL CAMERA
Solution Disk in het cd-romstation van
de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op
het scherm om verder te gaan met
de installatie.
Als de installatie is voltooid, klikt
u op [Restart/Opnieuw starten]
of [Finish/Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd-rom in het cd-romstation
van de computer en dubbelklik op het
pictogram .
X
Het scherm aan de linkerkant verschijnt.
Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
Beelden downloaden naar een computer
38
Sluit de camera aan op de
computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleine stekker
van de kabel stevig in de aansluiting van
de camera in de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de
USB-poort van de computer. Raadpleeg
de handleiding van de computer voor
meer informatie over de aansluiting.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera in te
schakelen.
Open CameraWindow.
Windows
Selecteer [Canon CameraWindow]
en klik op [OK].
X CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het menu [Start] en selecteert u
[All Programs/Alle programma's] of
[Programs/Programma's] gevolgd door
[Canon Utilities] [CameraWindow]
[CameraWindow] [CameraWindow].
Beelden downloaden naar een computer
39
Macintosh
X
Wanneer er een verbinding tot stand
is gebracht tussen de camera en de
computer, wordt CameraWindow
weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het pictogram [CameraWindow] in
de taakbalk onder aan het bureaublad.
Beelden downloaden
Klik op [Transfer Untransferred Images/
Niet-verplaatste beelden verplaatsen].
X Alle beelden die nog niet zijn gedownload,
worden nu naar de computer gedownload.
Nadat het downloaden is voltooid,
schakelt u de camera uit en verwijdert
u de kabel.
Raadpleeg voor overige acties de
Startershandleiding.
Gedownloade beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen
in afzonderlijke submappen in de map 'My Pictures/Mijn afbeeldingen'
van Windows of 'Pictures/Afbeeldingen' van Macintosh.
40
Accessoires
Polsriem
WS-DC9
CD Canon DIGITAL
CAMERA Solution Disk
AV-kabel
AVC-DC400
*1
Voedingsadapterset ACK-DC30
Compacte voedingsadapter
CA-DC10
Geleverd bij de camera
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Zie de gebruikershandleiding van de printer voor meer informatie over de printer
en interfacekabels.
Batterij NB-5L
*1
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE
*1
NetsnoerGelijkstroom-
koppeling
DR-30
Interfacekabel
IFC-400PCU
*1
Accessoires
41
Krachtige flitser
HF-DC1
Inkjetprinters
*2
Compact Photo Printers
*2
(SELPHY-serie)
Kaartlezer
Windows/
Macintosh
Video IN-aansluiting
Audio IN-aansluiting
TV/video
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het
wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet
aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand
enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een
ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening
mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een
slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel
u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
HDMI-kabel HTC-100
Geheugenkaart
High-Definition TV
42
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht.
Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar
in sommige regio's.
Voedingen
Voedingsadapterset ACK-DC30
Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een computer. U kunt op deze manier niet
de batterij in de camera opladen.
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Een adapter om batterij NB-5L op te laden.
Batterij NB-5L
Oplaadbare lithiumbatterij.
Overige accessoires
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan te sluiten op de HDMI™-terminal van
een HD TV.
Krachtige flitser HF-DC1
Met deze extra flitser die op de camera kan worden bevestigd, kunt u
onderwerpen belichten die te ver weg zijn voor de ingebouwde flitser.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
43
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
44
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Lampje (lampje van zelfontspanner (p. 69) /
AF-hulplicht (p. 145) / lampje voor rode-
ogenreductie (p. 144))
Microfoon (p. 34)
Lens
Zoomknop
Opnemen:
i
(telelens) /
j
(groothoek)
(p. 26)
Afspelen:
k
(vergroten) /
g
(index)
(p. 112)
Sluiterknop (p. 25)
Programmakeuzewiel
ON/OFF-knop
Flitser (p. 64)
Luidspreker
Aansluiting statief
Geheugenkaartsleuf/batterijhouder (p. 18)
Polsriem (p. 15)
Filmmodus
Voor het maken van
films (p. 33).
Automodus
U kunt de camera
automatisch zelf instellingen
laten selecteren (p. 26).
Modus voor speciale opnamen
De camera kan automatisch alle
geschikte instellingen voor de situatie
selecteren, zodat u alleen nog op de
sluiterknop hoeft te drukken om het
beeld vast te leggen (p. 60).
Modus Easy
U kunt een opname maken
door gewoon de sluiterknop
(p. 58) in te drukken.
Modus P, Tv, Av of M
U kunt instellingen selecteren zoals sluitertijd
en diafragmawaarde om de gewenste foto te
maken (pp. 72, 94, 95, 96).
Overzicht van de onderdelen
45
Keuzewiel
Met het keuzewiel kunt u bewerkingen uitvoeren
zoals het selecteren of wisselen van beelden.
Knop
1
Als de lens is uitgeschoven, kunt u heen en weer
schakelen tussen de opname- en afspeelmodus. Als de lens is ingetrokken,
kunt u met deze knop de camera aan en uit zetten in de afspeelmodus.
Scherm (LCD-venster) (p. 46)
Lampje (p. 48)
Knop c (Direct Print) (pp. 31, 147)
Knop 1 (Afspelen) (pp. 29, 111)
HDMI OUT Mini-aansluiting (p. 119)
A/V OUT- (audio/video-uitgang)
DIGITAL-aansluiting
Klepje van de aansluitingen
Knop n (Menu) (p. 50)
Knop l (Weergave) (pp. 46, 47)
Knop b (Belichting) (p. 78) / o
Knop e (Macro) (p. 73) / f
(Handm. scherpstellen) (p. 91) / q
Keuzewiel (p. 45)
Knop m FUNC./SET (Functie/
instellen) (p. 49)
Knop h (Flitser) (pp. 64, 72) / r
Knop a (1 beeld wissen) (p. 30) /
Q (Zelfontspanner) (pp. 68, 69) / p
Lens uitgeschoven
Opnamemodus Afspeelmodus
Camera uit
11
Lens ingetrokken
46
Opname (informatieweergave)
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden
de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de
camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch
kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag wijst, werkt deze functie mogelijk niet
naar behoren.
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop
l
.
Informatieweergave op het scherm
Batterij-oplaadlampje (p. 17)
Camerastand*
Transport mode (p. 79)
My Colors (p. 80)
Wit Balans (p. 77)
i-Contrast (p. 97)
Waarschuwing: camera
beweegt
(p. 146)
Lichtmeetmethoden (p. 90)
Compressie (Beeldkwaliteit)
(p. 74)
Resolutie (p. 74)
Foto's: resterend aantal
opnamen (p. 20)
Films: resterende tijd/
verstreken tijd (p. 34)
Zelfontspanner
(pp. 68, 69, 82)
AF Frame (p. 27),
Spotmetingpunt (p. 90)
Digitale Zoom (pp. 65, 66)
Macro (p. 73),
Super Macro (p. 73), Handm.
scherpstellen (p. 91)
Opnamemodus
Flits mode (pp. 64, 72)
Rode-Ogen Corr. (p. 98)
Flitsbelichting compensatie
(p. 100), Flits output (p. 100)
Tijdzone (p. 141)
Beeldstabilisatie (p. 146)
Datum opname (p. 67)
ISO waarde (p. 76)
Disp. Sjabloon (p. 146)
AE lock (pp. 92, 107),
FE-vergrendeling (p. 93)
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Belichtingscompensatie
(p. 78)
Geen informatieweergave Informatieweergave
Informatieweergave op het scherm
47
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop l.
Print Lijst (p. 133)
My Category (p. 125)
Opnamemodus
Sluitertijd
Belichtingscompensatie
(p. 78)
Wit Balans (p. 77)
Histogram (p. 48)
Beeld bewerken
(pp. 127132)
Compressie (Beeldkwaliteit)
(p. 74),
(Films) (p. 106)
Resolutie (p. 74)
Batterij-oplaadlampje (p. 17)
Lichtmeetmethoden (p. 90)
Mapnummer -
Bestandsnummer (p. 142)
Nummer van weergegeven
beeld / totaal aantal beelden
ISO waarde (p. 76)
Diafragmawaarde,
Beeldkwaliteit (films)
(p. 106)
i-Contrast (p. 131)
Flitser (p. 72),
Belichtingscompensatie
(p. 101)
Macro (p. 73), Super
Macro (p. 73), Handm.
scherpstellen (p. 91)
Bestandsgrootte
(pp. 74, 106)
Foto's: opgenomen pixels
(p. 74)
Films: filmlengte (p. 107)
Beveilig (p. 123)
My Colors (p. 80)
Rode-Ogen Corr. (p. 132)
Opnamedatum en -tijd
(p. 67)
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Focuscontroleweergav
e
(p. 116)
Uitgebreide
informatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door vlak na de opname op de knop
l
te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave
verschijnt dan echter niet. U kunt bepalen welke weergave het eerst verschijnt. Druk
op de knop MENU om het tabblad
4
te selecteren. Stel vervolgens [terugkijken] in.
Informatieweergave op het scherm
48
Weergave in donkere omgevingen tijdens opnamen
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de
nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en
de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen
invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 47) flikkeren de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de 'Uitgebreide
informatieweergave' (p. 47) wordt
'histogram' genoemd. Het histogram geeft
de verdeling en de hoeveelheid van de
helderheid van een opname aan. Als
de grafiek meer naar rechts staat, is de
opname helder. Staat de grafiek meer naar
links, dan is de opname donker. Op deze
manier kunt u de belichting beoordelen.
Het lampje op de achterkant van de camera (p. 45) gaat branden of knipperen
in de volgende situaties.
Donker Helder
Hoog
Laag
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (p. 27)/Display uit (p. 140)
Knippert Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens (p. 27)
Oranje
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) (p. 27)
Knippert Waarschuwing: camera beweegt (p. 64)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of
opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag
dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf
of de batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze
acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de
camera of de geheugenkaart.
Lampje
49
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen.
De menu-items en opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (p. 158).
U kunt het menu FUNC. ook in de afspeelmodus gebruiken.
Open het menu FUNC.
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om het menu-item
te selecteren, en druk daarna op de
knop m.
Afhankelijk van het menu kan het scherm
wisselen. Selecteer een menu-item en
maak de instelling.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk op de knop q om terug te keren naar
het menu.
Kies de instelling.
Druk op de knop m.
m Menu FUNC. - Basishandelingen
Beschikbare opties
Menu-items
50
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De menu-items zijn afhankelijk van de modus (pp. 160163).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop (p. 44) naar links of naar
rechts om een tabblad te selecteren.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om een menu-item te
selecteren.
Bij sommige items moet u op de knop m
drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op de knop n.
X Het standaardscherm verschijnt opnieuw.
Menu n - Basishandelingen
51
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Mute] te selecteren.
Druk daarna op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Volume] te selecteren
en druk vervolgens op
m
.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om een item te selecteren.
Gebruik vervolgens de knoppen qr om
het volume aan te passen.
De geluidsinstellingen wijzigen
52
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [LCD Helderheid]
te selecteren.
Wijzig de helderheid.
Druk op de knoppen qr om de
helderheid tewijzigen.
Druk opnieuw op de knop n
om de instelling te voltooien.
Met de knop l
Druk meer dan een seconde lang
op de knop l.
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan een seconde
op de knop l om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm wijzigen
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de
helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt
u de helderheid niet wijzigen met de knop l.
53
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Reset alle] te
selecteren, en druk daarna op de
knop m.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op m.
X De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
[Datum/Tijd] (p. 21) op het tabblad 3, [Taal] (p. 23), [Video Systeem] (p. 118),
[Tijdzone] (p. 141), en het beeld dat is vastgelegd als [opstart scherm] (p. 148).
De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 77).
De kleuren die zijn geselecteerd in Kleur Accent (p. 102) of Kleur Wissel (p. 102).
De standaardinstellingen van de
camera herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
54
Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van
een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt
herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn met een Low Level Format van de
geheugenkaart.
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Voer de Low Level Format uit.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Low Level Format] te
selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen
qr
om weer te geven.
Druk op de knoppen
opqr
of draai aan
het keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed werkt,
kan het probleem wellicht worden opgelost met een Low Level Format van de
geheugenkaart. Kopieer eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer
of een ander apparaat voordat u gaat formatteren.
Low Level Format van geheugenkaart
Informatie over Low Level Format
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 24),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop]
te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist
maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken.
55
Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld
als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnemen
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog
niet is ingetrokken, en u de sluiterknop half indrukt (p. 25), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang
niet is gebruikt.
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 140).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 140).
De functie Spaarstand (Automatisch Uit)
56
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
X Er verschijnt een scherm zoals links
afgebeeld, met de huidige tijd.
U kunt de weergavekleur wijzigen door
de camerastand te wijzigen en op de
knoppen qr te drukken of aan het
keuzewiel
Â
te draaien.
Druk op m om de klokweergave
te annuleren.
Klokfuncties
Houd de knop m ingedrukt en druk op de ON/OFF-knop om de klok weer
te geven.
57
Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van basisfuncties zoals de
flitser en de zelfontspanner.
Als u een opnamemodus selecteert die overeenkomt met de speciale
omstandigheden waarin u een opname wilt maken, selecteert de
camera automatisch de benodigde instellingen. U hoeft alleen nog
op de sluiterknop te drukken om een optimale foto te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op A, 9 of K (p. 44).
3
58
De onderstaande beschrijvingen van de bediening en het gedrag van de
camera zijn ongeveer gelijk aan die in 'A Foto's maken' (p. 26), behalve
dat de bedieningsinstructies op het scherm verschijnen en dat de camera zo
is ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina worden beschreven,
actief zijn. Dit maakt het onmogelijk om de camera verkeerd te bedienen,
waardoor ook beginners probleemloos foto's kunnen maken.
Kies de modus 9.
Stel het programmakeuzewiel in op 9.
Maak de opname.
Voer stap 3 tot 5 op pagina's 2627 uit
om de opname te maken (er wordt geen
geluid gemaakt).
De flitser uitzetten
Druk op de knop r.
X De flitser gaat uit en ! verschijnt.
X Als u nogmaals op r drukt, verschijnt
op het scherm en wordt de flitser
automatisch geactiveerd als er te
weinig licht is.
9 Opnamen maken in de modus Easy
59
De uitleg voor het bekijken of wissen van beelden is ongeveer gelijk aan de
uitleg in '
1
Beelden bekijken' (p. 29) en '
/
Beelden wissen' (p. 30), behalve
dat de bedieningsinstructies op het scherm verschijnen en dat de camera zo is
ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina worden beschreven, actief
zijn. Dit maakt het onmogelijk om de camera verkeerd te bedienen, waardoor
ook beginners probleemloos foto's kunnen bekijken of wissen.
Afzonderlijke beelden bekijken
Druk op de knop
1
.
X
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
om heen en weer
te schakelen tusssen de beelden.
Diavoorstellingen bekijken
Druk op de knop
1
.
Druk op de knop
m
.
X
Elke gemaakte opname verschijnt
gedurende ongeveer drie seconden.
Druk nogmaals op de knop
m
om
de diavoorstelling te beëindigen.
Beelden wissen
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
X
Druk op de knoppen
qr
om de beelden
te selecteren die u wilt wissen.
Wis het beeld.
Druk eerst op de knop
p
en druk daarna
op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Wissen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
Het geselecteerde beeld wordt gewist.
9
Beelden bekijken of wissen in de modus Easy
60
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in op de
gewenste modus.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
JLandschappen fotograferen
(Landschap)
Hiermee maakt u majestueuze
landschapsfoto's.
F Foto's maken bij nacht
(Night Snapshot)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van
personen bij nacht of met een nachtelijk
stadsgezicht als achtergrond.
Als u de camera stevig vasthoudt, kunt
u ook zonder statief scherpe foto's maken.
V Foto’s maken van kinderen of
dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
K Speciale opnamen maken
61
H Binnenshuis foto's maken
(Binnen)
Hiermee maakt u binnenshuis mooie
foto's met natuurlijke kleuren.
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in op K.
Druk op de knop m en gebruik
vervolgens de knoppen op of het
keuzewiel
Â
om U te selecteren. Druk
daarna nogmaals op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om de opnamemodus te
selecteren. Druk daarna op de knop m.
Maak de opname.
U Zonsondergangen fotograferen
(Zonsondergang)
Hiermee maakt u foto's van
zonsondergangen in levendige kleuren.
In de modus F, V of H kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-
waarde (p. 76) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te
passen.
K Speciale opnamen maken
K Speciale opnamen maken
62
, 's Nachts fotograferen
(Nacht Scene)
Hiermee kunt u mooi verlichte foto's
maken van nachtelijke stadsgezichten
of achtergronden.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
w Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u heldere foto's van
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
y Foto's maken van het leven
in een aquarium (Aquarium)
Hiermee maakt u foto's met natuurlijke
kleuren van het leven in een aquarium
dat binnenshuis staat.
O Foto's maken van gebladerte
(Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren
of bloesem) in levendige kleuren
vastleggen.
K Speciale opnamen maken
63
P Mensen in de sneeuw
fotograferen (Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
Z Opnamen maken met een hoge
ISO-waarde (ISO 3200)
Hiermee maakt u foto's met een
ISO-waarde van 3200, zonder
camerabeweging of onscherpe weergave,
zelfs in donkere omgevingen.
De resolutie wordt ingesteld op
(1600x1200 pixels, p. 74).
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera
niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien
is het raadzaam om de modus voor beeldstabilisatie [IS modus] op [Uit]
te zetten (p. 146).
In de modus y kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde
(p. 76) wordt verhoogd zodat deze bij de opnameomstandigheden past.
In de modus Z kunnen de opnamen grof lijken.
64
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om ! te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X ! verschijnt op het scherm.
Volg de bovenstaande stappen
om de instelling te herstellen.
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe
opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en flikkert op
het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan
bewegen.
! De flitser uitzetten
Wat als het lampje oranje knippert en flikkert op het
scherm?
65
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen met een factor tot 48x, en zo
onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische
zoom (p. 26). De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de
instelling van de resolutie (p. 74) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de knop vast totdat het zoomen
stopt.
X Wanneer u de zoomknop loslaat, wordt
de grootst mogelijke zoomfactor gebruikt
waarbij het beeld niet verslechtert, en ziet
u op het scherm.
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Zoomfactoren waarbij kwaliteitsverlies optreedt
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n. Selecteer
vervolgens het tabblad 4 en daarna [Digitale Zoom] en de optie [Uit].
Nader inzoomen op het onderwerp
(digitale zoom)
De digitale zoom uitzetten
Resolutie
Optisch inzoomen
Digitaal inzoomen
: Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven)
: Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven)
12x
15x
19x
30x
48x
: Maximale zoomfactor zonder kwaliteitsverlies (veiligheidszoom)
Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom)
66
Digitale Tele-converter
De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van 1.5x of 2.0x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe
opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief
digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van
de resolutie (p. 74) en de instellingen van de digitale tele-converter.
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op de knop n.
Selecteer het tabblad 4 en selecteer
[Digitale Zoom].
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om
[1.5x] of [2.0x] te selecteren.
Druk op n om terug te keren
naar het opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot en de
zoomfactor verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar
de standaard digitale zoomfunctie.
Combinaties waarbij het beeld verslechtert
Als u [1.5x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van of ,
verslechtert het beeld (de zoomfactor wordt in blauw weergegeven).
Als u [2.0x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van , of ,
verslechtert het beeld (de zoomfactor wordt in blauw weergegeven).
Als u de digitale zoomfunctie gebruikt, is de brandpuntsafstand
3361344 mm (equivalent van 35mm-film).
De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x]
zijn 42 – 504 mm en 56 – 672 mm (equivalent van 35mm-film).
U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
67
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 21).
Selecteer [Datum stempel].
Druk op de knop
n
en selecteer
het tabblad
4
. Selecteer vervolgens
[Datum stempel] en gebruik de knoppen
qr
om [Datum] of [Datum & Tijd] te
selecteren.
Druk nogmaals op de knop
n
om de instelling te bevestigen.
X
[DATUM] verschijnt op het scherm.
Maak de opname.
X
U kunt de datum en tijd van de opname
toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [Uit] bij stap 1.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 135) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie.
Sluit de camera aan op een printer om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor informatie.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
Datum en tijd toevoegen aan en afdrukken op beelden
zonder toegevoegde datum en tijd
68
U kunt de zelfontspanner gebruiken om een groepsfoto te maken waar u zelf ook
op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat de sluiterknop
is ingedrukt.
Druk op de knop
p
.
Selecteer
Ò
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om
Ò
te selecteren en druk
vervolgens op
m
.
X
Daarna ziet u
Ò
op het scherm.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen
op het onderwerp en druk de knop daarna
volledig in.
X
Als de zelfontspanner start, knippert het lampje
en hoort u het geluid van de zelfontspanner.
X
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnelt het geknipper en het
geluid (het lampje blijft branden terwijl er
wordt geflitst).
Als u de opname met de zelfontspanner wilt
annuleren nadat het aftellen is begonnen,
drukt u op de knop
p
.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2.
Ò De zelfontspanner gebruiken
U kunt de wachttijd en het aantal opnamen wijzigen (p. 82).
69
Nadat u de compositie voor de opname (bijvoorbeeld een groepsfoto) hebt bepaald
en op de sluiterknop hebt gedrukt, maakt de camera drie opnamen na elkaar twee
seconden nadat u in beeld verschijnt en uw gezicht is gedetecteerd (p. 86).
Selecteer
"
.
Volg stap 2 op p. 68 en selecteer
"
.
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
Controleer of het gezicht met de focus groen
omkaderd is en of de andere gezichten wit
omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
De camera staat nu stand-by voor de opname
en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar
camera om aftellen te starten].
X
Het lampje gaat branden en het geluid van
de zelfontspanner wordt hoorbaar.
Ga bij de anderen staan en kijk naar
de camera.
X
Als de camera een nieuw gezicht detecteert,
worden het geknipper en het geluid versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt de
sluiter ontgrendeld.
X
Vervolgens worden de tweede en de derde
opname gemaakt.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2 op p. 68.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan,
wordt de sluiter na ongeveer 30 seconden ontgrendeld.
Voor het scherm in stap 1 drukt u op de knop
n
. Druk vervolgens op de
knoppen
qr
om het aantal opnamen te wijzigen. Druk op de knop
m
om de
instelling te bevestigen.
" De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Wat als een gezicht niet wordt herkend?
Het aantal opnamen wijzigen
70
71
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op G.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 158161).
4
72
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen
aan uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Stel het programmakeuzewiel
in op G (p. 44).
Pas de instellingen naar wens
aan (pp. 7282).
Maak de opname.
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
Zet de flitser aan (p. 72).
Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 76).
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Met een maximale
groothoekinstelling is de flitsafstand ongeveer 50 cm – 3,0 m, en met een
maximale telelens ongeveer 1,0 – 2,0 m.
Selecteer h.
Druk eerst op de knop r en gebruik
daarna de knoppen qr of het keuzewiel
Â
om h te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X Daarna ziet u h op het scherm.
G Opnamen maken met Programma
automatische belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood worden
weergegeven?
h De flitser aanzetten
Als u meerdere foto's maakt met de flitser, kan de flitser warm worden.
Dit is niet het gevolg van een storing.
73
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. In de modus
œ
kunt u nog dichter bij het onderwerp gaan staan dan in
de modus
e
. U kunt de optische (p. 26) of de digitale (p. 65) zoomfunctie niet
gebruiken.
Druk op de knop
q
.
Selecteer
e
of
œ
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om
e
of
œ
te selecteren
en druk vervolgens op
m
.
X
e
of
œ
verschijnt op het scherm.
X
In
œ
wordt de zoom op de maximale
groothoek gezet.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
.
Opname-afstand
Als u de zoomknop beweegt, verschijnt de zoombalk op het scherm.
De camera kan niet scherpstellen in
e
in het gele gedeelte van de balk.
Als u binnen de gele balk scherpstelt, wordt
e
grijs (niet-actief) en wordt
de opname gemaakt in .
Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken met
Î
, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 81).
e
Close-ups maken (Macro/Super Macro)
Opname-afstand (maximale groothoek)
e
Macro
2 – 50 cm
œ
Super Macro
0 – 2 cm
Informatie over de zoombalk in
e
.
Î
gebruiken
De resolutie wijzigen
74
U kunt uit zes instellingen kiezen om de resolutie (beeldgrootte) te selecteren.
Selecteer de resolutie (het aantal
pixels voor de opname).
Druk op de knop
m
, selecteer en druk
nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
U kunt kiezen uit deze twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit): (Fijn), (Normaal).
Selecteer de beeldkwaliteit.
Druk op de knop
m
, selecteer en druk
nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
Als u de flitser gebruikt voor opnamen in de modus Macro, worden de
randen van het beeld wellicht donker.
De resolutie wijzigen
Als u selecteert, kunt u de functies Digitale Zoom (p. 65) of Digitale
Tele-converter (p. 66) NIET gebruiken.
De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen
De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen
75
Geschatte waarden voor resolutie en compressieverhouding
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Geschatte waarden voor het papierformaat
Geschikt om foto's te verzenden
als e-mailbijlagen.
Voor afdrukken op breed papier.
Resolutie
Compressie-
verhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal mogelijke
opnamen
2GB 8GB
(Hoog)
12 M/4000 x 3000
3.084 626 2505
1.474 1280 5116
(Normaal 1)
8 M/3264 x 2448
2.060 930 3721
980 1920 7675
(Normaal 2)
5 M/2592 x 1944
1.395 1365 5457
695 2672 10679
(Normaal 3)
22 M/1600 x 1200
558 3235 12927
278 6146 24562
(Laag)
0.3 M/640 x 480
150 10245 40937
84 15368 61406
(Breedbeeld)
4000 x 2248
2.311 830 3318
1.105 1707 6822
5" × 7" cm
A3
A4, Letter-formaat
Briefkaartformaat
3.5" × 5"
A2
76
Selecteer de ISO-waarde.
Druk op de knop m, selecteer en
druk nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
Geschatte ISO-waarden
Een lagere ISO-waarde geeft scherpere beelden, maar de kans op onscherpe
beelden wordt groter bij bepaalde opname-omstandigheden.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
- De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en -omstandigheden.
Laag
Hoog
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt, schemerig
Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker
De ISO-waarde wijzigen
Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
Met ISO 3200 kunt u een nog kortere sluitertijd bereiken (p. 63).
77
De witbalansfunctie (WB) zorgt voor de optimale witbalans, voor natuurlijke
kleuren.
Selecteer de witbalans.
Druk op de knop m, selecteer en
druk nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling verschijnt op het
scherm.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans vastlegt met dezelfde instellingen als u bij de
eigenlijke opname gaat gebruiken.
Selecteer bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
het witte onderwerp en druk dan op de
knop l.
X De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
Na de opname stelt u de instelling
opnieuw in op .
De Wit Balans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3
golflengten
TL licht
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of
koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten
TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten
Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
De helderheid aanpassen (belichtingscompensatie)
78
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen in het bereik van -2 tot +2 stops, met tussenstappen
van 1/3 stop.
Selecteer de
belichtingscompensatie.
Druk op de knop o.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm en draai aan het
keuzewiel
Â
om de helderheid in te
stellen, en druk op de knop o.
Nadat u de foto hebt gemaakt, stelt
u de helderheid weer in op (nul).
Het wordt aanbevolen om de belichtingscompensatie in te stellen op ±0
(p. 78).
Als u de witbalansgegevens vastlegt met een flitser, moet u deze op een
optimale afstand plaatsen (p. 77).
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie)
79
U kunt continu-opnamen maken met een vast interval.
Selecteer de transportmodus.
Druk op de knop m, selecteer en
druk nogmaals op de knop m.
Selecteer W, of .
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om W, of te
selecteren. Druk vervolgens op
m
.
Maak de opname.
X
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
W Continu-opnamen
Transportmodus
Opname-
interval
Beschrijving
Continu
Ongeveer
0,8 sec./beeld
Bij continu-opnamen worden de focus
en belichting vergrendeld wanneer u
de sluiterknop half indrukt.
Continue Opname AF
Ongeveer
0,5 sec./beeld
De camera maakt continu-opnamen en
stelt scherp. Het [AF Frame] staat vast
op [Centrum].
Continue Opname LV
Ongeveer
0,6 sec./beeld
De camera maakt continu-opnamen
waarbij de focus is vastgezet op de
positie van de handmatige focus.
U kunt dit niet samen met de zelfontspanner gebruiken (pp. 68, 69, 82).
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen
twee foto's langer worden.
Ook als u flitst, kunnen de tussenpozen langer worden.
80
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk op de knop
m
, selecteer en druk
nogmaals op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De gekozen instelling verschijnt op het scherm.
Na de opname stelt u de instelling opnieuw in
op .
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurintensiteit, voor een
levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat
u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Net als met de effecten Levendig Rood, Levendig Groen of Levendig
Blauw krijgt u met deze optie intense, natuurlijke kleuren, zoals de
kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen
levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging enz. aanpassen
aan uw voorkeur (p. 81).
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 77).
In de modi en kunnen ook ander kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u echter niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van
de huidskleur.
Î Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner
81
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, en rood-,
groen-, blauw- en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op
5 verschillende niveaus.
Volg stap 2 op p. 80 en selecteer .
Druk vervolgens op de knop l.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr of het keuzewiel
Â
om een
waarde te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of dieper het effect
wordt, en hoe meer deze waarde naar
links ligt, hoe zwakker of lichter het effect
wordt.
Druk op de knop
l
om de instelling
te bevestigen.
U kunt een vertraging van ongeveer twee seconden instellen voor de
zelfontspanner.
Selecteer Î.
Druk op de knop p en druk op de
knoppen op of draai aan het keuzewiel
Â
om Î te selecteren. Druk daarna op
de knop m.
X Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt Î
op het scherm.
Volg stap 3 op p. 68 om de opname
te maken.
Î Opnamen maken met de
2 seconden-zelfontspanner
82
U kunt de vertraging (0 - 30 seconden) en het aantal gemaakte opnamen
(1 - 10 opnamen) instellen.
Selecteer $.
Druk op de knop p en druk op de
knoppen op of draai aan het keuzewiel
 om $ te selecteren. Druk daarna
op de knop n.
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Foto's] te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om een waarde te
selecteren en druk vervolgens op m.
Volg stap 3 op p. 68 om de opname
te maken.
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
$ De zelfontspanner aanpassen
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen
de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met
opnemen.
83
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven.
Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in 'Beelden weergeven
op een tv' (p. 118).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
Als u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de focus en de belichting
vergrendeld. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken.
Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld, en druk
de sluiterknop half in.
Controleer of het AF-kader groen is.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de sluiterknop half in en maak een
nieuwe compositie voor de opname.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
Weergave op een tv is niet mogelijk als u de HDMI-kabel HTC-100
(afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een
high-definition TV.
Opnamen maken via een tv
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling
84
85
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op G.
In de gedeelten 'M De sluitertijd instellen' (p. 94), 'B De
diafragmawaarde instellen' (p. 95), 'D
Sluitertijd en diafragmawaarde
instellen' (p. 96) wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op deze modi.
