Canon IXUS 980 IS de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
2
Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de volgende
onderdelen bevat. Indien u merkt dat er iets ontbreekt, neem dan contact op
met de leverancier van het product.
U kunt de bijgesloten geheugenkaart gebruiken om uw nieuwe camera
uit te proberen en wat proefopnamen te maken.
Adobe Reader is vereist voor het weergeven van de PDF-handleidingen.
U kunt Microsoft Word Viewer 2003 installeren om de Word
handleidingen te openen (alleen Midden-Oosten). Als deze software niet
op uw computer is geïnstalleerd, kunt u deze downloaden via de
volgende website:
http://www.adobe.com (voor PDF)
http://www.microsoft.com/downloads/ (voor Word-indeling)
De inhoud van de verpakking controleren
Camera
Batterij NB-5L
(met kapje)
Interfacekabel
IFC-400PCU
AV-kabel
AVC-DC400
Polsriem
WS-DC7
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE
Cd Canon Digital Camera Manuals Disk
Introductiehandleiding
Geheugenkaart
(32 MB)
GarantiesysteemboekjeCd Canon Digital
Camera Solution Disk
3
Proefopnamen
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van
Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet
aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout
in de werking van een camera of accessoire, inclusief geheugenkaarten, die
ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden
gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthouder.
In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen,
tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera
of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke
bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor informatie over de garantie op uw camera, raadpleegt u het Canon
garantiesysteemboekje dat bij de camera is geleverd.
U kunt het garantiesysteemboekje ook raadplegen voor contactinformatie
over de Canon Klantenservice.
LCD-scherm
Het LCD-scherm is gefabriceerd met extreem hoge precisietechnieken. Meer
dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er niet-
werkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op
een cameradefect. Tevens heeft dit geen invloed op het opgenomen beeld.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De
camerabehuizing kan dan warm worden. Dit duidt niet op een cameradefect.
Geheugenkaarten
Deze camera kan werken met diverse soorten geheugenkaarten. Al deze
kaarten worden in deze handleiding 'geheugenkaarten' genoemd.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten. . 21
Diverse soorten opnamen maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 – 56
- Mooie opnamen maken van mensen
- Landschapsopnamen maken
- Diverse andere opnamen maken
Scherpstellen op gezichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 62, 82, 86
Opnamen maken op plaatsen waar niet geflitst kan worden
(flitser uitschakelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Foto's maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61, 62
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . 60
Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . 63
Close-ups maken van onderwerpen met de zoomfunctie
(digitale macro-opnamen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
De grootte wijzigen van de opname (resolutie). . . . . . . . . . . . . . 68
Continu foto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Opnamen maken zonder camerabeweging
(beeldstabilisatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Opnamen maken zonder camerabeweging, ook bij weinig licht
(Hoge ISO-waarde) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56, 70
IF wP
Bij nacht
(p. 54)
Op het strand
(p. 55)
In de sneeuw
(p. 55)
V
Kinderen en
dieren (p. 54)
Portretten
(p. 54)
OU
Gebladerte
(p. 55)
Zonsondergangen
(p. 55)
y
Aquarium
(p. 56)
S
Onder water
(p. 56)
Z
Weinig licht
(p. 56)
Ht
Binnen
(p. 55)
Vuurwerk
(p. 56)
Opnamen maken
Wat wilt u doen?
5
Foto's maken met de zoeker. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Foto's van bewegende onderwerpen maken met de zoeker . . . 79
Continu scherpstellen op bewegende objecten (Servo AF) . . . . 84
Donkere objecten bijstellen en opnemen (i-Contrast) . . . . . . . . . 91
1
De foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Foto's automatisch afspelen (diashow). . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Foto's bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Snel foto's zoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104, 105
Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 113
Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . 117
Weergeven
E
Films maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Films maken en bekijken
Afdrukken
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Foto's opslaan op een computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 128
Opslaan
3
Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . 13, 139
Overige
6
De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte
functies van deze camera. De hoofdstukken 4 en volgende beschrijven de
geavanceerde functies, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren.........................................2
Lees dit eerst .....................................3
Wat wilt u doen? ................................4
Bescherming van het LCD-scherm....8
Veiligheidsvoorschriften.....................9
De batterij opladen...........................12
De batterij en geheugenkaart
plaatsen ...........................................14
De datum en tijd instellen ................17
De taal van het LCD-scherm
instellen............................................19
De sluiterknop indrukken .................20
Foto's maken ...................................21
Beelden bekijken .............................24
Opnamen wissen .............................25
Opnamen afdrukken ........................26
Films opnemen ................................28
Films bekijken ..................................30
Opnamen downloaden naar
een computer...................................31
Accessoires .....................................36
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires......................................38
Overzicht van de onderdelen...........40
Informatieweergave op het
scherm .............................................42
Lampjes ...........................................44
m Menu FUNC. –
Basishandelingen ............................45
Menu n – Basishandelingen...46
De geluidsinstellingen wijzigen ........47
De helderheid van het scherm
wijzigen ........................................... 48
De standaardinstellingen van
de camera herstellen....................... 49
Geheugenkaarten formatteren........ 50
De functie Spaarstand
(Automatisch Uit)............................. 51
De weergaveduur van de opname
wijzigen ........................................... 52
Klokfuncties..................................... 52
K Diverse soorten opnamen
maken ............................................. 54
! De flitser uitzetten....................... 57
i Dichter inzoomen op het
onderwerp (Digitale Zoom).............. 58
Datum en tijd aan de opname
toevoegen ....................................... 60
Ò De zelfontspanner gebruiken...... 61
" De gezicht-zelfontspanner
gebruiken ........................................ 62
e Close-ups maken (Macro) .......... 63
R Sterk inzoomen op onderwerpen
(Digitale Macro)............................... 64
G Opnamen maken met
automatische belichting................... 66
h De flitser aanzetten ..................... 67
u Objecten op grote afstand
fotograferen (Oneindig) ................... 67
De resolutie (beeldgrootte)
wijzigen ........................................... 68
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ..........................11
2 Meer informatie....................39
3 Speciale opnamen maken
en de basisfuncties
gebruiken ............................ 53
4 Instellingen maken voor
de perfecte opname............ 65
Inhoudsopgave
7
De beeldkwaliteit
(compressieverhouding) wijzigen.... 68
- De ISO-waarde wijzigen .......... 70
De kleurtoon aanpassen
(Wit Balans) .................................... 71
De helderheid (belichtingscompensatie)
aanpassen......................................... 72
W Continu-opnamen ...................... 72
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors) ..................................... 73
Î Opnamen maken met de twee
seconden-zelfontspanner................ 74
$ De zelfontspanner aanpassen ... 75
Opnamen maken met behulp van
de zoeker ........................................ 76
Opnamen maken via een tv............ 76
Opname maken aan de hand
van het histogram ........................... 77
De compositie van de opname
wijzigen (focusvergrendeling) ......... 78
Opnamen maken met 8
(Quick Shot) .................................... 79
De modus AF Frame wijzigen......... 82
Opnamen maken met vergrote
focusweergave................................ 83
% Opnamen maken met AF lock .. 84
Opnamen maken met Servo AF ..... 84
f Handm. scherpstellen............... 85
0 De persoon selecteren
waarop u wilt scherpstellen
(Gezichts Selectie).......................... 86
De meetmethode wijzigen............... 87
& Opnamen maken met AE lock .. 87
( Opnamen maken met
flitsbelichtingsvergrendeling............ 88
~ Flitsbelichtingscompensatie ....... 88
D De sluitertijd en
diafragmawaarde instellen.............. 89
Het Flits output instellen .................. 90
@ Donkere onderwerpen aanpassen
en opnamen maken (i-Contrast)......91
ΠRode-Ogen Corr. ....................... 92
De kleur wijzigen en opnamen
maken.............................................. 93
L Opnamen maken met
Stitch Hulp ....................................... 96
De filmmodus wijzigen..................... 98
De beeldkwaliteit wijzigen ............... 98
AE lock/Belichting............................ 99
Overige opnamefuncties ............... 100
Afspeelfuncties .............................. 100
* Bewerken .................................. 101
g Beelden doorzoeken in groepen
van 9 (index weergeven)...............104
d Naar beelden zoeken in
de springweergave ........................ 105
. Diashows bekijken .................... 107
Scherpstelling en gezichtsuitdrukking
controleren (Focus check)............. 110
k Beelden vergroten ....................111
+ Beeldovergangen wijzigen........111
Beelden weergeven op een tv....... 112
/ Alle beelden wissen ..................113
: Beelden beveiligen ................. 117
; Beelden indelen in categorieën
(My Category)................................119
\ Beelden roteren ........................ 120
= Het formaat van beelden
veranderen ....................................121
[ Trimmen.................................... 122
5 Geavanceerde opnamefuncties
gebruiken............................. 81
6 Diverse functies voor
het opnemen van films
gebruiken............................. 97
7 Verschillende
afspeelfuncties en andere
functies gebruiken ............ 103
Inhoudsopgave
8
? Effecten toevoegen met
de functie My Colors ......................123
@ Donkere onderwerpen
aanpassen (i-Contrast) ..................124
] Rode-ogeneffect corrigeren.......125
^ Geluidsmemo's toevoegen........127
Beelden verplaatsen naar
een computer.................................128
{ Beelden markeren voor
verplaatsen (DPOF).......................129
Print Lijst (DPOF)...........................131
Beelden markeren voor afdrukken
(DPOF) ..........................................132
_ Alleen geluid opnemen
(Audio Recorder) ...........................135
Functies aanpassen.......................138
Opnamefuncties aanpassen..........142
De afspeelfuncties aanpassen ...... 146
5 Het opstartbeeld of -geluid wijzigen
(Mijn camera-instellingen) ............. 147
Aansluiten op het lichtnet.............. 150
Een extra flitser gebruiken ............ 150
U denkt dat er een probleem is ..... 151
Lijst met berichten die op het
scherm worden weergegeven ....... 154
Beschikbare functies per
opnamemodus .............................. 156
Menu's........................................... 158
Voorzorgsmaatregelen.................. 162
De heroplaadbare lithiumbatterij
recyclen......................................... 163
Specificaties .................................. 164
Index ............................................. 167
Ga niet zitten wanneer u de camera in een broekzak draagt.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief
beïnvloeden.
Als u de camera in een tas stopt, zorg dan dat er geen harde
objecten in contact komen met het LCD-scherm.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief
beïnvloeden.
Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief
beïnvloeden.
8 De camera aanpassen.......137
9 Nuttige informatie voor het
gebruik van de camera..... 149
Bescherming van het LCD-scherm
9
Lees voordat u de camera gebruikt eerst de veiligheidsvoorschriften door. Deze kunt u
hieronder vinden en in het gedeelte 'Veiligheidsvoorschriften'. Bedien de camera altijd
zoals wordt beschreven in de handleiding.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel aan uzelf
of andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die
u gebruikt.
Camera
Batterij, batterijlader
Waarschuwingen
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel
of levensgevaar.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel of
schade aan de apparatuur.
Waarschuwingen
Kijk niet via de zoeker van de camera naar een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen en peuters.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Geheugenkaart, dag-/datumbatterij: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem in
dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de
flitser gebruikt.
Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor
geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen, schakelt u de
camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners
om de apparatuur schoon te maken.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
Plaats de batterij niet in of in de buurt van open vuur.
Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater)
of andere vloeistoffen.
Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
10
Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Dit kan dit leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de
omgeving kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond,
huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk
afspoelen met water en medische hulp inschakelen.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u
contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de eenheid gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze
oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden.
Zorg ervoor dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt of wijzigt en plaats
geen zware voorwerpen op het snoer.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie.
Voorzichtig
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor (CCD) beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan
schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
U kunt zich bezeren en de camera kan beschadigd raken.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Gebruik de apparatuur niet op een manier die de geschatte capaciteit van de
stroomvoorziening of de bijbehorende bedrading overschrijdt. Gebruik de
apparatuur niet als het netsnoer of de stekker beschadigd zijn, of als de stekker
niet volledig in het stopcontact is gestoken.
Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen:
- Plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan.
- Plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40° C.
- Vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage, oververhitting of een explosie ontstaan, wat kan leiden tot
brand, brandwonden of ander letsel. Door hoge temperaturen kan bovendien de
behuizing worden vervormd.
Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels)
in contact komen met de contactpunten of stekker van de oplader.
Dit kan brand, elektrische schokken of andere schade veroorzaken.
Gebruik de flitser niet als er vuil of stof op zit of als uw vingers of uw kleding
de flitser bedekken.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
11
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A, en het bekijken, wissen en
afdrukken van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk
behandelt het maken en bekijken van films en het downloaden van
beelden naar een computer.
De riem bevestigen/De camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw pols om
te vermijden dat de camera valt tijdens het gebruik.
Houd uw armen tegen uw lichaam aangedrukt en houd de zijkant van
de camera stevig vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet bedekken.
1
Riem
12
Gebruik de meegeleverde lader om de batterij te laden.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de markeringen S op de batterij
overeenkomen met de markeringen op de
lader en plaats vervolgens de batterij door
deze naar binnen en naar beneden
te schuiven.
Laad de batterij op.
Kantel de stekker naar buiten en steek
deze in een stopcontact (CB-2LX).
Sluit het netsnoer aan op de batterijlader
en steek de andere stekker in een
stopcontact (CB-2LXE).
X Het oplaadlampje gaat rood branden en
het opladen begint.
Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen
duurt ongeveer 2 uur en 5 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen en omhoog
te schuiven.
De batterij opladen
CB-2LX
CB-2LXE
Als u de levensduur van de batterij wilt waarborgen, moet u de batterij
nooit langer dan 24 uur opladen.
De batterij opladen
13
Aantal opnamen dat ongeveer kan worden gemaakt
* Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen er wellicht meer of minder
opnamen worden gemaakt.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht (p. 42) om de
resterende lading van de batterij aan te geven.
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken, of de dag daarvoor.
Geladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
De batterij een lange tijd bewaren.
Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig
het klepje voor de aansluiting en berg de batterij op. Wanneer u een batterij die
niet volledig leeg is, een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de
levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met 100 – 240 V (50/60 Hz)
wisselstroomvermogen. Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een
geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten
zoals elektrische transformators, omdat dit kan leiden tot storingen.
Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt.
Koop dan een nieuwe batterij.
Aantal
opnamen
LCD-scherm aan.*
280
LCD-scherm uit. 700
Afspeeltijd (uren)
6
Weergave Betekenis
Goed.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(knippert rood) Bijna leeg.
'Vervang/verwissel accu.' Leeg. Laad de batterij op.
De batterij en de lader efficiënt gebruiken
Plaats het klepje zo op een geladen batterij
dat de markering S zichtbaar is.
14
Plaats de meegeleverde batterij en geheugenkaart in de camera.
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
U kunt geen opnamen maken als de kaart
een schuifje voor schrijfbeveiliging bevat
en als dit schuifje dicht zit. Duw het
schuifje omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten en
omhoog om het te openen.
Plaats de batterij.
Plaats de batterij op de afgebeelde wijze
totdat deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
inbrengt. Zo niet, dan klikt deze niet
goed vast.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Als u de geheugenkaart in de verkeerde
richting probeert te plaatsen, kunt u de
camera beschadigen. Plaats de kaart in
de juiste richting.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Aansluitingen
Etiket
De batterij en geheugenkaart plaatsen
15
Sluit het klepje.
Sluit het klepje en schuif het naar
binnen totdat het vastklikt.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
vandepijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen tot
u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
16
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Deze waarden zijn gebaseerd op een camera met de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-
instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus (p. 21) staat.
Compatibele geheugenkaarten
SD-geheugenkaarten
SDHC-geheugenkaarten
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
SD- en SDHC-geheugenkaarten hebben een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'.
Als dit schuifje dicht zit, verschijnt op het scherm [Kaart op slot!]. U kunt dan geen
beelden opnemen of wissen.
Geheugenkaart
32 MB (meegeleverd) 2 GB 8 GB
Aantal opnamen
7 516 2063
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
Wat is een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'?
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
17
Het instellingenmenu Datum/Tijd verschijnt wanneer de camera voor het
eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen
worden toegevoegd, op deze instellingen worden gebaseerd, is het
belangrijk dat u deze opgeeft.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X Het instellingenmenu Datum/Tijd
verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Gebruik de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Gebruik de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om een waarde
te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het menu Datum/Tijd gesloten.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en de tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het menu Datum/Tijd iedere keer als u de camera inschakelt.
Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op of het
keuzewiel  de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur)
ingesteld.
De datum en tijd instellen
Het instellingenmenu Datum/Tijd komt steeds terug
Zomertijd instellen
De datum en tijd instellen
18
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
Druk op de knoppen qr om de tab 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Datum/Tijd] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Volg stap 2 en 3 op p. 17 om de instelling
op te geven.
Druk op n om het menu te sluiten.
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij; dit is een reservebatterij
die de datum/tijd-instellingen ongeveer 3 weken kan vasthouden nadat de
batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset (afzonderlijk
verkrijgbaar) aansluit (p. 38), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de camera
inschakelt. Volg de stappen op p. 17 om de datum en de tijd in te stellen.
Datum/tijd-batterij
19
U kunt de taal wijzigen waarin de menu's en berichten op het LCD-scherm
worden weergegeven.
Open het instellingsmenu voor
de taal van het LCD-scherm.
Druk op de knop 1.
Houd de knop m ingedrukt terwijl
u op de knop n drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel  om een taal te
selecteren en druk vervolgens op m.
X De schermtaal wordt gewijzigd.
De klok (p. 52) verschijnt als het bij stap 1 te lang duurt nadat u op m hebt
gedrukt en voordat u op n drukt. Als de klok verschijnt, drukt u op m om
de klok te verwijderen en voert u daarna stap 1 opnieuw uit.
De taal van het LCD-scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te
drukken, de tab 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal]
te selecteren.
20
De sluiterknop heeft twee bedieningsfasen. Druk de sluiterknop altijd eerst
half in om de focus in te stellen en maak daarna de foto.
Druk de sluiterknop half in
(zachtjes drukken tot de
eerste stop).
X De camera stelt automatisch de focus in
en de overige instellingen voor een
opname, zoals helderheid en kleur.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
Druk de sluiterknop helemaal in
(tot de tweede stop).
X U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid bewegen, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
De sluiterknop indrukken
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te
pauzeren, is het opgenomen beeld wellicht onscherp.
21
De camera kan automatisch alle instellingen maken, zodat u alleen nog op
de sluiterknop hoeft te drukken om een foto te maken.
Ook wordt bij het fotograferen van personen automatisch het gezicht
herkend. Vervolgens wordt hierop scherpgesteld (p. 82) en worden de kleur
en helderheid geoptimaliseerd.
Kies de modus A.
Stel het programmakeuzewiel in op A.
Bepaal de compositie voor
de opname.
Als u de zoomknop naar i draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit
kleiner lijkt.
X Als er gezichten worden herkend,
verschijnt een wit kader rond het gezicht
dat als het hoofdonderwerp wordt
beschouwd. Rond de andere herkende
gezichten verschijnt een grijs kader.
Foto's maken
Foto's maken
22
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen (oranje indien
er wordt geflitst).
X Een groen kader geeft aan waarop
de camera is scherpgesteld.
X Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop volledig in. Het
sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt
vastgelegd.
X Als er weinig licht is, wordt de flitser
automatisch geactiveerd.
X Het lampje knippert groen terwijl het beeld
wordt opgeslagen op de geheugenkaart.
X De foto verschijnt gedurende enkele
seconden op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de sluiterknop drukken om
een volgende foto te maken.
AF-kaders
Foto's maken
23
Er verschijnt niets op het scherm wanneer de camera wordt ingeschakeld.
Druk op de knop l om het LCD-scherm in te schakelen.
De camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden behalve de waarschuwingsgeluiden uitgeschakeld. Om het
geluid weer in te schakelen, drukt u op n. Dan selecteert u de tab 3 en
vervolgens de optie [Mute]. Gebruik de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Maak de opname binnen
de werkzame flitsafstand van ongeveer 50 cm – 4,6 m met een maximale
groothoekinstelling, en ongeveer 50 cm – 2,4 m met een maximale telelens.
Het lampje knippert geel en de camera geeft eenmaal een geluidssignaal
wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Het onderwerp is te dichtbij. Ga ongeveer 50 cm naar achteren, druk de
sluiterknop half in en maak de opname wanneer het lampje niet meer
geel knippert.
Het lampje brandt terwijl de sluiterknop half is ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken,
kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving
(pags. 142143).
h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt,
ook al was de sluiterknop helemaal ingedrukt.
De flitser is aan het opladen. Houd de sluiterknop volledig ingedrukt. Na een
tijdje gaat het lampje oranje branden en wordt de opname gemaakt.
Wat als...
24
U kunt de opgenomen beelden op het scherm bekijken.
Schakel de afspeelmodus in.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op q drukt, doorloopt u de beelden
in de omgekeerde volgorde van opname.
Als u op r drukt, doorloopt u de beelden
in de volgorde van opname.
De beelden volgen elkaar sneller op als u
de knoppen qr ingedrukt houdt, maar ze
worden grover weergegeven.
Het scherm aan de linkerkant verschijnt
als u aan het keuzewiel  draait. Als u
het wiel naar rechts draait, verschijnen de
beelden in de omgekeerde volgorde
van opname. Als u naar links draait,
verschijnen ze in de volgorde van opname.
Het middelste beeld verschijnt op
volledige grootte als u stopt met draaien
aan het keuzewiel Â.
Als u op 1 drukt terwijl de lens is
uitgeschoven, keert u terug naar het
opnamescherm.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken. Als u op 1 drukt met de
lens ingetrokken, wordt de camera
uitgeschakeld.
Als u op 1 drukt terwijl de camera is uitgeschakeld, wordt de camera
ingeschakeld in de afspeelmodus. Als u nogmaals op deze knop drukt, wordt de
camera uitgeschakeld. Als u de sluiterknop half indrukt met de camera in de
afspeelmodus, keert u terug naar het opnamescherm.
Beelden bekijken
De afspeelmodus in- en uitschakelen
25
U kunt de opnamen één voor één selecteren en wissen. Let erop dat gewiste
opnamen niet kunnen worden hersteld. Denk goed na voordat u opnamen wist.
Schakel de afspeelmodus in.
Druk op de knop 1.
Selecteer de opname die u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om de te wissen opname
weer te geven.
Wis de opname.
Druk op de knop p.
X [Wissen] verschijnt.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [Wissen] te selecteren
en druk vervolgens op m.
X De getoonde opname wordt gewist.
Als u de opname niet wilt wissen, drukt u
op de knoppen qr of draait u aan het
keuzewiel  om [Stop] te selecteren en
drukt u vervolgens op m.
Opnamen wissen
26
U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera aansluit
op een printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar).
Benodigdheden
Camera en printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk
verkrijgbaar)
De interfacekabel die bij de camera wordt geleverd (p. 2)
Zet de camera en de printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Zet de printer aan.
Druk op 1 en zet de camera aan.
X verschijnt op het scherm en de
knop c brandt blauw.
Opnamen afdrukken
Opnamen afdrukken
27
Selecteer de opname die u wilt
afdrukken.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om een beeld
te selecteren.
Druk de beelden af.
Druk op de knop c.
X Het afdrukken begint en de knop c
knippert blauw.
Als u nog meer opnamen wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de interfacekabel.
Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk
verkrijgbaar)
Als u uw camera aansluit op een van de onderstaande Canon PictBridge-
compatibele printers, kunt u uw opnamen afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een Canon-dealer bij u in de buurt.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor informatie
over het afdrukken van beelden, inclusief afdrukken met printers die
compatibel zijn met Direct Print.
Compact Photo Printers
(SELPHY-serie)
Inkjetprinters
28
De camera kan automatisch alle instellingen maken, zodat u alleen nog op
de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen.
Kies de modus E.
Stel het programmakeuzewiel in op E.
Kies de modus X.
Draai aan het keuzewiel  om
de modus in te stellen op X.
Bepaal de compositie voor
de opname.
Als u de zoomknop naar i draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit
kleiner lijkt.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
Films opnemen
Opnametijd
Films opnemen
29
Maak de opname.
Druk de sluiterknop volledig in.
X De camera begint met de filmopname en
op het scherm verschijnt [ Rec.] en de
verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de sluiterknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar
worden de helderheid en de kleurtoon
automatisch aangepast.
Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
Gebruik behalve de ontspanknop geen
andere knoppen. Het geluid van andere
knoppen wordt met de film opgenomen.
Stop de opname.
Druk de sluiterknop opnieuw volledig in.
De camera geeft één pieptoon en stopt
met opnemen.
X Het lampje knippert groen en de film wordt
naar de geheugenkaart weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
Deze waarden zijn gebaseerd op een camera met de standaardinstellingen.
Bij stap 2 kunt u de opnametijd op het scherm bekijken.
De maximale cliplengte is ongeveer 1 uur.
De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is.
Verstreken tijd
Microfoon
Geheugenkaart 32 MB (meegeleverd) 2 GB 8 GB
Opnametijd
22 sec. 23 min. 49 sec. 1 uur 35 min. 11 sec.
30
U kunt de opgenomen films op het scherm bekijken.
Schakel de afspeelmodus in.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte film verschijnt.
X verschijnt op het filmscherm.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een film te selecteren
en druk vervolgens op m.
X Het filmbedieningspaneel verschijnt op
het scherm.
Speel de film af.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De film wordt afgespeeld.
U kunt het afspelen van de film pauzeren
en hervatten door nogmaals te drukken
op m.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
Films bekijken
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen.
De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden.
Dit hangt af van de computercapaciteiten.
Voor meer informatie over het filmbedieningspaneel gaat u naar p. 101.
31
U kunt de meegeleverde software gebruiken om de gemaakte opnamen
te downloaden naar een computer.
Benodigdheden
Camera en computer
De cd Canon Digital Camera Solution Disk die bij de camera is geleverd
(p. 2)
De interfacekabel die bij de camera wordt geleverd (p. 2)
Systeemvereisten
Windows
Macintosh
Besturingssysteem Windows Vista (met Service Pack 1)
Windows XP Service Pack 2
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
Processor
Beelden bekijken
Windows Vista Pentium 1,3 GHz of hoger
Windows XP Pentium 500 MHz of hoger
Films bekijken Core2 Duo 1,66 GHz of hoger
RAM
Beelden bekijken
Windows Vista 512 MB of meer
Windows XP 256 MB of meer
Films bekijken
1 GB of meer
Interface USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
Canon Utilities
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
PhotoStitch: 40 MB of meer
Beeldscherm 1024x768 pixels/Hoge kleuren (16 bits) of meer
Besturingssysteem Mac OS X (v.10.4 – v.10.5)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Processor Beelden bekijken PowerPC G4/G5- of Intel-processor
Films bekijken Core Duo 1,66 GHz of hoger
RAM
Beelden bekijken
Mac OS X (v.10.5): 512 MB of meer
Mac OS X (v.10.4): 256 MB of meer
Films bekijken
1 GB of meer
Interface USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
Canon Utilities
ImageBrowser: 300 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Beeldscherm 1024x768 pixels/32.000 kleuren of meer
Opnamen downloaden naar een computer
Opnamen downloaden naar een computer
32
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows XP en Mac OS X (v.10.4)
gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd Canon Digital Camera
Solution Disk in het cd-romstation
van de computer.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie].
Volg de instructies op het scherm om
verder te gaan met de installatie.
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer het normale
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd Canon Digital Camera
Solution Disk in het cd-romstation van
de computer.
Het installatiescherm verschijnt als u
dubbelklikt op het pictogram in het
cd-romvenster.
Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder te
gaan met de installatie.
Opnamen downloaden naar een computer
33
Sluit de camera aan op
de computer.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld
voordat u deze aansluit.
Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de USB-
poort van de computer. Raadpleeg de
handleiding van de computer voor meer
informatie over de aansluiting.
Maak een verbinding tussen
de camera en de computer.
Druk op 1 en zet de camera aan.
Open CameraWindow.
Windows
Selecteer [Canon CameraWindow] en klik
op [OK].
X CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u
op het menu [Start] en selecteert u
[All Programs/Alle programma's] of
[Programs/Programma's] gevolgd door
[Canon Utilities] [CameraWindow]
[CameraWindow] [CameraWindow].
X Het menu Verplaats verschijnt op het
camerascherm en de knop c
brandt blauw.
Opnamen downloaden naar een computer
34
Macintosh
X
Wanneer u een verbinding maakt tussen
de camera en de computer, verschijnt het
venster CameraWindow.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u
op het pictogram [CameraWindow] op
de taakbalk onder aan het bureaublad.
X Het menu Verplaats verschijnt op het
camerascherm en de knop c
brandt blauw.
Opnamen downloaden met een computer
Klik op [Transfer Untransferred Images/
Niet-verplaatste opnamen verplaatsen].
X Alle opnamen die nog niet zijn
gedownload, worden nu naar de computer
gedownload.
Nadat het downloaden is voltooid,
schakelt u de camera uit en verwijdert
u de kabel.
Raadpleeg voor overige acties
de Startershandleiding.
U kunt geen opnamen maken terwijl het menu Verplaats wordt
weergegeven.
Opnamen downloaden naar een computer
35
Beelden downloaden met de camera
Selecteer [Nieuwe beelden].
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Nieuwe beelden]
te selecteren.
Als u niet het scherm aan de linkerkant
te zien krijgt, druk u op de knop n.
Download de beelden.
Druk op de knop c.
X Alle opnamen die nog niet zijn
gedownload, worden nu naar de computer
gedownload.
Nadat het downloaden is voltooid,
schakelt u de camera uit en verwijdert
u de kabel.
Raadpleeg voor overige acties
de Startershandleiding.
Gedownloade beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in
afzonderlijke submappen in de map 'My Pictures/Mijn afbeeldingen'
van Windows of 'Pictures/Afbeeldingen' van Macintosh.
36
Accessoires
Polsriem
WS-DC7
Geheugenkaart
(32 MB)
Cd Canon Digital Camera
Solution Disk
AV-kabel
AVC-DC400
*1
Voedingsadapterset ACK-DC30
Compacte
voedingsadapter CA-DC10
Geleverd bij de camera
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Zie de gebruikershandleiding van de printer voor meer informatie over de printer
en interfacekabels.
Batterij NB-5L
*1
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE
*1
NetsnoerGelijkstroom-
koppeling DR-30
Interfacekabel
IFC-400PCU
*1
Accessoires
37
Krachtige flitser
HF-DC1
Inkjetprinters
*2
Compact Photo Printers
*2
(SELPHY-serie)
(CP-serie)
Kaartlezer
Windows/
Macintosh
Video IN-aansluiting
Audio IN-aansluiting
TV/Video
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen voor een uitstekende prestatie wanneer het wordt gebruikt in
combinatie met Canon-accessoires. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade
aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door
de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of
explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is
op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires van een ander
merk, hoewel u deze reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
Waterdichte behuizing
WP-DC27
Waterdichte behuizing
Gewicht voor WW-DC1 (Gebruik een
van de vier meegeleverde gewichten)
38
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht.
Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar
in sommige regio's.
Voedingen
Voedingsadapterset ACK-DC30
Met deze set kunt u de camera voeden via een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een computer. U kunt op deze manier niet
de batterij in de camera opladen.
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Een adapter om batterij NB-5L op te laden.
Batterij NB-5L
Oplaadbare lithiumbatterij.
Overige accessoires
Waterdichte behuizing WP-DC27
Wanneer u deze waterdichte behuizing gebruikt, kunt u onderwateropnamen
maken tot een diepte van 40 meter. Deze behuizing is ook ideaal voor zorgeloos
fotograferen in de regen, op het strand en op de skipiste.
Krachtige flitser HF-DC1
Met deze extra flitser die op de camera kan worden bevestigd, kunt u
onderwerpen belichten die te ver weg zijn voor de ingebouwde flitser.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
39
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en
de informatie op het scherm, evenals het basisgebruik.
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en
keuzewielen van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken: [ ].
De knoppen die een richting aanduiden, het keuzewiel en de knop
FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Tips voor het oplossen van problemen.
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn.
: Aanvullende informatie.
(p. xx): Referentiepagina's. 'xx' duidt het paginanummer aan.
In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat alle functies
de standaardinstellingen hebben.
2
(Knop Omhoog)
(Knop FUNC./SET)
(Knop Rechts)
(Knop Links)
(Knop Omlaag)
(Keuzewiel)
40
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel kunt u de opnamemodi wijzigen.
Overzicht van de onderdelen
Lampje (AF-hulplicht (p. 143) / Lampje
voor Auto. Rode ogen red. (p. 142) /
Lampje van zelfontspanner (p. 62))
Microfoon (p. 29)
Lens
Zoomknop
Opnamen maken: i (Telelens) /
j (Groothoek) (p. 21)
Weergeven: k (Vergroten) /
g (Index) (p. 104)
Sluiterknop (p. 20)
ON/OFF-knop
Luidspreker
Flitser (pags. 57, 67)
Aansluiting statief
Klepje van aansluiting voor
gelijkstroomkoppeling (p. 150)
Klepje van geheugenkaart /
batterijhouder (p. 14)
Bevestigingspunt van polsriem (p. 11)
Filmmodus
Voor het maken van
films (pags. 28, 97).
Modus voor speciale
opnamen
De camera kan automatisch
alle geschikte instellingen
voor de opname maken,
zodat u alleen nog op de
sluiterknop hoeft te drukken
om het beeld vast te leggen
(p. 54).
Automatische modus
Hiermee kunt u opnamen maken
en de instellingen automatisch aan
de camera overlaten (p. 21).
Automatische belichting/
handmatige modus
Hiermee kunt u op verschillende
manieren opnamen maken, waarbij
alle camera-instellingen worden
gebruikt (pags. 65, 81).
Snel beeld
Hiermee kunt u foto's maken
met de zoeker, zonder iets te
missen (p. 79).
Overzicht van de onderdelen
41
Keuzewiel
Als u ziet op het scherm, kunt u een optie selecteren door aan het
keuzewiel te draaien.
Ook als u niet ziet, werkt het keuzewiel op dezelfde manier als de
knoppen voor de richting (p. 39).
Lampjes (p. 44)
LCD-scherm (p. 42)
Knop c (Afdrukken/Delen)
(pags. 26, 145)
Zoeker (pags. 76, 79)
Programmakeuzewiel
Knop 1 (Afspelen) (pags. 24, 146)
A/V OUT- (audio-/video) en DIGITAL-
uitgang
Knop n (p. 46)
Knop l (Weergave) (pags. 42, 43)
Knop ISO waarde (p. 70) / d (Ga naar)
(p. 105) / o
Knop e (Macro) (p. 63) / u (Oneindig)
(p. 67) / f (Handm. scherpstellen)
(p. 85) / q
Keuzewiel
Knop m FUNC./SET (Functie/
Instellen) (p. 45)
Knop h (Flitser) (pags. 57, 67) / r
Knop W (Continue Opname) (p. 72) /
Q (Zelfontspanner) (pags. 61, 62) /
a (1 Opname wissen) (p. 25) / p
Verdwijnt na enkele
seconden
42
Opname (informatieweergave)
* : Standaard, : Rechterkant omlaag, : Linkerkant omlaag
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of
horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname.
Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera
vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Deze functie werkt mogelijk niet goed wanneer de camera recht omhoog of
recht omlaag wijst.
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop l.
Informatieweergave op het scherm
Belichtingscompensatie
(p. 72)
Wit Balans (p. 71)
My Colors (p. 73)
Flitsbelichtingscompen-
satie / Flits output
(pags. 88, 90)
Lichtmeetmethoden (p. 87)
Beeldkwaliteit
(Compressie) (p. 68)
Resolutie (p. 68)
Histogram (p. 44)
Digitale Zoom (p. 58) /
Digitale Tele-converter
(p. 59)
Macro (p. 63) / Oneindig
(p. 67) / Handm.
scherpstellen (p. 85)
ISO waarde (p. 70)
Flits mode (pags. 57, 67)
Rode-Ogen Corr. (p. 92)
Transport mode (pags. 61,
62, 72, 75)
Camerastand*
Batterij-oplaadlampje
(p. 13)
Opnamemodus
AF Frame (p. 22)
Spotmetingpunt (p. 87)
AF lock (p. 84)
i-Contrast (p. 91)
Maak folder (p. 140)
Resterend aantal opnamen
(Foto's)
(p. 16) /
Resterende tijd (films)
(p. 29)
Disp. Sjabloon (p. 144)
Sluitertijd (p. 89)
Diafragmawaarde (p. 89)
Tijdzone (p. 139)
Beeldstabilisatie (p. 145)
Datum opname (p. 60)
AE lock (pags. 87, 99) /
Flitsbelichtingsvergrende-
ling (p. 88)
Geen informatieweergave InformatieweergaveDisplay uit
Informatieweergave op het scherm
43
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop l.
Print Lijst (p. 131)
My Category (p. 119)
Opnamemodus
Sluitertijd (p. 89)
Belichtingscompensatie
(p. 72)
Wit Balans (p. 71)
Histogram (p. 44)
Opname bewerken
(pags. 120126)
Beeldkwaliteit
(Compressie) (p. 68) /
(Films) (p. 98)
Resolutie (p. 68)
Batterij-oplaadlampje
(p. 13)
Lichtmeetmethoden (p. 87)
Mapnummer – Bestands-
nummer (p. 140)
Nummer van
weergegeven beeld /
Totaal aantal beelden
ISO waarde (p. 70)
Diafragmawaarde (p. 89) /
Beeldkwaliteit (Films)
(p. 98)
i-Contrast (p. 124)
Flitsbelichtingscompen-
satie / Flits output
(pags. 88, 90)
Macro / Oneindig / Handm.
scherpstellen
(pags. 63, 67, 85)
Bestandsgrootte
(pags. 68, 98)
Resolutie (p. 68) /
Verstreken tijd (Films)
(p. 99)
Geluids memo (p. 127)
Beveilig (p. 117)
My Colors (p. 73)
Rode-Ogen Corr. (p. 125)
Opnamedatum en -tijd
(p. 60)
Geen informatie-
weergave
Korte
informatie-
weergave
Weergave voor
focuscontrole (p. 110)
Uitgebreide
informatieweergave
Informatieweergave op het scherm
44
Weergave tijdens opnamen in donkere omgevingen
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de functie
Nachtscherm). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid
van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan
ruis kan ontstaan en de bewegingen van het onderwerp op het LCD-scherm zijn
wellicht wat hoekig. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 43) flikkeren de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram
De grafiek die verschijnt in de 'Uitgebreide
informatieweergave' (p. 43) en 'Opname
maken aan de hand van het histogram'
(p. 77) wordt 'histogram' genoemd. Het
histogram geeft de verdeling en de
hoeveelheid helderheid van een opname
aan. Als de grafiek meer naar rechts staat,
is de opname helder. Staat de grafiek
meer naar links, dan is de opname
donker. Op deze manier kunt u de
belichting controleren.
De lampjes op de achterkant van de camera (p. 41) branden of knipperen in
de volgende situaties.
Donker Helder
Hoog
Laag
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (p. 21)/Display uit (p. 138)
Knippert Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens (p. 21)
Oranje
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) (p. 21)
Knippert Waarschuwing: camera beweegt (p. 57)
Geel
Brandt e (p. 63)/u (p. 67)/% (p. 84)/f (p. 85)
Knippert Problemen bij scherpstellen (p. 23)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of
opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden.
U mag dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de
geheugenkaartsleuf of de batterijhouder openen, of de camera schudden
of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen, of storingen
veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
Lampjes
45
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. Het menu
en de menu-items zijn afhankelijk van de opnamemodus (p. 156).
Druk op de knop m.
X Het menu FUNC. verschijnt.
Selecteer een menu-item.
X Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Opties waarbij staat, kunt u ook
instellen door op de knop l
te drukken.
Druk op de knop m.
X De instelling wordt gemaakt en u keert
terug naar het standaardopnamescherm.
X De gekozen instelling wordt weergegeven
op het scherm.
m Menu FUNC. – Basishandelingen
Beschikbare opties
Menu-items
46
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De menu-items zijn afhankelijk van de modus (pags. 158161).
Druk op de knop n.
Selecteer een tab.
Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop (p. 40) naar links of naar rechts
om een tab (categorie) te selecteren.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een menu-item te
selecteren.
Voor sommige instellingen moet u eerst
naar een ander scherm overschakelen
met behulp van de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knop n.
De instelling wordt gemaakt en u keert
terug naar het standaardopnamescherm.
Menu n – Basishandelingen
47
U kunt de geluiden van de cameraknoppen uitschakelen of het volume ervan
aanpassen.
Geluiden dempen
Druk op de knop n en selecteer
de tab 3. Selecteer vervolgens [Mute]
en gebruik de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Het volume aanpassen
Druk op de knop n en selecteer de
tab 3. Selecteer vervolgens [Volume] en
druk op de knop m.
Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel
 om het volume aan te passen.
De geluidsinstellingen wijzigen
48
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
Druk op de knop n en selecteer
de tab 3. Selecteer vervolgens [LCD
Helderheid] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om de helderheid
te wijzigen.
Druk opnieuw op de knop n om
de instelling te voltooien.
Met de knop l
Druk meer dan een seconde lang op
de knop l.
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan een seconde
op de knop l om de vorige
helderheid van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm wijzigen
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
U kunt de helderheid van het scherm niet wijzigen, ook niet door op
de knop l te drukken, als u de helderheid al op maximaal hebt
ingesteld op het tabblad 3.
49
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
Selecteer [Reset alle].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 3. Selecteer vervolgens [Reset alle]
en druk op de knop m.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
[Datum/Tijd] (p. 17) op het tabblad 3, [Taal] (p. 19), [Video Systeem] (p. 112)
en [Tijdzone] (p. 139).
Geluiden of beelden die zijn toegewezen aan de tab 5 (p. 147).
De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 71).
De kleuren die zijn geselecteerd in Kleur Accent (p. 93) of Kleur Wissel (p. 94).
De standaardinstellingen van
de camera herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
50
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken, of een geheugenkaart
die al is gebruikt in een andere apparaat, moet u de kaart formatteren met
deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart
worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens
niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart
gaat formatteren.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knop n en selecteer
de tab 3. Selecteer vervolgens
[Formateren] en druk op de knop m.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
X Als het formatteren is voltooid, keert het
scherm terug naar de menuweergave.
Low Level Format
Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van
een geheugenkaart is verminderd.
Gebruik hierboven bij stap 2 de knoppen
op om [Low Level Format] te selecteren
en gebruik vervolgens de knoppen qr of
het keuzewiel  om weer te geven.
Druk op de knoppen opqr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Geheugenkaarten formatteren
Geheugenkaarten formatteren
51
De meegeleverde geheugenkaart is al geformatteerd.
Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed
werkt, kan het probleem wellicht worden opgelost door de geheugenkaart te
formatteren. Kopieer eerst de opnamen van de geheugenkaart naar een
computer of een ander apparaat voordat u gaat formatteren.
Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als
er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnemen
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera gedurende ongeveer
1 minuut niet is gebruikt. Na ongeveer 3 minuten wordt de lens ingetrokken
en de camera uitgeschakeld.
Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken en u de
sluiterknop half indrukt (p. 20), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt
u weer opnemen.
Spaarstand tijdens afspelen
Als u de camera gedurende ongeveer 5 minuten niet gebruikt, worden het
scherm en de camera uitgeschakeld.
Informatie over formatteren
Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de
kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt verwijderd. Wees
voorzichtig wanneer u een geheugenkaart overdraagt of weggooit.
Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te vermijden dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
Als u geluid (p. 135) hebt opgenomen op de geheugenkaart, verschijnt
bij stap 2 in de rechterbovenhoek van het scherm _. Het formatteren
van de kaart heeft ook als gevolg dat het geluid wordt verwijderd.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan is aangegeven op de
geheugenkaart.
Een Low Level Format kan langer duren dan de normaal formatteren,
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. U kunt een geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken als u het formatteren hebt afgebroken, maar de
gegevens zijn gewist.
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 138).
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 138).
De functie Spaarstand (Automatisch Uit)
52
Nadat u een opname hebt gemaakt, wordt deze ongeveer 2 seconden lang op
het scherm weergegeven. U kunt de weergaveduur van uw opnamen wijzigen.
Selecteer [Bekijken].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 4. Gebruik vervolgens de knoppen
qr om de weergaveduur te selecteren.
Druk in de indexweergave (p. 24) de
sluiterknop half in en wanneer de camera
overschakelt op de opnamemodus, drukt
u op de knop n.
U kunt kijken hoe laat het is.
Druk op de knop m totdat links
het klokscherm verschijnt.
X De huidige tijd wordt ongeveer
5 seconden lang weergegeven.
Als u de stand van de camera wijzigt
en op de knoppen qr drukt of aan het
keuzewiel  draait, kunt u de
weergavekleur wijzigen.
Druk op m om de klokweergave
te annuleren.
Druk op de knop n, selecteer de tab 3 en selecteer vervolgens het menu-
item [Klok Display]. Gebruik de knoppen qr om de tijd te selecteren.
De weergaveduur van de opname wijzigen
Klokfuncties
De weergegeven tijd wijzigen
Houd de knop m ingedrukt en druk op de ON/OFF-knop om de klok weer
te geven.
53
Speciale opnamen maken en
de basisfuncties gebruiken
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van speciale opnamen met behulp
van het programmakeuzewiel en het gebruik van andere
basisfuncties, zoals de flitser en de zelfontspanner.
Als u via de modus K een modus selecteert die overeenkomt met het
soort opname dat u wilt maken, maakt de camera automatisch de nodige
instellingen. Daarna hoeft u alleen nog op de sluiterknop te drukken om
de beste opnamen voor die situatie te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat u het programmakeuzewiel hebt
ingesteld op K of dat u de modus A hebt ingesteld.
'K Diverse soorten opnamen maken' (pags. 5456) en 'R Sterk
inzoomen op onderwerpen (Digitale Macro)' (p. 64) kunt u alleen
gebruiken in de modus K.
3
54
Als u de juiste modus selecteert, maakt de camera automatisch de nodige
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Stel het programma
keuzewiel
in
op
K (p. 40).
Draai het keuzewiel  naar
de gewenste modus.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht beeld wanneer
u mensen fotografeert.
F Foto's maken bij nacht
(Night Snapshot)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van
personen bij nacht of met een nachtelijk
stadsgezicht als achtergrond.
Als u de camera stevig vasthoudt, kunt u
ook zonder statief scherpe foto's maken.
V Foto's van kinderen of dieren
(Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
K Diverse soorten opnamen maken
K Diverse soorten opnamen maken
55
H Binnenshuis foto's maken
(Binnen)
Hiermee maakt u binnenshuis mooie
foto's met natuurlijke kleuren.
U Zonsondergangen
fotograferen (Zonsondergang)
Hiermee maakt u foto's van
zonsondergangen in levendige kleuren.
O Foto's nemen van gebladerte
(Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P Mensen in de sneeuw
fotograferen (Sneeuw)
Hiermee maakt u goed belichte foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen een
besneeuwde achtergrond.
w Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u goed belichte foto's van
mensen bij water of zand, waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
In F, V of H kunnen de opnamen onzuiver lijken omdat de ISO-waarde
(p. 70) is verhoogd omdat deze is aangepast aan de
opnameomstandigheden.
K Diverse soorten opnamen maken
56
t Foto's nemen van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in
levendige kleuren.
y Foto's maken van het leven
in een aquarium (Aquarium)
Hiermee maakt u foto's van het leven in
een aquarium met natuurlijke kleuren.
S Onderwaterfoto's maken
(Onderwater)
Hiermee maakt u onderwaterfoto's met
behulp van de waterdichte behuizing
WP-DC27 (afzonderlijk verkrijgbaar).
Z Opnamen maken met een
hoge ISO-waarde (ISO3200)
Hiermee maakt u foto's met een
ISO-waarde van 3200, zonder
camerabeweging of onscherpe weergave,
zelfs in donkere omgevingen.
De resolutie is ingesteld op
(1600x1200 pixels) (p. 68).
In t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan
bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien is het
raadzaam om de modus voor beeldstabilisatie [IS modus] op [Uit] te
zetten (p. 145).
In y of S kunnen de opnamen onzuiver lijken omdat de ISO-waarde
(p. 70) is verhoogd omdat deze is aangepast de
opnameomstandigheden.
In Z kunnen de opnamen onzuiver lijken.
57
U kunt de flitser uitzetten tijdens het maken van opnamen.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr draai aan of het
keuzewiel  om ! te selecteren en druk
vervolgens op m.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt ! op het scherm.
Na de opname keert de camera terug
naar .
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe
opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en flikkert
op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan
bewegen.
! De flitser uitzetten
Wat als het lampje oranje knippert en flikkert op
het scherm?
Kan niet worden ingesteld als de opnamemodus is ingesteld op t of Z
(p. 56).
58
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen met een factor tot 15x, en zo
onderwerpen opnemen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische
zoom (p. 21). De beelden kunnen echter onzuiver lijken, afhankelijk van de
instelling van de resolutie (p. 68) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de knop vast totdat het zoomen stopt.
X Als u de zoomknop loslaat, wordt de
grootst mogelijke zoomfactor gebruikt
waarbij het beeld niet verslechtert, en ziet
u op het scherm.
Duw de zoomknop weer naar i.
X Het onderwerp wordt nog verder vergroot
met de digitale zoomfunctie, en de
zoomfactor wordt in blauw weergegeven.
Zones waar de beelden verslechteren
Als u de zoomknop blijft vasthouden, stopt de zoom tijdelijk op het punt waar de
zoomfactor maximaal is zonder dat het beeld verslechtert. In is dit op 3,7x,
in op 4,7x, in op 6,3x en in op 10x, maar in wordt gezoomd tot
15x zonder pauze.
i Dichter inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Als het zoomen tijdelijk stopt
Resolutie Optische zoom Digitale Zoom
: Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven)
: Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven)
3.7x
3.7x
3.7x
3.7x
3.7x
6.3x
10x
15x
4.7x
i Dichter inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
59
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n. Selecteer
vervolgens de tab 4 en daarna het menu-item [Digitale Zoom] en de optie [Uit].
Digitale Tele-converter
De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van 1,7x en 2,2x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op
onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie
alleen (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter onzuiver lijken, afhankelijk van de combinatie van
de resolutie (p. 68) en de instellingen voor de digitale tele-converter.
Druk op de knop n en selecteer de
tab 4. Selecteer vervolgens [Digitale
Zoom] en gebruik de knoppen qr om
[1.7x] of [2.2x] te selecteren.
Als u op de knop n drukt, keert u
terug naar het opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot, en en de
zoomfactor verschijnen op het scherm.
Selecteer [Standaard] in [Digitale Zoom]
om terug te keren naar de standaard
digitale zoomfunctie.
Combinaties waarbij het beeld verslechtert
Als u [1.7x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van of , verslechtert
het beeld ( en de zoomfactor worden in blauw weergegeven).
Als u [2.2x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van , of
verslechtert het beeld ( en de zoomfactor worden in blauw weergegeven).
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoom gebruikt, is de brandpuntsafstand 36 – 532 mm
(het equivalent van 35mm film).
De respectievelijke brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.7x] en
[2.2x] zijn 61,2 – 226,1 mm en 79,2 – 292,6 mm (het equivalent van
35mm film).
U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
60
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de
rechterbenedenhoek. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen.
Controleer dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 17).
Selecteer [Datum stempel].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 4. Selecteer vervolgens [Datum
stempel] en gebruik de knoppen qr om
[Datum] of [Datum & Tijd] te selecteren.
Druk nogmaals op de knop n om
de instelling te bevestigen.
X [DATUM] verschijnt op het scherm.
Als het scherm [DATUM] niet verschijnt,
drukt u op l en stelt u de
schermweergave in op
'Informatieweergave' (p. 42).
Maak de opname.
X U kunt de datum en tijd van de opname
toevoegen in de rechterbenedenhoek.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u bij
stap 1 [Uit].
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 132) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie.
Sluit de camera aan op een printer om af te drukken.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
Datum en tijd toevoegen en afdrukken in opnamen zonder
toegevoegde datum en tijd
61
Als degene die de opname maakt zelf ook op de foto wil, kan de
zelfontspanner worden gebruikt. De camera maakt dan de foto ongeveer
10 seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt.
Druk op de knop p.
Selecteer Ò.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om Ò te selecteren en druk
vervolgens op m.
X Daarna ziet u Ò op het scherm.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
X Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner.
X Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnelt het geknipper en het
geluid (het lampje blijft branden terwijl er
wordt geflitst).
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u bij stap 2.
Ò De zelfontspanner gebruiken
U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 75).
62
Nadat u de compositie voor de opname hebt bepaald, zoals een groepsfoto,
en op de ontspanknop hebt gedrukt, maakt de camera drie opnamen na
elkaar nadat u in beeld verschijnt en twee seconden nadat uw gezicht is
gedetecteerd (p. 82).
Selecteer ".
Volg stap 2 op p. 61 en selecteer ".
Bepaal de compositie voor de
opname en druk de sluiterknop
half in.
Controleer of het gezicht van het
hoofdonderwerp groen omkaderd is en of
de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop volledig in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
X Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
X
Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid versneld (het lampje blijft branden
wanneer er wordt geflitst), en twee
seconden later wordt de sluiter ontgrendeld.
X Vervolgens worden de tweede en de
derde opname gemaakt.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 2 op p. 61.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan
staan, wordt de sluiter na ongeveer 30 seconden ontgrendeld.
Druk voor het scherm bij stap 1 op de knop n en selecteer [Gezicht-zelfont]
in het scherm [Transport inst.]. Druk vervolgens op de knop qr om het aantal
opnamen te wijzigen.
" De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Wat als een gezicht niet wordt herkend?
Het aantal opnamen wijzigen
63
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. De mogelijke afstand voor een opname is ongeveer 5 – 50 cm vanaf
het uiteinde van de lens indien de zoomknop op de maximale
groothoekinstelling staat, en ongeveer 40 – 50 cm indien de zoomknop
op de maximale telelensinstelling staat.
Druk op de knop q.
Selecteer e.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om e te selecteren en druk
vervolgens op m.
X Daarna ziet u e op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u .
Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken
in Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt
(p. 74).
e Close-ups maken (Macro)
Î gebruiken
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Kan niet worden gebruikt als de opnamemodus is ingesteld op V (p. 54),
U (p. 55) of t (p. 56).
64
U kunt inzoomen op onderwerpen en van dichtbij opnamen maken.
De mogelijke afstand voor een opname is ongeveer 5 – 50 cm vanaf
het uiteinde van de lens (indien de zoomknop op de maximale
groothoekinstelling staat zoals op p. 63). Met de digitale zoom kunt
u echter nog sterker inzoomen op het onderwerp.
Als u de digitale zoomfunctie gebruikt, kunnen de beelden onzuiver lijken,
afhankelijk van de resolutie (p. 68).
Stel het programmakeuzewiel in
op K (p. 40).
Draai het keuzewiel  naar R.
X De optische zoom wordt op de maximale
groothoek gezet.
Bepaal de compositie van de
opname met de zoomknop.
X De camera zoomt in en de zoomfactor
verschijnt.
Zones waar de beelden verslechteren
Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven)
Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven)
Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken
in Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt
(p. 74).
R Sterk inzoomen op onderwerpen
(Digitale Macro)
Î gebruiken
65
Instellingen maken voor
de perfecte opname
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
en de opnamemethoden in de modus 8 uw fotografische
vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
Er wordt verondersteld dat u het programmakeuzewiel hebt ingesteld
op 6 en dat de camera in de modus G staat.
6 is een afkorting voor Automatische belichting en Handmatig.
In 'Opnamen maken met 8 (Quick Shot)' (p. 79) wordt verondersteld
dat het programmakeuzewiel is ingesteld op 8.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pags. 156159).
4
66
U kunt diverse functies naar wens instellen voor uw opnamen.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Stel het programmakeuzewiel in
op 6 (p. 40).
Draai het keuzewiel  naar G.
Maak de gewenste instellingen
(pags. 6775).
Maak de opname.
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
Zet de flitser aan (p. 67)
Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 70)
G Opnamen maken met automatische
belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood worden
weergegeven?
67
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. De afstand waarop
de flitser werkt als de zoomknop op j staat, is ongeveer 50 cm – 4,6 m bij
de maximale groothoekinstelling en ongeveer 50 cm – 2,4 m bij de
maximale telelensinstelling.
Selecteer h.
Druk eerst op de knop r en gebruik
daarna de knoppen qr of het keuzewiel
 om h te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X Daarna ziet u h op het scherm.
U kunt foto's maken van landschappen en objecten die ver weg zijn.
Het focusbereik is 3 m en meer vanaf de camera.
Selecteer u.
Druk eerst op de knop q en gebruik
daarna de knoppen qr of het keuzewiel
 om u te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X Daarna ziet u u op het scherm.
h De flitser aanzetten
u
Objecten op grote afstand fotograferen
(Oneindig)
68
U kunt kiezen uit zes typen.
Selecteer de resolutie (het aantal
pixels voor de opname).
Druk op de knop m en selecteer
vervolgens in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling wordt weergegeven
op het scherm.
U kunt kiezen uit drie niveaus voor de beeldkwaliteit. Aflopend van hoog
naar laag, zijn dit: (Superfijn), (Fijn), (Normaal).
Selecteer de beeldkwaliteit.
Druk op de knop m en selecteer
vervolgens in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling wordt weergegeven
op het scherm.
De resolutie (beeldgrootte) wijzigen
Als u selecteert, kunt u NIET de functies Digitale Zoom (p. 58) of
Digitale Tele-converter (p. 59) gebruiken.
De beeldkwaliteit (compressieverhouding)
wijzigen
De beeldkwaliteit (compressieverhouding) wijzigen
69
Geschatte waarden voor resolutie en beeldkwaliteit
De waarden in de tabel beantwoorden aan de richtlijnen van Canon. De waarden kunnen
variëren, afhankelijk van het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
* De waarde is naar boven afgerond op twee significante cijfers (CIPA-norm).
Geschatte waarden voor het papierformaat
Geschikt om foto's te verzenden als
e-mailbijlagen.
Voor afdrukken op breed papier.
Resolutie
Beeld-
kwali-
teit
Gegevens-
grootte van
1 opname
(geschatte KB)
Max. aantal opnamen
op geheugenkaart
32 MB (mee
geleverd)
2GB 8GB
(Hoog)
15 M*/4416x3312
6348 4 306 1227
3759 7 516 2063
1797 16 1059 4234
(Normaal 1)
9 M/3456x2592
3888 7 499 1996
2302 12 841 3364
1100 26 1707 6822
(Normaal 2)
5 M/2592x1944
2503 11 767 3069
1395 20 1365 5457
695 41 2672 10.679
(Normaal 3)
2 M/1600x1200
1002 29 1862 7442
558 52 3235 12.927
278 99 6146 24.562
(Laag)
0,3 M/640x480
249 111 6830 27.291
150 171 10.245 40.937
84 270 15.368 61.406
(Breedbeeld)
4416x2480
4753 5 409 1637
2814 10 690 2759
1345 21 1396 5581
2L-formaat
A3
A4, Letter-formaat
Briefkaart-
formaat
L-formaat
A2
70
Selecteer een optie.
Druk op de knop o en gebruik vervolgens
de knoppen op of het keuzewiel Â
om een ISO-waarde te selecteren.
Druk daarna op de knop m.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt de ISO-waarde op het scherm.
Geschatte ISO-waarden
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op.
Een hogere ISO-waarde geeft een snellere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
onzuiver lijken.
- De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch ingesteld volgens
de opnamemodus en -omstandigheden.
Hiermee wordt automatisch de optimale ISO-waarde ingesteld voor de
opnamemodus, -omstandigheden en beweging van het onderwerp of
de camera.
Afhankelijk van de situatie kan de waarde hoger zijn dan bij ISO Auto,
zodat het onderwerp minder vaag en de opname minder onscherp is.
Laag
Hoog
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt, schemerig
Nacht, donker interieur.
De ISO-waarde wijzigen
Als de camera is ingesteld op of , kunt u de sluiterknop half
indrukken om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
In kunnen de opnamen onzuiver lijken.
Met ISO3200 kunt u een nog snellere sluitertijd bereiken (p. 56).
71
De WB-functie (Wit Balans) zorgt voor de optimale witbalans, voor
natuurlijke kleuren.
Selecteer de witbalans.
Druk op de knop m en selecteer
vervolgens in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Gebruikers Witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie, en
opnamen maken met de beste kleuren. Zorg dat u de witbalans instelt bij de
lichtbron van de opnamelocatie.
Selecteer bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
het witte onderwerp en druk dan op de
knop l.
X De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De kleurtoon aanpassen (Wit Balans)
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit
3 golflengten.
TL licht
Warm-wit of koel-wit tl-licht, warm-wit tl-licht dat bestaat uit
3 golflengten.
TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl type 3-golflengte.
Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
72
U kunt de standaardbelichting die door de camera is ingesteld, aanpassen
in het bereik van -2 tot +2 stops, met tussenstappen van 1/3-stop.
Selecteer de
belichtingscompensatie.
Druk op de knop m en selecteer #.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm terwijl u de knoppen
qr of het keuzewiel  gebruikt om
de helderheid aan te passen. Druk
vervolgens op de knop m.
Nadat u de foto hebt gemaakt, stelt u
de helderheid weer in op (nul).
U kunt doorlopend foto's maken (ongeveer 1,3 beelden/seconde).
Selecteer de transportmodus.
Druk op de knop p en gebruik vervolgens
de knoppen op of het keuzewiel Â
om W te selecteren. Druk daarna op
de knop m.
Maak de opname.
X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
De helderheid (belichtingscompensatie)
aanpassen
W Continu-opnamen
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen
twee foto's langer worden.
Ook als u flitst, kunnen de tussenpozen langer worden.
73
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of
zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk op de knop m en selecteer
vervolgens in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling wordt weergegeven
op het scherm.
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurintensiteit,
voor een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Net als met de effecten Levendig Rood, Levendig Groen of
Levendig Blauw, krijgt u met deze optie intense, natuurlijke
kleuren, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Custom Kleur (p. 74)
In en kunt u de witbalans niet instellen (p. 71).
In en kunnen ook ander kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u echter niet het verwachte resultaat. Dit hangt
af van de huidskleur.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
74
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen,
blauw en huidtinten voor een opname kiezen en instellen op 5 verschillende
niveaus.
Volg stap 2 op p. 73 en selecteer .
Druk vervolgens op de knop l.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr of het keuzewiel  om
een waarde te selecteren.
Hoe meer naar rechts u een selectie
maakt, hoe sterker of dieper het effect
wordt, en hoe meer naar links, hoe
zwakker of lichter.
Druk op de knop
l
om de instelling te
bevestigen.
U kunt een vertraging van ongeveer twee seconden instellen voor
de zelfontspanner.
Selecteer het scherm
[Transport inst.].
Druk op de knop p en meteen daarna
op de knop n.
Selecteer Î.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Zelfontspanner]
te selecteren.
Druk op de knoppen qr om Î te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer Î bij stap 1 en 2 op p. 61.
Î Opnamen maken met de twee
seconden-zelfontspanner
75
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer het scherm
[Transport inst.].
Druk op de knop p en meteen daarna
op de knop n.
Selecteer $.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Zelfontspanner]
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om $ te selecteren.
Kies de instellingen.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een waarde
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer $ bij stap 1 en 2 op p. 61.
De instellingen voor belichting en witbalans zijn gekoppeld aan de
eerste opname.
Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
$ De zelfontspanner aanpassen
Wat als het aantal beelden is ingesteld op meer dan twee?
Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen
de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met
opnemen.
76
Als u de batterij wilt sparen, kunt u in plaats van het scherm de zoeker
gebruiken om opnamen te maken (p. 13). Het opnemen werkt op hetzelfde
manier als via het scherm.
Schakel het scherm uit (p. 42).
Druk op de knop l om het scherm uit
te schakelen.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Gebruik de zoeker om de beeldcompositie
te kiezen en maak de opname.
U kunt het camerascherm op een tv weergeven.
Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in 'Beelden weergeven
op een tv' (p. 112).
Het opnemen werkt op hetzelfde manier als via het camerascherm.
Opnamen maken met behulp van
de zoeker
Het gebied in de zoeker en het gebied in de gemaakte opname kunnen
licht afwijken.
Opnamen maken via een tv
77
U kunt een opname maken terwijl u de verdeling van de helderheid van uw
compositie in het histogram controleert (p. 44) (real-time histogram).
Stel het scherm in op [info
scherm] (p. 42).
Selecteer [Histogram].
Druk op de knop n en selecteer
[Histogram] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Aan] met de knoppen qr.
X Het histogram verschijnt en de verdeling
van de helderheid in de compositie wordt
real-time weergegeven.
Opname maken aan de hand van
het histogram
78
Als u de sluiterknop half indrukt, worden de focus en de belichting
vergrendeld. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken.
Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Centreer het object dat u wilt opnemen en
druk de sluiterknop half in.
Controleer of er een groen AF-kader rond
het onderwerp wordt weergegeven.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de sluiterknop half in en maak een
nieuwe compositie voor de opname.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop volledig in.
De compositie van de opname wijzigen
(focusvergrendeling)
79
Maak een opname met behulp van de zoeker (p. 76). Omdat de
scherpstelling en belichting continu kunnen worden aangepast zonder dat u
hiervoor de sluiterknop half ingedrukt hoeft te houden, kunt u opnamen
maken van bewegende onderwerpen zonder ook maar iets te missen.
Kies de modus 8.
Stel het programmakeuzewiel in op 8.
X U keert terug naar het scherm in stap 2.
Kies de instelling.
Druk op de knop m en selecteer
vervolgens een menu-item met behulp
van de knoppen opqr.
Draai het keuzewiel  om een optie te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Als u op de knop l drukt, wordt de
weergave op het scherm uitgeschakeld.
Als u nogmaals op deze knop drukt, wordt
de weergave op het scherm opnieuw
ingeschakeld.
Pas de scherpstelling en
belichting aan.
Zorg dat het onderwerp zich binnen de
zoeker bevindt.
X
Wanneer het gezicht van een persoon wordt
gedetecteerd, worden de scherpstelling en
belichting opnieuw aangepast.
X
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
worden de scherpstelling en belichting voor
het onderwerp aangepast aan het midden
van de zoeker.
Maak de opname.
Als zich een leuk moment voordoet, drukt
u de sluiterknop eerst half in, waarna u de
knop snel helemaal indrukt.
X De opname wordt weergegeven op
het scherm.
Opnamen maken met 8 (Quick Shot)
Opnamen maken met 8 (Quick Shot)
80
Geschat aantal opnamen in 8
Omdat de scherpstelling en belichting continu worden aangepast in 8,
raakt de batterij eerder leeg dan gebruikelijk. In deze modus kunt u
ongeveer 180 opnamen maken.
Instellingenscherm
Het gebied in de zoeker en het gebied in de gemaakte opname kunnen
licht afwijken.
Als u de sluiterknop half indrukt, wordt de belichting vergrendeld (p. 78).
U kunt geen opnamen maken als het scherm wordt ingeschakeld.
Batterij-oplaadlampje
(p. 13)
Belichtingscompensatie
(p. 72)
Wit Balans (p. 71)
My Colors (p. 73)
Histogram (p. 44)
Sluitertijd (p. 89)
Transport mode
(pags. 61, 62, 72, 75)
Diafragmawaarde (p. 89)
Opgenomen pixels
(p. 68)
ISO waarde (p. 70)
AF lock (p. 84)
AE lock (pags. 87, 99) /
Flitsbelichtingsvergren-
deling (p. 88)
Flits mode (pags. 57, 67)
Flitsbelichtingscompen-
satie (p. 88)
Beeldkwaliteit
(Compressie) (p. 68)
Camerastand
(p. 42)
i-Contrast (p. 91)
Beeldstabilisatie (p. 145)
Rode-Ogen Corr. (p. 92)
Opnamedatum en -tijd
(p. 60)
Resterend aantal
opnamen (p. 16)
U kunt alleen de menu-items gebruiken die in het instellingenscherm
worden weergegeven. Daarnaast kunt u alleen de functies gebruiken die
verschijnen wanneer u op de knop n drukt (p. 158).
81
Geavanceerde
opnamefuncties gebruiken
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u de geavanceerde functies gebruikt om beelden
precies zo vast te leggen als u wilt.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 6, wordt verondersteld
dat de camera in de modus G staat.
Uitgelegd wordt hoe u opnamen kunt maken met behulp van een D
sluitertijd en diafragmawaarde, en hoe u het flitsvermogen kunt instellen
(pags. 8990). Hierbij wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op 6 en de camera in de modus D staat.
Het instellen van het programmakeuzewiel K en het selecteren van
'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 93), 'L Opnamen maken met
Stitch Hulp' (p. 96) en diverse andere modi worden beschreven.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pags. 156159).
5
82
U kunt de modus AF Frame (Auto Focus) aanpassen aan de opname die
uwilt maken.
Selecteer [AF Frame].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 4. Selecteer vervolgens [AF Frame]
en druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Gezichtsdetectie
Met de functie Gezicht det. worden gezichten herkend, waarna de camera
wordt scherpgesteld en de belichting (alleen deelmeting (p. 87)) en
witbalans ( alleen (p. 71)) worden aangepast voor de opnamen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. Als u
de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
AiAF
De camera maakt automatisch een selectie uit 9 AF-kaders om scherp
te stellen.
Centrum
Het AF-kader wordt vastgezet in het midden van het scherm. Dit is handig
wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt.
De modus AF Frame wijzigen
Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit
kader) verschijnen, verandert de instelling in [AiAF].
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
Onderwerpen die geen gezichten van mensen zijn, kunnen per ongeluk
worden beoordeeld als gezicht.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
Als het scherm is uitgeschakeld (p. 42), kunt u geen instellingen
selecteren.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
Onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij.
Objecten die donker of licht zijn.
Gezichten die van de zijkant of diagonaal worden weergegeven,
of gezichten waarvan een gedeelte niet zichtbaar is.
De modus AF Frame wijzigen
83
Druk op de knop n en selecteer de tab 4. Selecteer vervolgens het menu-
item [AF kader afm.] en de optie [Klein].
Als u de sluiterknop half ingedrukt houdt terwijl u [Gezicht det.] of [Centrum]
hebt geselecteerd in de modus AF Frame, wordt het AF-kader vergroot en
de scherpstelling gecontroleerd.
Stel de modus AF Frame in op
[Gezicht det.] of [Centrum] (p. 82).
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n en selecteer [AF-
Punt Zoom] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Aan] met de knoppen qr.
Stel scherp.
X In [Gezicht det.] wordt het gezicht dat als
hoofdonderwerp is geselecteerd, vergroot
weergegeven.
X In [Centrum] wordt het middelste AF-
kader vergroot weergegeven.
Als er geen gezicht wordt herkend in de modus [Gezicht det.], als een gezicht te
groot is in verhouding tot het scherm (p. 82) of als de camera in [Centrum] niet
scherpstelt, wordt de weergave niet vergroot.
U kunt het AF-kader kleiner maken
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel.
Opnamen maken met vergrote
focusweergave
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
Als Digitale Zoom (p. 58) of Digitale Tele-converter (p. 59) wordt gebruikt
of als de camera is aangesloten op een televisietoestel (p. 76), wordt de
weergave niet vergroot.
84
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt het gebied
waarop is scherpgesteld niet veranderd; ook niet als u de sluiterknop loslaat.
Stel scherp.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
op de knop q
.
De focus is vergrendeld en op het scherm
wordt % weergegeven
.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt
de focus ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, wordt het beeld constant
scherpgesteld zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen
zonder iets te missen.
Stel de modus AF Frame in op
[Gezicht det.] of [Centrum] (p. 82).
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Aan] met de knoppen qr.
Stel scherp.
Terwijl de sluiterknop half ingedrukt is,
wordt het beeld constant scherpgesteld.
Bij [Gezicht det.] wordt scherpgesteld op
gezichten, bij [Centrum] wordt
scherpgesteld op de plaats waar het
blauwe kader verschijnt.
% Opnamen maken met AF lock
Opnamen maken met Servo AF
Afhankelijk van het onderwerp wordt mogelijk niet scherpgesteld.
U kunt geen opnamen maken met AF lock.
U kunt Servo AF niet instellen als u [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4
hebt ingesteld op [Aan].
85
Als u geen gebruikmaakt van automatisch scherpstellen, de camera
handmatig globaal scherpstelt en vervolgens de sluiterknop half indrukt,
past u de scherpstelling aan de beste positie aan.
Druk op de knop q.
Selecteer f.
Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel Â. Selecteer f en druk
snel op de knop o of p.
f verschijnt en het middelste AF Frame
wordt vergroot weergegeven.
Stel de camera globaal scherp.
Gebruik de balk met de afstand en de
AF-puntzoom als richtlijn en druk op de
knoppen op of draai het keuzewiel Â
terwijl u de vergrote weergave bekijkt.
Stel de camera globaal scherp en druk
op de knop m.
De scherpstelling wordt aan de
beste positie aangepast.
Als u de sluiterknop half indrukt, kunt u
de scherpstelling aan de beste positie
aanpassen.
Druk op de knop n en selecteer de gewenste eenheden in [Maateenheid]
op het tabblad 3.
f Handm. scherpstellen
De weergegeven afstandseenheden wijzigen
Voor een nauwkeurige scherpstelling kunt u de camera het beste op
een statief plaatsen.
De vergrote weergave kan niet worden gebruikt in combinatie met de
digitale zoom (p. 58), de digitale tele-converter (p. 59) of wanneer de
camera is aangesloten op een tv (p. 76). U kunt het beeld echter wel
scherpstellen.
Als u de vergrote weergave in het midden van het scherm wilt
uitschakelen, drukt u op de knop MENU en selecteert u [Uit] op
het tabblad 4 in [MF-Punt Zoom].
86
U kunt aangeven op welk gezicht in een groep mensen moet worden
scherpgesteld, en dat gezicht in een bepaald gebied volgen.
Wijs 0 toe aan de knop c
(p. 145).
Druk op de knop c.
X Als er een kader verschijnt, kunt u
het gedetecteerde gezicht als
hoofdonderwerp binnen een bepaald
gebied volgen, zelfs wanneer
het beweegt.
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
Als u op de knop c drukt, wordt het
kader verplaatst naar een ander gezicht
dat de camera heeft herkend.
Wanneer het kader alle herkende
gezichten is langsgeweest, gaat u vanzelf
weer terug naar het scherm in de modus
AF Frame.
Maak de opname.
X Er wordt scherpgesteld op het kader rond
het gezicht dat is gekozen bij stap 3.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd, verschijnt er geen kader.
Als u de knop c ingedrukt houdt, wordt het aantal gezichten weergegeven dat
de camera heeft herkend (maximaal 35) (groen: gezicht van het hoofdonderwerp,
wit: herkend gezicht).
0 De persoon selecteren waarop u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie)
Kader
Wat als niet verschijnt?
Het aantal herkende gezichten bevestigen
U kunt Digitale Zoom (p. 58) of Digitale Tele-converter (p. 59) niet
gebruiken.
87
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opname die u wilt maken.
Selecteer de meetmethode.
Druk op de knop m en selecteer
vervolgens in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De instelling wordt weergegeven op het
scherm.
Als u meerdere opnamen maakt met dezelfde belichting, kunt u de belichting
en scherpstelling apart instellen met AE lock. AE staat voor 'Auto Exposure'
(automatische belichting).
Stel de belichting in.
Richt de camera op het onderwerp
waarvoor u de belichting wilt instellen, en
terwijl u de sluitknop half ingedrukt houdt,
drukt u op de knop o.
X
Als
&
verschijnt, is de belichting ingesteld.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop
o
drukt, verdwijnt
&
en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, waaronder
objecten die van achter worden belicht. De belichting
wordt automatisch aangepast zodat het onderwerp altijd
goed is belicht voor de opnameomstandigheden.
Gem. centrum meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt
berekend, maar het midden krijgt meer gewicht.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het
(spotmetingpunt) in het midden van het scherm.
& Opnamen maken met AE lock
88
Net als met AE lock (p. 87) kunt u de belichting vergrendelen voor het maken
van opnamen met de flits met belichtingsvergrendeling. Flitsbelichting wordt
ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor 'Flash Exposure'.
Selecteer h (p. 67).
Stel de belichting in.
Richt de camera op het onderwerp
waarvoor u de belichting wilt instellen, en
terwijl u de sluitknop half ingedrukt houdt,
drukt u op de knop o.
X De flitser gaat af en wanneer (
verschijnt, is de belichting ingesteld.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt ( en
wordt de flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Net zoals voor de belichtingscompensatie geldt (p. 72), kunt u tijdens het
gebruik van de flits de belichtingscompensatie aanpassen in de reeks -2 tot
+2 stops met tussenstappen van 1/3-stop.
Selecteer de flitsbelichtings-
compensatie.
Druk op de knop m en selecteer
vervolgens ~ in het menu FUNC.
Stel de belichtingscompensatie in.
Druk op de knoppen
qr
of draai het
keuzewiel
Â
om het compensatieniveau in
te stellen. Druk vervolgens op de knop
m
.
Na de opname stelt u de instelling opnieuw in
op (nul).
( Opnamen maken met
flitsbelichtingsvergrendeling
~ Flitsbelichtingscompensatie
U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen door te drukken
op de knop n en [Flits Instellingen] op het tabblad 4 te kiezen.
Gebruik vervolgens de knoppen qr.
89
U kunt zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde instellen om de gewenste
belichting te verkrijgen. D staat voor Handmatig.
Stel de camera in op D.
Stel het programmakeuzewiel in op 6,
draai het keuzewiel
Â
en selecteer D.
Selecteer .
Druk op de knop m en selecteer
vervolgens in het menu FUNC.
Kies de instelling.
Draai het keuzewiel  om een sluitertijd
(Tv) te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen qr om de diafragmawaarde
(Av) in te stellen. Druk op de knop m.
De ingestelde waarden worden
gesynchroniseerd, het symbool voor het
belichtingsniveau wordt verplaatst en u
kunt controleren in hoeverre de belichting
afwijkt van het juiste niveau.
Als het verschil met het juiste niveau meer
dan ± 2 is, wordt het symbool voor het
belichtingsniveau rood. Als u de
sluiterknop half indrukt, wordt [+2] of [-2]
rood weergegeven in de linkerbovenhoek
van het scherm.
D
De sluitertijd en diafragmawaarde instellen
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Lampje voor
juiste belichting
Symbool voor
belichtingsniveau
Als u een statief gebruikt zodat u opnamen met een lange sluitertijd kunt
maken, kunt u [IS modus] het beste instellen op [Uit]
(p. 145)
.
Of het belichtingsniveau juist is, is afhankelijk van de geselecteerde
meetmethode
(p. 87)
.
Als u de zoom gebruikt of de compositie wijzigt nadat u de instelling hebt
gekozen, kan het symbool voor het belichtingsniveau worden verplaatst.
De helderheid van het scherm verandert afhankelijk van de instellingen
voor de sluitertijd en de diafragmawaarde. De helderheid van het
scherm verandert echter niet als de flits is ingesteld op h.
D De sluitertijd en diafragmawaarde instellen
90
Mogelijke sluitertijden
Met 1/160 wordt 1/160 seconde aangegeven, met 0"3 wordt 0,3 seconde
aangegeven en met 2" wordt twee seconden aangegeven.
De kortste sluitertijd die u in combinatie met de flits kunt gebruiken, is
1/500 seconde. Als u een kortere sluitertijd selecteert, wordt de sluitertijd
door de camera automatisch opnieuw ingesteld op 1/500 seconde.
Beschikbare diafragmawaarden
Sommige diafragmawaarden zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk
van de zoompositie.
In de modus D kunt u drie niveaus voor het flitsvermogen selecteren.
Stel de camera in op D (p. 89).
Stel de camera in op h (p. 67).
Stel het flitsvermogen in.
Druk op de knop m en selecteer ~
in het menu FUNC.
Selecteer het flitsvermogen.
Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel
Â
om het flitsvermogen
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600
F2.8, F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.8, F8.0, F9.0, F10, F11, F13, F14, F16
Het Flits output instellen
U kunt het flitsvermogen ook instellen door te drukken op de knop n
en [Flits Instellingen] op het tabblad 4 te kiezen. Druk vervolgens op
de knop m, selecteer [Flits output] en druk op de knoppen qr om
de instelling te kiezen.
91
Als gezichten donker zijn of het onderwerp donker is, kunt u opnamen
maken waarbij de donkere gedeelten worden herkend en automatisch lichter
worden gemaakt.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Auto] met de knoppen qr.
X @ verschijnt op het scherm.
Als @ niet verschijnt, drukt u op de knop
l en schakelt u over op het
informatiescherm (p. 42).
@ Donkere onderwerpen aanpassen en
opnamen maken (i-Contrast)
Afhankelijk van het onderwerp kan het beeld er onzuiver uitzien of niet
correct worden aangepast.
U kunt gemaakte opnamen corrigeren (p. 124).
92
Opnamen die met de flitser zijn gemaakt en waarbij de ogen rood worden
weergegeven, kunt u automatisch corrigeren.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Rode-Ogen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
X Πverschijnt op het scherm (p. 42).
Als Πniet verschijnt, drukt u op de knop
l en schakelt u over op het
informatiescherm (p. 42).
ΠRode-Ogen Corr.
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere rode gedeelten
dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
U kunt gemaakte opnamen corrigeren (p. 125).
Als u op de knop r drukt, zoals wordt weergegeven bij stap 2, en
vervolgens op de knop n drukt, verschijnt het scherm Flits
Instellingen.
93
U kunt uw foto's een speciale sfeer meegeven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins onzuiver
worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht. We raden u
aan zowel het oorspronkelijke beeld als het nieuwe beeld op te slaan (p. 95).
T Kleur Accent
U kunt opnamen maken waarbij slechts één gekozen kleur op het scherm
behouden blijft en de rest van de opname wordt omgezet in zwart-wit.
Selecteer T.
Stel het programmakeuzewiel in op K,
draai het keuzewiel  en selecteer T
.
Druk op de knop l.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
het aangepaste kleuraccent worden beide
weergegeven.
De standaardinstelling voor de
accentkleur is groen.
Geef de kleur aan.
Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur. Druk
vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het gebied op dat moet
worden ingekleurd.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  en wijzig het gebied dat u
wilt inkleuren.
Als u alleen de kleur wilt behouden die u
hebt gekozen, verhoogt u de waarde van
-. Als u kleuren wilt behouden die sterk
lijken op de kleur die u hebt gekozen,
verhoogt u de waarde van +.
Als u op de knop l drukt, wordt de
instelling vastgelegd en gaat u terug naar
het opnamescherm.
De kleur wijzigen en opnamen maken
Opgenomen kleur
Als u de flitser gebruikt, kan het beeld er anders komen uit te zien
dan verwacht.
Ook als u de camera uitschakelt, wordt de opgenomen kleur opgeslagen.
De kleur wijzigen en opnamen maken
94
Y Kleur Wissel
U kunt opnamen maken en de kleur van een onderdeel in de afbeelding
omzetten in een andere kleur. U kunt slechts één andere kleur opnemen.
Selecteer Y.
Stel het programmakeuzewiel in op K,
draai het keuzewiel  en selecteer Y.
Druk op de knop l.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden beide
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op voordat u het
beeld wijzigt.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de kleur op waarin u het
beeld wilt wijzigen.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
De kleur wijzigen en opnamen maken
95
Geef het gebied op dat moet worden
gekleurd in het gewijzigde beeld.
Door op de knoppen op te drukken of
aan het keuzewiel  te draaien, kunt u
het gebied wijzigen dat u wilt kleuren.
Als u alleen de kleur wilt behouden die u
hebt gekozen, verhoogt u de waarde van
-. Als u kleuren wilt behouden die sterk
lijken op de kleur die u hebt gekozen,
verhoogt u de waarde van +.
Als u op de knop l drukt, wordt de
instelling vastgelegd en gaat u terug naar
het opnamescherm.
Het oorspronkelijke beeld opslaan
Het oorspronkelijke beeld wordt tegelijkertijd met het veranderde beeld als
apart bestand opgeslagen.
Selecteer [Orig. Opslaan].
Druk op de knop n en selecteer
[Orig. Opslaan] op het tabblad 4.
Selecteer vervolgens [Aan] met de
knoppen qr.
Als u de flitser gebruikt, kan het beeld er anders komen uit te zien
dan verwacht.
Ook als u de camera uitschakelt, worden de opgenomen kleur en het
gebied opgeslagen.
Afhankelijk van het onderwerp wordt het beeld mogelijk onzuiver.
Het gewijzigde beeld wordt direct na het maken van een opname
weergegeven. Houd er rekening mee dat als u het beeld op dat moment
verwijdert, zowel het gewijzigde beeld als het oorspronkelijke beeld
worden verwijderd.
Beide beelden worden opgeslagen met een serienummer.
Aangezien er twee beelden worden gemaakt voor één opname, kunt u
slechts de helft van het aantal opnamen maken dat normaal mogelijk is.
96
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u
later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot
één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
Stel het programmakeuzewiel in op K,
draai het keuzewiel  en selecteer x
of v.