In het gedeelte 'Flitsbelichtingscompensatie instellen' (p. 100) wordt
verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op de modus
M of B.
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u het programmakeuzewiel instelt op K,
'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 102), 'L Opnamen maken
met Stitch Hulp' (p. 104), en diverse andere modi.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 158161).
5
86
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden
van de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[AF Frame]. Gebruik de knoppen qr om
een optie te selecteren.
Gezicht det.
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. Als u
de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt
scherpstellen op een bepaald punt.
Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens het
menu-item [AF kader afm.] en de optie [Klein].
De instelling wordt vastgelegd op [Normaal] wanneer u de Digitale zoom (p. 65)
of Digitale Tele-converter (p. 66) gebruikt.
De modus AF Frame wijzigen
Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders verschijnen
(geen wit kader), wordt de opname gemaakt in de modus [Centrum].
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
U kunt het AF-kader kleiner maken
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel.
onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij;
objecten die donker of licht zijn;
gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
87
U kunt het AF-kader vergroten en de focus controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[AF-Punt Zoom]. Gebruik de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de sluiterknop half in.
X In [Gezicht det.] wordt het gezicht dat
als hoofdonderwerp is geselecteerd,
vergroot weergegeven.
X In [Centrum] wordt de inhoud van
het gecentreerde AF-kader vergroot
weergegeven.
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht
kan worden gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het
scherm. In de modus [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera
niet kan scherpstellen.
Het autofocuskader vergroten
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot als u de Digitale Zoom (p. 65), Digitale
Tele-converter (p. 66) of Servo AF (p. 88) gebruikt of als de camera is
aangesloten op een tv (p. 83).
88
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
op de knop q
.
X en de MF-indicator verschijnt. U kunt
de afstand tot het onderwerp controleren.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, wordt het beeld constant
scherpgesteld zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen
zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Aan] met de knoppen qr.
Stel scherp.
De focus blijft op de plaats van het blauwe
AF-kader terwijl u de sluiterknop half
indrukt.
Opnamen maken met AF lock
Opnamen maken met Servo AF
In sommige omstandigheden kan de camera wellicht niet scherpstellen.
U kunt geen opnamen maken met AF lock in deze modus.
U kunt de modus Servo AF niet instellen als u de optie [AF-Punt Zoom]
op het tabblad 4 hebt ingesteld op [Aan].
Niet beschikbaar in Gezicht-zelfontspanner (p. 69).
89
U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens
de opname maken.
Wijs
0
toe aan de knop
c
(p. 147).
Stel de modus Gezichts Selectie in.
Richt de camera op het gezicht en druk op
c
.
X
Eerst verschijnt [Gezichts Selectie : Aan] en
daarna verschijnt een gezichtskader rond
het gezicht dat wordt gedetecteerd als het
hoofdonderwerp.
Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het
kader het onderwerp binnen een bepaalde
afstand.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
verschijnt niet.
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
Als u op de knop
c
drukt, wordt het kader
verplaatst naar een ander gezicht dat de
camera heeft gedetecteerd.
Wanneer het kader alle herkende gezichten is
langsgegaan, keert het scherm van de modus
AF Frame terug.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in. Het gezichtskader
rondom het geselecteerde gezicht wordt
groen .
Druk de sluiterknop helemaal in om de
opname te maken.
Als u de knop
c
ingedrukt houdt, wordt het aantal gezichten weergegeven dat de
camera heeft herkend (maximaal 35) (groen: gezicht van het hoofdonderwerp, wit:
herkend gezicht).
0 De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie)
Kader
Het aantal herkende gezichten bevestigen
90
U kunt de AF-instelling wijzigen om opnamen te maken.
Selecteer [AF Mode].
Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[AF Mode]. Gebruik de knoppen qr om
[Continu] of [Per Beeld] te selecteren.
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk op de knop m, selecteer en
druk nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
Continu
De camera stelt continu scherp op het onderwerp waarop u richt, ook
als de sluiterknop niet wordt ingedrukt. Zo kunt u foto's maken zonder
een leuk moment te missen.
Per Beeld
De camera stelt alleen scherp als de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Zo wordt de batterij gespaard.
De AF-instelling wijzigen en
opnamen maken
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief
objecten die van achter worden belicht. De belichting
wordt automatisch aangepast aan de
opnameomstandigheden.
Gem. centrum meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt
berekend, maar het midden krijgt meer gewicht.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen (spotmeetpunt)
in het midden van het scherm.
91
U kunt de focus handmatig instellen.
Selecteer .
Druk op de knop p en druk op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel
Â
om te selecteren. Druk daarna
nogmaals op de knop m.
en de MF-indicator verschijnt.
Stel scherp en maak de foto.
Draai aan het keuzewiel  om de focus
in te stellen op één van de waarden in de
MF-indicator.
Handmatig scherpstellen en
opnamen maken
Als u handmatig scherpstelt, kunt u de instelling van het AF-kader niet
wijzigen. Als u het AF-kader wilt wijzigen, moet u eerst de modus
Handm. scherpstellen uitschakelen.
Als [MF-Punt Zoom] is ingesteld op [Aan] op het tabblad 4, wordt het
beeld in het centrum van het AF-kader vergroot weergegeven. Als de
AF-modus is ingesteld op [Continu] (p. 90), draait u aan het keuzewiel
Â
om het beeld te vergroten.
92
U bepaalt eerst handmatig een grove focus, en vanuit die focuspositie zoekt
de camera automatisch een nauwkeurige focus.
Selecteer [Veiligheids MF].
Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[Veiligheids MF]. Gebruik de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Stel scherp en maak de foto.
Stel eerst handmatig scherp en druk dan
de sluiterknop half in.
X De focus wordt verfijnd tot het optimale
focuspunt.
Druk de sluiterknop volledig in om de foto
te maken.
Als u meerdere opnamen wilt maken met dezelfde belichting, kunt u de
belichting en scherpstelling apart instellen met AE-vergrendeling. AE staat
voor Auto Exposure (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en
druk op de knop o terwijl u de sluiterknop
half ingedrukt houdt.
X Als ¤ verschijnt, is de belichting
ingesteld.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt ¤ en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Handmatige focus combineren met
Autofocus (Veiligheids MF)
¤ Opnamen maken met AE lock
93
Net als met AE-vergrendeling (p. 92) kunt u de belichting vergrendelen voor het maken
van opnamen met de flits. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor
Flash Exposure.
Selecteer
h
(p. 72).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk op
de knop
o
terwijl u de sluiterknop half ingedrukt
houdt.
X
De flitser gaat af en wanneer
¤
verschijnt,
wordt de flitsbelichting behouden.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op
de knop
o
drukt, verdwijnt
¤
en wordt de
flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak een
opname.
U kunt het hoofdonderwerp, zoals personen, helder opnemen als u de camera laat
zorgen voor de juiste belichting met de flitser. Tegelijkertijd kunt u met een langere
sluitertijd zorgen dat ook de achtergrond, waar de flitser geen bereik heeft, helder
wordt opgenomen.
Selecteer
.
Druk op de knop
r
en druk op de knoppen
qr
of
draai aan het keuzewiel
Â
om
te selecteren.
Druk daarna nogmaals op de knop
m
.
X
Na de instelling verschijnt
op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp
niet bewegen totdat het geluid van de sluiterknop
stopt.
¤
Opnamen maken met FE-vergrendeling
Opnamen maken met Slow sync
Gebruik een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp
kan worden. U wordt aangeraden [IS modus] in te stellen op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 146).
94
U kunt de sluitertijd instellen op de gewenste opnamesnelheid. De camera
zorgt voor de juiste diafragmawaarde voor de ingestelde sluitertijd.
M staat voor 'Tijdwaarde' (Time Value).
Stel het programmakeuzewiel
in op M.
Kies de instelling.
Draai aan het keuzewiel  om de
sluitertijd in te stellen.
Maak de opname.
Mogelijke sluitertijden
1/160 betekent 1/160 seconde; 0"3 betekent 0,3 seconde en 2" betekent
2 seconden.
De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/500 seconde. Als u een
snellere tijd selecteert, stelt de camera de sluitertijd automatisch terug in
op 1/500 seconde.
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitertijden wellicht niet mogelijk.
Als de diafragmawaarde in rood wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop
half indrukt, overschrijdt de opname de correcte belichtingslimieten. Pas de
sluitertijd aan zodat de diafragmawaarde in wit wordt weergegeven. U kunt
ook de Safety Shift gebruiken (p. 95).
M De sluitertijd instellen
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500,
1/3200
Wat als de diafragmawaarde in rood wordt weergegeven?
Als u een sluitertijd van 1,3 seconden of meer gebruikt, worden de
beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname.
Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
95
U kunt de diafragmawaarde instellen op de gewenste waarde voor uw
opname. De camera zorgt voor de juiste sluitertijd voor de ingestelde
diafragmawaarde.
B staat voor “Diafragmawaarde” (Aperture Value).
Stel het programmakeuzewiel
in op B.
Kies de instelling.
Draai aan het keuzewiel  om
de diafragmawaarde in te stellen.
Maak de opname.
Mogelijke diafragmawaarden
De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/500 seconde. Daardoor zal
de camera geen snellere sluitertijd dan 1/500 seconde instellen, ongeacht de
diafragmawaarde die u instelt.
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitertijden wellicht niet mogelijk.
Als de sluitertijd in rood wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop half
indrukt, overschrijdt de opname de correcte belichtingslimieten. Pas de
diafragmawaarde aan zodat de sluitertijd in wit wordt weergegeven. U kunt
ook de Safety Shift gebruiken.
Als u in de modi M en B de [Safety Shift] instelt op [Aan] op het tabblad 4,
wordt de sluitertijd of diafragmawaarde automatisch aangepast voor een juiste
belichting, indien deze niet op een andere wijze kan worden verkregen.
Safety Shift wordt uitgeschakeld als u de flitser activeert.
B De diafragmawaarde instellen
F3.4, F4.0, F4.5, F5.0, F5.3, F5.6, F6.3, F7.1, F8.0
Wat als de sluitertijd in rood wordt weergegeven?
Safety Shift
96
U kunt de sluitertijd en het diafragma handmatig instellen voor uw opnamen.
D staat voor 'Handmatig' (Manual).
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Kies de instelling.
Druk op de knop o om de sluitertijd
of de diafragmawaarde te selecteren.
Draai aan het keuzewiel  om een
waarde in te stellen.
X Het ingestelde belichtingsniveau
verschijnt in de indicator. U kunt het
verschil ten opzichte van de
standaardbelichting controleren.
X Als het verschil groter is dan ±2 stops,
wordt het ingestelde belichtingsniveau in
rood weergegeven. Als u de sluiterknop
half indrukt, wordt '-2' of '+2' in rood
weergegeven.
D
Sluitertijd en diafragmawaarde
instellen
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Standaardbelichtingsindicator
Belichtingsniveau
De standaardbelichting wordt berekend aan de hand van
de geselecteerde lichtmeetmethode (p. 90).
Als u de zoomfunctie gebruikt of de compositie wijzigt nadat u de
instellingen hebt gemaakt, kan het belichtingsniveau veranderen.
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde kan de
helderheid van het scherm veranderen. Als de flitser is ingesteld op h,
verandert de helderheid van het scherm niet.
97
De camera kan gezichten en onderwerpen die in bepaalde
opnameomstandigheden te donker zijn, automatisch herkennen
en de helderheidsniveaus compenseren tijdens het fotograferen.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[i-Contrast]. Gebruik de knoppen qr om
[Auto] te selecteren.
X @ verschijnt op het scherm.
@ Donkere onderwerpen lichter
weergeven (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet geschikt.
U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 131).
98
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Wijzig de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Rode-Ogen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
X Œ verschijnt op het scherm.
Œ Rode-Ogen Corr.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere rode gedeelten
dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 132).
Als u op de knop r drukt, zoals wordt weergegeven bij stap 2,
en vervolgens op de knop n, verschijnt het scherm Flits
Instellingen (p. 50).
99
Als de camera personen met gesloten ogen detecteert, verschijnt .
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop n, selecteer het
tabblad 4 en selecteer het menu-item
[Knipperdetectie]. Gebruik de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
X Als de camera een persoon met gesloten
ogen detecteert, verschijnt gedurende
enkele seconden een kader en .
Voordat de flitser afgaat, wordt deze automatisch aan het onderwerp
aangepast. U kunt de instellingen wijzigen zodat de flitser niet automatisch
wort aangepast.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Flits mode] te
selecteren en druk daarna op de knoppen
qr om [Automatisch] of [Handmatig] te
selecteren.
Controleren op gesloten ogen
In de modi W, " en $ is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst
gemaakte opname.
De flitser instellen
100
Net zoals bij de belichtingscompensatie (p. 78) kunt u de belichting ±2 stops
wijzigen in stappen van 1/3-stop wanneer u de flitser gebruikt.
Selecteer de
flitsbelichtingscompensatie.
Druk op de knop m, selecteer
en druk nogmaals op de knop
m
.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om de
flitsbelichtingscompensatie te selecteren.
Druk daarna op de knop m.
U hebt de keuze uit 3 flitsbelichtingsniveaus.
Stel de camera in op h (p. 72).
Selecteer de flitsbelichting.
Druk op de knop m, selecteer
en druk nogmaals op de knop
m
.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om de flitsbelichting te
selecteren en druk vervolgens op m.
Flitsbelichtingscompensatie instellen
In de opnamemodi M en B stelt u [Flits mode] vooraf in op
[Automatisch] (p. 99).
U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen met de knop n.
Selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4 en druk vervolgens op
de knop
m
. Gebruik de knoppen qr om de instelling te maken.
Flits output instellen
In de opnamemodi M en B stelt u [Flits mode] vooraf in op
[Handmatig] (p. 99).
U kunt de flitsbelichting ook instellen met de knop n. Selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4 en druk vervolgens op de knop m.
Gebruik de knoppen qr om de instelling te maken.
101
Als de flitser afgaat, wijzigt de camera automatisch de sluitertijd of de
diafragmawaarde om te voorkomen dat de foto overbelicht en vlak wordt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Veiligheids FE] te
selecteren en druk daarna op de knoppen
qr om [Aan] of [Uit] te selecteren.
Belichtingscompensatie bij opnamen
met de flitser (Veiligheids FE)
In de opnamemodi M en B stelt u [Flits mode] vooraf in op
[Automatisch] (p. 99).
102
U kunt uw foto's een speciale sfeer meegeven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins grof worden of kunnen
de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
T
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer
T
.
Volg stap 1 op p. 61 en selecteer
T
.
Druk op de knop
l
.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
het aangepaste Kleur Accent worden beide
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld
met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de
knop
q
.
X
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Door op de knoppen
op
te drukken of
aan het keuzewiel
Â
te draaien, kunt
u het gewenste kleurengamma wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op
l
om de instelling te bevestigen
en terug te keren naar het opnamescherm.
Y
Kleur Wissel
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen door een
andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
De kleur wijzigen en opnamen maken
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flits gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren.
Ook als u de camera uitschakelt, wordt de opgenomen kleur opgeslagen.
De kleur wijzigen en opnamen maken
103
Selecteer
Y
.
Volg stap 1 op p. 61 en selecteer
Y
.
Druk op de knop
l
.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met de
gewisselde kleur worden beide weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld
met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de
knop
q
.
X
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld
met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de
knop
r
.
X
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op dat u wilt
wisselen.
Door op de knoppen
op
te drukken of aan het
keuzewiel
Â
te draaien, kunt u het gewenste
kleurengamma wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma uit
te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op
l
om de instelling te bevestigen
en terug te keren naar het opnamescherm.
L Opnamen maken met Stitch Hulp
104
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u later met
de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot één panoramisch
beeld.
Stel het programmakeuzewiel
in op
K
.
Selecteer de opnamemodus.
Volg stap 1 op p. 61 en selecteer
x
of
v
.
Maak de eerste opname.
X
De belichting en de witbalans worden ingesteld
bij de eerste opname.
Maak de overige opnamen.
Zorg dat de tweede opname de eerste opname
gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier.
Ga na de laatste opname verder met stap 5.
Voltooi de opname.
Druk op de knop
m
.
Voeg de beelden samen op een
computer.
Raadpleeg de Startershandleiding voor meer
informatie over het samenvoegen van beelden.
Als u in deze modus de flits gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren.
Ook als u de camera uitschakelt, worden de opgenomen kleur en het
kleurengamma opgeslagen.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
L Opnamen maken met Stitch Hulp
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 83).
105
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten
'E Films opnemen' en '1 Films bekijken' in hoofdstuk 1.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op E.
6
106
U kunt kiezen uit drie filmmodi.
Stel het programmakeuzewiel
in op E.
Selecteer een filmmodus.
Druk op de knop m en druk op de
knoppen op of draai aan het keuzewiel
Â
om E te selecteren. Druk daarna
nogmaals op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om de opnamemodus
te selecteren, en druk daarna op de
knop m.
U kunt kiezen uit drie beeldkwaliteitsinstellingen.
Selecteer de beeldkwaliteit.
Druk op de knop m en druk op de
knoppen op of draai aan het keuzewiel
Â
om te selecteren. Druk daarna
nogmaals op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De filmmodus wijzigen
E Standaard De normale modus.
> Kleur Accent
In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle
kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit, of
de geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie 'De kleur
wijzigen en opnamen maken' (p. 102) voor meer informatie.
z Kleur Wissel
In sommige omstandigheden verschijnen kleuren wellicht niet zoals
u verwacht in de modi > en z.
De beeldkwaliteit wijzigen
De beeldkwaliteit wijzigen
107
Tabel met beeldkwaliteit
Geschatte opnametijd
U kunt de belichting instellen of wijzigen met 1/3 stops in een bereik van ±2.
Stel scherp.
Vergrendel de belichting.
Druk op de knop
o
om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop
o
om de
vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en draai aan het keuzewiel
Â
om de helderheid aan te passen.
Maak de opname.
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Inhoud
1280 x 720 pixels, 30 beelden/sec. Voor het opnemen van high-definition films.
640 x 480 pixels, 30 beelden/sec. Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
320 x 240 pixels, 30 beelden/sec.
In dit geval is de opnameresolutie lager, waardoor de
beeldkwaliteit lager uitvalt dan met , maar u kunt
drie zo lang opnemen.
Beeldkwaliteit
(aantal beelden)
Opnametijd
2GB 8GB
10 min. 53 sec. 43 min. 32 sec.
23 min. 49 sec. 1 uur 35 min. 11 sec.
1 uur 13 min. 10 sec. 4 uur 52 min. 24 sec.
Volgens de testnormen van Canon.
De maximale cliplengte is ongeveer 29 minuten en 59 seconden in , en 1 uur in en .
De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is geworden.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog
niet is bereikt. U kunt het beste SD-geheugenkaarten van snelheidsklasse 4 of hoger gebruiken.
AE-vergrendeling/belichting
108
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. In de modi > en z kunnen de functies die zijn voorzien van een *
op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) (p. 65)
U kunt de digitale zoomfunctie gebruiken maar niet de optische zoomfunctie.
Als u opnamen wilt maken met de maximale zoomfactor, moet u voordat u
opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau.
Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
Ò De zelfontspanner gebruiken (p. 68)*
e Close-ups maken (Macro/Super Macro) (p. 73)*
Super Macro is niet mogelijk.
De Wit Balans aanpassen (p. 77)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 80)
Î Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner (p. 81)*
Opnamen maken via een tv (p. 83)*
Handmatig scherpstellen en opnamen maken (p. 91)*
¤ Opnamen maken met AE lock (p. 92)*
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 145)*
De sjabloon weergeven (p. 146)*
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 146)*
U kunt heen en weer schakelen tussen [Continu] en [Uit].
Functies toewijzen aan de knop c (p. 147)*
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's.
/ Beelden wissen (p. 30)
Snel beelden doorzoeken (p. 112)
Beelden bekijken in de filterweergave (p. 113)
. Diavoorstellingen bekijken (p. 114)
Beeldovergangen wijzigen (p. 117)
Beelden weergeven op een tv (p. 118)
/ Alle beelden wissen (p. 120)
: Opnamen beveiligen (p. 123)
; Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 125)
\ Beelden roteren (p. 127)
Overige opnamefuncties
Afspeelfuncties
Afspeelfuncties
109
Overzicht voor '1 Films bekijken' (p. 35)
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen van
één seconde.
Selecteer *.
Voer stap 1 tot 3 uit op p. 35, selecteer *
en druk op de knop
m
.
X Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om te verplaatsen.
wordt weergegeven bij elke interval van
één seconde. Als u selecteert, kunt u
het begin van de film bijsnijden vanaf .
Als u selecteert, kunt u het einde van
de film bijsnijden vanaf .
Uit
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr;
geluid wordt niet afgespeeld)
Het eerste beeld weergeven
Eerder beeld (terugspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt)
Het laatste beeld weergeven
Bewerken (p. 109)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een printer die compatibel
is met PictBridge (p. 31).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor informatie.
* Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
* Bewerken
110
X
Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan
de linkerzijde bijgesneden wanneer wordt
geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het
dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt
bijgesneden wanneer wordt geselecteerd.
X
Het gedeelte in lichtblauw dat is geselecteerd
met , is het deel van de film dat behouden
blijft na het bijsnijden.
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen
op
om te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
. De bewerkte
film wordt afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt
bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op
op
en selecteert u . Druk eerst op de knop
m
en druk daarna op de knoppen
qr
of draai
aan het keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren.
Druk daarna nogmaals op de knop
m
.
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen
op
om te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Nieuw bestand] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De film wordt opgeslagen als een nieuw bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film
overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen [Overschrijven]
selecteren.
Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de bewerkte film
mogelijk niet opslaan. Gebruik daarom tijdens het bewerken van films een volledig
opgeladen batterij of de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset (p. 42).
111
Afspeelfuncties en andere
functies gebruiken
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden verschillende manieren
beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. In het tweede
deel kunt u leren hoe u aangeeft welke beelden u wilt afdrukken.
Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera
bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pp. 127132) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
7
112
g
Beelden doorzoeken via de indexweergave
Er worden meerdere beelden tegelijk weergegeven, zodat u snel het gewenste
beeld vindt.
Selecteer de beelden.
X
De beelden worden weergegeven in een index.
Duw de zoomknop naar
g
om het aantal
beelden te verhogen. Bij elke beweging van
de zoomknop neemt het aantal beelden toe.
Duw de zoomknop naar
k
om het aantal
beelden te verlagen. Bij elke beweging van
de zoomknop neemt het aantal beelden af.
Wijzig de weergegeven beelden.
Draai aan het keuzewiel
Â
om over te
schakelen naar de volgende set beelden
die in stap 1 zijn ingesteld.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
opqr
om een beeld
te selecteren.
Er verschijnt een oranje kader rond het
geselecteerde beeld.
Druk op de knop
m
om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Beelden doorzoeken met het keuzewiel
Met behulp van het keuzewiel kunt u snel beelden doorzoeken. U kunt ook springen
naar beelden met een bepaalde opnamedatum.
Selecteer een beeld.
Als u de enkelvoudige weergave instelt en
snel aan het keuzewiel
Â
draait, verschijnen
de beelden zoals in de afbeelding links.
Als u op de knoppen
op
drukt, kunt u de
beelden doorzoeken per opnamedatum.
Druk op de knop
m
om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Snel beelden doorzoeken
113
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u deze filteren en
weergeven aan de hand van een filtervoorwaarde. U kunt ook alle beelden
in de filterweergave tegelijk verwijderen (p. 120) of beveiligen (p. 123).
Selecteer .
Druk op de knop m om te selecteren
in het menu FUNC., en druk daarna
nogmaals op m.
Selecteer een voorwaarde.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om een voorwaarde
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Bekijk de gefilterde beelden.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een voorwaarde voor
weergave te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X De filterweergave begint en er verschijnt
een geel kader.
Als u op de knoppen qr drukt of aan het
keuzewiel
Â
draait, verschijnen alleen
de in stap 1 geselecteerde beelden.
Als u in stap 2 [Alle beelden] selecteert,
wordt de filterweergave geannuleerd.
Zoeken op , ;, en
U kunt geen voorwaarden selecteren die geen beelden bevatten.
Beelden bekijken in de filterweergave
Opnamedatum
Weergave van beelden die op de opgegeven datum zijn
gemaakt
;
My Category Weergave van beelden van de opgegeven categorie
Folder Weergave van beelden in de opgegeven folder (map)
Bestandstype Weergave van alleen foto's of alleen films
Wat als ik een doel niet kan selecteren?
. Diavoorstellingen bekijken
114
U kunt in de filterweergave de volgende functies gebruiken om de gefilterde
beelden meteen te verwerken.
'/ Alle beelden wissen' (p. 120), '. Diavoorstellingen bekijken' (p. 114), ':
Opnamen beveiligen' (p. 123), 'Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)' (p. 133)
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch
afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer ..
Druk op de knop m om . te selecteren
in het menu FUNC., en druk daarna
nogmaals op m.
X De diavoorstelling begint enkele
seconden nadat [Laden van beeld…]
verschijnt.
In de filterweergave (p. 113) verschijnen
alleen de beelden die voldoen aan de
filtervoorwaarde.
U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
Filterweergave
. Diavoorstellingen bekijken
Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel
 draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt,
spoelt u snel vooruit door de beelden.
De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 55).
. Diavoorstellingen bekijken
115
Instellingen wijzigen
U kunt de weergavetijd van diabeelden wijzigen, overgangseffecten
en herhalingen van de diavoorstelling instellen. U kunt kiezen uit zeven
overgangseffecten bij de beeldwisselingen.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n en selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om een item te selecteren.
Druk daarna op de knoppen qr om de
instelling aan te passen.
Als u [Start] selecteert en op m drukt,
wordt de diavoorstelling met uw
instellingen gestart.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
116
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevond, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus
te controleren.
Druk op de knop
l
en ga naar
de focuscontroleweergave (p. 47).
X
Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond
toen de focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een
gezicht dat tijdens de weergave wordt
herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader
wordt vergroot weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de -locatie.
Duw de zoomknop één keer naar k.
X
Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop, en gebruik de
knoppen
opqr
om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Schakel tussen kaders.
Door op de knop m te drukken, schakelt
u naar een ander kader.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
De focus controleren
117
Duw de zoomknop naar k.
De weergave zoomt in op het beeld.
Als u de zoomknop vasthoudt, wordt
er verder ingezoomd tot een factor 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen of terug te keren naar de
enkelvoudige weergave.
Door aan het keuzewiel  te draaien,
springt u per afzonderlijk ingezoomd
beeld.
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in
de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer het
tabblad 1. Kies vervolgens [Overgang]
en selecteer een overgangseffect met
de knoppen qr.
Druk op de knop n om de instelling
te bevestigen.
k Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
Beeldovergangen wijzigen
118
Met de meegeleverde AV-kabel kunt u de camera aansluiten op een
televisie om gemaakte beelden te bekijken.
Benodigdheden
Camera en televisie
Bij de camera geleverde AV-kabel (p. 2)
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de meegeleverde
kabel helemaal in de uitgang van de
camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen zoals wordt getoond in
de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent met kijken, schakelt
u de camera en de televisie uit en haalt
u de AV-kabel los.
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop n en selecteer het tabblad 3 en de optie [Video Systeem] om het
juiste videosysteem in te stellen.
Beelden weergeven op een tv
Geel
Geel
Zwart
Wit of zwart
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op
de televisie?
119
Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera aan
te sluiten op een high-definition TV voor een betere kijkervaring.
Schakel de camera en de tv in.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de meegeleverde
kabel helemaal in de HDMI mini-uitgang
van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
HDMI-uitgang van de tv.
Voer stap 3 en 4 op p. 118 uit om de
beelden weer te geven.
Beelden bekijken op een High-Definition TV
De meegeleverde AV-kabel en de apart verkrijgbare HDMI-kabel
HTC-100 kunnen niet tegelijk op de camera worden aangesloten.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
120
U kunt beelden selecteren en in groepen wissen. Gewiste beelden kunnen
niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde
beelden (p. 123) kunt u niet wissen.
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n, selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
, selecteer een
selectiemethode en druk op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer de hierboven beschreven stap 2
uit om [Selecteer] te selecteren en druk
op de knop m.
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
, selecteer het beeld
en druk op de knop m.
X Na de instelling verschijnt op het
scherm.
Als u nog een keer op de knop m
drukt, wordt de selectie geannuleerd
en verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
/ Alle beelden wissen
/ Alle beelden wissen
121
Druk op de knop n.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
, selecteer [OK] en
druk op de knop
m
.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 120 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op de
knop
m
.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
, selecteer het beeld
en druk op de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
U kunt geen beelden vóór het eerste
beeld selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om een beeld te
selecteren, en druk op de knop m.
/ Alle beelden wissen
122
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan het keuzewiel
Â
te
draaien wanneer het bovenste scherm in de stappen 2 en 3 wordt weergegeven.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 120 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop
m
.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op
de knop m.
Selecteer beelden met het keuzewiel Â
123
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet door de camera kunnen
worden gewist (pp. 30, 120).
Selecteer :.
Druk op de knop
m
om
:
te selecteren
in het menu FUNC., en druk dan nogmaals
op
m
.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
X Na de instelling verschijnt op het
scherm.
Select. Reeks
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1. Selecteer vervolgens
[Beveilig] en druk op de knop m.
Selecteer [Select. Reeks].
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Select. Reeks]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Voer stap 2 en 3 op p. 121 uit om de
beelden te selecteren.
: Opnamen beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (p. 54), worden beveiligde beelden
ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van
de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist.
U kunt ook de volgende methode gebruiken om beelden te beveiligen.
Druk op de knop n, selecteer het tabblad 1 en selecteer
[Beveilig]. Druk op de knop m om [Selectie] te selecteren en druk
daarna nogmaals op de knop m. Druk vervolgens op de knoppen qr
om een beeld te selecteren en druk weer op de knop m.
: Opnamen beveiligen
124
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 123 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop
m
.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
,
selecteer
[Beveilig] en druk
op de knop
m
.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen
door [Beveilig. Uit] te selecteren in stap 2 als u in [Select. Reeks]
of [Alle beelden] bent.
125
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in de filterweergave (p. 113) en alle beelden tegelijk verwerken
met behulp van de volgende functies.
Diavoorstellingen bekijken (p. 114), Alle beelden wissen (p. 120),
Opnamen beveiligen (p. 123), Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF) (p. 135)
Selecteer ;.
Druk op de knop m om ; te selecteren
in het menu FUNC., en druk daarna
nogmaals op m.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op om een
categorie te selecteren en druk op
de knop m.
Na de instelling verschijnt op het
scherm.
Het menu gebruiken
Selecteer [My Category].
Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en
druk op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel Â, selecteer een
selectiemethode en druk op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
; Beelden indelen in categorieën
(My Category)
; Beelden indelen in categorieën (My Category)
126
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer de hierboven beschreven stap 2 uit
om [Selectie] te selecteren en druk op de
knop m.
Voer stap 2 op p. 120 uit om beelden te
selecteren.
Druk op de knoppen op, selecteer
een categorie en druk op de knop m.
X Na de instelling verschijnt op het
scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van de categorie ongedaan
te maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 125 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op de
knop m.
Voer stap 2 en 3 op p. 121 uit om de
beelden te selecteren.
Druk op de knop p, selecteer het item
en druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  en selecteer een type.
Selecteer de instelling.
Druk op de knop p om [Selecteer] te
selecteren en druk op de knop m.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
127
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. Films met een resolutie van
kunnen niet worden gedraaid.
Selecteer
\
.
Druk op de knop
m
om
\
te selecteren in
het menu FUNC., en druk daarna nogmaals
op
m
.
Kies de instelling.
Druk op de knop
qr
om de richting te
selecteren, en druk vervolgens op de knop
m
.
X
Het beeld wordt 90° gedraaid in de
geselecteerde richting.
Druk op
n
om terug te keren naar
het menuscherm.
Het menu gebruiken
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop
n
, selecteer het tabblad
1
en [Roteren], en druk op de knop
m
.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een beeld te selecteren.
Elke keer als u op de knop
m
drukt, wordt
het beeld 90° gedraaid.
Als u meerdere beelden wilt roteren, drukt
u op de knoppen
qr
of draait u aan het
keuzewiel
Â
. Vervolgens selecteert u een
beeld en herhaalt u de bewerkingen hierboven.
Druk op
n
om terug te keren naar het
menuscherm.
\ Beelden roteren
128
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1, selecteer vervolgens
[Veranderen] en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
, selecteer het beeld
en druk op de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en
druk op de knop
m
.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Als u op de knoppen qr drukt of aan het
keuzewiel  draait om [Ja] te selecteren
en op de knop m drukt, wordt het
opgeslagen beeld weergegeven.
= Het formaat van beelden veranderen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
U kunt beelden die zijn opgenomen met de instellingen en ,
niet omzetten in een lagere resolutie.
129
U kunt een deel van een opgeslagen afbeelding uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw afbeeldingsbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop
n
en selecteer [Trimmen]
op het tabblad
1
en druk op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
, selecteer het beeld en druk
op de knop
m
.
Pas het snijgebied aan.
X
Er verschijnt een kader rond het gedeelte van
het beeld dat u wilt bijsnijden.
X
Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven
en het bijgesneden beeld rechtsonder.
U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
Met de knoppen
opqr
kunt u het kader
verplaatsen.
Met de knop
l
verandert u de
kadergrootte.
In een opname met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond gezichten
linksboven in het scherm. U kunt deze kaders
gebruiken voor het bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door aan het keuzewiel
Â
te
draaien.
Druk op de knop
m
en druk op de knoppen
qr
of draai aan het keuzewiel
Â
om [OK]
te selecteren. Druk daarna nogmaals op de
knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Voer de stappen 4 en 5 op p. 128 uit.
[ Trimmen
Resolutie na
bijsnijden
Snijgebied
Weergave van snijgebied
130
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een nieuw
beeld. Zie p. 80 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop
n
, selecteer [My Colors]
op het tabblad
1
en druk op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
, selecteer het beeld en druk
op de knop
m
.
Selecteer een menuoptie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Nadat u de menuoptie hebt geselecteerd, kunt u
in- of uitzoomen op het beeld door de stappen uit
te voeren die worden beschreven in '
k
Beelden
vergroten' (p. 117).
Door op de knop
m
te drukken terwijl een
vergroot beeld wordt weergegeven, kunt u
overschakelen naar het oorspronkelijke beeld.
Druk op
n
om terug te keren naar het
menuscherm.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Voer de stappen 4 en 5 op p. 128 uit.
Beelden die zijn opgenomen met , en , kunnen niet worden bijgesneden.
De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden veranderd, is 4:3
(voor een verticaal beeld 3:4).
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke
beeld.
?
Effecten toepassen met de functie My Colors
Als u de kleur van een beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit geleidelijk
af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken van
de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 80).
131
Hiermee detecteert en compenseert u donkere delen van onderwerpen of
gezichten en slaat u het beeld op als een nieuw bestand. U hebt de keuze
uit 4 correctieniveaus: [Auto], [Laag], [Middel] of [Hoog].
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1 en druk
op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
, selecteer het beeld
en druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Voer de stappen 4 en 5 op p. 128 uit.
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
@ Donkere onderwerpen lichter
weergeven (i-Contrast)
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is
gecorrigeerd?
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet geschikt.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit
afnemen.
132
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan
als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop
n
en selecteer
het tabblad
1
, selecteer vervolgens
[Rode-Ogen Corr.] en druk op de knop
m
.
X
Het scherm [Rode-Ogen Corr.] verschijnt.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een beeld te selecteren.
U kunt in- of uitzoomen op het beeld met
de procedures in '
k
Beelden vergroten'
(p. 117).
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop
m
.
X
Rode ogen die door de camera zijn
gedetecteerd, worden gecorrigeerd en er
verschijnt een kader rond het gecorrigeerde
gedeelte.
U kunt in- of uitzoomen op het beeld met
de procedures in '
k
Beelden vergroten'
(p. 117).
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Druk op de knoppen
opqr
of draai
aan het keuzewiel
Â
om [Nieuw bestand]
te selecteren en druk op de knop
m
.
X
Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Voer stap 5 uit op p. 128.
] Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde
beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld
wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
133
Direct na het maken van opnamen of terwijl u opnamen afspeelt, kunt
u beelden toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) door op de knop c
te drukken. U kunt eenvoudig afdrukken vanaf een afdruklijst door uw
camera en printer aan te sluiten. Deze selectiemethoden voldoen aan
de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Snel beelden toevoegen aan de afdruklijst
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
en selecteer het beeld.
Druk op de knop c (video's zijn
uitgesloten).
De afdruklijst.
Druk op de knoppen op en selecteer het
aantal afdrukken, druk op de knoppen qr
of draai aan het keuzewiel Â, selecteer
[Toevoegen] en druk op de knop m.
Als u het toevoegen van beelden wilt
annuleren, selecteert u de toegevoegde
beelden en drukt u op de knop c. Druk
vervolgens op de knoppen qr of draai
aan het keuzewiel
Â
, selecteer
[Verwijder] en druk op de knop m.
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
134
Toegevoegde beelden afdrukken
In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie Canon
SELPHY. Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken.
Sluit de camera aan op de printer
(p. 31).
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op, selecteer
[Print nu] en druk op de knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken
bij de volgende afdruk.
Aantal af te drukken
exemplaren
135
U kunt bepaalde foto's op een geheugenkaart selecteren om af te drukken (tot 998
beelden) en het gewenste aantal exemplaren instellen zodat deze samen kunnen
worden afgedrukt of verwerkt in een fotozaak. U kunt daarna alle geselecteerde beelden
in één keer afdrukken of met de geheugenkaart naar een fotozaak gaan om afdrukken
te bestellen. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order
Format).
Print instellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop
n
en selecteer het tabblad
2
. Selecteer vervolgens [Print instellingen] en
druk op de knop
m
.
Wijzig de instellingen.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een menu-item te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen
qr
om een
optie te selecteren.
X
Druk op
n
om de instellingen te bevestigen
en terug te keren naar het menuscherm.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname-informatie afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF
data
Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle afdrukinstellingen
te verwerken in het afdrukresultaat.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van
een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen
die u opgeeft op uw camera.
Beelden met een ingesloten datum worden altijd afgedrukt met de datum, ongeacht
de instelling van [Datum]. Hierdoor kan het voorkomen dat sommige printers de
datum tweemaal afdrukken op de beelden als [Datum] is ingesteld op [Aan].
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
136
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n en selecteer het
tabblad 2. Selecteer vervolgens [Sel.
beeld & aantal] en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X U kunt het aantal af te drukken
exemplaren instellen.
Als u [Index] selecteert, verschijnt
op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van de beelden ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om het aantal afdrukken in
te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden
en het aantal afdrukken van elk beeld
te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren.
X Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de
functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 21).
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
137
Select. Reeks
Selecteer [Select. Reeks].
Selecteer [Select. Reeks] in stap 1
op p. 136 en druk op de knop m.
Voer stap 2 en 3 op p. 121 uit om
de beelden te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op, selecteer
[Opdracht] en druk op de knop m.
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
Selecteer [Sel. alle beelden] in het
scherm bij stap 1 op p. 136 en druk
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
, selecteer [OK] en
druk op de knop
m
.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1
op p. 136 en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren
en druk vervolgens op m.
X Alle selecties worden gewist.
138
139
De camera aanpassen
U kunt allerlei opnamefuncties aanpassen aan uw voorkeuren. Het
eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en veelgebruikte
functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en
afspelen aanpast aan uw wensen.
8
140
U kunt enkele handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad
3 (p. 50).
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 55) op [Uit] zetten. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op de knop
m
.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Automatisch Uit]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet
u niet vergeten om na gebruik de camera uit
te schakelen.
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 55). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op de knop
m
.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Display uit] te selecteren
en druk vervolgens op de knoppen qr om
een tijdsduur te selecteren.
Het is raadzaam om een tijd onder [1 min]
te selecteren om de batterij te sparen.
Functies aanpassen
Functies aanpassen
141
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door
simpelweg de tijdzone-instelling te wijzigen. U moet de tijdzone van uw bestemming
dan wel van tevoren registreren. U hoeft in dat geval de datum en tijd niet aan te
passen in het menu met datum- en tijdinstellingen.
Stel de thuistijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop
m
.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert u
eerst of het links afgebeelde scherm verschijnt
en drukt u vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een tijdzone voor thuis te
selecteren en druk vervolgens op
m
. Als u de
zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur),
gebruikt u de knoppen
op
om te
selecteren.
Stel de wereldtijdzone in.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om te selecteren en druk
vervolgens op
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
het keuzewiel
Â
om de bestemmingstijdzone
te selecteren en druk vervolgens op
m
.
U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen
als bij stap 1.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Thuis/Wereld] te selecteren.
Druk op de knoppen
qr
om te selecteren
en druk vervolgens op de knop
n
.
verschijnt in de [Tijdzone] of het
opnamescherm (p. 46).
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 21), worden de
datum en tijd voor de optie ook automatisch gewijzigd.
Functies aanpassen
142
Hints en tips uitschakelen
Als u in het menu FUNC. een item selecteert of als u de knoppen opqr
gebruikt, verschijnen er hints en tips. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op
de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen.
U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
Continu
Ook als u opnamen maakt met een
nieuwe geheugenkaart, krijgen de
bestanden steeds een oplopend
nummer totdat u een opname maakt
en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt, begint de bestandsnummering
weer bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u vóór
het gebruik de geheugenkaart (p. 54).
Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
Functies aanpassen
143
Een map maken
U kunt nieuwe mappen maken om uw opnamen in op te slaan.
Selecteer [Maak folder] en druk op de
knop m.
Selecteer [Maak nieuwe folder] en druk
op de knoppen qr om te selecteren.
Nieuwe opnamen worden voortaan in de
nieuwe map opgeslagen.
Mappen maken op dag en tijd
U kunt een dag en een tijd instellen voor het maken van een map.
Selecteer [Maak folder] en druk op de
knop m.
Selecteer [Maak autom.] en druk op de
knoppen qr om een interval te selecteren.
Selecteer [Tijd] en druk op de knoppen qr
om een tijd in te stellen.
De nieuwe map wordt gemaakt op de
ingestelde dag en tijd. Opnamen die na deze
datum worden gemaakt, worden in de nieuwe
map opgeslagen.
De functie Beeldomkeren uitschakelen
Als u beelden afspeelt op de camera of op een computer, worden opnamen
die zijn gemaakt in de verticale stand, automatisch gedraaid en verticaal
weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Beeldomkeren] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Opnamefuncties aanpassen
144
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 55). U kunt
deze tijd wijzigen in [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
Als u het programmakeuzewiel op G zet, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 50).
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen
te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in
een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Lamp Aan] te selecteren
en gebruik vervolgens de knoppen qr om
[Uit] te selecteren.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 158
_
161).
Opnamefuncties aanpassen
Opnamefuncties aanpassen
145
Het AF-hulplicht uitschakelen
Als u de sluiterknop half indrukt en er is te weinig licht, gaat automatisch
het lampje branden om te helpen bij het scherpstellen. U kunt dit lampje
uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De weergaveduur van het beeld wijzigen
U kunt meteen nadat u foto's hebt gemaakt, de weergaveduur van de foto
wijzigen.
Selecteer [Bekijken] en gebruik de knoppen
qr om een optie te selecteren.
De beeldinformatie wijzigen die na de opname
Opnamen maken
U kunt de beeldinformatie wijzigen die na de opname wordt weergegeven.
Selecteer [terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Uit Er verschijnt geen beeld.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven totdat
u de sluiterknop half indrukt.
Details
voor gedetailleerde beeldinformatie
(p. 47).
Focus check
het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de
focus kunt controleren. De procedure
is hetzelfde als in 'De focus
controleren' (p. 116).
Opnamefuncties aanpassen
146
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede
van 3:2 om het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden.
Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Raster
Een raster wordt over de weergave
geplaatst.
Uitsnede
Gebieden buiten de uitsnede van 3:2
worden grijs weergegeven. Dit gebied
wordt niet afgedrukt als u afdrukt op
papier met een verhouding van 3:2.
Beide
De rasterlijnen en de hulplijn voor de
uitsnede worden beide weergegeven.
In de modus kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven,
zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat
ook de gedeelten in de grijze gebieden.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt
het resultaat meteen controleren op het
scherm, waardoor u gemakkelijk de
compositie of de focus kunt controleren
en bijstellen.
Opname
Beeldstabilisatie is alleen actief op het
moment van de opname.
Pan
Beeldstabilisatie compenseert alleen
op-en neerwaartse camerabewegingen.
Deze optie wordt aanbevolen voor het
maken van opnamen van voorwerpen
die horizontaal bewegen.
Opnamefuncties aanpassen
147
Functies toewijzen aan de knop c
Selecteer [Instellen c knop] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen opqr of draai aan het
keuzewiel  om de functies te selecteren die
u wilt toewijzen en druk vervolgens op m.
Als u op de knop c drukt, wordt de
toegewezen functie opgeroepen.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Het is raadzaam om de IS modus in te stellen op [Uit] als u de camera
op een statief plaatst.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal. Beeldstabilisatie werkt
niet als u de camera verticaal houdt.
Druk op als u een functie wilt annuleren.
Als het symbool onderaan rechts in een pictogram verschijnt,
kan deze functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus
of functie-instelling.
In worden bij elke druk op de knop
c
witbalansgegevens vastgelegd
(p. 77) en worden tevens de witbalansinstellingen gewijzigd in .
148
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door te drukken op de
knop 1 (p. 50).
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
begint
Selecteer [Ga verder] en gebruik de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Op het tabblad
3
kunt u een van uw opnamen instellen als het opstartscherm
dat verschijnt als de camera wordt ingeschakeld, of het geluid van elke
camera-actie vervangen door geluiden die u zelf hebt opgenomen.
Geluiden wijzigen
Selecteer [Geluidsopties] en druk op m.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een instelling
te selecteren.
Het opstartscherm wijzigen
Selecteer [opstart scherm] en druk op m.
Druk op de knoppen qr om een instelling
te selecteren.
De afspeelfuncties aanpassen
Laatste f.
De weergave wordt hervat met de laatst
gemaakte opname.
Laatst gez
De weergave wordt hervat met de laatst
bekeken opname.
Het opstartbeeld of -geluid wijzigen
1 Vooraf vastgelegde geluiden.
2
U kunt zelf geluiden vastleggen met de
meegeleverde software (ZoomBrowser EX/
ImageBrowser) (p. 149).
Geen opstartscherm.
1 Vooraf ingestelde afbeeldingen.
2 U kunt uw eigen beelden vastleggen.
Het opstartbeeld of -geluid wijzigen
149
Het opstartscherm vastleggen
Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt
u geluiden en beelden vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk op m.
Druk op de knoppen qr om [2] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op m.
U kunt beelden of geluiden vastleggen met de camera via de bijgeleverde
software (ZoomBrowser EX/ImageBrowser). Raadpleeg de Startershandleiding
voor meer informatie.
Opgeslagen beelden of geluiden op een computer
vastleggen
Eventueel eerder vastgelegde opstartbeelden of -geluiden worden
overschreven als u een nieuw opstartbeeld opneemt.
150
151
Nuttige informatie
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het gebruik van de
voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar), tips voor het
oplossen van problemen en overzichten van functies.
Verder vindt u aan het einde de index.
9
152
Als u de voedingsadapterset ACK-DC30 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
het batterijpeil.
Plaats de koppeling.
Open het klepje (p. 18) en plaats de
gelijkstroomkoppeling op de afgebeelde
wijze tot deze vastklikt.
Sluit het klepje (p. 18).
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens het
andere uiteinde in een stopcontact.
U kunt de camera inschakelen en
gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van
100 - 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een
geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten
zoals elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot storingen.
Haal de stekker en het netsnoer niet los als de camera nog is
ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan
de camera beschadigd raken.
153
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als
u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met
de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het
product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij raakt snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit
het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en
opnieuw uit (p. 19).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 118).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Zet het programmakeuzewiel in de gewenste opnamemodus (p. 44).
Druk tijdens het afspelen (p. 29) de sluiterknop half in (p. 25).
Bij het opstarten is het scherm zwart.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, worden mogelijk niet
correct weergegeven als deze zijn ingesteld als opstartscherm.
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden
(p. 48).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel
in films worden opgenomen.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder
worden.
Bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood)
verschijnen op het scherm.
Het pictogram
h
knippert als u probeert een opname te maken (p. 28).
h
verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt,
ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 28).
Tips voor het oplossen van problemen
Tips voor het oplossen van problemen
154
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 64).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 146).
Stel de flitser in op
h
(p. 72).
Verhoog de ISO-waarde (p. 76).
Plaats de camera op een statief.
Het beeld is wazig.
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 165).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 145).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enz.), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF lock (pp. 83, 88).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het kader niet en stelt de camera
niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de sluiterknop half
indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het kader en stelt de camera
scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op
h
(p. 72).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 78).
Pas de helderheid aan met de functie i-Contrast (pp. 97, 131).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 92).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op
!
(p. 64).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 78).
Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 92).
Het onderwerp is te licht door omgevingsverlichting.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 27).
Verhoog de ISO-waarde (p. 76).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 72).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 72).
Stel de flitser in op
!
(p. 64).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 76).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen maakt met
een hoge ISO-waarde (pp. 61, 63).
Ogen worden rood weergegeven (p. 98).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 144). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp (aan de
voorkant van de camera) op (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen
tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp
direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of
dichter bij het onderwerp gaat staan.
Tips voor het oplossen van problemen
155
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Doe een Low Level Format van de geheugenkaart in de camera (p. 54)
U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het
menu FUNC.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
'Beschikbare functies per opnamemodus' (p. 158).
De knoppen werken niet.
Als het programmakeuzewiel op 9 staat, kunt u sommige knoppen niet
gebruiken (p. 59).
De lens weerspiegelt in de opname.
Als er veel licht valt op de lens, kan dit zichtbaar zijn in de opname. Wijzig de
camerahoek of scherm het licht af met uw hand. Bij nachtelijke opnamen kunt u
het probleem oplossen door de camera in de modus Tv te zetten en de sluitertijd
of ISO-waarde te wijzigen.
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die
kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt
weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd
opgenomen (p. 34).
verschijnt op het LCD-scherm en de opname wordt
automatisch beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen.
Doe een Low Level Format van de geheugenkaart in de camera (p. 54).
Gebruik een lagere resolutie (p. 107).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden.
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt
u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Startershandleiding
voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart die in uw camera is geformatteerd (p. 54).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid,
kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de computercapaciteiten kunnen de kaders of het geluid
verdwijnen bij het afspelen van films.
De knoppen werken niet.
Als het programmakeuzewiel op 9 staat, kunt u sommige knoppen niet
gebruiken (p. 59).
156
Als er foutmeldingen verschijnen op het LCD-scherm, kunt u een van
de volgende oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart
in de juiste richting (p. 18).
Kaart op slot!
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD- of de SDHC-geheugenkaart staat
in de vergrendelingsstand. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 20).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd of de
geheugenkaart niet goed is geplaatst. Zorg dat de geheugenkaart in de juiste richting
is geplaatst als u opnamen maakt (p. 18).
Geheugenkaart fout (p. 54)
Neem contact op met de helpdesk van de Canon Klantenservice omdat er mogelijk
een probleem is met de camera.
Geheugenkaart vol
Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 26,
57, 71, 85) of beelden te bewerken (pp. 127132). Wis de beelden (pp. 30, 120) om
ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 18).
Vervang \ Verwissel accu (p. 18)
Geen beeld.
De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 123)
Onbekend beeld/Incompatibele JPEG/Beeld te groot./RAW
Niet-ondersteunde beelden of gegevens, of beschadigde beeldgegevens kunnen niet
worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden
weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld
niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 117), te roteren (p. 127),
te bewerken (pp. 127132), toe te wijzen aan het beginscherm (p. 149), te
categoriseren (p. 125) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 135).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden
vergroot, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het beginscherm, gecategoriseerd
of toegevoegd aan een afdruklijst.
Het is niet mogelijk om films te vergroten (p. 117), te bewerken (pp. 127132), toe te
voegen aan een afdruklijst (p. 133) of toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 148).
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
157
Kan niet selecteren!
Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 121, 123, 126) hebt u geprobeerd
een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt
geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
U hebt geprobeerd meer dan 501 beelden te selecteren (pp. 121, 123, 126).
Te veel markeringen.
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd voor
verzending. Selecteer minder dan 998 beelden (p. 135).
Kan niet voltooien!
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Maak het aantal
instellingen kleiner en probeer het opnieuw (p. 135).
Fout in benaming.
De bestandsnaam kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat
met dezelfde naam of omdat het hoogst mogelijke bestandsnummer is bereikt
(p. 143). Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 142)
of formatteer de geheugenkaart (p. 54).
Communicatie fout
Er konden geen beelden worden afgedrukt of naar de computer gedownload
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Lens fout, herstart camera
Er is een lensfout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit
en weer in te schakelen (p. 44). Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt
u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk
een probleem is met de lens.
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is
of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Exx (xx: nummer)
Er is een camerafout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit en weer in te schakelen (p. 44).
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld
mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het nummer en neemt u contact op
met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is
met de camera.
158
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
Functie
A9 G MBD
Belichtingscompensatie (p. 78)/Belichting (p. 107)
——{{{
Flitser (pp. 64, 72, 93)
{{{———
——{{{{
——{ {
{ {{{{{
Scherpstelzone (pp. 73, 91)
Alles
{{————
——{{{{
——{{{{
——{{{{
——{{{{
Zelfontspanner (pp. 68, 69, 81, 82)
{ {{{{
{ {{{{
*2
{ {{{{
AF lock (p. 88) ——{{{{
AE lock (pp. 92, 107), FE-vergrendeling (p. 93) ——{{{
Weergave op een tv (p. 83) { {{{{{
Gezichts Selectie (p. 89) { {{{{
Informatieweergave (p. 46)
Aan
{ {{{{{
Uit { {{{{
Menu FUNC.
Lichtmeting (p. 90)
{ {{{{{
——{{{{
My Colors (p. 80)
——{{{{
Wit Balans (p. 77)
{ {{{{{
——{{{{
ISO waarde (p. 76)
{ {{{{
——{{{{
Belichtingscompensatie (p. 101) ——{{{
Transport mode (p. 79)
{ {{{{{
*5
——{{{{
Compressieverhouding
(Beeldkwaliteit) (p. 74)
{ *
6
{{{{
Resolutie (pp. 74, 106)
{ *
7
{{{{
—————
*1 Niet selecteerbaar, maar wordt ingeschakeld zodra de flitser wordt gebruikt. *2 Mogelijke
instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden]. *3 niet
beschikbaar. *4 ISO 3200 (p. 63) is standaard ingesteld. *5 en
t
ingesteld op .
h
!
e
ÒÎ
"
$
W
Beschikbare functies per opnamemodus
159
IJFVH
KE
U, t w yOPZT Yv xE> z
{{{{{{{{{{{{—— { ——
{{{{{{{ { {{ { ——
{{{{{{{ {{{{ {{——
—*
1
*
1
——*
1
*
1
—— { ——
{{{{{{{{{{{{{ { { ——
—————————
{{{{{{{{{{{{{ { { { {
{ { { { {{{{{{ {{ {
————————— { ——
{{{{{{{ {{{{{ { {{
{{{{{{{{{{{{{ { { { {
{{{{{{{ {{{{{ ——
{{{{{{{{{{{{{ ——
{{{{{{{ {{{{{ { {{
————————— {
{{{{{{{{{{{{{ { {{
{{{{{{{ {{{{{ { ——
{{{{{{{{{{{{{ { { { {
{{{{{{{{{{{{{ ——{
Menu FUNC.
{{{{{{{{{{{{{ { { { {
—————————
————————— {{
{{{{{{{{{{{{{ { { { {
————————— *
3
{
{{{{{{{{{{{{
*4
{{{ {
—————————
—————————
{{{{{{{{{{{{{ { { ——
{{{{{{{{{{{{{ { ——
{{{{{{{{{{{{{ { { ——
{{{{{{{{{{{{
*8
{
*9
——
————————— {{
*6 Vastgezet op . *7 Vastgezet op . *8 is standaard ingesteld. *9 is niet selecteerba
ar
.
{
Selecteerbaar
Niet selecteerbaar
160
4 Opnamemenu
Menu's
Opnamemodi
Functie
A9 G MB D
AF Frame (p. 86)
Gezicht det.
{ {{{{{
Centrum
——{{{{
AF kader afm. (p. 86) Normaal/Klein
——{{{{
Servo AF (p. 88) Aan/Uit
——{{{{
AF Mode (p. 90) Continu/Per beeld
——{{{{
Digitale Zoom (p. 65)
Standaard/Uit
{ *
1
{{{{
Digitale Tele-converter
(1.5x/2.0x)
{ {{{{
AF-Punt Zoom (p. 87) Aan/Uit
{ {{{{
AF-hulplicht (p. 145) Aan/Uit
{ *
1
{{{{
MF-Punt Zoom Aan/Uit
——{{{{
Veiligheids MF (p. 92) Aan/Uit
——{{{{
Flits Instellingen
(pp. 98, 99, 101)
Flits mode
Automatisch
/Handmatig
——{{
Flitsbel. comp.
-2 t/m +2
——{{{
Flits output
Minimum/
Medium/
Maximum
——{{{
Rode ogen Aan/Uit
{ {{{{
Lamp Aan Aan/Uit
{ *
1
{{{{
Veiligheids FE Aan/Uit
——{{{
i-Contrast (p. 97) Uit/Auto
*
1
*
1
{{{{
Safety Shift (p. 95) Aan/Uit
——{{
Bekijken (p. 145) Uit/2 - 10 sec./Vastzetten
{ *
3
{{{{
Terugkijken (p. 145) Uit/Details/Focus check
{ {{{{
Knipperdetectie (p. 99)
Aan/Uit
{ {{{{
Disp. Sjabloon (p. 146)
Uit/Raster
{ {{{{
Uitsnede/Beide
{ {{{{
IS modus (p. 146)
Continu/Uit
*
1
*
1
{{{{
Opname/Pan
——{{{{
Datum stempel (p. 67) Uit/Datum/Datum & Tijd
{ {{{{
Instellen
c (p. 147) knop
{ {{{{
*1 Altijd [Aan].
*2 Beschikbaar als h is geselecteerd.
*3 Vastgezet op [2 sec.].
Menu's
161
IJFVH
KE
U, t w y O P ZT Yv xE> z
{{{{{{{ {{{{{ { ———
{{{{{{{{{{{{{ { { ——
—————————————
{{{{{{{ {{{{{ { { ——
{{{ {{{ {{{{{ { { ——
{{{{{{{{{{{{—— {
{{{{{{{{{{{{—— ———
{{{{{{{{{{{{{ { ———
{{{{{{{ {
*2
{{{ { { { {
{{{{{{{ {{{{{ { ———
{{{{{{{ {{{{{ { {{
—————————————
—————————————
—————————————
{{{{{{{ {{{{—— ———
{{{{{{{ {{{{ {{——
—————————————
—————————————
—————————————
{{{{{{{{{{{{{ { { ——
{{{{{{{{{{{{{ { ———
{{{{{{{ {{{{ { ———
{{{{{{{{{{{{{ { {{
{{{{{{{{{{{{{ { ———
{{{{{{{{{{{{{ { { { {
{{{{{{{{{{{{{ { { ——
{{{{{{{{{{{{ { ———
{{{{{{{{{{{{{ { { { {
{
Selecteerbaar — Niet selecteerbaar
Menu's
162
3 Menu Instellen
Item Opties/overzicht Ref. pag.
Mute Aan/Uit* p. 51
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 51
Geluidsopties
Geluiden instellen voor elke camerabewerking. p. 148
LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±7. p. 52
Opstart scherm
Een opstartbeeld vastleggen. p. 148
Hints en tips
Aan*/Uit p. 142
Formatteren Hiermee formatteert u de kaart en wist u alle
gegevens
p. 54
Bestandnr. Continu*/Auto reset p. 142
Maak folder Maak nieuwe folder/Maak autom.
p. 143
Beeldomkeren Aan*/Uit p. 143
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 144
Spaarstand Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min.
p. 55
Tijdzone Thuis/Wereld p. 141
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 22
Maateenheid
m/cm*
Video Systeem NTSC/PAL p. 118
Taal Selecteer de weergegeven taal. p. 23
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 53
* Standaardinstelling
Menu's
163
1 Menu Afspelen
2 Menu Afdrukken
Item Opties/overzicht Ref. pag.
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen. p. 114
My Category Beelden indelen in categorieën. p. 125
Wissen Beelden wissen. p. 120
Beveilig Beelden beveiligen. p. 123
i-Contrast Donkere delen van beelden corrigeren. p. 131
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in beelden corrigeren. p. 132
Trimmen Delen van beelden bijsnijden. p. 129
Veranderen Grootte van beelden veranderen en nieuwe
beelden opslaan.
p. 128
My Colors Kleuren in beelden aanpassen. p. 130
Roteren Beelden roteren. p. 127
Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 148
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 117
* Standaardinstelling
Item Opties/overzicht Ref. pag.
Print Afdrukscherm weergeven. p. 31
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 136
Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
p. 137
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 137
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 137
Print instellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 135
164
Apparatuur
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten of motoren die
sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke
magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het LCD-scherm
of als er vuil op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of
een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het LCD-scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.
Voor hardnekkig vuil neemt u contact op met de dichtstbijzijnde
helpdesk van de Canon Klantenservice, die u kunt vinden in het
Canon garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een
warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en
buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft
gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht
volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Geheugenkaarten
Een geheugenkaart is een instrument met zeer geavanceerde
elektronica. Buig de kaart niet en stel de kaart niet bloot aan druk,
schokken of stoten. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart
vastgelegde gegevens beschadigd raken.