Maak de eerste opname.
X De belichting en de witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de tweede opname.
Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
U kunt de procedure voor de tweede
opname herhalen en maar liefst
26 opnamen maken.
Ga na de laatste opname verder met
stap 4.
Voltooi de opname.
Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen op
een computer
Raadpleeg de Startershandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
L Opnamen maken met Stitch Hulp
Deze functie is niet beschikbaar als u opnamen maakt terwijl deze
worden weergegeven op een televisie (p. 76).
97
Diverse functies voor het
opnemen van films gebruiken
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de onderdelen 'Films
opnemen' en 'Films bekijken' uit hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe
u geavanceerde functies gebruikt om films op te nemen en te bekijken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op E.
In dit hoofdstuk worden opnamen die zijn gemaakt zoals beschreven
in de hoofdstukken 3 – 5, foto's genoemd.
6
98
U kunt kiezen uit drie modi:
Stel het programmakeuzewiel
in op E.
Selecteer een filmmodus.
Draai het keuzewiel  om een modus
te selecteren.
U kunt kiezen uit twee instellingen:
Selecteer de beeldkwaliteit.
Druk op de knop m en selecteer
vervolgens in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling wordt weergegeven
op het scherm.
De filmmodus wijzigen
X Standaard De normale modus.
> Kleur Accent
In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle
kleuren behalve de opgegeven kleur omzetten in zwart-wit of de
opgegeven kleur omzetten in een andere kleur. Zie 'De kleur
wijzigen en opnamen maken' (p. 93) voor meer informatie.
z Kleur Wissel
In > en z kan, afhankelijk van het onderwerp, de opname er anders
komen uit te zien dan verwacht.
De beeldkwaliteit wijzigen
De beeldkwaliteit wijzigen
99
Tabel met beeldkwaliteit
Geschatte opnametijd
In
X
kunt u de belichting instellen of wijzigen in 1/3 stops in een bereik van ±2.
Stel scherp.
Stel de belichting in.
Druk op de knop o om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt .
Druk nogmaals op de knop o om
de vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en druk op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel
 om de helderheid in te stellen.
Maak de opname.
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Inhoud
640x480 pixels, 30 beelden/sec. Met deze instelling maakt u standaardfilms.
320x240 pixels, 30 beelden/sec.
In dit geval is de opnameresolutie lager,
waardoor de beeldkwaliteit lager uitvalt dan met
, maar u kunt drie zo lang opnemen.
Beeldkwaliteit
(aantal beelden)
Opnametijd
32 MB (meegeleverd) 2GB 8GB
22 sec. 23 min. 49 sec. 1 uur 35 min. 11 sec.
1 min. 12 sec. 1 uur 13 min. 10 sec. 4 uur 52 min. 24 sec.
Volgens de testnormen van Canon.
De maximale cliplengte is ongeveer 1 uur.
De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is.
Afhankelijk van de geheugenkaart kan de opname ook worden afgebroken als de
maximale cliplengte nog niet is bereikt. U wordt aangeraden geheugenkaarten te
gebruiken met SD Speed Class 4 of hoger.
AE lock/Belichting
100
In de modus X kunnen de volgende functies op dezelfde manier worden
gebruikt als voor foto's. In de modi > en z kunnen de functies die zijn
voorzien van een * op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Zie de paginaverwijzingen voor meer informatie.
i Dichter inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) (p. 58)
U kunt de digitale zoomfunctie gebruiken maar niet de optische zoomfunctie.
Als u opnamen wilt maken met de maximumvergroting, moet u voordat u
opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau.
Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
Ò De zelfontspanner gebruiken (p. 61)*
e Close-ups maken (Macro) (p. 63)*
u Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) (p. 67)*
De kleurtoon aanpassen (Wit Balans) (p. 71)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 73)
Î Opnamen maken met de twee seconden-zelfontspanner (p. 74)*
Opnamen maken via een tv (p. 76)*
Gebruik de bedieningsknoppen van de televisie om het geluidsvolume aan
te passen.
% Opnamen maken met AF lock (p. 84)
f Handm. scherpstellen (p. 85)*
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 143)*
De sjabloon weergeven (p. 144)*
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 145)*
U kunt heen en weer schakelen tussen [Continu] en [Uit].
Functies toewijzen aan de knop c (p. 145)*
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Zie de paginaverwijzingen voor meer informatie over de desbetreffende functie.
Opnamen wissen (p. 25)
g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (index weergeven) (p. 104)
d Naar beelden zoeken in de springweergave (p. 105)
. Diashows bekijken (p. 107)
+ Beeldovergangen wijzigen (p. 111)
Beelden weergeven op een tv (p. 112)
/ Alle beelden wissen (p. 113)
: Beelden beveiligen (p. 117)
; Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 119)
\ Beelden roteren (p. 120)
Beelden verplaatsen naar een computer (p. 128)
{ Beelden markeren voor verplaatsen (DPOF) (p. 129)
Overige opnamefuncties
Afspeelfuncties
Afspeelfuncties
101
Overzicht voor 'Films bekijken' (p. 30)
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen van
één seconde.
Selecteer *.
Voer stap 3 uit op p. 30, selecteer *
en druk op de knop m.
X Het scherm voor filmbewerking en de balk
met bewerkingsfuncties worden
weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om te verplaatsen.
wordt weergegeven bij elke interval van
één seconde. Als u selecteert, kunt u
het begin van de film bijsnijden vanaf .
Als u selecteert, kunt u het einde van
de film bijsnijden vanaf .
Uit
Afspelen
Afspelen in slowmotion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr.
Geluid wordt niet afgespeeld.)
Het eerste beeld weergeven
Eerder beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Het laatste beeld weergeven
Bewerken
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een printer die compatibel
is met PictBridge (p. 26).
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie.
* Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Bewerkingspaneel voor films
* Bewerken
102
X
Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan
de rechterzijde wordt bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd.
X Het deel in lichtblauw dat wordt
aangegeven door , is het deel van de
film dat behouden blijft na het bijsnijden.
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m. De bewerkte film wordt afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u
op de knoppen op en selecteert u .
Druk vervolgens op de knop m en druk
op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren.
Druk ten slotte op de knop m.
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen
op
om te
selecteren en druk vervolgens op de
knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Nieuw bestand] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de
bewerkte film mogelijk niet opslaan. Gebruik daarom tijdens het
bewerken van films een volledig opgeladen batterij of de (afzonderlijk
verkrijgbare) voedingsadapterset (p. 38).
103
Verschillende
afspeelfuncties en andere
functies gebruiken
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden verschillende manieren
beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. In het tweede
deel van dit hoofdstuk wordt behandeld hoe u beelden downloadt naar
een computer of aangeeft welke beelden u wilt afdrukken.
Er wordt verondersteld dat de knop 1 is ingedrukt en dat de camera in
de afspeelmodus staat (p. 24).
7
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn
gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pags. 120127) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
104
Door 9 beelden tegelijk weer te geven, vindt u snel het beeld dat u zoekt.
Duw de zoomknop naar g.
X De beelden worden weergegeven in een
index. Het geselecteerde beeld is
voorzien van een groen kader en het
wordt vergroot weergegeven.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel  en selecteer het beeld.
Als u de zoomknop verschuift naar k,
wordt het geselecteerde beeld
weergegeven.
9 beelden tegelijk doorzoeken
Duw de zoomknop naar g.
X De beelden worden weergegeven in
een index.
Duw de zoomknop opnieuw
naar g.
X De springbalk verschijnt.
Druk op de knoppen qr om
andere beelden weer te geven.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om tussen de weergaven
van 9 beelden heen en weer te schakelen.
Als u de zoomknop verschuift naar k,
keert u terug naar de indexweergave.
g
Beelden doorzoeken in groepen van 9
(index weergeven)
Springbalk
Als u de knop m ingedrukt houdt en op de knoppen qr drukt, springt u
naar de eerste of laatste set beelden.
105
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u zoeken aan de hand
van een opgegeven methode of op een opgegeven groep beelden.
Een springmethode selecteren
Druk in de enkelvoudige weergave
op de knop o.
Druk op de knoppen op en selecteer
een springmethode.
Met de knop l schakelt u de
weergave van informatie aan en uit.
Zoeken op , , en
Selecteer een doelfilter.
Selecteer een filter met de knoppen qr
(met uitzondering van ).
Als u aan het keuzewiel  draait,
verschijnen alleen beelden in het doel
(in alleen films).
Met de knop n keert u terug naar
de enkelvoudige weergave.
d Naar beelden zoeken in
de springweergave
Ga naar datum
Hiermee springt u naar het eerste beeld van elke
opnamedatum.
Ga naar My Category
Hiermee wordt de eerste opname in elke categorie
weergegeven (p. 119).
Ga naar folder
Hiermee wordt het eerste beeld van elke map
weergegeven.
Ga naar film U springt naar een film.
10 Beelden U springt met 10 beelden tegelijk.
100 Beelden U springt met 100 beelden tegelijk.
Doelfilters
d Naar beelden zoeken in de springweergave
106
Bekijk beelden met
de filterweergave.
Als u op de knop m drukt, wordt de
filterweergave gestart en verschijnt
er een blauw kader.
Als u op de knoppen qr drukt of aan het
keuzewiel  draait, worden de bij stap 1
geselecteerde beelden weergegeven.
Als u op de knop o drukt, wordt de
filterweergave geannuleerd.
Naar de volgende en beelden gaan
Als u op de knoppen qr drukt, wordt het
beeld weergegeven dat het geselecteerde
aantal beelden verderop is.
Door aan het keuzewiel  te draaien,
springt u per afzonderlijk beeld.
Met de knop n keert u terug naar
de enkelvoudige weergave.
Als u kiest bij stap 1 op p. 105 en er geen beelden in categorieën zijn
gesorteerd, kunt u alleen selecteren. Als bovendien alleen beelden met
dezelfde datum bevat en er in maar 1 map is gemaakt, kunt u slechts 1 doel
selecteren.
Zelfs in de filterweergave (stap 2), kunt u gefilterde beelden bekijken met
'g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (index weergeven)' (p. 104),
'. Diashows bekijken' (p. 107) en 'k Beelden vergroten' (p. 111). Als u echter
een andere categorie kiest (p. 119) of een beeld bewerkt en opslaat als een
nieuw beeld (p. 121), wordt [Toon alle beelden] weergegeven en wordt de
filterweergave geannuleerd.
Wat als ik een doel niet kan selecteren?
Filterweergave
107
Beelden en films die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u
automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer [Dia Show].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 1. Selecteer vervolgens [Dia Show]
en druk op de knop m.
Selecteer [Start].
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Enkele seconden nadat [Laden van
beeld…] verschijnt, begint de diashow.
U kunt de diashow onderbreken/opnieuw
starten door nogmaals op de knop m
te drukken.
Druk op de knop n om de diashow
te beëindigen.
Instellingen wijzigen
U kunt de weergavetijd van beelden wijzigen en instellen dat de diashow
wordt herhaald.
Selecteer [Stel in].
Voer de hierboven beschreven stap 2 uit,
selecteer [Stel in] en druk op de knop m.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op en selecteer
een optie. Druk vervolgens op de knoppen
qr of draai aan het keuzewiel  en
selecteer de instelling.
Met de knop n keert u terug naar het
scherm van de diashow.
. Diashows bekijken
Als u op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait tijdens
het afspelen, gaat u naar het volgende beeld. Als u de knoppen qr
ingedrukt houdt, spoelt u snel vooruit door de beelden.
De energiebesparingsfunctie werkt niet tijdens diashows (p. 51).
. Diashows bekijken
108
De beelden selecteren die u wilt afspelen
De classificatie selecteren
U kunt beelden per classificatie selecteren, de beelden samenvoegen in een
groep en ze weergeven.
Selecteer , ; of .
Voer stap 2 op p. 107 uit, druk op de
knoppen opqr of draai aan het
keuzewiel  om , ; of te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om de items in te stellen en
druk op de knop m.
Door op de knoppen qr te drukken, kunt
u de beelden in de items weergeven.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt op het scherm.
Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd.
De beelden worden weergegeven in de
volgorde waarin ze zijn gekozen.
Druk op de knop n om de instelling
te voltooien.
Voer stap 2 op p. 107 uit om de beelden
weer te geven.
Afzonderlijke beelden selecteren
U kunt de beelden die u wilt afspelen stuk voor stuk selecteren, deze
sorteren in custom 1 – 3 en ze vervolgens afspelen.
Selecteer .
Voer stap 2 op p. 107 uit, druk op de
knoppen opqr of draai aan het
keuzewiel  om te selecteren en
druk op de knop m.
Eerst wordt alleen weergegeven.
Als u instelt, kan ook worden
geselecteerd. Als u instelt, kan ook
worden geselecteerd.
. Diashows bekijken
109
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnen en het geselecteerde
volgnummer op het scherm.
Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd.
Wanneer u meerdere beelden wilt
selecteren, herhaalt u de hierboven
beschreven bewerking (maximaal
998 beelden).
De beelden worden weergegeven in de
volgorde waarin ze zijn gekozen.
Druk op de knop n om de instelling
te voltooien.
Voer stap 2 op p. 107 uit om de beelden
weer te geven.
Alle beelden selecteren
U kunt alle beelden verzamelen en markeren als custom 1 – 3.
Selecteer [Markeer].
Voer stap 2 op p. 107 uit en selecteer .
Druk vervolgens op de knoppen op,
selecteer [Markeer] en druk op
de knop m.
Maak uw selectie.
Druk op de knoppen op, selecteer
[Markeer] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr, selecteer [OK]
en druk op de knop m.
Als u [Markeer] wilt annuleren, selecteert
u [Herstel] bij de hierboven beschreven
stap.
. Diashows bekijken
110
Het effect wijzigen
U kunt een effect selecteren dat wordt gebruikt wanneer tussen beelden
heen en weer wordt geschakeld.
Druk op de knoppen op en selecteer
. Druk vervolgens op de knoppen qr
of draai aan het keuzewiel  om een
item te selecteren.
X Wanneer u een item selecteert, verschijnt
een beeld met het effect dat u hebt
geselecteerd.
Bij wordt geen effect weergegeven.
Speel de beelden af volgens de instructies
bij stap 2 op p. 107.
De plaats van het AF-kader wanneer u scherpstelt voor een opname of de
opname van een herkend gezicht kan worden vergroot.
Druk op de knop
l
en ga naar
het scherm Focus check (p. 43).
X
Er verschijnt een wit kader op de plaats
van het AF-kader tijdens de opname of
rond een gezicht.
X
Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
X
De plaats waar het oranje kader verschijnt,
wordt vergroot.
Vergroot een ander deel van het beeld.
Door op de knop m te drukken, gaat u
naar een ander wit kader.
Wijzig de vergrotingsfactor of -locatie.
Duw de zoomknop één keer naar k.
Als u op de knoppen opqr drukt,
verandert u de weergavepositie.
Door de zoomknop naar k te duwen,
vergroot u het beeld. Door de zoomknop
naar g te duwen, verkleint u het beeld.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 2.
Scherpstelling en gezichtsuitdrukking
controleren (Focus check)
111
Duw de zoomknop naar k.
De vergrote weergave verschijnt. Als u de
zoomknop vasthoudt, wordt het beeld
vergroot tot een maximale zoomfactor
van ongeveer 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om de
zoomfactor te verlagen of terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Met het keuzewiel  kunt u naar
volgend beeld bladeren terwijl de beelden
nog vergroot worden weergegeven.
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het heen en weer schakelen
tussen films en beelden in de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 1. Selecteer vervolgens [Overgang]
en selecteer de gewenste overgang met
de knoppen qr.
X Druk op de knop n om de instelling
te bevestigen.
k Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
+ Beeldovergangen wijzigen
Hiermee schakelt u direct heen en weer tussen beelden zonder
overgangseffect.
De volgende beelden verschijnen geleidelijk.
Hiermee schakelt u heen en weer tussen beelden. Wanneer u op de knoppen
qr drukt, worden de beelden van links naar rechts verschoven.
112
Met de meegeleverde AV-kabel kunt u de camera aansluiten op een
televisie om gemaakte beelden of films te bekijken.
Benodigdheden
Camera en televisie
Bij de camera geleverde AV-kabel (p. 2)
Schakel de camera en tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje voor de aansluiting en
steek de stekker van de meegeleverde
AV-kabel helemaal in de A/V OUT-uitgang
van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen zoals wordt getoond in
de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze in
op de ingang waarop de kabel is
aangesloten.
Druk op de knop 1 van de camera
en schakel de camera in.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er
wordt niets weergegeven op het scherm
van de camera).
Als u klaar bent met kijken, schakelt u de
camera en televisie uit en haalt u de
AV-kabel los.
Als het videosysteem (NTSC/PAL) van de camera niet gelijk is aan dat van de
televisie, worden beelden mogelijk niet correct weergegeven. Druk op de knop
n en ga naar het menu-item [Video Systeem] op het tabblad 3 om het
juiste videosysteem in te stellen.
Beelden weergeven op een tv
Geel
Geel
Zwart
Rood of zwart
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op
de televisie?
113
U beelden of films selecteren en in groepen wissen. Gewiste beelden of
films kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u een opname
of film wist. Beveiligde beelden en films (p. 117) kunt u niet wissen.
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n en selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk op
de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer een
selectiemethode en druk op de knop m.
Als u niets meer wilt wissen en wilt
terugkeren naar het menu, drukt u op
de knop n.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer de hierboven beschreven stap 2 uit
om [Selectie] te selecteren en druk op
de knop m.
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt op het scherm.
Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
/ Alle beelden wissen
/ Alle beelden wissen
114
Druk op de knop n.
Wis.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op
de knop m.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 113 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op de
knop m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
U kunt geen beelden voor het eerste
beeld selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te
selecteren, en druk op de knop m.
/ Alle beelden wissen
115
Wis.
Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Voer stap 2 en 3 in het scherm hierboven uit, draai aan het keuzewiel Â
en u kunt het eerste en laatste beeld selecteren.
Selecteren op categorie
Selecteer [Selecteer Per Datum],
[Select. per Category] of
[Selecteer Per Folder].
Voer stap 2 op p. 113 uit om een categorie
te selecteren, en druk op de knop
m
.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om de items in te stellen en
druk op de knop m.
Als u op de knoppen qr drukt, kunt u
de beelden in de geselecteerde items
weergeven.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt op het scherm.
Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt .
Selecteer beelden met het keuzewiel Â
/ Alle beelden wissen
116
Druk op de knop n.
Wis.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op
de knop m.
Als er geen beelden in categorieën zijn gesorteerd (p. 119), kunt u [Select. per
Category] niet selecteren bij stap 2.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 113 uit om [Alle
beelden] te selecteren en druk op
de knop m.
Wis.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op
de knop m.
Wat als ik [Select. per Category] niet kan selecteren?
117
U kunt belangrijke beelden en films beveiligen, zodat ze niet door de camera
kunnen worden gewist (pags. 25, 113).
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 1. Selecteer vervolgens [Beveilig] en
druk op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer een
selectiemethode en druk op de knop m.
Als u wilt annuleren of wilt terugkeren naar
het menu, drukt u op de knop n.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Opdracht].
Voer de hierboven beschreven stap 2 uit
om [Selectie] te selecteren en druk op
de knop m.
Voer stap 2 op p. 113 uit om een beeld
te selecteren.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt op het scherm.
Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
: Beelden beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (p. 50), worden beveiligde beelden
ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist.
: Beelden beveiligen
118
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 117 uit om [Select. Reeks]
te selecteren en druk op de knop
m
.
Voer stap 2 en 3 op p. 114 uit om
de beelden te selecteren.
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Selecteren op categorie
Selecteer [Selecteer Per Datum],
[Select. per Category] of
[Selecteer Per Folder].
Voer stap 2 op p. 117 uit om het type te
selecteren en druk op de knop m.
Voer stap 2 en 3 op pags. 115116 uit
om beelden te selecteren.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [Beveilig] en
druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 117 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [Beveilig] en
druk op de knop m.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. uit] te selecteren in stap 2 als u in [Select. Reeks], [Select. per
Category] of [Alle beelden] bent.
119
U kunt beelden en films indelen in categorieën. U kunt de ingedeelde
beelden ook in de volgende functies gebruiken.
Springweergave (p. 105), Dia Show (p. 107), Alles wissen (p. 113),
Beveilig (p. 117), Print instellingen (DPOF) (p. 132)
Selecteer [My Category].
Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer een
selectiemethode en druk op de knop m.
Als u wilt annuleren of wilt terugkeren naar
het menu, drukt u op de knop n.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Opdracht].
Voer de hierboven beschreven stap 2 uit
om [Selectie] te selecteren en druk op
de knop m.
Voer stap 2 op p. 113 uit om beelden
te selecteren.
Druk op de knoppen op, selecteer een
categorie en druk op de knop m.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt op het scherm.
Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven procedure
als u meerdere beelden wilt selecteren.
; Beelden indelen in categorieën
(My Category)
Afbeeldingen die zijn genomen terwijl [Auto Category] is ingesteld op
[Aan], worden automatisch toegewezen aan een categorie (p. 144).
; Beelden indelen in categorieën (My Category)
120
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 119 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op
de knop m.
Voer stap 2 en 3 op p. 114 uit om de
beelden te selecteren.
Druk op de knop p, selecteer het item en
druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  en selecteer een type.
Kies de instelling.
Druk op de knop p om [Selectie] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer [Roteren]
Druk op de knop n en selecteer de
tab 1, selecteer vervolgens [Roteren] en
druk op de knop m.
Roteer het beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om het beeld te selecteren
dat u wilt roteren.
Druk herhaaldelijk op de knop m om de
standen 90°/270°/Origineel te doorlopen.
Met de knop n keert u terug naar
het menu.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
\ Beelden roteren
121
U kunt beelden die zijn opgenomen met een hoge resolutie, omzetten in
beelden met een lagere resolutie en het kleinere beeld opslaan als een
afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 1, selecteer vervolgens [Veranderen]
en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Als u op de knoppen qr drukt of aan het
keuzewiel  draait om [Ja] te selecteren
en op de knop m drukt, wordt het
opgeslagen beeld weergegeven.
= Het formaat van beelden veranderen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
U kunt beelden die zijn opgenomen met en , niet opslaan in een
lagere resolutie.
122
U kunt een bepaald gedeelte van een opgenomen beeld uitsnijden en dit
opslaan als een nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n en selecteer
[Trimmen] op het tabblad 1 en druk op
de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk
op de knop m.
Pas het snijgebied aan.
X Er verschijnt een groen kader rond het
gedeelte van het beeld dat u wilt afsnijden.
X Het oorspronkelijke beeld wordt
linksboven weergegeven en het beeld dat
overblijft na het bijsnijden, wordt
rechtsonder weergegeven.
U kunt de grootte van het kader kleiner of
groter maken door de zoomknop naar
links of rechts te duwen.
Met de knoppen opqr kunt u het kader
verplaatsen.
Met de knop l verandert u de grootte
van het kader.
In een beeld met een herkend gezicht
verschijnt een grijs kader rond gezichten
linksboven in het scherm. U kunt dit kader
gebruiken voor het bijsnijden. U kunt
schakelen tussen schermen door aan het
keuzewiel  te draaien.
Druk op de knop m.
Een nieuwe afbeelding opslaan
en weergeven.
Voer de bewerkingen uit die zijn
beschreven bij stap 4 en 5 op p. 121.
[ Trimmen
Resolutie na
bijsnijden
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Beelden die zijn opgenomen met , en , kunnen niet worden
bijgesneden.
De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden
veranderd, is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4).
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van de
oorspronkelijke afbeelding.
123
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een nieuw beeld. Zie p. 73 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop n, selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Nadat u het menu-item hebt geselecteerd,
kunt u het beeld vergroten of verkleinen
door de stappen uit te voeren die worden
beschreven in 'k Beelden vergroten'
(p. 111).
Door op de knop m te drukken terwijl een
vergroot beeld wordt weergegeven, kunt u
overschakelen naar het oorspronkelijke
beeld voordat de kleur werd veranderd.
Met de knop n keert u terug naar
het menu.
Een nieuwe afbeelding opslaan
en weergeven.
Voer de bewerkingen uit die zijn
beschreven bij stap 4 en 5 op p. 121.
? Effecten toevoegen met de functie
My Colors
Als u de kleur van een beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit
geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet het gewenste resultaat.
De kleuren van afbeeldingen die zijn opgenomen met My Colors (p. 73),
kunnen afwijken van ware kleuren.
124
Hiermee detecteert u donkere delen in onderwerpen of op gezichten, corrigeert
u de helderheid en slaat u het aangepaste beeld op als nieuw bestand. U hebt
de keuze uit 4 correctieniveaus: [Auto], [Laag], [Middel], [Hoog].
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Een nieuwe afbeelding opslaan
en weergeven.
Voer de bewerkingen uit die zijn
beschreven bij stap 4 en 5 op p. 121.
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
@ Donkere onderwerpen aanpassen
(i-Contrast)
Wat als het beeld niet met [Auto] is gecorrigeerd zoals
verwacht?
Afhankelijk van het onderwerp kan het beeld onzuiver worden of niet
correct worden aangepast.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit
afnemen.
125
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 1, selecteer vervolgens [Rode-Ogen
Corr.] en druk op de knop m.
X Het scherm [Rode-Ogen Corr.] verschijnt.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren
dat u wilt corrigeren. Druk vervolgens op
de knop m.
X
Er verschijnt een kader rond het gebied met
rode ogen dat is gedetecteerd door de
camera, waarna de optie [Start] verschijnt.
U kunt het beeld vergroten of verkleinen
met de procedure die wordt beschreven in
'k Beelden vergroten' (p. 111).
Corrigeer het beeld.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel  om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het beeld wordt gecorrigeerd en de optie
[Nieuw bestand] verschijnt.
U kunt het beeld vergroten of verkleinen
met de procedure die wordt beschreven in
'k Beelden vergroten' (p. 111).
Een nieuwe afbeelding opslaan
en weergeven.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel  om [Nieuw bestand] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Voer de bewerking uit die wordt
beschreven bij stap 5 op p. 121.
] Rode-ogeneffect corrigeren
] Rode-ogeneffect corrigeren
126
Handmatig corrigeren
Als de camera rode ogen niet automatisch kan detecteren en corrigeren,
kunt u dit handmatig doen.
Voeg een correctiekader toe.
Bij stap 3 op p. 125 selecteert u
[Voeg Kader toe]. Druk vervolgens
op de knop m.
Stel de positie en grootte in.
Druk op de knoppen opqr om het
correctiekader (groen) naar de sectie met
rode ogen te verplaatsen. Met de
zoomknop pas u de grootte van het kader
zodanig aan dat dit alleen rondom het
gedeelte staat dat u wilt corrigeren.
X Het gebied in het kader wordt rechtsonder
in het scherm vergroot weergegeven.
Als u op de knop m drukt, wordt het
eerste kader (wit) vastgezet en verschijnt
er een nieuw correctiekader.
U kunt maar liefst 35 correctiekaders
toevoegen.
Als u de positie en grootte van de kaders
hebt ingesteld, drukt u op de knop n.
Voer vervolgens stap 3 en 4 op p. 125 uit.
Kaders verwijderen
U verwijdert een kader door bij stap 3 op p. 125 [Verw. Kader] te
selecteren en vervolgens op de knop m te drukken.
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een kader
(groen) te selecteren. Druk vervolgens op de knop
m
.
Als bij stap 4 [Overschrijven] op p. 125 is geselecteerd, wordt het niet-
gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt gecorrigeerd, kan de kwaliteit
afnemen.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
127
U kunt een geluidsmemo (WAVE-indeling) opnemen en toevoegen aan een
beeld. De toegevoegde geluidsmemo mag tot ongeveer 1 minuut lang zijn.
Selecteer [Geluids memo].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 1. Selecteer vervolgens [Geluids
memo] en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
X Het bedieningspaneel voor
geluidsmemo's wordt weergegeven.
Neem de geluidsmemo op.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
U kunt de opname onderbreken/opnieuw
starten door nogmaals op de knop m
te drukken.
Bedieningspaneel voor geluidsmemo's
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
U kunt het volume tijdens het afspelen aanpassen met de knoppen op.
Selecteer en druk op de knop m. Druk vervolgens op de knop n
om terug te keren naar het menu.
^ Geluidsmemo's toevoegen
Uit De opname starten
Pauzeren (opname of weergave) Afspelen
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m om de geluidsmemo te wissen.
Het geluid dat is toegevoegd aan een beeld kan ook worden afgespeeld
met de meegeleverde software.
Geluidsmemo's van beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
128
'Beelden downloaden met de camera' In (p. 35) in hoofdstuk 1 wordt
beschreven hoe u beelden verplaatst met [Nieuwe beelden]. In deze
paragraaf worden andere manieren beschreven om beelden te downloaden.
Deze markeringsmethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print
Order Format).
Selecteer een menu-item.
Selecteer het menu-item bij stap 1 van de
procedure in 'Beelden downloaden met de
camera' (p. 35).
Download de beelden.
Druk op de knop c.
X Beelden die overeenkomen met de
geselecteerde optie, worden verplaatst.
X De camera keert terug naar het menu
[Verplaats] zodra het verplaatsen
is voltooid.
Opties voor het menu Verplaats
Beelden verplaatsen naar een computer
Alle beelden Alle beelden van de geheugenkaart worden omgezet.
Nieuwe beelden (p. 35)
Verpl. DPOF beeld
Alle beelden die zijn geselecteerd om te worden
verplaatst, worden in één keer overgezet (p. 129).
Select & verplaats
Beelden stuk voor stuk selecteren en verplaatsen.
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â
om een beeld te selecteren. Druk vervolgens op de knop
c om het beeld te verplaatsen.
Wallpaper
Een beeld selecteren en downloaden dat u op het
bureaublad van de computer als achtergrond (wallpaper)
wilt gebruiken.
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â
om een beeld te selecteren. Druk vervolgens op de knop
c om het beeld te verplaatsen.
129
U kunt afzonderlijke beelden selecteren en naar de computer verplaatsen.
Deze markeringsmethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print
Order Format).
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [volgorde].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 1. Selecteer vervolgens [volgorde]
en druk op de knop m.
Selecteer [Opdracht].
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om [Opdracht] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te
selecteren.
Druk op de knop m om de selectie te
bevestigen. verschijnt linksboven in
het scherm.
Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt .
Wanneer u meerdere beelden wilt
selecteren, herhaalt u de hierboven
beschreven stap (maximaal 998 beelden).
Door twee maal op de knop n te
drukken, slaat u de instellingen op de
geheugenkaart op en keert u terug naar
het menu.
{ Beelden markeren voor verplaatsen
(DPOF)
{ Beelden markeren voor verplaatsen (DPOF)
130
Alle beelden selecteren
Wanneer u [Markeer] selecteert in stap 2
op p. 129, verschijnt het scherm dat links
wordt weergegeven.
Als u [OK] selecteert en op de knop m
drukt, worden alle beelden gezamenlijk
gemarkeerd.
Als u op de knop n drukt, wordt de
geselecteerde inhoud opgeslagen en
keert u terug naar het menu.
Alle selecties annuleren
Als u op het scherm bij stap 2 op p. 129 [Herstel] selecteert en op de knop
m drukt, vervolgens op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel
Â
draait om [OK] te selecteren en op de knop m drukt, worden alle
markeringen gewist.
Het pictogram wordt mogelijk weergegeven bij gebruik van een
geheugenkaart met verzendinstellingen van een andere DPOF-
compatibele camera. Deze instellingen worden overschreven door
de instellingen die zijn opgegeven op uw camera.
131
Direct na het maken van opnamen of terwijl u opnamen afspeelt, kunt u
beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF) door op de knop c te
drukken. U kunt eenvoudig afdrukken vanaf een printlijst door uw camera en
printer aan te sluiten. Deze markeringsmethoden voldoen aan de DPOF-
normen (Digital Print Order Format).
Beelden toevoegen aan de printlijst
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  en selecteer het beeld.
Druk op de knop c (video's
zijn uitgesloten).
De printlijst.
Druk op de knoppen op en selecteer het
aantal afdrukken, druk op de knoppen qr
of draai aan het keuzewiel Â, selecteer
[Toevoegen] en druk op de knop m.
Als u het toevoegen van beelden wilt
annuleren, drukt u op de knop c. Druk
vervolgens op de knoppen qr of draai
aan het keuzewiel Â, selecteer
[Verwijder] en druk op de knop m.
Afdrukken
In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie Canon
SELPHY ES en SELPHY CP. Zie ook de Gebruikershandleiding voor
Direct Print.
Sluit de camera aan op de printer
(p. 26).
Druk af.
Druk op de knoppen op, selecteer
[Print nu] en druk op de knop m.
X Het afdrukken begint.
Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken bij
de volgende afdruk.
Print Lijst (DPOF)
Aantal afdrukken
132
U kunt afdrukinstellingen instellen voor beelden op een geheugenkaart (tot
998 beelden), zoals de beelden die moeten worden afgedrukt en het aantal af
te drukken exemplaren. U kunt daarna alle geselecteerde beelden in één keer
afdrukken of met de geheugenkaart naar een fotozaak gaan om afdrukken te
bestellen. Zie de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie
over het afdrukken van de geselecteerde beelden. Deze markeringsmethoden
voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen
U kunt instellingen kiezen voor het afdruktype, de datum en het
bestandsnummer. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die
zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 2. Selecteer vervolgens [Print
instellingen] en druk op de knop m.
Kies de instellingen.
Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel
 om een optie te selecteren.
X Druk op de knop n om de
instellingen te bevestigen en terug te
keren naar het menu.
Beelden markeren voor afdrukken (DPOF)
Afdruktype
Standaard Eén beeld per pagina afdrukken.
Index Diverse verkleinde beelden per pagina afdrukken.
Beide Zowel standaard- als indexgrootten afdrukken.
Datum
Aan De datum van de opname-informatie afdrukken.
Uit
File No.
Aan Het bestandsnummer afdrukken.
Uit
Wis DPOF data
Aan
Na het afdrukken alle beelden verwijderen die zijn
geselecteerd voor afdrukken.
Uit
Beelden markeren voor afdrukken (DPOF)
133
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n en selecteer de
tab 2. Selecteer vervolgens [Sel. beeld &
aantal] en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren
dat u wilt instellen. Druk vervolgens op de
knop m.
X U kunt het aantal af te drukken
exemplaren instellen.
Als u [Index] selecteert, verschijnt op
het scherm.
Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt .
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om het aantal afdrukken in
te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en
het aantal afdrukken in te stellen.
Afhankelijk van de printer of fotozaak is het resultaat mogelijk niet
helemaal in overeenstemming met de afdrukinstellingen.
Het pictogram kan worden weergegeven bij gebruik van een
geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere DPOF-
compatibele camera. Deze instellingen worden overschreven door de
instellingen die zijn opgegeven op uw camera.
Bij sommige printers de datum tweemaal worden afgedrukt als [Datum]
ingesteld is op [Aan].
Wanneer [Index], [Datum] en [File No.] zijn ingesteld, kan [Aan] niet
worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in [Datum/
Tijd] in 3 (p. 17).
Beelden markeren voor afdrukken (DPOF)
134
Voor [Index] kunt u het aantal afdrukken
niet instellen. Selecteer alleen beelden
met de procedure van stap 2.
X Druk op de knop n om de
instellingen te bevestigen en terug
te keren naar het menu.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Selecteer [Select. Reeks] in stap 1
op p. 133 en druk op de knop m.
Maak selecties door stap 2 en 3 op p. 114
uit te voeren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op, selecteer
[Opdracht] en druk op de knop m.
Select. per Category
Selecteer [Selecteer Per Datum],
[Select. per Category] of
[Selecteer per Folder].
Voer stap 1 op p. 133 uit om een type te
selecteren en druk op de knop m.
Voer stap 2 en 3 op pags. 115116 uit
om beelden te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk
op de knop m.
Beelden markeren voor afdrukken (DPOF)
135
Instellen dat alle beelden één keer
worden afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden]
Selecteer [Sel. alle beelden] in het scherm
bij stap 1 op p. 133 en druk op de
knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk
op de knop m.
Alle selecties annuleren
Als u [Wis alle selecties] kiest en op de knop m drukt bij stap 1 op p. 133,
kunt u op de knoppen qr drukken of aan het keuzewiel
Â
draaien, [OK]
selecteren en op de knop m drukken om alle selecties te annuleren.
U kunt continu alleen spraak opnemen, zonder beelden, tot een maximale
lengte van 2 uur.
U hebt de keuze uit 3 niveaus van geluidskwaliteit. Aflopend van hoog naar
laag, zijn dit: [44.100kHz], [22.050kHz], [11.025kHz].
Selecteer [Audio Recorder].
Druk op de knop n en selecteer
[Audio Recorder] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
_
Alleen geluid opnemen (Audio Recorder)
_ Alleen geluid opnemen (Audio Recorder)
136
Wijzig de geluidskwaliteit.
Druk op de knoppen op en selecteer
de geluidskwaliteit.
Neem het geluid op.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De opname begint en de opnametijd
wordt weergegeven.
Als u op de knop m drukt, wordt de
opname onderbroken.
Bedieningspaneel voor geluidsmemo's
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om het menu-item
te selecteren, en druk op de knop m.
Geschatte omvang voor geluidskwaliteit en opnametijd
Samplingfrequentie
Resterende tijd
Uit
De opname starten.
Hiermee stopt u het opnemen of afspelen.
Druk op de knoppen op om de spraakopname te selecteren. Als u op de knop
m drukt, begint het afspelen.
Als u de knop
m ingedrukt houdt, wordt de opname teruggespoeld (er wordt geen
geluid afgespeeld).
Als u de knop
m ingedrukt houdt, wordt de opname vooruitgespoeld (er wordt
geen geluid afgespeeld).
Als u op de knoppen
qr
drukt of aan het keuzewiel
Â
draait en [Wissen] kiest, en
vervolgens op de knop
m
drukt, wordt het geluid gewist. Als u op de knop
m
drukt
in [Alles wissen] en vervolgens op de knoppen
qr
drukt of aan het keuzewiel
Â
draait en [OK] selecteert en op de knop
m
drukt, wordt al het geluid gewist.
: Druk op de knop m om geluid te beveiligen.
Druk op de knoppen op om het afspeelvolume aan te passen.
Geluids-
kwaliteit
Grootte van
spraakopname
32 MB
(meegeleverd)
2GB 8GB
11.025 kHz 22 kB/sec. 23 min. 28 sec.
25 uur 22 min. 35 sec. 101 uur 23 min. 47 sec.
22.050 kHz 44 kB/sec. 11 min. 44 sec.
12 uur 41 min. 18 sec. 50 uur 41 min. 53 sec.
44.100 kHz 88 kB/sec. 5 min. 52 sec.
6 uur 20 min. 39 sec.
25 uur 20 min. 57 sec.
Het opnemen stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is.
137
De camera aanpassen
U kunt allerlei opnamefuncties aanpassen aan uw voorkeuren.
Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en
veelgebruikte functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor
opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
8
138
U kunt enkele handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad
3 (p. 46).
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 51) op [Uit] zetten. De instelling [Aan] wordt
echter aanbevolen om de accu te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om [Automatisch
Uit] te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr of het keuzewiel  om [Uit] te
selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u
niet vergeten om na gebruik de camera uit
te schakelen.
Spaarstand tijdens opnemen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 51).
Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om [Display uit] te
selecteren en gebruik vervolgens de knoppen
qr of het keuzewiel  om een tijdsduur
te selecteren.
Het is raadzaam om een tijd onder [1min.]
te selecteren, om de accu te sparen.
Functies aanpassen
Functies aanpassen
139
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum
en tijd door simpelweg de tijdzone-instelling te wijzigen. U moet de tijdzone
van uw bestemming dan wel van tevoren registreren. U hoeft de datum en
de tijd dan niet opnieuw in te stellen.
Stel de tijdzone Thuis in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op
de knop m.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert
u eerst of het links afgebeelde scherm
verschijnt en drukt u vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een tijdzone voor thuis
te selecteren en druk vervolgens op m.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen
op om te selecteren.
Stel de tijdzone Wereld in.
Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om de
bestemmingstijdzone te selecteren en
druk vervolgens op m.
U kunt de zomertijd instellen volgens stap 1.
Selecteer de tijdzone Wereld.
Druk op de knoppen op en selecteer
[Thuis/Wereld].
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om te selecteren en
druk vervolgens op n.
verschijnt in de [Tijdzone] of het
opnamescherm (p. 42).
Als u in de datum of tijd wijzigt (p. 17), worden de datum en tijd voor
de optie Thuis ook automatisch gewijzigd.
Functies aanpassen
140
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2000 opnamen.
U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandsnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
[Continu]: Ook als u opnamen maakt met een
nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden
steeds een oplopend nummer totdat u een
opname maakt en opslaat met het nummer
9999.
[Auto reset]: Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt, begint de bestandsnummering weer
bij 0001.
Een map maken
U kunt nieuwe mappen maken om uw opnamen in op te slaan.
Selecteer [Maak folder] en druk op de knop
m.
Selecteer [Maak nieuwe folder] en druk op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â
om te selecteren.
Op het scherm verschijnt (p. 42) tijdens
het opnemen, en de opnamen worden
vastgelegd in een nieuwe map.
Als u, zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe
bestanden een opvolgend nummer krijgen volgens de aanwezige
nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen,
formatteert u vóór het gebruik de geheugenkaart (p. 50).
Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren of
afbeeldingstypen.
Functies aanpassen
141
Mappen maken op dag en tijd
U kunt een dag en een tijd instellen voor het maken van een map.
Selecteer [Maak folder] en druk op de knop
m.
Selecteer [Maak autom.] en druk op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel
Â
om een interval te selecteren.
Selecteer [Tijd] en druk op de knoppen qr
of
draai aan het keuzewiel
Â
om een tijd in
te stellen.
De nieuwe map wordt gemaakt op de
ingestelde dag en tijd. Opnamen die na deze
datum worden gemaakt, worden in de nieuwe
map opgeslagen.
De functie Beeldomkeren uitschakelen
Als u beelden afspeelt op de camera of op een computer, worden opnamen
die zijn gemaakt in de verticale stand, automatisch gedraaid en verticaal
weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Beeldomkeren] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus
(p. 24)
. U kunt
deze tijd wijzigen in [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
142
Als u het programmakeuzewiel instelt op 6 en de modus instelt op G,
kunt u de instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 46).
De functie Slow sync gebruiken
Hiermee kunt u personen en belangrijke onderwerpen opnemen met de
juiste belichting. De sluitertijd wordt verlengd zodat zowel het onderwerp
als de achtergrond de juiste helderheid hebben.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op draai aan of het
keuzewiel  om [Slow sync] te selecteren en
gebruik vervolgens de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
De functie Rode ogen reductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductiebrandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt als u in een donkere omgeving de flits gebruikt bij
opnamen. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Lamp Aan] te selecteren en
gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te
selecteren.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pags. 158159).
Opnamefuncties aanpassen
Plaats de camera op een statief, vanwege de lange sluitertijd. Het is
raadzaam om de opname te maken met [IS modus] ingesteld op [Uit]
(p. 145).
Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de sluiterknop stopt.
Opnamefuncties aanpassen
143
Het AF-hulplicht uitschakelen
Als de camera niet kan scherpstellen als u de sluiterknop half indrukt, gaat
automatisch het lampje branden om te helpen bij het scherpstellen. U kunt
dit lampje uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Meteen na de opname beeldinformatie
weergeven
U kunt de beeldinformatie die na de opname wordt weergegeven, wijzigen.
Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
[Details]: voor gedetailleerde beeldinformatie
(p. 43).
[Focus check]: het gebied binnen het AF-
kader wordt vergroot weergegeven, zodat u de
focus kunt controleren. De procedure is
hetzelfde als in 'Scherpstelling en
gezichtsuitdrukking controleren (Focus check)'
(p. 110).
Opnamefuncties aanpassen
144
Beelden automatisch in categorieën indelen
Beelden kunnen automatisch in categorieën worden ingedeeld (p. 119)
tijdens de opname.
Selecteer [Auto Category] en druk op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
: voor beelden die zijn opgenomen in de
modus I, F of V of beelden waarbij
gezichten worden gedetecteerd wanneer
[AF Frame] is ingesteld op [Gezicht det.].
: voor beelden die zijn opgenomen in de
modus U of O.
: voor beelden die zijn opgenomen in de
modus H, P, w, t, y of S.
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van
3:2 om het afdrukbare gebied voor L-formaat of briefkaart aan te duiden.
Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
[Raster]: een raster wordt over de weergave
geplaatst.
[Uitsnede]: Gebieden buiten de uitsnede van
3:2 worden grijs weergegeven. Dit gebied
wordt niet afgedrukt als u afdrukt op papier
met een verhouding van 3:2.
Films kunnen niet automatisch in categorieën worden ingedeeld, maar
wel via My Category (p. 119).
In de modus kunt u niet [Uitsnede] of [Beide] instellen.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn
gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de
gedeelten in de grijze gebieden.
Opnamefuncties aanpassen
145
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
[Continu]: de beeldstabilisatie staat altijd aan.
U kunt het resultaat meteen controleren op het
scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie
of de focus kunt controleren en bijstellen.
[Opname]: de beeldstabilisatie staat alleen
aan op het moment van de opname.
[Pan]: de beeldstabilisatie werkt alleen op
het effect van op- en neerwaartse camera-
bewegingen. Deze optie wordt aanbevolen
voor horizontaal bewegende objecten.
Functies toewijzen aan de knop c
Selecteer [Instellen c knop] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen opqr of draai aan het
keuzewiel  om de functies te selecteren die
u wilt toewijzen en druk vervolgens op m.
Als u op de knop c drukt, wordt de
toegewezen functie opgeroepen.
Als de bewegingsonscherpte te groot is, plaatst u de camera op een
statief. Het is echter raadzaam om de IS modus in te stellen op [Uit] als u
de camera op een statief plaatst.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal. Beeldstabilisatie werkt
niet als u de camera verticaal houdt.
Druk op als u een functie wilt annuleren.
Als het symbool onderaan rechts in een pictogram verschijnt, kan
deze functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus of
functie-instelling.
In worden bij elke druk op de knop c witbalansgegevens
vastgelegd (p. 71) en worden tevens de witbalansinstellingen
gewijzigd in .
In hoort u bij elke druk op de knop c het geluid van de
ontspanknop (p. 147) op het tabblad 5. Gebruik dit om de aandacht
van uw onderwerp te trekken vlak voordat u de opname maakt.
146
U kunt instellingen maken op het tabblad 1 door op de knop 1 (p. 46)
te drukken.
Functies toewijzen aan de knop 1
Selecteer [Inst. Weergave Knop] en druk
op m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Als u in de afspeelmodus op de knop 1 drukt,
wordt de toegewezen functie opgeroepen.
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
wordt hervat
Selecteer [Ga verder] en gebruik de knoppen
qr om een optie te selecteren.
[Laatste f.]: de weergave wordt hervat met de
laatst gemaakte opname.
[Laatst gez]: de weergave wordt hervat met de
laatst bekeken opname.
De afspeelfuncties aanpassen
Als u 1 (Standaard) selecteert, kunt u heen en weer schakelen tussen
het uitzetten van de camera en de afspeelmodus, of tussen de opname-
en de afspeelmodus (p. 24).
Als u . of _ selecteert, kunt u de camera niet uitzetten met de knop 1.
U kunt geen diashows starten tijdens de indexweergave.
147
U kunt opnamen die u hebt gemaakt, instellen als opstartbeeld dat verschijnt
als de camera wordt ingeschakeld, of geluiden opnemen voor elke camera-
actie met het menu 5.
Wijzigen
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een instelling te
selecteren.
Druk op de knop n om de instelling te
voltooien.
Selecteer [Thema] om alle items op dezelfde
nummerinstelling te zetten.
Vastleggen
Als u op de knop 1 drukt en de camera in afspeelmodus zet, kunt u
geluiden en beelden vastleggen.
Druk op de knoppen qr om of
te selecteren en druk vervolgens op
de knop l.
Opstartbeeld: druk op de knoppen qr of draai
aan het keuzewiel  om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk
vervolgens op m.
5 Het opstartbeeld of -geluid wijzigen
(Mijn camera-instellingen)
5 Het opstartbeeld of -geluid wijzigen (Mijn camera-instellingen)
148
Geluiden: druk op de knoppen qr of draai
aan het keuzewiel  om te selecteren
en druk vervolgens op m.
Druk na de opname op de knoppen qr of
draai aan het keuzewiel  om te
selecteren en druk vervolgens op m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk
vervolgens op m.
U kunt beelden of geluiden vastleggen met de camera van de bijgeleverde
software (ZoomBrowser/ImageBrowser). Raadpleeg de Startershandleiding
voor meer informatie.
Opgeslagen beelden of geluiden op een computer
vastleggen
Eventueel eerder vastgelegde beelden of geluiden worden overschreven
als u een nieuw beeld en geluid opneemt (p. 147).
Gebruik de meegeleverde software (ZoomBrowser EX/ImageBrowser)
om de standaardinstellingen van Mijn camera te herstellen. Raadpleeg de
Startershandleiding voor meer informatie.
149
Nuttige informatie voor het
gebruik van de camera
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de camera-accessoires en
een aantal functieoverzichten. Verder vindt u aan het einde de index.
9
150
Als u de Voedingsadapterset ACK-DC30 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
het batterijpeil.
Plaats de koppeling.
Open het klepje (p. 14) en plaats de
gelijkstroomkoppeling op de afgebeelde
wijze tot deze vastklikt.
Sluit het klepje (p. 14).
Sluit het snoer aan op de camera.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens het
andere uiteinde in een stopcontact.
U kunt de camera inschakelen en
gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
De krachtige flitser HF-DC1 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt gebruikt in
aanvulling op de ingebouwde flitser van de camera wanneer het onderwerp
te ver weg is om goed te worden belicht. Raadpleeg de handleiding van de
flitser voor meer informatie over de bevestiging en het gebruik van deze
krachtige flitser.
In de modus D (p. 89)
Aansluiten op het lichtnet
Haal het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor
kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken.
Omstandigheden waarin u de HF-DC1 niet kunt gebruiken
Een extra flitser gebruiken
151
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt
vermeld in het garantiesysteemboekje.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij(en) goed is (zijn) geplaatst (p. 14).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten
(p. 14).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij(en) enige malen opnieuw.
Batterij(en) is (zijn) snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Verwarm de
batterij(en), bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de
batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera
aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel
vervolgens de camera aan en opnieuw uit (p. 15).
Weergave op televisie
Beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 112).
Opnamen maken
Kan geen opnamen maken.
Stel het programmakeuzewiel in op A (p. 40).
Druk tijdens het afspelen (p. 24) de sluiterknop half in (p. 20).
Er verschijnt geen beeld op het scherm.
Druk op de knop l (p. 42).
Camerascherm is zwart bij opstarten.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, worden mogelijk
niet correct weergegeven als deze zijn ingesteld in de functie Mijn camera (p. 147).
Weergave op scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 44).
Weergave op scherm is niet goed tijdens opnamen.
Houd er rekening mee dat in de volgende gevallen niet kan worden opgenomen
op foto's maar wel op films.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm
donkerder worden.
Bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk
(paarsachtig rood) verschijnen op het scherm.
h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 23).
U denkt dat er een probleem is
U denkt dat er een probleem is
152
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 57).
Stel [IS modus] in op [Aan] (p. 145).
Stel de flitser in op h (p. 67).
Verhoog de ISO-waarde (p. 70).
Het beeld is wazig.
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 164).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 143).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet
zijn ingesteld.
Maak de opname met behulp van de focusvergrendeling, AF lock of handmatige
scherpstelling (pags. 78, 84, 85).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het kader niet
en stelt de camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en
de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt,
verschijnt het kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op h (p. 67).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 72).
Gebruik AE lock of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 87).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op ! (p. 57).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 72).
Gebruik AE lock of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 87).
Het onderwerp is te licht door omgevingsverlichting.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 23).
Verhoog de ISO-waarde (p. 70).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 67).
Stel de flitser in op ! (p. 57).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak
met de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere
voorwerpen in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 70).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pags. 55, 56).
U denkt dat er een probleem is
153
Ogen worden rood weergegeven (p. 92).
Stel [Lamp aan] in op [Aan] (p. 142). Als u opnamen maakt met de flitser, licht
de lamp (aan de voorkant van de camera) op (p. 40) en gedurende ongeveer
1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen
te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp
kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of
dichter bij het onderwerp gaat staan.
Schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Formatteer de geheugenkaart in de camera (p. 50).
U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het
menu FUNC.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Bekijk het
menuoverzicht (pags. 156159).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die
kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt
weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte waarmee deze was gemaakt
(p. 29).
'!' wordt weergegeven op het LCD-scherm en de opname wordt
automatisch beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen.
Formatteer de geheugenkaart in de camera (p. 50).
Gebruik een lagere resolutie (p. 99).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden.
Afspelen
Kan geen beelden of films afspelen.
Als de bestandsnaam of mappenstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u
beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Startershandleiding voor
informatie over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart die in uw camera is geformatteerd (p. 50).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan
het afspelen tijdelijk worden onderbroken.
154
Als er foutmeldingen verschijnen op het LCD-scherm, kunt u een van de
volgende oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart in de juiste richting (p. 14).
Kaart op slot!
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD- of de SDHC-geheugenkaart staat
in de vergrendelingsstand. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 16).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd
of de geheugenkaart niet goed is geplaatst. Zog dat de geheugenkaart in de
juiste richting is geplaatst als u opnamen maakt (p. 14).
Het is niet mogelijk geluidsmemo's toe te voegen aan films (p. 127).
Geheugenkaart fout (p. 51)
Als dit foutbericht verschijnt terwijl u de meegeleverde geheugenkaart gebruikt,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er
mogelijk een probleem is met de camera.
Geheugenkaart vol
Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken
(pags. 21, 53, 65, 81) of beelden te bewerken (pags. 120127). Wis de
beelden (pags. 25, 113) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een
lege geheugenkaart (p. 14).
Vervang accu (p. 14)
Geen beeld
Er zijn in het geheugen geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 117)
Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./RAW
Niet-ondersteunde beelden of gegevens, of beschadigde beeldgegevens
kunnen niet worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam
is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet
worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld
niet registreren!/Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 111), roteren
(p. 120), bewerken (pags. 120127), toe te wijzen aan het beginscherm
(p. 147), categoriseren (p. 119) of toe te voegen aan een printlijst (p. 132).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam
is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet
worden vergroot, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het beginscherm,
gecategoriseerd of toegevoegd aan een printlijst.
Films kunnen niet worden vergroot (p. 111), bewerkt (pags. 120127) of
toegewezen aan het beginscherm (p. 147).
Lijst met berichten die op het scherm
worden weergegeven
Lijst met berichten die op het scherm worden weergegeven
155
Kan niet selecteren!
Bij het selecteren van de selectiereeks (pags. 114, 118, 120) hebt u geprobeerd
een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt
geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
U hebt geprobeerd meer dan 501 beelden te selecteren (pags. 114, 118, 120).
Verplaatsen niet mogelijk!
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te verzenden met de functie
Verplaats of beelden te verzenden met beschadigde gegevens, ook niet als
deze zijn geselecteerd.
U kunt een film niet als achtergrondbeeld verzenden naar uw pc, zelfs niet als
deze is geselecteerd (p. 128).
Teveel markeringen.
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd voor
verzending. Selecteer minder beelden dan 998 (p. 132).
Kan niet voltooien!
Afdrukinstellingen of verplaatsingsinstellingen konden niet correct worden
opgeslagen. Maak het aantal instellingen kleiner en probeer het opnieuw
(pags. 129, 132).
Fout in benaming.
De bestandsnaam kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met
dezelfde naam of omdat het hoogst mogelijke bestandsnummer is bereikt
(p. 140). Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 140) of
formatteer de geheugenkaart (p. 50).
Incompatibele WAVE
Het gegevenstype van de bestaande geluidsmemo is onjuist, waardoor geen
nieuwe geluidsmemo kan worden toegevoegd of afgespeeld (p. 127).
Communicatie fout
Er konden geen beelden van de computer worden verplaatst vanwege het grote
aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart (p. 31).
Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Lens fout, herstart camera
Er is een lensfout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit en
weer aan te zetten (p. 40). Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u
contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een
probleem is met de lens.
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als
u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Exx (xx: nummer)
Er is een camerafout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit
en weer aan te zetten (p. 40).
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is de opname
mogelijk niet vastgelegd. Controleer de opname in de weergavemodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het nummer en neemt u contact op
met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is
met de camera.
156
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
Functie
A
6
8
GD IF
Flitser (pags. 57, 67)
{{ {{{
{{{{{
{ {{{{{
Focusing Zone (pags. 63, 67,
85)
{ {{{{{
{{{ {{
{{ {{
f
{{ {{
ISO waarde (p. 70)
{{ {{{
{{ { ——
{{{——
Transport mode (pags. 61, 62,
72, 74, 75)
{ {{{{{
{{{{{
{{{ {{
{ {{{{{
{ {{{{{
AF lock (p. 84)
{{{——
AE lock (p. 87)/FE lock (p. 88)
{ { ——
TV Display (p. 76)
{{{ {{
Gezichts Selectie (p. 86)
{{{ {{
Information Display (p. 42)
Aan
{{{
*3
{{
Uit
{{{ {{
Geen weergave
{{{ {{
Functiemenu
Exposure Compensation (p. 72)/Exposure Shift (p. 99)
{ {{{
Wit Balans (p. 71)
{ {{{{{
{{{——
My Colors (p. 73)
{{{——
Flitsbelichtingscompensatie (p. 88)
{ { ——
Flits output (p. 90)/Tv-/Av-instellingen (p. 89)
——{ ———
Metering System (p. 87)
{ {{{{{
{{———
Image Quality (compressieverhouding) (p. 68)
{ {{{{{
Recording Pixels (pags. 68, 98)
{ {{{{{
—————
*1 ISO3200 (p. 56) is standaard ingesteld. *2 Alleen belichtingsvergrendeling (AE lock) beschikbaar.
*3 Scherm voor Quick Shot wordt weergegeven.
h
!
e
u
W
"
ÒÎ
$
S
Beschikbare functies per opnamemodus
157
KE
VHUOPwtyS Z RT Yv xX> z
{{{{{{——{ ——{ ———
{{{{{{ {{ ——{{——
{{{{{{{{{ {{{{——
{{{{{{{{{ { {{{{
{ {{{ {{{{{{{{
{ {{{ {{ { {{{{
{{{{{{ {{ { { {{
{{{{{{{{{
*1
{{{{{
————————— { ————
————————— { ————
{{{{{{{{{ {{{{——
{{{{{{{{{ { { ————
{{{{{{ {{ { { ————
{{{{{{{{{ {{{{{{
{{{{{{{{{ { { ————
————————— { ——{
————————— { ——*2
{{{{{{{{{ { { { {{
{{{{{{ {{{{{———
{{{{{{{{{ {{{{{{
{{{{{{{{{ { { ——{
{{{{{{{{{ { —————
Functiemenu
{{{{{{{{{ { {{
{{{{{{{{{ {{{{{{
————————— { {{
————————— { {{
————————— ——————
————————— ——————
{{{{{{{{{ {{{{{{
————————— { ————
{{{{{{{{{ {{{{——
{{{{{{{{{ *4 *5 { *5
————————— ————{{
*4 is standaard ingesteld.
*5 is niet beschikbaar.
{ Selecteerbaar
— Niet selecteerbaar
158
4 Opnamemenu
Menu's
Opnamemodi
Functie
A
6
8
GD IF
AF Frame (p. 82)
Gezicht det.
{ {{{{{
AiAF
{{{ {{
Centrum
{{{ {{
AF kader afm.
(p. 82)
Normaal/Klein
{{———
AF-Punt Zoom
(p. 83)
Aan/Uit
{{{ {{
Servo AF (p. 84) Aan/Uit
{{{ {{
Digitale Zoom (p. 58)
Standaard/Uit
{{{ {{
Digitale Tele-converter (1,7x/2,2x)
{{{ {{
Flits Instellingen
(pags. 92, 142)
Slow sync Aan/Uit
{ *1 { —*1
Rode-Ogen Aan/Uit
{ {{{{{
Lamp Aan Aan/Uit
{ {{{{{
Flitsbelichtingscompensatie
{ { ——
Flits output
Maximum/Medium/Minimum
——{ ———
i-Contrast (p. 91) Uit/Auto
{ {{{——
Transport inst.
(pags. 62, 74, 75)
Gezicht-zelfont.
1 – 10 opnamen
{{{ {{
Zelfontspanner
10 sec./2 sec.
{ {{{{{
Custom
*3
{ {{{{{
Vergrote weergave MF (p. 85)
Aan/Uit
{{ {{
AF-hulplicht
(p. 143)
Aan/Uit
{ {{{{{
Bekijken (p. 52) Uit/2 – 10 sec./Vastzetten
{ {{{{{
Terugkijken (p. 143) Uit/Details/Focus check
{ {{{{{
Orig. Opslaan (p. 95) Aan/Uit
—————
Auto Category (p. 144)
Aan/Uit
{ {{{{{
Disp. Sjabloon (p. 144)
Uit/Raster
{{{ {{
Uitsnede/Beide
{{{ {{
Histogram Aan/Uit
{{*1
IS modus (p. 145)
Continu/Uit
{ {{{{{
Opname/Pan
{ {{{{{
Datum stempel (p. 60) Uit/Datum/Datum & Tijd
{ {{{{{
Instellen
c knop (p. 145)
{ {{{{{
*1 Altijd [Aan].
*2 Beschikbaar als h is geselecteerd.
*3
Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden]
.
Menu's
159
KE
VHUOPwty SZ RT Yv xX> z
{{ { {{{ {{{{ { ———
{{ { {{{ {{{{ { {{
{{{{{{{{{{{ { {——
—— ———— ——
{{{{{{{{{{ { ——
{{ { {{{ {{{{{{*1 *1
{{{{{{{{{—*1 {
{{{{{{{{{———
—— *1 ———— —— { ——
{{ { {{{ {{———
{{ { {{{ {{—— {{——
—— ———— ——
—— ———— ——
—— ———— ——
{{ { {{{ {{{{ ——
{{{{{{{{{{{ { {{{
{{{{{{{{{{{ ——
{{ { {{{ {{{ { ———
{{ { {{{—*2{{{{{{{
{{{{{{{{{{{ { {——
{{{{{{{{{{{ { ———
—— ———— —— { ———
{{{{{{{{{{{ { {{{
{{{{{{{{{{{ { {{
{{{{{{{{{{{ { ———
—— ———— ——
{{{{{{{{{{{ { {{{
{{{{{{{{{{{ { {——
{{{{{{{{{ {{———
{{{{{{{{{{{ { {{{
{ Selecteerbaar — Niet selecteerbaar
Menu's
160
3 Instellingenmenu
Normaal gesproken is het niet nodig om de instelling te wijzigen, maar u moet
selecteren wanneer u een beeld dat is opgenomen in de modus (Breedbeeld),
afdrukt met de instelling voor volledige pagina's voor breed papier met de Canon
SELPHY CP750/CP740/CP730/CP720/CP710/CP510/CP520/CP530 Compact
Photo Printer. Omdat deze instelling wordt opgeslagen wanneer de camera wordt
uitgeschakeld, moet u deze instelling terugzetten op [Auto] als u wilt afdrukken in
andere formaten. (Deze instelling kan echter niet worden gewijzigd als de printer
is aangesloten.)
1 Afspeelmenu
Item Opties/overzicht Ref. pag.
Mute Aan/Uit* p. 47
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 47
LCD Helderheid Instellen in een bereik van ±7. p. 48
Spaarstand Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display Uit: 10 – 30 sec./1* – 3 min.
p. 138
Tijdzone Thuis/Wereld p. 139
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 17
Klok Display 0 – 5* – 10 – 30 sec./1 – 3 min. p. 52
Formateren Hiermee formatteert u de kaart en wist u alle
gegevens
p. 50
Bestandnr. Continu*/Auto reset p. 140
Maak folder Maak nieuwe folder/Maak autom.
pags. 140, 141
Beeldomkeren Aan*/Uit p. 141
Maateenheid m/cm*/ft/in p. 85
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 141
Taal Selecteer de weergegeven taal. p. 19
Video System NTSC/PAL p. 112
Print methode Auto*/
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 49
* Standaardinstelling
Informatie over het instellen van de afdrukmethode
Item Opties/overzicht
Ref. pag.
Dia Show Foto's en films automatisch afspelen. p. 107
My Category Beelden indelen in categorieën. p. 119
Wissen Beelden wissen. p. 113
Beveilig Beelden beveiligen. p. 117
Menu's
161
2 Afdrukmenu
5 Menu Mijn camera
i-Contrast Donkere delen van beelden corrigeren. p. 124
Rode-Ogen Corr.
Rode ogen in beelden corrigeren.
p. 125
Trimmen
Delen van beelden bijsnijden.
p. 122
Veranderen Grootte van beelden veranderen en nieuwe beelden
opslaan.
p. 121
My Colors
Kleuren in beelden aanpassen.
p. 123
Geluids memo
Geluid opnemen en toevoegen aan opnamen.
p. 127
Audio Recorder
Geluid opnemen.
p. 135
Roteren
Beelden roteren.
p. 120
volgorde
Beelden instellen voor downloaden naar een computer.
p. 129
Inst. Weergave Knop Functies toewijzen aan de knop 1. p. 146
Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 146
Overgang / */ p. 111
* Standaardinstelling
Item Opties/overzicht Ref. pag.
Print Afdrukscherm weergeven.
p. 26
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken.
p. 133
Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die
u wilt afdrukken.
p. 134
Selecteer Per Datum Beelden die u wilt afdrukken op datum selecteren.
Select. per Category Beelden die u wilt afdrukken op categorie selecteren.
Selecteer Per Folder Beelden die u wilt afdrukken op map selecteren.
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken.
p. 135
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren.
p. 135
Print instellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in.
p. 132
Item Opties/overzicht Ref. pag.
Thema Algemene instellingen voor thema's.
p. 147
opstart scherm
Het opstartscherm selecteren dat wordt weergegeven
wanneer de camera wordt ingeschakeld.
opstart geluid Het opstartgeluid selecteren dat wordt afgespeeld
wanneer de camera wordt ingeschakeld.
werkgeluid Bedieningsgeluiden selecteren (behalve de
sluiterknop).
Geluidzelftimer Het geluid voor de zelfontspanner selecteren.
Sluiter geluid Het sluitergeluid selecteren.
162
Apparatuur
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in nabijheid van magneten of motoren die sterk
elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterk magnetische
velden kan leiden tot defecten of beschadigde opnamegegevens.
Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het LCD-scherm of als
er vuil vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een
brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen, ook geen organische oplosmiddelen,
om de camera of het LCD-scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Neem
bij hardnekkig vuil contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon.
Raadpleeg hiervoor het garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een
warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en
buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft
gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij(en) en de geheugenkaart en wacht tot het
vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Geheugenkaarten
Een geheugenkaart is een instrument met zeer geavanceerde
elektronica. Buig de kaart niet en stel de kaart niet bloot aan druk,
schokken of stoten. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart
vastgelegde gegevens beschadigd raken.
Voorkom dat de geheugenkaart in aanraking komt met vocht. Raak de
contactpunten van de geheugenkaart niet aan met uw hand of met
metalen objecten.
Bewaar geheugenkaarten niet in nabijheid van een televisie, luidsprekers
of andere apparaten die magnetisme of statische elektriciteit genereren.
Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart vastgelegde gegevens
beschadigd raken.
Bewaar geheugenkaarten niet in hete, vochtige of stoffige plaatsen.
Voorzorgsmaatregelen
163
Als u uw camera weggooit, moet u eerst de batterij verwijderen en voor
recycling aanbieden volgens de regels die in uw land gelden.
Open het klepje van de aansluiting
en draai de schroeven van de
behuizing los (8).
Verwijder de voorkant zoals
aangegeven.
Open de plastic batterijklep en
verwijder de batterij zoals
afgebeeld.
De heroplaadbare lithiumbatterij recyclen
Raak de flitser nooit aan!
Raak de flitser nooit aan.
Dit kan een elektrische schok
veroorzaken.
Raak dit gedeelte nooit aan!
Raak het gedeelte dat is
aangegeven op de afbeelding
nooit aan. Dit kan een
elektrische schok
veroorzaken.
Verwijder de behuizing van de camera alleen wanneer u de camera weggooit
en de oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen voor recycling.
164
Effectieve pixels in camera . . . . . . . .Ongeveer 14,7 miljoen
Beeldsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1/1,7 inch CCD (totaal aantal pixels:
ongeveer 15 miljoen)
Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7,7 (G) – 28,5 (T) mm
Overeenkomstig 35-mm filmbereik:
36 (G) – 133 (T) mm
f/2.8 (G) – f/5.8 (T)
Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 4.0x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 15x)
Optische zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . .Real-image zoeker met zoomfunctie
LCD-scherm. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .LCD-kleurenscherm (TFT), 2,5 inch
Ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik: 100%
Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . .Gezicht det./AiAF (9-punts)/Centrum
Servo AF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Aan/Uit
Scherpstelbereik (vanaf de voorkant van de lens)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Normaal: 50 cm – oneindig
Macro: 5 – 50 cm (G)/
40 – 50 cm (T)
Oneindig: 3 m – oneindig
Digitale Macro: 5 – 50 cm
Kinderen & dieren: 1 m – oneindig
Opnamen maken met handm. scherpstellen:
5 cm – oneindig (G)/40 cm – oneindig (T)
Mechanische . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Sluiter en elektronische sluiter
Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . .1/60 – 1/1600 sec.
15 – 1/1600 sec. (totaal sluitertijdbereik)
Beeldstabilisatie . . . . . . . . . . . . . . . . .Type lensverschuiving
Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Deelmeting, Centrumgeoriënteerd gemiddelde of
Spotmeting
Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . .± 2 stops in stappen van 1/3 stop
ISO-waarde (standaarduitvoergevoeligheid, aanbevolen belichtingsindex)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Hoge ISO Automatisch, ISO 80/100/200/
400/800/1600
Witbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht,
TL licht H of Custom
Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Aan, Uit
* De instellingen Rode ogen red./
Rode-Ogen Corr./Slow sync zijn beschikbaar/
Flitsbelichtingscompensatie (stappen van 1/3)/
Flits output (3 niveaus)/
Flitsbelichtingsvergrendeling beschikbaar
Bereik ingebouwde flitser . . . . . . . . . .50 cm – 4,6 m (G)/
50 cm – 2,4 m (T)
Opnamemethoden
. . . . . . . . . . . . . . Automatische modus: Auto
P/M-modus: Automatische belichting/Handmatig
Specificaties
Specificaties
165
Modus Snel beeld
Opnamemethode: Auto/automatische belichting
Speciale opnamen: Portret, Night Snapshot,
Kinderen & dieren, Binnen, Zonsondergang, Flora,
Sneeuw, Strand, Vuurwerk, Aquarium,
Onderwater, ISO 3200, Digitale Macro, Kleur
Accent, Kleur Wissel, Stitch Hulp.
Filmmodus: Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel
Continu-opnamen . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 1,3 beelden/sec.
Zelfontspanner. . . . . . . . . . . . . . . . . . Gezicht-zelfont., ongeveer 10-sec./ongeveer
2-sec. vertraging, Handm. Timer
i-Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto/Uit
Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/
MultiMediaCard/MMCplus-geheugenkaart/
HC MMCplus-geheugenkaart
Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Design rule for Camera File System-
ontwerpstandaard, compatibel met DPOF
Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . Foto's: Exif 2.2 (JPEG)
Films: MOV (beeldgegevens: H.264,
audiogegevens: Linear PCM) (mono)
Geluidsmemo's, Audio Recorder: WAVE (mono)
Compressie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Superfijn, Fijn, Normaal
Aantal opgenomen pixels
(Foto's). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Groot: 4416x3312 pixels
Normaal 1: 3456x2592 pixels
Normaal 2: 2592x1944 pixels
Normaal 3: 1600x1200 pixels
Klein: 640x480 pixels
Breedbeeld: 4416x2480 pixels
(Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 640x480 pixels (30 beelden/sec.)
320x240 pixels (30 beelden/sec.)
Aantal mogelijke opnamen . . . . . . . . LCD-scherm aan: Ongeveer 280 beelden
(Volgens CIPA-norm).
LCD-scherm uit: ongeveer 700 beelden.
Geluid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kwantisatie: 16-bits
Samplingfrequentie
Geluidsmemo: 11.025 kHz
Films: 44.100 kHz
Audio Recorder: 11.025 kHz/22.050 kHz/
44.100 kHz
Weergavefunctie . . . . . . . . . . . . . . . . Enkelvoudige weergave, Film afspelen, Vergroot
focus, Indexweergave, Vergrote weergave,
Springen, Diashow
Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . Wissen, Beveiligen, My Category, Veranderen,
My Colors, i-Contrast, Trimmen, Roteren, Rode-
Ogen Corr., Geluidsmemo, Audio Recorder
Specificaties
166
Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . .Ondersteuning van PictBridge, Canon Direct Print,
Bubble Jet Direct
Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hi-Speed USB (speciale connector (vrouwelijk)
met geïntegreerd type digital, audio en video*)
* compatibel met mini-B
Video/audio-signaal (NTSC en PAL mogelijk,
monogeluid)
Communicatie-instellingen . . . . . . . . .MTP, PTP
Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Batterij NB-5L (oplaadbare lithium-ionbatterij)
Voedingsadapterset ACK-DC30
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . .10 – 90%
Afmetingen (exclusief uitstekende onderdelen)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96,7x62,2x27,9 mm
Gewicht (alleen camerabehuizing). . .Ongeveer 160 g
Batterij NB-5L
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Oplaadbare lithium-ionbatterij
Spanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3,7 V gelijkstroom
Capaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1120 mAh
Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 300 keer
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32,0x44,9x7,9 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 25 g
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Nominaal ingangsvermogen . . . . . . .100 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz),
0,085 A (100 V) – 0,05 A (240 V)
Nominaal uitgangsvermogen . . . . . . .4,2 V gelijkstroom, 0,7 A
Oplaadtijd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 2 uur 5 min.
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57,5x81,6x21,0 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 65 g (CB-2LX)
Ongeveer 59 g (CB-2LXE) (exclusief netsnoer)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
Het eindproduct of de buitenkant kan afwijken van dit verslag.
167
A
Aansluiting................................................ 26
Aantal opnamen ................................. 13, 62
Accessoires .............................................. 36
AE lock ..................................................... 87
AF J Auto Focus
AF lock...................................................... 84
Afdrukinstellingen (DPOF)...................... 131
Afdrukken ................................................. 26
Afdrukken/Delen, knop ..................... 26, 145
AF-kader................................................... 22
Afspeelknop...................................... 24, 146
Afspelen J Bekijken
AiAF.......................................................... 82
Alle beelden wissen................................ 113
Alles wissen............................................ 113
Apparatuur
De camera vasthouden ......................... 11
Standaardinstellingen............................ 49
Aquarium (modus Speciale opnamen) ..... 56
Audio ........................................................ 47
Audio Recorder....................................... 135
Automatische belichting............................ 66
AV-kabel............................................. 2, 112
B
Batterij
Batterijlader................................. 2, 12, 38
Datum/tijd-batterij.................................. 18
Herladen................................................ 12
Oplaadlampje........................................ 13
Spaarstand............................................ 51
Batterijlader .............................................. 12
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beveiligen............................................ 117
Bewerken J Bewerken
Opnamen wissen .................................. 25
Weergaveduur....................................... 52
Beelden roteren...................................... 120
Beelden verplaatsen naar
een computer.................................... 31, 128
Beelden weergeven op een tv................ 112
Beeldkwaliteit (compressieverhouding).... 68
Bekijken (Afspelen)
Beelden weergeven op een tv............. 112
Diashow .............................................. 107
Enkelvoudige weergave........................ 24
Indexweergave.................................... 104
Vergrote weergave.............................. 111
Belichting
AE lock .................................................. 87
Correctie................................................ 72
Flitsbelichtingsvergrendeling................. 88
Bestandsnummer ................................... 140
Beveiligen ............................................... 117
Bewerken
Beelden roteren................................... 120
Bijsnijden............................................. 122
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)...................... 121
i-Contrast............................................. 124
My Colors............................................ 123
Rode-ogencorrectie............................. 125
Bijsnijden ................................................ 122
Binnen (modus Speciale opnamen) ......... 55
Breed (Resolutie)................................ 68, 69
Briefkaartformaat ...................................... 69
C
Camerabeweging ............................. 57, 145
Cd Canon Digital Camera
Solution Disk......................................... 2, 31
Compressie J Beeldkwaliteit
Continu-opnamen..................................... 72
D
Datum en tijd
Datum/tijd-batterij .................................. 18
Instellingen............................................ 17
Toevoegen aan opname ....................... 60
Wijzigen................................................. 18
Datum en tijd J Datum/Tijd
Diashow.................................................. 107
Digitale Macro
(modus Speciale opnamen)...................... 64
Digitale Tele-converter ............................. 59
Digitale Zoom ........................................... 58
Index
Index
168
Direct Print................................................ 27
DPOF ..................................... 129, 131, 132
E
Extra flitser ....................................... 38, 150
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
Films
Beeldkwaliteit (aantal beelden) ............. 99
Bekijken (Afspelen)............................... 30
Bewerken............................................ 101
Modus ................................................... 98
Opnametijd...................................... 29, 99
Resolutie............................................... 99
Flitsbelichtingsvergrendeling.................... 88
Flitser
Aan ....................................................... 67
Extra flitser.................................... 38, 150
Uit.......................................................... 57
Focus check ........................................... 110
Focusvergrendeling.................................. 78
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)......................... 121
Formatteren (geheugenkaart) .................. 50
Formatteren J Geheugenkaart formatteren
Foutmeldingen........................................ 154
FUNC., menu
Basishandelingen.................................. 45
Lijst...................................................... 156
G
Geheugenkaarten............................... 14, 16
Beschikbare opnamen .......................... 16
Formatteren .......................................... 50
Geluidsmemo's....................................... 127
Gezichts Selectie...................................... 86
Gezichtsdetectie....................................... 82
Gezicht-zelfontspanner ............................ 62
H
Handm...................................................... 85
Handm. scherpstellen............................... 85
Handmatige belichting.............................. 89
Histogram................................................. 44
Hoge waarde (ISO) ............................ 56, 70
I
i-Contrast.......................................... 91, 124
Interfacekabel................................. 2, 26, 31
ISO3200 (modus Speciale opnamen) ...... 56
ISO-waarde .............................................. 70
K
Keuzewiel ........................................... 39, 41
Kinderen & dieren
(modus Speciale opnamen) ..................... 54
Kleur Accent
(modus Speciale opnamen) ............... 93, 98
Kleur Wissel
(modus Speciale opnamen) ............... 94, 98
Klokfunctie................................................ 52
Krachtige flitser................................. 38, 150
L
Lampje................................ 40, 61, 142, 143
LCD-scherm J Scherm
Lentebloesem/herfstbladeren
(modus Speciale opnamen) .................... 55
Lichtnet................................................... 150
M
Meetmethode ........................................... 87
Menu
Basishandelingen.................................. 46
Lijst...................................................... 158
Mijn camera............................................ 147
MMCplus/HC MMCplus-geheugenkaart... 16
MultiMediaCard J Geheugenkaart
My Category........................................... 119
My Colors ......................................... 73, 123
N
Night Snapshot
(modus Speciale opnamen) ..................... 54
O
ON/OFF-knop........................................... 40
Onderwater (modus Speciale opnamen).. 56
Oneindig ................................................... 67
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnamen maken via een tv ..................... 76
Index
169
Opnamen met macrovergroting................ 63
Opnamen wissen...................................... 25
Overzicht van de onderdelen.................... 40
P
Panoramische foto's................................. 96
PictBridge ................................................. 26
Polsriem J Riem
Portret (modus Speciale opnamen).......... 54
Printer................................................. 26, 27
Programmakeuzewiel............................... 40
R
Raster..................................................... 144
Resolutie (Beeldgrootte)........................... 68
Riem ..................................................... 2, 11
Rode ogen
Automatische correctie.......................... 92
Correctie.............................................. 125
Reductie.............................................. 142
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven....................................... 42, 43
Informatieweergave............................... 42
Menubediening................................ 45, 46
Taal van het LCD-scherm ..................... 19
Scherpstellen
AF Frame, modus ................................. 82
AF lock .................................................. 84
AF-kader ............................................... 22
AF-Punt Zoom....................................... 83
Gezichts Selectie .................................. 86
Handm. scherpstellen ........................... 85
Servo AF ............................................... 84
SCN (modus Speciale opnamen)............. 54
SD/SDHC-geheugenkaart ........................ 16
Sepiakleurig.............................................. 73
Servo AF................................................... 84
Sjabloon weergeven............................... 144
Sluiterknop................................................ 20
Sneeuw (modus Speciale opnamen)........ 55
Software
Beelden verplaatsen naar
een computer ........................................ 31
Cd Canon Digital Camera
Solution Disk ..................................... 2, 31
Spaarstand ............................................... 51
Standaardinstellingen ............................... 49
Stitch Hulp (speciale opnamen)................ 96
Strand (modus Speciale opnamen) .......... 55
T
Taal van het LCD-scherm......................... 19
Toon (witbalans) ....................................... 71
U
U denkt dat er een probleem is .............. 151
Uitgang ................................................... 112
Uitsnede ................................................. 144
V
Vergrote weergave ................................. 111
Verwijderen J Wissen
Video J Films
Voeding J Batterij
Voedingsadapterset.......................... 38, 150
Vuurwerk (modus Speciale opnamen) ..... 56
W
Waterdichte behuizing.............................. 38
Weergave met overgangseffecten.......... 111
Wereldklok.............................................. 139
Witbalans.................................................. 71
Z
Zelfontspanner
10 seconden zelfontspanner................. 61
Gezicht-zelfontspanner ......................... 62
Twee seconden-zelfontspanner ............ 74
Vertraging en
aantal opnamen wijzigen....................... 75
Zoeker ...................................................... 76
Zonsondergang
(modus Speciale opnamen)...................... 55
Zoom ............................................ 21, 28, 58
Zwart-witfoto's........................................... 73
170
Informatie over handelsmerken
Het SDHC-logo is een handelsmerk.
Disclaimer
Hoewel ernaar is gestreefd de informatie in deze handleiding volledig
en accuraat weer te geven, kan geen aansprakelijkheid worden
aanvaard voor mogelijke fouten of weglatingen.
Canon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hierin
beschreven hardware en software te allen tijde zonder voorafgaande
kennisgeving te wijzigen.
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen, overgeschreven, in een
opslagsysteem worden bewaard of in een andere taal worden vertaald
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon.
Canon biedt geen garantie voor schade die het gevolg is van
beschadigde of verloren gegevens door verkeerd gebruik of het niet
naar behoren functioneren van de camera, de software, de SD-
geheugenkaarten (SD-kaarten), pc's, randapparatuur of het gebruik
van SD-kaarten van andere fabrikanten dan Canon.