Voorkom dat de geheugenkaart in aanraking komt met vocht. Raak
de contactpunten van de geheugenkaart niet aan met uw hand of met
metalen objecten.
Bewaar geheugenkaarten niet in de nabijheid van een televisie,
luidsprekers of andere apparaten die magnetische velden of statische
elektriciteit genereren. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart
vastgelegde gegevens beschadigd raken.
Bewaar geheugenkaarten niet in hete, vochtige of stoffige plaatsen.
Voorzorgsmaatregelen
165
Effectieve pixels in camera . . . . . . . . Ongeveer 12,1 miljoen
Beeldsensor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1/2,3 inch CCD (totaal aantal pixels:
ongeveer 12,4 miljoen)
Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5,0 (G) – 60,0 (T) mm
overeenkomstig 35mm-filmbereik:
28 (G) – 336 (T) mm f/3,4 (W) – f/5,3 (T)
Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 4,0x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 48x)
LCD-scherm. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3,0 inch LCD-kleurenscherm (TFT)
ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik: 100%
Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . . Gezicht det./Centrum
Servo AF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aan/Uit
Scherpstelbereik (vanaf de
voorkant van de lens) . . . . . . . . . . . . Normaal: 50 cm – oneindig (G)/
100 cm – oneindig (T)
Macro: 2 – 50 cm (G)
Super Macro: 0 – 2 cm
Handm. scherpstellen: 2 cm – oneindig (G)/
100 cm – oneindig (T)
Sluiter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mechanische sluiter en elektronische sluiter
Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 – 1/3200 sec.
15 – 1/3200 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Beeldstabilisatie. . . . . . . . . . . . . . . . . Type lensverschuiving
Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Deelmeting, Gem. centrum meeting of Spot
Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . . ± 2 stops in stappen van 1/3 stop
ISO-waarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, ISO 80/100/200/400/800/1600
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)
Wit Balans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht,
TL licht H, Custom
Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Aan, Slow sync, Uit
* De instellingen Rode ogen red./Rode-Ogen
Corr. zijn beschikbaar
Bereik ingebouwde flitser. . . . . . . . . . 50 cm – 3,0 m (G)/1,0 – 2,0 m (T)
Opnamemodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Opnamemodi: M, Av, Tv, P, Auto, Easy, Portret,
Landschap, Night Snapshot, Kinderen & dieren,
Binnen, SCN, Film
Modus SCN: Zonsondergang, Nacht Scene,
Vuurwerk, Strand, Aquarium, Flora, Sneeuw, ISO
3200, Kleur Accent, Kleur Wissel, Stitch Hulp
Filmmodus: Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel
Continu-opnamen . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 2,3 beelden/sec.
Zelfontspanner. . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 10 sec./ongeveer 2 sec. vertraging,
Gezicht-zelfont., Handm. Timer
i-Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto/Uit
Specificaties
Specificaties
166
Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . .SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/
MultiMediaCard/MMCplus-geheugenkaart/
HC MMCplus-geheugenkaart
Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Design rule for Camera File system-
ontwerpstandaard, compatibel met DPOF
Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . .Foto's: Exif 2.2 (JPEG)
Films: MOV (beeldgegevens: H.264,
audiogegevens: Linear PCM) (mono)
Compressie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Fijn, Normaal
Aantal opnamepixels (resolutie)
(Foto's) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hoog: 4000 x 3000 pixels
Normaal 1: 3264 x 2448 pixels
Normaal 2: 2592 x 1944 pixels
Normaal 3: 1600 x 1200 pixels
Laag: 640 x 480 pixels
Breedbeeld: 4000 x 2248 pixels
(Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.)
640 x 480 pixels (30 beelden/sec.)
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.)
Aantal mogelijke opnamen. . . . . . . . .Ongeveer 280 beelden (op basis van
gestandaardiseerde CIPA-meting)
Geluid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Kwantisering: 16 bit
Samplingfrequentie 44.100 (p. )
Afspeelfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . .Enkelvoudige weergave, Film, Vergroot focus,
Indexweergave, Vergrote weergave,
Filterweergave, Diavoorstelling
Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . .Wissen, Beveilig, My Category, Veranderen,
My Colors, i-Contrast, Trimmen, Roteren,
Rode-Ogen Corr.
Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . .PictBridge-compatibel
Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hi-Speed USB (speciale connector met
geïntegreerd type digitale audio en video*)
HDMI (HDMI Mini-connector)
* compatibel met mini-B
Video/audio-signaal (NTSC en PAL mogelijk,
monogeluid)
Communicatie-instellingen . . . . . . . . .MTP, PTP
Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Batterij NB-5L (oplaadbare lithium-ionbatterij)
Voedingsadapterset ACK-DC30
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . .10 – 90%
Afmetingen (exclusief uitstekende
onderdelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103,0 x 60,5 x 37,6 mm
Gewicht (alleen camerabehuizing). . .Ongeveer 220 g
Specificaties
167
Batterij NB-5L
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Oplaadbare lithium-ionbatterij
Spanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3,7 V DC
Capaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1120 mAh
Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 300 keer
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32,0 x 44,9 x 7,9 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 25 g
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Nominaal ingangsvermogen . . . . . . . .100 - 240 V AC (50/60 Hz), 0,085 A (100 V) -
0,05 A (240 V)
Nominaal uitgangsvermogen. . . . . . . .4,2 V DC, 0,7 A
Oplaadtijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 2 uur en 5 min.
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57,5 x 81,6 x 21,0 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 65 g (CB-2LX)
Ongeveer 59 g (CB-2LXE) (exclusief netsnoer)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De specificaties of het uiterlijk van de camera kunnen zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
Over MPEG-4-licenties
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and
may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding MPEG-4
compliant video that was encoded only (1) for a personal and non-commercial
purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T patents to provide
MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
168
A
Aansluiting........................................ 31, 118
Aantal opnamen ....................................... 17
Accessoires.............................................. 40
AE-vergrendeling...................................... 92
AF J Autofocus
AF lock ..................................................... 88
Afdrukken ................................................. 31
AF-kader................................................... 27
Afspeelknop...................................... 29, 148
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten............ 117
Alle beelden wissen................................ 120
Alles wissen............................................ 120
Apparatuur
De camera vasthouden......................... 15
Standaardinstellingen ........................... 53
Aquarium (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 62
Audio ........................................................ 51
AV-kabel............................................. 2, 118
B
Batterij
Batterijlader................................. 2, 16, 42
Datum/tijd-batterij.................................. 22
Herladen ............................................... 16
Oplaadlampje........................................ 17
Spaarstand............................................ 55
Batterijlader .............................................. 16
Beeld
Beelden wissen..................................... 30
Beveilig ............................................... 123
Beelden
Afspelen J Bekijken
Bewerken J Bewerken
Beelden downloaden naar
een computer ........................................... 36
Beelden roteren...................................... 127
Beelden weergeven op een tv................ 118
Beelden wissen ........................................ 30
Beeldkwaliteit (compressieverhouding).... 74
Bekijken (afspelen)
Beelden weergeven op een tv ............ 118
Diavoorstelling .................................... 114
Enkelvoudige weergave........................ 29
Indexweergave.................................... 112
Vergrote weergave.............................. 117
Belichting
AE-vergrendeling .................................. 92
Correctie ............................................... 78
FE-vergrendeling .................................. 93
Bestandsnummer ................................... 142
Beveilig................................................... 123
Bewerken
Beelden roteren .................................. 127
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) ..................... 128
i-Contrast ............................................ 131
My Colors............................................ 130
Rode-Ogen Corr. ................................ 132
Trimmen.............................................. 129
Binnen (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 61
Breed (resolutie)................................. 74, 75
Briefkaartformaat...................................... 75
C
Camerabeweging ............................. 64, 147
CD Canon DIGITAL CAMERA
Solution Disk ........................................ 2, 37
Compressie J Beeldkwaliteit
Continu-opnamen maken ......................... 79
AF ......................................................... 79
LV.......................................................... 79
D
Datum en tijd
Datum/tijd-batterij.................................. 22
Instellingen............................................ 21
Toevoegen aan beeld ........................... 67
Wijzigen ................................................ 22
Datum en tijd J Datum/Tijd
Diavoorstelling........................................ 114
Digitaal inzoomen..................................... 65
Digitale Tele-converter ............................. 66
DPOF ............................................. 133, 135
E
Extra flitser ............................................... 42
Index
Index
169
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
FE-vergrendeling...................................... 93
Film
Beeldkwaliteit (aantal beelden) ........... 107
Bekijken (afspelen)................................ 35
Bewerken ............................................ 109
Modus ................................................. 106
Opnametijd.................................... 34, 107
Resolutie ............................................. 107
Filterweergave........................................ 113
Flitser
Aan........................................................ 72
Extra flitser ............................................ 42
Uit.......................................................... 64
Focus
AF lock .................................................. 88
AF-kader ............................................... 27
AF-Punt Zoom....................................... 87
Gezichtsselectie.................................... 89
Modus AF Frame .................................. 86
Servo AF ............................................... 88
Focus check ........................................... 116
Focusvergrendeling.................................. 83
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)......................... 128
Formatteren (geheugenkaart)............. 24, 54
Formatteren J Geheugenkaart formatteren
Foutmeldingen........................................ 156
G
Geheugenkaarten............................... 18, 20
Beschikbare opnamen .......................... 20
Formatteren..................................... 24, 54
Geluidsinstellingen
Mute ...................................................... 51
Gezicht det. .............................................. 86
Gezichtsselectie ....................................... 89
Gezicht-zelfont.......................................... 69
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken...... 2
Histogram ................................................. 48
Hoge snelheid (ISO)........................... 63, 76
I
i-Contrast.......................................... 97, 131
In het buitenland............................... 17, 141
Interfacekabel ................................. 2, 31, 37
ISO 3200 (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 63
ISO-waarde .............................................. 76
K
Keuzewiel ............................................. 9, 45
Kinderen & dieren (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 60
Kleur Accent (modus voor speciale
opnamen) ....................................... 102, 106
Kleur Wissel (modus voor speciale
opnamen) ....................................... 102, 106
Klokfunctie................................................ 56
Knop Direct Print .............................. 31, 147
Krachtige flitser......................................... 42
L
Lampje................................ 44, 68, 144, 145
Landschap (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 60
LCD-scherm J Scherm
Lentebloesem/herfstbladeren
(modus voor speciale opnamen) ............. 62
Lichtmeetmethode .................................... 90
Lichtnet ................................................... 152
M
Macro/Super Macro .................................. 73
Menu
Basishandelingen.................................. 50
Lijst...................................................... 160
Menu Menu
Basishandelingen.................................. 49
Lijst...................................................... 158
MMCplus/HC MMCplus-geheugenkaart... 20
Modus Easy.............................................. 58
MultiMediaCard J Geheugenkaart
Mute.......................................................... 51
My Category ........................................... 125
My Colors ......................................... 80, 130
Index
170
N
Nacht Scene (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 62
Night Snapshot (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 60
O
ON/OFF-knop........................................... 44
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnamen maken via een tv ..................... 83
Overzicht van de onderdelen ................... 44
P
Panoramische foto's............................... 104
PictBridge................................................. 31
Polsriem J Riem
Portret (modus voor speciale opnamen) .. 60
Print instellingen (DPOF)........................ 133
Printer................................................. 31, 32
Problemen oplossen............................... 153
Programma automatische belichting........ 72
Programmakeuzewiel............................... 44
R
Raster..................................................... 146
Resolutie (beeldgrootte) ........................... 74
Riem..................................................... 2, 15
Rode ogen
Automatische correctie ......................... 98
Correctie ............................................. 132
Reductie.............................................. 144
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven ...................................... 46, 47
Informatieweergave .............................. 46
Menubediening ............................... 49, 50
Taal van LCD-scherm........................... 23
SCN (modus voor speciale opnamen) ..... 60
SD/SDHC-geheugenkaart........................ 20
Sepiakleurig.............................................. 80
Servo AF .................................................. 88
Sjabloon weergeven............................... 146
Sluiterknop ............................................... 25
Sneeuw (modus voor Speciale
opnamen) ................................................. 63
Software
Beelden downloaden naar
een computer........................................ 36
CD Canon DIGITAL CAMERA
Solution Disk..................................... 2, 37
Startershandleiding................................. 2
Spaarstand............................................... 55
Standaardinstellingen............................... 53
Stitch Hulp (modus voor speciale
opnamen) ............................................... 104
Strand (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 62
T
Taal van LCD-scherm .............................. 23
Toon (witbalans)....................................... 77
Trimmen ................................................. 129
U
U denkt dat er een probleem is .............. 153
Uitsnede ................................................. 146
V
Vergrote weergave................................. 117
Verwijderen J Wissen
Video J Films
Voeding J Batterij
Voedingsadapterset ......................... 42, 152
Vuurwerk (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 62
W
Wereldklok.............................................. 141
Witbalans.................................................. 77
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner................. 68
2 seconden-zelfontspanner................... 81
Gezicht-zelfont...................................... 69
Vertraging en
aantal opnamen wijzigen ...................... 82
Zonsondergang (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 61
Zoomen ........................................ 26, 33, 65
Zwart-witfoto's .......................................... 80
CEL-SM9PA280 © CANON INC. 2009
Informatie over handelsmerken
Het SDHC-logo is een handelsmerk.
HDMI, het HDMI-logo en de High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen
tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins
afwijken van het werkelijke apparaat.
We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in deze
handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen opmerkt,
neem dan contact op met de Canon Klantenservice die wordt vermeld
op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.

Documenttranscriptie

Gebruikershandleiding NEDERLANDS • Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door. • Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen. De inhoud van de verpakking controleren Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de volgende onderdelen bevat. Indien u merkt dat er iets ontbreekt, neem dan contact op met de leverancier van het product. Camera Batterij NB-5L (met kapje) Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE Interfacekabel IFC-400PCU AV-kabel AVC-DC400 Polsriem WS-DC9 Aan de slag CD Canon DIGITAL CAMERA Solution Disk Canon garantiesysteemboekje CD Canon DIGITAL CAMERA Manuals Disk Raadpleeg ook de handleidingen op de CD Canon DIGITAL CAMERA Manuals Disk. • Gebruikershandleiding (deze handleiding) Als u het basisgebruik onder de knie hebt, kunt u de vele camerafuncties gebruiken om allerlei speciale foto's te maken. • Handleiding voor persoonlijk afdrukken Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op een printer om foto's af te drukken. • Startershandleiding Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op een computer. Hierin wordt beschreven hoe u de software op de CD Canon DIGITAL CAMERA Solution Disk installeert en gebruikt. • Er wordt geen geheugenkaart meegeleverd. • Adobe Reader moet zijn geïnstalleerd om de PDF-handleidingen te kunnen lezen. U kunt ook Microsoft Word Viewer 2003 installeren om de Wordhandleidingen te bekijken (alleen in het Midden-Oosten). Als deze software niet is geïnstalleerd op uw computer, gaat u naar de volgende website om de software te downloaden: http://www.adobe.com (voor PDF-indeling) http://www.microsoft.com/downloads/ (voor Word-indeling). 2 Lees dit eerst Proefopnamen Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten. Schending van het auteursrecht De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthouder. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik. Garantiebeperkingen Voor meer informatie over de garantie op deze camera raadpleegt u het Canon garantiesysteemboekje dat bij de camera is geleverd. Zie de achterkant van het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van de Canon Klantenservice. LCD-scherm Voor het vervaardigen van het LCD-scherm zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen invloed op het beeld dat wordt vastgelegd. Temperatuur van de camerabehuizing Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. Geheugenkaarten De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende term geheugenkaarten. 3 Wat wilt u doen? 4 Opnamen maken ● Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten . . . . 26 ● Snel foto's maken (modus Easy) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 ● Opnamen maken die zijn aangepast aan speciale omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 – 63 Mooie opnamen maken van mensen I Portretten (p. 60) F Bij nacht (p. 60) V Kinderen en dieren (p. 60) Landschapsopnamen maken J Landschap (p. 60) U Zonsondergangen (p. 61) Diverse andere opnamen maken H Binnen (p. 61) t Vuurwerk (p. 62) w Op het strand (p. 62) , Nacht Scene (p. 62) y Aquarium (p. 62) P In de sneeuw (p. 63) O Gebladerte (p. 62) Z Weinig licht (p. 63) ● Scherpstellen op gezichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 69, 86, 89 ● Opnamen maken op plaatsen waar niet geflitst kan worden (flitser uitschakelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 ● Foto's maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68, 69 ● De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 ● Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . . . . 73 ● Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 ● De grootte van de foto wijzigen (resolutie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 ● Continu foto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 ● Opnamen maken zonder dat de camera beweegt (beeldstabilisatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146 ● Opnamen maken zonder dat de camera beweegt, ook bij weinig licht (Hoge ISO Automatisch) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63, 76 ● Scherpstellen op bewegende onderwerpen (Servo AF) . . . . . . . . . . 88 ● Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) . . . . . . . . . . . 97 4 Wat wilt u doen? Weergeven 1 ● De foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 ● Foto's automatisch afspelen (diashow) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 ● Foto's bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 ● Snel foto's zoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 113 ● Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30, 120 ● Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . 123 Films maken en bekijken E 2 ● Films maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 ● Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 Print ● Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Opslaan ● Foto's opslaan op een computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 Overige 3 ● Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 ● De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . 17, 141 5 Inhoudsopgave De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte functies van deze camera. De hoofdstukken 4 en volgende beschrijven de geavanceerde functies, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert. De inhoud van de verpakking controleren............................................ 2 Lees dit eerst............................................... 3 Wat wilt u doen?.......................................... 4 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt.................................... 9 Veiligheidsvoorschriften ............................ 10 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen .............................................. 13 Menu n - Basishandelingen ............ 50 De geluidsinstellingen wijzigen.................. 51 De helderheid van het scherm wijzigen..... 52 De standaardinstellingen van de camera herstellen ............................................ 53 Low Level Format van geheugenkaart ...... 54 De functie Spaarstand (Automatisch Uit) ................................ 55 Klokfuncties ............................................... 56 1 Aan de slag ..........................15 3 Opnamen maken in speciale omstandigheden en veelgebruikte functies........ 57 De batterij opladen .................................... 16 De batterij en geheugenkaart plaatsen.............................................. 18 De datum en tijd instellen.......................... 21 De taal van het LCD-scherm instellen....... 23 Geheugenkaarten formatteren .................. 24 De sluiterknop indrukken........................... 25 A Foto's maken .................................. 26 1 Beelden bekijken................................. 29 / Beelden wissen .................................... 30 2 Beelden afdrukken .............................. 31 E Films opnemen.................................... 33 1 Films bekijken ..................................... 35 Beelden downloaden naar een computer...................................... 36 Accessoires............................................... 40 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires........ 42 2 Meer informatie....................43 Overzicht van de onderdelen .................... 44 Informatieweergave op het scherm........... 46 Lampje....................................................... 48 m Menu FUNC. - Basishandelingen....... 49 6 9 Opnamen maken in de modus Easy........................................ 58 9 Beelden bekijken of wissen in de modus Easy ................... 59 Opnamen maken in diverse omstandigheden ................................. 60 K Speciale opnamen maken .............. 61 ! De flitser uitzetten ................................ 64 Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) .................................... 65 Datum en tijd aan de opname toevoegen........................................... 67 Ò De zelfontspanner gebruiken ............... 68 " De gezicht-zelfontspanner gebruiken... 69 4 Zelf instellingen selecteren ................................. 71 G Opnamen maken met Programma automatische belichting ...................... 72 h De flitser aanzetten ............................... 72 e Close-ups maken (Macro/ Super Macro)...................................... 73 Inhoudsopgave De resolutie wijzigen ................................74 De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen.....................74 - De ISO-waarde wijzigen ..................76 De Wit Balans aanpassen........................77 De helderheid aanpassen (belichtingscompensatie)...................78 W Continu-opnamen ..............................79 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)........................................80 Î Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner...............81 $ De zelfontspanner aanpassen ............82 Opnamen maken via een tv .....................83 De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling................83 5 Haal meer uit uw camera ................................. 85 De modus AF Frame wijzigen..................86 Het autofocuskader vergroten..................87 Opnamen maken met AF lock .................88 Opnamen maken met Servo AF ..............88 0 De persoon selecteren op wie u wilt scherpstellen (Gezichts Selectie) ......89 De AF-instelling wijzigen en opnamen maken ...............................90 De meetmethode wijzigen........................90 Handmatig scherpstellen en opnamen maken ...............................91 Handmatige focus combineren met Autofocus (Veiligheids MF) ...............92 ¤ Opnamen maken met AE lock............92 ¤ Opnamen maken met FE-vergrendeling...............................93 … Opnamen maken met Slow sync........93 M De sluitertijd instellen .......................94 B De diafragmawaarde instellen .........95 D Sluitertijd en diafragmawaarde instellen .............................................96 @ Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast)......................97 Œ Rode-Ogen Corr. ...............................98 Controleren op gesloten ogen..................99 De flitser instellen.....................................99 Flitsbelichtingscompensatie instellen.....100 Flits output instellen ...............................100 Belichtingscompensatie bij opnamen met de flitser (Veiligheids FE) .........101 De kleur wijzigen en opnamen maken ...102 L Opnamen maken met Stitch Hulp..104 6 Diverse functies voor het opnemen van films ..... 105 De filmmodus wijzigen ...........................106 De beeldkwaliteit wijzigen ......................106 AE-vergrendeling/belichting ...................107 Overige opnamefuncties ........................108 Afspeelfuncties.......................................108 * Bewerken ..........................................109 7 Afspeelfuncties en andere functies gebruiken ............ 111 Snel beelden doorzoeken ......................112 ‚ Beelden bekijken in de filterweergave .............................113 . Diavoorstellingen bekijken.................114 De focus controleren..............................116 k Beelden vergroten ............................117 Beeldovergangen wijzigen .....................117 Beelden weergeven op een tv ...............118 Beelden bekijken op een High-Definition TV ...........................119 / Alle beelden wissen ..........................120 7 Inhoudsopgave : Opnamen beveiligen ...................... 123 ; Beelden indelen in categorieën (My Category) ................................. 125 \ Beelden roteren ................................ 127 = Het formaat van beelden veranderen...................................... 128 [ Trimmen............................................ 129 ? Effecten toepassen met de functie My Colors ............................ 130 @ Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast)......... 131 ] Het rode-ogeneffect corrigeren ......... 132 Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)............................................ 133 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)........................... 135 8 8 De camera aanpassen...... 139 Functies aanpassen .............................. 140 Opnamefuncties aanpassen.................. 144 De afspeelfuncties aanpassen .............. 148 Het opstartbeeld of -geluid wijzigen ........................................... 148 9 Nuttige informatie............. 151 Aansluiten op het lichtnet ...................... 152 Tips voor het oplossen van problemen ....................................... 153 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen ......................... 156 Beschikbare functies per opnamemodus ................................ 158 Menu's ................................................... 160 Voorzorgsmaatregelen .......................... 164 Specificaties .......................................... 165 Index...................................................... 168 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt • In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars van de camera voorstellen. • Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ]. • De knoppen die een richting aanduiden, het keuzewiel en de knop FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen. (Knop Omhoog) (Knop Rechts) (Knop Links) (Knop Omlaag) (Keuzewiel) • : Tips voor het oplossen van problemen. • : Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen. • : Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn. • : Aanvullende informatie. • (p. xx): Referentiepagina's. 'xx' duidt het paginanummer aan. • In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat alle functies de standaardinstellingen hebben. 9 Veiligheidsvoorschriften • Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt. Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding. • De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen. • Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die u gebruikt. Waarschuwing Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur. Waarschuwing Camera • Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen. Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt. • Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen. Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking. Geheugenkaart, dag-/datumbatterij: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts. • Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding. • Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze is gevallen of op een andere wijze is beschadigd. • Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont. • Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners om de apparatuur schoon te maken. • Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok. Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen, schakelt u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij. • Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening. Het gebruik van andere energiebronnen kan brand of elektrische schokken veroorzaken. 10 Veiligheidsvoorschriften Batterij, batterijlader • Gebruik alleen de aanbevolen batterijen. • Plaats de batterij niet in of in de buurt van open vuur. • Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere vloeistoffen. • Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen. • Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten. Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water en medische hulp inschakelen. Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice. • Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden. • Zorg ervoor dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt of wijzigt en plaats geen zware voorwerpen op het snoer. • Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen. • Raak het netsnoer niet aan met natte handen. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok. Overige waarschuwingen • Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die hiervoor geschikt is. Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de luidsprekers beschadigen. Ook kunt u uw gehoor beschadigen als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Voorzichtig • Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt. • Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt. U kunt zich bezeren en de camera kan beschadigd raken. • Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen: - plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan - plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C - vochtige of stoffige plaatsen. Hierdoor kan in de batterij lekkage, oververhitting of een explosie ontstaan, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Hoge temperaturen kunnen ook de behuizing vervormen. • Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) in contact komen met de contactpunten of stekker van de oplader. Dit kan brand, elektrische schokken of andere schade veroorzaken. 11 Veiligheidsvoorschriften • Langdurig afspelen kan leiden tot een gevoel van ongemak. Voorzichtig • Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon). Dit kan de beeldsensor beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. • Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt. • Gebruik de flitser niet als er vuil of stof op zit of als uw vingers of uw kleding de flitser bedekken. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden. • Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit het stopcontact. • Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen zoals een stuk textiel. Als u de eenheid gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan. • Verwijder de batterij en sla deze zorgvuldig op als u de camera niet gebruikt. Als u de batterij in de camera laat zitten, kan er schade ontstaan door lekkage. • Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij. Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie. • Houd de batterij uit de buurt van huisdieren. Als er in de batterij wordt gebeten, kan er lekkage, oververhitting of een explosie ontstaan, wat kan leiden tot brandwonden of ander letsel. • Ga niet in een stoel zitten terwijl u de camera in uw zak hebt. Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. • Let erop dat er geen harde voorwerpen in contact komen met het LCD-scherm als u de camera in uw tas stopt. • Bevestig geen accessoires aan de polsriem. Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. 12 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen Haal, voordat u de camera weggooit, de interne oplaadbare lithiumbatterij uit de camera zodat deze volgens de plaatselijke bepalingen kan worden gerecycled. De schroeven van de behuizing losdraaien ● Draai eerst de vier schroeven aan de onderkant en vervolgens de twee schroeven aan de zijkant los. ● Open het klepje van de aansluiting en draai de twee schroeven die zich daarin bevinden los. ● Open het klepje van de geheugenkaart-/ batterijhouder en draai de schroef die zich daarin bevindt los. De klepjes verwijderen ● Verwijder het zijklepje. ● Draai het achterklepje, van de onderkant gezien, naar boven en verwijder het. Raak de flitser nooit aan. Raak nooit het in de afbeelding gemarkeerde gebied aan. Dit kan een elektrische schok met een hoog voltage tot gevolg hebben. Raak dit gebied nooit aan! 13 De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen ● Draai de schroef waarmee het voorklepje vastzit los, zoals afgebeeld bij . ● Verwijder het voorklepje. De batterij verwijderen ● Draai de camera. ● Trek het contactlint aan de voorkant met uw vingernagel omhoog en verwijder de batterij. 14 1 Aan de slag Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken van opnamen in de modus A, en het bekijken, wissen en afdrukken van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een computer. De riem bevestigen/De camera vasthouden • Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw pols om te vermijden dat de camera valt tijdens het gebruik. • Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet bedekken. Riem 15 De batterij opladen Gebruik de meegeleverde lader om de batterij op te laden. Verwijder het klepje. Plaats de batterij. ● Zorg dat de markeringen S op de batterij overeenkomen met de markeringen op de lader en plaats vervolgens de batterij door deze naar binnen en naar beneden te schuiven. Laad de batterij op. ● Voor CB-2LX: kantel de stekker CB-2LX CB-2LXE naar buiten en steek deze in een stopcontact . ● Voor CB-2LXE: sluit het netsnoer aan op de batterijlader en steek de andere stekker in een stopcontact. X Het oplaadlampje gaat rood branden en het opladen begint. ● Als de batterij volledig is opgeladen, wordt het oplaadlampje groen. Het opladen duurt ongeveer 2 uur en 5 minuten. Verwijder de batterij. ● Haal het netsnoer van de batterijlader uit het stopcontact en verwijder de batterij door deze naar binnen en omhoog te schuiven. Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen. 16 De batterij opladen Aantal opnamen dat ongeveer kan worden gemaakt Aantal opnamen 280 Afspeeltijd (uren) 5 • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association). • In sommige omstandigheden kunnen er wellicht minder opnamen worden gemaakt. Batterij-oplaadlampje Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht om de resterende lading van de batterij aan te geven. Weergave Betekenis Goed. Iets leger, maar nog voldoende opgeladen. (knippert rood) 'Vervang\Verwissel accu.' Bijna leeg. Leeg. Laad de batterij opnieuw op. De batterij en de lader efficiënt gebruiken • Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor. Geladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet worden gebruikt. Plaats het klepje zodanig op een geladen batterij dat de markering S zichtbaar is. • De batterij een lange tijd bewaren. Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een batterij die niet volledig leeg is een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen. • U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken. De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 - 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten zoals elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot storingen. • De batterij kan plaatselijk wat opzwellen. Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de batterij echter zodanig opzwelt dat ze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen met een helpdesk van Canon Klantenservice. • Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt. Koop dan een nieuwe batterij. 17 De batterij en geheugenkaart plaatsen Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart in de camera. Controleer het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart. ● U kunt geen opnamen maken als de kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging bevat en dit schuifje dicht zit. Duw het schuifje omhoog totdat u een klik hoort. Open het klepje. ● Schuif het klepje naar buiten en omhoog om het te openen. Plaats de batterij. ● Plaats de batterij op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Zorg dat u de batterij in de juiste richting inbrengt, anders klikt deze niet goed vast. Aansluitpunten Plaats de geheugenkaart. ● Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Plaats de geheugenkaart in de juiste richting. Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen, kunt u de camera beschadigen. 18 De batterij en geheugenkaart plaatsen Sluit het klepje. ● Sluit het klepje naar binnen en schuif het totdat het vastklikt. De batterij en geheugenkaart verwijderen Verwijder de batterij. ● Open het klepje en duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl. X De batterij wipt nu omhoog. Verwijder de geheugenkaart. ● Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort en laat de kaart langzaam los. X De geheugenkaart wipt nu omhoog. 19 De batterij en geheugenkaart plaatsen Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering) Geheugenkaart Aantal opnamen 2 GB 626 8 GB 2505 • Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt. Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken? U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de opnamemodus (p. 26) staat. Aantal opnamen dat kan worden gemaakt Compatibele geheugenkaarten • • • • • SD-geheugenkaarten SDHC-geheugenkaarten MultiMediaCards MMCplus-geheugenkaarten HC MMCplus-geheugenkaarten Wat is een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'? SD- en SDHC-geheugenkaarten hebben een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'. Als dit schuifje dicht zit, verschijnt op het scherm [Kaart op slot!]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen. 20 De datum en tijd instellen Het scherm voor Datum/Tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het belangrijk dat u deze instelt. Schakel de camera in. ● Druk op de ON/OFF-knop. X Het scherm Datum/Tijd verschijnt. Stel de datum en tijd in. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Gebruik de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een waarde te selecteren. Kies de instelling. ● Druk op de knop m. X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt het scherm Datum/Tijd gesloten. ● Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit te schakelen. Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd iedere keer als u de camera inschakelt. Zomertijd instellen Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op of het keuzewiel  de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld. 21 De datum en tijd instellen Datum en tijd wijzigen U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen. Open de menulijst. ● Druk op de knop n. Selecteer [Datum/Tijd] op het tabblad 3. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Datum/Tijd] te selecteren en druk vervolgens op m. Wijzig de datum en/of de tijd. ● Volg stap 2 en 3 op p. 21 om de instelling te wijzigen. ● Druk op de knop n om de menu's te sluiten. Datum/tijd-batterij • De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij; dit is een reservebatterij die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de batterij is verwijderd. • Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 42), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld. • Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de camera inschakelt. Volg de stappen op p. 21 om de datum en de tijd in te stellen. 22 De taal van het LCD-scherm instellen U kunt de taal van de menu's en berichten die op het LCD-scherm worden weergegeven, wijzigen. Schakel de afspeelmodus in. ● Druk op de knop 1. Open het instellingenscherm. ● Houd de knop m ingedrukt u op de knop n terwijl drukt. Stel de taal van het LCD-scherm in. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  om een taal te selecteren en druk vervolgens op m. X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt ingesteld, wordt het taalmenu gesloten. Wat als de klok verschijnt als ik op m druk? De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok te sluiten en herhaalt u stap 2. U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal] te selecteren. 23 Geheugenkaarten formatteren Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken, of een geheugenkaart die al is gebruikt in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op m. Formatteer de geheugenkaart. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m. X De geheugenkaart wordt geformatteerd. X Als het formatteren is voltooid, verschijnt het menuscherm weer. • Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te vermijden dat persoonlijke informatie wordt verspreid. • De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart. 24 De sluiterknop indrukken De sluiterknop heeft twee bedieningsfasen. Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en maak daarna de foto. Druk de sluiterknop half in (zachtjes drukken tot de eerste stop). X De camera stelt automatisch de focus in en selecteert de overige instellingen voor een opname, zoals de helderheid. X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje groen. Druk de sluiterknop helemaal in (tot de tweede stop). X U hoort het geluid van de sluiter als de opname wordt gemaakt. ● Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid hoort, aangezien op dat moment de foto wordt gemaakt. Kan het geluid van de sluiter langer duren? • Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter korter of langer duren. • Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen beeld onscherp zijn. Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp. 25 A Foto's maken De camera kan automatisch het onderwerp en de opnameomstandigheden vaststellen en de beste instellingen selecteren voor de opname. U hoeft alleen de foto te maken. De camera kan ook gezichten detecteren en hier automatisch op scherpstellen, en de kleur en helderheid optimaal instellen. Schakel de camera in. ● Druk op de ON/OFF-knop. X Het opstartgeluid klinkt en het opstartscherm verschijnt. ● Druk nogmaals op de ON/OFF-knop om de camera uit te schakelen. Kies de modus A. ● Stel het programmakeuzewiel in op A. ● Wanneer u de camera naar het onderwerp richt, hoort u een geluidje terwijl de camera het soort opname bepaalt. X De camera stelt scherp op het veronderstelde hoofdonderwerp, en rechts boven in het scherm verschijnt het pictogram van de automatisch vastgestelde soort opname. X Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van het hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader. X Zelfs als de gedetecteerde gezichten bewegen, volgt de camera de gezichten binnen een bepaalde afstand. Kies de compositie. ● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j draait, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. 26 A Foto's maken Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje groen (oranje indien er wordt geflitst). X Groene AF-kaders geven aan waarop de camera is scherpgesteld. X Als de camera op meerdere punten scherpstelt, verschijnen er meerdere AF-kaders. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld AF-kaders wordt vastgelegd. Als er weinig licht is, wordt de flitser automatisch geactiveerd. X Het lampje knippert groen terwijl het beeld wordt opgeslagen op de geheugenkaart. X De foto verschijnt gedurende enkele seconden op het scherm. ● Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u al op de sluiterknop drukken om een volgende foto te maken. Wat als... • De camera maakt geen enkel geluid. Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid weer in te schakelen, drukt u op n. Dan selecteert u het tabblad 3 en vervolgens de optie [mute]. Gebruik de knoppen qr om [Uit] te selecteren. • Het beeld is donker terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname. Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Maak de opname binnen de werkzame flitsafstand van ongeveer 50 cm – 3,0 m met een maximale groothoekinstelling, en ongeveer 1,0 – 2,0 m met een maximale telelens. • De camera geeft een pieptoon terwijl de sluiterknop half is ingedrukt. De camera bevindt zich te dicht bij het onderwerp. Ga met de camera met een maximale groothoekinstelling ongeveer 2 cm of meer bij het onderwerp vandaan en maak de foto. Ga ongeveer 1 m of meer bij het onderwerp vandaan met de camera op maximale telelens. 27 A Foto's maken • Het lampje brandt terwijl de sluiterknop half is ingedrukt. Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving. • Het pictogram h knippert terwijl u een foto wilt maken. De flitser is aan het opladen. U kunt de foto maken als het opladen eindigt. • Wanneer u de camera kantelt, maakt deze een geluidje. U hoort de beweging van de lens. Dit is niet het gevolg van een storing. Opnamepictogrammen De camera geeft het pictogram van de automatisch gekozen soort opname weer, en selecteert daarna automatisch de focus en de optimale instellingen voor de helderheid en kleur van het onderwerp. Achtergrond Onderwerp Helder Achtergrondverlichting Met blauwe luchten ZonsonAchtergrond- dergangen verlichting Donker Met statief – Mensen * Niet-menselijke onderwerpen Landschappen * Close-ups Achtergrondkleur pictogram – Grijs Lichtblauw Oranje – Donkerblauw * Verschijnt als de camera op een statief is geplaatst. In bepaalde omstandigheden komt het weergegeven pictogram wellicht niet overeen met de werkelijke opname. Vooral bij een oranje of blauwe achtergrond, bijvoorbeeld een muur, kan of het pictogram 'Blauwe luchten' verschijnen en is het wellicht niet mogelijk om een foto met de gewenste kleur te maken. Probeer in dat geval de opname te maken in de modus G (p. 72). 28 1 Beelden bekijken U kunt uw opnamen op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer een beeld. ● Als u op q drukt, doorloopt u de beelden in de omgekeerde volgorde van opname. ● Als u op r drukt, doorloopt u de beelden in de volgorde van opname. ● De beelden volgen elkaar sneller op als u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar ze worden grover weergegeven. ● Als u het wiel  naar rechts draait, verschijnen de beelden in de omgekeerde volgorde van opname. Als u naar links draait, verschijnen ze in de volgorde van opname. ● Als u op 1 drukt terwijl de lens is uitgeschoven, keert het opnamescherm terug. ● Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer ingetrokken. Als u op 1 drukt met de lens ingetrokken, wordt de camera uitgeschakeld. 29 / Beelden wissen U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer het beeld dat u wilt wissen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om het te wissen beeld weer te geven. Wis het beeld. ● Druk op de knop p. X [Wissen?] verschijnt. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [Wissen] te selecteren en druk vervolgens op m. X Het getoonde beeld wordt gewist. ● Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op de knoppen qr of draait u aan het keuzewiel  om [Stop] te selecteren en drukt u vervolgens op m. 30 2 Beelden afdrukken U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar). Benodigdheden • Camera en printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar) • Interfacekabel, meegeleverd bij de camera (p. 2) Schakel de camera en de printer uit. Sluit de camera aan op de printer. ● Open het klepje en steek de kleine stekker stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker in de printer. Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de printer in. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X De knop c brandt blauw. Selecteer het beeld dat u wilt afdrukken. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. 31 2 Beelden afdrukken Druk de beelden af. ● Druk op de knop c. X Het afdrukken begint en de knop c knippert blauw. ● Als u nog meer beelden wilt afdrukken, herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid. ● Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt u de camera en de printer uit en verwijdert u de interfacekabel. Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor informatie over afdrukken. Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar) Als u uw camera aansluit op een van de onderstaande Canon PictBridgecompatibele printers, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer te gebruiken. Compact Photo Printers (SELPHY-serie) Inkjetprinters Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar Canon-producten worden verkocht. 32 E Films opnemen De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. Als u lang doorgaat met opnemen, kan de camera warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. Stel het programmakeuzewiel in op E. Opnametijd Kies de modus E. ● Druk op de knop m en gebruik vervolgens de knoppen op of het keuzewiel  om E te selecteren. Druk daarna nogmaals op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om E te selecteren en druk vervolgens op m. Kies de compositie. ● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j draait, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje groen. 33 E Films opnemen Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. X De camera begint met de filmopname en op het scherm verschijnt [ REC] en de verstreken tijd. ● Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de sluiterknop. ● Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar worden de helderheid en de kleurtoon automatisch aangepast. Verstreken tijd ● Raak de microfoon niet aan tijdens de opname. ● Gebruik behalve de sluiterknop geen andere knoppen. Anders wordt het geluid van die knoppen in de film opgenomen. Microfoon Stop de opname. ● Druk de sluiterknop opnieuw volledig in. X De camera geeft één pieptoon en stopt met opnemen. X Het lampje knippert groen en de film wordt naar de geheugenkaart weggeschreven. X De opname stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is. Geschatte opnametijden Geheugenkaart Opnametijd 2 GB 10 min. 53 sec. 8 GB 43 min. 32 sec. • Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • Bij stap 2 kunt u de opnametijd op het scherm bekijken. • De maximale cliplengte is ongeveer 29 minuten en 59 seconden. De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is geworden. 34 1 Films bekijken U kunt uw films op het scherm bekijken. Selecteer de afspeelmodus. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. X verschijnt op het filmscherm. Selecteer een film. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een film te selecteren en druk vervolgens op o. X Het filmbedieningspaneel verschijnt op het scherm. Speel de film af. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De film wordt afgespeeld. ● U kunt het afspelen van de film pauzeren en hervatten door nogmaals te drukken op m. ● Druk op de knoppen op om het volume aan te passen. X Na het einde van de film verschijnt . • Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de computercapaciteiten. • Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film probleemloos afspelen. U kunt de camera ook aansluiten op een tv voor een betere weergave. 35 Beelden downloaden naar een computer U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een computer te downloaden. Systeemvereisten Hoewel dit de aanbevolen systeemvereisten zijn, kunnen niet alle computerfuncties worden gegarandeerd. Windows Besturingssysteem Windows Vista (inclusief Service Pack 1) Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3 Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. Processor Beelden bekijken Pentium 1,3 GHz of hoger Films bekijken Core2 Duo 1,66 GHz of hoger RAM Windows Vista: 1 GB of meer Beelden bekijken Windows XP: 512 MB of meer 1 GB of meer Films bekijken Interface USB Vrije ruimte op ZoomBrowser EX: 200 MB of meer Canon Utilities de harde schijf PhotoStitch: 40 MB of meer Weergave 1.024 x 768 pixels of meer Macintosh Besturingssysteem Mac OS X (v10.4 – v10.5) Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. Processor Beelden bekijken PowerPC G4/G5 of Intel-processor Films bekijken Core Duo 1,66 GHz of hoger RAM Beelden bekijken 512 MB of meer 1 GB of meer Films bekijken Interface USB Vrije ruimte op ImageBrowser: 300 MB of meer Canon Utilities de harde schijf PhotoStitch: 50 MB of meer Weergave 1.024 x 768 pixels of meer 36 Beelden downloaden naar een computer Benodigdheden • Camera en computer • CD Canon DIGITAL CAMERA Solution Disk, meegeleverd bij de camera (p. 2) • Interfacekabel, meegeleverd bij de camera (p. 2) Voorbereidingen In de volgende beschrijvingen worden Windows XP en Mac OS X (v10.4) gebruikt. Installeer de software. Windows Plaats de CD Canon DIGITAL CAMERA Solution Disk in het cd-romstation van de computer. Start de installatie. ● Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. Als de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/Opnieuw starten] of [Finish/Voltooien]. Verwijder de cd-rom. ● Verwijder de cd-rom wanneer uw bureaubladscherm verschijnt. Macintosh ● Plaats de cd-rom in het cd-romstation van de computer en dubbelklik op het pictogram . X Het scherm aan de linkerkant verschijnt. ● Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. 37 Beelden downloaden naar een computer Sluit de camera aan op de computer. ● Schakel de camera uit. ● Open het klepje en steek de kleine stekker van de kabel stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker in de USB-poort van de computer. Raadpleeg de handleiding van de computer voor meer informatie over de aansluiting. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera in te schakelen. Open CameraWindow. Windows ● Selecteer [Canon CameraWindow] en klik op [OK]. X CameraWindow verschijnt. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/Alle programma's] of [Programs/Programma's] gevolgd door [Canon Utilities] [CameraWindow] [CameraWindow] [CameraWindow]. 38 Beelden downloaden naar een computer Macintosh X Wanneer er een verbinding tot stand is gebracht tussen de camera en de computer, wordt CameraWindow weergegeven. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het pictogram [CameraWindow] in de taakbalk onder aan het bureaublad. Beelden downloaden ● Klik op [Transfer Untransferred Images/ Niet-verplaatste beelden verplaatsen]. X Alle beelden die nog niet zijn gedownload, worden nu naar de computer gedownload. ● Nadat het downloaden is voltooid, schakelt u de camera uit en verwijdert u de kabel. ● Raadpleeg voor overige acties de Startershandleiding. Gedownloade beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in afzonderlijke submappen in de map 'My Pictures/Mijn afbeeldingen' van Windows of 'Pictures/Afbeeldingen' van Macintosh. 39 Accessoires Geleverd bij de camera AV-kabel AVC-DC400*1 Polsriem WS-DC9 Interfacekabel IFC-400PCU*1 Batterij NB-5L*1 (met kapje) CD Canon DIGITAL CAMERA Solution Disk Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE*1 Voedingsadapterset ACK-DC30 Gelijkstroomkoppeling DR-30 Netsnoer Compacte voedingsadapter CA-DC10 *1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar. *2 Zie de gebruikershandleiding van de printer voor meer informatie over de printer en interfacekabels. 40 Accessoires HDMI-kabel HTC-100 High-Definition TV Video IN-aansluiting Audio IN-aansluiting TV/video Geheugenkaart Inkjetprinters*2 Kaartlezer Compact Photo Printers*2 (SELPHY-serie) Krachtige flitser HF-DC1 Windows/ Macintosh Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen. Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren. 41 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio's. Voedingen • Voedingsadapterset ACK-DC30 Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een computer. U kunt op deze manier niet de batterij in de camera opladen. • Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE Een adapter om batterij NB-5L op te laden. • Batterij NB-5L Oplaadbare lithiumbatterij. Overige accessoires • HDMI-kabel HTC-100 Gebruik deze kabel om de camera aan te sluiten op de HDMI™-terminal van een HD TV. • Krachtige flitser HF-DC1 Met deze extra flitser die op de camera kan worden bevestigd, kunt u onderwerpen belichten die te ver weg zijn voor de ingebouwde flitser. 42 2 Meer informatie Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik. 43 Overzicht van de onderdelen Lampje (lampje van zelfontspanner (p. 69) / AF-hulplicht (p. 145) / lampje voor rodeogenreductie (p. 144)) Microfoon (p. 34) Lens Zoomknop Opnemen: i (telelens) / j (groothoek) (p. 26) Afspelen: k (vergroten) / g (index) (p. 112) Sluiterknop (p. 25) Programmakeuzewiel ON/OFF-knop Flitser (p. 64) Luidspreker Aansluiting statief Geheugenkaartsleuf/batterijhouder (p. 18) Polsriem (p. 15) Programmakeuzewiel Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus. Modus P, Tv, Av of M U kunt instellingen selecteren zoals sluitertijd en diafragmawaarde om de gewenste foto te maken (pp. 72, 94, 95, 96). Automodus U kunt de camera automatisch zelf instellingen laten selecteren (p. 26). Modus Easy U kunt een opname maken door gewoon de sluiterknop (p. 58) in te drukken. 44 Filmmodus Voor het maken van films (p. 33). Modus voor speciale opnamen De camera kan automatisch alle geschikte instellingen voor de situatie selecteren, zodat u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om het beeld vast te leggen (p. 60). Overzicht van de onderdelen Scherm (LCD-venster) (p. 46) Lampje (p. 48) Knop c (Direct Print) (pp. 31, 147) Knop 1 (Afspelen) (pp. 29, 111) HDMI OUT Mini-aansluiting (p. 119) A/V OUT- (audio/video-uitgang) DIGITAL-aansluiting Klepje van de aansluitingen Knop n (Menu) (p. 50) Knop l (Weergave) (pp. 46, 47) Knop b (Belichting) (p. 78) / o Knop e (Macro) (p. 73) / f (Handm. scherpstellen) (p. 91) / q Keuzewiel (p. 45) Knop m FUNC./SET (Functie/ instellen) (p. 49) Knop h (Flitser) (pp. 64, 72) / r Knop a (1 beeld wissen) (p. 30) / Q (Zelfontspanner) (pp. 68, 69) / p Keuzewiel Met het keuzewiel kunt u bewerkingen uitvoeren zoals het selecteren of wisselen van beelden. Knop 1 Als de lens is uitgeschoven, kunt u heen en weer schakelen tussen de opname- en afspeelmodus. Als de lens is ingetrokken, kunt u met deze knop de camera aan en uit zetten in de afspeelmodus. Lens uitgeschoven Opnamemodus 1 Lens ingetrokken Afspeelmodus Camera uit 1 45 Informatieweergave op het scherm Opname (informatieweergave) Batterij-oplaadlampje (p. 17) Camerastand* Transport mode (p. 79) My Colors (p. 80) Wit Balans (p. 77) i-Contrast (p. 97) Waarschuwing: camera beweegt (p. 146) Lichtmeetmethoden (p. 90) Compressie (Beeldkwaliteit) (p. 74) Resolutie (p. 74) * Foto's: resterend aantal opnamen (p. 20) Films: resterende tijd/ verstreken tijd (p. 34) Zelfontspanner (pp. 68, 69, 82) AF Frame (p. 27), Spotmetingpunt (p. 90) Digitale Zoom (pp. 65, 66) Macro (p. 73), Super Macro (p. 73), Handm. scherpstellen (p. 91) Opnamemodus Flits mode (pp. 64, 72) Rode-Ogen Corr. (p. 98) Flitsbelichting compensatie (p. 100), Flits output (p. 100) Tijdzone (p. 141) Beeldstabilisatie (p. 146) Datum opname (p. 67) ISO waarde (p. 76) Disp. Sjabloon (p. 146) AE lock (pp. 92, 107), FE-vergrendeling (p. 93) Sluitertijd Diafragmawaarde Belichtingscompensatie (p. 78) : Standaard, : Verticale stand Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag wijst, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren. Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de weergave wijzigen met de knop l. Geen informatieweergave 46 Informatieweergave Informatieweergave op het scherm Afspelen (uitgebreide informatieweergave) Print Lijst (p. 133) My Category (p. 125) Opnamemodus Sluitertijd Belichtingscompensatie (p. 78) Wit Balans (p. 77) Histogram (p. 48) Beeld bewerken (pp. 127 – 132) Compressie (Beeldkwaliteit) (p. 74), (Films) (p. 106) Resolutie (p. 74) Batterij-oplaadlampje (p. 17) Lichtmeetmethoden (p. 90) Mapnummer Bestandsnummer (p. 142) Nummer van weergegeven beeld / totaal aantal beelden ISO waarde (p. 76) Diafragmawaarde, Beeldkwaliteit (films) (p. 106) i-Contrast (p. 131) Flitser (p. 72), Belichtingscompensatie (p. 101) Macro (p. 73), Super Macro (p. 73), Handm. scherpstellen (p. 91) Bestandsgrootte (pp. 74, 106) Foto's: opgenomen pixels (p. 74) Films: filmlengte (p. 107) Beveilig (p. 123) My Colors (p. 80) Rode-Ogen Corr. (p. 132) Opnamedatum en -tijd (p. 67) Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de weergave wijzigen met de knop l. Geen informatieweergave Korte informatieweergave Uitgebreide informatieweergave Focuscontroleweergave (p. 116) U kunt ook schakelen tussen weergaven door vlak na de opname op de knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave verschijnt dan echter niet. U kunt bepalen welke weergave het eerst verschijnt. Druk op de knop MENU om het tabblad 4 te selecteren. Stel vervolgens [terugkijken] in. 47 Informatieweergave op het scherm Weergave in donkere omgevingen tijdens opnamen Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld. Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen In de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 47) flikkeren de overbelichte gedeelten van het beeld op het scherm. Histogram tijdens afspelen Hoog Laag Donker Helder ● De grafiek die verschijnt in de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 47) wordt 'histogram' genoemd. Het histogram geeft de verdeling en de hoeveelheid van de helderheid van een opname aan. Als de grafiek meer naar rechts staat, is de opname helder. Staat de grafiek meer naar links, dan is de opname donker. Op deze manier kunt u de belichting beoordelen. Lampje Het lampje op de achterkant van de camera (p. 45) gaat branden of knipperen in de volgende situaties. Kleur Groen Oranje Status Brandt Knippert Brandt Knippert Bedieningsstatus Opnamevoorbereiding voltooid (p. 27)/Display uit (p. 140) Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens (p. 27) Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) (p. 27) Waarschuwing: camera beweegt (p. 64) Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf of de batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart. 48 m Menu FUNC. - Basishandelingen Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. De menu-items en opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (p. 158). U kunt het menu FUNC. ook in de afspeelmodus gebruiken. Open het menu FUNC. ● Druk op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen op of draai aan Beschikbare opties Menu-items het keuzewiel  om het menu-item te selecteren, en druk daarna op de knop m. ● Afhankelijk van het menu kan het scherm wisselen. Selecteer een menu-item en maak de instelling. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. ● Druk op de knop q om terug te keren naar het menu. Kies de instelling. ● Druk op de knop m. 49 Menu n - Basishandelingen U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1). De menu-items zijn afhankelijk van de modus (pp. 160 – 163). Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer een tabblad. ● Druk op de knoppen qr of duw de zoomknop (p. 44) naar links of naar rechts om een tabblad te selecteren. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een menu-item te selecteren. ● Bij sommige items moet u op de knop m drukken om een submenu te openen waarin u de instelling kunt wijzigen. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Kies de instelling. ● Druk op de knop n. X Het standaardscherm verschijnt opnieuw. 50 De geluidsinstellingen wijzigen U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen. Geluiden dempen Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [mute]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Mute] te selecteren. Druk daarna op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Het volume aanpassen Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Volume]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Volume] te selecteren en druk vervolgens op m. Pas het volume aan. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een item te selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen qr om het volume aan te passen. 51 De helderheid van het scherm wijzigen U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen. Via het menu Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [LCD Helderheid]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [LCD Helderheid] te selecteren. Wijzig de helderheid. ● Druk op de knoppen qr om de helderheid tewijzigen. ● Druk opnieuw op de knop n om de instelling te voltooien. Met de knop l ● Druk meer dan een seconde lang op de knop l. X Het scherm krijgt de maximale helderheid, ongeacht de instelling op het tabblad 3. ● Druk nogmaals langer dan een seconde op de knop l om de oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen. • De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3. • Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop l. 52 De standaardinstellingen van de camera herstellen Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen van de camera herstellen. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Reset alle]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Reset alle] te selecteren, en druk daarna op de knop m. Herstel de instellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m. X De standaardinstellingen van de camera worden hersteld. Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld? • [Datum/Tijd] (p. 21) op het tabblad 3, [Taal] (p. 23), [Video Systeem] (p. 118), [Tijdzone] (p. 141), en het beeld dat is vastgelegd als [opstart scherm] (p. 148). • De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 77). • De kleuren die zijn geselecteerd in Kleur Accent (p. 102) of Kleur Wissel (p. 102). 53 Low Level Format van geheugenkaart Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn met een Low Level Format van de geheugenkaart. Open het menu. ● Druk op de knop n. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op m. Voer de Low Level Format uit. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Low Level Format] te selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen qr om weer te geven. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De Low Level Format wordt uitgevoerd. Informatie over Low Level Format Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed werkt, kan het probleem wellicht worden opgelost met een Low Level Format van de geheugenkaart. Kopieer eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer of een ander apparaat voordat u gaat formatteren. • Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 24), omdat alle opgenomen gegevens worden gewist. • U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken. 54 De functie Spaarstand (Automatisch Uit) Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt. Spaarstand tijdens opnemen Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken, en u de sluiterknop half indrukt (p. 25), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen. Spaarstand tijdens afspelen De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang niet is gebruikt. • U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 140). • U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld (p. 140). 55 Klokfuncties U kunt kijken hoe laat het is. ● Houd de knop m ingedrukt. X Er verschijnt een scherm zoals links afgebeeld, met de huidige tijd. ● U kunt de weergavekleur wijzigen door de camerastand te wijzigen en op de knoppen qr te drukken of aan het keuzewiel  te draaien. ● Druk op m om de klokweergave te annuleren. Houd de knop m ingedrukt en druk op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven. 56 3 Opnamen maken in speciale omstandigheden en veelgebruikte functies Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale omstandigheden en het gebruik van basisfuncties zoals de flitser en de zelfontspanner. • Als u een opnamemodus selecteert die overeenkomt met de speciale omstandigheden waarin u een opname wilt maken, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen. U hoeft alleen nog op de sluiterknop te drukken om een optimale foto te maken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op A, 9 of K (p. 44). 57 9 Opnamen maken in de modus Easy De onderstaande beschrijvingen van de bediening en het gedrag van de camera zijn ongeveer gelijk aan die in 'A Foto's maken' (p. 26), behalve dat de bedieningsinstructies op het scherm verschijnen en dat de camera zo is ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina worden beschreven, actief zijn. Dit maakt het onmogelijk om de camera verkeerd te bedienen, waardoor ook beginners probleemloos foto's kunnen maken. Kies de modus 9. ● Stel het programmakeuzewiel in op 9. Maak de opname. ● Voer stap 3 tot 5 op pagina's 26 – 27 uit om de opname te maken (er wordt geen geluid gemaakt). De flitser uitzetten Druk op de knop r. X De flitser gaat uit en ! verschijnt. X Als u nogmaals op r drukt, verschijnt op het scherm en wordt de flitser automatisch geactiveerd als er te weinig licht is. 58 9 Beelden bekijken of wissen in de modus Easy De uitleg voor het bekijken of wissen van beelden is ongeveer gelijk aan de uitleg in '1 Beelden bekijken' (p. 29) en '/ Beelden wissen' (p. 30), behalve dat de bedieningsinstructies op het scherm verschijnen en dat de camera zo is ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina worden beschreven, actief zijn. Dit maakt het onmogelijk om de camera verkeerd te bedienen, waardoor ook beginners probleemloos foto's kunnen bekijken of wissen. Afzonderlijke beelden bekijken Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr om heen en weer te schakelen tusssen de beelden. Diavoorstellingen bekijken Druk op de knop 1. Druk op de knop m. X Elke gemaakte opname verschijnt gedurende ongeveer drie seconden. ● Druk nogmaals op de knop m om de diavoorstelling te beëindigen. Beelden wissen Selecteer het beeld dat u wilt wissen. X Druk op de knoppen qr om de beelden te selecteren die u wilt wissen. Wis het beeld. ● Druk eerst op de knop p en druk daarna op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [Wissen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Het geselecteerde beeld wordt gewist. 59 Opnamen maken in diverse omstandigheden Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. Selecteer de opnamemodus. ● Stel het programmakeuzewiel in op de gewenste modus. Maak de opname. I Portretten fotograferen (Portret) ● Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer u mensen fotografeert. J Landschappen fotograferen (Landschap) ● Hiermee maakt u majestueuze landschapsfoto's. F Foto's maken bij nacht (Night Snapshot) ● Hiermee kunt u mooie foto's maken van personen bij nacht of met een nachtelijk stadsgezicht als achtergrond. ● Als u de camera stevig vasthoudt, kunt u ook zonder statief scherpe foto's maken. V Foto’s maken van kinderen of dieren (Kinderen & dieren) ● Hiermee kunt u foto's maken van bewegende onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat u geen enkel leuk moment hoeft te missen. 60 K Speciale opnamen maken H Binnenshuis foto's maken (Binnen) ● Hiermee maakt u binnenshuis mooie foto's met natuurlijke kleuren. In de modus F, V of H kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISOwaarde (p. 76) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen. K Speciale opnamen maken Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. Selecteer de opnamemodus. ● Stel het programmakeuzewiel in op K. ● Druk op de knop m en gebruik vervolgens de knoppen op of het keuzewiel  om U te selecteren. Druk daarna nogmaals op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om de opnamemodus te selecteren. Druk daarna op de knop m. Maak de opname. U Zonsondergangen fotograferen (Zonsondergang) ● Hiermee maakt u foto's van zonsondergangen in levendige kleuren. 61 K Speciale opnamen maken , 's Nachts fotograferen (Nacht Scene) ● Hiermee kunt u mooi verlichte foto's maken van nachtelijke stadsgezichten of achtergronden. t Foto's maken van vuurwerk (Vuurwerk) ● Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in levendige kleuren. w Strandfoto's maken (Strand) ● Hiermee maakt u heldere foto's van mensen op zandstranden waarop het zonlicht sterk wordt gereflecteerd. y Foto's maken van het leven in een aquarium (Aquarium) ● Hiermee maakt u foto's met natuurlijke kleuren van het leven in een aquarium dat binnenshuis staat. O Foto's maken van gebladerte (Flora) ● Hiermee kunt u bomen en gebladerte (bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of bloesem) in levendige kleuren vastleggen. 62 K Speciale opnamen maken P Mensen in de sneeuw fotograferen (Sneeuw) ● Hiermee maakt u heldere foto's met natuurlijke kleuren van mensen tegen een besneeuwde achtergrond. Z Opnamen maken met een hoge ISO-waarde (ISO 3200) ● Hiermee maakt u foto's met een ISO-waarde van 3200, zonder camerabeweging of onscherpe weergave, zelfs in donkere omgevingen. ● De resolutie wordt ingesteld op (1600x1200 pixels, p. 74). • In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien is het raadzaam om de modus voor beeldstabilisatie [IS modus] op [Uit] te zetten (p. 146). • In de modus y kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde (p. 76) wordt verhoogd zodat deze bij de opnameomstandigheden past. • In de modus Z kunnen de opnamen grof lijken. 63 ! De flitser uitzetten U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat. Druk op de knop r. Selecteer !. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om ! te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X ! verschijnt op het scherm. ● Volg de bovenstaande stappen om de instelling te herstellen. Wat als het lampje oranje knippert en scherm? flikkert op het Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en flikkert op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen. 64 Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen met een factor tot 48x, en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische zoom (p. 26). De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 74) en de gebruikte zoomfactor. Duw de zoomknop naar i. ● Houd de knop vast totdat het zoomen stopt. X Wanneer u de zoomknop loslaat, wordt de grootst mogelijke zoomfactor gebruikt waarbij het beeld niet verslechtert, en ziet u op het scherm. Duw de zoomknop weer naar i. X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder in op het onderwerp. Zoomfactoren waarbij kwaliteitsverlies optreedt Resolutie Optisch inzoomen Digitaal inzoomen 12x 15x 19x 30x 48x : Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven) : Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven) : Maximale zoomfactor zonder kwaliteitsverlies (veiligheidszoom) De digitale zoom uitzetten Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n. Selecteer vervolgens het tabblad 4 en daarna [Digitale Zoom] en de optie [Uit]. 65 Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) Als u de digitale zoomfunctie gebruikt, is de brandpuntsafstand 336 – 1344 mm (equivalent van 35mm-film). Digitale Tele-converter De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent van 1.5x of 2.0x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie (p. 74) en de instellingen van de digitale tele-converter. Selecteer [Digitale Zoom]. ● Druk op de knop n. ● Selecteer het tabblad 4 en selecteer [Digitale Zoom]. Accepteer de instelling. ● Druk op de knoppen qr om [1.5x] of [2.0x] te selecteren. ● Druk op n om terug te keren naar het opnamescherm. X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor verschijnt op het scherm. ● Selecteer [Digitale Zoom] en de optie [Standaard] om terug te keren naar de standaard digitale zoomfunctie. Combinaties waarbij het beeld verslechtert • Als u [1.5x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van of , verslechtert het beeld (de zoomfactor wordt in blauw weergegeven). • Als u [2.0x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van , of , verslechtert het beeld (de zoomfactor wordt in blauw weergegeven). • De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x] zijn 42 – 504 mm en 56 – 672 mm (equivalent van 35mm-film). • U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie gebruiken. 66 Datum en tijd aan de opname toevoegen U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 21). Selecteer [Datum stempel]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Datum stempel] en gebruik de knoppen qr om [Datum] of [Datum & Tijd] te selecteren. ● Druk nogmaals op de knop n om de instelling te bevestigen. X [DATUM] verschijnt op het scherm. Maak de opname. X U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] bij stap 1. Datum en tijd toevoegen aan en afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd • Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 135) om af te drukken. • Gebruik de meegeleverde software om af te drukken. Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie. • Sluit de camera aan op een printer om af te drukken. Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor informatie. 67 Ò De zelfontspanner gebruiken U kunt de zelfontspanner gebruiken om een groepsfoto te maken waar u zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt. Druk op de knop p. Selecteer Ò. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om Ò te selecteren en druk vervolgens op m. X Daarna ziet u Ò op het scherm. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in. X Als de zelfontspanner start, knippert het lampje en hoort u het geluid van de zelfontspanner. X Twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld, versnelt het geknipper en het geluid (het lampje blijft branden terwijl er wordt geflitst). ● Als u de opname met de zelfontspanner wilt annuleren nadat het aftellen is begonnen, drukt u op de knop p. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 2. U kunt de wachttijd en het aantal opnamen wijzigen (p. 82). 68 " De gezicht-zelfontspanner gebruiken Nadat u de compositie voor de opname (bijvoorbeeld een groepsfoto) hebt bepaald en op de sluiterknop hebt gedrukt, maakt de camera drie opnamen na elkaar twee seconden nadat u in beeld verschijnt en uw gezicht is gedetecteerd (p. 86). Selecteer ". ● Volg stap 2 op p. 68 en selecteer ". Kies de compositie en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het gezicht met de focus groen omkaderd is en of de andere gezichten wit omkaderd zijn. Druk de sluiterknop helemaal in. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar camera om aftellen te starten]. X Het lampje gaat branden en het geluid van de zelfontspanner wordt hoorbaar. Ga bij de anderen staan en kijk naar de camera. X Als de camera een nieuw gezicht detecteert, worden het geknipper en het geluid versneld (het lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst), en twee seconden later wordt de sluiter ontgrendeld. X Vervolgens worden de tweede en de derde opname gemaakt. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 2 op p. 68. Wat als een gezicht niet wordt herkend? Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 30 seconden ontgrendeld. Het aantal opnamen wijzigen Voor het scherm in stap 1 drukt u op de knop n. Druk vervolgens op de knoppen qr om het aantal opnamen te wijzigen. Druk op de knop m om de instelling te bevestigen. 69 70 4 Zelf instellingen selecteren In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op G. • G staat voor 'programma automatische belichting'. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 158 – 161). 71 G Opnamen maken met Programma automatische belichting U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan uw voorkeuren. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). Stel het programmakeuzewiel in op G (p. 44). Pas de instellingen naar wens aan (pp. 72 – 82). Maak de opname. Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood worden weergegeven? Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen: • Zet de flitser aan (p. 72). • Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 76). h De flitser aanzetten Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Met een maximale groothoekinstelling is de flitsafstand ongeveer 50 cm – 3,0 m, en met een maximale telelens ongeveer 1,0 – 2,0 m. Selecteer h. ● Druk eerst op de knop r en gebruik daarna de knoppen qr of het keuzewiel  om h te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u h op het scherm. Als u meerdere foto's maakt met de flitser, kan de flitser warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. 72 e Close-ups maken (Macro/Super Macro) U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem dichtbij. In de modus œ kunt u nog dichter bij het onderwerp gaan staan dan in de modus e. U kunt de optische (p. 26) of de digitale (p. 65) zoomfunctie niet gebruiken. Druk op de knop q. Selecteer e of œ. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om e of œ te selecteren en druk vervolgens op m. X e of œ verschijnt op het scherm. X In œ wordt de zoom op de maximale groothoek gezet. ● Als u wilt terugkeren naar de . oorspronkelijke instelling, selecteert u Opname-afstand Opname-afstand (maximale groothoek) e Macro 2 – 50 cm œ Super Macro 0 – 2 cm Informatie over de zoombalk in e. • Als u de zoomknop beweegt, verschijnt de zoombalk op het scherm. De camera kan niet scherpstellen in e in het gele gedeelte van de balk. • Als u binnen de gele balk scherpstelt, wordt e grijs (niet-actief) en wordt de opname gemaakt in . Î gebruiken Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 81). 73 De resolutie wijzigen Als u de flitser gebruikt voor opnamen in de modus Macro, worden de randen van het beeld wellicht donker. De resolutie wijzigen U kunt uit zes instellingen kiezen om de resolutie (beeldgrootte) te selecteren. Selecteer de resolutie (het aantal pixels voor de opname). ● Druk op de knop m, selecteer nogmaals op de knop m. en druk Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling verschijnt op het scherm. Als u selecteert, kunt u de functies Digitale Zoom (p. 65) of Digitale Tele-converter (p. 66) NIET gebruiken. De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen U kunt kiezen uit deze twee niveaus voor de compressieverhouding (beeldkwaliteit): (Fijn), (Normaal). Selecteer de beeldkwaliteit. ● Druk op de knop m, selecteer nogmaals op de knop m. en druk Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling verschijnt op het scherm. 74 De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen Geschatte waarden voor resolutie en compressieverhouding Resolutie Compressieverhouding Gegevensgrootte van 1 opname (geschatte kB) Aantal mogelijke opnamen 2 GB 8 GB (Hoog) 12 M/4000 x 3000 3.084 626 1.474 1280 5116 (Normaal 1) 8 M/3264 x 2448 2.060 930 3721 980 1920 7675 (Normaal 2) 5 M/2592 x 1944 1.395 1365 5457 695 2672 10679 (Normaal 3) 22 M/1600 x 1200 558 3235 12927 278 6146 24562 (Laag) 0.3 M/640 x 480 150 10245 40937 (Breedbeeld) 4000 x 2248 2505 84 15368 61406 2.311 830 3318 1.105 1707 6822 • De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen. Geschatte waarden voor het papierformaat A2 A3 ● Geschikt om foto's te verzenden als e-mailbijlagen. ● Voor afdrukken op breed papier. A4, Letter-formaat 5" × 7" cm Briefkaartformaat 3.5" × 5" 75 - De ISO-waarde wijzigen Selecteer de ISO-waarde. ● Druk op de knop m, selecteer druk nogmaals op de knop m. en Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling verschijnt op het scherm. Geschatte ISO-waarden Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus en -omstandigheden. Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis Bewolkt, schemerig Hoog Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker De ISO-waarde wijzigen • Een lagere ISO-waarde geeft scherpere beelden, maar de kans op onscherpe beelden wordt groter bij bepaalde opname-omstandigheden. • Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter grof lijken. • Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien. • Met ISO 3200 kunt u een nog kortere sluitertijd bereiken (p. 63). 76 De Wit Balans aanpassen De witbalansfunctie (WB) zorgt voor de optimale witbalans, voor natuurlijke kleuren. Selecteer de witbalans. ● Druk op de knop m, selecteer druk nogmaals op de knop m. en Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling verschijnt op het scherm. Auto Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de opnameomstandigheden. Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw. Lamplicht TL licht Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in. Aangepaste witbalans U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg dat u de witbalans vastlegt met dezelfde instellingen als u bij de eigenlijke opname gaat gebruiken. ● Selecteer bij stap 2 hierboven. ● Zorg dat het hele scherm is gevuld met het witte onderwerp en druk dan op de knop l. X De schermtint verandert terwijl de witbalansgegevens worden ingesteld. ● Na de opname stelt u de instelling opnieuw in op . 77 De helderheid aanpassen (belichtingscompensatie) • Het wordt aanbevolen om de belichtingscompensatie in te stellen op ±0 (p. 78). • Als u de witbalansgegevens vastlegt met een flitser, moet u deze op een optimale afstand plaatsen (p. 77). De helderheid aanpassen (belichtingscompensatie) U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen in het bereik van -2 tot +2 stops, met tussenstappen van 1/3 stop. Selecteer de belichtingscompensatie. ● Druk op de knop o. Pas de helderheid aan. ● Kijk naar het scherm en draai aan het keuzewiel  om de helderheid in te stellen, en druk op de knop o. ● Nadat u de foto hebt gemaakt, stelt u de helderheid weer in op (nul). 78 W Continu-opnamen U kunt continu-opnamen maken met een vast interval. Selecteer de transportmodus. ● Druk op de knop m, selecteer druk nogmaals op de knop m. Selecteer W, of en . ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om W, of te selecteren. Druk vervolgens op m. Maak de opname. X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. Transportmodus Opnameinterval Continu Ongeveer 0,8 sec./beeld Continue Opname AF Ongeveer 0,5 sec./beeld Continue Opname LV Ongeveer 0,6 sec./beeld Beschrijving Bij continu-opnamen worden de focus en belichting vergrendeld wanneer u de sluiterknop half indrukt. De camera maakt continu-opnamen en stelt scherp. Het [AF Frame] staat vast op [Centrum]. De camera maakt continu-opnamen waarbij de focus is vastgezet op de positie van de handmatige focus. • U kunt dit niet samen met de zelfontspanner gebruiken (pp. 68, 69, 82). • Naarmate het aantal foto's toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen twee foto's langer worden. • Ook als u flitst, kunnen de tussenpozen langer worden. 79 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit. Selecteer My Colors. ● Druk op de knop m, selecteer nogmaals op de knop m. en druk Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling verschijnt op het scherm. ● Na de opname stelt u de instelling opnieuw in op . My Colors uit Levendig Neutraal Sepia — De nadruk komt te liggen op contrast en kleurintensiteit, voor een levendige impressie. Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt. Voor sepiakleurige foto's. Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's. Positief Film Net als met de effecten Levendig Rood, Levendig Groen of Levendig Blauw krijgt u met deze optie intense, natuurlijke kleuren, zoals de kleuren van dia's. Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto. Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto. Levendig Blauw Levendig Groen Levendig Rood Custom Kleur Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger. Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger. Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen levendiger. U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging enz. aanpassen aan uw voorkeur (p. 81). • U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 77). • In de modi en kunnen ook ander kleuren dan huidtinten worden gewijzigd. Mogelijk krijgt u echter niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de huidskleur. 80 Î Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner Custom Kleur U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, en rood-, groen-, blauw- en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus. ● Volg stap 2 op p. 80 en selecteer . Druk vervolgens op de knop l. ● Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr of het keuzewiel  om een waarde te selecteren. ● Hoe meer de waarde die u selecteert naar rechts ligt, hoe sterker of dieper het effect wordt, en hoe meer deze waarde naar links ligt, hoe zwakker of lichter het effect wordt. ● Druk op de knop l om de instelling te bevestigen. Î Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner U kunt een vertraging van ongeveer twee seconden instellen voor de zelfontspanner. Selecteer Î. ● Druk op de knop p en druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om Î te selecteren. Druk daarna op de knop m. X Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt Î op het scherm. ● Volg stap 3 op p. 68 om de opname te maken. 81 $ De zelfontspanner aanpassen U kunt de vertraging (0 - 30 seconden) en het aantal gemaakte opnamen (1 - 10 opnamen) instellen. Selecteer $. ● Druk op de knop p en druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om $ te selecteren. Druk daarna op de knop n. Selecteer de instellingen. ● Druk op de knoppen op om [Vertraging] of [Foto's] te selecteren. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een waarde te selecteren en druk vervolgens op m. ● Volg stap 3 op p. 68 om de opname te maken. Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer? • De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname gemaakt. • Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst). • Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen. 82 Opnamen maken via een tv U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven. • Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in 'Beelden weergeven op een tv' (p. 118). • Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm. Weergave op een tv is niet mogelijk als u de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een high-definition TV. De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling Als u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de focus en de belichting vergrendeld. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd. Stel scherp. ● Zorg dat het gewenste object is gecentreerd en scherpgesteld, en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het AF-kader groen is. Maak een nieuwe compositie. ● Druk de sluiterknop half in en maak een nieuwe compositie voor de opname. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop helemaal in. 83 84 5 Haal meer uit uw camera Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op G. • In de gedeelten 'M De sluitertijd instellen' (p. 94), 'B De diafragmawaarde instellen' (p. 95), 'D Sluitertijd en diafragmawaarde instellen' (p. 96) wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op deze modi. • In het gedeelte 'Flitsbelichtingscompensatie instellen' (p. 100) wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op de modus M of B. • Dit hoofdstuk beschrijft hoe u het programmakeuzewiel instelt op K, 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 102), 'L Opnamen maken met Stitch Hulp' (p. 104), en diverse andere modi. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 158 – 161). 85 De modus AF Frame wijzigen U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden van de opname. Selecteer [AF Frame]. ● Druk op de knop n, selecteer het tabblad 4 en selecteer het menu-item [AF Frame]. Gebruik de knoppen qr om een optie te selecteren. Gezicht det. • Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen. • Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt. • Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders verschijnen (geen wit kader), wordt de opname gemaakt in de modus [Centrum]. • Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend: • onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij; • objecten die donker of licht zijn; • gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten waarvan een deel is verborgen. • De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als gezichten. • Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet. Centrum Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt. U kunt het AF-kader kleiner maken • Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens het menu-item [AF kader afm.] en de optie [Klein]. • De instelling wordt vastgelegd op [Normaal] wanneer u de Digitale zoom (p. 65) of Digitale Tele-converter (p. 66) gebruikt. Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader geel. 86 Het autofocuskader vergroten U kunt het AF-kader vergroten en de focus controleren. Selecteer [AF-Punt Zoom]. ● Druk op de knop n, selecteer het tabblad 4 en selecteer het menu-item [AF-Punt Zoom]. Gebruik de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Controleer de scherpstelling. ● Druk de sluiterknop half in. X In [Gezicht det.] wordt het gezicht dat als hoofdonderwerp is geselecteerd, vergroot weergegeven. X In [Centrum] wordt de inhoud van het gecentreerde AF-kader vergroot weergegeven. Wat als de weergave niet wordt vergroot? De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht kan worden gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In de modus [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen. De weergave wordt niet vergroot als u de Digitale Zoom (p. 65), Digitale Tele-converter (p. 66) of Servo AF (p. 88) gebruikt of als de camera is aangesloten op een tv (p. 83). 87 Opnamen maken met AF lock U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop loslaat. Vergrendel de focus. ● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk X op de knop q. en de MF-indicator verschijnt. U kunt de afstand tot het onderwerp controleren. Kies de beeldcompositie en maak een opname. Opnamen maken met Servo AF Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, wordt het beeld constant scherpgesteld zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen zonder iets te missen. Selecteer [Servo AF]. ● Druk op de knop n en selecteer [Servo AF] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Aan] met de knoppen qr. Stel scherp. ● De focus blijft op de plaats van het blauwe AF-kader terwijl u de sluiterknop half indrukt. • In sommige omstandigheden kan de camera wellicht niet scherpstellen. • U kunt geen opnamen maken met AF lock in deze modus. • U kunt de modus Servo AF niet instellen als u de optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 hebt ingesteld op [Aan]. • Niet beschikbaar in Gezicht-zelfontspanner (p. 69). 88 0 De persoon selecteren op wie u wilt scherpstellen (Gezichts Selectie) U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens de opname maken. Wijs 0 toe aan de knop c (p. 147). Stel de modus Gezichts Selectie in. Kader ● Richt de camera op het gezicht en druk op c. X Eerst verschijnt [Gezichts Selectie : Aan] en daarna verschijnt een gezichtskader rond het gezicht dat wordt gedetecteerd als het hoofdonderwerp. ● Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het kader het onderwerp binnen een bepaalde afstand. ● Als er geen gezicht wordt gedetecteerd, verschijnt niet. Selecteer het gezicht waarop u wilt scherpstellen. ● Als u op de knop c drukt, wordt het kader verplaatst naar een ander gezicht dat de camera heeft gedetecteerd. ● Wanneer het kader alle herkende gezichten is langsgegaan, keert het scherm van de modus AF Frame terug. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop half in. Het gezichtskader rondom het geselecteerde gezicht wordt groen . ● Druk de sluiterknop helemaal in om de opname te maken. Het aantal herkende gezichten bevestigen Als u de knop c ingedrukt houdt, wordt het aantal gezichten weergegeven dat de camera heeft herkend (maximaal 35) (groen: gezicht van het hoofdonderwerp, wit: herkend gezicht). 89 De AF-instelling wijzigen en opnamen maken U kunt de AF-instelling wijzigen om opnamen te maken. Continu Per Beeld De camera stelt continu scherp op het onderwerp waarop u richt, ook als de sluiterknop niet wordt ingedrukt. Zo kunt u foto's maken zonder een leuk moment te missen. De camera stelt alleen scherp als de sluiterknop half wordt ingedrukt. Zo wordt de batterij gespaard. Selecteer [AF Mode]. ● Druk op de knop n, selecteer het tabblad 4 en selecteer het menu-item [AF Mode]. Gebruik de knoppen qr om [Continu] of [Per Beeld] te selecteren. De meetmethode wijzigen U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden. Selecteer de meetmethode. ● Druk op de knop m, selecteer druk nogmaals op de knop m. en Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van achter worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden. De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt Gem. centrum meeting berekend, maar het midden krijgt meer gewicht. Er wordt alleen gemeten binnen (spotmeetpunt) Spot in het midden van het scherm. Deelmeting 90 Handmatig scherpstellen en opnamen maken U kunt de focus handmatig instellen. Selecteer . ● Druk op de knop p en druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel te selecteren. Druk daarna  om nogmaals op de knop m. ● en de MF-indicator verschijnt. Stel scherp en maak de foto. ● Draai aan het keuzewiel  om de focus in te stellen op één van de waarden in de MF-indicator. • Als u handmatig scherpstelt, kunt u de instelling van het AF-kader niet wijzigen. Als u het AF-kader wilt wijzigen, moet u eerst de modus Handm. scherpstellen uitschakelen. • Als [MF-Punt Zoom] is ingesteld op [Aan] op het tabblad 4, wordt het beeld in het centrum van het AF-kader vergroot weergegeven. Als de AF-modus is ingesteld op [Continu] (p. 90), draait u aan het keuzewiel  om het beeld te vergroten. 91 Handmatige focus combineren met Autofocus (Veiligheids MF) U bepaalt eerst handmatig een grove focus, en vanuit die focuspositie zoekt de camera automatisch een nauwkeurige focus. Selecteer [Veiligheids MF]. ● Druk op de knop n, selecteer het tabblad 4 en selecteer het menu-item [Veiligheids MF]. Gebruik de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Stel scherp en maak de foto. ● Stel eerst handmatig scherp en druk dan de sluiterknop half in. X De focus wordt verfijnd tot het optimale focuspunt. ● Druk de sluiterknop volledig in om de foto te maken. ¤ Opnamen maken met AE lock Als u meerdere opnamen wilt maken met dezelfde belichting, kunt u de belichting en scherpstelling apart instellen met AE-vergrendeling. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). Vergrendel de belichting. ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt. X Als ¤ verschijnt, is de belichting ingesteld. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt ¤ en wordt de automatische belichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. 92 ¤ Opnamen maken met FE-vergrendeling Net als met AE-vergrendeling (p. 92) kunt u de belichting vergrendelen voor het maken van opnamen met de flits. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor Flash Exposure. Selecteer h (p. 72). Vergrendel de belichting. ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt. X De flitser gaat af en wanneer ¤ verschijnt, wordt de flitsbelichting behouden. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt ¤ en wordt de flitsbelichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. … Opnamen maken met Slow sync U kunt het hoofdonderwerp, zoals personen, helder opnemen als u de camera laat zorgen voor de juiste belichting met de flitser. Tegelijkertijd kunt u met een langere sluitertijd zorgen dat ook de achtergrond, waar de flitser geen bereik heeft, helder wordt opgenomen. Selecteer …. ● Druk op de knop r en druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om … te selecteren. Druk daarna nogmaals op de knop m. X Na de instelling verschijnt … op het scherm. Maak de opname. ● Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp niet bewegen totdat het geluid van de sluiterknop stopt. Gebruik een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. U wordt aangeraden [IS modus] in te stellen op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 146). 93 M De sluitertijd instellen U kunt de sluitertijd instellen op de gewenste opnamesnelheid. De camera zorgt voor de juiste diafragmawaarde voor de ingestelde sluitertijd. M staat voor 'Tijdwaarde' (Time Value). Stel het programmakeuzewiel in op M. Kies de instelling. ● Draai aan het keuzewiel  om de sluitertijd in te stellen. Maak de opname. Mogelijke sluitertijden 15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200, 1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500, 1/3200 • 1/160 betekent 1/160 seconde; 0"3 betekent 0,3 seconde en 2" betekent 2 seconden. • De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/500 seconde. Als u een snellere tijd selecteert, stelt de camera de sluitertijd automatisch terug in op 1/500 seconde. • Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitertijden wellicht niet mogelijk. Wat als de diafragmawaarde in rood wordt weergegeven? Als de diafragmawaarde in rood wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop half indrukt, overschrijdt de opname de correcte belichtingslimieten. Pas de sluitertijd aan zodat de diafragmawaarde in wit wordt weergegeven. U kunt ook de Safety Shift gebruiken (p. 95). Als u een sluitertijd van 1,3 seconden of meer gebruikt, worden de beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat u de volgende opname kunt maken. 94 B De diafragmawaarde instellen U kunt de diafragmawaarde instellen op de gewenste waarde voor uw opname. De camera zorgt voor de juiste sluitertijd voor de ingestelde diafragmawaarde. B staat voor “Diafragmawaarde” (Aperture Value). Stel het programmakeuzewiel in op B. Kies de instelling. ● Draai aan het keuzewiel  om de diafragmawaarde in te stellen. Maak de opname. Mogelijke diafragmawaarden F3.4, F4.0, F4.5, F5.0, F5.3, F5.6, F6.3, F7.1, F8.0 • De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/500 seconde. Daardoor zal de camera geen snellere sluitertijd dan 1/500 seconde instellen, ongeacht de diafragmawaarde die u instelt. • Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitertijden wellicht niet mogelijk. Wat als de sluitertijd in rood wordt weergegeven? Als de sluitertijd in rood wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop half indrukt, overschrijdt de opname de correcte belichtingslimieten. Pas de diafragmawaarde aan zodat de sluitertijd in wit wordt weergegeven. U kunt ook de Safety Shift gebruiken. Safety Shift Als u in de modi M en B de [Safety Shift] instelt op [Aan] op het tabblad 4, wordt de sluitertijd of diafragmawaarde automatisch aangepast voor een juiste belichting, indien deze niet op een andere wijze kan worden verkregen. Safety Shift wordt uitgeschakeld als u de flitser activeert. 95 D Sluitertijd en diafragmawaarde instellen U kunt de sluitertijd en het diafragma handmatig instellen voor uw opnamen. D staat voor 'Handmatig' (Manual). Stel het programmakeuzewiel in op D. Standaardbelichtingsindicator Belichtingsniveau Kies de instelling. ● Druk op de knop o om de sluitertijd of de diafragmawaarde te selecteren. ● Draai aan het keuzewiel  om een waarde in te stellen. X Het ingestelde belichtingsniveau Diafragmawaarde Sluitertijd verschijnt in de indicator. U kunt het verschil ten opzichte van de standaardbelichting controleren. X Als het verschil groter is dan ±2 stops, wordt het ingestelde belichtingsniveau in rood weergegeven. Als u de sluiterknop half indrukt, wordt '-2' of '+2' in rood weergegeven. • De standaardbelichting wordt berekend aan de hand van de geselecteerde lichtmeetmethode (p. 90). • Als u de zoomfunctie gebruikt of de compositie wijzigt nadat u de instellingen hebt gemaakt, kan het belichtingsniveau veranderen. • Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde kan de helderheid van het scherm veranderen. Als de flitser is ingesteld op h, verandert de helderheid van het scherm niet. 96 @ Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) De camera kan gezichten en onderwerpen die in bepaalde opnameomstandigheden te donker zijn, automatisch herkennen en de helderheidsniveaus compenseren tijdens het fotograferen. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op de knop n, selecteer het tabblad 4 en selecteer het menu-item [i-Contrast]. Gebruik de knoppen qr om [Auto] te selecteren. X @ verschijnt op het scherm. In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet geschikt. U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 131). 97 Œ Rode-Ogen Corr. U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn gemaakt. Selecteer [Flits Instellingen]. ● Druk op de knop n en selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Wijzig de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Rode-Ogen] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. X Œ verschijnt op het scherm. Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere rode gedeelten dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen. • U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 132). • Als u op de knop r drukt, zoals wordt weergegeven bij stap 2, en vervolgens op de knop n, verschijnt het scherm Flits Instellingen (p. 50). 98 Controleren op gesloten ogen Als de camera personen met gesloten ogen detecteert, verschijnt . Selecteer [Knipperdetectie]. ● Druk op de knop n, selecteer het tabblad 4 en selecteer het menu-item [Knipperdetectie]. Gebruik de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Maak de opname. X Als de camera een persoon met gesloten ogen detecteert, verschijnt gedurende enkele seconden een kader en . In de modi W, " en $ is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst gemaakte opname. De flitser instellen Voordat de flitser afgaat, wordt deze automatisch aan het onderwerp aangepast. U kunt de instellingen wijzigen zodat de flitser niet automatisch wort aangepast. Selecteer [Flits Instellingen]. ● Druk op de knop n en selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Flits mode] te selecteren en druk daarna op de knoppen qr om [Automatisch] of [Handmatig] te selecteren. 99 Flitsbelichtingscompensatie instellen Net zoals bij de belichtingscompensatie (p. 78) kunt u de belichting ±2 stops wijzigen in stappen van 1/3-stop wanneer u de flitser gebruikt. Selecteer de flitsbelichtingscompensatie. ● Druk op de knop m, selecteer en druk nogmaals op de knop m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om de flitsbelichtingscompensatie te selecteren. Druk daarna op de knop m. • In de opnamemodi M en B stelt u [Flits mode] vooraf in op [Automatisch] (p. 99). • U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen met de knop n. Selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4 en druk vervolgens op de knop m. Gebruik de knoppen qr om de instelling te maken. Flits output instellen U hebt de keuze uit 3 flitsbelichtingsniveaus. Stel de camera in op h (p. 72). Selecteer de flitsbelichting. ● Druk op de knop m, selecteer en druk nogmaals op de knop m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om de flitsbelichting te selecteren en druk vervolgens op m. • In de opnamemodi M en B stelt u [Flits mode] vooraf in op [Handmatig] (p. 99). • U kunt de flitsbelichting ook instellen met de knop n. Selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4 en druk vervolgens op de knop m. Gebruik de knoppen qr om de instelling te maken. 100 Belichtingscompensatie bij opnamen met de flitser (Veiligheids FE) Als de flitser afgaat, wijzigt de camera automatisch de sluitertijd of de diafragmawaarde om te voorkomen dat de foto overbelicht en vlak wordt. Selecteer [Flits Instellingen]. ● Druk op de knop n en selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Veiligheids FE] te selecteren en druk daarna op de knoppen qr om [Aan] of [Uit] te selecteren. In de opnamemodi M en B stelt u [Flits mode] vooraf in op [Automatisch] (p. 99). 101 De kleur wijzigen en opnamen maken U kunt uw foto's een speciale sfeer meegeven wanneer u de opname maakt. Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins grof worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht. T Kleur Accent U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie te wijzigen in zwart-wit. Selecteer T. ● Volg stap 1 op p. 61 en selecteer T. Druk op de knop l. ● Het ongewijzigde beeld en het beeld met het aangepaste Kleur Accent worden beide weergegeven. ● De standaardinstelling voor de accentkleur is groen. Geef de kleur op. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef het kleurengamma op. ● Door op de knoppen op te drukken of Opgenomen kleur aan het keuzewiel  te draaien, kunt u het gewenste kleurengamma wijzigen. ● Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren. ● Druk op l om de instelling te bevestigen en terug te keren naar het opnamescherm. • Als u in deze modus de flits gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren. • Ook als u de camera uitschakelt, wordt de opgenomen kleur opgeslagen. Y Kleur Wissel Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen. 102 De kleur wijzigen en opnamen maken Selecteer Y. ● Volg stap 1 op p. 61 en selecteer Y. Druk op de knop l. ● Het ongewijzigde beeld en het beeld met de gewisselde kleur worden beide weergegeven. ● Standaard wordt groen omgezet in grijs. Geef de kleur op die u wilt wisselen. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef de doelkleur op. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop r. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef het kleurengamma op dat u wilt wisselen. ● Door op de knoppen op te drukken of aan het keuzewiel  te draaien, kunt u het gewenste kleurengamma wijzigen. ● Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren. ● Druk op l om de instelling te bevestigen en terug te keren naar het opnamescherm. 103 L Opnamen maken met Stitch Hulp • Als u in deze modus de flits gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren. • Ook als u de camera uitschakelt, worden de opgenomen kleur en het kleurengamma opgeslagen. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken. L Opnamen maken met Stitch Hulp Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot één panoramisch beeld. Stel het programmakeuzewiel in op K. Selecteer de opnamemodus. ● Volg stap 1 op p. 61 en selecteer x of v. Maak de eerste opname. X De belichting en de witbalans worden ingesteld bij de eerste opname. Maak de overige opnamen. ● Zorg dat de tweede opname de eerste opname gedeeltelijk overlapt. ● Kleine verschuivingen in de overlappende delen worden gecorrigeerd tijdens het samenvoegen van de opnamen. ● U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde manier. ● Ga na de laatste opname verder met stap 5. Voltooi de opname. ● Druk op de knop m. Voeg de beelden samen op een computer. ● Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie over het samenvoegen van beelden. Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 83). 104 6 Diverse functies voor het opnemen van films Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten 'E Films opnemen' en '1 Films bekijken' in hoofdstuk 1. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op E. 105 De filmmodus wijzigen U kunt kiezen uit drie filmmodi. Stel het programmakeuzewiel in op E. Selecteer een filmmodus. ● Druk op de knop m en druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om E te selecteren. Druk daarna nogmaals op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om de opnamemodus te selecteren, en druk daarna op de knop m. E Standaard De normale modus. > Kleur Accent In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit, of de geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 102) voor meer informatie. z Kleur Wissel In sommige omstandigheden verschijnen kleuren wellicht niet zoals u verwacht in de modi > en z. De beeldkwaliteit wijzigen U kunt kiezen uit drie beeldkwaliteitsinstellingen. Selecteer de beeldkwaliteit. ● Druk op de knop m en druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel te selecteren. Druk daarna  om nogmaals op de knop m. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. 106 De beeldkwaliteit wijzigen Tabel met beeldkwaliteit Beeldkwaliteit (resolutie/aantal beelden) Inhoud 1280 x 720 pixels, 30 beelden/sec. Voor het opnemen van high-definition films. 640 x 480 pixels, 30 beelden/sec. Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit. 320 x 240 pixels, 30 beelden/sec. In dit geval is de opnameresolutie lager, waardoor de beeldkwaliteit lager uitvalt dan met , maar u kunt drie zo lang opnemen. Geschatte opnametijd Beeldkwaliteit (aantal beelden) Opnametijd 2 GB 10 min. 53 sec. 8 GB 43 min. 32 sec. 23 min. 49 sec. 1 uur 35 min. 11 sec. 1 uur 13 min. 10 sec. 4 uur 52 min. 24 sec. • Volgens de testnormen van Canon. • De maximale cliplengte is ongeveer 29 minuten en 59 seconden in , en 1 uur in en . De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is geworden. • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD-geheugenkaarten van snelheidsklasse 4 of hoger gebruiken. AE-vergrendeling/belichting U kunt de belichting instellen of wijzigen met 1/3 stops in een bereik van ±2. Stel scherp. Vergrendel de belichting. ● Druk op de knop o om de belichting te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk verschijnt. ● Druk nogmaals op de knop o om de vergrendeling op te heffen. Wijzig de belichting. ● Kijk naar het scherm en draai aan het keuzewiel  om de helderheid aan te passen. Maak de opname. 107 Overige opnamefuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. In de modi > en z kunnen de functies die zijn voorzien van een * op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. • Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) (p. 65) U kunt de digitale zoomfunctie gebruiken maar niet de optische zoomfunctie. Als u opnamen wilt maken met de maximale zoomfactor, moet u voordat u opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau. Het geluid van het zoomen wordt opgenomen. • Ò De zelfontspanner gebruiken (p. 68)* • e Close-ups maken (Macro/Super Macro) (p. 73)* Super Macro is niet mogelijk. • De Wit Balans aanpassen (p. 77) • De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 80) • Î Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner (p. 81)* • Opnamen maken via een tv (p. 83)* • Handmatig scherpstellen en opnamen maken (p. 91)* • ¤ Opnamen maken met AE lock (p. 92)* • Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 145)* • De sjabloon weergeven (p. 146)* [Uitsnede] is niet beschikbaar. • Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 146)* U kunt heen en weer schakelen tussen [Continu] en [Uit]. • Functies toewijzen aan de knop c (p. 147)* Afspeelfuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. • • • • • • • • • • / Beelden wissen (p. 30) Snel beelden doorzoeken (p. 112) ‚ Beelden bekijken in de filterweergave (p. 113) . Diavoorstellingen bekijken (p. 114) Beeldovergangen wijzigen (p. 117) Beelden weergeven op een tv (p. 118) / Alle beelden wissen (p. 120) : Opnamen beveiligen (p. 123) ; Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 125) \ Beelden roteren (p. 127) 108 Afspeelfuncties Overzicht voor '1 Films bekijken' (p. 35) Uit Afspelen Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr; geluid wordt niet afgespeeld) Het eerste beeld weergeven Eerder beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt) Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt) Het laatste beeld weergeven Bewerken (p. 109) Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een printer die compatibel is met PictBridge (p. 31). Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor informatie. * Bewerken U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen van één seconde. Selecteer *. ● Voer stap 1 tot 3 uit op p. 35, selecteer * en druk op de knop m. X Het filmbewerkingspaneel en de balk met bewerkingsfuncties worden weergegeven. Filmbewerkingspaneel Stel het bewerkingsbereik in. ● Druk op de knoppen op en selecteer of . ● Druk op de knoppen qr of draai aan het Bewerkingsbalk voor films keuzewiel  om te verplaatsen. wordt weergegeven bij elke interval van één seconde. Als u selecteert, kunt u het begin van de film bijsnijden vanaf . Als u selecteert, kunt u het einde van de film bijsnijden vanaf . 109 * Bewerken X Zelfs als u verplaatst naar een punt waar niet wordt weergegeven, wordt alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de linkerzijde bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. X Het gedeelte in lichtblauw dat is geselecteerd met , is het deel van de film dat behouden blijft na het bijsnijden. Controleer de bewerkte film. ● Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m. De bewerkte film wordt afgespeeld. ● Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt bewerken. ● Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op op en selecteert u . Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren. Druk daarna nogmaals op de knop m. Sla de bewerkte film op. ● Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [Nieuw bestand] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De film wordt opgeslagen als een nieuw bestand. • Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist. • Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen [Overschrijven] selecteren. • Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de bewerkte film mogelijk niet opslaan. Gebruik daarom tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset (p. 42). 110 7 Afspeelfuncties en andere functies gebruiken In het eerste deel van dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. In het tweede deel kunt u leren hoe u aangeeft welke beelden u wilt afdrukken. • Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera bedient. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt. • De bewerkingsfunctie (pp. 127 – 132) kan niet worden gebruikt als er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart. 111 Snel beelden doorzoeken g Beelden doorzoeken via de indexweergave Er worden meerdere beelden tegelijk weergegeven, zodat u snel het gewenste beeld vindt. Selecteer de beelden. X De beelden worden weergegeven in een index. ● Duw de zoomknop naar g om het aantal beelden te verhogen. Bij elke beweging van de zoomknop neemt het aantal beelden toe. ● Duw de zoomknop naar k om het aantal beelden te verlagen. Bij elke beweging van de zoomknop neemt het aantal beelden af. Wijzig de weergegeven beelden. ● Draai aan het keuzewiel  om over te schakelen naar de volgende set beelden die in stap 1 zijn ingesteld. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen opqr om een beeld te selecteren. ● Er verschijnt een oranje kader rond het geselecteerde beeld. ● Druk op de knop m om het geselecteerde beeld afzonderlijk weer te geven. Beelden doorzoeken met het keuzewiel Met behulp van het keuzewiel kunt u snel beelden doorzoeken. U kunt ook springen naar beelden met een bepaalde opnamedatum. Selecteer een beeld. ● Als u de enkelvoudige weergave instelt en snel aan het keuzewiel  draait, verschijnen de beelden zoals in de afbeelding links. ● Als u op de knoppen op drukt, kunt u de beelden doorzoeken per opnamedatum. ● Druk op de knop m om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. 112 ‚ Beelden bekijken in de filterweergave Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u deze filteren en weergeven aan de hand van een filtervoorwaarde. U kunt ook alle beelden in de filterweergave tegelijk verwijderen (p. 120) of beveiligen (p. 123). Selecteer ‚. ● Druk op de knop m om ‚ te selecteren in het menu FUNC., en druk daarna nogmaals op m. Selecteer een voorwaarde. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een voorwaarde te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Bekijk de gefilterde beelden. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een voorwaarde voor weergave te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De filterweergave begint en er verschijnt een geel kader. ● Als u op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait, verschijnen alleen de in stap 1 geselecteerde beelden. ● Als u in stap 2 [Alle beelden] selecteert, wordt de filterweergave geannuleerd. Zoeken op , ;, Opnamedatum ; My Category en Weergave van beelden die op de opgegeven datum zijn gemaakt Weergave van beelden van de opgegeven categorie Folder Weergave van beelden in de opgegeven folder (map) Bestandstype Weergave van alleen foto's of alleen films Wat als ik een doel niet kan selecteren? U kunt geen voorwaarden selecteren die geen beelden bevatten. 113 . Diavoorstellingen bekijken Filterweergave U kunt in de filterweergave de volgende functies gebruiken om de gefilterde beelden meteen te verwerken. • '/ Alle beelden wissen' (p. 120), '. Diavoorstellingen bekijken' (p. 114), ': Opnamen beveiligen' (p. 123), 'Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)' (p. 133) . Diavoorstellingen bekijken Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven. Selecteer .. ● Druk op de knop m om . te selecteren in het menu FUNC., en druk daarna nogmaals op m. X De diavoorstelling begint enkele seconden nadat [Laden van beeld…] verschijnt. ● In de filterweergave (p. 113) verschijnen alleen de beelden die voldoen aan de filtervoorwaarde. ● U kunt de diavoorstelling onderbreken/ opnieuw starten door nogmaals op de knop m te drukken. ● Druk op de knop n om de diavoorstelling te beëindigen. • Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, spoelt u snel vooruit door de beelden. • De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 55). 114 . Diavoorstellingen bekijken Instellingen wijzigen U kunt de weergavetijd van diabeelden wijzigen, overgangseffecten en herhalingen van de diavoorstelling instellen. U kunt kiezen uit zeven overgangseffecten bij de beeldwisselingen. Selecteer [Diavoorstelling]. ● Druk op de knop n en selecteer [Diavoorstelling] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een item te selecteren. Druk daarna op de knoppen qr om de instelling aan te passen. ● Als u [Start] selecteert en op m drukt, wordt de diavoorstelling met uw instellingen gestart. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. 115 De focus controleren U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het AF-kader bevond, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus te controleren. Druk op de knop l en ga naar de focuscontroleweergave (p. 47). X Er verschijnt een wit kader waar het AF-kader of het gezicht zich bevond toen de focus werd ingesteld. X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht dat tijdens de weergave wordt herkend. X Het gebied binnen het oranje kader wordt vergroot weergegeven. Wijzig het vergrotingsniveau of de -locatie. ● Duw de zoomknop één keer naar k. X Wijzig de grootte van de weergave met behulp van de zoomknop, en gebruik de knoppen opqr om de weergavepositie te wijzigen terwijl u de focus controleert. Schakel tussen kaders. ● Door op de knop m te drukken, schakelt u naar een ander kader. ● Druk op de knop n om terug te gaan naar stap 1. 116 k Beelden vergroten Duw de zoomknop naar k. ● De weergave zoomt in op het beeld. Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot een factor 10x. ● Met de knoppen opqr kunt u de locatie van het weergegeven gebied aanpassen. ● Duw de zoomknop naar g om uit te zoomen of terug te keren naar de enkelvoudige weergave. ● Door aan het keuzewiel  te draaien, springt u per afzonderlijk ingezoomd beeld. Geschatte locatie van weergegeven gebied Beeldovergangen wijzigen U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de enkelvoudige weergave. Selecteer [Overgang]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Kies vervolgens [Overgang] en selecteer een overgangseffect met de knoppen qr. ● Druk op de knop n om de instelling te bevestigen. 117 Beelden weergeven op een tv Met de meegeleverde AV-kabel kunt u de camera aansluiten op een televisie om gemaakte beelden te bekijken. Benodigdheden • Camera en televisie • Bij de camera geleverde AV-kabel (p. 2) Schakel de camera en de tv uit. Sluit de camera aan op de tv. ● Open het klepje van de aansluiting en Wit of zwart Geel Geel Zwart steek de stekker van de meegeleverde kabel helemaal in de uitgang van de camera. ● Steek de kabelstekker helemaal in de video-ingangen zoals wordt getoond in de afbeelding. Zet de televisie aan en stel deze in op de ingang waarop de kabel is aangesloten. Schakel de camera in. ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera). ● Als u klaar bent met kijken, schakelt u de camera en de televisie uit en haalt u de AV-kabel los. Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de televisie? Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop n en selecteer het tabblad 3 en de optie [Video Systeem] om het juiste videosysteem in te stellen. 118 Beelden bekijken op een High-Definition TV Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera aan te sluiten op een high-definition TV voor een betere kijkervaring. Schakel de camera en de tv in. Sluit de camera aan op de tv. ● Open het klepje van de aansluiting en steek de stekker van de meegeleverde kabel helemaal in de HDMI mini-uitgang van de camera. ● Steek de kabelstekker helemaal in de HDMI-uitgang van de tv. ● Voer stap 3 en 4 op p. 118 uit om de beelden weer te geven. De meegeleverde AV-kabel en de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 kunnen niet tegelijk op de camera worden aangesloten. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden. 119 / Alle beelden wissen U kunt beelden selecteren en in groepen wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 123) kunt u niet wissen. Selecteer [Wissen]. ● Druk op de knop n, selecteer [Wissen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel Â, selecteer een selectiemethode en druk op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit om [Selecteer] te selecteren en druk op de knop m. Selecteer de beelden. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. X Na de instelling verschijnt op het scherm. ● Als u nog een keer op de knop m drukt, wordt de selectie geannuleerd en verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. 120 / Alle beelden wissen Druk op de knop n. Wis de beelden. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op de knop m. Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 120 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk op de knop m. Selecteer het eerste beeld. ● Druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. Selecteer het laatste beeld. ● Druk op de knop r, selecteer [Laatste beeld] en druk op de knop m. ● U kunt geen beelden vóór het eerste beeld selecteren. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren, en druk op de knop m. 121 / Alle beelden wissen Wis de beelden. ● Druk op de knop p om [Wissen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer beelden met het keuzewiel  U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan het keuzewiel  te draaien wanneer het bovenste scherm in de stappen 2 en 3 wordt weergegeven. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden]. ● Voer stap 2 op p. 120 uit om [Alle beelden] te selecteren en druk op de knop m. Wis de beelden. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op de knop m. 122 : Opnamen beveiligen U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet door de camera kunnen worden gewist (pp. 30, 120). Selecteer :. ● Druk op de knop m om : te selecteren in het menu FUNC., en druk dan nogmaals op m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. X Na de instelling verschijnt op het scherm. Als u de geheugenkaart formatteert (p. 54), worden beveiligde beelden ook gewist. • Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist. • U kunt ook de volgende methode gebruiken om beelden te beveiligen. Druk op de knop n, selecteer het tabblad 1 en selecteer [Beveilig]. Druk op de knop m om [Selectie] te selecteren en druk daarna nogmaals op de knop m. Druk vervolgens op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk weer op de knop m. Select. Reeks Selecteer [Beveilig]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Selecteer vervolgens [Beveilig] en druk op de knop m. Selecteer [Select. Reeks]. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Select. Reeks] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Voer stap 2 en 3 op p. 121 uit om de beelden te selecteren. 123 : Opnamen beveiligen Beveilig de beelden. ● Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden]. ● Voer stap 2 op p. 123 uit om [Alle beelden] te selecteren en druk op de knop m. Beveilig de beelden. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door [Beveilig. Uit] te selecteren in stap 2 als u in [Select. Reeks] of [Alle beelden] bent. 124 ; Beelden indelen in categorieën (My Category) U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie weergeven in de filterweergave (p. 113) en alle beelden tegelijk verwerken met behulp van de volgende functies. • Diavoorstellingen bekijken (p. 114), Alle beelden wissen (p. 120), Opnamen beveiligen (p. 123), Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) (p. 135) Selecteer ;. ● Druk op de knop m om ; te selecteren in het menu FUNC., en druk daarna nogmaals op m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op om een categorie te selecteren en druk op de knop m. ● Na de instelling verschijnt op het scherm. Het menu gebruiken Selecteer [My Category]. ● Druk op de knop n, selecteer [My Category] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel Â, selecteer een selectiemethode en druk op de knop m. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. 125 ; Beelden indelen in categorieën (My Category) Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. ● Voer stap 2 op p. 120 uit om beelden te selecteren. ● Druk op de knoppen op, selecteer een categorie en druk op de knop m. X Na de instelling verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van de categorie ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 125 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk op de knop m. ● Voer stap 2 en 3 op p. 121 uit om de beelden te selecteren. ● Druk op de knop p, selecteer het item en druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  en selecteer een type. Selecteer de instelling. ● Druk op de knop p om [Selecteer] te selecteren en druk op de knop m. Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle beelden in de categorie [Select. Reeks] opheffen. 126 \ Beelden roteren U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. Films met een resolutie van kunnen niet worden gedraaid. Selecteer \. ● Druk op de knop m om \ te selecteren in het menu FUNC., en druk daarna nogmaals op m. Kies de instelling. ● Druk op de knop qr om de richting te selecteren, en druk vervolgens op de knop m. X Het beeld wordt 90° gedraaid in de geselecteerde richting. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Het menu gebruiken Selecteer [Roteren]. ● Druk op de knop n, selecteer het tabblad 1 en [Roteren], en druk op de knop m. Draai het beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. ● Elke keer als u op de knop m drukt, wordt het beeld 90° gedraaid. ● Als u meerdere beelden wilt roteren, drukt u op de knoppen qr of draait u aan het keuzewiel Â. Vervolgens selecteert u een beeld en herhaalt u de bewerkingen hierboven. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. 127 = Het formaat van beelden veranderen U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand. Selecteer [Veranderen]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1, selecteer vervolgens [Veranderen] en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. Selecteer een beeldformaat. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt. Sla het nieuwe beeld op. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. Geef het nieuwe beeld weer. ● Na een druk op de knop n verschijnt het scherm [Nieuw beeld weergeven?]. Als u op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait om [Ja] te selecteren en op de knop m drukt, wordt het opgeslagen beeld weergegeven. • U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie. • U kunt beelden die zijn opgenomen met de instellingen niet omzetten in een lagere resolutie. 128 en , [ Trimmen U kunt een deel van een opgeslagen afbeelding uitsnijden en dit opslaan als een nieuw afbeeldingsbestand. Selecteer [Trimmen]. ● Druk op de knop n en selecteer [Trimmen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. Pas het snijgebied aan. Snijgebied X Er verschijnt een kader rond het gedeelte van het beeld dat u wilt bijsnijden. X Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven en het bijgesneden beeld rechtsonder. ● U kunt het kader kleiner of groter maken door de zoomknop naar links of rechts te duwen. ● Met de knoppen opqr kunt u het kader verplaatsen. Weergave van snijgebied ● Met de knop l verandert u de kadergrootte. Resolutie na bijsnijden ● In een opname met gedetecteerde gezichten verschijnen grijze kaders rond gezichten linksboven in het scherm. U kunt deze kaders gebruiken voor het bijsnijden. U kunt schakelen tussen kaders door aan het keuzewiel  te draaien. ● Druk op de knop m en druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren. Druk daarna nogmaals op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Voer de stappen 4 en 5 op p. 128 uit. 129 • Beelden die zijn opgenomen met , en , kunnen niet worden bijgesneden. • De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden veranderd, is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4). • De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke beeld. ? Effecten toepassen met de functie My Colors U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een nieuw beeld. Zie p. 80 voor meer informatie over elk menu-item. Selecteer [My Colors]. ● Druk op de knop n, selecteer [My Colors] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. Selecteer een menuoptie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Nadat u de menuoptie hebt geselecteerd, kunt u in- of uitzoomen op het beeld door de stappen uit te voeren die worden beschreven in 'k Beelden vergroten' (p. 117). ● Door op de knop m te drukken terwijl een vergroot beeld wordt weergegeven, kunt u overschakelen naar het oorspronkelijke beeld. Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Voer de stappen 4 en 5 op p. 128 uit. • Als u de kleur van een beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur. • De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 80). 130 @ Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) Hiermee detecteert en compenseert u donkere delen van onderwerpen of gezichten en slaat u het beeld op als een nieuw bestand. U hebt de keuze uit 4 correctieniveaus: [Auto], [Laag], [Middel] of [Hoog]. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op de knop n en selecteer [i-Contrast] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Voer de stappen 4 en 5 op p. 128 uit. Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is gecorrigeerd? Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan. • In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet geschikt. • Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit afnemen. 131 ] Het rode-ogeneffect corrigeren U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als nieuwe bestanden. Selecteer [Rode-Ogen Corr.]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1, selecteer vervolgens [Rode-Ogen Corr.] en druk op de knop m. X Het scherm [Rode-Ogen Corr.] verschijnt. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. ● U kunt in- of uitzoomen op het beeld met de procedures in 'k Beelden vergroten' (p. 117). Corrigeer het beeld. ● Druk op de knop m. X Rode ogen die door de camera zijn gedetecteerd, worden gecorrigeerd en er verschijnt een kader rond het gecorrigeerde gedeelte. ● U kunt in- of uitzoomen op het beeld met de procedures in 'k Beelden vergroten' (p. 117). Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  om [Nieuw bestand] te selecteren en druk op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. ● Voer stap 5 uit op p. 128. • Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd. • Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist. • Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven. 132 Afdrukken via de afdruklijst (DPOF) Direct na het maken van opnamen of terwijl u opnamen afspeelt, kunt u beelden toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) door op de knop c te drukken. U kunt eenvoudig afdrukken vanaf een afdruklijst door uw camera en printer aan te sluiten. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Snel beelden toevoegen aan de afdruklijst Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  en selecteer het beeld. Druk op de knop c (video's zijn uitgesloten). De afdruklijst. ● Druk op de knoppen op en selecteer het aantal afdrukken, druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [Toevoegen] en druk op de knop m. ● Als u het toevoegen van beelden wilt annuleren, selecteert u de toegevoegde beelden en drukt u op de knop c. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [Verwijder] en druk op de knop m. 133 Afdrukken via de afdruklijst (DPOF) Toegevoegde beelden afdrukken In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie Canon SELPHY. Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken. Aantal af te drukken exemplaren Sluit de camera aan op de printer (p. 31). Druk de beelden af. ● Druk op de knoppen op, selecteer [Print nu] en druk op de knop m. X Het afdrukken wordt gestart. ● Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start, begint het afdrukken bij de volgende afdruk. 134 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) U kunt bepaalde foto's op een geheugenkaart selecteren om af te drukken (tot 998 beelden) en het gewenste aantal exemplaren instellen zodat deze samen kunnen worden afgedrukt of verwerkt in een fotozaak. U kunt daarna alle geselecteerde beelden in één keer afdrukken of met de geheugenkaart naar een fotozaak gaan om afdrukken te bestellen. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Print instellingen U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken. Selecteer [Print instellingen]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 2. Selecteer vervolgens [Print instellingen] en druk op de knop m. Wijzig de instellingen. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een menu-item te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om een optie te selecteren. X Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. Afdruktype Datum File No. Wis DPOF data Standaard Index Beide Aan Uit Aan Uit Aan Uit Hiermee drukt u één foto per pagina af. Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af. Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt. Hiermee wordt de datum van de opname-informatie afgedrukt. – Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt. – Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd. – • Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle afdrukinstellingen te verwerken in het afdrukresultaat. • kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera. • Beelden met een ingesloten datum worden altijd afgedrukt met de datum, ongeacht de instelling van [Datum]. Hierdoor kan het voorkomen dat sommige printers de datum tweemaal afdrukken op de beelden als [Datum] is ingesteld op [Aan]. 135 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) • Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.] niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld. • De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 21). Het aantal exemplaren selecteren Selecteer [Sel. beeld & aantal]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 2. Selecteer vervolgens [Sel. beeld & aantal] en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X U kunt het aantal af te drukken exemplaren instellen. ● Als u [Index] selecteert, verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van de beelden ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . Stel het aantal afdrukken in. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om het aantal afdrukken in te stellen (maximaal 99). ● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het aantal afdrukken van elk beeld te selecteren. ● Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af te drukken beelden selecteren. X Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. 136 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) Select. Reeks Selecteer [Select. Reeks]. ● Selecteer [Select. Reeks] in stap 1 op p. 136 en druk op de knop m. ● Voer stap 2 en 3 op p. 121 uit om de beelden te selecteren. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen op, selecteer [Opdracht] en druk op de knop m. Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt Selecteer [Sel. alle beelden]. ● Selecteer [Sel. alle beelden] in het scherm bij stap 1 op p. 136 en druk op de knop m. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op de knop m. Alle selecties wissen Selecteer [Wis alle selecties]. ● Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1 op p. 136 en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m. X Alle selecties worden gewist. 137 138 8 De camera aanpassen U kunt allerlei opnamefuncties aanpassen aan uw voorkeuren. Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en veelgebruikte functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen. 139 Functies aanpassen U kunt enkele handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3 (p. 50). De spaarstandfunctie uitschakelen U kunt de spaarstandfunctie (p. 55) op [Uit] zetten. De instelling [Aan] wordt aanbevolen om de batterij te sparen. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Automatisch Uit] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. ● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u niet vergeten om na gebruik de camera uit te schakelen. Spaarstand van het scherm instellen U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt uitgeschakeld (p. 55). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit]. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Display uit] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om een tijdsduur te selecteren. ● Het is raadzaam om een tijd onder [1 min] te selecteren om de batterij te sparen. 140 Functies aanpassen De wereldklok gebruiken Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door simpelweg de tijdzone-instelling te wijzigen. U moet de tijdzone van uw bestemming dan wel van tevoren registreren. U hoeft in dat geval de datum en tijd niet aan te passen in het menu met datum- en tijdinstellingen. Stel de thuistijdzone in. ● Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m. ● Als u dit voor het eerst instelt, controleert u eerst of het links afgebeelde scherm verschijnt en drukt u vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een tijdzone voor thuis te selecteren en druk vervolgens op m. Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur), te gebruikt u de knoppen op om selecteren. Stel de wereldtijdzone in. ● Druk op de knoppen op of draai aan het te selecteren en druk keuzewiel  om vervolgens op m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om de bestemmingstijdzone te selecteren en druk vervolgens op m. ● U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen als bij stap 1. Selecteer de wereldtijdzone. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Thuis/Wereld] te selecteren. te selecteren en druk vervolgens op de knop n. ● verschijnt in de [Tijdzone] of het opnamescherm (p. 46). ● Druk op de knoppen qr om Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 21), worden de datum en tijd voor de optie ook automatisch gewijzigd. 141 Functies aanpassen Hints en tips uitschakelen Als u in het menu FUNC. een item selecteert of als u de knoppen opqr gebruikt, verschijnen er hints en tips. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Hints en tips] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. De bestandsnummering wijzigen Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen. ● Selecteer [Bestandnr.] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Ook als u opnamen maakt met een nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden steeds een oplopend nummer totdat u een opname maakt en opslaat met het nummer 9999. Auto reset Als u een nieuwe geheugenkaart gebruikt, begint de bestandsnummering weer bij 0001. • Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u vóór het gebruik de geheugenkaart (p. 54). • Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren of afbeeldingstypen. 142 Functies aanpassen Een map maken U kunt nieuwe mappen maken om uw opnamen in op te slaan. ● Selecteer [Maak folder] en druk op de knop m. ● Selecteer [Maak nieuwe folder] en druk op de knoppen qr om te selecteren. ● Nieuwe opnamen worden voortaan in de nieuwe map opgeslagen. Mappen maken op dag en tijd U kunt een dag en een tijd instellen voor het maken van een map. ● Selecteer [Maak folder] en druk op de knop m. ● Selecteer [Maak autom.] en druk op de knoppen qr om een interval te selecteren. ● Selecteer [Tijd] en druk op de knoppen qr om een tijd in te stellen. ● De nieuwe map wordt gemaakt op de ingestelde dag en tijd. Opnamen die na deze datum worden gemaakt, worden in de nieuwe map opgeslagen. De functie Beeldomkeren uitschakelen Als u beelden afspeelt op de camera of op een computer, worden opnamen die zijn gemaakt in de verticale stand, automatisch gedraaid en verticaal weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Beeldomkeren] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 143 Opnamefuncties aanpassen De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 55). U kunt deze tijd wijzigen in [0 sec.]. ● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de knoppen qr om [0 sec.] te selecteren. Opnamefuncties aanpassen Als u het programmakeuzewiel op G zet, kunt u de instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 50). Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 158 _ 161). De functie Rode-ogenreductie uitzetten Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Lamp Aan] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 144 Opnamefuncties aanpassen Het AF-hulplicht uitschakelen Als u de sluiterknop half indrukt en er is te weinig licht, gaat automatisch het lampje branden om te helpen bij het scherpstellen. U kunt dit lampje uitzetten. ● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. De weergaveduur van het beeld wijzigen U kunt meteen nadat u foto's hebt gemaakt, de weergaveduur van de foto wijzigen. ● Selecteer [Bekijken] en gebruik de knoppen qr om een optie te selecteren. Uit Er verschijnt geen beeld. Vastzetten Het beeld wordt weergegeven totdat u de sluiterknop half indrukt. De beeldinformatie wijzigen die na de opname Opnamen maken U kunt de beeldinformatie wijzigen die na de opname wordt weergegeven. ● Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Details voor gedetailleerde beeldinformatie (p. 47). het gebied binnen het AF-kader wordt vergroot weergegeven, zodat u de Focus check focus kunt controleren. De procedure is hetzelfde als in 'De focus controleren' (p. 116). 145 Opnamefuncties aanpassen De sjabloon weergeven U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van 3:2 om het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden. ● Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Raster Een raster wordt over de weergave geplaatst. Uitsnede Gebieden buiten de uitsnede van 3:2 worden grijs weergegeven. Dit gebied wordt niet afgedrukt als u afdrukt op papier met een verhouding van 3:2. Beide De rasterlijnen en de hulplijn voor de uitsnede worden beide weergegeven. • In de modus kunt u [Uitsnede] of [Beide] niet instellen. • De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname. • De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de gedeelten in de grijze gebieden. Instellingen van de IS-modus wijzigen ● Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 146 Continu Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt het resultaat meteen controleren op het scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie of de focus kunt controleren en bijstellen. Opname Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van de opname. Pan Beeldstabilisatie compenseert alleen op-en neerwaartse camerabewegingen. Deze optie wordt aanbevolen voor het maken van opnamen van voorwerpen die horizontaal bewegen. Opnamefuncties aanpassen • Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Het is raadzaam om de IS modus in te stellen op [Uit] als u de camera op een statief plaatst. • Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal. Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt. Functies toewijzen aan de knop c ● Selecteer [Instellen c knop] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  om de functies te selecteren die u wilt toewijzen en druk vervolgens op m. ● Als u op de knop c drukt, wordt de toegewezen functie opgeroepen. • Druk op als u een functie wilt annuleren. • Als het symbool onderaan rechts in een pictogram verschijnt, kan deze functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus of functie-instelling. • In worden bij elke druk op de knop c witbalansgegevens vastgelegd (p. 77) en worden tevens de witbalansinstellingen gewijzigd in . 147 De afspeelfuncties aanpassen U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door te drukken op de knop 1 (p. 50). Het beeld selecteren waarmee het afspelen begint ● Selecteer [Ga verder] en gebruik de knoppen qr om een optie te selecteren. Laatste f. De weergave wordt hervat met de laatst gemaakte opname. Laatst gez De weergave wordt hervat met de laatst bekeken opname. Het opstartbeeld of -geluid wijzigen Op het tabblad 3 kunt u een van uw opnamen instellen als het opstartscherm dat verschijnt als de camera wordt ingeschakeld, of het geluid van elke camera-actie vervangen door geluiden die u zelf hebt opgenomen. Geluiden wijzigen ● Selecteer [Geluidsopties] en druk op m. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. ● Druk op de knoppen qr om een instelling te selecteren. 1 Vooraf vastgelegde geluiden. 2 U kunt zelf geluiden vastleggen met de meegeleverde software (ZoomBrowser EX/ ImageBrowser) (p. 149). Het opstartscherm wijzigen ● Selecteer [opstart scherm] en druk op m. ● Druk op de knoppen qr om een instelling te selecteren. Geen opstartscherm. 148 1 Vooraf ingestelde afbeeldingen. 2 U kunt uw eigen beelden vastleggen. Het opstartbeeld of -geluid wijzigen Het opstartscherm vastleggen Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u geluiden en beelden vastleggen. ● Selecteer [opstart scherm] en druk op m. ● Druk op de knoppen qr om [2] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m. Opgeslagen beelden of geluiden op een computer vastleggen U kunt beelden of geluiden vastleggen met de camera via de bijgeleverde software (ZoomBrowser EX/ImageBrowser). Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie. Eventueel eerder vastgelegde opstartbeelden of -geluiden worden overschreven als u een nieuw opstartbeeld opneemt. 149 150 9 Nuttige informatie Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het gebruik van de voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar), tips voor het oplossen van problemen en overzichten van functies. Verder vindt u aan het einde de index. 151 Aansluiten op het lichtnet Als u de voedingsadapterset ACK-DC30 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over het batterijpeil. Plaats de koppeling. ● Open het klepje (p. 18) en plaats de gelijkstroomkoppeling op de afgebeelde wijze tot deze vastklikt. ● Sluit het klepje (p. 18). Sluit het snoer aan op de koppeling. ● Open het klepje en steek de stekker helemaal in de koppeling. Sluit het netsnoer aan. ● Sluit het netsnoer aan op de compacte voedingsadapter en steek vervolgens het andere uiteinde in een stopcontact. ● U kunt de camera inschakelen en gebruiken. ● Wanneer u de camera niet meer gebruikt, schakelt u de camera uit en haalt u het netsnoer uit het stopcontact. U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken. De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 - 240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten zoals elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot storingen. Haal de stekker en het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken. 152 Tips voor het oplossen van problemen Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd. Voeding Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt. • Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18). • Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18). • Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw. De batterij raakt snel leeg. • Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen. De lens wordt niet ingetrokken. • Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en opnieuw uit (p. 19). Weergave op televisie Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 118). Opnamen maken Er kunnen geen opnamen worden gemaakt. • Zet het programmakeuzewiel in de gewenste opnamemodus (p. 44). • Druk tijdens het afspelen (p. 29) de sluiterknop half in (p. 25). Bij het opstarten is het scherm zwart. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, worden mogelijk niet correct weergegeven als deze zijn ingesteld als opstartscherm. De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 48). De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen. Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen. • Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder worden. • Bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren. • Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood) verschijnen op het scherm. • Het pictogram h knippert als u probeert een opname te maken (p. 28). h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt, ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 28). 153 Tips voor het oplossen van problemen • • • • verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 64). Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 146). Stel de flitser in op h (p. 72). Verhoog de ISO-waarde (p. 76). Plaats de camera op een statief. Het beeld is wazig. • • • • Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 165). Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 145). Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enz.), niet zijn ingesteld. Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF lock (pp. 83, 88). Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het kader niet en stelt de camera niet scherp. • Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het kader en stelt de camera scherp. Het onderwerp is te donker. • • • • Stel de flitser in op h (p. 72). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 78). Pas de helderheid aan met de functie i-Contrast (pp. 97, 131). Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 92). Het onderwerp is te licht (overbelicht). • • • • Stel de flitser in op ! (p. 64). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 78). Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 92). Het onderwerp is te licht door omgevingsverlichting. Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 27). • Verhoog de ISO-waarde (p. 76). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 72). De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 72). • Stel de flitser in op ! (p. 64). Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser. • Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht. Het beeld is onzuiver of korrelig. • Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 76). • Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 61, 63). Ogen worden rood weergegeven (p. 98). • Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 144). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp (aan de voorkant van de camera) op (p. 44) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan. 154 Tips voor het oplossen van problemen Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken van continu-opnamen gaat langzamer. • Doe een Low Level Format van de geheugenkaart in de camera (p. 54) U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC. • Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg 'Beschikbare functies per opnamemodus' (p. 158). De knoppen werken niet. • Als het programmakeuzewiel op 9 staat, kunt u sommige knoppen niet gebruiken (p. 59). De lens weerspiegelt in de opname. • Als er veel licht valt op de lens, kan dit zichtbaar zijn in de opname. Wijzig de camerahoek of scherm het licht af met uw hand. Bij nachtelijke opnamen kunt u het probleem oplossen door de camera in de modus Tv te zetten en de sluitertijd of ISO-waarde te wijzigen. Films opnemen De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt. • Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (p. 34). verschijnt op het LCD-scherm en de opname wordt automatisch beëindigd. De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen. • Doe een Low Level Format van de geheugenkaart in de camera (p. 54). • Gebruik een lagere resolutie (p. 107). • Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Afspelen Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld. • Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen. Het afspelen stopt of het geluid valt weg. • Gebruik een geheugenkaart die in uw camera is geformatteerd (p. 54). • Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken. • Afhankelijk van de computercapaciteiten kunnen de kaders of het geluid verdwijnen bij het afspelen van films. De knoppen werken niet. • Als het programmakeuzewiel op 9 staat, kunt u sommige knoppen niet gebruiken (p. 59). 155 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Als er foutmeldingen verschijnen op het LCD-scherm, kunt u een van de volgende oplossingen proberen. Geen geheugenkaart • De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting (p. 18). Kaart op slot! • Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD- of de SDHC-geheugenkaart staat in de vergrendelingsstand. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 20). Kan niet opnemen • U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd of de geheugenkaart niet goed is geplaatst. Zorg dat de geheugenkaart in de juiste richting is geplaatst als u opnamen maakt (p. 18). Geheugenkaart fout (p. 54) • Neem contact op met de helpdesk van de Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. Geheugenkaart vol • Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 26, 57, 71, 85) of beelden te bewerken (pp. 127 – 132). Wis de beelden (pp. 30, 120) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 18). Vervang \ Verwissel accu (p. 18) Geen beeld. • De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven. Beveiligd! (p. 123) Onbekend beeld/Incompatibele JPEG/Beeld te groot./RAW • Niet-ondersteunde beelden of gegevens, of beschadigde beeldgegevens kunnen niet worden weergegeven. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden weergegeven. Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen • Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 117), te roteren (p. 127), te bewerken (pp. 127 – 132), toe te wijzen aan het beginscherm (p. 149), te categoriseren (p. 125) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 135). • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden vergroot, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het beginscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst. • Het is niet mogelijk om films te vergroten (p. 117), te bewerken (pp. 127 – 132), toe te voegen aan een afdruklijst (p. 133) of toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 148). 156 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Kan niet selecteren! • Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 121, 123, 126) hebt u geprobeerd een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam. • U hebt geprobeerd meer dan 501 beelden te selecteren (pp. 121, 123, 126). Te veel markeringen. • U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd voor verzending. Selecteer minder dan 998 beelden (p. 135). Kan niet voltooien! • Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Maak het aantal instellingen kleiner en probeer het opnieuw (p. 135). Fout in benaming. • De bestandsnaam kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde naam of omdat het hoogst mogelijke bestandsnummer is bereikt (p. 143). Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 142) of formatteer de geheugenkaart (p. 54). Communicatie fout • Er konden geen beelden worden afgedrukt of naar de computer gedownload vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken. Lens fout, herstart camera • Er is een lensfout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit en weer in te schakelen (p. 44). Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens. • Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht. Exx (xx: nummer) • Er is een camerafout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit en weer in te schakelen (p. 44). • Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus. • Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het nummer en neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. 157 Beschikbare functies per opnamemodus Opnamemodi Functie Belichtingscompensatie (p. 78)/Belichting (p. 107) A 9 G M B D — { — — { { — — — — { { { — — { { { { — { — — { { — — — — — — — — — { — { — { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { — { — { — { { { { { { { { { { { { { { — { { { — { { { { { { { { { { { { { — — { — { — { { { { { { { { — { { { { Lichtmeting (p. 90) { — { — { { { { { { { { My Colors (p. 80) — — { { { { { — { — — { — { — { — — { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { — { { { *6 { { { { Flitser (pp. 64, 72, 93) h ! Alles Scherpstelzone (pp. 73, 91) e Zelfontspanner (pp. 68, 69, 81, 82) Ò Î " $ *2 AF lock (p. 88) AE lock (pp. 92, 107), FE-vergrendeling (p. 93) Weergave op een tv (p. 83) Gezichts Selectie (p. 89) Aan Informatieweergave (p. 46) Uit Menu FUNC. Wit Balans (p. 77) ISO waarde (p. 76) Belichtingscompensatie (p. 101) Transport mode (p. 79) Compressieverhouding (Beeldkwaliteit) (p. 74) W *5 { *7 { { { { Resolutie (pp. 74, 106) — — — — — — *1 Niet selecteerbaar, maar wordt ingeschakeld zodra de flitser wordt gebruikt. *2 Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden]. *3 niet beschikbaar. *4 ISO 3200 (p. 63) is standaard ingesteld. *5 en t ingesteld op . 158 Beschikbare functies per opnamemodus I J F V H { { { — { — { { — { { { { { — { { { { { { { *1 { — { — — { { { { { — { { { { { { { *1 { — { { — { { { { { — { { { { { { { — { — { — — { { { { { — { { { { { — { — { — — — { — { — — { { { — { — — { { { { K w { { { — { — { { — { { { { { — { { { { E { { { — { — { { — { { { { { — { { { { U { { { *1 { — { — — { { { { { — { { { { , { { { *1 { — { { — { { { { { — { { { { t { — — — { — { — — — { — { — — { — { { y O P Z TY vx { { { — — { — { { — { — { { { — { { — — — — — { { { { { { { — — — — — — { { { { { { { { { { { { — — — — { — { { { { { — { { { { { { { { { { — — { { { { — — { { { { { — — — — — — — { { { { { — { { { { { — { { { { { { { { { { — — { — { — { — { — { — { — { — { { { — — — { — — — — — — — — — — — — — { — { — — { { { — { — — { { { — { — — { { { — { — — { { { — { — — { { { — { — — { { { — { — — { { { — { — — { { { { { — — — { { *4 — — — — — { { { { { { { — { — — { { { { { { { { { { { { { E > z — — — — — — — — — — — — { { { { — — { { { { — — — — { { { — { { — — { { { — Menu FUNC. { { { { { { { — — — — — — — *6 Vastgezet op . *7 Vastgezet op { { { — { — { — { { — { *3 { — — { — { { { — — — — { — { — — — — — — *9 { — — { { { { { *8 — — — — — — — — { { . *8 is standaard ingesteld. *9 is niet selecteerbaar. { Selecteerbaar — Niet selecteerbaar 159 Menu's 4 Opnamemenu Opnamemodi Functie AF Frame (p. 86) AF kader afm. (p. 86) Servo AF (p. 88) AF Mode (p. 90) Digitale Zoom (p. 65) AF-Punt Zoom (p. 87) AF-hulplicht (p. 145) MF-Punt Zoom Veiligheids MF (p. 92) Flits Instellingen (pp. 98, 99, 101) i-Contrast (p. 97) Safety Shift (p. 95) Bekijken (p. 145) Terugkijken (p. 145) Knipperdetectie (p. 99) Disp. Sjabloon (p. 146) IS modus (p. 146) Datum stempel (p. 67) Instellen c (p. 147) knop Gezicht det. Centrum Normaal/Klein Aan/Uit Continu/Per beeld Standaard/Uit Digitale Tele-converter (1.5x/2.0x) Aan/Uit Aan/Uit Aan/Uit Aan/Uit Automatisch Flits mode /Handmatig -2 t/m +2 Flitsbel. comp. Minimum/ Medium/ Flits output Maximum Rode ogen Aan/Uit Lamp Aan Aan/Uit Veiligheids FE Aan/Uit Uit/Auto Aan/Uit Uit/2 - 10 sec./Vastzetten Uit/Details/Focus check Aan/Uit Uit/Raster Uitsnede/Beide Continu/Uit Opname/Pan Uit/Datum/Datum & Tijd *1 Altijd [Aan]. *2 Beschikbaar als h is geselecteerd. *3 Vastgezet op [2 sec.]. 160 A 9 { — — — — { { — — — — *1 G M B D { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { — — — *1 — — { { { { { { { { { { { { { { { { — — — { { — — — { { { — — — — { { { { { — *1 — { { { { { *1 — { { — *1 — *1 — *3 — — — — *1 — — — { { { { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { — { { { { { { { { { Menu's I J F V H { { — { { { { { { { { — — { { — { { { { { { { { — — { { — { { { { { { { { — — { { — { — { { { { { { — — — — — { { — — — { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { K { { — { { { { { { { { — — U { { — { { { { { { { { — — , { { — { { { { { { { { — — t — { — — — { { { — — — — — w { { — { { { { { { { { — — y { { — { { { { { — — — — — { { — — — { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { — — — — — { { — { { { { { { E { { — — O { { — { { { { { { { { — — P { { — { { { { { { { { — — Z TY vx { { — { { { — — — { { { { { { — — — — — — { { — { { { { { — { { — — — — — — — E >z — — — — — — — — — — { — — — — — { { — — { { — — — — — — — — — — — — — { { — — — { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { { { — — — { { { { { { { { { — — — — — { { — { { { { — { — { — — — { { { { { { { { { — { — — — { — — — — { { — { — — — — — — — — { — { — — { — — — — — — — — { — { — — { *2 { Selecteerbaar — Niet selecteerbaar 161 Menu's 3 Menu Instellen Item Opties/overzicht Ref. pag. Mute Volume Aan/Uit* Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 51 p. 51 Geluidsopties LCD Helderheid Geluiden instellen voor elke camerabewerking. Instellen binnen een bereik van ±7. Een opstartbeeld vastleggen. p. 148 p. 52 p. 148 Aan*/Uit Hiermee formatteert u de kaart en wist u alle gegevens Continu*/Auto reset Maak nieuwe folder/Maak autom. p. 142 Opstart scherm Hints en tips Formatteren Bestandnr. Maak folder Beeldomkeren Lens intrekken Spaarstand Tijdzone Datum/Tijd Maateenheid Video Systeem Taal Reset alle * Standaardinstelling 162 Aan*/Uit 1 min.*/0 sec. Automatisch Uit: Aan*/Uit Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min. Thuis/Wereld Datum- en tijdinstellingen m/cm* NTSC/PAL Selecteer de weergegeven taal. Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 54 p. 142 p. 143 p. 143 p. 144 p. 55 p. 141 p. 22 – p. 118 p. 23 p. 53 Menu's 1 Menu Afspelen Item Opties/overzicht Ref. pag. Diavoorstelling My Category Beelden automatisch afspelen. Beelden indelen in categorieën. p. 114 p. 125 Wissen Beveilig i-Contrast Beelden wissen. Beelden beveiligen. Donkere delen van beelden corrigeren. p. 120 p. 123 p. 131 Rode-Ogen Corr. Trimmen Veranderen Rode ogen in beelden corrigeren. Delen van beelden bijsnijden. Grootte van beelden veranderen en nieuwe beelden opslaan. Kleuren in beelden aanpassen. p. 132 p. 129 p. 130 Beelden roteren. Laatst gez.*/Laatste f. Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 127 p. 148 p. 117 My Colors Roteren Ga verder Overgang * Standaardinstelling p. 128 2 Menu Afdrukken Item Print Sel. beeld & aantal Select. Reeks Sel. alle beelden Wis alle selecties Print instellingen Opties/overzicht Afdrukscherm weergeven. Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken. Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die u wilt afdrukken. Alle beelden selecteren voor afdrukken. Alle instellingen voor afdrukken annuleren. Hiermee stelt u de afdrukstijl in. Ref. pag. p. 31 p. 136 p. 137 p. 137 p. 137 p. 135 163 Voorzorgsmaatregelen Apparatuur • Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten. • Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten of motoren die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde beeldgegevens. • Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het LCD-scherm of als er vuil op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken. • Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camera of het LCD-scherm schoon te maken. • Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Voor hardnekkig vuil neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van de Canon Klantenservice, die u kunt vinden in het Canon garantiesysteemboekje. • Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de tas haalt. • Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt. Geheugenkaarten • Een geheugenkaart is een instrument met zeer geavanceerde elektronica. Buig de kaart niet en stel de kaart niet bloot aan druk, schokken of stoten. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart vastgelegde gegevens beschadigd raken. • Voorkom dat de geheugenkaart in aanraking komt met vocht. Raak de contactpunten van de geheugenkaart niet aan met uw hand of met metalen objecten. • Bewaar geheugenkaarten niet in de nabijheid van een televisie, luidsprekers of andere apparaten die magnetische velden of statische elektriciteit genereren. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart vastgelegde gegevens beschadigd raken. • Bewaar geheugenkaarten niet in hete, vochtige of stoffige plaatsen. 164 Specificaties Effectieve pixels in camera . . . . . . . . Ongeveer 12,1 miljoen Beeldsensor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1/2,3 inch CCD (totaal aantal pixels: ongeveer 12,4 miljoen) Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5,0 (G) – 60,0 (T) mm overeenkomstig 35mm-filmbereik: 28 (G) – 336 (T) mm f/3,4 (W) – f/5,3 (T) Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 4,0x (in combinatie met de optische zoomfunctie maximaal ongeveer 48x) LCD-scherm. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3,0 inch LCD-kleurenscherm (TFT) ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik: 100% Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . . Gezicht det./Centrum Servo AF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aan/Uit Scherpstelbereik (vanaf de voorkant van de lens) . . . . . . . . . . . . Normaal: 50 cm – oneindig (G)/ 100 cm – oneindig (T) Macro: 2 – 50 cm (G) Super Macro: 0 – 2 cm Handm. scherpstellen: 2 cm – oneindig (G)/ 100 cm – oneindig (T) Sluiter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mechanische sluiter en elektronische sluiter Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 – 1/3200 sec. 15 – 1/3200 sec. (volledig sluitertijdbereik) Beeldstabilisatie. . . . . . . . . . . . . . . . . Type lensverschuiving Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Deelmeting, Gem. centrum meeting of Spot Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . . ± 2 stops in stappen van 1/3 stop ISO-waarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, ISO 80/100/200/400/800/1600 (standaarduitvoergevoeligheid, aanbevolen belichtingsindex) Wit Balans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Custom Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Aan, Slow sync, Uit * De instellingen Rode ogen red./Rode-Ogen Corr. zijn beschikbaar Bereik ingebouwde flitser. . . . . . . . . . 50 cm – 3,0 m (G)/1,0 – 2,0 m (T) Opnamemodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Opnamemodi: M, Av, Tv, P, Auto, Easy, Portret, Landschap, Night Snapshot, Kinderen & dieren, Binnen, SCN, Film Modus SCN: Zonsondergang, Nacht Scene, Vuurwerk, Strand, Aquarium, Flora, Sneeuw, ISO 3200, Kleur Accent, Kleur Wissel, Stitch Hulp Filmmodus: Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel Continu-opnamen . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 2,3 beelden/sec. Zelfontspanner. . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 10 sec./ongeveer 2 sec. vertraging, Gezicht-zelfont., Handm. Timer i-Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto/Uit 165 Specificaties Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . .SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/ MultiMediaCard/MMCplus-geheugenkaart/ HC MMCplus-geheugenkaart Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Design rule for Camera File systemontwerpstandaard, compatibel met DPOF Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . .Foto's: Exif 2.2 (JPEG) Films: MOV (beeldgegevens: H.264, audiogegevens: Linear PCM) (mono) Compressie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Fijn, Normaal Aantal opnamepixels (resolutie) (Foto's) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hoog: 4000 x 3000 pixels Normaal 1: 3264 x 2448 pixels Normaal 2: 2592 x 1944 pixels Normaal 3: 1600 x 1200 pixels Laag: 640 x 480 pixels Breedbeeld: 4000 x 2248 pixels (Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.) 640 x 480 pixels (30 beelden/sec.) 320 x 240 pixels (30 beelden/sec.) Aantal mogelijke opnamen. . . . . . . . .Ongeveer 280 beelden (op basis van gestandaardiseerde CIPA-meting) Geluid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Kwantisering: 16 bit Samplingfrequentie 44.100 (p. ) Afspeelfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . .Enkelvoudige weergave, Film, Vergroot focus, Indexweergave, Vergrote weergave, Filterweergave, Diavoorstelling Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . .Wissen, Beveilig, My Category, Veranderen, My Colors, i-Contrast, Trimmen, Roteren, Rode-Ogen Corr. Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . .PictBridge-compatibel Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hi-Speed USB (speciale connector met geïntegreerd type digitale audio en video*) HDMI (HDMI Mini-connector) * compatibel met mini-B Video/audio-signaal (NTSC en PAL mogelijk, monogeluid) Communicatie-instellingen . . . . . . . . .MTP, PTP Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Batterij NB-5L (oplaadbare lithium-ionbatterij) Voedingsadapterset ACK-DC30 Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . .10 – 90% Afmetingen (exclusief uitstekende onderdelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103,0 x 60,5 x 37,6 mm Gewicht (alleen camerabehuizing). . .Ongeveer 220 g 166 Specificaties Batterij NB-5L Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Oplaadbare lithium-ionbatterij Spanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3,7 V DC Capaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1120 mAh Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 300 keer Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32,0 x 44,9 x 7,9 mm Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 25 g Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE Nominaal ingangsvermogen . . . . . . . .100 - 240 V AC (50/60 Hz), 0,085 A (100 V) 0,05 A (240 V) Nominaal uitgangsvermogen. . . . . . . .4,2 V DC, 0,7 A Oplaadtijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 2 uur en 5 min. Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57,5 x 81,6 x 21,0 mm Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 65 g (CB-2LX) Ongeveer 59 g (CB-2LXE) (exclusief netsnoer) • Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon. • De specificaties of het uiterlijk van de camera kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Over MPEG-4-licenties This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video. No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard. * Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist. 167 Index A Aansluiting........................................ 31, 118 Aantal opnamen ....................................... 17 Accessoires .............................................. 40 AE-vergrendeling...................................... 92 AF J Autofocus AF lock ..................................................... 88 Afdrukken ................................................. 31 AF-kader................................................... 27 Afspeelknop...................................... 29, 148 Afspelen J Bekijken Afspelen met overgangseffecten............ 117 Alle beelden wissen................................ 120 Alles wissen............................................ 120 Apparatuur De camera vasthouden......................... 15 Standaardinstellingen ........................... 53 Aquarium (modus voor speciale opnamen) ................................................. 62 Audio ........................................................ 51 AV-kabel............................................. 2, 118 B Batterij Batterijlader................................. 2, 16, 42 Datum/tijd-batterij.................................. 22 Herladen ............................................... 16 Oplaadlampje........................................ 17 Spaarstand............................................ 55 Batterijlader .............................................. 16 Beeld Beelden wissen..................................... 30 Beveilig ............................................... 123 Beelden Afspelen J Bekijken Bewerken J Bewerken Beelden downloaden naar een computer ........................................... 36 Beelden roteren...................................... 127 Beelden weergeven op een tv................ 118 Beelden wissen ........................................ 30 Beeldkwaliteit (compressieverhouding).... 74 Bekijken (afspelen) Beelden weergeven op een tv ............ 118 Diavoorstelling .................................... 114 168 Enkelvoudige weergave........................ 29 Indexweergave.................................... 112 Vergrote weergave.............................. 117 Belichting AE-vergrendeling .................................. 92 Correctie ............................................... 78 FE-vergrendeling .................................. 93 Bestandsnummer ................................... 142 Beveilig................................................... 123 Bewerken Beelden roteren .................................. 127 Formaat veranderen (beelden kleiner maken) ..................... 128 i-Contrast ............................................ 131 My Colors............................................ 130 Rode-Ogen Corr. ................................ 132 Trimmen.............................................. 129 Binnen (modus voor speciale opnamen) ................................................. 61 Breed (resolutie)................................. 74, 75 Briefkaartformaat...................................... 75 C Camerabeweging ............................. 64, 147 CD Canon DIGITAL CAMERA Solution Disk ........................................ 2, 37 Compressie J Beeldkwaliteit Continu-opnamen maken ......................... 79 AF ......................................................... 79 LV.......................................................... 79 D Datum en tijd Datum/tijd-batterij.................................. 22 Instellingen............................................ 21 Toevoegen aan beeld ........................... 67 Wijzigen ................................................ 22 Datum en tijd J Datum/Tijd Diavoorstelling........................................ 114 Digitaal inzoomen..................................... 65 Digitale Tele-converter ............................. 66 DPOF ............................................. 133, 135 E Extra flitser ............................................... 42 Index F I Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen FE-vergrendeling ...................................... 93 Film Beeldkwaliteit (aantal beelden) ........... 107 Bekijken (afspelen)................................ 35 Bewerken ............................................ 109 Modus ................................................. 106 Opnametijd.................................... 34, 107 Resolutie ............................................. 107 Filterweergave ........................................ 113 Flitser Aan........................................................ 72 Extra flitser ............................................ 42 Uit.......................................................... 64 Focus AF lock .................................................. 88 AF-kader ............................................... 27 AF-Punt Zoom....................................... 87 Gezichtsselectie .................................... 89 Modus AF Frame .................................. 86 Servo AF ............................................... 88 Focus check ........................................... 116 Focusvergrendeling .................................. 83 Formaat veranderen (beelden kleiner maken) ......................... 128 Formatteren (geheugenkaart)............. 24, 54 Formatteren J Geheugenkaart formatteren Foutmeldingen........................................ 156 i-Contrast .......................................... 97, 131 In het buitenland ............................... 17, 141 Interfacekabel ................................. 2, 31, 37 ISO 3200 (modus voor speciale opnamen) ................................................. 63 ISO-waarde .............................................. 76 K Keuzewiel ............................................. 9, 45 Kinderen & dieren (modus voor speciale opnamen) ................................................. 60 Kleur Accent (modus voor speciale opnamen) ....................................... 102, 106 Kleur Wissel (modus voor speciale opnamen) ....................................... 102, 106 Klokfunctie ................................................ 56 Knop Direct Print .............................. 31, 147 Krachtige flitser......................................... 42 L Lampje................................ 44, 68, 144, 145 Landschap (modus voor speciale opnamen) ................................................. 60 LCD-scherm J Scherm Lentebloesem/herfstbladeren (modus voor speciale opnamen) ............. 62 Lichtmeetmethode .................................... 90 Lichtnet ................................................... 152 G M Geheugenkaarten............................... 18, 20 Beschikbare opnamen .......................... 20 Formatteren..................................... 24, 54 Geluidsinstellingen Mute ...................................................... 51 Gezicht det. .............................................. 86 Gezichtsselectie ....................................... 89 Gezicht-zelfont.......................................... 69 Macro/Super Macro .................................. 73 Menu Basishandelingen.................................. 50 Lijst...................................................... 160 Menu Menu Basishandelingen.................................. 49 Lijst...................................................... 158 MMCplus/HC MMCplus-geheugenkaart... 20 Modus Easy.............................................. 58 MultiMediaCard J Geheugenkaart Mute.......................................................... 51 My Category ........................................... 125 My Colors ......................................... 80, 130 H Handleiding voor persoonlijk afdrukken...... 2 Histogram ................................................. 48 Hoge snelheid (ISO) ........................... 63, 76 169 Index N Nacht Scene (modus voor speciale opnamen) ................................................. 62 Night Snapshot (modus voor speciale opnamen) ................................................. 60 O ON/OFF-knop........................................... 44 Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd Opnamen maken via een tv ..................... 83 Overzicht van de onderdelen ................... 44 P Panoramische foto's............................... 104 PictBridge ................................................. 31 Polsriem J Riem Portret (modus voor speciale opnamen) .. 60 Print instellingen (DPOF)........................ 133 Printer................................................. 31, 32 Problemen oplossen............................... 153 Programma automatische belichting ........ 72 Programmakeuzewiel............................... 44 R Raster..................................................... 146 Resolutie (beeldgrootte) ........................... 74 Riem ..................................................... 2, 15 Rode ogen Automatische correctie ......................... 98 Correctie ............................................. 132 Reductie.............................................. 144 S Scherm Heen en weer schakelen tussen weergaven ...................................... 46, 47 Informatieweergave .............................. 46 Menubediening ............................... 49, 50 Taal van LCD-scherm ........................... 23 SCN (modus voor speciale opnamen) ..... 60 SD/SDHC-geheugenkaart ........................ 20 Sepiakleurig.............................................. 80 Servo AF .................................................. 88 Sjabloon weergeven............................... 146 Sluiterknop ............................................... 25 Sneeuw (modus voor Speciale opnamen) ................................................. 63 170 Software Beelden downloaden naar een computer ........................................ 36 CD Canon DIGITAL CAMERA Solution Disk ..................................... 2, 37 Startershandleiding ................................. 2 Spaarstand ............................................... 55 Standaardinstellingen............................... 53 Stitch Hulp (modus voor speciale opnamen) ............................................... 104 Strand (modus voor speciale opnamen) ................................................. 62 T Taal van LCD-scherm .............................. 23 Toon (witbalans)....................................... 77 Trimmen ................................................. 129 U U denkt dat er een probleem is .............. 153 Uitsnede ................................................. 146 V Vergrote weergave ................................. 117 Verwijderen J Wissen Video J Films Voeding J Batterij Voedingsadapterset ......................... 42, 152 Vuurwerk (modus voor speciale opnamen) ................................................. 62 W Wereldklok.............................................. 141 Witbalans.................................................. 77 Z Zelfontspanner 10 seconden-zelfontspanner................. 68 2 seconden-zelfontspanner................... 81 Gezicht-zelfont. ..................................... 69 Vertraging en aantal opnamen wijzigen ...................... 82 Zonsondergang (modus voor speciale opnamen) ................................................. 61 Zoomen ........................................ 26, 33, 65 Zwart-witfoto's .......................................... 80 Informatie over handelsmerken • Het SDHC-logo is een handelsmerk. • HDMI, het HDMI-logo en de High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC. Disclaimer • Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard zonder toestemming van Canon. • Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. • De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van het werkelijke apparaat. • We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in deze handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen opmerkt, neem dan contact op met de Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd. • Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten. CEL-SM9PA280 © CANON INC. 2009
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171

Canon PowerShot SX200 IS de handleiding

Type
de handleiding