CEL-SJ5TA280 © CANON INC. 2008

Documenttranscriptie

Gebruikershandleiding NEDERLANDS De inhoud van de verpakking controleren Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de volgende onderdelen bevat. Indien u merkt dat er iets ontbreekt, neem dan contact op met de leverancier van het product. Camera Interfacekabel IFC-400PCU Geheugenkaart (32 MB) Batterij NB-5L (met kapje) AV-kabel AVC-DC400 Cd Canon Digital Camera Solution Disk Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE Polsriem WS-DC7 Garantiesysteemboekje Introductiehandleiding Cd Canon Digital Camera Manuals Disk • U kunt de bijgesloten geheugenkaart gebruiken om uw nieuwe camera uit te proberen en wat proefopnamen te maken. • Adobe Reader is vereist voor het weergeven van de PDF-handleidingen. U kunt Microsoft Word Viewer 2003 installeren om de Word handleidingen te openen (alleen Midden-Oosten). Als deze software niet op uw computer is geïnstalleerd, kunt u deze downloaden via de volgende website: http://www.adobe.com (voor PDF) http://www.microsoft.com/downloads/ (voor Word-indeling) 2 Lees dit eerst Proefopnamen Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief geheugenkaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten. Schending van het auteursrecht De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthouder. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik. Garantiebeperkingen Voor informatie over de garantie op uw camera, raadpleegt u het Canon garantiesysteemboekje dat bij de camera is geleverd. U kunt het garantiesysteemboekje ook raadplegen voor contactinformatie over de Canon Klantenservice. LCD-scherm Het LCD-scherm is gefabriceerd met extreem hoge precisietechnieken. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er nietwerkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een cameradefect. Tevens heeft dit geen invloed op het opgenomen beeld. Temperatuur van de camerabehuizing Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit duidt niet op een cameradefect. Geheugenkaarten Deze camera kan werken met diverse soorten geheugenkaarten. Al deze kaarten worden in deze handleiding 'geheugenkaarten' genoemd. 3 Wat wilt u doen? 4 Opnamen maken ● Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten. . 21 ● Diverse soorten opnamen maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 – 56 - Mooie opnamen maken van mensen I F V w P Portretten (p. 54) Bij nacht (p. 54) Kinderen en dieren (p. 54) - Landschapsopnamen maken O Gebladerte (p. 55) Op het strand (p. 55) In de sneeuw (p. 55) U Zonsondergangen (p. 55) - Diverse andere opnamen maken H t y S Z Binnen (p. 55) Vuurwerk (p. 56) Aquarium (p. 56) Onder water (p. 56) Weinig licht (p. 56) ● Scherpstellen op gezichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 62, 82, 86 ● Opnamen maken op plaatsen waar niet geflitst kan worden (flitser uitschakelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 ● Foto's maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61, 62 ● De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . 60 ● Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . 63 ● Close-ups maken van onderwerpen met de zoomfunctie (digitale macro-opnamen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 ● Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73 ● De grootte wijzigen van de opname (resolutie). . . . . . . . . . . . . . 68 ● Continu foto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 ● Opnamen maken zonder camerabeweging (beeldstabilisatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145 ● Opnamen maken zonder camerabeweging, ook bij weinig licht (Hoge ISO-waarde) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56, 70 4 Wat wilt u doen? ● Foto's maken met de zoeker. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ● Foto's van bewegende onderwerpen maken met de zoeker . . . ● Continu scherpstellen op bewegende objecten (Servo AF) . . . . ● Donkere objecten bijstellen en opnemen (i-Contrast) . . . . . . . . . Weergeven 76 79 84 91 1 ● De foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 ● Foto's automatisch afspelen (diashow) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 ● Foto's bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 ● Snel foto's zoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104, 105 ● Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 113 ● Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . 117 Films maken en bekijken E ● Films maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 ● Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Afdrukken 2 ● Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Opslaan ● Foto's opslaan op een computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 128 Overige 3 ● Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 ● De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . 13, 139 5 Inhoudsopgave De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte functies van deze camera. De hoofdstukken 4 en volgende beschrijven de geavanceerde functies, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert. De inhoud van de verpakking controleren.........................................2 Lees dit eerst .....................................3 Wat wilt u doen? ................................4 Bescherming van het LCD-scherm....8 Veiligheidsvoorschriften.....................9 1 Aan de slag ..........................11 De batterij opladen...........................12 De batterij en geheugenkaart plaatsen ...........................................14 De datum en tijd instellen ................17 De taal van het LCD-scherm instellen............................................19 De sluiterknop indrukken .................20 Foto's maken ...................................21 Beelden bekijken .............................24 Opnamen wissen .............................25 Opnamen afdrukken ........................26 Films opnemen ................................28 Films bekijken ..................................30 Opnamen downloaden naar een computer...................................31 Accessoires .....................................36 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires......................................38 2 Meer informatie....................39 Overzicht van de onderdelen...........40 Informatieweergave op het scherm .............................................42 Lampjes ...........................................44 m Menu FUNC. – Basishandelingen ............................45 Menu n – Basishandelingen...46 De geluidsinstellingen wijzigen ........47 6 De helderheid van het scherm wijzigen ........................................... 48 De standaardinstellingen van de camera herstellen....................... 49 Geheugenkaarten formatteren ........ 50 De functie Spaarstand (Automatisch Uit)............................. 51 De weergaveduur van de opname wijzigen ........................................... 52 Klokfuncties..................................... 52 3 Speciale opnamen maken en de basisfuncties gebruiken ............................ 53 K Diverse soorten opnamen maken ............................................. 54 ! De flitser uitzetten....................... 57 i Dichter inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom).............. 58 Datum en tijd aan de opname toevoegen ....................................... 60 Ò De zelfontspanner gebruiken...... 61 " De gezicht-zelfontspanner gebruiken ........................................ 62 e Close-ups maken (Macro) .......... 63 R Sterk inzoomen op onderwerpen (Digitale Macro)............................... 64 4 Instellingen maken voor de perfecte opname............ 65 G Opnamen maken met automatische belichting................... 66 h De flitser aanzetten ..................... 67 u Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) ................... 67 De resolutie (beeldgrootte) wijzigen ........................................... 68 Inhoudsopgave De beeldkwaliteit (compressieverhouding) wijzigen.... 68 - De ISO-waarde wijzigen .......... 70 De kleurtoon aanpassen (Wit Balans) .................................... 71 De helderheid (belichtingscompensatie) aanpassen......................................... 72 W Continu-opnamen ...................... 72 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) ..................................... 73 Î Opnamen maken met de twee seconden-zelfontspanner................ 74 $ De zelfontspanner aanpassen ... 75 Opnamen maken met behulp van de zoeker ........................................ 76 Opnamen maken via een tv ............ 76 Opname maken aan de hand van het histogram ........................... 77 De compositie van de opname wijzigen (focusvergrendeling) ......... 78 Opnamen maken met 8 (Quick Shot) .................................... 79 Het Flits output instellen .................. 90 @ Donkere onderwerpen aanpassen en opnamen maken (i-Contrast)...... 91 Œ Rode-Ogen Corr. ....................... 92 De kleur wijzigen en opnamen maken.............................................. 93 L Opnamen maken met Stitch Hulp ....................................... 96 5 Geavanceerde opnamefuncties gebruiken............................. 81 g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (index weergeven) ............... 104 d Naar beelden zoeken in de springweergave ........................ 105 . Diashows bekijken .................... 107 Scherpstelling en gezichtsuitdrukking controleren (Focus check)............. 110 k Beelden vergroten .................... 111 + Beeldovergangen wijzigen........ 111 Beelden weergeven op een tv....... 112 / Alle beelden wissen .................. 113 : Beelden beveiligen ................. 117 ; Beelden indelen in categorieën (My Category)................................ 119 \ Beelden roteren ........................ 120 = Het formaat van beelden veranderen .................................... 121 [ Trimmen.................................... 122 De modus AF Frame wijzigen......... 82 Opnamen maken met vergrote focusweergave................................ 83 % Opnamen maken met AF lock .. 84 Opnamen maken met Servo AF ..... 84 f Handm. scherpstellen............... 85 0 De persoon selecteren waarop u wilt scherpstellen (Gezichts Selectie).......................... 86 De meetmethode wijzigen............... 87 & Opnamen maken met AE lock .. 87 ( Opnamen maken met flitsbelichtingsvergrendeling............ 88 ~ Flitsbelichtingscompensatie ....... 88 D De sluitertijd en diafragmawaarde instellen .............. 89 6 Diverse functies voor het opnemen van films gebruiken............................. 97 De filmmodus wijzigen..................... 98 De beeldkwaliteit wijzigen ............... 98 AE lock/Belichting............................ 99 Overige opnamefuncties ............... 100 Afspeelfuncties .............................. 100 * Bewerken .................................. 101 7 Verschillende afspeelfuncties en andere functies gebruiken ............ 103 7 Inhoudsopgave ? Effecten toevoegen met de functie My Colors ......................123 @ Donkere onderwerpen aanpassen (i-Contrast) ..................124 ] Rode-ogeneffect corrigeren.......125 ^ Geluidsmemo's toevoegen........127 Beelden verplaatsen naar een computer.................................128 { Beelden markeren voor verplaatsen (DPOF).......................129 Print Lijst (DPOF)...........................131 Beelden markeren voor afdrukken (DPOF) ..........................................132 _ Alleen geluid opnemen (Audio Recorder) ...........................135 8 De camera aanpassen.......137 Functies aanpassen.......................138 Opnamefuncties aanpassen ..........142 De afspeelfuncties aanpassen ...... 146 5 Het opstartbeeld of -geluid wijzigen (Mijn camera-instellingen) ............. 147 9 Nuttige informatie voor het gebruik van de camera..... 149 Aansluiten op het lichtnet .............. 150 Een extra flitser gebruiken ............ 150 U denkt dat er een probleem is ..... 151 Lijst met berichten die op het scherm worden weergegeven ....... 154 Beschikbare functies per opnamemodus .............................. 156 Menu's........................................... 158 Voorzorgsmaatregelen.................. 162 De heroplaadbare lithiumbatterij recyclen......................................... 163 Specificaties .................................. 164 Index ............................................. 167 Bescherming van het LCD-scherm • Ga niet zitten wanneer u de camera in een broekzak draagt. Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. • Als u de camera in een tas stopt, zorg dan dat er geen harde objecten in contact komen met het LCD-scherm. Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. • Bevestig geen accessoires aan de polsriem. Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. 8 Veiligheidsvoorschriften • Lees voordat u de camera gebruikt eerst de veiligheidsvoorschriften door. Deze kunt u hieronder vinden en in het gedeelte 'Veiligheidsvoorschriften'. Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding. • De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel aan uzelf of andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen. • Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die u gebruikt. Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel Waarschuwingen of levensgevaar. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel of schade aan de apparatuur. Waarschuwingen Camera • Kijk niet via de zoeker van de camera naar een sterke lichtbron (zoals de zon). Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten. • Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen en peuters. Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking. Geheugenkaart, dag-/datumbatterij: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts. • Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen. Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt. • Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding. • Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze is gevallen of op een andere wijze is beschadigd. • Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont. • Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok. Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen, schakelt u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij. • Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners om de apparatuur schoon te maken. • Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening. Batterij, batterijlader • Gebruik alleen de aanbevolen batterijen. • Plaats de batterij niet in of in de buurt van open vuur. • Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere vloeistoffen. • Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen. 9 Veiligheidsvoorschriften • Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten. Dit kan dit leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water en medische hulp inschakelen. Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice. • Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit het stopcontact. • Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen zoals een stuk textiel. Als u de eenheid gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan. • Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden. • Zorg ervoor dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt of wijzigt en plaats geen zware voorwerpen op het snoer. • Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen. • Raak het netsnoer niet aan met natte handen. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok. • Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij. Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie. Voorzichtig • Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon). Dit kan de beeldsensor (CCD) beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. • Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt. • Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt. U kunt zich bezeren en de camera kan beschadigd raken. • Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden. • Gebruik de apparatuur niet op een manier die de geschatte capaciteit van de stroomvoorziening of de bijbehorende bedrading overschrijdt. Gebruik de apparatuur niet als het netsnoer of de stekker beschadigd zijn, of als de stekker niet volledig in het stopcontact is gestoken. • Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen: - Plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan. - Plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40° C. - Vochtige of stoffige plaatsen. Hierdoor kan lekkage, oververhitting of een explosie ontstaan, wat kan leiden tot brand, brandwonden of ander letsel. Door hoge temperaturen kan bovendien de behuizing worden vervormd. • Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) in contact komen met de contactpunten of stekker van de oplader. Dit kan brand, elektrische schokken of andere schade veroorzaken. • Gebruik de flitser niet als er vuil of stof op zit of als uw vingers of uw kleding de flitser bedekken. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden. 10 1 Aan de slag Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken van opnamen in de modus A, en het bekijken, wissen en afdrukken van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een computer. De riem bevestigen/De camera vasthouden • Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw pols om te vermijden dat de camera valt tijdens het gebruik. • Houd uw armen tegen uw lichaam aangedrukt en houd de zijkant van de camera stevig vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet bedekken. Riem 11 De batterij opladen Gebruik de meegeleverde lader om de batterij te laden. Verwijder het klepje. Plaats de batterij. ● Zorg dat de markeringen S op de batterij overeenkomen met de markeringen op de lader en plaats vervolgens de batterij door deze naar binnen en naar beneden te schuiven. Laad de batterij op. ● Kantel de stekker CB-2LX CB-2LXE naar buiten en steek deze in een stopcontact (CB-2LX). ● Sluit het netsnoer aan op de batterijlader en steek de andere stekker in een stopcontact (CB-2LXE). X Het oplaadlampje gaat rood branden en het opladen begint. ● Als de batterij volledig is opgeladen, wordt het oplaadlampje groen. Het opladen duurt ongeveer 2 uur en 5 minuten. Verwijder de batterij. ● Haal het netsnoer van de batterijlader uit het stopcontact en verwijder de batterij door deze naar binnen en omhoog te schuiven. Als u de levensduur van de batterij wilt waarborgen, moet u de batterij nooit langer dan 24 uur opladen. 12 De batterij opladen Aantal opnamen dat ongeveer kan worden gemaakt Aantal opnamen LCD-scherm aan.* 280 700 6 LCD-scherm uit. Afspeeltijd (uren) * Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association). • Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen er wellicht meer of minder opnamen worden gemaakt. Batterij-oplaadlampje Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht (p. 42) om de resterende lading van de batterij aan te geven. Weergave Betekenis Goed. Iets leger, maar nog voldoende opgeladen. (knippert rood) Bijna leeg. 'Vervang/verwissel accu.' Leeg. Laad de batterij op. De batterij en de lader efficiënt gebruiken • Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken, of de dag daarvoor. Geladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet worden gebruikt. Plaats het klepje zo op een geladen batterij dat de markering S zichtbaar is. • De batterij een lange tijd bewaren. Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het klepje voor de aansluiting en berg de batterij op. Wanneer u een batterij die niet volledig leeg is, een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen. • U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken. De lader kan worden gebruikt in gebieden met 100 – 240 V (50/60 Hz) wisselstroomvermogen. Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten zoals elektrische transformators, omdat dit kan leiden tot storingen. • Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt. Koop dan een nieuwe batterij. 13 De batterij en geheugenkaart plaatsen Plaats de meegeleverde batterij en geheugenkaart in de camera. Controleer het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart. ● U kunt geen opnamen maken als de kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging bevat en als dit schuifje dicht zit. Duw het schuifje omhoog totdat u een klik hoort. Open het klepje. ● Schuif het klepje naar buiten omhoog en om het te openen. Plaats de batterij. ● Plaats de batterij op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Zorg dat u de batterij in de juiste richting inbrengt. Zo niet, dan klikt deze niet goed vast. Aansluitingen Plaats de geheugenkaart. ● Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen, kunt u de camera beschadigen. Plaats de kaart in de juiste richting. Etiket 14 De batterij en geheugenkaart plaatsen Sluit het klepje. ● Sluit het klepje binnen en schuif het naar totdat het vastklikt. De batterij en geheugenkaart verwijderen Verwijder de batterij. ● Open het klepje en duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl. X De batterij wipt nu omhoog. Verwijder de geheugenkaart. ● Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort en laat de kaart langzaam los. X De geheugenkaart wipt nu omhoog. 15 De batterij en geheugenkaart plaatsen Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering) Geheugenkaart Aantal opnamen 32 MB (meegeleverd) 7 2 GB 516 8 GB 2063 • Deze waarden zijn gebaseerd op een camera met de standaardinstellingen. • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camerainstellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt. Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken? U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de opnamemodus (p. 21) staat. Aantal opnamen dat kan worden gemaakt Compatibele geheugenkaarten • • • • • SD-geheugenkaarten SDHC-geheugenkaarten MultiMediaCards MMCplus-geheugenkaarten HC MMCplus-geheugenkaarten Wat is een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'? SD- en SDHC-geheugenkaarten hebben een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'. Als dit schuifje dicht zit, verschijnt op het scherm [Kaart op slot!]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen. 16 De datum en tijd instellen Het instellingenmenu Datum/Tijd verschijnt wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen worden toegevoegd, op deze instellingen worden gebaseerd, is het belangrijk dat u deze opgeeft. Schakel de camera in. ● Druk op de knop ON/OFF. X Het instellingenmenu Datum/Tijd verschijnt. Stel de datum en tijd in. ● Gebruik de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Gebruik de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een waarde te selecteren. Kies de instelling. ● Druk op de knop m. X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt het menu Datum/Tijd gesloten. ● Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit te schakelen. Het instellingenmenu Datum/Tijd komt steeds terug Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en de tijd niet goed hebt ingesteld, verschijnt het menu Datum/Tijd iedere keer als u de camera inschakelt. Zomertijd instellen Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op of het keuzewiel  de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld. 17 De datum en tijd instellen Datum en tijd wijzigen U kunt de huidige instellingen voor datum en tijd wijzigen. Open de menulijst. ● Druk op de knop n. Selecteer [Datum/Tijd] op het tabblad 3. ● Druk op de knoppen qr om de tab 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Datum/Tijd] te selecteren en druk vervolgens op m. Wijzig de datum en/of de tijd. ● Volg stap 2 en 3 op p. 17 om de instelling op te geven. ● Druk op n om het menu te sluiten. Datum/tijd-batterij • De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij; dit is een reservebatterij die de datum/tijd-instellingen ongeveer 3 weken kan vasthouden nadat de batterij is verwijderd. • Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) aansluit (p. 38), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld. • Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de camera inschakelt. Volg de stappen op p. 17 om de datum en de tijd in te stellen. 18 De taal van het LCD-scherm instellen U kunt de taal wijzigen waarin de menu's en berichten op het LCD-scherm worden weergegeven. Open het instellingsmenu voor de taal van het LCD-scherm. ● Druk op de knop 1. ● Houd de knop m ingedrukt u op de knop n terwijl drukt. Stel de taal van het LCD-scherm in. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  om een taal te selecteren en druk vervolgens op m. X De schermtaal wordt gewijzigd. Wat als de klok verschijnt als ik op m druk? De klok (p. 52) verschijnt als het bij stap 1 te lang duurt nadat u op m hebt gedrukt en voordat u op n drukt. Als de klok verschijnt, drukt u op m om de klok te verwijderen en voert u daarna stap 1 opnieuw uit. U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken, de tab 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal] te selecteren. 19 De sluiterknop indrukken De sluiterknop heeft twee bedieningsfasen. Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en maak daarna de foto. Druk de sluiterknop half in (zachtjes drukken tot de eerste stop). X De camera stelt automatisch de focus in en de overige instellingen voor een opname, zoals helderheid en kleur. X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje groen. Druk de sluiterknop helemaal in (tot de tweede stop). X U hoort het geluid van de sluiter als de opname wordt gemaakt. ● Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid hoort, aangezien op dat moment de foto wordt gemaakt. Kan het geluid van de sluiter langer duren? • Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter korter of langer duren. • Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid bewegen, kan het opgenomen beeld onscherp zijn. Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren, is het opgenomen beeld wellicht onscherp. 20 Foto's maken De camera kan automatisch alle instellingen maken, zodat u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om een foto te maken. Ook wordt bij het fotograferen van personen automatisch het gezicht herkend. Vervolgens wordt hierop scherpgesteld (p. 82) en worden de kleur en helderheid geoptimaliseerd. Kies de modus A. ● Stel het programmakeuzewiel in op A. Bepaal de compositie voor de opname. ● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j draait, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. X Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht dat als het hoofdonderwerp wordt beschouwd. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader. 21 Foto's maken Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje groen (oranje indien er wordt geflitst). X Een groen kader geeft aan waarop de camera is scherpgesteld. X Als de camera op meerdere punten scherpstelt, verschijnen er meerdere AF-kaders. AF-kaders Maak de opname. ● Druk de sluiterknop volledig in. Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt vastgelegd. X Als er weinig licht is, wordt de flitser automatisch geactiveerd. X Het lampje knippert groen terwijl het beeld wordt opgeslagen op de geheugenkaart. X De foto verschijnt gedurende enkele seconden op het scherm. ● Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u al op de sluiterknop drukken om een volgende foto te maken. 22 Foto's maken Wat als... • Er verschijnt niets op het scherm wanneer de camera wordt ingeschakeld. Druk op de knop l om het LCD-scherm in te schakelen. • De camera geen enkel geluid maakt? Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden behalve de waarschuwingsgeluiden uitgeschakeld. Om het geluid weer in te schakelen, drukt u op n. Dan selecteert u de tab 3 en vervolgens de optie [Mute]. Gebruik de knoppen qr om [Uit] te selecteren. • Het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname? Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Maak de opname binnen de werkzame flitsafstand van ongeveer 50 cm – 4,6 m met een maximale groothoekinstelling, en ongeveer 50 cm – 2,4 m met een maximale telelens. • Het lampje knippert geel en de camera geeft eenmaal een geluidssignaal wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. Het onderwerp is te dichtbij. Ga ongeveer 50 cm naar achteren, druk de sluiterknop half in en maak de opname wanneer het lampje niet meer geel knippert. • Het lampje brandt terwijl de sluiterknop half is ingedrukt? Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving (pags. 142 – 143). • h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt, ook al was de sluiterknop helemaal ingedrukt. De flitser is aan het opladen. Houd de sluiterknop volledig ingedrukt. Na een tijdje gaat het lampje oranje branden en wordt de opname gemaakt. 23 Beelden bekijken U kunt de opgenomen beelden op het scherm bekijken. Schakel de afspeelmodus in. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. Selecteer een beeld. ● Als u op q drukt, doorloopt u de beelden in de omgekeerde volgorde van opname. ● Als u op r drukt, doorloopt u de beelden in de volgorde van opname. ● De beelden volgen elkaar sneller op als u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar ze worden grover weergegeven. ● Het scherm aan de linkerkant verschijnt als u aan het keuzewiel  draait. Als u het wiel naar rechts draait, verschijnen de beelden in de omgekeerde volgorde van opname. Als u naar links draait, verschijnen ze in de volgorde van opname. ● Het middelste beeld verschijnt op volledige grootte als u stopt met draaien aan het keuzewiel Â. ● Als u op 1 drukt terwijl de lens is uitgeschoven, keert u terug naar het opnamescherm. ● Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer ingetrokken. Als u op 1 drukt met de lens ingetrokken, wordt de camera uitgeschakeld. De afspeelmodus in- en uitschakelen Als u op 1 drukt terwijl de camera is uitgeschakeld, wordt de camera ingeschakeld in de afspeelmodus. Als u nogmaals op deze knop drukt, wordt de camera uitgeschakeld. Als u de sluiterknop half indrukt met de camera in de afspeelmodus, keert u terug naar het opnamescherm. 24 Opnamen wissen U kunt de opnamen één voor één selecteren en wissen. Let erop dat gewiste opnamen niet kunnen worden hersteld. Denk goed na voordat u opnamen wist. Schakel de afspeelmodus in. ● Druk op de knop 1. Selecteer de opname die u wilt wissen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om de te wissen opname weer te geven. Wis de opname. ● Druk op de knop p. X [Wissen] verschijnt. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [Wissen] te selecteren en druk vervolgens op m. X De getoonde opname wordt gewist. ● Als u de opname niet wilt wissen, drukt u op de knoppen qr of draait u aan het keuzewiel  om [Stop] te selecteren en drukt u vervolgens op m. 25 Opnamen afdrukken U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar). Benodigdheden • Camera en printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar) • De interfacekabel die bij de camera wordt geleverd (p. 2) Zet de camera en de printer uit. Sluit de camera aan op de printer. ● Open het klepje en steek de kleine stekker stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker in de printer. Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over de aansluiting. Zet de printer aan. Druk op 1 en zet de camera aan. X 26 verschijnt op het scherm en de knop c brandt blauw. Opnamen afdrukken Selecteer de opname die u wilt afdrukken. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. Druk de beelden af. ● Druk op de knop c. X Het afdrukken begint en de knop c knippert blauw. ● Als u nog meer opnamen wilt afdrukken, herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid. ● Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt u de camera en de printer uit en verwijdert u de interfacekabel. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor informatie over het afdrukken van beelden, inclusief afdrukken met printers die compatibel zijn met Direct Print. Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar) Als u uw camera aansluit op een van de onderstaande Canon PictBridgecompatibele printers, kunt u uw opnamen afdrukken zonder een computer te gebruiken. Compact Photo Printers (SELPHY-serie) Inkjetprinters Ga voor meer informatie naar een Canon-dealer bij u in de buurt. 27 Films opnemen De camera kan automatisch alle instellingen maken, zodat u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. Kies de modus E. ● Stel het programmakeuzewiel in op E. Kies de modus X. ● Draai aan het keuzewiel  om de modus in te stellen op X. Opnametijd Bepaal de compositie voor de opname. ● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j draait, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. Stel scherp. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje groen. 28 Films opnemen Maak de opname. ● Druk de sluiterknop volledig in. X De camera begint met de filmopname en op het scherm verschijnt [ Rec.] en de verstreken tijd. ● Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de sluiterknop. ● Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar worden de helderheid en de kleurtoon automatisch aangepast. Verstreken tijd ● Raak de microfoon niet aan tijdens de opname. ● Gebruik behalve de ontspanknop geen andere knoppen. Het geluid van andere knoppen wordt met de film opgenomen. Microfoon Stop de opname. ● Druk de sluiterknop opnieuw volledig in. De camera geeft één pieptoon en stopt met opnemen. X Het lampje knippert groen en de film wordt naar de geheugenkaart weggeschreven. X De opname stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is. Geschatte opnametijden Geheugenkaart Opnametijd 32 MB (meegeleverd) 22 sec. 2 GB 23 min. 49 sec. 8 GB 1 uur 35 min. 11 sec. • Deze waarden zijn gebaseerd op een camera met de standaardinstellingen. • Bij stap 2 kunt u de opnametijd op het scherm bekijken. • De maximale cliplengte is ongeveer 1 uur. De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is. 29 Films bekijken U kunt de opgenomen films op het scherm bekijken. Schakel de afspeelmodus in. ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte film verschijnt. X verschijnt op het filmscherm. Selecteer een film. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een film te selecteren en druk vervolgens op m. X Het filmbedieningspaneel verschijnt op het scherm. Speel de film af. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De film wordt afgespeeld. ● U kunt het afspelen van de film pauzeren en hervatten door nogmaals te drukken op m. ● Druk op de knoppen op om het volume aan te passen. Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de computercapaciteiten. Voor meer informatie over het filmbedieningspaneel gaat u naar p. 101. 30 Opnamen downloaden naar een computer U kunt de meegeleverde software gebruiken om de gemaakte opnamen te downloaden naar een computer. Benodigdheden • Camera en computer • De cd Canon Digital Camera Solution Disk die bij de camera is geleverd (p. 2) • De interfacekabel die bij de camera wordt geleverd (p. 2) Systeemvereisten Windows Besturingssysteem Windows Vista (met Service Pack 1) Windows XP Service Pack 2 Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. Processor Windows Vista Pentium 1,3 GHz of hoger Beelden bekijken Windows XP Pentium 500 MHz of hoger Films bekijken Core2 Duo 1,66 GHz of hoger RAM Windows Vista 512 MB of meer Beelden bekijken Windows XP 256 MB of meer Films bekijken 1 GB of meer Interface USB Vrije ruimte op ZoomBrowser EX: 200 MB of meer Canon Utilities de vaste schijf PhotoStitch: 40 MB of meer Beeldscherm 1024x768 pixels/Hoge kleuren (16 bits) of meer Macintosh Besturingssysteem Mac OS X (v.10.4 – v.10.5) Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. Processor Beelden bekijken PowerPC G4/G5- of Intel-processor Films bekijken Core Duo 1,66 GHz of hoger RAM Mac OS X (v.10.5): 512 MB of meer Beelden bekijken Mac OS X (v.10.4): 256 MB of meer 1 GB of meer Films bekijken Interface USB Vrije ruimte op ImageBrowser: 300 MB of meer Canon Utilities PhotoStitch: 50 MB of meer de vaste schijf Beeldscherm 1024x768 pixels/32.000 kleuren of meer 31 Opnamen downloaden naar een computer Voorbereidingen In de volgende beschrijvingen worden Windows XP en Mac OS X (v.10.4) gebruikt. Installeer de software. Windows Plaats de cd Canon Digital Camera Solution Disk in het cd-romstation van de computer. Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie]. ● Volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. Als de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/Opnieuw starten] of [Finish/ Voltooien]. Verwijder de cd-rom. ● Verwijder de cd-rom wanneer het normale bureaubladscherm verschijnt. Macintosh ● Plaats de cd Canon Digital Camera Solution Disk in het cd-romstation van de computer. ● Het installatiescherm verschijnt als u dubbelklikt op het pictogram in het cd-romvenster. ● Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. 32 Opnamen downloaden naar een computer Sluit de camera aan op de computer. ● Zorg dat de camera is uitgeschakeld voordat u deze aansluit. ● Open het klepje en steek de kleine stekker stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker in de USBpoort van de computer. Raadpleeg de handleiding van de computer voor meer informatie over de aansluiting. Maak een verbinding tussen de camera en de computer. ● Druk op 1 en zet de camera aan. Open CameraWindow. Windows ● Selecteer [Canon CameraWindow] en klik op [OK]. X CameraWindow verschijnt. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/Alle programma's] of [Programs/Programma's] gevolgd door [Canon Utilities] [CameraWindow] [CameraWindow] [CameraWindow]. X Het menu Verplaats verschijnt op het camerascherm en de knop c brandt blauw. 33 Opnamen downloaden naar een computer Macintosh X Wanneer u een verbinding maakt tussen de camera en de computer, verschijnt het venster CameraWindow. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het pictogram [CameraWindow] op de taakbalk onder aan het bureaublad. X Het menu Verplaats verschijnt op het camerascherm en de knop c brandt blauw. U kunt geen opnamen maken terwijl het menu Verplaats wordt weergegeven. Opnamen downloaden met een computer ● Klik op [Transfer Untransferred Images/ Niet-verplaatste opnamen verplaatsen]. X Alle opnamen die nog niet zijn gedownload, worden nu naar de computer gedownload. ● Nadat het downloaden is voltooid, schakelt u de camera uit en verwijdert u de kabel. ● Raadpleeg voor overige acties de Startershandleiding. 34 Opnamen downloaden naar een computer Beelden downloaden met de camera Selecteer [Nieuwe beelden]. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Nieuwe beelden] te selecteren. ● Als u niet het scherm aan de linkerkant te zien krijgt, druk u op de knop n. Download de beelden. ● Druk op de knop c. X Alle opnamen die nog niet zijn gedownload, worden nu naar de computer gedownload. ● Nadat het downloaden is voltooid, schakelt u de camera uit en verwijdert u de kabel. ● Raadpleeg voor overige acties de Startershandleiding. Gedownloade beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in afzonderlijke submappen in de map 'My Pictures/Mijn afbeeldingen' van Windows of 'Pictures/Afbeeldingen' van Macintosh. 35 Accessoires Geleverd bij de camera Interfacekabel IFC-400PCU*1 Polsriem WS-DC7 AV-kabel AVC-DC400*1 Batterij NB-5L*1 (met kapje) Geheugenkaart (32 MB) Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE*1 Cd Canon Digital Camera Solution Disk Voedingsadapterset ACK-DC30 Gelijkstroomkoppeling DR-30 Compacte voedingsadapter CA-DC10 Netsnoer *1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar. *2 Zie de gebruikershandleiding van de printer voor meer informatie over de printer en interfacekabels. 36 Accessoires Krachtige flitser HF-DC1 Inkjetprinters*2 Compact Photo Printers*2 (SELPHY-serie) (CP-serie) Kaartlezer Windows/ Macintosh Waterdichte behuizing WP-DC27 Video IN-aansluiting Waterdichte behuizing Gewicht voor WW-DC1 (Gebruik een van de vier meegeleverde gewichten) Audio IN-aansluiting TV/Video Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen. Dit product is ontworpen voor een uitstekende prestatie wanneer het wordt gebruikt in combinatie met Canon-accessoires. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires van een ander merk, hoewel u deze reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren. 37 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio's. Voedingen • Voedingsadapterset ACK-DC30 Met deze set kunt u de camera voeden via een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een computer. U kunt op deze manier niet de batterij in de camera opladen. • Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE Een adapter om batterij NB-5L op te laden. • Batterij NB-5L Oplaadbare lithiumbatterij. Overige accessoires • Waterdichte behuizing WP-DC27 Wanneer u deze waterdichte behuizing gebruikt, kunt u onderwateropnamen maken tot een diepte van 40 meter. Deze behuizing is ook ideaal voor zorgeloos fotograferen in de regen, op het strand en op de skipiste. • Krachtige flitser HF-DC1 Met deze extra flitser die op de camera kan worden bevestigd, kunt u onderwerpen belichten die te ver weg zijn voor de ingebouwde flitser. 38 2 Meer informatie Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie op het scherm, evenals het basisgebruik. Conventies die in deze handleiding worden gebruikt • In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en keuzewielen van de camera voorstellen. • Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken: [ ]. • De knoppen die een richting aanduiden, het keuzewiel en de knop FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen. (Knop Omhoog) (Knop FUNC./SET) (Knop Rechts) (Knop Links) (Knop Omlaag) (Keuzewiel) • : Tips voor het oplossen van problemen. • : Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen. • : Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn. • : Aanvullende informatie. • (p. xx): Referentiepagina's. 'xx' duidt het paginanummer aan. • In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat alle functies de standaardinstellingen hebben. 39 Overzicht van de onderdelen Lampje (AF-hulplicht (p. 143) / Lampje voor Auto. Rode ogen red. (p. 142) / Lampje van zelfontspanner (p. 62)) Microfoon (p. 29) Lens Zoomknop Opnamen maken: i (Telelens) / j (Groothoek) (p. 21) Weergeven: k (Vergroten) / g (Index) (p. 104) Sluiterknop (p. 20) ON/OFF-knop Luidspreker Flitser (pags. 57, 67) Aansluiting statief Klepje van aansluiting voor gelijkstroomkoppeling (p. 150) Klepje van geheugenkaart / batterijhouder (p. 14) Bevestigingspunt van polsriem (p. 11) Programmakeuzewiel Met het programmakeuzewiel kunt u de opnamemodi wijzigen. Automatische modus Hiermee kunt u opnamen maken en de instellingen automatisch aan de camera overlaten (p. 21). Automatische belichting/ handmatige modus Hiermee kunt u op verschillende manieren opnamen maken, waarbij alle camera-instellingen worden gebruikt (pags. 65, 81). Snel beeld Hiermee kunt u foto's maken met de zoeker, zonder iets te missen (p. 79). 40 Modus voor speciale opnamen De camera kan automatisch alle geschikte instellingen voor de opname maken, zodat u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om het beeld vast te leggen (p. 54). Filmmodus Voor het maken van films (pags. 28, 97). Overzicht van de onderdelen Lampjes (p. 44) LCD-scherm (p. 42) Knop c (Afdrukken/Delen) (pags. 26, 145) Zoeker (pags. 76, 79) Programmakeuzewiel Knop 1 (Afspelen) (pags. 24, 146) A/V OUT- (audio-/video) en DIGITALuitgang Knop n (p. 46) Knop l (Weergave) (pags. 42, 43) Knop ISO waarde (p. 70) / d (Ga naar) (p. 105) / o Knop e (Macro) (p. 63) / u (Oneindig) (p. 67) / f (Handm. scherpstellen) (p. 85) / q Keuzewiel Knop m FUNC./SET (Functie/ Instellen) (p. 45) Knop h (Flitser) (pags. 57, 67) / r Knop W (Continue Opname) (p. 72) / Q (Zelfontspanner) (pags. 61, 62) / a (1 Opname wissen) (p. 25) / p Keuzewiel Als u ziet op het scherm, kunt u een optie selecteren door aan het keuzewiel te draaien. Verdwijnt na enkele seconden Ook als u niet ziet, werkt het keuzewiel op dezelfde manier als de knoppen voor de richting (p. 39). 41 Informatieweergave op het scherm Opname (informatieweergave) Belichtingscompensatie (p. 72) Wit Balans (p. 71) My Colors (p. 73) Flitsbelichtingscompensatie / Flits output (pags. 88, 90) Lichtmeetmethoden (p. 87) Beeldkwaliteit (Compressie) (p. 68) Resolutie (p. 68) Histogram (p. 44) Digitale Zoom (p. 58) / Digitale Tele-converter (p. 59) * Macro (p. 63) / Oneindig (p. 67) / Handm. scherpstellen (p. 85) ISO waarde (p. 70) Flits mode (pags. 57, 67) Rode-Ogen Corr. (p. 92) Transport mode (pags. 61, 62, 72, 75) Camerastand* Batterij-oplaadlampje (p. 13) Opnamemodus AF Frame (p. 22) Spotmetingpunt (p. 87) AF lock (p. 84) i-Contrast (p. 91) Maak folder (p. 140) Resterend aantal opnamen (Foto's) (p. 16) / Resterende tijd (films) (p. 29) Disp. Sjabloon (p. 144) Sluitertijd (p. 89) Diafragmawaarde (p. 89) Tijdzone (p. 139) Beeldstabilisatie (p. 145) Datum opname (p. 60) AE lock (pags. 87, 99) / Flitsbelichtingsvergrendeling (p. 88) : Standaard, : Rechterkant omlaag, : Linkerkant omlaag Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Deze functie werkt mogelijk niet goed wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag wijst. Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de weergave wijzigen met de knop l. Display uit 42 Geen informatieweergave Informatieweergave Informatieweergave op het scherm Afspelen (uitgebreide informatieweergave) Print Lijst (p. 131) My Category (p. 119) Opnamemodus Sluitertijd (p. 89) Belichtingscompensatie (p. 72) Wit Balans (p. 71) Histogram (p. 44) Opname bewerken (pags. 120 – 126) Beeldkwaliteit (Compressie) (p. 68) / (Films) (p. 98) Resolutie (p. 68) Batterij-oplaadlampje (p. 13) Lichtmeetmethoden (p. 87) Mapnummer – Bestandsnummer (p. 140) Nummer van weergegeven beeld / Totaal aantal beelden ISO waarde (p. 70) Diafragmawaarde (p. 89) / Beeldkwaliteit (Films) (p. 98) i-Contrast (p. 124) Flitsbelichtingscompensatie / Flits output (pags. 88, 90) Macro / Oneindig / Handm. scherpstellen (pags. 63, 67, 85) Bestandsgrootte (pags. 68, 98) Resolutie (p. 68) / Verstreken tijd (Films) (p. 99) Geluids memo (p. 127) Beveilig (p. 117) My Colors (p. 73) Rode-Ogen Corr. (p. 125) Opnamedatum en -tijd (p. 60) Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de weergave wijzigen met de knop l. Geen informatieweergave Weergave voor focuscontrole (p. 110) Korte informatieweergave Uitgebreide informatieweergave 43 Informatieweergave op het scherm Weergave tijdens opnamen in donkere omgevingen Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de functie Nachtscherm). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan ruis kan ontstaan en de bewegingen van het onderwerp op het LCD-scherm zijn wellicht wat hoekig. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld. Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen In de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 43) flikkeren de overbelichte gedeelten van het beeld op het scherm. Histogram Hoog Laag Donker Helder ● De grafiek die verschijnt in de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 43) en 'Opname maken aan de hand van het histogram' (p. 77) wordt 'histogram' genoemd. Het histogram geeft de verdeling en de hoeveelheid helderheid van een opname aan. Als de grafiek meer naar rechts staat, is de opname helder. Staat de grafiek meer naar links, dan is de opname donker. Op deze manier kunt u de belichting controleren. Lampjes De lampjes op de achterkant van de camera (p. 41) branden of knipperen in de volgende situaties. Kleur Groen Oranje Geel Status Brandt Knippert Brandt Knippert Brandt Knippert Bedieningsstatus Opnamevoorbereiding voltooid (p. 21)/Display uit (p. 138) Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens (p. 21) Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) (p. 21) Waarschuwing: camera beweegt (p. 57) e (p. 63)/u (p. 67)/% (p. 84)/f (p. 85) Problemen bij scherpstellen (p. 23) Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf of de batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen, of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart. 44 m Menu FUNC. – Basishandelingen Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. Het menu en de menu-items zijn afhankelijk van de opnamemodus (p. 156). Druk op de knop m. X Het menu FUNC. verschijnt. Selecteer een menu-item. X Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het Beschikbare opties Menu-items keuzewiel  om een optie te selecteren. staat, kunt u ook instellen door op de knop l te drukken. ● Opties waarbij Druk op de knop m. X De instelling wordt gemaakt en u keert terug naar het standaardopnamescherm. X De gekozen instelling wordt weergegeven op het scherm. 45 Menu n – Basishandelingen U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1). De menu-items zijn afhankelijk van de modus (pags. 158 – 161). Druk op de knop n. Selecteer een tab. ● Druk op de knoppen qr of duw de zoomknop (p. 40) naar links of naar rechts om een tab (categorie) te selecteren. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een menu-item te selecteren. ● Voor sommige instellingen moet u eerst naar een ander scherm overschakelen met behulp van de knop m. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Druk op de knop n. ● De instelling wordt gemaakt en u keert terug naar het standaardopnamescherm. 46 De geluidsinstellingen wijzigen U kunt de geluiden van de cameraknoppen uitschakelen of het volume ervan aanpassen. Geluiden dempen ● Druk op de knop n en selecteer de tab 3. Selecteer vervolgens [Mute] en gebruik de knoppen qr om [Aan] te selecteren. Het volume aanpassen ● Druk op de knop n en selecteer de tab 3. Selecteer vervolgens [Volume] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op om een item te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om het volume aan te passen. 47 De helderheid van het scherm wijzigen U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen. Via het menu ● Druk op de knop n en selecteer de tab 3. Selecteer vervolgens [LCD Helderheid] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om de helderheid te wijzigen. ● Druk opnieuw op de knop n om de instelling te voltooien. Met de knop l ● Druk meer dan een seconde lang op de knop l. X Het scherm krijgt de maximale helderheid, ongeacht de instelling op het tabblad 3. ● Druk nogmaals langer dan een seconde op de knop l om de vorige helderheid van het scherm te herstellen. • De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het scherm de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3. • U kunt de helderheid van het scherm niet wijzigen, ook niet door op de knop l te drukken, als u de helderheid al op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3. 48 De standaardinstellingen van de camera herstellen Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen van de camera herstellen. Selecteer [Reset alle]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 3. Selecteer vervolgens [Reset alle] en druk op de knop m. Herstel de instellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De standaardinstellingen van de camera worden hersteld. Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld? • [Datum/Tijd] (p. 17) op het tabblad 3, [Taal] (p. 19), [Video Systeem] (p. 112) en [Tijdzone] (p. 139). • Geluiden of beelden die zijn toegewezen aan de tab 5 (p. 147). • De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 71). • De kleuren die zijn geselecteerd in Kleur Accent (p. 93) of Kleur Wissel (p. 94). 49 Geheugenkaarten formatteren Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken, of een geheugenkaart die al is gebruikt in een andere apparaat, moet u de kaart formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. Selecteer [Formateren]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 3. Selecteer vervolgens [Formateren] en druk op de knop m. Formatteer de geheugenkaart. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m. X De geheugenkaart wordt geformatteerd. X Als het formatteren is voltooid, keert het scherm terug naar de menuweergave. Low Level Format Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van een geheugenkaart is verminderd. ● Gebruik hierboven bij stap 2 de knoppen op om [Low Level Format] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr of het keuzewiel  om weer te geven. ● Druk op de knoppen opqr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De Low Level Format wordt uitgevoerd. 50 Geheugenkaarten formatteren Informatie over formatteren • De meegeleverde geheugenkaart is al geformatteerd. • Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed werkt, kan het probleem wellicht worden opgelost door de geheugenkaart te formatteren. Kopieer eerst de opnamen van de geheugenkaart naar een computer of een ander apparaat voordat u gaat formatteren. • Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt verwijderd. Wees voorzichtig wanneer u een geheugenkaart overdraagt of weggooit. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te vermijden dat persoonlijke informatie wordt verspreid. • Als u geluid (p. 135) hebt opgenomen op de geheugenkaart, verschijnt bij stap 2 in de rechterbovenhoek van het scherm _. Het formatteren van de kaart heeft ook als gevolg dat het geluid wordt verwijderd. • De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan is aangegeven op de geheugenkaart. • Een Low Level Format kan langer duren dan de normaal formatteren, omdat alle opgenomen gegevens worden gewist. • U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop] te selecteren. U kunt een geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken als u het formatteren hebt afgebroken, maar de gegevens zijn gewist. De functie Spaarstand (Automatisch Uit) Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt. Spaarstand tijdens opnemen Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera gedurende ongeveer 1 minuut niet is gebruikt. Na ongeveer 3 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 20), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen. Spaarstand tijdens afspelen Als u de camera gedurende ongeveer 5 minuten niet gebruikt, worden het scherm en de camera uitgeschakeld. • U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld (p. 138). • U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 138). 51 De weergaveduur van de opname wijzigen Nadat u een opname hebt gemaakt, wordt deze ongeveer 2 seconden lang op het scherm weergegeven. U kunt de weergaveduur van uw opnamen wijzigen. Selecteer [Bekijken]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 4. Gebruik vervolgens de knoppen qr om de weergaveduur te selecteren. ● Druk in de indexweergave (p. 24) de sluiterknop half in en wanneer de camera overschakelt op de opnamemodus, drukt u op de knop n. Klokfuncties U kunt kijken hoe laat het is. ● Druk op de knop m totdat links het klokscherm verschijnt. X De huidige tijd wordt ongeveer 5 seconden lang weergegeven. ● Als u de stand van de camera wijzigt en op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait, kunt u de weergavekleur wijzigen. ● Druk op m om de klokweergave te annuleren. De weergegeven tijd wijzigen Druk op de knop n, selecteer de tab 3 en selecteer vervolgens het menuitem [Klok Display]. Gebruik de knoppen qr om de tijd te selecteren. Houd de knop m ingedrukt en druk op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven. 52 3 Speciale opnamen maken en de basisfuncties gebruiken Dit hoofdstuk beschrijft het maken van speciale opnamen met behulp van het programmakeuzewiel en het gebruik van andere basisfuncties, zoals de flitser en de zelfontspanner. • Als u via de modus K een modus selecteert die overeenkomt met het soort opname dat u wilt maken, maakt de camera automatisch de nodige instellingen. Daarna hoeft u alleen nog op de sluiterknop te drukken om de beste opnamen voor die situatie te maken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op K of dat u de modus A hebt ingesteld. • 'K Diverse soorten opnamen maken' (pags. 54 – 56) en 'R Sterk inzoomen op onderwerpen (Digitale Macro)' (p. 64) kunt u alleen gebruiken in de modus K. 53 K Diverse soorten opnamen maken Als u de juiste modus selecteert, maakt de camera automatisch de nodige instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. Stel het programmakeuzewiel in op K (p. 40). Draai het keuzewiel  naar de gewenste modus. Maak de opname. I Portretten fotograferen (Portret) ● Hiermee krijgt u een zacht beeld wanneer u mensen fotografeert. F Foto's maken bij nacht (Night Snapshot) ● Hiermee kunt u mooie foto's maken van personen bij nacht of met een nachtelijk stadsgezicht als achtergrond. ● Als u de camera stevig vasthoudt, kunt u ook zonder statief scherpe foto's maken. V Foto's van kinderen of dieren (Kinderen & dieren) ● Hiermee kunt u foto's maken van bewegende onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat u geen enkel leuk moment hoeft te missen. 54 K Diverse soorten opnamen maken H Binnenshuis foto's maken (Binnen) ● Hiermee maakt u binnenshuis mooie foto's met natuurlijke kleuren. U Zonsondergangen fotograferen (Zonsondergang) ● Hiermee maakt u foto's van zonsondergangen in levendige kleuren. O Foto's nemen van gebladerte (Flora) ● Hiermee kunt u bomen en gebladerte (bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of bloesem) in levendige kleuren vastleggen. P Mensen in de sneeuw fotograferen (Sneeuw) ● Hiermee maakt u goed belichte foto's met natuurlijke kleuren van mensen tegen een besneeuwde achtergrond. w Strandfoto's maken (Strand) ● Hiermee maakt u goed belichte foto's van mensen bij water of zand, waarop het zonlicht sterk wordt gereflecteerd. In F, V of H kunnen de opnamen onzuiver lijken omdat de ISO-waarde (p. 70) is verhoogd omdat deze is aangepast aan de opnameomstandigheden. 55 K Diverse soorten opnamen maken t Foto's nemen van vuurwerk (Vuurwerk) ● Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in levendige kleuren. y Foto's maken van het leven in een aquarium (Aquarium) ● Hiermee maakt u foto's van het leven in een aquarium met natuurlijke kleuren. S Onderwaterfoto's maken (Onderwater) ● Hiermee maakt u onderwaterfoto's met behulp van de waterdichte behuizing WP-DC27 (afzonderlijk verkrijgbaar). Z Opnamen maken met een hoge ISO-waarde (ISO3200) ● Hiermee maakt u foto's met een ISO-waarde van 3200, zonder camerabeweging of onscherpe weergave, zelfs in donkere omgevingen. ● De resolutie is ingesteld op (1600x1200 pixels) (p. 68). • In t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien is het raadzaam om de modus voor beeldstabilisatie [IS modus] op [Uit] te zetten (p. 145). • In y of S kunnen de opnamen onzuiver lijken omdat de ISO-waarde (p. 70) is verhoogd omdat deze is aangepast de opnameomstandigheden. • In Z kunnen de opnamen onzuiver lijken. 56 ! De flitser uitzetten U kunt de flitser uitzetten tijdens het maken van opnamen. Druk op de knop r. Selecteer !. ● Druk op de knoppen qr draai aan of het keuzewiel  om ! te selecteren en druk vervolgens op m. X Nadat u de instelling hebt gemaakt, verschijnt ! op het scherm. ● Na de opname keert de camera terug naar . Wat als het lampje oranje knippert en het scherm? flikkert op Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en flikkert op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen. Kan niet worden ingesteld als de opnamemodus is ingesteld op t of Z (p. 56). 57 i Dichter inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen met een factor tot 15x, en zo onderwerpen opnemen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische zoom (p. 21). De beelden kunnen echter onzuiver lijken, afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 68) en de gebruikte zoomfactor. Duw de zoomknop naar i. ● Houd de knop vast totdat het zoomen stopt. X Als u de zoomknop loslaat, wordt de grootst mogelijke zoomfactor gebruikt waarbij het beeld niet verslechtert, en ziet u op het scherm. Duw de zoomknop weer naar i. X Het onderwerp wordt nog verder vergroot met de digitale zoomfunctie, en de zoomfactor wordt in blauw weergegeven. Zones waar de beelden verslechteren Resolutie Optische zoom Digitale Zoom 3.7x 3.7x 4.7x 3.7x 3.7x 6.3x 10x 3.7x 15x : Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven) : Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven) Als het zoomen tijdelijk stopt Als u de zoomknop blijft vasthouden, stopt de zoom tijdelijk op het punt waar de zoomfactor maximaal is zonder dat het beeld verslechtert. In is dit op 3,7x, in op 4,7x, in op 6,3x en in op 10x, maar in wordt gezoomd tot 15x zonder pauze. 58 i Dichter inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) De digitale zoom uitzetten Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n. Selecteer vervolgens de tab 4 en daarna het menu-item [Digitale Zoom] en de optie [Uit]. Als u de digitale zoom gebruikt, is de brandpuntsafstand 36 – 532 mm (het equivalent van 35mm film). Digitale Tele-converter De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent van 1,7x en 2,2x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie alleen (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter onzuiver lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie (p. 68) en de instellingen voor de digitale tele-converter. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 4. Selecteer vervolgens [Digitale Zoom] en gebruik de knoppen qr om [1.7x] of [2.2x] te selecteren. ● Als u op de knop n drukt, keert u terug naar het opnamescherm. X Het beeld wordt vergroot, en en de zoomfactor verschijnen op het scherm. ● Selecteer [Standaard] in [Digitale Zoom] om terug te keren naar de standaard digitale zoomfunctie. Combinaties waarbij het beeld verslechtert • Als u [1.7x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van of , verslechtert het beeld ( en de zoomfactor worden in blauw weergegeven). • Als u [2.2x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van , of verslechtert het beeld ( en de zoomfactor worden in blauw weergegeven). • De respectievelijke brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.7x] en [2.2x] zijn 61,2 – 226,1 mm en 79,2 – 292,6 mm (het equivalent van 35mm film). • U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie gebruiken. 59 Datum en tijd aan de opname toevoegen U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 17). Selecteer [Datum stempel]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 4. Selecteer vervolgens [Datum stempel] en gebruik de knoppen qr om [Datum] of [Datum & Tijd] te selecteren. ● Druk nogmaals op de knop n om de instelling te bevestigen. X [DATUM] verschijnt op het scherm. ● Als het scherm [DATUM] niet verschijnt, drukt u op l en stelt u de schermweergave in op 'Informatieweergave' (p. 42). Maak de opname. X U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 1 [Uit]. Datum en tijd toevoegen en afdrukken in opnamen zonder toegevoegde datum en tijd • Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 132) om af te drukken. • Gebruik de meegeleverde software om af te drukken. Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie. • Sluit de camera aan op een printer om af te drukken. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie. 60 Ò De zelfontspanner gebruiken Als degene die de opname maakt zelf ook op de foto wil, kan de zelfontspanner worden gebruikt. De camera maakt dan de foto ongeveer 10 seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt. Druk op de knop p. Selecteer Ò. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om Ò te selecteren en druk vervolgens op m. X Daarna ziet u Ò op het scherm. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in. X Als de zelfontspanner start, knippert het lampje en hoort u het geluid van de zelfontspanner. X Twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld, versnelt het geknipper en het geluid (het lampje blijft branden terwijl er wordt geflitst). ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 2. U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 75). 61 " De gezicht-zelfontspanner gebruiken Nadat u de compositie voor de opname hebt bepaald, zoals een groepsfoto, en op de ontspanknop hebt gedrukt, maakt de camera drie opnamen na elkaar nadat u in beeld verschijnt en twee seconden nadat uw gezicht is gedetecteerd (p. 82). Selecteer ". ● Volg stap 2 op p. 61 en selecteer ". Bepaal de compositie voor de opname en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het gezicht van het hoofdonderwerp groen omkaderd is en of de andere gezichten wit omkaderd zijn. Druk de sluiterknop volledig in. X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar camera om aftellen te starten]. X Het lampje knippert en u hoort het geluid van de zelfontspanner. Ga bij de anderen staan en kijk naar de camera. X Als de camera een nieuw gezicht detecteert, worden het geknipper en het geluid versneld (het lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst), en twee seconden later wordt de sluiter ontgrendeld. X Vervolgens worden de tweede en de derde opname gemaakt. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 2 op p. 61. Wat als een gezicht niet wordt herkend? Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 30 seconden ontgrendeld. Het aantal opnamen wijzigen Druk voor het scherm bij stap 1 op de knop n en selecteer [Gezicht-zelfont] in het scherm [Transport inst.]. Druk vervolgens op de knop qr om het aantal opnamen te wijzigen. 62 e Close-ups maken (Macro) U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem dichtbij. De mogelijke afstand voor een opname is ongeveer 5 – 50 cm vanaf het uiteinde van de lens indien de zoomknop op de maximale groothoekinstelling staat, en ongeveer 40 – 50 cm indien de zoomknop op de maximale telelensinstelling staat. Druk op de knop q. Selecteer e. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om e te selecteren en druk vervolgens op m. X Daarna ziet u e op het scherm. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u . Î gebruiken Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken in Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 74). De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst. Kan niet worden gebruikt als de opnamemodus is ingesteld op V (p. 54), U (p. 55) of t (p. 56). 63 R Sterk inzoomen op onderwerpen (Digitale Macro) U kunt inzoomen op onderwerpen en van dichtbij opnamen maken. De mogelijke afstand voor een opname is ongeveer 5 – 50 cm vanaf het uiteinde van de lens (indien de zoomknop op de maximale groothoekinstelling staat zoals op p. 63). Met de digitale zoom kunt u echter nog sterker inzoomen op het onderwerp. Als u de digitale zoomfunctie gebruikt, kunnen de beelden onzuiver lijken, afhankelijk van de resolutie (p. 68). Stel het programmakeuzewiel in op K (p. 40). Draai het keuzewiel  naar R. X De optische zoom wordt op de maximale groothoek gezet. Bepaal de compositie van de opname met de zoomknop. X De camera zoomt in en de zoomfactor verschijnt. Zones waar de beelden verslechteren • Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven) • Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven) Î gebruiken Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken in Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 74). 64 4 Instellingen maken voor de perfecte opname In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G en de opnamemethoden in de modus 8 uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden. • Er wordt verondersteld dat u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op 6 en dat de camera in de modus G staat. • 6 is een afkorting voor Automatische belichting en Handmatig. • In 'Opnamen maken met 8 (Quick Shot)' (p. 79) wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op 8. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pags. 156 – 159). 65 G Opnamen maken met automatische belichting U kunt diverse functies naar wens instellen voor uw opnamen. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). Stel het programmakeuzewiel in op 6 (p. 40). Draai het keuzewiel  naar G. Maak de gewenste instellingen (pags. 67 – 75). Maak de opname. Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood worden weergegeven? Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen: • Zet de flitser aan (p. 67) • Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 70) 66 h De flitser aanzetten Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. De afstand waarop de flitser werkt als de zoomknop op j staat, is ongeveer 50 cm – 4,6 m bij de maximale groothoekinstelling en ongeveer 50 cm – 2,4 m bij de maximale telelensinstelling. Selecteer h. ● Druk eerst op de knop r en gebruik daarna de knoppen qr of het keuzewiel  om h te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u h op het scherm. u Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) U kunt foto's maken van landschappen en objecten die ver weg zijn. Het focusbereik is 3 m en meer vanaf de camera. Selecteer u. ● Druk eerst op de knop q en gebruik daarna de knoppen qr of het keuzewiel  om u te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Daarna ziet u u op het scherm. 67 De resolutie (beeldgrootte) wijzigen U kunt kiezen uit zes typen. Selecteer de resolutie (het aantal pixels voor de opname). ● Druk op de knop m en selecteer vervolgens in het menu FUNC. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling wordt weergegeven op het scherm. Als u selecteert, kunt u NIET de functies Digitale Zoom (p. 58) of Digitale Tele-converter (p. 59) gebruiken. De beeldkwaliteit (compressieverhouding) wijzigen U kunt kiezen uit drie niveaus voor de beeldkwaliteit. Aflopend van hoog naar laag, zijn dit: (Superfijn), (Fijn), (Normaal). Selecteer de beeldkwaliteit. ● Druk op de knop m en selecteer vervolgens in het menu FUNC. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling wordt weergegeven op het scherm. 68 De beeldkwaliteit (compressieverhouding) wijzigen Geschatte waarden voor resolutie en beeldkwaliteit Resolutie (Hoog) 15 M*/4416x3312 (Normaal 1) 9 M/3456x2592 (Normaal 2) 5 M/2592x1944 (Normaal 3) 2 M/1600x1200 (Laag) 0,3 M/640x480 (Breedbeeld) 4416x2480 Beeldkwaliteit Gegevensgrootte van 1 opname (geschatte KB) Max. aantal opnamen op geheugenkaart 32 MB (mee geleverd) 2 GB 8 GB 6348 4 306 3759 7 516 1227 2063 1797 16 1059 4234 3888 7 499 1996 2302 12 841 3364 1100 26 1707 6822 2503 11 767 3069 1395 20 1365 5457 10.679 695 41 2672 1002 29 1862 7442 558 52 3235 12.927 278 99 6146 24.562 249 111 6830 27.291 150 171 10.245 40.937 84 270 15.368 61.406 4753 5 409 1637 2814 10 690 2759 1345 21 1396 5581 • De waarden in de tabel beantwoorden aan de richtlijnen van Canon. De waarden kunnen variëren, afhankelijk van het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen. * De waarde is naar boven afgerond op twee significante cijfers (CIPA-norm). Geschatte waarden voor het papierformaat A2 A3 ● Geschikt om foto's te verzenden als e-mailbijlagen. ● Voor afdrukken op breed papier. A4, Letter-formaat 2L-formaat Briefkaartformaat L-formaat 69 - De ISO-waarde wijzigen Selecteer een optie. ● Druk op de knop o en gebruik vervolgens de knoppen op of het keuzewiel  om een ISO-waarde te selecteren. Druk daarna op de knop m. X Nadat u de instelling hebt gemaakt, verschijnt de ISO-waarde op het scherm. Geschatte ISO-waarden Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch ingesteld volgens de opnamemodus en -omstandigheden. Hiermee wordt automatisch de optimale ISO-waarde ingesteld voor de opnamemodus, -omstandigheden en beweging van het onderwerp of de camera. Afhankelijk van de situatie kan de waarde hoger zijn dan bij ISO Auto, zodat het onderwerp minder vaag en de opname minder onscherp is. Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis. Bewolkt, schemerig Hoog Nacht, donker interieur. De ISO-waarde wijzigen • Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op. • Een hogere ISO-waarde geeft een snellere sluitertijd, waardoor het beeld scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter onzuiver lijken. • Als de camera is ingesteld op of , kunt u de sluiterknop half indrukken om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien. • In kunnen de opnamen onzuiver lijken. • Met ISO3200 kunt u een nog snellere sluitertijd bereiken (p. 56). 70 De kleurtoon aanpassen (Wit Balans) De WB-functie (Wit Balans) zorgt voor de optimale witbalans, voor natuurlijke kleuren. Selecteer de witbalans. ● Druk op de knop m en selecteer vervolgens in het menu FUNC. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Auto Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de opnameomstandigheden. Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis. Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw. Lamplicht TL licht Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten. Warm-wit of koel-wit tl-licht, warm-wit tl-licht dat bestaat uit 3 golflengten. TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl type 3-golflengte. Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in. Gebruikers Witbalans U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie, en opnamen maken met de beste kleuren. Zorg dat u de witbalans instelt bij de lichtbron van de opnamelocatie. ● Selecteer bij stap 2 hierboven. ● Zorg dat het hele scherm is gevuld met het witte onderwerp en druk dan op de knop l. X De schermtint verandert terwijl de witbalansgegevens worden ingesteld. 71 De helderheid (belichtingscompensatie) aanpassen U kunt de standaardbelichting die door de camera is ingesteld, aanpassen in het bereik van -2 tot +2 stops, met tussenstappen van 1/3-stop. Selecteer de belichtingscompensatie. ● Druk op de knop m en selecteer #. Pas de helderheid aan. ● Kijk naar het scherm terwijl u de knoppen qr of het keuzewiel  gebruikt om de helderheid aan te passen. Druk vervolgens op de knop m. ● Nadat u de foto hebt gemaakt, stelt u de helderheid weer in op (nul). W Continu-opnamen U kunt doorlopend foto's maken (ongeveer 1,3 beelden/seconde). Selecteer de transportmodus. ● Druk op de knop p en gebruik vervolgens de knoppen op of het keuzewiel  om W te selecteren. Druk daarna op de knop m. Maak de opname. X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. • Naarmate het aantal foto's toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen twee foto's langer worden. • Ook als u flitst, kunnen de tussenpozen langer worden. 72 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit. Selecteer My Colors. ● Druk op de knop m en selecteer vervolgens in het menu FUNC. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling wordt weergegeven op het scherm. My Colors uit Levendig Neutraal Sepia — De nadruk komt te liggen op contrast en kleurintensiteit, voor een levendige impressie. Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt. Voor sepiakleurige foto's. Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's. Positief Film Net als met de effecten Levendig Rood, Levendig Groen of Levendig Blauw, krijgt u met deze optie intense, natuurlijke kleuren, zoals de kleuren van dia's. Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto. Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto. Levendig Blauw Levendig Groen Levendig Rood Custom Kleur Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger. Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger. Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen levendiger. (p. 74) • In en kunt u de witbalans niet instellen (p. 71). • In en kunnen ook ander kleuren dan huidtinten worden gewijzigd. Mogelijk krijgt u echter niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de huidskleur. 73 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) Custom Kleur U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten voor een opname kiezen en instellen op 5 verschillende niveaus. ● Volg stap 2 op p. 73 en selecteer . Druk vervolgens op de knop l. ● Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr of het keuzewiel  om een waarde te selecteren. ● Hoe meer naar rechts u een selectie maakt, hoe sterker of dieper het effect wordt, en hoe meer naar links, hoe zwakker of lichter. ● Druk op de knop l om de instelling te bevestigen. Î Opnamen maken met de twee seconden-zelfontspanner U kunt een vertraging van ongeveer twee seconden instellen voor de zelfontspanner. Selecteer het scherm [Transport inst.]. ● Druk op de knop p en meteen daarna op de knop n. Selecteer Î. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Zelfontspanner] te selecteren. ● Druk op de knoppen qr om Î te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Selecteer Î bij stap 1 en 2 op p. 61. 74 $ De zelfontspanner aanpassen U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen (1 – 10 opnamen) instellen. Selecteer het scherm [Transport inst.]. ● Druk op de knop p en meteen daarna op de knop n. Selecteer $. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Zelfontspanner] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om $ te selecteren. Kies de instellingen. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Vertraging] of [Beelden] te selecteren. ● Druk op de knoppen qr om een waarde te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Selecteer $ bij stap 1 en 2 op p. 61. Wat als het aantal beelden is ingesteld op meer dan twee? • De instellingen voor belichting en witbalans zijn gekoppeld aan de eerste opname. • Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst). • Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen. 75 Opnamen maken met behulp van de zoeker Als u de batterij wilt sparen, kunt u in plaats van het scherm de zoeker gebruiken om opnamen te maken (p. 13). Het opnemen werkt op hetzelfde manier als via het scherm. Schakel het scherm uit (p. 42). ● Druk op de knop l om het scherm uit te schakelen. Kies de beeldcompositie en maak een opname. ● Gebruik de zoeker om de beeldcompositie te kiezen en maak de opname. Het gebied in de zoeker en het gebied in de gemaakte opname kunnen licht afwijken. Opnamen maken via een tv U kunt het camerascherm op een tv weergeven. • Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in 'Beelden weergeven op een tv' (p. 112). • Het opnemen werkt op hetzelfde manier als via het camerascherm. 76 Opname maken aan de hand van het histogram U kunt een opname maken terwijl u de verdeling van de helderheid van uw compositie in het histogram controleert (p. 44) (real-time histogram). Stel het scherm in op [info scherm] (p. 42). Selecteer [Histogram]. ● Druk op de knop n en selecteer [Histogram] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Aan] met de knoppen qr. X Het histogram verschijnt en de verdeling van de helderheid in de compositie wordt real-time weergegeven. 77 De compositie van de opname wijzigen (focusvergrendeling) Als u de sluiterknop half indrukt, worden de focus en de belichting vergrendeld. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd. Stel scherp. ● Centreer het object dat u wilt opnemen en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of er een groen AF-kader rond het onderwerp wordt weergegeven. Maak een nieuwe compositie. ● Druk de sluiterknop half in en maak een nieuwe compositie voor de opname. Maak de opname. ● Druk de sluiterknop volledig in. 78 Opnamen maken met 8 (Quick Shot) Maak een opname met behulp van de zoeker (p. 76). Omdat de scherpstelling en belichting continu kunnen worden aangepast zonder dat u hiervoor de sluiterknop half ingedrukt hoeft te houden, kunt u opnamen maken van bewegende onderwerpen zonder ook maar iets te missen. Kies de modus 8. ● Stel het programmakeuzewiel in op 8. X U keert terug naar het scherm in stap 2. Kies de instelling. ● Druk op de knop m en selecteer vervolgens een menu-item met behulp van de knoppen opqr. ● Draai het keuzewiel  om een optie te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Als u op de knop l drukt, wordt de weergave op het scherm uitgeschakeld. Als u nogmaals op deze knop drukt, wordt de weergave op het scherm opnieuw ingeschakeld. Pas de scherpstelling en belichting aan. ● Zorg dat het onderwerp zich binnen de zoeker bevindt. X Wanneer het gezicht van een persoon wordt gedetecteerd, worden de scherpstelling en belichting opnieuw aangepast. X Als er geen gezicht wordt gedetecteerd, worden de scherpstelling en belichting voor het onderwerp aangepast aan het midden van de zoeker. Maak de opname. ● Als zich een leuk moment voordoet, drukt u de sluiterknop eerst half in, waarna u de knop snel helemaal indrukt. X De opname wordt weergegeven op het scherm. 79 Opnamen maken met 8 (Quick Shot) Geschat aantal opnamen in 8 Omdat de scherpstelling en belichting continu worden aangepast in 8, raakt de batterij eerder leeg dan gebruikelijk. In deze modus kunt u ongeveer 180 opnamen maken. Het gebied in de zoeker en het gebied in de gemaakte opname kunnen licht afwijken. • Als u de sluiterknop half indrukt, wordt de belichting vergrendeld (p. 78). • U kunt geen opnamen maken als het scherm wordt ingeschakeld. Instellingenscherm Batterij-oplaadlampje (p. 13) Belichtingscompensatie (p. 72) Wit Balans (p. 71) My Colors (p. 73) Histogram (p. 44) Sluitertijd (p. 89) Transport mode (pags. 61, 62, 72, 75) Diafragmawaarde (p. 89) Opgenomen pixels (p. 68) ISO waarde (p. 70) AF lock (p. 84) AE lock (pags. 87, 99) / Flitsbelichtingsvergrendeling (p. 88) Flits mode (pags. 57, 67) Flitsbelichtingscompensatie (p. 88) Beeldkwaliteit (Compressie) (p. 68) Camerastand (p. 42) i-Contrast (p. 91) Beeldstabilisatie (p. 145) Rode-Ogen Corr. (p. 92) Opnamedatum en -tijd (p. 60) Resterend aantal opnamen (p. 16) U kunt alleen de menu-items gebruiken die in het instellingenscherm worden weergegeven. Daarnaast kunt u alleen de functies gebruiken die verschijnen wanneer u op de knop n drukt (p. 158). 80 5 Geavanceerde opnamefuncties gebruiken Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt uitgelegd hoe u de geavanceerde functies gebruikt om beelden precies zo vast te leggen als u wilt. • Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 6, wordt verondersteld dat de camera in de modus G staat. • Uitgelegd wordt hoe u opnamen kunt maken met behulp van een D sluitertijd en diafragmawaarde, en hoe u het flitsvermogen kunt instellen (pags. 89 – 90). Hierbij wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op 6 en de camera in de modus D staat. • Het instellen van het programmakeuzewiel K en het selecteren van 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 93), 'L Opnamen maken met Stitch Hulp' (p. 96) en diverse andere modi worden beschreven. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pags. 156 – 159). 81 De modus AF Frame wijzigen U kunt de modus AF Frame (Auto Focus) aanpassen aan de opname die u wilt maken. Selecteer [AF Frame]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 4. Selecteer vervolgens [AF Frame] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Gezichtsdetectie • Met de functie Gezicht det. worden gezichten herkend, waarna de camera wordt scherpgesteld en de belichting (alleen deelmeting (p. 87)) en witbalans ( alleen (p. 71)) worden aangepast voor de opnamen. • Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt. • Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit kader) verschijnen, verandert de instelling in [AiAF]. • Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend: • Onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij. • Objecten die donker of licht zijn. • Gezichten die van de zijkant of diagonaal worden weergegeven, of gezichten waarvan een gedeelte niet zichtbaar is. • Onderwerpen die geen gezichten van mensen zijn, kunnen per ongeluk worden beoordeeld als gezicht. • Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet. • Als het scherm is uitgeschakeld (p. 42), kunt u geen instellingen selecteren. AiAF De camera maakt automatisch een selectie uit 9 AF-kaders om scherp te stellen. Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet. Centrum Het AF-kader wordt vastgezet in het midden van het scherm. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt. 82 De modus AF Frame wijzigen U kunt het AF-kader kleiner maken Druk op de knop n en selecteer de tab 4. Selecteer vervolgens het menuitem [AF kader afm.] en de optie [Klein]. Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader geel. Opnamen maken met vergrote focusweergave Als u de sluiterknop half ingedrukt houdt terwijl u [Gezicht det.] of [Centrum] hebt geselecteerd in de modus AF Frame, wordt het AF-kader vergroot en de scherpstelling gecontroleerd. Stel de modus AF Frame in op [Gezicht det.] of [Centrum] (p. 82). Selecteer [AF-Punt Zoom]. ● Druk op de knop n en selecteer [AFPunt Zoom] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Aan] met de knoppen qr. Stel scherp. X In [Gezicht det.] wordt het gezicht dat als hoofdonderwerp is geselecteerd, vergroot weergegeven. X In [Centrum] wordt het middelste AFkader vergroot weergegeven. Wat als de weergave niet wordt vergroot? Als er geen gezicht wordt herkend in de modus [Gezicht det.], als een gezicht te groot is in verhouding tot het scherm (p. 82) of als de camera in [Centrum] niet scherpstelt, wordt de weergave niet vergroot. Als Digitale Zoom (p. 58) of Digitale Tele-converter (p. 59) wordt gebruikt of als de camera is aangesloten op een televisietoestel (p. 76), wordt de weergave niet vergroot. 83 % Opnamen maken met AF lock U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt het gebied waarop is scherpgesteld niet veranderd; ook niet als u de sluiterknop loslaat. Stel scherp. ● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk op de knop q. ● De focus is vergrendeld en op het scherm wordt % weergegeven. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt de focus ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. Opnamen maken met Servo AF Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, wordt het beeld constant scherpgesteld zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen zonder iets te missen. Stel de modus AF Frame in op [Gezicht det.] of [Centrum] (p. 82). Selecteer [Servo AF]. ● Druk op de knop n en selecteer [Servo AF] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Aan] met de knoppen qr. Stel scherp. ● Terwijl de sluiterknop half ingedrukt is, wordt het beeld constant scherpgesteld. Bij [Gezicht det.] wordt scherpgesteld op gezichten, bij [Centrum] wordt scherpgesteld op de plaats waar het blauwe kader verschijnt. • Afhankelijk van het onderwerp wordt mogelijk niet scherpgesteld. • U kunt geen opnamen maken met AF lock. • U kunt Servo AF niet instellen als u [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 hebt ingesteld op [Aan]. 84 f Handm. scherpstellen Als u geen gebruikmaakt van automatisch scherpstellen, de camera handmatig globaal scherpstelt en vervolgens de sluiterknop half indrukt, past u de scherpstelling aan de beste positie aan. Druk op de knop q. Selecteer f. ● Druk op de knoppen qr of draai het keuzewiel Â. Selecteer f en druk snel op de knop o of p. ● f verschijnt en het middelste AF Frame wordt vergroot weergegeven. Stel de camera globaal scherp. ● Gebruik de balk met de afstand en de AF-puntzoom als richtlijn en druk op de knoppen op of draai het keuzewiel  terwijl u de vergrote weergave bekijkt. Stel de camera globaal scherp en druk op de knop m. De scherpstelling wordt aan de beste positie aangepast. ● Als u de sluiterknop half indrukt, kunt u de scherpstelling aan de beste positie aanpassen. De weergegeven afstandseenheden wijzigen Druk op de knop n en selecteer de gewenste eenheden in [Maateenheid] op het tabblad 3. • Voor een nauwkeurige scherpstelling kunt u de camera het beste op een statief plaatsen. • De vergrote weergave kan niet worden gebruikt in combinatie met de digitale zoom (p. 58), de digitale tele-converter (p. 59) of wanneer de camera is aangesloten op een tv (p. 76). U kunt het beeld echter wel scherpstellen. • Als u de vergrote weergave in het midden van het scherm wilt uitschakelen, drukt u op de knop MENU en selecteert u [Uit] op het tabblad 4 in [MF-Punt Zoom]. 85 0 De persoon selecteren waarop u wilt scherpstellen (Gezichts Selectie) U kunt aangeven op welk gezicht in een groep mensen moet worden scherpgesteld, en dat gezicht in een bepaald gebied volgen. Wijs 0 toe aan de knop c (p. 145). Druk op de knop c. X Als er een kader verschijnt, kunt u het gedetecteerde gezicht als hoofdonderwerp binnen een bepaald gebied volgen, zelfs wanneer het beweegt. Kader Selecteer het gezicht waarop u wilt scherpstellen. ● Als u op de knop c drukt, wordt het kader verplaatst naar een ander gezicht dat de camera heeft herkend. ● Wanneer het kader alle herkende gezichten is langsgeweest, gaat u vanzelf weer terug naar het scherm in de modus AF Frame. Maak de opname. X Er wordt scherpgesteld op het kader rond het gezicht dat is gekozen bij stap 3. Wat als niet verschijnt? Als er geen gezicht wordt gedetecteerd, verschijnt er geen kader. Het aantal herkende gezichten bevestigen Als u de knop c ingedrukt houdt, wordt het aantal gezichten weergegeven dat de camera heeft herkend (maximaal 35) (groen: gezicht van het hoofdonderwerp, wit: herkend gezicht). U kunt Digitale Zoom (p. 58) of Digitale Tele-converter (p. 59) niet gebruiken. 86 De meetmethode wijzigen U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan de opname die u wilt maken. Selecteer de meetmethode. ● Druk op de knop m en selecteer vervolgens in het menu FUNC. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De instelling wordt weergegeven op het scherm. Geschikt voor standaardomstandigheden, waaronder objecten die van achter worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast zodat het onderwerp altijd goed is belicht voor de opnameomstandigheden. De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt Gem. centrum meeting berekend, maar het midden krijgt meer gewicht. Er wordt alleen gemeten binnen het Spot (spotmetingpunt) in het midden van het scherm. Deelmeting & Opnamen maken met AE lock Als u meerdere opnamen maakt met dezelfde belichting, kunt u de belichting en scherpstelling apart instellen met AE lock. AE staat voor 'Auto Exposure' (automatische belichting). Stel de belichting in. ● Richt de camera op het onderwerp waarvoor u de belichting wilt instellen, en terwijl u de sluitknop half ingedrukt houdt, drukt u op de knop o. X Als & verschijnt, is de belichting ingesteld. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt de automatische belichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. 87 ( Opnamen maken met flitsbelichtingsvergrendeling Net als met AE lock (p. 87) kunt u de belichting vergrendelen voor het maken van opnamen met de flits met belichtingsvergrendeling. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor 'Flash Exposure'. Selecteer h (p. 67). Stel de belichting in. ● Richt de camera op het onderwerp waarvoor u de belichting wilt instellen, en terwijl u de sluitknop half ingedrukt houdt, drukt u op de knop o. X De flitser gaat af en wanneer ( verschijnt, is de belichting ingesteld. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt de flitsbelichting ontgrendeld. Kies de beeldcompositie en maak een opname. ~ Flitsbelichtingscompensatie Net zoals voor de belichtingscompensatie geldt (p. 72), kunt u tijdens het gebruik van de flits de belichtingscompensatie aanpassen in de reeks -2 tot +2 stops met tussenstappen van 1/3-stop. Selecteer de flitsbelichtingscompensatie. ● Druk op de knop m en selecteer vervolgens ~ in het menu FUNC. Stel de belichtingscompensatie in. ● Druk op de knoppen qr of draai het keuzewiel  om het compensatieniveau in te stellen. Druk vervolgens op de knop m. ● Na de opname stelt u de instelling opnieuw in op (nul). U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen door te drukken op de knop n en [Flits Instellingen] op het tabblad 4 te kiezen. Gebruik vervolgens de knoppen qr. 88 D De sluitertijd en diafragmawaarde instellen U kunt zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde instellen om de gewenste belichting te verkrijgen. D staat voor Handmatig. Stel de camera in op D. ● Stel het programmakeuzewiel in op 6, draai het keuzewiel  en selecteer D. Selecteer Ω. ● Druk op de knop m en selecteer vervolgens Ω in het menu FUNC. Kies de instelling. ● Draai het keuzewiel  om een sluitertijd Sluitertijd Diafragmawaarde Lampje voor juiste belichting Symbool voor belichtingsniveau (Tv) te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om de diafragmawaarde (Av) in te stellen. Druk op de knop m. ● De ingestelde waarden worden gesynchroniseerd, het symbool voor het belichtingsniveau wordt verplaatst en u kunt controleren in hoeverre de belichting afwijkt van het juiste niveau. ● Als het verschil met het juiste niveau meer dan ± 2 is, wordt het symbool voor het belichtingsniveau rood. Als u de sluiterknop half indrukt, wordt [+2] of [-2] rood weergegeven in de linkerbovenhoek van het scherm. Als u een statief gebruikt zodat u opnamen met een lange sluitertijd kunt maken, kunt u [IS modus] het beste instellen op [Uit] (p. 145). • Of het belichtingsniveau juist is, is afhankelijk van de geselecteerde meetmethode (p. 87). • Als u de zoom gebruikt of de compositie wijzigt nadat u de instelling hebt gekozen, kan het symbool voor het belichtingsniveau worden verplaatst. • De helderheid van het scherm verandert afhankelijk van de instellingen voor de sluitertijd en de diafragmawaarde. De helderheid van het scherm verandert echter niet als de flits is ingesteld op h. 89 D De sluitertijd en diafragmawaarde instellen Mogelijke sluitertijden 15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200, 1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600 • Met 1/160 wordt 1/160 seconde aangegeven, met 0"3 wordt 0,3 seconde aangegeven en met 2" wordt twee seconden aangegeven. • De kortste sluitertijd die u in combinatie met de flits kunt gebruiken, is 1/500 seconde. Als u een kortere sluitertijd selecteert, wordt de sluitertijd door de camera automatisch opnieuw ingesteld op 1/500 seconde. Beschikbare diafragmawaarden F2.8, F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.8, F8.0, F9.0, F10, F11, F13, F14, F16 • Sommige diafragmawaarden zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de zoompositie. Het Flits output instellen In de modus D kunt u drie niveaus voor het flitsvermogen selecteren. Stel de camera in op D (p. 89). Stel de camera in op h (p. 67). Stel het flitsvermogen in. ● Druk op de knop m en selecteer ~ in het menu FUNC. Selecteer het flitsvermogen. ● Druk op de knoppen qr of draai het keuzewiel  om het flitsvermogen te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. U kunt het flitsvermogen ook instellen door te drukken op de knop n en [Flits Instellingen] op het tabblad 4 te kiezen. Druk vervolgens op de knop m, selecteer [Flits output] en druk op de knoppen qr om de instelling te kiezen. 90 @ Donkere onderwerpen aanpassen en opnamen maken (i-Contrast) Als gezichten donker zijn of het onderwerp donker is, kunt u opnamen maken waarbij de donkere gedeelten worden herkend en automatisch lichter worden gemaakt. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op de knop n en selecteer [i-Contrast] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Auto] met de knoppen qr. X @ verschijnt op het scherm. ● Als @ niet verschijnt, drukt u op de knop l en schakelt u over op het informatiescherm (p. 42). Afhankelijk van het onderwerp kan het beeld er onzuiver uitzien of niet correct worden aangepast. U kunt gemaakte opnamen corrigeren (p. 124). 91 Œ Rode-Ogen Corr. Opnamen die met de flitser zijn gemaakt en waarbij de ogen rood worden weergegeven, kunt u automatisch corrigeren. Selecteer [Flits Instellingen]. ● Druk op de knop n en selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Rode-Ogen] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. X Œ verschijnt op het scherm (p. 42). ● Als Œ niet verschijnt, drukt u op de knop l en schakelt u over op het informatiescherm (p. 42). Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere rode gedeelten dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen. • U kunt gemaakte opnamen corrigeren (p. 125). • Als u op de knop r drukt, zoals wordt weergegeven bij stap 2, en vervolgens op de knop n drukt, verschijnt het scherm Flits Instellingen. 92 De kleur wijzigen en opnamen maken U kunt uw foto's een speciale sfeer meegeven wanneer u de opname maakt. Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins onzuiver worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht. We raden u aan zowel het oorspronkelijke beeld als het nieuwe beeld op te slaan (p. 95). T Kleur Accent U kunt opnamen maken waarbij slechts één gekozen kleur op het scherm behouden blijft en de rest van de opname wordt omgezet in zwart-wit. Selecteer T. ● Stel het programmakeuzewiel in op K, draai het keuzewiel  en selecteer T. Druk op de knop l. ● Het ongewijzigde beeld en het beeld met het aangepaste kleuraccent worden beide weergegeven. ● De standaardinstelling voor de accentkleur is groen. Geef de kleur aan. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef het gebied op dat moet worden ingekleurd. Opgenomen kleur ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  en wijzig het gebied dat u wilt inkleuren. ● Als u alleen de kleur wilt behouden die u hebt gekozen, verhoogt u de waarde van -. Als u kleuren wilt behouden die sterk lijken op de kleur die u hebt gekozen, verhoogt u de waarde van +. ● Als u op de knop l drukt, wordt de instelling vastgelegd en gaat u terug naar het opnamescherm. • Als u de flitser gebruikt, kan het beeld er anders komen uit te zien dan verwacht. • Ook als u de camera uitschakelt, wordt de opgenomen kleur opgeslagen. 93 De kleur wijzigen en opnamen maken Y Kleur Wissel U kunt opnamen maken en de kleur van een onderdeel in de afbeelding omzetten in een andere kleur. U kunt slechts één andere kleur opnemen. Selecteer Y. ● Stel het programmakeuzewiel in op K, draai het keuzewiel  en selecteer Y. Druk op de knop l. ● Het ongewijzigde beeld en het beeld met de gewisselde kleur worden beide weergegeven. ● Standaard wordt groen omgezet in grijs. Geef de kleur op voordat u het beeld wijzigt. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop q. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. Geef de kleur op waarin u het beeld wilt wijzigen. ● Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur. Druk vervolgens op de knop r. X De opgegeven kleur wordt opgenomen. 94 De kleur wijzigen en opnamen maken Geef het gebied op dat moet worden gekleurd in het gewijzigde beeld. ● Door op de knoppen op te drukken of aan het keuzewiel  te draaien, kunt u het gebied wijzigen dat u wilt kleuren. ● Als u alleen de kleur wilt behouden die u hebt gekozen, verhoogt u de waarde van -. Als u kleuren wilt behouden die sterk lijken op de kleur die u hebt gekozen, verhoogt u de waarde van +. ● Als u op de knop l drukt, wordt de instelling vastgelegd en gaat u terug naar het opnamescherm. • Als u de flitser gebruikt, kan het beeld er anders komen uit te zien dan verwacht. • Ook als u de camera uitschakelt, worden de opgenomen kleur en het gebied opgeslagen. • Afhankelijk van het onderwerp wordt het beeld mogelijk onzuiver. Het oorspronkelijke beeld opslaan Het oorspronkelijke beeld wordt tegelijkertijd met het veranderde beeld als apart bestand opgeslagen. Selecteer [Orig. Opslaan]. ● Druk op de knop n en selecteer [Orig. Opslaan] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens [Aan] met de knoppen qr. Het gewijzigde beeld wordt direct na het maken van een opname weergegeven. Houd er rekening mee dat als u het beeld op dat moment verwijdert, zowel het gewijzigde beeld als het oorspronkelijke beeld worden verwijderd. • Beide beelden worden opgeslagen met een serienummer. • Aangezien er twee beelden worden gemaakt voor één opname, kunt u slechts de helft van het aantal opnamen maken dat normaal mogelijk is. 95 L Opnamen maken met Stitch Hulp Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot één panoramisch beeld. Selecteer x of v. ● Stel het programmakeuzewiel in op K, draai het keuzewiel  en selecteer x of v. Maak de eerste opname. X De belichting en de witbalans worden ingesteld bij de eerste opname. Maak de tweede opname. ● Zorg dat de tweede opname de eerste opname gedeeltelijk overlapt. ● Kleine verschuivingen in de overlappende delen worden gecorrigeerd tijdens het samenvoegen van de opnamen. ● U kunt de procedure voor de tweede opname herhalen en maar liefst 26 opnamen maken. ● Ga na de laatste opname verder met stap 4. Voltooi de opname. ● Druk op de knop m. Voeg de beelden samen op een computer ● Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie over het samenvoegen van beelden. Deze functie is niet beschikbaar als u opnamen maakt terwijl deze worden weergegeven op een televisie (p. 76). 96 6 Diverse functies voor het opnemen van films gebruiken Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de onderdelen 'Films opnemen' en 'Films bekijken' uit hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe u geavanceerde functies gebruikt om films op te nemen en te bekijken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op E. • In dit hoofdstuk worden opnamen die zijn gemaakt zoals beschreven in de hoofdstukken 3 – 5, foto's genoemd. 97 De filmmodus wijzigen U kunt kiezen uit drie modi: Stel het programmakeuzewiel in op E. Selecteer een filmmodus. ● Draai het keuzewiel  om een modus te selecteren. X Standaard De normale modus. > Kleur Accent In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle kleuren behalve de opgegeven kleur omzetten in zwart-wit of de opgegeven kleur omzetten in een andere kleur. Zie 'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 93) voor meer informatie. z Kleur Wissel In > en z kan, afhankelijk van het onderwerp, de opname er anders komen uit te zien dan verwacht. De beeldkwaliteit wijzigen U kunt kiezen uit twee instellingen: Selecteer de beeldkwaliteit. ● Druk op de knop m en selecteer vervolgens in het menu FUNC. Selecteer een optie. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De gekozen instelling wordt weergegeven op het scherm. 98 De beeldkwaliteit wijzigen Tabel met beeldkwaliteit Beeldkwaliteit (resolutie/aantal beelden) Inhoud 640x480 pixels, 30 beelden/sec. Met deze instelling maakt u standaardfilms. In dit geval is de opnameresolutie lager, 320x240 pixels, 30 beelden/sec. waardoor de beeldkwaliteit lager uitvalt dan met , maar u kunt drie zo lang opnemen. Geschatte opnametijd Beeldkwaliteit (aantal beelden) 32 MB (meegeleverd) 22 sec. Opnametijd 2 GB 23 min. 49 sec. 1 min. 12 sec. 8 GB 1 uur 35 min. 11 sec. 1 uur 13 min. 10 sec. 4 uur 52 min. 24 sec. • Volgens de testnormen van Canon. • De maximale cliplengte is ongeveer 1 uur. De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is. • Afhankelijk van de geheugenkaart kan de opname ook worden afgebroken als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U wordt aangeraden geheugenkaarten te gebruiken met SD Speed Class 4 of hoger. AE lock/Belichting In X kunt u de belichting instellen of wijzigen in 1/3 stops in een bereik van ±2. Stel scherp. Stel de belichting in. ● Druk op de knop o om de belichting te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk verschijnt . ● Druk nogmaals op de knop o om de vergrendeling op te heffen. Wijzig de belichting. ● Kijk naar het scherm en druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om de helderheid in te stellen. Maak de opname. 99 Overige opnamefuncties In de modus X kunnen de volgende functies op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. In de modi > en z kunnen de functies die zijn voorzien van een * op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. Zie de paginaverwijzingen voor meer informatie. • i Dichter inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) (p. 58) U kunt de digitale zoomfunctie gebruiken maar niet de optische zoomfunctie. Als u opnamen wilt maken met de maximumvergroting, moet u voordat u opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau. Het geluid van het zoomen wordt opgenomen. • Ò De zelfontspanner gebruiken (p. 61)* • e Close-ups maken (Macro) (p. 63)* • u Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) (p. 67)* • De kleurtoon aanpassen (Wit Balans) (p. 71) • De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 73) • Î Opnamen maken met de twee seconden-zelfontspanner (p. 74)* • Opnamen maken via een tv (p. 76)* Gebruik de bedieningsknoppen van de televisie om het geluidsvolume aan te passen. • % Opnamen maken met AF lock (p. 84) • f Handm. scherpstellen (p. 85)* • Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 143)* • De sjabloon weergeven (p. 144)* [Uitsnede] is niet beschikbaar. • Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 145)* U kunt heen en weer schakelen tussen [Continu] en [Uit]. • Functies toewijzen aan de knop c (p. 145)* Afspeelfuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. Zie de paginaverwijzingen voor meer informatie over de desbetreffende functie. • • • • • • • • • • • • Opnamen wissen (p. 25) g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (index weergeven) (p. 104) d Naar beelden zoeken in de springweergave (p. 105) . Diashows bekijken (p. 107) + Beeldovergangen wijzigen (p. 111) Beelden weergeven op een tv (p. 112) / Alle beelden wissen (p. 113) : Beelden beveiligen (p. 117) ; Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 119) \ Beelden roteren (p. 120) Beelden verplaatsen naar een computer (p. 128) { Beelden markeren voor verplaatsen (DPOF) (p. 129) 100 Afspeelfuncties Overzicht voor 'Films bekijken' (p. 30) Uit Afspelen Afspelen in slowmotion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr. Geluid wordt niet afgespeeld.) Het eerste beeld weergeven Eerder beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.) Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.) Het laatste beeld weergeven Bewerken Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een printer die compatibel is met PictBridge (p. 26). Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie. * Bewerken U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen van één seconde. Selecteer *. ● Voer stap 3 uit op p. 30, selecteer * en druk op de knop m. X Het scherm voor filmbewerking en de balk met bewerkingsfuncties worden weergegeven. Bewerkingspaneel voor films Stel het bewerkingsbereik in. ● Druk op de knoppen op en selecteer of . ● Druk op de knoppen qr of draai aan het Bewerkingsbalk voor films keuzewiel  om te verplaatsen. wordt weergegeven bij elke interval van één seconde. Als u selecteert, kunt u het begin van de film bijsnijden vanaf . Als u selecteert, kunt u het einde van de film bijsnijden vanaf . 101 * Bewerken X Zelfs als u verplaatst naar een punt waar niet wordt weergegeven, wordt alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de linkerzijde bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. X Het deel in lichtblauw dat wordt aangegeven door , is het deel van de film dat behouden blijft na het bijsnijden. Controleer de bewerkte film. ● Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m. De bewerkte film wordt afgespeeld. ● Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt bewerken. ● Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op de knoppen op en selecteert u . Druk vervolgens op de knop m en druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren. Druk ten slotte op de knop m. Sla de bewerkte film op. ● Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [Nieuw bestand] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De film wordt opgeslagen als een nieuw bestand. • Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist. • Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen [Overschrijven] selecteren. • Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de bewerkte film mogelijk niet opslaan. Gebruik daarom tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of de (afzonderlijk verkrijgbare) voedingsadapterset (p. 38). 102 7 Verschillende afspeelfuncties en andere functies gebruiken In het eerste deel van dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. In het tweede deel van dit hoofdstuk wordt behandeld hoe u beelden downloadt naar een computer of aangeeft welke beelden u wilt afdrukken. Er wordt verondersteld dat de knop 1 is ingedrukt en dat de camera in de afspeelmodus staat (p. 24). • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt. • De bewerkingsfunctie (pags. 120 – 127) kan niet worden gebruikt als er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart. 103 g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (index weergeven) Door 9 beelden tegelijk weer te geven, vindt u snel het beeld dat u zoekt. Duw de zoomknop naar g. X De beelden worden weergegeven in een index. Het geselecteerde beeld is voorzien van een groen kader en het wordt vergroot weergegeven. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  en selecteer het beeld. ● Als u de zoomknop verschuift naar k, wordt het geselecteerde beeld weergegeven. 9 beelden tegelijk doorzoeken Duw de zoomknop naar g. X De beelden worden weergegeven in een index. Duw de zoomknop opnieuw naar g. X De springbalk verschijnt. Springbalk Druk op de knoppen qr om andere beelden weer te geven. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om tussen de weergaven van 9 beelden heen en weer te schakelen. ● Als u de zoomknop verschuift naar k, keert u terug naar de indexweergave. Als u de knop m ingedrukt houdt en op de knoppen qr drukt, springt u naar de eerste of laatste set beelden. 104 d Naar beelden zoeken in de springweergave Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u zoeken aan de hand van een opgegeven methode of op een opgegeven groep beelden. Een springmethode selecteren ● Druk in de enkelvoudige weergave op de knop o. ● Druk op de knoppen op en selecteer een springmethode. ● Met de knop l schakelt u de weergave van informatie aan en uit. Hiermee springt u naar het eerste beeld van elke opnamedatum. Hiermee wordt de eerste opname in elke categorie weergegeven (p. 119). Ga naar datum Ga naar My Category Ga naar folder Hiermee wordt het eerste beeld van elke map weergegeven. Ga naar film U springt naar een film. 10 Beelden U springt met 10 beelden tegelijk. 100 Beelden U springt met 100 beelden tegelijk. Zoeken op , , en Selecteer een doelfilter. ● Selecteer een filter met de knoppen qr (met uitzondering van ). ● Als u aan het keuzewiel  draait, Doelfilters verschijnen alleen beelden in het doel (in alleen films). ● Met de knop n keert u terug naar de enkelvoudige weergave. 105 d Naar beelden zoeken in de springweergave Bekijk beelden met de filterweergave. ● Als u op de knop m drukt, wordt de filterweergave gestart en verschijnt er een blauw kader. ● Als u op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait, worden de bij stap 1 geselecteerde beelden weergegeven. ● Als u op de knop o drukt, wordt de filterweergave geannuleerd. Naar de volgende en beelden gaan ● Als u op de knoppen qr drukt, wordt het beeld weergegeven dat het geselecteerde aantal beelden verderop is. ● Door aan het keuzewiel  te draaien, springt u per afzonderlijk beeld. ● Met de knop n keert u terug naar de enkelvoudige weergave. Wat als ik een doel niet kan selecteren? Als u kiest bij stap 1 op p. 105 en er geen beelden in categorieën zijn gesorteerd, kunt u alleen selecteren. Als bovendien alleen beelden met dezelfde datum bevat en er in maar 1 map is gemaakt, kunt u slechts 1 doel selecteren. Filterweergave Zelfs in de filterweergave (stap 2), kunt u gefilterde beelden bekijken met 'g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (index weergeven)' (p. 104), '. Diashows bekijken' (p. 107) en 'k Beelden vergroten' (p. 111). Als u echter een andere categorie kiest (p. 119) of een beeld bewerkt en opslaat als een nieuw beeld (p. 121), wordt [Toon alle beelden] weergegeven en wordt de filterweergave geannuleerd. 106 . Diashows bekijken Beelden en films die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven. Selecteer [Dia Show]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 1. Selecteer vervolgens [Dia Show] en druk op de knop m. Selecteer [Start]. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [Start] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Enkele seconden nadat [Laden van beeld…] verschijnt, begint de diashow. ● U kunt de diashow onderbreken/opnieuw starten door nogmaals op de knop m te drukken. ● Druk op de knop n om de diashow te beëindigen. • Als u op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait tijdens het afspelen, gaat u naar het volgende beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, spoelt u snel vooruit door de beelden. • De energiebesparingsfunctie werkt niet tijdens diashows (p. 51). Instellingen wijzigen U kunt de weergavetijd van beelden wijzigen en instellen dat de diashow wordt herhaald. Selecteer [Stel in]. ● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit, selecteer [Stel in] en druk op de knop m. Kies de instelling. ● Druk op de knoppen op en selecteer een optie. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  en selecteer de instelling. ● Met de knop n keert u terug naar het scherm van de diashow. 107 . Diashows bekijken De beelden selecteren die u wilt afspelen De classificatie selecteren U kunt beelden per classificatie selecteren, de beelden samenvoegen in een groep en ze weergeven. Selecteer , ; of . ● Voer stap 2 op p. 107 uit, druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  om , ; of te selecteren en druk op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om de items in te stellen en druk op de knop m. ● Door op de knoppen qr te drukken, kunt u de beelden in de items weergeven. X Nadat u de instelling hebt gemaakt, verschijnt op het scherm. ● Als u nog een keer op de knop m drukt, wordt de selectie geannuleerd. ● De beelden worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn gekozen. ● Druk op de knop n om de instelling te voltooien. ● Voer stap 2 op p. 107 uit om de beelden weer te geven. Afzonderlijke beelden selecteren U kunt de beelden die u wilt afspelen stuk voor stuk selecteren, deze sorteren in custom 1 – 3 en ze vervolgens afspelen. Selecteer . ● Voer stap 2 op p. 107 uit, druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren en druk op de knop m. ● Eerst wordt alleen weergegeven. Als u instelt, kan ook worden geselecteerd. Als u instelt, kan ook worden geselecteerd. 108 . Diashows bekijken Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. ● Nadat u de instelling hebt gemaakt, verschijnen en het geselecteerde volgnummer op het scherm. ● Als u nog een keer op de knop m drukt, wordt de selectie geannuleerd. ● Wanneer u meerdere beelden wilt selecteren, herhaalt u de hierboven beschreven bewerking (maximaal 998 beelden). ● De beelden worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn gekozen. ● Druk op de knop n om de instelling te voltooien. ● Voer stap 2 op p. 107 uit om de beelden weer te geven. Alle beelden selecteren U kunt alle beelden verzamelen en markeren als custom 1 – 3. Selecteer [Markeer]. ● Voer stap 2 op p. 107 uit en selecteer Druk vervolgens op de knoppen op, selecteer [Markeer] en druk op de knop m. . Maak uw selectie. ● Druk op de knoppen op, selecteer [Markeer] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr, selecteer [OK] en druk op de knop m. ● Als u [Markeer] wilt annuleren, selecteert u [Herstel] bij de hierboven beschreven stap. 109 . Diashows bekijken Het effect wijzigen U kunt een effect selecteren dat wordt gebruikt wanneer tussen beelden heen en weer wordt geschakeld. ● Druk op de knoppen op en selecteer . Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een item te selecteren. X Wanneer u een item selecteert, verschijnt een beeld met het effect dat u hebt geselecteerd. ● Bij wordt geen effect weergegeven. ● Speel de beelden af volgens de instructies bij stap 2 op p. 107. Scherpstelling en gezichtsuitdrukking controleren (Focus check) De plaats van het AF-kader wanneer u scherpstelt voor een opname of de opname van een herkend gezicht kan worden vergroot. Druk op de knop l en ga naar het scherm Focus check (p. 43). X Er verschijnt een wit kader op de plaats van het AF-kader tijdens de opname of rond een gezicht. X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht dat tijdens de weergave wordt herkend. X De plaats waar het oranje kader verschijnt, wordt vergroot. Vergroot een ander deel van het beeld. ● Door op de knop m te drukken, gaat u naar een ander wit kader. Wijzig de vergrotingsfactor of -locatie. ● Duw de zoomknop één keer naar k. ● Als u op de knoppen opqr drukt, verandert u de weergavepositie. ● Door de zoomknop naar k te duwen, vergroot u het beeld. Door de zoomknop naar g te duwen, verkleint u het beeld. ● Druk op de knop n om terug te gaan naar stap 2. 110 k Beelden vergroten Duw de zoomknop naar k. ● De vergrote weergave verschijnt. Als u de Geschatte locatie van weergegeven gebied zoomknop vasthoudt, wordt het beeld vergroot tot een maximale zoomfactor van ongeveer 10x. ● Met de knoppen opqr kunt u de locatie van het weergegeven gebied aanpassen. ● Duw de zoomknop naar g om de zoomfactor te verlagen of terug te keren naar de enkelvoudige weergave. ● Met het keuzewiel  kunt u naar volgend beeld bladeren terwijl de beelden nog vergroot worden weergegeven. + Beeldovergangen wijzigen U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het heen en weer schakelen tussen films en beelden in de enkelvoudige weergave. Selecteer [Overgang]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 1. Selecteer vervolgens [Overgang] en selecteer de gewenste overgang met de knoppen qr. X Druk op de knop n om de instelling te bevestigen. Hiermee schakelt u direct heen en weer tussen beelden zonder overgangseffect. De volgende beelden verschijnen geleidelijk. Hiermee schakelt u heen en weer tussen beelden. Wanneer u op de knoppen qr drukt, worden de beelden van links naar rechts verschoven. 111 Beelden weergeven op een tv Met de meegeleverde AV-kabel kunt u de camera aansluiten op een televisie om gemaakte beelden of films te bekijken. Benodigdheden • Camera en televisie • Bij de camera geleverde AV-kabel (p. 2) Schakel de camera en tv uit. Sluit de camera aan op de tv. ● Open het klepje voor de aansluiting en Rood of zwart Geel Geel Zwart steek de stekker van de meegeleverde AV-kabel helemaal in de A/V OUT-uitgang van de camera. ● Steek de kabelstekker helemaal in de video-ingangen zoals wordt getoond in de afbeelding. Zet de televisie aan en stel deze in op de ingang waarop de kabel is aangesloten. Druk op de knop 1 van de camera en schakel de camera in. X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera). ● Als u klaar bent met kijken, schakelt u de camera en televisie uit en haalt u de AV-kabel los. Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de televisie? Als het videosysteem (NTSC/PAL) van de camera niet gelijk is aan dat van de televisie, worden beelden mogelijk niet correct weergegeven. Druk op de knop n en ga naar het menu-item [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste videosysteem in te stellen. 112 / Alle beelden wissen U beelden of films selecteren en in groepen wissen. Gewiste beelden of films kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u een opname of film wist. Beveiligde beelden en films (p. 117) kunt u niet wissen. Selecteer [Wissen]. ● Druk op de knop n en selecteer [Wissen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel Â, selecteer een selectiemethode en druk op de knop m. ● Als u niets meer wilt wissen en wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop n. Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Selectie]. ● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. Selecteer de beelden. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. X Nadat u de instelling hebt gemaakt, verschijnt op het scherm. ● Als u nog een keer op de knop m drukt, wordt de selectie geannuleerd en verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. 113 / Alle beelden wissen Druk op de knop n. Wis. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op de knop m. Reeks selecteren Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 113 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk op de knop m. Selecteer het eerste beeld. ● Druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. Selecteer het laatste beeld. ● Druk op de knop r, selecteer [Laatste beeld] en druk op de knop m. ● U kunt geen beelden voor het eerste beeld selecteren. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren, en druk op de knop m. 114 / Alle beelden wissen Wis. ● Druk op de knop p om [Wissen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer beelden met het keuzewiel  Voer stap 2 en 3 in het scherm hierboven uit, draai aan het keuzewiel  en u kunt het eerste en laatste beeld selecteren. Selecteren op categorie Selecteer [Selecteer Per Datum], [Select. per Category] of [Selecteer Per Folder]. ● Voer stap 2 op p. 113 uit om een categorie te selecteren, en druk op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om de items in te stellen en druk op de knop m. ● Als u op de knoppen qr drukt, kunt u de beelden in de geselecteerde items weergeven. X Nadat u de instelling hebt gemaakt, verschijnt op het scherm. ● Als u nog een keer op de knop m drukt, wordt de selectie geannuleerd en verdwijnt . 115 / Alle beelden wissen Druk op de knop n. Wis. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op de knop m. Wat als ik [Select. per Category] niet kan selecteren? Als er geen beelden in categorieën zijn gesorteerd (p. 119), kunt u [Select. per Category] niet selecteren bij stap 2. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden]. ● Voer stap 2 op p. 113 uit om [Alle beelden] te selecteren en druk op de knop m. Wis. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op de knop m. 116 : Beelden beveiligen U kunt belangrijke beelden en films beveiligen, zodat ze niet door de camera kunnen worden gewist (pags. 25, 113). Selecteer [Beveilig]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 1. Selecteer vervolgens [Beveilig] en druk op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel Â, selecteer een selectiemethode en druk op de knop m. ● Als u wilt annuleren of wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop n. Als u de geheugenkaart formatteert (p. 50), worden beveiligde beelden ook gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist. Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Opdracht]. ● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. ● Voer stap 2 op p. 113 uit om een beeld te selecteren. X Nadat u de instelling hebt gemaakt, verschijnt op het scherm. ● Als u nog een keer op de knop m drukt, wordt de selectie geannuleerd en verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. 117 : Beelden beveiligen Reeks selecteren Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 117 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk op de knop m. ● Voer stap 2 en 3 op p. 114 uit om de beelden te selecteren. Beveilig de beelden. ● Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. Selecteren op categorie Selecteer [Selecteer Per Datum], [Select. per Category] of [Selecteer Per Folder]. ● Voer stap 2 op p. 117 uit om het type te selecteren en druk op de knop m. ● Voer stap 2 en 3 op pags. 115 – 116 uit om beelden te selecteren. Beveilig de beelden. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. Alle beelden selecteren Selecteer [Alle beelden]. ● Voer stap 2 op p. 117 uit om [Alle beelden] te selecteren en druk op de knop m. Beveilig de beelden. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door [Beveilig. uit] te selecteren in stap 2 als u in [Select. Reeks], [Select. per Category] of [Alle beelden] bent. 118 ; Beelden indelen in categorieën (My Category) U kunt beelden en films indelen in categorieën. U kunt de ingedeelde beelden ook in de volgende functies gebruiken. • Springweergave (p. 105), Dia Show (p. 107), Alles wissen (p. 113), Beveilig (p. 117), Print instellingen (DPOF) (p. 132) Selecteer [My Category]. ● Druk op de knop n, selecteer [My Category] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een selectiemethode. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel Â, selecteer een selectiemethode en druk op de knop m. ● Als u wilt annuleren of wilt terugkeren naar het menu, drukt u op de knop n. Afbeeldingen die zijn genomen terwijl [Auto Category] is ingesteld op [Aan], worden automatisch toegewezen aan een categorie (p. 144). Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [Opdracht]. ● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. ● Voer stap 2 op p. 113 uit om beelden te selecteren. ● Druk op de knoppen op, selecteer een categorie en druk op de knop m. X Nadat u de instelling hebt gemaakt, verschijnt op het scherm. ● Als u nog een keer op de knop m drukt, wordt de selectie geannuleerd en verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. 119 ; Beelden indelen in categorieën (My Category) Reeks selecteren Selecteer [Select. Reeks]. ● Voer stap 2 op p. 119 uit om [Select. Reeks] te selecteren en druk op de knop m. ● Voer stap 2 en 3 op p. 114 uit om de beelden te selecteren. ● Druk op de knop p, selecteer het item en druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  en selecteer een type. Kies de instelling. ● Druk op de knop p om [Selectie] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle beelden in de categorie [Select. Reeks] opheffen. \ Beelden roteren U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. Selecteer [Roteren] ● Druk op de knop n en selecteer de tab 1, selecteer vervolgens [Roteren] en druk op de knop m. Roteer het beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om het beeld te selecteren dat u wilt roteren. ● Druk herhaaldelijk op de knop m om de standen 90°/270°/Origineel te doorlopen. ● Met de knop n keert u terug naar het menu. 120 = Het formaat van beelden veranderen U kunt beelden die zijn opgenomen met een hoge resolutie, omzetten in beelden met een lagere resolutie en het kleinere beeld opslaan als een afzonderlijk bestand. Selecteer [Veranderen]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 1, selecteer vervolgens [Veranderen] en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. Selecteer een beeldformaat. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt. Sla het nieuwe beeld op. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. Geef het nieuwe beeld weer. ● Na een druk op de knop n verschijnt het scherm [Nieuw beeld weergeven?]. Als u op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait om [Ja] te selecteren en op de knop m drukt, wordt het opgeslagen beeld weergegeven. • U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie. • U kunt beelden die zijn opgenomen met en , niet opslaan in een lagere resolutie. 121 [ Trimmen U kunt een bepaald gedeelte van een opgenomen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw beeldbestand. Selecteer [Trimmen]. ● Druk op de knop n en selecteer [Trimmen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. Pas het snijgebied aan. Snijgebied X Er verschijnt een groen kader rond het gedeelte van het beeld dat u wilt afsnijden. X Het oorspronkelijke beeld wordt Weergave van snijgebied Resolutie na bijsnijden linksboven weergegeven en het beeld dat overblijft na het bijsnijden, wordt rechtsonder weergegeven. ● U kunt de grootte van het kader kleiner of groter maken door de zoomknop naar links of rechts te duwen. ● Met de knoppen opqr kunt u het kader verplaatsen. ● Met de knop l verandert u de grootte van het kader. ● In een beeld met een herkend gezicht verschijnt een grijs kader rond gezichten linksboven in het scherm. U kunt dit kader gebruiken voor het bijsnijden. U kunt schakelen tussen schermen door aan het keuzewiel  te draaien. ● Druk op de knop m. Een nieuwe afbeelding opslaan en weergeven. ● Voer de bewerkingen uit die zijn beschreven bij stap 4 en 5 op p. 121. • Beelden die zijn opgenomen met , en , kunnen niet worden bijgesneden. • De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden veranderd, is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4). • De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van de oorspronkelijke afbeelding. 122 ? Effecten toevoegen met de functie My Colors U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een nieuw beeld. Zie p. 73 voor meer informatie over elk menu-item. Selecteer [My Colors]. ● Druk op de knop n, selecteer [My Colors] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Nadat u het menu-item hebt geselecteerd, kunt u het beeld vergroten of verkleinen door de stappen uit te voeren die worden beschreven in 'k Beelden vergroten' (p. 111). ● Door op de knop m te drukken terwijl een vergroot beeld wordt weergegeven, kunt u overschakelen naar het oorspronkelijke beeld voordat de kleur werd veranderd. Met de knop n keert u terug naar het menu. Een nieuwe afbeelding opslaan en weergeven. ● Voer de bewerkingen uit die zijn beschreven bij stap 4 en 5 op p. 121. • Als u de kleur van een beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet het gewenste resultaat. • De kleuren van afbeeldingen die zijn opgenomen met My Colors (p. 73), kunnen afwijken van ware kleuren. 123 @ Donkere onderwerpen aanpassen (i-Contrast) Hiermee detecteert u donkere delen in onderwerpen of op gezichten, corrigeert u de helderheid en slaat u het aangepaste beeld op als nieuw bestand. U hebt de keuze uit 4 correctieniveaus: [Auto], [Laag], [Middel], [Hoog]. Selecteer [i-Contrast]. ● Druk op de knop n en selecteer [i-Contrast] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk op de knop m. Selecteer een menu-item. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Een nieuwe afbeelding opslaan en weergeven. ● Voer de bewerkingen uit die zijn beschreven bij stap 4 en 5 op p. 121. Wat als het beeld niet met [Auto] is gecorrigeerd zoals verwacht? Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan. • Afhankelijk van het onderwerp kan het beeld onzuiver worden of niet correct worden aangepast. • Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit afnemen. 124 ] Rode-ogeneffect corrigeren U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als nieuwe bestanden. Selecteer [Rode-Ogen Corr.]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 1, selecteer vervolgens [Rode-Ogen Corr.] en druk op de knop m. X Het scherm [Rode-Ogen Corr.] verschijnt. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren dat u wilt corrigeren. Druk vervolgens op de knop m. X Er verschijnt een kader rond het gebied met rode ogen dat is gedetecteerd door de camera, waarna de optie [Start] verschijnt. ● U kunt het beeld vergroten of verkleinen met de procedure die wordt beschreven in 'k Beelden vergroten' (p. 111). Corrigeer het beeld. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  om [Start] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Het beeld wordt gecorrigeerd en de optie [Nieuw bestand] verschijnt. ● U kunt het beeld vergroten of verkleinen met de procedure die wordt beschreven in 'k Beelden vergroten' (p. 111). Een nieuwe afbeelding opslaan en weergeven. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  om [Nieuw bestand] te selecteren en druk op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. ● Voer de bewerking uit die wordt beschreven bij stap 5 op p. 121. 125 ] Rode-ogeneffect corrigeren Handmatig corrigeren Als de camera rode ogen niet automatisch kan detecteren en corrigeren, kunt u dit handmatig doen. Voeg een correctiekader toe. ● Bij stap 3 op p. 125 selecteert u [Voeg Kader toe]. Druk vervolgens op de knop m. Stel de positie en grootte in. ● Druk op de knoppen opqr om het correctiekader (groen) naar de sectie met rode ogen te verplaatsen. Met de zoomknop pas u de grootte van het kader zodanig aan dat dit alleen rondom het gedeelte staat dat u wilt corrigeren. X Het gebied in het kader wordt rechtsonder in het scherm vergroot weergegeven. ● Als u op de knop m drukt, wordt het eerste kader (wit) vastgezet en verschijnt er een nieuw correctiekader. ● U kunt maar liefst 35 correctiekaders toevoegen. ● Als u de positie en grootte van de kaders hebt ingesteld, drukt u op de knop n. Voer vervolgens stap 3 en 4 op p. 125 uit. Kaders verwijderen • U verwijdert een kader door bij stap 3 op p. 125 [Verw. Kader] te selecteren en vervolgens op de knop m te drukken. • Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een kader (groen) te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. • Als bij stap 4 [Overschrijven] op p. 125 is geselecteerd, wordt het nietgecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist. • Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd. • Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt gecorrigeerd, kan de kwaliteit afnemen. • Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven. 126 ^ Geluidsmemo's toevoegen U kunt een geluidsmemo (WAVE-indeling) opnemen en toevoegen aan een beeld. De toegevoegde geluidsmemo mag tot ongeveer 1 minuut lang zijn. Selecteer [Geluids memo]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 1. Selecteer vervolgens [Geluids memo] en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Het bedieningspaneel voor geluidsmemo's wordt weergegeven. Neem de geluidsmemo op. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● U kunt de opname onderbreken/opnieuw starten door nogmaals op de knop m te drukken. Bedieningspaneel voor geluidsmemo's Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Uit De opname starten Pauzeren (opname of weergave) Afspelen Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [Wissen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m om de geluidsmemo te wissen. • U kunt het volume tijdens het afspelen aanpassen met de knoppen op. • Selecteer en druk op de knop m. Druk vervolgens op de knop n om terug te keren naar het menu. • Het geluid dat is toegevoegd aan een beeld kan ook worden afgespeeld met de meegeleverde software. • Geluidsmemo's van beveiligde beelden kunnen niet worden gewist. 127 Beelden verplaatsen naar een computer 'Beelden downloaden met de camera' In (p. 35) in hoofdstuk 1 wordt beschreven hoe u beelden verplaatst met [Nieuwe beelden]. In deze paragraaf worden andere manieren beschreven om beelden te downloaden. Deze markeringsmethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Selecteer een menu-item. ● Selecteer het menu-item bij stap 1 van de procedure in 'Beelden downloaden met de camera' (p. 35). Download de beelden. ● Druk op de knop c. X Beelden die overeenkomen met de geselecteerde optie, worden verplaatst. X De camera keert terug naar het menu [Verplaats] zodra het verplaatsen is voltooid. Opties voor het menu Verplaats Alle beelden Alle beelden van de geheugenkaart worden omgezet. Nieuwe beelden (p. 35) Verpl. DPOF beeld Select & verplaats Wallpaper 128 Alle beelden die zijn geselecteerd om te worden verplaatst, worden in één keer overgezet (p. 129). Beelden stuk voor stuk selecteren en verplaatsen. Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. Druk vervolgens op de knop c om het beeld te verplaatsen. Een beeld selecteren en downloaden dat u op het bureaublad van de computer als achtergrond (wallpaper) wilt gebruiken. Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. Druk vervolgens op de knop c om het beeld te verplaatsen. { Beelden markeren voor verplaatsen (DPOF) U kunt afzonderlijke beelden selecteren en naar de computer verplaatsen. Deze markeringsmethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Afzonderlijke beelden selecteren Selecteer [volgorde]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 1. Selecteer vervolgens [volgorde] en druk op de knop m. Selecteer [Opdracht]. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [Opdracht] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. ● Druk op de knop m om de selectie te bevestigen. verschijnt linksboven in het scherm. ● Als u nog een keer op de knop m drukt, wordt de selectie geannuleerd en verdwijnt . ● Wanneer u meerdere beelden wilt selecteren, herhaalt u de hierboven beschreven stap (maximaal 998 beelden). ● Door twee maal op de knop n te drukken, slaat u de instellingen op de geheugenkaart op en keert u terug naar het menu. 129 { Beelden markeren voor verplaatsen (DPOF) Alle beelden selecteren ● Wanneer u [Markeer] selecteert in stap 2 op p. 129, verschijnt het scherm dat links wordt weergegeven. ● Als u [OK] selecteert en op de knop m drukt, worden alle beelden gezamenlijk gemarkeerd. ● Als u op de knop n drukt, wordt de geselecteerde inhoud opgeslagen en keert u terug naar het menu. Alle selecties annuleren Als u op het scherm bij stap 2 op p. 129 [Herstel] selecteert en op de knop m drukt, vervolgens op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait om [OK] te selecteren en op de knop m drukt, worden alle markeringen gewist. Het pictogram wordt mogelijk weergegeven bij gebruik van een geheugenkaart met verzendinstellingen van een andere DPOFcompatibele camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen die zijn opgegeven op uw camera. 130 Print Lijst (DPOF) Direct na het maken van opnamen of terwijl u opnamen afspeelt, kunt u beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF) door op de knop c te drukken. U kunt eenvoudig afdrukken vanaf een printlijst door uw camera en printer aan te sluiten. Deze markeringsmethoden voldoen aan de DPOFnormen (Digital Print Order Format). Beelden toevoegen aan de printlijst Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  en selecteer het beeld. Druk op de knop c (video's zijn uitgesloten). De printlijst. ● Druk op de knoppen op en selecteer het aantal afdrukken, druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [Toevoegen] en druk op de knop m. ● Als u het toevoegen van beelden wilt annuleren, drukt u op de knop c. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [Verwijder] en druk op de knop m. Afdrukken In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie Canon SELPHY ES en SELPHY CP. Zie ook de Gebruikershandleiding voor Direct Print. Aantal afdrukken Sluit de camera aan op de printer (p. 26). Druk af. ● Druk op de knoppen op, selecteer [Print nu] en druk op de knop m. X Het afdrukken begint. ● Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start, begint het afdrukken bij de volgende afdruk. 131 Beelden markeren voor afdrukken (DPOF) U kunt afdrukinstellingen instellen voor beelden op een geheugenkaart (tot 998 beelden), zoals de beelden die moeten worden afgedrukt en het aantal af te drukken exemplaren. U kunt daarna alle geselecteerde beelden in één keer afdrukken of met de geheugenkaart naar een fotozaak gaan om afdrukken te bestellen. Zie de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie over het afdrukken van de geselecteerde beelden. Deze markeringsmethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). Afdrukinstellingen U kunt instellingen kiezen voor het afdruktype, de datum en het bestandsnummer. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken. Selecteer [Print instellingen]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 2. Selecteer vervolgens [Print instellingen] en druk op de knop m. Kies de instellingen. ● Druk op de knoppen op om een menu- item te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. X Druk op de knop n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menu. Standaard Eén beeld per pagina afdrukken. Afdruktype Datum File No. Wis DPOF data Aan Uit Aan Uit Aan Uit 132 Index Diverse verkleinde beelden per pagina afdrukken. Beide Zowel standaard- als indexgrootten afdrukken. De datum van de opname-informatie afdrukken. – Het bestandsnummer afdrukken. – Na het afdrukken alle beelden verwijderen die zijn geselecteerd voor afdrukken. – Beelden markeren voor afdrukken (DPOF) • Afhankelijk van de printer of fotozaak is het resultaat mogelijk niet helemaal in overeenstemming met de afdrukinstellingen. • Het pictogram kan worden weergegeven bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere DPOFcompatibele camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen die zijn opgegeven op uw camera. • Bij sommige printers de datum tweemaal worden afgedrukt als [Datum] ingesteld is op [Aan]. • Wanneer [Index], [Datum] en [File No.] zijn ingesteld, kan [Aan] niet worden ingesteld. • De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in [Datum/ Tijd] in 3 (p. 17). Het aantal exemplaren selecteren Selecteer [Sel. beeld & aantal]. ● Druk op de knop n en selecteer de tab 2. Selecteer vervolgens [Sel. beeld & aantal] en druk op de knop m. Selecteer een beeld. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren dat u wilt instellen. Druk vervolgens op de knop m. X U kunt het aantal af te drukken exemplaren instellen. ● Als u [Index] selecteert, verschijnt op het scherm. ● Als u nog een keer op de knop m drukt, wordt de selectie geannuleerd en verdwijnt . Stel het aantal afdrukken in. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om het aantal afdrukken in te stellen (maximaal 99). ● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het aantal afdrukken in te stellen. 133 Beelden markeren voor afdrukken (DPOF) ● Voor [Index] kunt u het aantal afdrukken niet instellen. Selecteer alleen beelden met de procedure van stap 2. X Druk op de knop n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menu. Reeks selecteren Selecteer [Select. Reeks]. ● Selecteer [Select. Reeks] in stap 1 op p. 133 en druk op de knop m. ● Maak selecties door stap 2 en 3 op p. 114 uit te voeren. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen op, selecteer [Opdracht] en druk op de knop m. Select. per Category Selecteer [Selecteer Per Datum], [Select. per Category] of [Selecteer per Folder]. ● Voer stap 1 op p. 133 uit om een type te selecteren en druk op de knop m. ● Voer stap 2 en 3 op pags. 115 – 116 uit om beelden te selecteren. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op de knop m. 134 Beelden markeren voor afdrukken (DPOF) Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt Selecteer [Sel. alle beelden] ● Selecteer [Sel. alle beelden] in het scherm bij stap 1 op p. 133 en druk op de knop m. Kies de afdrukinstellingen. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op de knop m. Alle selecties annuleren Als u [Wis alle selecties] kiest en op de knop m drukt bij stap 1 op p. 133, kunt u op de knoppen qr drukken of aan het keuzewiel  draaien, [OK] selecteren en op de knop m drukken om alle selecties te annuleren. _ Alleen geluid opnemen (Audio Recorder) U kunt continu alleen spraak opnemen, zonder beelden, tot een maximale lengte van 2 uur. U hebt de keuze uit 3 niveaus van geluidskwaliteit. Aflopend van hoog naar laag, zijn dit: [44.100kHz], [22.050kHz], [11.025kHz]. Selecteer [Audio Recorder]. ● Druk op de knop n en selecteer [Audio Recorder] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. 135 _ Alleen geluid opnemen (Audio Recorder) Samplingfrequentie Wijzig de geluidskwaliteit. ● Druk op de knoppen op en selecteer de geluidskwaliteit. Neem het geluid op. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het Resterende tijd keuzewiel  om te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X De opname begint en de opnametijd wordt weergegeven. ● Als u op de knop m drukt, wordt de opname onderbroken. Bedieningspaneel voor geluidsmemo's Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om het menu-item te selecteren, en druk op de knop m. Uit De opname starten. Hiermee stopt u het opnemen of afspelen. Druk op de knoppen op om de spraakopname te selecteren. Als u op de knop m drukt, begint het afspelen. Als u de knop m ingedrukt houdt, wordt de opname teruggespoeld (er wordt geen geluid afgespeeld). Als u de knop m ingedrukt houdt, wordt de opname vooruitgespoeld (er wordt geen geluid afgespeeld). Als u op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait en [Wissen] kiest, en vervolgens op de knop m drukt, wordt het geluid gewist. Als u op de knop m drukt in [Alles wissen] en vervolgens op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait en [OK] selecteert en op de knop m drukt, wordt al het geluid gewist. : Druk op de knop m om geluid te beveiligen. Druk op de knoppen op om het afspeelvolume aan te passen. Geschatte omvang voor geluidskwaliteit en opnametijd Geluidskwaliteit 11.025 kHz 22.050 kHz 44.100 kHz Grootte van 32 MB spraakopname (meegeleverd) 22 kB/sec. 44 kB/sec. 88 kB/sec. 2 GB 8 GB 23 min. 28 sec. 25 uur 22 min. 35 sec. 101 uur 23 min. 47 sec. 11 min. 44 sec. 12 uur 41 min. 18 sec. 50 uur 41 min. 53 sec. 5 min. 52 sec. 6 uur 20 min. 39 sec. 25 uur 20 min. 57 sec. Het opnemen stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is. 136 8 De camera aanpassen U kunt allerlei opnamefuncties aanpassen aan uw voorkeuren. Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en veelgebruikte functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen. 137 Functies aanpassen U kunt enkele handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3 (p. 46). De spaarstandfunctie uitschakelen U kunt de spaarstandfunctie (p. 51) op [Uit] zetten. De instelling [Aan] wordt echter aanbevolen om de accu te sparen. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op om [Automatisch Uit] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr of het keuzewiel  om [Uit] te selecteren. ● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u niet vergeten om na gebruik de camera uit te schakelen. Spaarstand tijdens opnemen U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt uitgeschakeld (p. 51). ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op om [Display uit] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr of het keuzewiel  om een tijdsduur te selecteren. ● Het is raadzaam om een tijd onder [1min.] te selecteren, om de accu te sparen. 138 Functies aanpassen De wereldklok gebruiken Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door simpelweg de tijdzone-instelling te wijzigen. U moet de tijdzone van uw bestemming dan wel van tevoren registreren. U hoeft de datum en de tijd dan niet opnieuw in te stellen. Stel de tijdzone Thuis in. ● Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m. ● Als u dit voor het eerst instelt, controleert u eerst of het links afgebeelde scherm verschijnt en drukt u vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een tijdzone voor thuis te selecteren en druk vervolgens op m. Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op om te selecteren. Stel de tijdzone Wereld in. ● Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om de bestemmingstijdzone te selecteren en druk vervolgens op m. ● U kunt de zomertijd instellen volgens stap 1. Selecteer de tijdzone Wereld. ● Druk op de knoppen op en selecteer [Thuis/Wereld]. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren en druk vervolgens op n. ● verschijnt in de [Tijdzone] of het opnamescherm (p. 42). Als u in de datum of tijd wijzigt (p. 17), worden de datum en tijd voor de optie Thuis ook automatisch gewijzigd. 139 Functies aanpassen De bestandsnummering wijzigen Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met maximaal 2000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen. ● Selecteer [Bestandsnr.] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● [Continu]: Ook als u opnamen maakt met een nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden steeds een oplopend nummer totdat u een opname maakt en opslaat met het nummer 9999. ● [Auto reset]: Als u een nieuwe geheugenkaart gebruikt, begint de bestandsnummering weer bij 0001. • Als u, zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe bestanden een opvolgend nummer krijgen volgens de aanwezige nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u vóór het gebruik de geheugenkaart (p. 50). • Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren of afbeeldingstypen. Een map maken U kunt nieuwe mappen maken om uw opnamen in op te slaan. ● Selecteer [Maak folder] en druk op de knop m. ● Selecteer [Maak nieuwe folder] en druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren. ● Op het scherm verschijnt (p. 42) tijdens het opnemen, en de opnamen worden vastgelegd in een nieuwe map. 140 Functies aanpassen Mappen maken op dag en tijd U kunt een dag en een tijd instellen voor het maken van een map. ● Selecteer [Maak folder] en druk op de knop m. ● Selecteer [Maak autom.] en druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een interval te selecteren. ● Selecteer [Tijd] en druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een tijd in te stellen. ● De nieuwe map wordt gemaakt op de ingestelde dag en tijd. Opnamen die na deze datum worden gemaakt, worden in de nieuwe map opgeslagen. De functie Beeldomkeren uitschakelen Als u beelden afspeelt op de camera of op een computer, worden opnamen die zijn gemaakt in de verticale stand, automatisch gedraaid en verticaal weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Beeldomkeren] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 24). U kunt deze tijd wijzigen in [0 sec.]. ● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de knoppen qr om [0 sec.] te selecteren. 141 Opnamefuncties aanpassen Als u het programmakeuzewiel instelt op 6 en de modus instelt op G, kunt u de instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 46). Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pags. 158 – 159). De functie Slow sync gebruiken Hiermee kunt u personen en belangrijke onderwerpen opnemen met de juiste belichting. De sluitertijd wordt verlengd zodat zowel het onderwerp als de achtergrond de juiste helderheid hebben. ● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op draai aan of het keuzewiel  om [Slow sync] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om [Aan] te selecteren. • Plaats de camera op een statief, vanwege de lange sluitertijd. Het is raadzaam om de opname te maken met [IS modus] ingesteld op [Uit] (p. 145). • Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp niet bewegen totdat het geluid van de sluiterknop stopt. De functie Rode ogen reductie uitzetten Het lampje van de rode-ogenreductiebrandt om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt als u in een donkere omgeving de flits gebruikt bij opnamen. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om [Lamp Aan] te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 142 Opnamefuncties aanpassen Het AF-hulplicht uitschakelen Als de camera niet kan scherpstellen als u de sluiterknop half indrukt, gaat automatisch het lampje branden om te helpen bij het scherpstellen. U kunt dit lampje uitzetten. ● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. Meteen na de opname beeldinformatie weergeven U kunt de beeldinformatie die na de opname wordt weergegeven, wijzigen. ● Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● [Details]: voor gedetailleerde beeldinformatie (p. 43). ● [Focus check]: het gebied binnen het AFkader wordt vergroot weergegeven, zodat u de focus kunt controleren. De procedure is hetzelfde als in 'Scherpstelling en gezichtsuitdrukking controleren (Focus check)' (p. 110). 143 Opnamefuncties aanpassen Beelden automatisch in categorieën indelen Beelden kunnen automatisch in categorieën worden ingedeeld (p. 119) tijdens de opname. ● Selecteer [Auto Category] en druk op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. : voor beelden die zijn opgenomen in de modus I, F of V of beelden waarbij gezichten worden gedetecteerd wanneer [AF Frame] is ingesteld op [Gezicht det.]. ● : voor beelden die zijn opgenomen in de modus U of O. ● : voor beelden die zijn opgenomen in de modus H, P, w, t, y of S. ● Films kunnen niet automatisch in categorieën worden ingedeeld, maar wel via My Category (p. 119). De sjabloon weergeven U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van 3:2 om het afdrukbare gebied voor L-formaat of briefkaart aan te duiden. ● Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● [Raster]: een raster wordt over de weergave geplaatst. ● [Uitsnede]: Gebieden buiten de uitsnede van 3:2 worden grijs weergegeven. Dit gebied wordt niet afgedrukt als u afdrukt op papier met een verhouding van 3:2. • In de modus kunt u niet [Uitsnede] of [Beide] instellen. • De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname. • De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de gedeelten in de grijze gebieden. 144 Opnamefuncties aanpassen Instellingen van de IS-modus wijzigen ● Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● [Continu]: de beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt het resultaat meteen controleren op het scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie of de focus kunt controleren en bijstellen. ● [Opname]: de beeldstabilisatie staat alleen aan op het moment van de opname. ● [Pan]: de beeldstabilisatie werkt alleen op het effect van op- en neerwaartse camerabewegingen. Deze optie wordt aanbevolen voor horizontaal bewegende objecten. • Als de bewegingsonscherpte te groot is, plaatst u de camera op een statief. Het is echter raadzaam om de IS modus in te stellen op [Uit] als u de camera op een statief plaatst. • Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal. Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt. Functies toewijzen aan de knop c ● Selecteer [Instellen c knop] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen opqr of draai aan het keuzewiel  om de functies te selecteren die u wilt toewijzen en druk vervolgens op m. ● Als u op de knop c drukt, wordt de toegewezen functie opgeroepen. • Druk op als u een functie wilt annuleren. • Als het symbool onderaan rechts in een pictogram verschijnt, kan deze functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus of functie-instelling. • In worden bij elke druk op de knop c witbalansgegevens vastgelegd (p. 71) en worden tevens de witbalansinstellingen gewijzigd in . • In hoort u bij elke druk op de knop c het geluid van de ontspanknop (p. 147) op het tabblad 5. Gebruik dit om de aandacht van uw onderwerp te trekken vlak voordat u de opname maakt. 145 De afspeelfuncties aanpassen U kunt instellingen maken op het tabblad 1 door op de knop 1 (p. 46) te drukken. Functies toewijzen aan de knop 1 ● Selecteer [Inst. Weergave Knop] en druk op m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Als u in de afspeelmodus op de knop 1 drukt, wordt de toegewezen functie opgeroepen. • Als u 1 (Standaard) selecteert, kunt u heen en weer schakelen tussen het uitzetten van de camera en de afspeelmodus, of tussen de opnameen de afspeelmodus (p. 24). • Als u . of _ selecteert, kunt u de camera niet uitzetten met de knop 1. • U kunt geen diashows starten tijdens de indexweergave. Het beeld selecteren waarmee het afspelen wordt hervat ● Selecteer [Ga verder] en gebruik de knoppen qr om een optie te selecteren. ● [Laatste f.]: de weergave wordt hervat met de laatst gemaakte opname. ● [Laatst gez]: de weergave wordt hervat met de laatst bekeken opname. 146 5 Het opstartbeeld of -geluid wijzigen (Mijn camera-instellingen) U kunt opnamen die u hebt gemaakt, instellen als opstartbeeld dat verschijnt als de camera wordt ingeschakeld, of geluiden opnemen voor elke cameraactie met het menu 5. Wijzigen ● Druk op de knoppen op of draai aan het keuzewiel  om een optie te selecteren. ● Druk op de knoppen qr om een instelling te selecteren. ● Druk op de knop n om de instelling te voltooien. ● Selecteer [Thema] om alle items op dezelfde nummerinstelling te zetten. Vastleggen Als u op de knop 1 drukt en de camera in afspeelmodus zet, kunt u geluiden en beelden vastleggen. ● Druk op de knoppen qr om of te selecteren en druk vervolgens op de knop l. ● Opstartbeeld: druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een beeld te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m. 147 5 Het opstartbeeld of -geluid wijzigen (Mijn camera-instellingen) ● Geluiden: druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren en druk vervolgens op m. ● Druk na de opname op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren en druk vervolgens op m. ● Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m. Opgeslagen beelden of geluiden op een computer vastleggen U kunt beelden of geluiden vastleggen met de camera van de bijgeleverde software (ZoomBrowser/ImageBrowser). Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie. Eventueel eerder vastgelegde beelden of geluiden worden overschreven als u een nieuw beeld en geluid opneemt (p. 147). Gebruik de meegeleverde software (ZoomBrowser EX/ImageBrowser) om de standaardinstellingen van Mijn camera te herstellen. Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie. 148 9 Nuttige informatie voor het gebruik van de camera Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de camera-accessoires en een aantal functieoverzichten. Verder vindt u aan het einde de index. 149 Aansluiten op het lichtnet Als u de Voedingsadapterset ACK-DC30 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over het batterijpeil. Plaats de koppeling. ● Open het klepje (p. 14) en plaats de gelijkstroomkoppeling op de afgebeelde wijze tot deze vastklikt. ● Sluit het klepje (p. 14). Sluit het snoer aan op de camera. ● Open het klepje en steek de stekker helemaal in de koppeling. Sluit het netsnoer aan. ● Sluit het netsnoer aan op de compacte voedingsadapter en steek vervolgens het andere uiteinde in een stopcontact. ● U kunt de camera inschakelen en gebruiken. ● Wanneer u de camera niet meer gebruikt, schakelt u de camera uit en haalt u het netsnoer uit het stopcontact. Haal het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken. Een extra flitser gebruiken De krachtige flitser HF-DC1 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt gebruikt in aanvulling op de ingebouwde flitser van de camera wanneer het onderwerp te ver weg is om goed te worden belicht. Raadpleeg de handleiding van de flitser voor meer informatie over de bevestiging en het gebruik van deze krachtige flitser. Omstandigheden waarin u de HF-DC1 niet kunt gebruiken In de modus D (p. 89) 150 U denkt dat er een probleem is Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld in het garantiesysteemboekje. Voeding Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt. • Controleer of de batterij(en) goed is (zijn) geplaatst (p. 14). • Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 14). • Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een wattenstaafje en plaats de batterij(en) enige malen opnieuw. Batterij(en) is (zijn) snel leeg. • Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Verwarm de batterij(en), bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen. De lens wordt niet ingetrokken. • Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera aan en opnieuw uit (p. 15). Weergave op televisie Beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 112). Opnamen maken Kan geen opnamen maken. • Stel het programmakeuzewiel in op A (p. 40). • Druk tijdens het afspelen (p. 24) de sluiterknop half in (p. 20). Er verschijnt geen beeld op het scherm. • Druk op de knop l (p. 42). Camerascherm is zwart bij opstarten. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, worden mogelijk niet correct weergegeven als deze zijn ingesteld in de functie Mijn camera (p. 147). Weergave op scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 44). Weergave op scherm is niet goed tijdens opnamen. Houd er rekening mee dat in de volgende gevallen niet kan worden opgenomen op foto's maar wel op films. • Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder worden. • Bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren. • Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood) verschijnen op het scherm. h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt, ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 23). 151 U denkt dat er een probleem is verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 57). • Stel [IS modus] in op [Aan] (p. 145). • Stel de flitser in op h (p. 67). • Verhoog de ISO-waarde (p. 70). Het beeld is wazig. • Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 164). • Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 143). • Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld. • Maak de opname met behulp van de focusvergrendeling, AF lock of handmatige scherpstelling (pags. 78, 84, 85). Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het kader niet en stelt de camera niet scherp. • Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het kader en stelt de camera scherp. Het onderwerp is te donker. • Stel de flitser in op h (p. 67). • Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 72). • Gebruik AE lock of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 87). Het onderwerp is te licht (overbelicht). • • • • Stel de flitser in op ! (p. 57). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 72). Gebruik AE lock of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 87). Het onderwerp is te licht door omgevingsverlichting. Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 23). • Verhoog de ISO-waarde (p. 70). De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 67). • Stel de flitser in op ! (p. 57). Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser. • Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht. Het beeld is onzuiver of korrelig. • Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 70). • Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pags. 55, 56). 152 U denkt dat er een probleem is Ogen worden rood weergegeven (p. 92). • Stel [Lamp aan] in op [Aan] (p. 142). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp (aan de voorkant van de camera) op (p. 40) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan. Schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken van continu-opnamen gaat langzamer. • Formatteer de geheugenkaart in de camera (p. 50). U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC. • Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Bekijk het menuoverzicht (pags. 156 – 159). Films opnemen De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt. • Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte waarmee deze was gemaakt (p. 29). '!' wordt weergegeven op het LCD-scherm en de opname wordt automatisch beëindigd. De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen. • Formatteer de geheugenkaart in de camera (p. 50). • Gebruik een lagere resolutie (p. 99). • Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Afspelen Kan geen beelden of films afspelen. • Als de bestandsnaam of mappenstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen. Het afspelen stopt of het geluid valt weg. • Gebruik een geheugenkaart die in uw camera is geformatteerd (p. 50). • Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken. 153 Lijst met berichten die op het scherm worden weergegeven Als er foutmeldingen verschijnen op het LCD-scherm, kunt u een van de volgende oplossingen proberen. Geen geheugenkaart • De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting (p. 14). Kaart op slot! • Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD- of de SDHC-geheugenkaart staat in de vergrendelingsstand. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 16). Kan niet opnemen • U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd of de geheugenkaart niet goed is geplaatst. Zog dat de geheugenkaart in de juiste richting is geplaatst als u opnamen maakt (p. 14). • Het is niet mogelijk geluidsmemo's toe te voegen aan films (p. 127). Geheugenkaart fout (p. 51) • Als dit foutbericht verschijnt terwijl u de meegeleverde geheugenkaart gebruikt, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. Geheugenkaart vol • Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (pags. 21, 53, 65, 81) of beelden te bewerken (pags. 120 – 127). Wis de beelden (pags. 25, 113) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 14). Vervang accu (p. 14) Geen beeld • Er zijn in het geheugen geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven. Beveiligd! (p. 117) Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./RAW • Niet-ondersteunde beelden of gegevens, of beschadigde beeldgegevens kunnen niet worden weergegeven. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden weergegeven. Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren!/Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld. • Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 111), roteren (p. 120), bewerken (pags. 120 – 127), toe te wijzen aan het beginscherm (p. 147), categoriseren (p. 119) of toe te voegen aan een printlijst (p. 132). • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden vergroot, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het beginscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een printlijst. • Films kunnen niet worden vergroot (p. 111), bewerkt (pags. 120 – 127) of toegewezen aan het beginscherm (p. 147). 154 Lijst met berichten die op het scherm worden weergegeven Kan niet selecteren! • Bij het selecteren van de selectiereeks (pags. 114, 118, 120) hebt u geprobeerd een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam. • U hebt geprobeerd meer dan 501 beelden te selecteren (pags. 114, 118, 120). Verplaatsen niet mogelijk! • Het is niet mogelijk incompatibele beelden te verzenden met de functie Verplaats of beelden te verzenden met beschadigde gegevens, ook niet als deze zijn geselecteerd. • U kunt een film niet als achtergrondbeeld verzenden naar uw pc, zelfs niet als deze is geselecteerd (p. 128). Teveel markeringen. • U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd voor verzending. Selecteer minder beelden dan 998 (p. 132). Kan niet voltooien! • Afdrukinstellingen of verplaatsingsinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Maak het aantal instellingen kleiner en probeer het opnieuw (pags. 129, 132). Fout in benaming. • De bestandsnaam kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde naam of omdat het hoogst mogelijke bestandsnummer is bereikt (p. 140). Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 140) of formatteer de geheugenkaart (p. 50). Incompatibele WAVE • Het gegevenstype van de bestaande geluidsmemo is onjuist, waardoor geen nieuwe geluidsmemo kan worden toegevoegd of afgespeeld (p. 127). Communicatie fout • Er konden geen beelden van de computer worden verplaatst vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart (p. 31). Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Lens fout, herstart camera • Er is een lensfout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit en weer aan te zetten (p. 40). Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens. • Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht. Exx (xx: nummer) • Er is een camerafout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit en weer aan te zetten (p. 40). • Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is de opname mogelijk niet vastgelegd. Controleer de opname in de weergavemodus. • Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het nummer en neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. 155 Beschikbare functies per opnamemodus { — { { { — — { { — { — { { { — — { { { { { 6 8 G D I { — { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { — { { { — { { — { { { — { — { { { — { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { — { — { — { { — { { { — { { { { { { *3 { { { { — { — { { { My Colors (p. 73) — Flitsbelichtingscompensatie (p. 88) Flits output (p. 90)/Tv-/Av-instellingen (p. 89) — — { — { { — Opnamemodi Functie Flitser (pags. 57, 67) h ! Focusing Zone (pags. 63, 67, 85) e u f ISO waarde (p. 70) Transport mode (pags. 61, 62, 72, 74, 75) W " Ò Î $ AF lock (p. 84) AE lock (p. 87)/FE lock (p. 88) TV Display (p. 76) Gezichts Selectie (p. 86) Information Display (p. 42) Aan Uit Geen weergave Functiemenu Exposure Compensation (p. 72)/Exposure Shift (p. 99) Wit Balans (p. 71) Metering System (p. 87) Image Quality (compressieverhouding) (p. 68) Recording Pixels (pags. 68, 98) S A F { { { { { { { { — — { { { { { — — { { { { { — { { { { { { { — { { — { { { — — { — { { { { — — { { { { { — { — { — { { — — — { — { { — — — { — { { — *1 ISO3200 (p. 56) is standaard ingesteld. *2 Alleen belichtingsvergrendeling (AE lock) beschikbaar. *3 Scherm voor Quick Shot wordt weergegeven. 156 Beschikbare functies per opnamemodus V { { { { — — { { — — { { { { { — — { { { { { H { { { { { { { { — — { { { { { — — { { { { { U { { { { — — { { — — { { { { { — — { { { { { O { { { { { { { { — — { { { { { — — { { { { { P { { { { { { { { — — { { { { { — — { { { { { K w { { { { { { { { — — { { { { { — — { { { { { t — — { { — — — { — — { { — { { — — { — { { { { { — { { — { { — { { — { { — { { — { { — y — { { { { { { { — — { { { { { — — { { { { { S { { { { { { { { — — { { { { { — — { { { { { Z — — { { { { { { { { { { — — { { { { { R — — { — { — — { { { { { { { { { { { { { { — Functiemenu { { — { { { — — — { { { *1 TY vx { — { { { { { { { { { { { — { { — — — — { { — — — — { { — — — — — — { — { — { { — — — — — { — { { { X — — — { { { { { — — — — — { — { *2 { — { { — { { { E >z — — — { { { { { — — — — — { — — — { — { — — — { — — — — — — — — — — — { — { { — — — { — { { — — — { — { { — — — { — { { — — — { — { { — — — { — { { — — — { — { { — — — { — { { — — — { — { { — — — { — { { — — — { — { *4 — — — { { { *5 — — — { — { { — — — { — { *5 — — — { — — — { — — { — — — { *4 *5 is standaard ingesteld. is niet beschikbaar. { Selecteerbaar — Niet selecteerbaar 157 Menu's 4 Opnamemenu Opnamemodi Functie Gezicht det. AF Frame (p. 82) AiAF Centrum AF kader afm. (p. 82) Normaal/Klein AF-Punt Zoom (p. 83) Aan/Uit Servo AF (p. 84) Aan/Uit Standaard/Uit Digitale Zoom (p. 58) Digitale Tele-converter (1,7x/2,2x) Slow sync Aan/Uit Rode-Ogen Aan/Uit Flits Instellingen Lamp Aan Aan/Uit (pags. 92, 142) Flitsbelichtingscompensatie Flits output Maximum/Medium/Minimum i-Contrast (p. 91) Uit/Auto Gezicht-zelfont. 1 – 10 opnamen Transport inst. Zelfontspanner 10 sec./2 sec. (pags. 62, 74, 75) Custom*3 Vergrote weergave MF (p. 85) Aan/Uit AF-hulplicht (p. 143) Aan/Uit Bekijken (p. 52) Uit/2 – 10 sec./Vastzetten Terugkijken (p. 143) Uit/Details/Focus check Orig. Opslaan (p. 95) Aan/Uit Auto Category (p. 144) Aan/Uit Uit/Raster Disp. Sjabloon (p. 144) Uitsnede/Beide Histogram Aan/Uit Continu/Uit IS modus (p. 145) Opname/Pan Datum stempel (p. 60) Uit/Datum/Datum & Tijd Instellen c knop (p. 145) { { { — { { { { — { { — 6 8 G D I { { { { { { — { { { — { { { — — { { — { { { — { { { — { { { — { { *1 { — { { { { { { { { { — { — — — { — — — { { { { — { { { — { { { — { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { — { { — { { { — { — — *1 { { { { — { { { { { { { — { { { — { { { { — { { { { { { { — { { { — { { { { A F { { { — { { { { *1 { { — *1 Altijd [Aan]. *2 Beschikbaar als h is geselecteerd. *3 Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden]. 158 Menu's V { { { — { { { { — { { — H { { { — { { { { — { { — U { { { — { { { { *1 { { — O { { { — { { { { — { { — P { { { — { { { { — { { — K w { { { — { { { { — { { — t — — { — { — { { — — — — y { { { — { { { { — { { — S { { { — { { { { — { { — Z { { { — { { — — — — — — R { { { — — { *1 — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — { { { { { { { — { { { — { { { { — { { { { { { { — { { { — { { { { — { { { { { { { — { { { — { { { { — { { { { { { { — { { { — { { { { — { { { { { { { — { { { — { { { { — { { { { { { { — { { { — { { { { — — { { — — { { — { { { — { { { { — { { { { *2 { { — { { { — { { { { — { { { { { { { — { { { — { { { { — { { { { { { { — { { { — { { — { — { { { — { { { — { { { — { { { { — — { — { { { { { { { { — { { { { — — { — — { { — — { — — — { { — { — — { — — { — — — { { — — { — — { — — { — — { — — — { { — — { — — { TY vx { — { — { { — — { — { { — — — — — { — — { { — — E X >z — — { { — — — — — — *1 *1 { — — — — — — — — — — — { Selecteerbaar — Niet selecteerbaar 159 Menu's 3 Instellingenmenu Item Opties/overzicht Ref. pag. Mute Volume LCD Helderheid Aan/Uit* Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). Instellen in een bereik van ±7. p. 47 p. 47 p. 48 Spaarstand Automatisch Uit: Aan*/Uit Display Uit: 10 – 30 sec./1* – 3 min. Thuis/Wereld p. 138 Tijdzone Datum/Tijd Klok Display Formateren Bestandnr. Maak folder Beeldomkeren Maateenheid Lens intrekken Taal Video System Print methode Reset alle * Standaardinstelling Datum- en tijdinstellingen 0 – 5* – 10 – 30 sec./1 – 3 min. Hiermee formatteert u de kaart en wist u alle gegevens Continu*/Auto reset Maak nieuwe folder/Maak autom. Aan*/Uit m/cm*/ft/in 1 min.*/0 sec. Selecteer de weergegeven taal. NTSC/PAL Auto*/ Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 139 p. 17 p. 52 p. 50 p. 140 pags. 140,141 p. 141 p. 85 p. 141 p. 19 p. 112 — p. 49 Informatie over het instellen van de afdrukmethode Normaal gesproken is het niet nodig om de instelling te wijzigen, maar u moet selecteren wanneer u een beeld dat is opgenomen in de modus (Breedbeeld), afdrukt met de instelling voor volledige pagina's voor breed papier met de Canon SELPHY CP750/CP740/CP730/CP720/CP710/CP510/CP520/CP530 Compact Photo Printer. Omdat deze instelling wordt opgeslagen wanneer de camera wordt uitgeschakeld, moet u deze instelling terugzetten op [Auto] als u wilt afdrukken in andere formaten. (Deze instelling kan echter niet worden gewijzigd als de printer is aangesloten.) 1 Afspeelmenu Item Dia Show My Category Wissen Beveilig 160 Opties/overzicht Foto's en films automatisch afspelen. Beelden indelen in categorieën. Beelden wissen. Beelden beveiligen. Ref. pag. p. 107 p. 119 p. 113 p. 117 Menu's i-Contrast Donkere delen van beelden corrigeren. p. 124 Rode-Ogen Corr. Rode ogen in beelden corrigeren. Delen van beelden bijsnijden. Grootte van beelden veranderen en nieuwe beelden opslaan. p. 125 p. 122 Kleuren in beelden aanpassen. Geluid opnemen en toevoegen aan opnamen. p. 123 p. 127 Geluid opnemen. Beelden roteren. Beelden instellen voor downloaden naar een computer. p. 135 p. 120 p. 129 Functies toewijzen aan de knop 1. Laatst gez.*/Laatste f. / */ p. 146 p. 146 p. 111 Trimmen Veranderen My Colors Geluids memo Audio Recorder Roteren volgorde Inst. Weergave Knop Ga verder Overgang * Standaardinstelling p. 121 2 Afdrukmenu Item Print Opties/overzicht Afdrukscherm weergeven. Ref. pag. p. 26 Sel. beeld & aantal Select. Reeks Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken. Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die u wilt afdrukken. p. 133 Selecteer Per Datum Select. per Category Selecteer Per Folder Sel. alle beelden Wis alle selecties Print instellingen Beelden die u wilt afdrukken op datum selecteren. Beelden die u wilt afdrukken op categorie selecteren. Beelden die u wilt afdrukken op map selecteren. Alle beelden selecteren voor afdrukken. Alle instellingen voor afdrukken annuleren. Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 134 p. 135 p. 135 p. 132 5 Menu Mijn camera Item Thema opstart scherm Opties/overzicht Algemene instellingen voor thema's. Het opstartscherm selecteren dat wordt weergegeven wanneer de camera wordt ingeschakeld. opstart geluid Het opstartgeluid selecteren dat wordt afgespeeld wanneer de camera wordt ingeschakeld. Bedieningsgeluiden selecteren (behalve de sluiterknop). Het geluid voor de zelfontspanner selecteren. Het sluitergeluid selecteren. werkgeluid Geluidzelftimer Sluiter geluid Ref. pag. p. 147 161 Voorzorgsmaatregelen Apparatuur • Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten. • Plaats de camera nooit in nabijheid van magneten of motoren die sterk elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterk magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde opnamegegevens. • Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het LCD-scherm of als er vuil vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken. • Gebruik nooit reinigingsmiddelen, ook geen organische oplosmiddelen, om de camera of het LCD-scherm schoon te maken. • Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Neem bij hardnekkig vuil contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon. Raadpleeg hiervoor het garantiesysteemboekje. • Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de tas haalt. • Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd raken. Verwijder de batterij(en) en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt. Geheugenkaarten • Een geheugenkaart is een instrument met zeer geavanceerde elektronica. Buig de kaart niet en stel de kaart niet bloot aan druk, schokken of stoten. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart vastgelegde gegevens beschadigd raken. • Voorkom dat de geheugenkaart in aanraking komt met vocht. Raak de contactpunten van de geheugenkaart niet aan met uw hand of met metalen objecten. • Bewaar geheugenkaarten niet in nabijheid van een televisie, luidsprekers of andere apparaten die magnetisme of statische elektriciteit genereren. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart vastgelegde gegevens beschadigd raken. • Bewaar geheugenkaarten niet in hete, vochtige of stoffige plaatsen. 162 De heroplaadbare lithiumbatterij recyclen Als u uw camera weggooit, moet u eerst de batterij verwijderen en voor recycling aanbieden volgens de regels die in uw land gelden. Open het klepje van de aansluiting en draai de schroeven van de behuizing los (8). Raak de flitser nooit aan! Verwijder de voorkant zoals aangegeven. Raak de flitser nooit aan. Dit kan een elektrische schok veroorzaken. Raak dit gedeelte nooit aan! Open de plastic batterijklep en verwijder de batterij zoals afgebeeld. Raak het gedeelte dat is aangegeven op de afbeelding nooit aan. Dit kan een elektrische schok veroorzaken. Verwijder de behuizing van de camera alleen wanneer u de camera weggooit en de oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen voor recycling. 163 Specificaties Effectieve pixels in camera . . . . . . . .Ongeveer 14,7 miljoen Beeldsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1/1,7 inch CCD (totaal aantal pixels: ongeveer 15 miljoen) Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7,7 (G) – 28,5 (T) mm Overeenkomstig 35-mm filmbereik: 36 (G) – 133 (T) mm f/2.8 (G) – f/5.8 (T) Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 4.0x (in combinatie met de optische zoomfunctie maximaal ongeveer 15x) Optische zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . .Real-image zoeker met zoomfunctie LCD-scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .LCD-kleurenscherm (TFT), 2,5 inch Ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik: 100% Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . .Gezicht det./AiAF (9-punts)/Centrum Servo AF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Aan/Uit Scherpstelbereik (vanaf de voorkant van de lens) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Normaal: 50 cm – oneindig Macro: 5 – 50 cm (G)/ 40 – 50 cm (T) Oneindig: 3 m – oneindig Digitale Macro: 5 – 50 cm Kinderen & dieren: 1 m – oneindig Opnamen maken met handm. scherpstellen: 5 cm – oneindig (G)/40 cm – oneindig (T) Mechanische . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Sluiter en elektronische sluiter Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . .1/60 – 1/1600 sec. 15 – 1/1600 sec. (totaal sluitertijdbereik) Beeldstabilisatie . . . . . . . . . . . . . . . . .Type lensverschuiving Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Deelmeting, Centrumgeoriënteerd gemiddelde of Spotmeting Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . .± 2 stops in stappen van 1/3 stop ISO-waarde (standaarduitvoergevoeligheid, aanbevolen belichtingsindex) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Hoge ISO Automatisch, ISO 80/100/200/ 400/800/1600 Witbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H of Custom Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Aan, Uit * De instellingen Rode ogen red./ Rode-Ogen Corr./Slow sync zijn beschikbaar/ Flitsbelichtingscompensatie (stappen van 1/3)/ Flits output (3 niveaus)/ Flitsbelichtingsvergrendeling beschikbaar Bereik ingebouwde flitser . . . . . . . . . .50 cm – 4,6 m (G)/ 50 cm – 2,4 m (T) Opnamemethoden . . . . . . . . . . . . . . Automatische modus: Auto P/M-modus: Automatische belichting/Handmatig 164 Specificaties Modus Snel beeld Opnamemethode: Auto/automatische belichting Speciale opnamen: Portret, Night Snapshot, Kinderen & dieren, Binnen, Zonsondergang, Flora, Sneeuw, Strand, Vuurwerk, Aquarium, Onderwater, ISO 3200, Digitale Macro, Kleur Accent, Kleur Wissel, Stitch Hulp. Filmmodus: Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel Continu-opnamen . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 1,3 beelden/sec. Zelfontspanner. . . . . . . . . . . . . . . . . . Gezicht-zelfont., ongeveer 10-sec./ongeveer 2-sec. vertraging, Handm. Timer i-Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto/Uit Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/ MultiMediaCard/MMCplus-geheugenkaart/ HC MMCplus-geheugenkaart Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Design rule for Camera File Systemontwerpstandaard, compatibel met DPOF Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . Foto's: Exif 2.2 (JPEG) Films: MOV (beeldgegevens: H.264, audiogegevens: Linear PCM) (mono) Geluidsmemo's, Audio Recorder: WAVE (mono) Compressie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Superfijn, Fijn, Normaal Aantal opgenomen pixels (Foto's). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Groot: 4416x3312 pixels Normaal 1: 3456x2592 pixels Normaal 2: 2592x1944 pixels Normaal 3: 1600x1200 pixels Klein: 640x480 pixels Breedbeeld: 4416x2480 pixels (Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 640x480 pixels (30 beelden/sec.) 320x240 pixels (30 beelden/sec.) Aantal mogelijke opnamen . . . . . . . . LCD-scherm aan: Ongeveer 280 beelden (Volgens CIPA-norm). LCD-scherm uit: ongeveer 700 beelden. Geluid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kwantisatie: 16-bits Samplingfrequentie Geluidsmemo: 11.025 kHz Films: 44.100 kHz Audio Recorder: 11.025 kHz/22.050 kHz/ 44.100 kHz Weergavefunctie . . . . . . . . . . . . . . . . Enkelvoudige weergave, Film afspelen, Vergroot focus, Indexweergave, Vergrote weergave, Springen, Diashow Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . Wissen, Beveiligen, My Category, Veranderen, My Colors, i-Contrast, Trimmen, Roteren, RodeOgen Corr., Geluidsmemo, Audio Recorder 165 Specificaties Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . .Ondersteuning van PictBridge, Canon Direct Print, Bubble Jet Direct Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hi-Speed USB (speciale connector (vrouwelijk) met geïntegreerd type digital, audio en video*) * compatibel met mini-B Video/audio-signaal (NTSC en PAL mogelijk, monogeluid) Communicatie-instellingen . . . . . . . . .MTP, PTP Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Batterij NB-5L (oplaadbare lithium-ionbatterij) Voedingsadapterset ACK-DC30 Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . .10 – 90% Afmetingen (exclusief uitstekende onderdelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96,7x62,2x27,9 mm Gewicht (alleen camerabehuizing). . .Ongeveer 160 g Batterij NB-5L Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Oplaadbare lithium-ionbatterij Spanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3,7 V gelijkstroom Capaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1120 mAh Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 300 keer Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32,0x44,9x7,9 mm Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 25 g Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE Nominaal ingangsvermogen . . . . . . .100 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz), 0,085 A (100 V) – 0,05 A (240 V) Nominaal uitgangsvermogen . . . . . . .4,2 V gelijkstroom, 0,7 A Oplaadtijd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 2 uur 5 min. Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57,5x81,6x21,0 mm Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 65 g (CB-2LX) Ongeveer 59 g (CB-2LXE) (exclusief netsnoer) • Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon. • Het eindproduct of de buitenkant kan afwijken van dit verslag. 166 Index A Aansluiting ................................................ 26 Aantal opnamen ................................. 13, 62 Accessoires .............................................. 36 AE lock ..................................................... 87 AF J Auto Focus AF lock...................................................... 84 Afdrukinstellingen (DPOF)...................... 131 Afdrukken ................................................. 26 Afdrukken/Delen, knop ..................... 26, 145 AF-kader................................................... 22 Afspeelknop...................................... 24, 146 Afspelen J Bekijken AiAF.......................................................... 82 Alle beelden wissen................................ 113 Alles wissen............................................ 113 Apparatuur De camera vasthouden ......................... 11 Standaardinstellingen............................ 49 Aquarium (modus Speciale opnamen) ..... 56 Audio ........................................................ 47 Audio Recorder....................................... 135 Automatische belichting............................ 66 AV-kabel............................................. 2, 112 B Batterij Batterijlader ................................. 2, 12, 38 Datum/tijd-batterij .................................. 18 Herladen................................................ 12 Oplaadlampje ........................................ 13 Spaarstand............................................ 51 Batterijlader .............................................. 12 Beelden Afspelen J Bekijken Beveiligen............................................ 117 Bewerken J Bewerken Opnamen wissen .................................. 25 Weergaveduur....................................... 52 Beelden roteren ...................................... 120 Beelden verplaatsen naar een computer.................................... 31, 128 Beelden weergeven op een tv................ 112 Beeldkwaliteit (compressieverhouding) .... 68 Bekijken (Afspelen) Beelden weergeven op een tv............. 112 Diashow .............................................. 107 Enkelvoudige weergave ........................ 24 Indexweergave.................................... 104 Vergrote weergave.............................. 111 Belichting AE lock .................................................. 87 Correctie................................................ 72 Flitsbelichtingsvergrendeling................. 88 Bestandsnummer ................................... 140 Beveiligen ............................................... 117 Bewerken Beelden roteren................................... 120 Bijsnijden............................................. 122 Formaat veranderen (beelden kleiner maken)...................... 121 i-Contrast............................................. 124 My Colors ............................................ 123 Rode-ogencorrectie............................. 125 Bijsnijden ................................................ 122 Binnen (modus Speciale opnamen) ......... 55 Breed (Resolutie)................................ 68, 69 Briefkaartformaat ...................................... 69 C Camerabeweging ............................. 57, 145 Cd Canon Digital Camera Solution Disk......................................... 2, 31 Compressie J Beeldkwaliteit Continu-opnamen ..................................... 72 D Datum en tijd Datum/tijd-batterij .................................. 18 Instellingen ............................................ 17 Toevoegen aan opname ....................... 60 Wijzigen................................................. 18 Datum en tijd J Datum/Tijd Diashow.................................................. 107 Digitale Macro (modus Speciale opnamen)...................... 64 Digitale Tele-converter ............................. 59 Digitale Zoom ........................................... 58 167 Index Direct Print................................................ 27 DPOF ..................................... 129, 131, 132 E Extra flitser ....................................... 38, 150 F Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen Films Beeldkwaliteit (aantal beelden) ............. 99 Bekijken (Afspelen) ............................... 30 Bewerken ............................................ 101 Modus ................................................... 98 Opnametijd...................................... 29, 99 Resolutie ............................................... 99 Flitsbelichtingsvergrendeling .................... 88 Flitser Aan ....................................................... 67 Extra flitser .................................... 38, 150 Uit.......................................................... 57 Focus check ........................................... 110 Focusvergrendeling.................................. 78 Formaat veranderen (beelden kleiner maken)......................... 121 Formatteren (geheugenkaart) .................. 50 Formatteren J Geheugenkaart formatteren Foutmeldingen........................................ 154 FUNC., menu Basishandelingen.................................. 45 Lijst...................................................... 156 G Geheugenkaarten............................... 14, 16 Beschikbare opnamen .......................... 16 Formatteren .......................................... 50 Geluidsmemo's....................................... 127 Gezichts Selectie...................................... 86 Gezichtsdetectie....................................... 82 Gezicht-zelfontspanner ............................ 62 H Handm...................................................... 85 Handm. scherpstellen............................... 85 Handmatige belichting.............................. 89 Histogram ................................................. 44 Hoge waarde (ISO) ............................ 56, 70 168 I i-Contrast.......................................... 91, 124 Interfacekabel................................. 2, 26, 31 ISO3200 (modus Speciale opnamen) ...... 56 ISO-waarde .............................................. 70 K Keuzewiel ........................................... 39, 41 Kinderen & dieren (modus Speciale opnamen) ..................... 54 Kleur Accent (modus Speciale opnamen) ............... 93, 98 Kleur Wissel (modus Speciale opnamen) ............... 94, 98 Klokfunctie................................................ 52 Krachtige flitser................................. 38, 150 L Lampje................................ 40, 61, 142, 143 LCD-scherm J Scherm Lentebloesem/herfstbladeren (modus Speciale opnamen) .................... 55 Lichtnet................................................... 150 M Meetmethode ........................................... 87 Menu Basishandelingen.................................. 46 Lijst...................................................... 158 Mijn camera............................................ 147 MMCplus/HC MMCplus-geheugenkaart... 16 MultiMediaCard J Geheugenkaart My Category ........................................... 119 My Colors ......................................... 73, 123 N Night Snapshot (modus Speciale opnamen) ..................... 54 O ON/OFF-knop........................................... Onderwater (modus Speciale opnamen).. Oneindig ................................................... Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd Opnamen maken via een tv ..................... 40 56 67 76 Index Opnamen met macrovergroting................ 63 Opnamen wissen...................................... 25 Overzicht van de onderdelen.................... 40 P Panoramische foto's ................................. 96 PictBridge ................................................. 26 Polsriem J Riem Portret (modus Speciale opnamen).......... 54 Printer ................................................. 26, 27 Programmakeuzewiel ............................... 40 Software Beelden verplaatsen naar een computer ........................................ 31 Cd Canon Digital Camera Solution Disk ..................................... 2, 31 Spaarstand ............................................... 51 Standaardinstellingen ............................... 49 Stitch Hulp (speciale opnamen)................ 96 Strand (modus Speciale opnamen) .......... 55 T R Taal van het LCD-scherm......................... 19 Toon (witbalans) ....................................... 71 Raster ..................................................... 144 Resolutie (Beeldgrootte)........................... 68 Riem ..................................................... 2, 11 Rode ogen Automatische correctie.......................... 92 Correctie.............................................. 125 Reductie .............................................. 142 U denkt dat er een probleem is .............. 151 Uitgang ................................................... 112 Uitsnede ................................................. 144 S Scherm Heen en weer schakelen tussen weergaven....................................... 42, 43 Informatieweergave............................... 42 Menubediening................................ 45, 46 Taal van het LCD-scherm ..................... 19 Scherpstellen AF Frame, modus ................................. 82 AF lock .................................................. 84 AF-kader ............................................... 22 AF-Punt Zoom....................................... 83 Gezichts Selectie .................................. 86 Handm. scherpstellen ........................... 85 Servo AF ............................................... 84 SCN (modus Speciale opnamen) ............. 54 SD/SDHC-geheugenkaart ........................ 16 Sepiakleurig.............................................. 73 Servo AF................................................... 84 Sjabloon weergeven ............................... 144 Sluiterknop................................................ 20 Sneeuw (modus Speciale opnamen)........ 55 U V Vergrote weergave ................................. 111 Verwijderen J Wissen Video J Films Voeding J Batterij Voedingsadapterset.......................... 38, 150 Vuurwerk (modus Speciale opnamen) ..... 56 W Waterdichte behuizing .............................. 38 Weergave met overgangseffecten.......... 111 Wereldklok.............................................. 139 Witbalans.................................................. 71 Z Zelfontspanner 10 seconden zelfontspanner ................. 61 Gezicht-zelfontspanner ......................... 62 Twee seconden-zelfontspanner ............ 74 Vertraging en aantal opnamen wijzigen....................... 75 Zoeker ...................................................... 76 Zonsondergang (modus Speciale opnamen)...................... 55 Zoom ............................................ 21, 28, 58 Zwart-witfoto's........................................... 73 169 Informatie over handelsmerken • Het SDHC-logo is een handelsmerk. Disclaimer • Hoewel ernaar is gestreefd de informatie in deze handleiding volledig en accuraat weer te geven, kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard voor mogelijke fouten of weglatingen. • Canon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hierin beschreven hardware en software te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. • Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd, overgedragen, overgeschreven, in een opslagsysteem worden bewaard of in een andere taal worden vertaald zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon. • Canon biedt geen garantie voor schade die het gevolg is van beschadigde of verloren gegevens door verkeerd gebruik of het niet naar behoren functioneren van de camera, de software, de SDgeheugenkaarten (SD-kaarten), pc's, randapparatuur of het gebruik van SD-kaarten van andere fabrikanten dan Canon. 170 CEL-SJ5TA280 © CANON INC. 2008
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171

Canon IXUS 980 IS de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor