Documenttranscriptie
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
De inhoud van de verpakking controleren
Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de volgende
onderdelen bevat. Indien u merkt dat er iets ontbreekt, neem dan contact op
met de leverancier van het product.
Camera
Interfacekabel
IFC-400PCU
Geheugenkaart
(32 MB)
Batterij NB-5L
(met kapje)
AV-kabel
AVC-DC400
Cd Canon Digital
Camera Solution Disk
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE
Polsriem
WS-DC7
Garantiesysteemboekje
Introductiehandleiding
Cd Canon Digital Camera Manuals Disk
• U kunt de bijgesloten geheugenkaart gebruiken om uw nieuwe camera
uit te proberen en wat proefopnamen te maken.
• Adobe Reader is vereist voor het weergeven van de PDF-handleidingen.
U kunt Microsoft Word Viewer 2003 installeren om de Word
handleidingen te openen (alleen Midden-Oosten). Als deze software niet
op uw computer is geïnstalleerd, kunt u deze downloaden via de
volgende website:
http://www.adobe.com (voor PDF)
http://www.microsoft.com/downloads/ (voor Word-indeling)
2
Lees dit eerst
Proefopnamen
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van
Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet
aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout
in de werking van een camera of accessoire, inclusief geheugenkaarten, die
ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden
gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthouder.
In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen,
tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera
of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke
bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor informatie over de garantie op uw camera, raadpleegt u het Canon
garantiesysteemboekje dat bij de camera is geleverd.
U kunt het garantiesysteemboekje ook raadplegen voor contactinformatie
over de Canon Klantenservice.
LCD-scherm
Het LCD-scherm is gefabriceerd met extreem hoge precisietechnieken. Meer
dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er nietwerkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op
een cameradefect. Tevens heeft dit geen invloed op het opgenomen beeld.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De
camerabehuizing kan dan warm worden. Dit duidt niet op een cameradefect.
Geheugenkaarten
Deze camera kan werken met diverse soorten geheugenkaarten. Al deze
kaarten worden in deze handleiding 'geheugenkaarten' genoemd.
3
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken
● Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten. . 21
● Diverse soorten opnamen maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 – 56
- Mooie opnamen maken van mensen
I F V w P
Portretten
(p. 54)
Bij nacht
(p. 54)
Kinderen en
dieren (p. 54)
- Landschapsopnamen maken
O
Gebladerte
(p. 55)
Op het strand
(p. 55)
In de sneeuw
(p. 55)
U
Zonsondergangen
(p. 55)
- Diverse andere opnamen maken
H t y S Z
Binnen
(p. 55)
Vuurwerk
(p. 56)
Aquarium
(p. 56)
Onder water
(p. 56)
Weinig licht
(p. 56)
● Scherpstellen op gezichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 62, 82, 86
● Opnamen maken op plaatsen waar niet geflitst kan worden
(flitser uitschakelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
● Foto's maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61, 62
● De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . 60
● Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . 63
● Close-ups maken van onderwerpen met de zoomfunctie
(digitale macro-opnamen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
● Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
● De grootte wijzigen van de opname (resolutie). . . . . . . . . . . . . . 68
● Continu foto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
● Opnamen maken zonder camerabeweging
(beeldstabilisatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
● Opnamen maken zonder camerabeweging, ook bij weinig licht
(Hoge ISO-waarde) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56, 70
4
Wat wilt u doen?
● Foto's maken met de zoeker. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
● Foto's van bewegende onderwerpen maken met de zoeker . . .
● Continu scherpstellen op bewegende objecten (Servo AF) . . . .
● Donkere objecten bijstellen en opnemen (i-Contrast) . . . . . . . . .
Weergeven
76
79
84
91
1
● De foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
● Foto's automatisch afspelen (diashow) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
● Foto's bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
● Snel foto's zoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104, 105
● Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 113
● Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . 117
Films maken en bekijken
E
● Films maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
● Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Afdrukken
2
● Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Opslaan
● Foto's opslaan op een computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 128
Overige
3
● Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
● De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . 13, 139
5
Inhoudsopgave
De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte
functies van deze camera. De hoofdstukken 4 en volgende beschrijven de
geavanceerde functies, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren.........................................2
Lees dit eerst .....................................3
Wat wilt u doen? ................................4
Bescherming van het LCD-scherm....8
Veiligheidsvoorschriften.....................9
1 Aan de slag ..........................11
De batterij opladen...........................12
De batterij en geheugenkaart
plaatsen ...........................................14
De datum en tijd instellen ................17
De taal van het LCD-scherm
instellen............................................19
De sluiterknop indrukken .................20
Foto's maken ...................................21
Beelden bekijken .............................24
Opnamen wissen .............................25
Opnamen afdrukken ........................26
Films opnemen ................................28
Films bekijken ..................................30
Opnamen downloaden naar
een computer...................................31
Accessoires .....................................36
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires......................................38
2 Meer informatie....................39
Overzicht van de onderdelen...........40
Informatieweergave op het
scherm .............................................42
Lampjes ...........................................44
m Menu FUNC. –
Basishandelingen ............................45
Menu n – Basishandelingen...46
De geluidsinstellingen wijzigen ........47
6
De helderheid van het scherm
wijzigen ........................................... 48
De standaardinstellingen van
de camera herstellen....................... 49
Geheugenkaarten formatteren ........ 50
De functie Spaarstand
(Automatisch Uit)............................. 51
De weergaveduur van de opname
wijzigen ........................................... 52
Klokfuncties..................................... 52
3 Speciale opnamen maken
en de basisfuncties
gebruiken ............................ 53
K Diverse soorten opnamen
maken ............................................. 54
! De flitser uitzetten....................... 57
i Dichter inzoomen op het
onderwerp (Digitale Zoom).............. 58
Datum en tijd aan de opname
toevoegen ....................................... 60
Ò De zelfontspanner gebruiken...... 61
" De gezicht-zelfontspanner
gebruiken ........................................ 62
e Close-ups maken (Macro) .......... 63
R Sterk inzoomen op onderwerpen
(Digitale Macro)............................... 64
4 Instellingen maken voor
de perfecte opname............ 65
G Opnamen maken met
automatische belichting................... 66
h De flitser aanzetten ..................... 67
u Objecten op grote afstand
fotograferen (Oneindig) ................... 67
De resolutie (beeldgrootte)
wijzigen ........................................... 68
Inhoudsopgave
De beeldkwaliteit
(compressieverhouding) wijzigen.... 68
- De ISO-waarde wijzigen .......... 70
De kleurtoon aanpassen
(Wit Balans) .................................... 71
De helderheid (belichtingscompensatie)
aanpassen......................................... 72
W Continu-opnamen ...................... 72
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors) ..................................... 73
Î Opnamen maken met de twee
seconden-zelfontspanner................ 74
$ De zelfontspanner aanpassen ... 75
Opnamen maken met behulp van
de zoeker ........................................ 76
Opnamen maken via een tv ............ 76
Opname maken aan de hand
van het histogram ........................... 77
De compositie van de opname
wijzigen (focusvergrendeling) ......... 78
Opnamen maken met 8
(Quick Shot) .................................... 79
Het Flits output instellen .................. 90
@ Donkere onderwerpen aanpassen
en opnamen maken (i-Contrast)...... 91
Œ Rode-Ogen Corr. ....................... 92
De kleur wijzigen en opnamen
maken.............................................. 93
L Opnamen maken met
Stitch Hulp ....................................... 96
5 Geavanceerde opnamefuncties
gebruiken............................. 81
g Beelden doorzoeken in groepen
van 9 (index weergeven) ............... 104
d Naar beelden zoeken in
de springweergave ........................ 105
. Diashows bekijken .................... 107
Scherpstelling en gezichtsuitdrukking
controleren (Focus check)............. 110
k Beelden vergroten .................... 111
+ Beeldovergangen wijzigen........ 111
Beelden weergeven op een tv....... 112
/ Alle beelden wissen .................. 113
: Beelden beveiligen ................. 117
; Beelden indelen in categorieën
(My Category)................................ 119
\ Beelden roteren ........................ 120
= Het formaat van beelden
veranderen .................................... 121
[ Trimmen.................................... 122
De modus AF Frame wijzigen......... 82
Opnamen maken met vergrote
focusweergave................................ 83
% Opnamen maken met AF lock .. 84
Opnamen maken met Servo AF ..... 84
f Handm. scherpstellen............... 85
0 De persoon selecteren
waarop u wilt scherpstellen
(Gezichts Selectie).......................... 86
De meetmethode wijzigen............... 87
& Opnamen maken met AE lock .. 87
( Opnamen maken met
flitsbelichtingsvergrendeling............ 88
~ Flitsbelichtingscompensatie ....... 88
D De sluitertijd en
diafragmawaarde instellen .............. 89
6 Diverse functies voor
het opnemen van films
gebruiken............................. 97
De filmmodus wijzigen..................... 98
De beeldkwaliteit wijzigen ............... 98
AE lock/Belichting............................ 99
Overige opnamefuncties ............... 100
Afspeelfuncties .............................. 100
* Bewerken .................................. 101
7 Verschillende
afspeelfuncties en andere
functies gebruiken ............ 103
7
Inhoudsopgave
? Effecten toevoegen met
de functie My Colors ......................123
@ Donkere onderwerpen
aanpassen (i-Contrast) ..................124
] Rode-ogeneffect corrigeren.......125
^ Geluidsmemo's toevoegen........127
Beelden verplaatsen naar
een computer.................................128
{ Beelden markeren voor
verplaatsen (DPOF).......................129
Print Lijst (DPOF)...........................131
Beelden markeren voor afdrukken
(DPOF) ..........................................132
_ Alleen geluid opnemen
(Audio Recorder) ...........................135
8 De camera aanpassen.......137
Functies aanpassen.......................138
Opnamefuncties aanpassen ..........142
De afspeelfuncties aanpassen ...... 146
5 Het opstartbeeld of -geluid wijzigen
(Mijn camera-instellingen) ............. 147
9 Nuttige informatie voor het
gebruik van de camera..... 149
Aansluiten op het lichtnet .............. 150
Een extra flitser gebruiken ............ 150
U denkt dat er een probleem is ..... 151
Lijst met berichten die op het
scherm worden weergegeven ....... 154
Beschikbare functies per
opnamemodus .............................. 156
Menu's........................................... 158
Voorzorgsmaatregelen.................. 162
De heroplaadbare lithiumbatterij
recyclen......................................... 163
Specificaties .................................. 164
Index ............................................. 167
Bescherming van het LCD-scherm
• Ga niet zitten wanneer u de camera in een broekzak draagt.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief
beïnvloeden.
• Als u de camera in een tas stopt, zorg dan dat er geen harde
objecten in contact komen met het LCD-scherm.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief
beïnvloeden.
• Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Dit kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief
beïnvloeden.
8
Veiligheidsvoorschriften
• Lees voordat u de camera gebruikt eerst de veiligheidsvoorschriften door. Deze kunt u
hieronder vinden en in het gedeelte 'Veiligheidsvoorschriften'. Bedien de camera altijd
zoals wordt beschreven in de handleiding.
• De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel aan uzelf
of andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
• Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die
u gebruikt.
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel
Waarschuwingen of levensgevaar.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel of
schade aan de apparatuur.
Waarschuwingen
Camera
• Kijk niet via de zoeker van de camera naar een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan uw gezichtsvermogen aantasten.
• Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen en peuters.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Geheugenkaart, dag-/datumbatterij: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem in
dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts.
• Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de
flitser gebruikt.
• Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor
geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding.
• Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
• Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera binnendringen, schakelt u de
camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
• Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners
om de apparatuur schoon te maken.
• Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Batterij, batterijlader
• Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
• Plaats de batterij niet in of in de buurt van open vuur.
• Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater)
of andere vloeistoffen.
• Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen.
9
Veiligheidsvoorschriften
• Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Dit kan dit leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de
omgeving kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond,
huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk
afspoelen met water en medische hulp inschakelen.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u
contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
• Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
• Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de eenheid gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze
oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
• Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden.
• Zorg ervoor dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt of wijzigt en plaats
geen zware voorwerpen op het snoer.
• Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen.
• Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
• Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie.
Voorzichtig
• Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor (CCD) beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
• Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan
schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
• Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
U kunt zich bezeren en de camera kan beschadigd raken.
• Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
• Gebruik de apparatuur niet op een manier die de geschatte capaciteit van de
stroomvoorziening of de bijbehorende bedrading overschrijdt. Gebruik de
apparatuur niet als het netsnoer of de stekker beschadigd zijn, of als de stekker
niet volledig in het stopcontact is gestoken.
• Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen:
- Plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan.
- Plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40° C.
- Vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage, oververhitting of een explosie ontstaan, wat kan leiden tot
brand, brandwonden of ander letsel. Door hoge temperaturen kan bovendien de
behuizing worden vervormd.
• Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels)
in contact komen met de contactpunten of stekker van de oplader.
Dit kan brand, elektrische schokken of andere schade veroorzaken.
• Gebruik de flitser niet als er vuil of stof op zit of als uw vingers of uw kleding
de flitser bedekken.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
10
1
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A, en het bekijken, wissen en
afdrukken van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk
behandelt het maken en bekijken van films en het downloaden van
beelden naar een computer.
De riem bevestigen/De camera vasthouden
• Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw pols om
te vermijden dat de camera valt tijdens het gebruik.
• Houd uw armen tegen uw lichaam aangedrukt en houd de zijkant van
de camera stevig vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet bedekken.
Riem
11
De batterij opladen
Gebruik de meegeleverde lader om de batterij te laden.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
● Zorg dat de markeringen S op de batterij
overeenkomen met de markeringen op de
lader en plaats vervolgens de batterij door
deze naar binnen
en naar beneden
te schuiven.
Laad de batterij op.
● Kantel de stekker
CB-2LX
CB-2LXE
naar buiten en steek
deze in een stopcontact
(CB-2LX).
● Sluit het netsnoer aan op de batterijlader
en steek de andere stekker in een
stopcontact (CB-2LXE).
X Het oplaadlampje gaat rood branden en
het opladen begint.
● Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen
duurt ongeveer 2 uur en 5 minuten.
Verwijder de batterij.
● Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen
en omhoog
te schuiven.
Als u de levensduur van de batterij wilt waarborgen, moet u de batterij
nooit langer dan 24 uur opladen.
12
De batterij opladen
Aantal opnamen dat ongeveer kan worden gemaakt
Aantal
opnamen
LCD-scherm aan.*
280
700
6
LCD-scherm uit.
Afspeeltijd (uren)
* Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen er wellicht meer of minder
opnamen worden gemaakt.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht (p. 42) om de
resterende lading van de batterij aan te geven.
Weergave
Betekenis
Goed.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(knippert rood) Bijna leeg.
'Vervang/verwissel accu.'
Leeg. Laad de batterij op.
De batterij en de lader efficiënt gebruiken
• Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken, of de dag daarvoor.
Geladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
Plaats het klepje zo op een geladen batterij
dat de markering S zichtbaar is.
• De batterij een lange tijd bewaren.
Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig
het klepje voor de aansluiting en berg de batterij op. Wanneer u een batterij die
niet volledig leeg is, een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de
levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
• U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met 100 – 240 V (50/60 Hz)
wisselstroomvermogen. Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een
geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten
zoals elektrische transformators, omdat dit kan leiden tot storingen.
• Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt.
Koop dan een nieuwe batterij.
13
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en geheugenkaart in de camera.
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
● U kunt geen opnamen maken als de kaart
een schuifje voor schrijfbeveiliging bevat
en als dit schuifje dicht zit. Duw het
schuifje omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
● Schuif het klepje naar buiten
omhoog
en
om het te openen.
Plaats de batterij.
● Plaats de batterij op de afgebeelde wijze
totdat deze vastklikt.
● Zorg dat u de batterij in de juiste richting
inbrengt. Zo niet, dan klikt deze niet
goed vast.
Aansluitingen
Plaats de geheugenkaart.
● Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
● Als u de geheugenkaart in de verkeerde
richting probeert te plaatsen, kunt u de
camera beschadigen. Plaats de kaart in
de juiste richting.
Etiket
14
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Sluit het klepje.
● Sluit het klepje
binnen
en schuif het naar
totdat het vastklikt.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
● Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
van de pijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
● Duw de geheugenkaart naar binnen tot
u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
15
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Geheugenkaart
Aantal opnamen
32 MB (meegeleverd)
7
2 GB
516
8 GB
2063
• Deze waarden zijn gebaseerd op een camera met de standaardinstellingen.
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camerainstellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus (p. 21) staat.
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
Compatibele geheugenkaarten
•
•
•
•
•
SD-geheugenkaarten
SDHC-geheugenkaarten
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
Wat is een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'?
SD- en SDHC-geheugenkaarten hebben een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'.
Als dit schuifje dicht zit, verschijnt op het scherm [Kaart op slot!]. U kunt dan geen
beelden opnemen of wissen.
16
De datum en tijd instellen
Het instellingenmenu Datum/Tijd verschijnt wanneer de camera voor het
eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen
worden toegevoegd, op deze instellingen worden gebaseerd, is het
belangrijk dat u deze opgeeft.
Schakel de camera in.
● Druk op de knop ON/OFF.
X Het instellingenmenu Datum/Tijd
verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
● Gebruik de knoppen qr om een optie
te selecteren.
● Gebruik de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om een waarde
te selecteren.
Kies de instelling.
● Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het menu Datum/Tijd gesloten.
● Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
Het instellingenmenu Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en de tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het menu Datum/Tijd iedere keer als u de camera inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2
selecteert en met behulp van de knoppen op of het
keuzewiel  de instelling
kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur)
ingesteld.
17
De datum en tijd instellen
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
● Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
● Druk op de knoppen qr om de tab 3
te selecteren.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Datum/Tijd] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
● Volg stap 2 en 3 op p. 17 om de instelling
op te geven.
● Druk op n om het menu te sluiten.
Datum/tijd-batterij
• De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij; dit is een reservebatterij
die de datum/tijd-instellingen ongeveer 3 weken kan vasthouden nadat de
batterij is verwijderd.
• Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset (afzonderlijk
verkrijgbaar) aansluit (p. 38), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
• Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de camera
inschakelt. Volg de stappen op p. 17 om de datum en de tijd in te stellen.
18
De taal van het LCD-scherm instellen
U kunt de taal wijzigen waarin de menu's en berichten op het LCD-scherm
worden weergegeven.
Open het instellingsmenu voor
de taal van het LCD-scherm.
● Druk op de knop 1.
● Houd de knop m ingedrukt
u op de knop n
terwijl
drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
● Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel  om een taal te
selecteren en druk vervolgens op m.
X De schermtaal wordt gewijzigd.
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok (p. 52) verschijnt als het bij stap 1 te lang duurt nadat u op m hebt
gedrukt en voordat u op n drukt. Als de klok verschijnt, drukt u op m om
de klok te verwijderen en voert u daarna stap 1 opnieuw uit.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te
drukken, de tab 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal]
te selecteren.
19
De sluiterknop indrukken
De sluiterknop heeft twee bedieningsfasen. Druk de sluiterknop altijd eerst
half in om de focus in te stellen en maak daarna de foto.
Druk de sluiterknop half in
(zachtjes drukken tot de
eerste stop).
X De camera stelt automatisch de focus in
en de overige instellingen voor een
opname, zoals helderheid en kleur.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
Druk de sluiterknop helemaal in
(tot de tweede stop).
X U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
● Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
• Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
• Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid bewegen, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te
pauzeren, is het opgenomen beeld wellicht onscherp.
20
Foto's maken
De camera kan automatisch alle instellingen maken, zodat u alleen nog op
de sluiterknop hoeft te drukken om een foto te maken.
Ook wordt bij het fotograferen van personen automatisch het gezicht
herkend. Vervolgens wordt hierop scherpgesteld (p. 82) en worden de kleur
en helderheid geoptimaliseerd.
Kies de modus A.
● Stel het programmakeuzewiel in op A.
Bepaal de compositie voor
de opname.
● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit
kleiner lijkt.
X Als er gezichten worden herkend,
verschijnt een wit kader rond het gezicht
dat als het hoofdonderwerp wordt
beschouwd. Rond de andere herkende
gezichten verschijnt een grijs kader.
21
Foto's maken
Stel scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen (oranje indien
er wordt geflitst).
X Een groen kader geeft aan waarop
de camera is scherpgesteld.
X Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
AF-kaders
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop volledig in. Het
sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt
vastgelegd.
X Als er weinig licht is, wordt de flitser
automatisch geactiveerd.
X Het lampje knippert groen terwijl het beeld
wordt opgeslagen op de geheugenkaart.
X De foto verschijnt gedurende enkele
seconden op het scherm.
● Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de sluiterknop drukken om
een volgende foto te maken.
22
Foto's maken
Wat als...
• Er verschijnt niets op het scherm wanneer de camera wordt ingeschakeld.
Druk op de knop l om het LCD-scherm in te schakelen.
• De camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden behalve de waarschuwingsgeluiden uitgeschakeld. Om het
geluid weer in te schakelen, drukt u op n. Dan selecteert u de tab 3 en
vervolgens de optie [Mute]. Gebruik de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
• Het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Maak de opname binnen
de werkzame flitsafstand van ongeveer 50 cm – 4,6 m met een maximale
groothoekinstelling, en ongeveer 50 cm – 2,4 m met een maximale telelens.
• Het lampje knippert geel en de camera geeft eenmaal een geluidssignaal
wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Het onderwerp is te dichtbij. Ga ongeveer 50 cm naar achteren, druk de
sluiterknop half in en maak de opname wanneer het lampje niet meer
geel knippert.
• Het lampje brandt terwijl de sluiterknop half is ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken,
kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving
(pags. 142 – 143).
• h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt,
ook al was de sluiterknop helemaal ingedrukt.
De flitser is aan het opladen. Houd de sluiterknop volledig ingedrukt. Na een
tijdje gaat het lampje oranje branden en wordt de opname gemaakt.
23
Beelden bekijken
U kunt de opgenomen beelden op het scherm bekijken.
Schakel de afspeelmodus in.
● Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
● Als u op q drukt, doorloopt u de beelden
in de omgekeerde volgorde van opname.
● Als u op r drukt, doorloopt u de beelden
in de volgorde van opname.
● De beelden volgen elkaar sneller op als u
de knoppen qr ingedrukt houdt, maar ze
worden grover weergegeven.
● Het scherm aan de linkerkant verschijnt
als u aan het keuzewiel  draait. Als u
het wiel naar rechts draait, verschijnen de
beelden in de omgekeerde volgorde
van opname. Als u naar links draait,
verschijnen ze in de volgorde van opname.
● Het middelste beeld verschijnt op
volledige grootte als u stopt met draaien
aan het keuzewiel Â.
● Als u op 1 drukt terwijl de lens is
uitgeschoven, keert u terug naar het
opnamescherm.
● Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken. Als u op 1 drukt met de
lens ingetrokken, wordt de camera
uitgeschakeld.
De afspeelmodus in- en uitschakelen
Als u op 1 drukt terwijl de camera is uitgeschakeld, wordt de camera
ingeschakeld in de afspeelmodus. Als u nogmaals op deze knop drukt, wordt de
camera uitgeschakeld. Als u de sluiterknop half indrukt met de camera in de
afspeelmodus, keert u terug naar het opnamescherm.
24
Opnamen wissen
U kunt de opnamen één voor één selecteren en wissen. Let erop dat gewiste
opnamen niet kunnen worden hersteld. Denk goed na voordat u opnamen wist.
Schakel de afspeelmodus in.
● Druk op de knop 1.
Selecteer de opname die u wilt
wissen.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om de te wissen opname
weer te geven.
Wis de opname.
● Druk op de knop p.
X [Wissen] verschijnt.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [Wissen] te selecteren
en druk vervolgens op m.
X De getoonde opname wordt gewist.
● Als u de opname niet wilt wissen, drukt u
op de knoppen qr of draait u aan het
keuzewiel  om [Stop] te selecteren en
drukt u vervolgens op m.
25
Opnamen afdrukken
U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera aansluit
op een printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar).
Benodigdheden
• Camera en printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk
verkrijgbaar)
• De interfacekabel die bij de camera wordt geleverd (p. 2)
Zet de camera en de printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
● Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
● Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Zet de printer aan.
Druk op 1 en zet de camera aan.
X
26
verschijnt op het scherm en de
knop c brandt blauw.
Opnamen afdrukken
Selecteer de opname die u wilt
afdrukken.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om een beeld
te selecteren.
Druk de beelden af.
● Druk op de knop c.
X Het afdrukken begint en de knop c
knippert blauw.
● Als u nog meer opnamen wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
● Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de interfacekabel.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor informatie
over het afdrukken van beelden, inclusief afdrukken met printers die
compatibel zijn met Direct Print.
Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk
verkrijgbaar)
Als u uw camera aansluit op een van de onderstaande Canon PictBridgecompatibele printers, kunt u uw opnamen afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Compact Photo Printers
(SELPHY-serie)
Inkjetprinters
Ga voor meer informatie naar een Canon-dealer bij u in de buurt.
27
Films opnemen
De camera kan automatisch alle instellingen maken, zodat u alleen nog op
de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen.
Kies de modus E.
● Stel het programmakeuzewiel in op E.
Kies de modus X.
● Draai aan het keuzewiel  om
de modus in te stellen op X.
Opnametijd
Bepaal de compositie voor
de opname.
● Als u de zoomknop naar i draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar j draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit
kleiner lijkt.
Stel scherp.
● Druk de sluiterknop half in om scherp
te stellen.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid en
brandt het lampje groen.
28
Films opnemen
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop volledig in.
X De camera begint met de filmopname en
op het scherm verschijnt [ Rec.] en de
verstreken tijd.
● Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de sluiterknop.
● Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar
worden de helderheid en de kleurtoon
automatisch aangepast.
Verstreken tijd
● Raak de microfoon niet aan tijdens
de opname.
● Gebruik behalve de ontspanknop geen
andere knoppen. Het geluid van andere
knoppen wordt met de film opgenomen.
Microfoon
Stop de opname.
● Druk de sluiterknop opnieuw volledig in.
De camera geeft één pieptoon en stopt
met opnemen.
X Het lampje knippert groen en de film wordt
naar de geheugenkaart weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
Geheugenkaart
Opnametijd
32 MB (meegeleverd)
22 sec.
2 GB
23 min. 49 sec.
8 GB
1 uur 35 min. 11 sec.
• Deze waarden zijn gebaseerd op een camera met de standaardinstellingen.
• Bij stap 2 kunt u de opnametijd op het scherm bekijken.
• De maximale cliplengte is ongeveer 1 uur.
De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is.
29
Films bekijken
U kunt de opgenomen films op het scherm bekijken.
Schakel de afspeelmodus in.
● Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte film verschijnt.
X
verschijnt op het filmscherm.
Selecteer een film.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een film te selecteren
en druk vervolgens op m.
X Het filmbedieningspaneel verschijnt op
het scherm.
Speel de film af.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De film wordt afgespeeld.
● U kunt het afspelen van de film pauzeren
en hervatten door nogmaals te drukken
op m.
● Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen.
De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden.
Dit hangt af van de computercapaciteiten.
Voor meer informatie over het filmbedieningspaneel gaat u naar p. 101.
30
Opnamen downloaden naar een computer
U kunt de meegeleverde software gebruiken om de gemaakte opnamen
te downloaden naar een computer.
Benodigdheden
• Camera en computer
• De cd Canon Digital Camera Solution Disk die bij de camera is geleverd
(p. 2)
• De interfacekabel die bij de camera wordt geleverd (p. 2)
Systeemvereisten
Windows
Besturingssysteem Windows Vista (met Service Pack 1)
Windows XP Service Pack 2
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
Processor
Windows Vista Pentium 1,3 GHz of hoger
Beelden bekijken
Windows XP Pentium 500 MHz of hoger
Films bekijken
Core2 Duo 1,66 GHz of hoger
RAM
Windows Vista 512 MB of meer
Beelden bekijken
Windows XP 256 MB of meer
Films bekijken
1 GB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
Canon Utilities
de vaste schijf
PhotoStitch: 40 MB of meer
Beeldscherm
1024x768 pixels/Hoge kleuren (16 bits) of meer
Macintosh
Besturingssysteem Mac OS X (v.10.4 – v.10.5)
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Processor
Beelden bekijken PowerPC G4/G5- of Intel-processor
Films bekijken
Core Duo 1,66 GHz of hoger
RAM
Mac OS X (v.10.5): 512 MB of meer
Beelden bekijken
Mac OS X (v.10.4): 256 MB of meer
1 GB of meer
Films bekijken
Interface
USB
Vrije ruimte op
ImageBrowser: 300 MB of meer
Canon Utilities
PhotoStitch: 50 MB of meer
de vaste schijf
Beeldscherm
1024x768 pixels/32.000 kleuren of meer
31
Opnamen downloaden naar een computer
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows XP en Mac OS X (v.10.4)
gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd Canon Digital Camera
Solution Disk in het cd-romstation
van de computer.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie].
● Volg de instructies op het scherm om
verder te gaan met de installatie.
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
● Verwijder de cd-rom wanneer het normale
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
● Plaats de cd Canon Digital Camera
Solution Disk in het cd-romstation van
de computer.
● Het installatiescherm verschijnt als u
dubbelklikt op het pictogram
in het
cd-romvenster.
● Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder te
gaan met de installatie.
32
Opnamen downloaden naar een computer
Sluit de camera aan op
de computer.
● Zorg dat de camera is uitgeschakeld
voordat u deze aansluit.
● Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
● Steek de grote kabelstekker in de USBpoort van de computer. Raadpleeg de
handleiding van de computer voor meer
informatie over de aansluiting.
Maak een verbinding tussen
de camera en de computer.
● Druk op 1 en zet de camera aan.
Open CameraWindow.
Windows
● Selecteer [Canon CameraWindow] en klik
op [OK].
X CameraWindow verschijnt.
● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u
op het menu [Start] en selecteert u
[All Programs/Alle programma's] of
[Programs/Programma's] gevolgd door
[Canon Utilities]
[CameraWindow]
[CameraWindow]
[CameraWindow].
X Het menu Verplaats verschijnt op het
camerascherm en de knop c
brandt blauw.
33
Opnamen downloaden naar een computer
Macintosh
X Wanneer u een verbinding maakt tussen
de camera en de computer, verschijnt het
venster CameraWindow.
● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u
op het pictogram [CameraWindow] op
de taakbalk onder aan het bureaublad.
X Het menu Verplaats verschijnt op het
camerascherm en de knop c
brandt blauw.
U kunt geen opnamen maken terwijl het menu Verplaats wordt
weergegeven.
Opnamen downloaden met een computer
● Klik op [Transfer Untransferred Images/
Niet-verplaatste opnamen verplaatsen].
X Alle opnamen die nog niet zijn
gedownload, worden nu naar de computer
gedownload.
● Nadat het downloaden is voltooid,
schakelt u de camera uit en verwijdert
u de kabel.
● Raadpleeg voor overige acties
de Startershandleiding.
34
Opnamen downloaden naar een computer
Beelden downloaden met de camera
Selecteer [Nieuwe beelden].
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Nieuwe beelden]
te selecteren.
● Als u niet het scherm aan de linkerkant
te zien krijgt, druk u op de knop n.
Download de beelden.
● Druk op de knop c.
X Alle opnamen die nog niet zijn
gedownload, worden nu naar de computer
gedownload.
● Nadat het downloaden is voltooid,
schakelt u de camera uit en verwijdert
u de kabel.
● Raadpleeg voor overige acties
de Startershandleiding.
Gedownloade beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in
afzonderlijke submappen in de map 'My Pictures/Mijn afbeeldingen'
van Windows of 'Pictures/Afbeeldingen' van Macintosh.
35
Accessoires
Geleverd bij de camera
Interfacekabel
IFC-400PCU*1
Polsriem
WS-DC7
AV-kabel
AVC-DC400*1
Batterij NB-5L*1
(met kapje)
Geheugenkaart
(32 MB)
Batterijlader
CB-2LX/CB-2LXE*1
Cd Canon Digital Camera
Solution Disk
Voedingsadapterset ACK-DC30
Gelijkstroomkoppeling DR-30
Compacte
voedingsadapter CA-DC10
Netsnoer
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Zie de gebruikershandleiding van de printer voor meer informatie over de printer
en interfacekabels.
36
Accessoires
Krachtige flitser
HF-DC1
Inkjetprinters*2
Compact Photo Printers*2
(SELPHY-serie)
(CP-serie)
Kaartlezer
Windows/
Macintosh
Waterdichte behuizing
WP-DC27
Video IN-aansluiting
Waterdichte behuizing
Gewicht voor WW-DC1 (Gebruik een
van de vier meegeleverde gewichten)
Audio IN-aansluiting
TV/Video
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen voor een uitstekende prestatie wanneer het wordt gebruikt in
combinatie met Canon-accessoires. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade
aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door
de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of
explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is
op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires van een ander
merk, hoewel u deze reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
37
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht.
Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar
in sommige regio's.
Voedingen
• Voedingsadapterset ACK-DC30
Met deze set kunt u de camera voeden via een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een computer. U kunt op deze manier niet
de batterij in de camera opladen.
• Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Een adapter om batterij NB-5L op te laden.
• Batterij NB-5L
Oplaadbare lithiumbatterij.
Overige accessoires
• Waterdichte behuizing WP-DC27
Wanneer u deze waterdichte behuizing gebruikt, kunt u onderwateropnamen
maken tot een diepte van 40 meter. Deze behuizing is ook ideaal voor zorgeloos
fotograferen in de regen, op het strand en op de skipiste.
• Krachtige flitser HF-DC1
Met deze extra flitser die op de camera kan worden bevestigd, kunt u
onderwerpen belichten die te ver weg zijn voor de ingebouwde flitser.
38
2
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en
de informatie op het scherm, evenals het basisgebruik.
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
• In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en
keuzewielen van de camera voorstellen.
• Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken: [ ].
• De knoppen die een richting aanduiden, het keuzewiel en de knop
FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
(Knop Omhoog)
(Knop FUNC./SET)
(Knop Rechts)
(Knop Links)
(Knop Omlaag)
(Keuzewiel)
•
: Tips voor het oplossen van problemen.
•
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen.
•
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn.
•
: Aanvullende informatie.
• (p. xx): Referentiepagina's. 'xx' duidt het paginanummer aan.
• In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat alle functies
de standaardinstellingen hebben.
39
Overzicht van de onderdelen
Lampje (AF-hulplicht (p. 143) / Lampje
voor Auto. Rode ogen red. (p. 142) /
Lampje van zelfontspanner (p. 62))
Microfoon (p. 29)
Lens
Zoomknop
Opnamen maken: i (Telelens) /
j (Groothoek) (p. 21)
Weergeven: k (Vergroten) /
g (Index) (p. 104)
Sluiterknop (p. 20)
ON/OFF-knop
Luidspreker
Flitser (pags. 57, 67)
Aansluiting statief
Klepje van aansluiting voor
gelijkstroomkoppeling (p. 150)
Klepje van geheugenkaart /
batterijhouder (p. 14)
Bevestigingspunt van polsriem (p. 11)
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel kunt u de opnamemodi wijzigen.
Automatische modus
Hiermee kunt u opnamen maken
en de instellingen automatisch aan
de camera overlaten (p. 21).
Automatische belichting/
handmatige modus
Hiermee kunt u op verschillende
manieren opnamen maken, waarbij
alle camera-instellingen worden
gebruikt (pags. 65, 81).
Snel beeld
Hiermee kunt u foto's maken
met de zoeker, zonder iets te
missen (p. 79).
40
Modus voor speciale
opnamen
De camera kan automatisch
alle geschikte instellingen
voor de opname maken,
zodat u alleen nog op de
sluiterknop hoeft te drukken
om het beeld vast te leggen
(p. 54).
Filmmodus
Voor het maken van
films (pags. 28, 97).
Overzicht van de onderdelen
Lampjes (p. 44)
LCD-scherm (p. 42)
Knop c (Afdrukken/Delen)
(pags. 26, 145)
Zoeker (pags. 76, 79)
Programmakeuzewiel
Knop 1 (Afspelen) (pags. 24, 146)
A/V OUT- (audio-/video) en DIGITALuitgang
Knop n (p. 46)
Knop l (Weergave) (pags. 42, 43)
Knop ISO waarde (p. 70) / d (Ga naar)
(p. 105) / o
Knop e (Macro) (p. 63) / u (Oneindig)
(p. 67) / f (Handm. scherpstellen)
(p. 85) / q
Keuzewiel
Knop m FUNC./SET (Functie/
Instellen) (p. 45)
Knop h (Flitser) (pags. 57, 67) / r
Knop W (Continue Opname) (p. 72) /
Q (Zelfontspanner) (pags. 61, 62) /
a (1 Opname wissen) (p. 25) / p
Keuzewiel
Als u
ziet op het scherm, kunt u een optie selecteren door aan het
keuzewiel te draaien.
Verdwijnt na enkele
seconden
Ook als u
niet ziet, werkt het keuzewiel op dezelfde manier als de
knoppen voor de richting (p. 39).
41
Informatieweergave op het scherm
Opname (informatieweergave)
Belichtingscompensatie
(p. 72)
Wit Balans (p. 71)
My Colors (p. 73)
Flitsbelichtingscompensatie / Flits output
(pags. 88, 90)
Lichtmeetmethoden (p. 87)
Beeldkwaliteit
(Compressie) (p. 68)
Resolutie (p. 68)
Histogram (p. 44)
Digitale Zoom (p. 58) /
Digitale Tele-converter
(p. 59)
*
Macro (p. 63) / Oneindig
(p. 67) / Handm.
scherpstellen (p. 85)
ISO waarde (p. 70)
Flits mode (pags. 57, 67)
Rode-Ogen Corr. (p. 92)
Transport mode (pags. 61,
62, 72, 75)
Camerastand*
Batterij-oplaadlampje
(p. 13)
Opnamemodus
AF Frame (p. 22)
Spotmetingpunt (p. 87)
AF lock (p. 84)
i-Contrast (p. 91)
Maak folder (p. 140)
Resterend aantal opnamen
(Foto's) (p. 16) /
Resterende tijd (films)
(p. 29)
Disp. Sjabloon (p. 144)
Sluitertijd (p. 89)
Diafragmawaarde (p. 89)
Tijdzone (p. 139)
Beeldstabilisatie (p. 145)
Datum opname (p. 60)
AE lock (pags. 87, 99) /
Flitsbelichtingsvergrendeling (p. 88)
: Standaard,
: Rechterkant omlaag,
: Linkerkant omlaag
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of
horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname.
Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera
vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Deze functie werkt mogelijk niet goed wanneer de camera recht omhoog of
recht omlaag wijst.
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop l.
Display uit
42
Geen informatieweergave
Informatieweergave
Informatieweergave op het scherm
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Print Lijst (p. 131)
My Category (p. 119)
Opnamemodus
Sluitertijd (p. 89)
Belichtingscompensatie
(p. 72)
Wit Balans (p. 71)
Histogram (p. 44)
Opname bewerken
(pags. 120 – 126)
Beeldkwaliteit
(Compressie) (p. 68) /
(Films) (p. 98)
Resolutie (p. 68)
Batterij-oplaadlampje
(p. 13)
Lichtmeetmethoden (p. 87)
Mapnummer – Bestandsnummer (p. 140)
Nummer van
weergegeven beeld /
Totaal aantal beelden
ISO waarde (p. 70)
Diafragmawaarde (p. 89) /
Beeldkwaliteit (Films)
(p. 98)
i-Contrast (p. 124)
Flitsbelichtingscompensatie / Flits output
(pags. 88, 90)
Macro / Oneindig / Handm.
scherpstellen
(pags. 63, 67, 85)
Bestandsgrootte
(pags. 68, 98)
Resolutie (p. 68) /
Verstreken tijd (Films)
(p. 99)
Geluids memo (p. 127)
Beveilig (p. 117)
My Colors (p. 73)
Rode-Ogen Corr. (p. 125)
Opnamedatum en -tijd
(p. 60)
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop l.
Geen informatieweergave
Weergave voor
focuscontrole (p. 110)
Korte
informatieweergave
Uitgebreide
informatieweergave
43
Informatieweergave op het scherm
Weergave tijdens opnamen in donkere omgevingen
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm
automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de functie
Nachtscherm). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid
van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan
ruis kan ontstaan en de bewegingen van het onderwerp op het LCD-scherm zijn
wellicht wat hoekig. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de 'Uitgebreide informatieweergave' (p. 43) flikkeren de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram
Hoog
Laag
Donker
Helder
● De grafiek die verschijnt in de 'Uitgebreide
informatieweergave' (p. 43) en 'Opname
maken aan de hand van het histogram'
(p. 77) wordt 'histogram' genoemd. Het
histogram geeft de verdeling en de
hoeveelheid helderheid van een opname
aan. Als de grafiek meer naar rechts staat,
is de opname helder. Staat de grafiek
meer naar links, dan is de opname
donker. Op deze manier kunt u de
belichting controleren.
Lampjes
De lampjes op de achterkant van de camera (p. 41) branden of knipperen in
de volgende situaties.
Kleur
Groen
Oranje
Geel
Status
Brandt
Knippert
Brandt
Knippert
Brandt
Knippert
Bedieningsstatus
Opnamevoorbereiding voltooid (p. 21)/Display uit (p. 138)
Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens (p. 21)
Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan) (p. 21)
Waarschuwing: camera beweegt (p. 57)
e (p. 63)/u (p. 67)/% (p. 84)/f (p. 85)
Problemen bij scherpstellen (p. 23)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of
opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden.
U mag dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de
geheugenkaartsleuf of de batterijhouder openen, of de camera schudden
of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen, of storingen
veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
44
m Menu FUNC. – Basishandelingen
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. Het menu
en de menu-items zijn afhankelijk van de opnamemodus (p. 156).
Druk op de knop m.
X Het menu FUNC. verschijnt.
Selecteer een menu-item.
X Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
Beschikbare opties
Menu-items
keuzewiel  om een optie te selecteren.
staat, kunt u ook
instellen door op de knop l
te drukken.
● Opties waarbij
Druk op de knop m.
X De instelling wordt gemaakt en u keert
terug naar het standaardopnamescherm.
X De gekozen instelling wordt weergegeven
op het scherm.
45
Menu n – Basishandelingen
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De menu-items zijn afhankelijk van de modus (pags. 158 – 161).
Druk op de knop n.
Selecteer een tab.
● Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop (p. 40) naar links of naar rechts
om een tab (categorie) te selecteren.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een menu-item te
selecteren.
● Voor sommige instellingen moet u eerst
naar een ander scherm overschakelen
met behulp van de knop m.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knop n.
● De instelling wordt gemaakt en u keert
terug naar het standaardopnamescherm.
46
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de geluiden van de cameraknoppen uitschakelen of het volume ervan
aanpassen.
Geluiden dempen
● Druk op de knop n en selecteer
de tab 3. Selecteer vervolgens [Mute]
en gebruik de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Het volume aanpassen
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 3. Selecteer vervolgens [Volume] en
druk op de knop m.
● Druk op de knoppen op om een item
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel
 om het volume aan te passen.
47
De helderheid van het scherm wijzigen
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
● Druk op de knop n en selecteer
de tab 3. Selecteer vervolgens [LCD
Helderheid] en druk op de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om de helderheid
te wijzigen.
● Druk opnieuw op de knop n om
de instelling te voltooien.
Met de knop l
● Druk meer dan een seconde lang op
de knop l.
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
● Druk nogmaals langer dan een seconde
op de knop l om de vorige
helderheid van het scherm te herstellen.
• De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het scherm
de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
• U kunt de helderheid van het scherm niet wijzigen, ook niet door op
de knop l te drukken, als u de helderheid al op maximaal hebt
ingesteld op het tabblad 3.
48
De standaardinstellingen van
de camera herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de
standaardinstellingen van de camera herstellen.
Selecteer [Reset alle].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 3. Selecteer vervolgens [Reset alle]
en druk op de knop m.
Herstel de instellingen.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
• [Datum/Tijd] (p. 17) op het tabblad 3, [Taal] (p. 19), [Video Systeem] (p. 112)
en [Tijdzone] (p. 139).
• Geluiden of beelden die zijn toegewezen aan de tab 5 (p. 147).
• De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 71).
• De kleuren die zijn geselecteerd in Kleur Accent (p. 93) of Kleur Wissel (p. 94).
49
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken, of een geheugenkaart
die al is gebruikt in een andere apparaat, moet u de kaart formatteren met
deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart
worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens
niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart
gaat formatteren.
Selecteer [Formateren].
● Druk op de knop n en selecteer
de tab 3. Selecteer vervolgens
[Formateren] en druk op de knop m.
Formatteer de geheugenkaart.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
X Als het formatteren is voltooid, keert het
scherm terug naar de menuweergave.
Low Level Format
Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van
een geheugenkaart is verminderd.
● Gebruik hierboven bij stap 2 de knoppen
op om [Low Level Format] te selecteren
en gebruik vervolgens de knoppen qr of
het keuzewiel  om
weer te geven.
● Druk op de knoppen opqr om [OK]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
X De Low Level Format wordt uitgevoerd.
50
Geheugenkaarten formatteren
Informatie over formatteren
• De meegeleverde geheugenkaart is al geformatteerd.
• Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed
werkt, kan het probleem wellicht worden opgelost door de geheugenkaart te
formatteren. Kopieer eerst de opnamen van de geheugenkaart naar een
computer of een ander apparaat voordat u gaat formatteren.
• Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de
kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt verwijderd. Wees
voorzichtig wanneer u een geheugenkaart overdraagt of weggooit.
Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te vermijden dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
• Als u geluid (p. 135) hebt opgenomen op de geheugenkaart, verschijnt
bij stap 2 in de rechterbovenhoek van het scherm _. Het formatteren
van de kaart heeft ook als gevolg dat het geluid wordt verwijderd.
• De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan is aangegeven op de
geheugenkaart.
• Een Low Level Format kan langer duren dan de normaal formatteren,
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
• U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. U kunt een geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken als u het formatteren hebt afgebroken, maar de
gegevens zijn gewist.
De functie Spaarstand (Automatisch Uit)
Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als
er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnemen
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera gedurende ongeveer
1 minuut niet is gebruikt. Na ongeveer 3 minuten wordt de lens ingetrokken
en de camera uitgeschakeld.
Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken en u de
sluiterknop half indrukt (p. 20), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt
u weer opnemen.
Spaarstand tijdens afspelen
Als u de camera gedurende ongeveer 5 minuten niet gebruikt, worden het
scherm en de camera uitgeschakeld.
• U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 138).
• U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 138).
51
De weergaveduur van de opname wijzigen
Nadat u een opname hebt gemaakt, wordt deze ongeveer 2 seconden lang op
het scherm weergegeven. U kunt de weergaveduur van uw opnamen wijzigen.
Selecteer [Bekijken].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 4. Gebruik vervolgens de knoppen
qr om de weergaveduur te selecteren.
● Druk in de indexweergave (p. 24) de
sluiterknop half in en wanneer de camera
overschakelt op de opnamemodus, drukt
u op de knop n.
Klokfuncties
U kunt kijken hoe laat het is.
● Druk op de knop m totdat links
het klokscherm verschijnt.
X De huidige tijd wordt ongeveer
5 seconden lang weergegeven.
● Als u de stand van de camera wijzigt
en op de knoppen qr drukt of aan het
keuzewiel  draait, kunt u de
weergavekleur wijzigen.
● Druk op m om de klokweergave
te annuleren.
De weergegeven tijd wijzigen
Druk op de knop n, selecteer de tab 3 en selecteer vervolgens het menuitem [Klok Display]. Gebruik de knoppen qr om de tijd te selecteren.
Houd de knop m ingedrukt en druk op de ON/OFF-knop om de klok weer
te geven.
52
3
Speciale opnamen maken en
de basisfuncties gebruiken
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van speciale opnamen met behulp
van het programmakeuzewiel en het gebruik van andere
basisfuncties, zoals de flitser en de zelfontspanner.
• Als u via de modus K een modus selecteert die overeenkomt met het
soort opname dat u wilt maken, maakt de camera automatisch de nodige
instellingen. Daarna hoeft u alleen nog op de sluiterknop te drukken om
de beste opnamen voor die situatie te maken.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat u het programmakeuzewiel hebt
ingesteld op K of dat u de modus A hebt ingesteld.
• 'K Diverse soorten opnamen maken' (pags. 54 – 56) en 'R Sterk
inzoomen op onderwerpen (Digitale Macro)' (p. 64) kunt u alleen
gebruiken in de modus K.
53
K Diverse soorten opnamen maken
Als u de juiste modus selecteert, maakt de camera automatisch de nodige
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Stel het programmakeuzewiel in
op K (p. 40).
Draai het keuzewiel  naar
de gewenste modus.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
● Hiermee krijgt u een zacht beeld wanneer
u mensen fotografeert.
F Foto's maken bij nacht
(Night Snapshot)
● Hiermee kunt u mooie foto's maken van
personen bij nacht of met een nachtelijk
stadsgezicht als achtergrond.
● Als u de camera stevig vasthoudt, kunt u
ook zonder statief scherpe foto's maken.
V Foto's van kinderen of dieren
(Kinderen & dieren)
● Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
54
K Diverse soorten opnamen maken
H Binnenshuis foto's maken
(Binnen)
● Hiermee maakt u binnenshuis mooie
foto's met natuurlijke kleuren.
U Zonsondergangen
fotograferen (Zonsondergang)
● Hiermee maakt u foto's van
zonsondergangen in levendige kleuren.
O Foto's nemen van gebladerte
(Flora)
● Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P Mensen in de sneeuw
fotograferen (Sneeuw)
● Hiermee maakt u goed belichte foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen een
besneeuwde achtergrond.
w Strandfoto's maken (Strand)
● Hiermee maakt u goed belichte foto's van
mensen bij water of zand, waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
In F, V of H kunnen de opnamen onzuiver lijken omdat de ISO-waarde
(p. 70) is verhoogd omdat deze is aangepast aan de
opnameomstandigheden.
55
K Diverse soorten opnamen maken
t Foto's nemen van vuurwerk
(Vuurwerk)
● Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in
levendige kleuren.
y Foto's maken van het leven
in een aquarium (Aquarium)
● Hiermee maakt u foto's van het leven in
een aquarium met natuurlijke kleuren.
S Onderwaterfoto's maken
(Onderwater)
● Hiermee maakt u onderwaterfoto's met
behulp van de waterdichte behuizing
WP-DC27 (afzonderlijk verkrijgbaar).
Z Opnamen maken met een
hoge ISO-waarde (ISO3200)
● Hiermee maakt u foto's met een
ISO-waarde van 3200, zonder
camerabeweging of onscherpe weergave,
zelfs in donkere omgevingen.
● De resolutie is ingesteld op
(1600x1200 pixels) (p. 68).
• In t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan
bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien is het
raadzaam om de modus voor beeldstabilisatie [IS modus] op [Uit] te
zetten (p. 145).
• In y of S kunnen de opnamen onzuiver lijken omdat de ISO-waarde
(p. 70) is verhoogd omdat deze is aangepast de
opnameomstandigheden.
• In Z kunnen de opnamen onzuiver lijken.
56
! De flitser uitzetten
U kunt de flitser uitzetten tijdens het maken van opnamen.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
● Druk op de knoppen qr draai aan of het
keuzewiel  om ! te selecteren en druk
vervolgens op m.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt ! op het scherm.
● Na de opname keert de camera terug
naar
.
Wat als het lampje oranje knippert en
het scherm?
flikkert op
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe
opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en flikkert
op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan
bewegen.
Kan niet worden ingesteld als de opnamemodus is ingesteld op t of Z
(p. 56).
57
i Dichter inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen met een factor tot 15x, en zo
onderwerpen opnemen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische
zoom (p. 21). De beelden kunnen echter onzuiver lijken, afhankelijk van de
instelling van de resolutie (p. 68) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
● Houd de knop vast totdat het zoomen stopt.
X Als u de zoomknop loslaat, wordt de
grootst mogelijke zoomfactor gebruikt
waarbij het beeld niet verslechtert, en ziet
u
op het scherm.
Duw de zoomknop weer naar i.
X Het onderwerp wordt nog verder vergroot
met de digitale zoomfunctie, en de
zoomfactor wordt in blauw weergegeven.
Zones waar de beelden verslechteren
Resolutie
Optische zoom
Digitale Zoom
3.7x
3.7x
4.7x
3.7x
3.7x
6.3x
10x
3.7x
15x
: Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven)
: Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven)
Als het zoomen tijdelijk stopt
Als u de zoomknop blijft vasthouden, stopt de zoom tijdelijk op het punt waar de
zoomfactor maximaal is zonder dat het beeld verslechtert. In
is dit op 3,7x,
in
op 4,7x, in
op 6,3x en in
op 10x, maar in
wordt gezoomd tot
15x zonder pauze.
58
i Dichter inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n. Selecteer
vervolgens de tab 4 en daarna het menu-item [Digitale Zoom] en de optie [Uit].
Als u de digitale zoom gebruikt, is de brandpuntsafstand 36 – 532 mm
(het equivalent van 35mm film).
Digitale Tele-converter
De brandpuntsafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van 1,7x en 2,2x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op
onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie
alleen (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter onzuiver lijken, afhankelijk van de combinatie van
de resolutie (p. 68) en de instellingen voor de digitale tele-converter.
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 4. Selecteer vervolgens [Digitale
Zoom] en gebruik de knoppen qr om
[1.7x] of [2.2x] te selecteren.
● Als u op de knop n drukt, keert u
terug naar het opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot, en
en de
zoomfactor verschijnen op het scherm.
● Selecteer [Standaard] in [Digitale Zoom]
om terug te keren naar de standaard
digitale zoomfunctie.
Combinaties waarbij het beeld verslechtert
• Als u [1.7x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van
of
, verslechtert
het beeld (
en de zoomfactor worden in blauw weergegeven).
• Als u [2.2x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van
,
of
verslechtert het beeld (
en de zoomfactor worden in blauw weergegeven).
• De respectievelijke brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.7x] en
[2.2x] zijn 61,2 – 226,1 mm en 79,2 – 292,6 mm (het equivalent van
35mm film).
• U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
59
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de
rechterbenedenhoek. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen.
Controleer dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 17).
Selecteer [Datum stempel].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 4. Selecteer vervolgens [Datum
stempel] en gebruik de knoppen qr om
[Datum] of [Datum & Tijd] te selecteren.
● Druk nogmaals op de knop n om
de instelling te bevestigen.
X [DATUM] verschijnt op het scherm.
● Als het scherm [DATUM] niet verschijnt,
drukt u op l en stelt u de
schermweergave in op
'Informatieweergave' (p. 42).
Maak de opname.
X U kunt de datum en tijd van de opname
toevoegen in de rechterbenedenhoek.
● Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u bij
stap 1 [Uit].
Datum en tijd toevoegen en afdrukken in opnamen zonder
toegevoegde datum en tijd
• Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 132) om af te drukken.
• Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Startershandleiding voor meer informatie.
• Sluit de camera aan op een printer om af te drukken.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie.
60
Ò De zelfontspanner gebruiken
Als degene die de opname maakt zelf ook op de foto wil, kan de
zelfontspanner worden gebruikt. De camera maakt dan de foto ongeveer
10 seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt.
Druk op de knop p.
Selecteer Ò.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om Ò te selecteren en druk
vervolgens op m.
X Daarna ziet u Ò op het scherm.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
X Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner.
X Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnelt het geknipper en het
geluid (het lampje blijft branden terwijl er
wordt geflitst).
● Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u
bij stap 2.
U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 75).
61
" De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Nadat u de compositie voor de opname hebt bepaald, zoals een groepsfoto,
en op de ontspanknop hebt gedrukt, maakt de camera drie opnamen na
elkaar nadat u in beeld verschijnt en twee seconden nadat uw gezicht is
gedetecteerd (p. 82).
Selecteer ".
● Volg stap 2 op p. 61 en selecteer ".
Bepaal de compositie voor de
opname en druk de sluiterknop
half in.
● Controleer of het gezicht van het
hoofdonderwerp groen omkaderd is en of
de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop volledig in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
X Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
X Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid versneld (het lampje blijft branden
wanneer er wordt geflitst), en twee
seconden later wordt de sluiter ontgrendeld.
X Vervolgens worden de tweede en de
derde opname gemaakt.
● Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 2 op p. 61.
Wat als een gezicht niet wordt herkend?
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan
staan, wordt de sluiter na ongeveer 30 seconden ontgrendeld.
Het aantal opnamen wijzigen
Druk voor het scherm bij stap 1 op de knop n en selecteer [Gezicht-zelfont]
in het scherm [Transport inst.]. Druk vervolgens op de knop qr om het aantal
opnamen te wijzigen.
62
e Close-ups maken (Macro)
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. De mogelijke afstand voor een opname is ongeveer 5 – 50 cm vanaf
het uiteinde van de lens indien de zoomknop op de maximale
groothoekinstelling staat, en ongeveer 40 – 50 cm indien de zoomknop
op de maximale telelensinstelling staat.
Druk op de knop q.
Selecteer e.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om e te selecteren en druk
vervolgens op m.
X Daarna ziet u e op het scherm.
● Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
.
Î gebruiken
Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken
in Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt
(p. 74).
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Kan niet worden gebruikt als de opnamemodus is ingesteld op V (p. 54),
U (p. 55) of t (p. 56).
63
R Sterk inzoomen op onderwerpen
(Digitale Macro)
U kunt inzoomen op onderwerpen en van dichtbij opnamen maken.
De mogelijke afstand voor een opname is ongeveer 5 – 50 cm vanaf
het uiteinde van de lens (indien de zoomknop op de maximale
groothoekinstelling staat zoals op p. 63). Met de digitale zoom kunt
u echter nog sterker inzoomen op het onderwerp.
Als u de digitale zoomfunctie gebruikt, kunnen de beelden onzuiver lijken,
afhankelijk van de resolutie (p. 68).
Stel het programmakeuzewiel in
op K (p. 40).
Draai het keuzewiel  naar R.
X De optische zoom wordt op de maximale
groothoek gezet.
Bepaal de compositie van de
opname met de zoomknop.
X De camera zoomt in en de zoomfactor
verschijnt.
Zones waar de beelden verslechteren
• Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven)
• Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven)
Î gebruiken
Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te maken
in Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt
(p. 74).
64
4
Instellingen maken voor
de perfecte opname
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
en de opnamemethoden in de modus 8 uw fotografische
vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
• Er wordt verondersteld dat u het programmakeuzewiel hebt ingesteld
op 6 en dat de camera in de modus G staat.
• 6 is een afkorting voor Automatische belichting en Handmatig.
• In 'Opnamen maken met 8 (Quick Shot)' (p. 79) wordt verondersteld
dat het programmakeuzewiel is ingesteld op 8.
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pags. 156 – 159).
65
G Opnamen maken met automatische
belichting
U kunt diverse functies naar wens instellen voor uw opnamen.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Stel het programmakeuzewiel in
op 6 (p. 40).
Draai het keuzewiel  naar G.
Maak de gewenste instellingen
(pags. 67 – 75).
Maak de opname.
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood worden
weergegeven?
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan
worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde in rood
weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
• Zet de flitser aan (p. 67)
• Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 70)
66
h De flitser aanzetten
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. De afstand waarop
de flitser werkt als de zoomknop op j staat, is ongeveer 50 cm – 4,6 m bij
de maximale groothoekinstelling en ongeveer 50 cm – 2,4 m bij de
maximale telelensinstelling.
Selecteer h.
● Druk eerst op de knop r en gebruik
daarna de knoppen qr of het keuzewiel
 om h te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X Daarna ziet u h op het scherm.
u Objecten op grote afstand fotograferen
(Oneindig)
U kunt foto's maken van landschappen en objecten die ver weg zijn.
Het focusbereik is 3 m en meer vanaf de camera.
Selecteer u.
● Druk eerst op de knop q en gebruik
daarna de knoppen qr of het keuzewiel
 om u te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
X Daarna ziet u u op het scherm.
67
De resolutie (beeldgrootte) wijzigen
U kunt kiezen uit zes typen.
Selecteer de resolutie (het aantal
pixels voor de opname).
● Druk op de knop m en selecteer
vervolgens
in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling wordt weergegeven
op het scherm.
Als u
selecteert, kunt u NIET de functies Digitale Zoom (p. 58) of
Digitale Tele-converter (p. 59) gebruiken.
De beeldkwaliteit (compressieverhouding)
wijzigen
U kunt kiezen uit drie niveaus voor de beeldkwaliteit. Aflopend van hoog
naar laag, zijn dit:
(Superfijn),
(Fijn),
(Normaal).
Selecteer de beeldkwaliteit.
● Druk op de knop m en selecteer
vervolgens
in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling wordt weergegeven
op het scherm.
68
De beeldkwaliteit (compressieverhouding) wijzigen
Geschatte waarden voor resolutie en beeldkwaliteit
Resolutie
(Hoog)
15 M*/4416x3312
(Normaal 1)
9 M/3456x2592
(Normaal 2)
5 M/2592x1944
(Normaal 3)
2 M/1600x1200
(Laag)
0,3 M/640x480
(Breedbeeld)
4416x2480
Beeldkwaliteit
Gegevensgrootte van
1 opname
(geschatte KB)
Max. aantal opnamen
op geheugenkaart
32 MB (mee
geleverd)
2 GB
8 GB
6348
4
306
3759
7
516
1227
2063
1797
16
1059
4234
3888
7
499
1996
2302
12
841
3364
1100
26
1707
6822
2503
11
767
3069
1395
20
1365
5457
10.679
695
41
2672
1002
29
1862
7442
558
52
3235
12.927
278
99
6146
24.562
249
111
6830
27.291
150
171
10.245
40.937
84
270
15.368
61.406
4753
5
409
1637
2814
10
690
2759
1345
21
1396
5581
• De waarden in de tabel beantwoorden aan de richtlijnen van Canon. De waarden kunnen
variëren, afhankelijk van het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
* De waarde is naar boven afgerond op twee significante cijfers (CIPA-norm).
Geschatte waarden voor het papierformaat
A2
A3
●
Geschikt om foto's te verzenden als
e-mailbijlagen.
●
Voor afdrukken op breed papier.
A4, Letter-formaat
2L-formaat
Briefkaartformaat
L-formaat
69
- De ISO-waarde wijzigen
Selecteer een optie.
● Druk op de knop o en gebruik vervolgens
de knoppen op of het keuzewiel Â
om een ISO-waarde te selecteren.
Druk daarna op de knop m.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt de ISO-waarde op het scherm.
Geschatte ISO-waarden
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch ingesteld volgens
de opnamemodus en -omstandigheden.
Hiermee wordt automatisch de optimale ISO-waarde ingesteld voor de
opnamemodus, -omstandigheden en beweging van het onderwerp of
de camera.
Afhankelijk van de situatie kan de waarde hoger zijn dan bij ISO Auto,
zodat het onderwerp minder vaag en de opname minder onscherp is.
Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt, schemerig
Hoog Nacht, donker interieur.
De ISO-waarde wijzigen
• Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op.
• Een hogere ISO-waarde geeft een snellere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
onzuiver lijken.
• Als de camera is ingesteld op
of
, kunt u de sluiterknop half
indrukken om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
• In
kunnen de opnamen onzuiver lijken.
• Met ISO3200 kunt u een nog snellere sluitertijd bereiken (p. 56).
70
De kleurtoon aanpassen (Wit Balans)
De WB-functie (Wit Balans) zorgt voor de optimale witbalans, voor
natuurlijke kleuren.
Selecteer de witbalans.
● Druk op de knop m en selecteer
vervolgens
in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt
Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
TL licht
Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit
3 golflengten.
Warm-wit of koel-wit tl-licht, warm-wit tl-licht dat bestaat uit
3 golflengten.
TL licht H
Daglicht-tl en daglicht-tl type 3-golflengte.
Custom
U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
Gebruikers Witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie, en
opnamen maken met de beste kleuren. Zorg dat u de witbalans instelt bij de
lichtbron van de opnamelocatie.
● Selecteer
bij stap 2 hierboven.
● Zorg dat het hele scherm is gevuld met
het witte onderwerp en druk dan op de
knop l.
X De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
71
De helderheid (belichtingscompensatie)
aanpassen
U kunt de standaardbelichting die door de camera is ingesteld, aanpassen
in het bereik van -2 tot +2 stops, met tussenstappen van 1/3-stop.
Selecteer de
belichtingscompensatie.
● Druk op de knop m en selecteer #.
Pas de helderheid aan.
● Kijk naar het scherm terwijl u de knoppen
qr of het keuzewiel  gebruikt om
de helderheid aan te passen. Druk
vervolgens op de knop m.
● Nadat u de foto hebt gemaakt, stelt u
de helderheid weer in op
(nul).
W Continu-opnamen
U kunt doorlopend foto's maken (ongeveer 1,3 beelden/seconde).
Selecteer de transportmodus.
● Druk op de knop p en gebruik vervolgens
de knoppen op of het keuzewiel Â
om W te selecteren. Druk daarna op
de knop m.
Maak de opname.
X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
• Naarmate het aantal foto's toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen
twee foto's langer worden.
• Ook als u flitst, kunnen de tussenpozen langer worden.
72
De kleurtoon van een foto wijzigen
(My Colors)
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of
zwart-wit.
Selecteer My Colors.
● Druk op de knop m en selecteer
vervolgens
in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling wordt weergegeven
op het scherm.
My Colors uit
Levendig
Neutraal
Sepia
—
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurintensiteit,
voor een levendige impressie.
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit
Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Net als met de effecten Levendig Rood, Levendig Groen of
Levendig Blauw, krijgt u met deze optie intense, natuurlijke
kleuren, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint
Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint
Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Levendig Groen
Levendig Rood
Custom Kleur
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
(p. 74)
• In
en
kunt u de witbalans niet instellen (p. 71).
• In
en
kunnen ook ander kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u echter niet het verwachte resultaat. Dit hangt
af van de huidskleur.
73
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen,
blauw en huidtinten voor een opname kiezen en instellen op 5 verschillende
niveaus.
● Volg stap 2 op p. 73 en selecteer
.
Druk vervolgens op de knop l.
● Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr of het keuzewiel  om
een waarde te selecteren.
● Hoe meer naar rechts u een selectie
maakt, hoe sterker of dieper het effect
wordt, en hoe meer naar links, hoe
zwakker of lichter.
● Druk op de knop l om de instelling te
bevestigen.
Î Opnamen maken met de twee
seconden-zelfontspanner
U kunt een vertraging van ongeveer twee seconden instellen voor
de zelfontspanner.
Selecteer het scherm
[Transport inst.].
● Druk op de knop p en meteen daarna
op de knop n.
Selecteer Î.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Zelfontspanner]
te selecteren.
● Druk op de knoppen qr om Î te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
● Selecteer Î bij stap 1 en 2 op p. 61.
74
$ De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Selecteer het scherm
[Transport inst.].
● Druk op de knop p en meteen daarna
op de knop n.
Selecteer $.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Zelfontspanner]
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om $ te selecteren.
Kies de instellingen.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
● Druk op de knoppen qr om een waarde
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
● Selecteer $ bij stap 1 en 2 op p. 61.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op meer dan twee?
• De instellingen voor belichting en witbalans zijn gekoppeld aan de
eerste opname.
• Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
• Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
• Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen
de opnamen langer worden.
• Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met
opnemen.
75
Opnamen maken met behulp van
de zoeker
Als u de batterij wilt sparen, kunt u in plaats van het scherm de zoeker
gebruiken om opnamen te maken (p. 13). Het opnemen werkt op hetzelfde
manier als via het scherm.
Schakel het scherm uit (p. 42).
● Druk op de knop l om het scherm uit
te schakelen.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
● Gebruik de zoeker om de beeldcompositie
te kiezen en maak de opname.
Het gebied in de zoeker en het gebied in de gemaakte opname kunnen
licht afwijken.
Opnamen maken via een tv
U kunt het camerascherm op een tv weergeven.
• Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in 'Beelden weergeven
op een tv' (p. 112).
• Het opnemen werkt op hetzelfde manier als via het camerascherm.
76
Opname maken aan de hand van
het histogram
U kunt een opname maken terwijl u de verdeling van de helderheid van uw
compositie in het histogram controleert (p. 44) (real-time histogram).
Stel het scherm in op [info
scherm] (p. 42).
Selecteer [Histogram].
● Druk op de knop n en selecteer
[Histogram] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Aan] met de knoppen qr.
X Het histogram verschijnt en de verdeling
van de helderheid in de compositie wordt
real-time weergegeven.
77
De compositie van de opname wijzigen
(focusvergrendeling)
Als u de sluiterknop half indrukt, worden de focus en de belichting
vergrendeld. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken.
Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
● Centreer het object dat u wilt opnemen en
druk de sluiterknop half in.
● Controleer of er een groen AF-kader rond
het onderwerp wordt weergegeven.
Maak een nieuwe compositie.
● Druk de sluiterknop half in en maak een
nieuwe compositie voor de opname.
Maak de opname.
● Druk de sluiterknop volledig in.
78
Opnamen maken met 8 (Quick Shot)
Maak een opname met behulp van de zoeker (p. 76). Omdat de
scherpstelling en belichting continu kunnen worden aangepast zonder dat u
hiervoor de sluiterknop half ingedrukt hoeft te houden, kunt u opnamen
maken van bewegende onderwerpen zonder ook maar iets te missen.
Kies de modus 8.
● Stel het programmakeuzewiel in op 8.
X U keert terug naar het scherm in stap 2.
Kies de instelling.
● Druk op de knop m en selecteer
vervolgens een menu-item met behulp
van de knoppen opqr.
● Draai het keuzewiel  om een optie te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
● Als u op de knop l drukt, wordt de
weergave op het scherm uitgeschakeld.
Als u nogmaals op deze knop drukt, wordt
de weergave op het scherm opnieuw
ingeschakeld.
Pas de scherpstelling en
belichting aan.
● Zorg dat het onderwerp zich binnen de
zoeker bevindt.
X Wanneer het gezicht van een persoon wordt
gedetecteerd, worden de scherpstelling en
belichting opnieuw aangepast.
X Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
worden de scherpstelling en belichting voor
het onderwerp aangepast aan het midden
van de zoeker.
Maak de opname.
● Als zich een leuk moment voordoet, drukt
u de sluiterknop eerst half in, waarna u de
knop snel helemaal indrukt.
X De opname wordt weergegeven op
het scherm.
79
Opnamen maken met 8 (Quick Shot)
Geschat aantal opnamen in 8
Omdat de scherpstelling en belichting continu worden aangepast in 8,
raakt de batterij eerder leeg dan gebruikelijk. In deze modus kunt u
ongeveer 180 opnamen maken.
Het gebied in de zoeker en het gebied in de gemaakte opname kunnen
licht afwijken.
• Als u de sluiterknop half indrukt, wordt de belichting vergrendeld (p. 78).
• U kunt geen opnamen maken als het scherm wordt ingeschakeld.
Instellingenscherm
Batterij-oplaadlampje
(p. 13)
Belichtingscompensatie
(p. 72)
Wit Balans (p. 71)
My Colors (p. 73)
Histogram (p. 44)
Sluitertijd (p. 89)
Transport mode
(pags. 61, 62, 72, 75)
Diafragmawaarde (p. 89)
Opgenomen pixels
(p. 68)
ISO waarde (p. 70)
AF lock (p. 84)
AE lock (pags. 87, 99) /
Flitsbelichtingsvergrendeling (p. 88)
Flits mode (pags. 57, 67)
Flitsbelichtingscompensatie (p. 88)
Beeldkwaliteit
(Compressie) (p. 68)
Camerastand
(p. 42)
i-Contrast (p. 91)
Beeldstabilisatie (p. 145)
Rode-Ogen Corr. (p. 92)
Opnamedatum en -tijd
(p. 60)
Resterend aantal
opnamen (p. 16)
U kunt alleen de menu-items gebruiken die in het instellingenscherm
worden weergegeven. Daarnaast kunt u alleen de functies gebruiken die
verschijnen wanneer u op de knop n drukt (p. 158).
80
5
Geavanceerde
opnamefuncties gebruiken
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u de geavanceerde functies gebruikt om beelden
precies zo vast te leggen als u wilt.
• Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 6, wordt verondersteld
dat de camera in de modus G staat.
• Uitgelegd wordt hoe u opnamen kunt maken met behulp van een D
sluitertijd en diafragmawaarde, en hoe u het flitsvermogen kunt instellen
(pags. 89 – 90). Hierbij wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op 6 en de camera in de modus D staat.
• Het instellen van het programmakeuzewiel K en het selecteren van
'De kleur wijzigen en opnamen maken' (p. 93), 'L Opnamen maken met
Stitch Hulp' (p. 96) en diverse andere modi worden beschreven.
• Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pags. 156 – 159).
81
De modus AF Frame wijzigen
U kunt de modus AF Frame (Auto Focus) aanpassen aan de opname die
u wilt maken.
Selecteer [AF Frame].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 4. Selecteer vervolgens [AF Frame]
en druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Gezichtsdetectie
• Met de functie Gezicht det. worden gezichten herkend, waarna de camera
wordt scherpgesteld en de belichting (alleen deelmeting (p. 87)) en
witbalans (
alleen (p. 71)) worden aangepast voor de opnamen.
• Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. Als u
de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
• Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit
kader) verschijnen, verandert de instelling in [AiAF].
• Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
• Onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij.
• Objecten die donker of licht zijn.
• Gezichten die van de zijkant of diagonaal worden weergegeven,
of gezichten waarvan een gedeelte niet zichtbaar is.
• Onderwerpen die geen gezichten van mensen zijn, kunnen per ongeluk
worden beoordeeld als gezicht.
• Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
• Als het scherm is uitgeschakeld (p. 42), kunt u geen instellingen
selecteren.
AiAF
De camera maakt automatisch een selectie uit 9 AF-kaders om scherp
te stellen.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
Centrum
Het AF-kader wordt vastgezet in het midden van het scherm. Dit is handig
wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt.
82
De modus AF Frame wijzigen
U kunt het AF-kader kleiner maken
Druk op de knop n en selecteer de tab 4. Selecteer vervolgens het menuitem [AF kader afm.] en de optie [Klein].
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel.
Opnamen maken met vergrote
focusweergave
Als u de sluiterknop half ingedrukt houdt terwijl u [Gezicht det.] of [Centrum]
hebt geselecteerd in de modus AF Frame, wordt het AF-kader vergroot en
de scherpstelling gecontroleerd.
Stel de modus AF Frame in op
[Gezicht det.] of [Centrum] (p. 82).
Selecteer [AF-Punt Zoom].
● Druk op de knop n en selecteer [AFPunt Zoom] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Aan] met de knoppen qr.
Stel scherp.
X In [Gezicht det.] wordt het gezicht dat als
hoofdonderwerp is geselecteerd, vergroot
weergegeven.
X In [Centrum] wordt het middelste AFkader vergroot weergegeven.
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
Als er geen gezicht wordt herkend in de modus [Gezicht det.], als een gezicht te
groot is in verhouding tot het scherm (p. 82) of als de camera in [Centrum] niet
scherpstelt, wordt de weergave niet vergroot.
Als Digitale Zoom (p. 58) of Digitale Tele-converter (p. 59) wordt gebruikt
of als de camera is aangesloten op een televisietoestel (p. 76), wordt de
weergave niet vergroot.
83
% Opnamen maken met AF lock
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt het gebied
waarop is scherpgesteld niet veranderd; ook niet als u de sluiterknop loslaat.
Stel scherp.
● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
op de knop q.
● De focus is vergrendeld en op het scherm
wordt % weergegeven.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt
de focus ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met Servo AF
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, wordt het beeld constant
scherpgesteld zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen
zonder iets te missen.
Stel de modus AF Frame in op
[Gezicht det.] of [Centrum] (p. 82).
Selecteer [Servo AF].
● Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Aan] met de knoppen qr.
Stel scherp.
● Terwijl de sluiterknop half ingedrukt is,
wordt het beeld constant scherpgesteld.
Bij [Gezicht det.] wordt scherpgesteld op
gezichten, bij [Centrum] wordt
scherpgesteld op de plaats waar het
blauwe kader verschijnt.
• Afhankelijk van het onderwerp wordt mogelijk niet scherpgesteld.
• U kunt geen opnamen maken met AF lock.
• U kunt Servo AF niet instellen als u [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4
hebt ingesteld op [Aan].
84
f Handm. scherpstellen
Als u geen gebruikmaakt van automatisch scherpstellen, de camera
handmatig globaal scherpstelt en vervolgens de sluiterknop half indrukt,
past u de scherpstelling aan de beste positie aan.
Druk op de knop q.
Selecteer f.
● Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel Â. Selecteer f en druk
snel op de knop o of p.
● f verschijnt en het middelste AF Frame
wordt vergroot weergegeven.
Stel de camera globaal scherp.
● Gebruik de balk met de afstand en de
AF-puntzoom als richtlijn en druk op de
knoppen op of draai het keuzewiel Â
terwijl u de vergrote weergave bekijkt.
Stel de camera globaal scherp en druk
op de knop m.
De scherpstelling wordt aan de
beste positie aangepast.
● Als u de sluiterknop half indrukt, kunt u
de scherpstelling aan de beste positie
aanpassen.
De weergegeven afstandseenheden wijzigen
Druk op de knop n en selecteer de gewenste eenheden in [Maateenheid]
op het tabblad 3.
• Voor een nauwkeurige scherpstelling kunt u de camera het beste op
een statief plaatsen.
• De vergrote weergave kan niet worden gebruikt in combinatie met de
digitale zoom (p. 58), de digitale tele-converter (p. 59) of wanneer de
camera is aangesloten op een tv (p. 76). U kunt het beeld echter wel
scherpstellen.
• Als u de vergrote weergave in het midden van het scherm wilt
uitschakelen, drukt u op de knop MENU en selecteert u [Uit] op
het tabblad 4 in [MF-Punt Zoom].
85
0 De persoon selecteren waarop u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie)
U kunt aangeven op welk gezicht in een groep mensen moet worden
scherpgesteld, en dat gezicht in een bepaald gebied volgen.
Wijs 0 toe aan de knop c
(p. 145).
Druk op de knop c.
X Als er een kader
verschijnt, kunt u
het gedetecteerde gezicht als
hoofdonderwerp binnen een bepaald
gebied volgen, zelfs wanneer
het beweegt.
Kader
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
● Als u op de knop c drukt, wordt het
kader verplaatst naar een ander gezicht
dat de camera heeft herkend.
● Wanneer het kader alle herkende
gezichten is langsgeweest, gaat u vanzelf
weer terug naar het scherm in de modus
AF Frame.
Maak de opname.
X Er wordt scherpgesteld op het kader rond
het gezicht dat is gekozen bij stap 3.
Wat als
niet verschijnt?
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd, verschijnt er geen kader.
Het aantal herkende gezichten bevestigen
Als u de knop c ingedrukt houdt, wordt het aantal gezichten weergegeven dat
de camera heeft herkend (maximaal 35) (groen: gezicht van het hoofdonderwerp,
wit: herkend gezicht).
U kunt Digitale Zoom (p. 58) of Digitale Tele-converter (p. 59) niet
gebruiken.
86
De meetmethode wijzigen
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opname die u wilt maken.
Selecteer de meetmethode.
● Druk op de knop m en selecteer
vervolgens
in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De instelling wordt weergegeven op het
scherm.
Geschikt voor standaardomstandigheden, waaronder
objecten die van achter worden belicht. De belichting
wordt automatisch aangepast zodat het onderwerp altijd
goed is belicht voor de opnameomstandigheden.
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt
Gem. centrum meeting
berekend, maar het midden krijgt meer gewicht.
Er wordt alleen gemeten binnen het
Spot
(spotmetingpunt) in het midden van het scherm.
Deelmeting
& Opnamen maken met AE lock
Als u meerdere opnamen maakt met dezelfde belichting, kunt u de belichting
en scherpstelling apart instellen met AE lock. AE staat voor 'Auto Exposure'
(automatische belichting).
Stel de belichting in.
● Richt de camera op het onderwerp
waarvoor u de belichting wilt instellen, en
terwijl u de sluitknop half ingedrukt houdt,
drukt u op de knop o.
X Als & verschijnt, is de belichting ingesteld.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
87
( Opnamen maken met
flitsbelichtingsvergrendeling
Net als met AE lock (p. 87) kunt u de belichting vergrendelen voor het maken
van opnamen met de flits met belichtingsvergrendeling. Flitsbelichting wordt
ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor 'Flash Exposure'.
Selecteer h (p. 67).
Stel de belichting in.
● Richt de camera op het onderwerp
waarvoor u de belichting wilt instellen, en
terwijl u de sluitknop half ingedrukt houdt,
drukt u op de knop o.
X De flitser gaat af en wanneer (
verschijnt, is de belichting ingesteld.
● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals
op de knop o drukt, verdwijnt ( en
wordt de flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
~ Flitsbelichtingscompensatie
Net zoals voor de belichtingscompensatie geldt (p. 72), kunt u tijdens het
gebruik van de flits de belichtingscompensatie aanpassen in de reeks -2 tot
+2 stops met tussenstappen van 1/3-stop.
Selecteer de flitsbelichtingscompensatie.
● Druk op de knop m en selecteer
vervolgens ~ in het menu FUNC.
Stel de belichtingscompensatie in.
● Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel  om het compensatieniveau in
te stellen. Druk vervolgens op de knop m.
● Na de opname stelt u de instelling opnieuw in
op
(nul).
U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen door te drukken
op de knop n en [Flits Instellingen] op het tabblad 4 te kiezen.
Gebruik vervolgens de knoppen qr.
88
D De sluitertijd en diafragmawaarde instellen
U kunt zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde instellen om de gewenste
belichting te verkrijgen. D staat voor Handmatig.
Stel de camera in op D.
● Stel het programmakeuzewiel in op 6,
draai het keuzewiel  en selecteer D.
Selecteer Ω.
● Druk op de knop m en selecteer
vervolgens Ω in het menu FUNC.
Kies de instelling.
● Draai het keuzewiel  om een sluitertijd
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Lampje voor
juiste belichting
Symbool voor
belichtingsniveau
(Tv) te selecteren en druk vervolgens op
de knoppen qr om de diafragmawaarde
(Av) in te stellen. Druk op de knop m.
● De ingestelde waarden worden
gesynchroniseerd, het symbool voor het
belichtingsniveau wordt verplaatst en u
kunt controleren in hoeverre de belichting
afwijkt van het juiste niveau.
● Als het verschil met het juiste niveau meer
dan ± 2 is, wordt het symbool voor het
belichtingsniveau rood. Als u de
sluiterknop half indrukt, wordt [+2] of [-2]
rood weergegeven in de linkerbovenhoek
van het scherm.
Als u een statief gebruikt zodat u opnamen met een lange sluitertijd kunt
maken, kunt u [IS modus] het beste instellen op [Uit] (p. 145).
• Of het belichtingsniveau juist is, is afhankelijk van de geselecteerde
meetmethode (p. 87).
• Als u de zoom gebruikt of de compositie wijzigt nadat u de instelling hebt
gekozen, kan het symbool voor het belichtingsniveau worden verplaatst.
• De helderheid van het scherm verandert afhankelijk van de instellingen
voor de sluitertijd en de diafragmawaarde. De helderheid van het
scherm verandert echter niet als de flits is ingesteld op h.
89
D De sluitertijd en diafragmawaarde instellen
Mogelijke sluitertijden
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600
• Met 1/160 wordt 1/160 seconde aangegeven, met 0"3 wordt 0,3 seconde
aangegeven en met 2" wordt twee seconden aangegeven.
• De kortste sluitertijd die u in combinatie met de flits kunt gebruiken, is
1/500 seconde. Als u een kortere sluitertijd selecteert, wordt de sluitertijd
door de camera automatisch opnieuw ingesteld op 1/500 seconde.
Beschikbare diafragmawaarden
F2.8, F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.8, F8.0, F9.0, F10, F11, F13, F14, F16
• Sommige diafragmawaarden zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk
van de zoompositie.
Het Flits output instellen
In de modus D kunt u drie niveaus voor het flitsvermogen selecteren.
Stel de camera in op D (p. 89).
Stel de camera in op h (p. 67).
Stel het flitsvermogen in.
● Druk op de knop m en selecteer ~
in het menu FUNC.
Selecteer het flitsvermogen.
● Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel  om het flitsvermogen
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
U kunt het flitsvermogen ook instellen door te drukken op de knop n
en [Flits Instellingen] op het tabblad 4 te kiezen. Druk vervolgens op
de knop m, selecteer [Flits output] en druk op de knoppen qr om
de instelling te kiezen.
90
@ Donkere onderwerpen aanpassen en
opnamen maken (i-Contrast)
Als gezichten donker zijn of het onderwerp donker is, kunt u opnamen
maken waarbij de donkere gedeelten worden herkend en automatisch lichter
worden gemaakt.
Selecteer [i-Contrast].
● Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 4. Selecteer
vervolgens [Auto] met de knoppen qr.
X @ verschijnt op het scherm.
● Als @ niet verschijnt, drukt u op de knop
l en schakelt u over op het
informatiescherm (p. 42).
Afhankelijk van het onderwerp kan het beeld er onzuiver uitzien of niet
correct worden aangepast.
U kunt gemaakte opnamen corrigeren (p. 124).
91
Œ Rode-Ogen Corr.
Opnamen die met de flitser zijn gemaakt en waarbij de ogen rood worden
weergegeven, kunt u automatisch corrigeren.
Selecteer [Flits Instellingen].
● Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel  om [Rode-Ogen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
X Œ verschijnt op het scherm (p. 42).
● Als Œ niet verschijnt, drukt u op de knop
l en schakelt u over op het
informatiescherm (p. 42).
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere rode gedeelten
dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
• U kunt gemaakte opnamen corrigeren (p. 125).
• Als u op de knop r drukt, zoals wordt weergegeven bij stap 2, en
vervolgens op de knop n drukt, verschijnt het scherm Flits
Instellingen.
92
De kleur wijzigen en opnamen maken
U kunt uw foto's een speciale sfeer meegeven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins onzuiver
worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht. We raden u
aan zowel het oorspronkelijke beeld als het nieuwe beeld op te slaan (p. 95).
T Kleur Accent
U kunt opnamen maken waarbij slechts één gekozen kleur op het scherm
behouden blijft en de rest van de opname wordt omgezet in zwart-wit.
Selecteer T.
● Stel het programmakeuzewiel in op K,
draai het keuzewiel  en selecteer T.
Druk op de knop l.
● Het ongewijzigde beeld en het beeld met
het aangepaste kleuraccent worden beide
weergegeven.
● De standaardinstelling voor de
accentkleur is groen.
Geef de kleur aan.
● Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur. Druk
vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het gebied op dat moet
worden ingekleurd.
Opgenomen kleur
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  en wijzig het gebied dat u
wilt inkleuren.
● Als u alleen de kleur wilt behouden die u
hebt gekozen, verhoogt u de waarde van
-. Als u kleuren wilt behouden die sterk
lijken op de kleur die u hebt gekozen,
verhoogt u de waarde van +.
● Als u op de knop l drukt, wordt de
instelling vastgelegd en gaat u terug naar
het opnamescherm.
• Als u de flitser gebruikt, kan het beeld er anders komen uit te zien
dan verwacht.
• Ook als u de camera uitschakelt, wordt de opgenomen kleur opgeslagen.
93
De kleur wijzigen en opnamen maken
Y Kleur Wissel
U kunt opnamen maken en de kleur van een onderdeel in de afbeelding
omzetten in een andere kleur. U kunt slechts één andere kleur opnemen.
Selecteer Y.
● Stel het programmakeuzewiel in op K,
draai het keuzewiel  en selecteer Y.
Druk op de knop l.
● Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden beide
weergegeven.
● Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op voordat u het
beeld wijzigt.
● Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de kleur op waarin u het
beeld wilt wijzigen.
● Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
94
De kleur wijzigen en opnamen maken
Geef het gebied op dat moet worden
gekleurd in het gewijzigde beeld.
● Door op de knoppen op te drukken of
aan het keuzewiel  te draaien, kunt u
het gebied wijzigen dat u wilt kleuren.
● Als u alleen de kleur wilt behouden die u
hebt gekozen, verhoogt u de waarde van
-. Als u kleuren wilt behouden die sterk
lijken op de kleur die u hebt gekozen,
verhoogt u de waarde van +.
● Als u op de knop l drukt, wordt de
instelling vastgelegd en gaat u terug naar
het opnamescherm.
• Als u de flitser gebruikt, kan het beeld er anders komen uit te zien
dan verwacht.
• Ook als u de camera uitschakelt, worden de opgenomen kleur en het
gebied opgeslagen.
• Afhankelijk van het onderwerp wordt het beeld mogelijk onzuiver.
Het oorspronkelijke beeld opslaan
Het oorspronkelijke beeld wordt tegelijkertijd met het veranderde beeld als
apart bestand opgeslagen.
Selecteer [Orig. Opslaan].
● Druk op de knop n en selecteer
[Orig. Opslaan] op het tabblad 4.
Selecteer vervolgens [Aan] met de
knoppen qr.
Het gewijzigde beeld wordt direct na het maken van een opname
weergegeven. Houd er rekening mee dat als u het beeld op dat moment
verwijdert, zowel het gewijzigde beeld als het oorspronkelijke beeld
worden verwijderd.
• Beide beelden worden opgeslagen met een serienummer.
• Aangezien er twee beelden worden gemaakt voor één opname, kunt u
slechts de helft van het aantal opnamen maken dat normaal mogelijk is.
95
L Opnamen maken met Stitch Hulp
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u
later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot
één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
● Stel het programmakeuzewiel in op K,
draai het keuzewiel  en selecteer x
of v.
Maak de eerste opname.
X De belichting en de witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de tweede opname.
● Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
● Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
● U kunt de procedure voor de tweede
opname herhalen en maar liefst
26 opnamen maken.
● Ga na de laatste opname verder met
stap 4.
Voltooi de opname.
● Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen op
een computer
● Raadpleeg de Startershandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Deze functie is niet beschikbaar als u opnamen maakt terwijl deze
worden weergegeven op een televisie (p. 76).
96
6
Diverse functies voor het
opnemen van films gebruiken
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de onderdelen 'Films
opnemen' en 'Films bekijken' uit hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe
u geavanceerde functies gebruikt om films op te nemen en te bekijken.
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op E.
• In dit hoofdstuk worden opnamen die zijn gemaakt zoals beschreven
in de hoofdstukken 3 – 5, foto's genoemd.
97
De filmmodus wijzigen
U kunt kiezen uit drie modi:
Stel het programmakeuzewiel
in op E.
Selecteer een filmmodus.
● Draai het keuzewiel  om een modus
te selecteren.
X Standaard
De normale modus.
> Kleur Accent
In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle
kleuren behalve de opgegeven kleur omzetten in zwart-wit of de
opgegeven kleur omzetten in een andere kleur. Zie 'De kleur
wijzigen en opnamen maken' (p. 93) voor meer informatie.
z Kleur Wissel
In > en z kan, afhankelijk van het onderwerp, de opname er anders
komen uit te zien dan verwacht.
De beeldkwaliteit wijzigen
U kunt kiezen uit twee instellingen:
Selecteer de beeldkwaliteit.
● Druk op de knop m en selecteer
vervolgens
in het menu FUNC.
Selecteer een optie.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De gekozen instelling wordt weergegeven
op het scherm.
98
De beeldkwaliteit wijzigen
Tabel met beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Inhoud
640x480 pixels, 30 beelden/sec. Met deze instelling maakt u standaardfilms.
In dit geval is de opnameresolutie lager,
320x240 pixels, 30 beelden/sec. waardoor de beeldkwaliteit lager uitvalt dan met
, maar u kunt drie zo lang opnemen.
Geschatte opnametijd
Beeldkwaliteit
(aantal beelden) 32 MB (meegeleverd)
22 sec.
Opnametijd
2 GB
23 min. 49 sec.
1 min. 12 sec.
8 GB
1 uur 35 min. 11 sec.
1 uur 13 min. 10 sec. 4 uur 52 min. 24 sec.
• Volgens de testnormen van Canon.
• De maximale cliplengte is ongeveer 1 uur.
De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is.
• Afhankelijk van de geheugenkaart kan de opname ook worden afgebroken als de
maximale cliplengte nog niet is bereikt. U wordt aangeraden geheugenkaarten te
gebruiken met SD Speed Class 4 of hoger.
AE lock/Belichting
In X kunt u de belichting instellen of wijzigen in 1/3 stops in een bereik van ±2.
Stel scherp.
Stel de belichting in.
● Druk op de knop o om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt .
● Druk nogmaals op de knop o om
de vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
● Kijk naar het scherm en druk op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel
 om de helderheid in te stellen.
Maak de opname.
99
Overige opnamefuncties
In de modus X kunnen de volgende functies op dezelfde manier worden
gebruikt als voor foto's. In de modi > en z kunnen de functies die zijn
voorzien van een * op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Zie de paginaverwijzingen voor meer informatie.
• i Dichter inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) (p. 58)
U kunt de digitale zoomfunctie gebruiken maar niet de optische zoomfunctie.
Als u opnamen wilt maken met de maximumvergroting, moet u voordat u
opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau.
Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
• Ò De zelfontspanner gebruiken (p. 61)*
• e Close-ups maken (Macro) (p. 63)*
• u Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig) (p. 67)*
• De kleurtoon aanpassen (Wit Balans) (p. 71)
• De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 73)
• Î Opnamen maken met de twee seconden-zelfontspanner (p. 74)*
• Opnamen maken via een tv (p. 76)*
Gebruik de bedieningsknoppen van de televisie om het geluidsvolume aan
te passen.
• % Opnamen maken met AF lock (p. 84)
• f Handm. scherpstellen (p. 85)*
• Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 143)*
• De sjabloon weergeven (p. 144)*
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
• Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 145)*
U kunt heen en weer schakelen tussen [Continu] en [Uit].
• Functies toewijzen aan de knop c (p. 145)*
Afspeelfuncties
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Zie de paginaverwijzingen voor meer informatie over de desbetreffende functie.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Opnamen wissen (p. 25)
g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (index weergeven) (p. 104)
d Naar beelden zoeken in de springweergave (p. 105)
. Diashows bekijken (p. 107)
+ Beeldovergangen wijzigen (p. 111)
Beelden weergeven op een tv (p. 112)
/ Alle beelden wissen (p. 113)
: Beelden beveiligen (p. 117)
; Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 119)
\ Beelden roteren (p. 120)
Beelden verplaatsen naar een computer (p. 128)
{ Beelden markeren voor verplaatsen (DPOF) (p. 129)
100
Afspeelfuncties
Overzicht voor 'Films bekijken' (p. 30)
Uit
Afspelen
Afspelen in slowmotion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr.
Geluid wordt niet afgespeeld.)
Het eerste beeld weergeven
Eerder beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Het laatste beeld weergeven
Bewerken
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een printer die compatibel
is met PictBridge (p. 26).
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie.
* Bewerken
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen van
één seconde.
Selecteer *.
● Voer stap 3 uit op p. 30, selecteer *
en druk op de knop m.
X Het scherm voor filmbewerking en de balk
met bewerkingsfuncties worden
weergegeven.
Bewerkingspaneel voor films
Stel het bewerkingsbereik in.
● Druk op de knoppen op en selecteer
of
.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
Bewerkingsbalk voor films
keuzewiel  om te verplaatsen.
wordt weergegeven bij elke interval van
één seconde. Als u
selecteert, kunt u
het begin van de film bijsnijden vanaf
.
Als u
selecteert, kunt u het einde van
de film bijsnijden vanaf
.
101
* Bewerken
X Zelfs als u
verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan
de rechterzijde wordt bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd.
X Het deel in lichtblauw dat wordt
aangegeven door , is het deel van de
film dat behouden blijft na het bijsnijden.
Controleer de bewerkte film.
● Druk op de knoppen op om
te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m. De bewerkte film wordt afgespeeld.
● Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
● Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u
op de knoppen op en selecteert u
.
Druk vervolgens op de knop m en druk
op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren.
Druk ten slotte op de knop m.
Sla de bewerkte film op.
● Druk op de knoppen op om
te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [Nieuw bestand] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
• Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
• Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de
bewerkte film mogelijk niet opslaan. Gebruik daarom tijdens het
bewerken van films een volledig opgeladen batterij of de (afzonderlijk
verkrijgbare) voedingsadapterset (p. 38).
102
7
Verschillende
afspeelfuncties en andere
functies gebruiken
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden verschillende manieren
beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. In het tweede
deel van dit hoofdstuk wordt behandeld hoe u beelden downloadt naar
een computer of aangeeft welke beelden u wilt afdrukken.
Er wordt verondersteld dat de knop 1 is ingedrukt en dat de camera in
de afspeelmodus staat (p. 24).
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn
gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
• De bewerkingsfunctie (pags. 120 – 127) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
103
g Beelden doorzoeken in groepen van 9
(index weergeven)
Door 9 beelden tegelijk weer te geven, vindt u snel het beeld dat u zoekt.
Duw de zoomknop naar g.
X De beelden worden weergegeven in een
index. Het geselecteerde beeld is
voorzien van een groen kader en het
wordt vergroot weergegeven.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel  en selecteer het beeld.
● Als u de zoomknop verschuift naar k,
wordt het geselecteerde beeld
weergegeven.
9 beelden tegelijk doorzoeken
Duw de zoomknop naar g.
X De beelden worden weergegeven in
een index.
Duw de zoomknop opnieuw
naar g.
X De springbalk verschijnt.
Springbalk
Druk op de knoppen qr om
andere beelden weer te geven.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om tussen de weergaven
van 9 beelden heen en weer te schakelen.
● Als u de zoomknop verschuift naar k,
keert u terug naar de indexweergave.
Als u de knop m ingedrukt houdt en op de knoppen qr drukt, springt u
naar de eerste of laatste set beelden.
104
d Naar beelden zoeken in
de springweergave
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u zoeken aan de hand
van een opgegeven methode of op een opgegeven groep beelden.
Een springmethode selecteren
● Druk in de enkelvoudige weergave
op de knop o.
● Druk op de knoppen op en selecteer
een springmethode.
● Met de knop l schakelt u de
weergave van informatie aan en uit.
Hiermee springt u naar het eerste beeld van elke
opnamedatum.
Hiermee wordt de eerste opname in elke categorie
weergegeven (p. 119).
Ga naar datum
Ga naar My Category
Ga naar folder
Hiermee wordt het eerste beeld van elke map
weergegeven.
Ga naar film
U springt naar een film.
10 Beelden
U springt met 10 beelden tegelijk.
100 Beelden
U springt met 100 beelden tegelijk.
Zoeken op
,
,
en
Selecteer een doelfilter.
● Selecteer een filter met de knoppen qr
(met uitzondering van
).
● Als u aan het keuzewiel  draait,
Doelfilters
verschijnen alleen beelden in het doel
(in
alleen films).
● Met de knop n keert u terug naar
de enkelvoudige weergave.
105
d Naar beelden zoeken in de springweergave
Bekijk beelden met
de filterweergave.
● Als u op de knop m drukt, wordt de
filterweergave gestart
en verschijnt
er een blauw kader.
● Als u op de knoppen qr drukt of aan het
keuzewiel  draait, worden de bij stap 1
geselecteerde beelden weergegeven.
● Als u op de knop o drukt, wordt de
filterweergave geannuleerd.
Naar de volgende
en
beelden gaan
● Als u op de knoppen qr drukt, wordt het
beeld weergegeven dat het geselecteerde
aantal beelden verderop is.
● Door aan het keuzewiel  te draaien,
springt u per afzonderlijk beeld.
● Met de knop n keert u terug naar
de enkelvoudige weergave.
Wat als ik een doel niet kan selecteren?
Als u
kiest bij stap 1 op p. 105 en er geen beelden in categorieën zijn
gesorteerd, kunt u alleen
selecteren. Als
bovendien alleen beelden met
dezelfde datum bevat en er in
maar 1 map is gemaakt, kunt u slechts 1 doel
selecteren.
Filterweergave
Zelfs in de filterweergave (stap 2), kunt u gefilterde beelden bekijken met
'g Beelden doorzoeken in groepen van 9 (index weergeven)' (p. 104),
'. Diashows bekijken' (p. 107) en 'k Beelden vergroten' (p. 111). Als u echter
een andere categorie kiest (p. 119) of een beeld bewerkt en opslaat als een
nieuw beeld (p. 121), wordt [Toon alle beelden] weergegeven en wordt de
filterweergave geannuleerd.
106
. Diashows bekijken
Beelden en films die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u
automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer [Dia Show].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 1. Selecteer vervolgens [Dia Show]
en druk op de knop m.
Selecteer [Start].
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Enkele seconden nadat [Laden van
beeld…] verschijnt, begint de diashow.
● U kunt de diashow onderbreken/opnieuw
starten door nogmaals op de knop m
te drukken.
● Druk op de knop n om de diashow
te beëindigen.
• Als u op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait tijdens
het afspelen, gaat u naar het volgende beeld. Als u de knoppen qr
ingedrukt houdt, spoelt u snel vooruit door de beelden.
• De energiebesparingsfunctie werkt niet tijdens diashows (p. 51).
Instellingen wijzigen
U kunt de weergavetijd van beelden wijzigen en instellen dat de diashow
wordt herhaald.
Selecteer [Stel in].
● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit,
selecteer [Stel in] en druk op de knop m.
Kies de instelling.
● Druk op de knoppen op en selecteer
een optie. Druk vervolgens op de knoppen
qr of draai aan het keuzewiel  en
selecteer de instelling.
● Met de knop n keert u terug naar het
scherm van de diashow.
107
. Diashows bekijken
De beelden selecteren die u wilt afspelen
De classificatie selecteren
U kunt beelden per classificatie selecteren, de beelden samenvoegen in een
groep en ze weergeven.
Selecteer
, ; of
.
● Voer stap 2 op p. 107 uit, druk op de
knoppen opqr of draai aan het
keuzewiel  om
, ; of
te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om de items in te stellen en
druk op de knop m.
● Door op de knoppen qr te drukken, kunt
u de beelden in de items weergeven.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt
op het scherm.
● Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd.
● De beelden worden weergegeven in de
volgorde waarin ze zijn gekozen.
● Druk op de knop n om de instelling
te voltooien.
● Voer stap 2 op p. 107 uit om de beelden
weer te geven.
Afzonderlijke beelden selecteren
U kunt de beelden die u wilt afspelen stuk voor stuk selecteren, deze
sorteren in custom 1 – 3 en ze vervolgens afspelen.
Selecteer
.
● Voer stap 2 op p. 107 uit, druk op de
knoppen opqr of draai aan het
keuzewiel  om
te selecteren en
druk op de knop m.
● Eerst wordt alleen
weergegeven.
Als u
instelt, kan ook
worden
geselecteerd. Als u
instelt, kan ook
worden geselecteerd.
108
. Diashows bekijken
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
● Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnen
en het geselecteerde
volgnummer op het scherm.
● Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd.
● Wanneer u meerdere beelden wilt
selecteren, herhaalt u de hierboven
beschreven bewerking (maximaal
998 beelden).
● De beelden worden weergegeven in de
volgorde waarin ze zijn gekozen.
● Druk op de knop n om de instelling
te voltooien.
● Voer stap 2 op p. 107 uit om de beelden
weer te geven.
Alle beelden selecteren
U kunt alle beelden verzamelen en markeren als custom 1 – 3.
Selecteer [Markeer].
● Voer stap 2 op p. 107 uit en selecteer
Druk vervolgens op de knoppen op,
selecteer [Markeer] en druk op
de knop m.
.
Maak uw selectie.
● Druk op de knoppen op, selecteer
[Markeer] en druk op de knop m.
● Druk op de knoppen qr, selecteer [OK]
en druk op de knop m.
● Als u [Markeer] wilt annuleren, selecteert
u [Herstel] bij de hierboven beschreven
stap.
109
. Diashows bekijken
Het effect wijzigen
U kunt een effect selecteren dat wordt gebruikt wanneer tussen beelden
heen en weer wordt geschakeld.
● Druk op de knoppen op en selecteer
. Druk vervolgens op de knoppen qr
of draai aan het keuzewiel  om een
item te selecteren.
X Wanneer u een item selecteert, verschijnt
een beeld met het effect dat u hebt
geselecteerd.
● Bij
wordt geen effect weergegeven.
● Speel de beelden af volgens de instructies
bij stap 2 op p. 107.
Scherpstelling en gezichtsuitdrukking
controleren (Focus check)
De plaats van het AF-kader wanneer u scherpstelt voor een opname of de
opname van een herkend gezicht kan worden vergroot.
Druk op de knop l en ga naar
het scherm Focus check (p. 43).
X Er verschijnt een wit kader op de plaats
van het AF-kader tijdens de opname of
rond een gezicht.
X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
X De plaats waar het oranje kader verschijnt,
wordt vergroot.
Vergroot een ander deel van het beeld.
● Door op de knop m te drukken, gaat u
naar een ander wit kader.
Wijzig de vergrotingsfactor of -locatie.
● Duw de zoomknop één keer naar k.
● Als u op de knoppen opqr drukt,
verandert u de weergavepositie.
● Door de zoomknop naar k te duwen,
vergroot u het beeld. Door de zoomknop
naar g te duwen, verkleint u het beeld.
● Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 2.
110
k Beelden vergroten
Duw de zoomknop naar k.
● De vergrote weergave verschijnt. Als u de
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
zoomknop vasthoudt, wordt het beeld
vergroot tot een maximale zoomfactor
van ongeveer 10x.
● Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
● Duw de zoomknop naar g om de
zoomfactor te verlagen of terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
● Met het keuzewiel  kunt u naar
volgend beeld bladeren terwijl de beelden
nog vergroot worden weergegeven.
+ Beeldovergangen wijzigen
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het heen en weer schakelen
tussen films en beelden in de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 1. Selecteer vervolgens [Overgang]
en selecteer de gewenste overgang met
de knoppen qr.
X Druk op de knop n om de instelling
te bevestigen.
Hiermee schakelt u direct heen en weer tussen beelden zonder
overgangseffect.
De volgende beelden verschijnen geleidelijk.
Hiermee schakelt u heen en weer tussen beelden. Wanneer u op de knoppen
qr drukt, worden de beelden van links naar rechts verschoven.
111
Beelden weergeven op een tv
Met de meegeleverde AV-kabel kunt u de camera aansluiten op een
televisie om gemaakte beelden of films te bekijken.
Benodigdheden
• Camera en televisie
• Bij de camera geleverde AV-kabel (p. 2)
Schakel de camera en tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
● Open het klepje voor de aansluiting en
Rood of zwart
Geel
Geel
Zwart
steek de stekker van de meegeleverde
AV-kabel helemaal in de A/V OUT-uitgang
van de camera.
● Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen zoals wordt getoond in
de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze in
op de ingang waarop de kabel is
aangesloten.
Druk op de knop 1 van de camera
en schakel de camera in.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er
wordt niets weergegeven op het scherm
van de camera).
● Als u klaar bent met kijken, schakelt u de
camera en televisie uit en haalt u de
AV-kabel los.
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op
de televisie?
Als het videosysteem (NTSC/PAL) van de camera niet gelijk is aan dat van de
televisie, worden beelden mogelijk niet correct weergegeven. Druk op de knop
n en ga naar het menu-item [Video Systeem] op het tabblad 3 om het
juiste videosysteem in te stellen.
112
/ Alle beelden wissen
U beelden of films selecteren en in groepen wissen. Gewiste beelden of
films kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u een opname
of film wist. Beveiligde beelden en films (p. 117) kunt u niet wissen.
Selecteer [Wissen].
● Druk op de knop n en selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk op
de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer een
selectiemethode en druk op de knop m.
● Als u niets meer wilt wissen en wilt
terugkeren naar het menu, drukt u op
de knop n.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit
om [Selectie] te selecteren en druk op
de knop m.
Selecteer de beelden.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt
op het scherm.
● Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt
.
● Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
113
/ Alle beelden wissen
Druk op de knop n.
Wis.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op
de knop m.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
● Voer stap 2 op p. 113 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op de
knop m.
Selecteer het eerste beeld.
● Druk op de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
● Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
● U kunt geen beelden voor het eerste
beeld selecteren.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te
selecteren, en druk op de knop m.
114
/ Alle beelden wissen
Wis.
● Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer beelden met het keuzewiel Â
Voer stap 2 en 3 in het scherm hierboven uit, draai aan het keuzewiel Â
en u kunt het eerste en laatste beeld selecteren.
Selecteren op categorie
Selecteer [Selecteer Per Datum],
[Select. per Category] of
[Selecteer Per Folder].
● Voer stap 2 op p. 113 uit om een categorie
te selecteren, en druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om de items in te stellen en
druk op de knop m.
● Als u op de knoppen qr drukt, kunt u
de beelden in de geselecteerde items
weergeven.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt
op het scherm.
● Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt
.
115
/ Alle beelden wissen
Druk op de knop n.
Wis.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op
de knop m.
Wat als ik [Select. per Category] niet kan selecteren?
Als er geen beelden in categorieën zijn gesorteerd (p. 119), kunt u [Select. per
Category] niet selecteren bij stap 2.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
● Voer stap 2 op p. 113 uit om [Alle
beelden] te selecteren en druk op
de knop m.
Wis.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk op
de knop m.
116
: Beelden beveiligen
U kunt belangrijke beelden en films beveiligen, zodat ze niet door de camera
kunnen worden gewist (pags. 25, 113).
Selecteer [Beveilig].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 1. Selecteer vervolgens [Beveilig] en
druk op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer een
selectiemethode en druk op de knop m.
● Als u wilt annuleren of wilt terugkeren naar
het menu, drukt u op de knop n.
Als u de geheugenkaart formatteert (p. 50), worden beveiligde beelden
ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Opdracht].
● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit
om [Selectie] te selecteren en druk op
de knop m.
● Voer stap 2 op p. 113 uit om een beeld
te selecteren.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt
op het scherm.
● Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt
.
● Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
117
: Beelden beveiligen
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
● Voer stap 2 op p. 117 uit om [Select. Reeks]
te selecteren en druk op de knop m.
● Voer stap 2 en 3 op p. 114 uit om
de beelden te selecteren.
Beveilig de beelden.
● Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Selecteren op categorie
Selecteer [Selecteer Per Datum],
[Select. per Category] of
[Selecteer Per Folder].
● Voer stap 2 op p. 117 uit om het type te
selecteren en druk op de knop m.
● Voer stap 2 en 3 op pags. 115 – 116 uit
om beelden te selecteren.
Beveilig de beelden.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [Beveilig] en
druk op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
● Voer stap 2 op p. 117 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op de knop m.
Beveilig de beelden.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [Beveilig] en
druk op de knop m.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. uit] te selecteren in stap 2 als u in [Select. Reeks], [Select. per
Category] of [Alle beelden] bent.
118
; Beelden indelen in categorieën
(My Category)
U kunt beelden en films indelen in categorieën. U kunt de ingedeelde
beelden ook in de volgende functies gebruiken.
• Springweergave (p. 105), Dia Show (p. 107), Alles wissen (p. 113),
Beveilig (p. 117), Print instellingen (DPOF) (p. 132)
Selecteer [My Category].
● Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer een
selectiemethode en druk op de knop m.
● Als u wilt annuleren of wilt terugkeren naar
het menu, drukt u op de knop n.
Afbeeldingen die zijn genomen terwijl [Auto Category] is ingesteld op
[Aan], worden automatisch toegewezen aan een categorie (p. 144).
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Opdracht].
● Voer de hierboven beschreven stap 2 uit
om [Selectie] te selecteren en druk op
de knop m.
● Voer stap 2 op p. 113 uit om beelden
te selecteren.
● Druk op de knoppen op, selecteer een
categorie en druk op de knop m.
X Nadat u de instelling hebt gemaakt,
verschijnt
op het scherm.
● Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt
.
● Herhaal de hierboven beschreven procedure
als u meerdere beelden wilt selecteren.
119
; Beelden indelen in categorieën (My Category)
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
● Voer stap 2 op p. 119 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk op
de knop m.
● Voer stap 2 en 3 op p. 114 uit om de
beelden te selecteren.
● Druk op de knop p, selecteer het item en
druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  en selecteer een type.
Kies de instelling.
● Druk op de knop p om [Selectie] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
\ Beelden roteren
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer [Roteren]
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 1, selecteer vervolgens [Roteren] en
druk op de knop m.
Roteer het beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om het beeld te selecteren
dat u wilt roteren.
● Druk herhaaldelijk op de knop m om de
standen 90°/270°/Origineel te doorlopen.
● Met de knop n keert u terug naar
het menu.
120
= Het formaat van beelden veranderen
U kunt beelden die zijn opgenomen met een hoge resolutie, omzetten in
beelden met een lagere resolutie en het kleinere beeld opslaan als een
afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 1, selecteer vervolgens [Veranderen]
en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
● Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Als u op de knoppen qr drukt of aan het
keuzewiel  draait om [Ja] te selecteren
en op de knop m drukt, wordt het
opgeslagen beeld weergegeven.
• U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
• U kunt beelden die zijn opgenomen met
en
, niet opslaan in een
lagere resolutie.
121
[ Trimmen
U kunt een bepaald gedeelte van een opgenomen beeld uitsnijden en dit
opslaan als een nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
● Druk op de knop n en selecteer
[Trimmen] op het tabblad 1 en druk op
de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en druk
op de knop m.
Pas het snijgebied aan.
Snijgebied
X Er verschijnt een groen kader rond het
gedeelte van het beeld dat u wilt afsnijden.
X Het oorspronkelijke beeld wordt
Weergave van snijgebied
Resolutie na
bijsnijden
linksboven weergegeven en het beeld dat
overblijft na het bijsnijden, wordt
rechtsonder weergegeven.
● U kunt de grootte van het kader kleiner of
groter maken door de zoomknop naar
links of rechts te duwen.
● Met de knoppen opqr kunt u het kader
verplaatsen.
● Met de knop l verandert u de grootte
van het kader.
● In een beeld met een herkend gezicht
verschijnt een grijs kader rond gezichten
linksboven in het scherm. U kunt dit kader
gebruiken voor het bijsnijden. U kunt
schakelen tussen schermen door aan het
keuzewiel  te draaien.
● Druk op de knop m.
Een nieuwe afbeelding opslaan
en weergeven.
● Voer de bewerkingen uit die zijn
beschreven bij stap 4 en 5 op p. 121.
• Beelden die zijn opgenomen met
,
en
, kunnen niet worden
bijgesneden.
• De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden
veranderd, is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4).
• De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van de
oorspronkelijke afbeelding.
122
? Effecten toevoegen met de functie
My Colors
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een nieuw beeld. Zie p. 73 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
● Druk op de knop n, selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
● Nadat u het menu-item hebt geselecteerd,
kunt u het beeld vergroten of verkleinen
door de stappen uit te voeren die worden
beschreven in 'k Beelden vergroten'
(p. 111).
● Door op de knop m te drukken terwijl een
vergroot beeld wordt weergegeven, kunt u
overschakelen naar het oorspronkelijke
beeld voordat de kleur werd veranderd.
Met de knop n keert u terug naar
het menu.
Een nieuwe afbeelding opslaan
en weergeven.
● Voer de bewerkingen uit die zijn
beschreven bij stap 4 en 5 op p. 121.
• Als u de kleur van een beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit
geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet het gewenste resultaat.
• De kleuren van afbeeldingen die zijn opgenomen met My Colors (p. 73),
kunnen afwijken van ware kleuren.
123
@ Donkere onderwerpen aanpassen
(i-Contrast)
Hiermee detecteert u donkere delen in onderwerpen of op gezichten, corrigeert
u de helderheid en slaat u het aangepaste beeld op als nieuw bestand. U hebt
de keuze uit 4 correctieniveaus: [Auto], [Laag], [Middel], [Hoog].
Selecteer [i-Contrast].
● Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer het beeld en
druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Een nieuwe afbeelding opslaan
en weergeven.
● Voer de bewerkingen uit die zijn
beschreven bij stap 4 en 5 op p. 121.
Wat als het beeld niet met [Auto] is gecorrigeerd zoals
verwacht?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
• Afhankelijk van het onderwerp kan het beeld onzuiver worden of niet
correct worden aangepast.
• Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit
afnemen.
124
] Rode-ogeneffect corrigeren
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 1, selecteer vervolgens [Rode-Ogen
Corr.] en druk op de knop m.
X Het scherm [Rode-Ogen Corr.] verschijnt.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren
dat u wilt corrigeren. Druk vervolgens op
de knop m.
X Er verschijnt een kader rond het gebied met
rode ogen dat is gedetecteerd door de
camera, waarna de optie [Start] verschijnt.
● U kunt het beeld vergroten of verkleinen
met de procedure die wordt beschreven in
'k Beelden vergroten' (p. 111).
Corrigeer het beeld.
● Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel  om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het beeld wordt gecorrigeerd en de optie
[Nieuw bestand] verschijnt.
● U kunt het beeld vergroten of verkleinen
met de procedure die wordt beschreven in
'k Beelden vergroten' (p. 111).
Een nieuwe afbeelding opslaan
en weergeven.
● Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel  om [Nieuw bestand] te
selecteren en druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
● Voer de bewerking uit die wordt
beschreven bij stap 5 op p. 121.
125
] Rode-ogeneffect corrigeren
Handmatig corrigeren
Als de camera rode ogen niet automatisch kan detecteren en corrigeren,
kunt u dit handmatig doen.
Voeg een correctiekader toe.
● Bij stap 3 op p. 125 selecteert u
[Voeg Kader toe]. Druk vervolgens
op de knop m.
Stel de positie en grootte in.
● Druk op de knoppen opqr om het
correctiekader (groen) naar de sectie met
rode ogen te verplaatsen. Met de
zoomknop pas u de grootte van het kader
zodanig aan dat dit alleen rondom het
gedeelte staat dat u wilt corrigeren.
X Het gebied in het kader wordt rechtsonder
in het scherm vergroot weergegeven.
● Als u op de knop m drukt, wordt het
eerste kader (wit) vastgezet en verschijnt
er een nieuw correctiekader.
● U kunt maar liefst 35 correctiekaders
toevoegen.
● Als u de positie en grootte van de kaders
hebt ingesteld, drukt u op de knop n.
Voer vervolgens stap 3 en 4 op p. 125 uit.
Kaders verwijderen
• U verwijdert een kader door bij stap 3 op p. 125 [Verw. Kader] te
selecteren en vervolgens op de knop m te drukken.
• Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om een kader
(groen) te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
• Als bij stap 4 [Overschrijven] op p. 125 is geselecteerd, wordt het nietgecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
• Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
• Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt gecorrigeerd, kan de kwaliteit
afnemen.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
126
^ Geluidsmemo's toevoegen
U kunt een geluidsmemo (WAVE-indeling) opnemen en toevoegen aan een
beeld. De toegevoegde geluidsmemo mag tot ongeveer 1 minuut lang zijn.
Selecteer [Geluids memo].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 1. Selecteer vervolgens [Geluids
memo] en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
X Het bedieningspaneel voor
geluidsmemo's wordt weergegeven.
Neem de geluidsmemo op.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
● U kunt de opname onderbreken/opnieuw
starten door nogmaals op de knop m
te drukken.
Bedieningspaneel voor geluidsmemo's
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Uit
De opname starten
Pauzeren (opname of weergave)
Afspelen
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m om de geluidsmemo te wissen.
• U kunt het volume tijdens het afspelen aanpassen met de knoppen op.
• Selecteer
en druk op de knop m. Druk vervolgens op de knop n
om terug te keren naar het menu.
• Het geluid dat is toegevoegd aan een beeld kan ook worden afgespeeld
met de meegeleverde software.
• Geluidsmemo's van beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
127
Beelden verplaatsen naar een computer
'Beelden downloaden met de camera' In (p. 35) in hoofdstuk 1 wordt
beschreven hoe u beelden verplaatst met [Nieuwe beelden]. In deze
paragraaf worden andere manieren beschreven om beelden te downloaden.
Deze markeringsmethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print
Order Format).
Selecteer een menu-item.
● Selecteer het menu-item bij stap 1 van de
procedure in 'Beelden downloaden met de
camera' (p. 35).
Download de beelden.
● Druk op de knop c.
X Beelden die overeenkomen met de
geselecteerde optie, worden verplaatst.
X De camera keert terug naar het menu
[Verplaats] zodra het verplaatsen
is voltooid.
Opties voor het menu Verplaats
Alle beelden
Alle beelden van de geheugenkaart worden omgezet.
Nieuwe beelden
(p. 35)
Verpl. DPOF beeld
Select & verplaats
Wallpaper
128
Alle beelden die zijn geselecteerd om te worden
verplaatst, worden in één keer overgezet (p. 129).
Beelden stuk voor stuk selecteren en verplaatsen.
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â
om een beeld te selecteren. Druk vervolgens op de knop
c om het beeld te verplaatsen.
Een beeld selecteren en downloaden dat u op het
bureaublad van de computer als achtergrond (wallpaper)
wilt gebruiken.
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â
om een beeld te selecteren. Druk vervolgens op de knop
c om het beeld te verplaatsen.
{ Beelden markeren voor verplaatsen
(DPOF)
U kunt afzonderlijke beelden selecteren en naar de computer verplaatsen.
Deze markeringsmethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print
Order Format).
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [volgorde].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 1. Selecteer vervolgens [volgorde]
en druk op de knop m.
Selecteer [Opdracht].
● Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel  om [Opdracht] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te
selecteren.
● Druk op de knop m om de selectie te
bevestigen.
verschijnt linksboven in
het scherm.
● Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt
.
● Wanneer u meerdere beelden wilt
selecteren, herhaalt u de hierboven
beschreven stap (maximaal 998 beelden).
● Door twee maal op de knop n te
drukken, slaat u de instellingen op de
geheugenkaart op en keert u terug naar
het menu.
129
{ Beelden markeren voor verplaatsen (DPOF)
Alle beelden selecteren
● Wanneer u [Markeer] selecteert in stap 2
op p. 129, verschijnt het scherm dat links
wordt weergegeven.
● Als u [OK] selecteert en op de knop m
drukt, worden alle beelden gezamenlijk
gemarkeerd.
● Als u op de knop n drukt, wordt de
geselecteerde inhoud opgeslagen en
keert u terug naar het menu.
Alle selecties annuleren
Als u op het scherm bij stap 2 op p. 129 [Herstel] selecteert en op de knop
m drukt, vervolgens op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel Â
draait om [OK] te selecteren en op de knop m drukt, worden alle
markeringen gewist.
Het pictogram
wordt mogelijk weergegeven bij gebruik van een
geheugenkaart met verzendinstellingen van een andere DPOFcompatibele camera. Deze instellingen worden overschreven door
de instellingen die zijn opgegeven op uw camera.
130
Print Lijst (DPOF)
Direct na het maken van opnamen of terwijl u opnamen afspeelt, kunt u
beelden toevoegen aan de printlijst (DPOF) door op de knop c te
drukken. U kunt eenvoudig afdrukken vanaf een printlijst door uw camera en
printer aan te sluiten. Deze markeringsmethoden voldoen aan de DPOFnormen (Digital Print Order Format).
Beelden toevoegen aan de printlijst
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  en selecteer het beeld.
Druk op de knop c (video's
zijn uitgesloten).
De printlijst.
● Druk op de knoppen op en selecteer het
aantal afdrukken, druk op de knoppen qr
of draai aan het keuzewiel Â, selecteer
[Toevoegen] en druk op de knop m.
● Als u het toevoegen van beelden wilt
annuleren, drukt u op de knop c. Druk
vervolgens op de knoppen qr of draai
aan het keuzewiel Â, selecteer
[Verwijder] en druk op de knop m.
Afdrukken
In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie Canon
SELPHY ES en SELPHY CP. Zie ook de Gebruikershandleiding voor
Direct Print.
Aantal afdrukken
Sluit de camera aan op de printer
(p. 26).
Druk af.
● Druk op de knoppen op, selecteer
[Print nu] en druk op de knop m.
X Het afdrukken begint.
● Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken bij
de volgende afdruk.
131
Beelden markeren voor afdrukken (DPOF)
U kunt afdrukinstellingen instellen voor beelden op een geheugenkaart (tot
998 beelden), zoals de beelden die moeten worden afgedrukt en het aantal af
te drukken exemplaren. U kunt daarna alle geselecteerde beelden in één keer
afdrukken of met de geheugenkaart naar een fotozaak gaan om afdrukken te
bestellen. Zie de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie
over het afdrukken van de geselecteerde beelden. Deze markeringsmethoden
voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen
U kunt instellingen kiezen voor het afdruktype, de datum en het
bestandsnummer. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die
zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 2. Selecteer vervolgens [Print
instellingen] en druk op de knop m.
Kies de instellingen.
● Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel
 om een optie te selecteren.
X Druk op de knop n om de
instellingen te bevestigen en terug te
keren naar het menu.
Standaard Eén beeld per pagina afdrukken.
Afdruktype
Datum
File No.
Wis DPOF data
Aan
Uit
Aan
Uit
Aan
Uit
132
Index
Diverse verkleinde beelden per pagina afdrukken.
Beide
Zowel standaard- als indexgrootten afdrukken.
De datum van de opname-informatie afdrukken.
–
Het bestandsnummer afdrukken.
–
Na het afdrukken alle beelden verwijderen die zijn
geselecteerd voor afdrukken.
–
Beelden markeren voor afdrukken (DPOF)
• Afhankelijk van de printer of fotozaak is het resultaat mogelijk niet
helemaal in overeenstemming met de afdrukinstellingen.
• Het pictogram
kan worden weergegeven bij gebruik van een
geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere DPOFcompatibele camera. Deze instellingen worden overschreven door de
instellingen die zijn opgegeven op uw camera.
• Bij sommige printers de datum tweemaal worden afgedrukt als [Datum]
ingesteld is op [Aan].
• Wanneer [Index], [Datum] en [File No.] zijn ingesteld, kan [Aan] niet
worden ingesteld.
• De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in [Datum/
Tijd] in 3 (p. 17).
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
● Druk op de knop n en selecteer de
tab 2. Selecteer vervolgens [Sel. beeld &
aantal] en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren
dat u wilt instellen. Druk vervolgens op de
knop m.
X U kunt het aantal af te drukken
exemplaren instellen.
● Als u [Index] selecteert, verschijnt
op
het scherm.
● Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt
.
Stel het aantal afdrukken in.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om het aantal afdrukken in
te stellen (maximaal 99).
● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en
het aantal afdrukken in te stellen.
133
Beelden markeren voor afdrukken (DPOF)
● Voor [Index] kunt u het aantal afdrukken
niet instellen. Selecteer alleen beelden
met de procedure van stap 2.
X Druk op de knop n om de
instellingen te bevestigen en terug
te keren naar het menu.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
● Selecteer [Select. Reeks] in stap 1
op p. 133 en druk op de knop m.
● Maak selecties door stap 2 en 3 op p. 114
uit te voeren.
Kies de afdrukinstellingen.
● Druk op de knoppen op, selecteer
[Opdracht] en druk op de knop m.
Select. per Category
Selecteer [Selecteer Per Datum],
[Select. per Category] of
[Selecteer per Folder].
● Voer stap 1 op p. 133 uit om een type te
selecteren en druk op de knop m.
● Voer stap 2 en 3 op pags. 115 – 116 uit
om beelden te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk
op de knop m.
134
Beelden markeren voor afdrukken (DPOF)
Instellen dat alle beelden één keer
worden afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden]
● Selecteer [Sel. alle beelden] in het scherm
bij stap 1 op p. 133 en druk op de
knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel Â, selecteer [OK] en druk
op de knop m.
Alle selecties annuleren
Als u [Wis alle selecties] kiest en op de knop m drukt bij stap 1 op p. 133,
kunt u op de knoppen qr drukken of aan het keuzewiel  draaien, [OK]
selecteren en op de knop m drukken om alle selecties te annuleren.
_ Alleen geluid opnemen (Audio Recorder)
U kunt continu alleen spraak opnemen, zonder beelden, tot een maximale
lengte van 2 uur.
U hebt de keuze uit 3 niveaus van geluidskwaliteit. Aflopend van hoog naar
laag, zijn dit: [44.100kHz], [22.050kHz], [11.025kHz].
Selecteer [Audio Recorder].
● Druk op de knop n en selecteer
[Audio Recorder] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
135
_ Alleen geluid opnemen (Audio Recorder)
Samplingfrequentie
Wijzig de geluidskwaliteit.
● Druk op de knoppen op en selecteer
de geluidskwaliteit.
Neem het geluid op.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
Resterende tijd
keuzewiel  om
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De opname begint en de opnametijd
wordt weergegeven.
● Als u op de knop m drukt, wordt de
opname onderbroken.
Bedieningspaneel voor geluidsmemo's
Druk op de knoppen qr of draai aan het keuzewiel  om het menu-item
te selecteren, en druk op de knop m.
Uit
De opname starten.
Hiermee stopt u het opnemen of afspelen.
Druk op de knoppen op om de spraakopname te selecteren. Als u op de knop
m drukt, begint het afspelen.
Als u de knop m ingedrukt houdt, wordt de opname teruggespoeld (er wordt geen
geluid afgespeeld).
Als u de knop m ingedrukt houdt, wordt de opname vooruitgespoeld (er wordt
geen geluid afgespeeld).
Als u op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel  draait en [Wissen] kiest, en
vervolgens op de knop m drukt, wordt het geluid gewist. Als u op de knop m drukt
in [Alles wissen] en vervolgens op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel Â
draait en [OK] selecteert en op de knop m drukt, wordt al het geluid gewist.
: Druk op de knop m om geluid te beveiligen.
Druk op de knoppen op om het afspeelvolume aan te passen.
Geschatte omvang voor geluidskwaliteit en opnametijd
Geluidskwaliteit
11.025 kHz
22.050 kHz
44.100 kHz
Grootte van
32 MB
spraakopname (meegeleverd)
22 kB/sec.
44 kB/sec.
88 kB/sec.
2 GB
8 GB
23 min. 28 sec. 25 uur 22 min. 35 sec. 101 uur 23 min. 47 sec.
11 min. 44 sec. 12 uur 41 min. 18 sec. 50 uur 41 min. 53 sec.
5 min. 52 sec. 6 uur 20 min. 39 sec. 25 uur 20 min. 57 sec.
Het opnemen stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is.
136
8
De camera aanpassen
U kunt allerlei opnamefuncties aanpassen aan uw voorkeuren.
Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en
veelgebruikte functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor
opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
137
Functies aanpassen
U kunt enkele handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad
3 (p. 46).
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 51) op [Uit] zetten. De instelling [Aan] wordt
echter aanbevolen om de accu te sparen.
● Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop m.
● Druk op de knoppen op om [Automatisch
Uit] te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr of het keuzewiel  om [Uit] te
selecteren.
● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u
niet vergeten om na gebruik de camera uit
te schakelen.
Spaarstand tijdens opnemen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 51).
● Selecteer [spaarstand] en druk op
de knop m.
● Druk op de knoppen op om [Display uit] te
selecteren en gebruik vervolgens de knoppen
qr of het keuzewiel  om een tijdsduur
te selecteren.
● Het is raadzaam om een tijd onder [1min.]
te selecteren, om de accu te sparen.
138
Functies aanpassen
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum
en tijd door simpelweg de tijdzone-instelling te wijzigen. U moet de tijdzone
van uw bestemming dan wel van tevoren registreren. U hoeft de datum en
de tijd dan niet opnieuw in te stellen.
Stel de tijdzone Thuis in.
● Selecteer [Tijdzone] en druk op
de knop m.
● Als u dit voor het eerst instelt, controleert
u eerst of het links afgebeelde scherm
verschijnt en drukt u vervolgens op
de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een tijdzone voor thuis
te selecteren en druk vervolgens op m.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen
op om
te selecteren.
Stel de tijdzone Wereld in.
● Druk op de knoppen op om
te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om de
bestemmingstijdzone te selecteren en
druk vervolgens op m.
● U kunt de zomertijd instellen volgens stap 1.
Selecteer de tijdzone Wereld.
● Druk op de knoppen op en selecteer
[Thuis/Wereld].
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om
te selecteren en
druk vervolgens op n.
●
verschijnt in de [Tijdzone] of het
opnamescherm (p. 42).
Als u in
de datum of tijd wijzigt (p. 17), worden de datum en tijd voor
de optie Thuis ook automatisch gewijzigd.
139
Functies aanpassen
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2000 opnamen.
U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
● Selecteer [Bestandsnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
● [Continu]: Ook als u opnamen maakt met een
nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden
steeds een oplopend nummer totdat u een
opname maakt en opslaat met het nummer
9999.
● [Auto reset]: Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt, begint de bestandsnummering weer
bij 0001.
• Als u, zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe
bestanden een opvolgend nummer krijgen volgens de aanwezige
nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen,
formatteert u vóór het gebruik de geheugenkaart (p. 50).
• Raadpleeg de Startershandleiding voor informatie over mapstructuren of
afbeeldingstypen.
Een map maken
U kunt nieuwe mappen maken om uw opnamen in op te slaan.
● Selecteer [Maak folder] en druk op de knop m.
● Selecteer [Maak nieuwe folder] en druk op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â
om
te selecteren.
● Op het scherm verschijnt
(p. 42) tijdens
het opnemen, en de opnamen worden
vastgelegd in een nieuwe map.
140
Functies aanpassen
Mappen maken op dag en tijd
U kunt een dag en een tijd instellen voor het maken van een map.
● Selecteer [Maak folder] en druk op de knop m.
● Selecteer [Maak autom.] en druk op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel Â
om een interval te selecteren.
● Selecteer [Tijd] en druk op de knoppen qr of
draai aan het keuzewiel  om een tijd in
te stellen.
● De nieuwe map wordt gemaakt op de
ingestelde dag en tijd. Opnamen die na deze
datum worden gemaakt, worden in de nieuwe
map opgeslagen.
De functie Beeldomkeren uitschakelen
Als u beelden afspeelt op de camera of op een computer, worden opnamen
die zijn gemaakt in de verticale stand, automatisch gedraaid en verticaal
weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen.
● Selecteer [Beeldomkeren] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 24). U kunt
deze tijd wijzigen in [0 sec.].
● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
141
Opnamefuncties aanpassen
Als u het programmakeuzewiel instelt op 6 en de modus instelt op G,
kunt u de instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 46).
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pags. 158 – 159).
De functie Slow sync gebruiken
Hiermee kunt u personen en belangrijke onderwerpen opnemen met de
juiste belichting. De sluitertijd wordt verlengd zodat zowel het onderwerp
als de achtergrond de juiste helderheid hebben.
● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op
de knop m.
● Druk op de knoppen op draai aan of het
keuzewiel  om [Slow sync] te selecteren en
gebruik vervolgens de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
• Plaats de camera op een statief, vanwege de lange sluitertijd. Het is
raadzaam om de opname te maken met [IS modus] ingesteld op [Uit]
(p. 145).
• Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de sluiterknop stopt.
De functie Rode ogen reductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductiebrandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt als u in een donkere omgeving de flits gebruikt bij
opnamen. U kunt deze functie uitschakelen.
● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om [Lamp Aan] te selecteren en
gebruik vervolgens de knoppen qr om [Uit] te
selecteren.
142
Opnamefuncties aanpassen
Het AF-hulplicht uitschakelen
Als de camera niet kan scherpstellen als u de sluiterknop half indrukt, gaat
automatisch het lampje branden om te helpen bij het scherpstellen. U kunt
dit lampje uitzetten.
● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Meteen na de opname beeldinformatie
weergeven
U kunt de beeldinformatie die na de opname wordt weergegeven, wijzigen.
● Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
● [Details]: voor gedetailleerde beeldinformatie
(p. 43).
● [Focus check]: het gebied binnen het AFkader wordt vergroot weergegeven, zodat u de
focus kunt controleren. De procedure is
hetzelfde als in 'Scherpstelling en
gezichtsuitdrukking controleren (Focus check)'
(p. 110).
143
Opnamefuncties aanpassen
Beelden automatisch in categorieën indelen
Beelden kunnen automatisch in categorieën worden ingedeeld (p. 119)
tijdens de opname.
● Selecteer [Auto Category] en druk op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
: voor beelden die zijn opgenomen in de
modus I, F of V of beelden waarbij
gezichten worden gedetecteerd wanneer
[AF Frame] is ingesteld op [Gezicht det.].
●
: voor beelden die zijn opgenomen in de
modus U of O.
●
: voor beelden die zijn opgenomen in de
modus H, P, w, t, y of S.
●
Films kunnen niet automatisch in categorieën worden ingedeeld, maar
wel via My Category (p. 119).
De sjabloon weergeven
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van
3:2 om het afdrukbare gebied voor L-formaat of briefkaart aan te duiden.
● Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
● [Raster]: een raster wordt over de weergave
geplaatst.
● [Uitsnede]: Gebieden buiten de uitsnede van
3:2 worden grijs weergegeven. Dit gebied
wordt niet afgedrukt als u afdrukt op papier
met een verhouding van 3:2.
• In de modus
kunt u niet [Uitsnede] of [Beide] instellen.
• De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
• De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn
gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de
gedeelten in de grijze gebieden.
144
Opnamefuncties aanpassen
Instellingen van de IS-modus wijzigen
● Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
● [Continu]: de beeldstabilisatie staat altijd aan.
U kunt het resultaat meteen controleren op het
scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie
of de focus kunt controleren en bijstellen.
● [Opname]: de beeldstabilisatie staat alleen
aan op het moment van de opname.
● [Pan]: de beeldstabilisatie werkt alleen op
het effect van op- en neerwaartse camerabewegingen. Deze optie wordt aanbevolen
voor horizontaal bewegende objecten.
• Als de bewegingsonscherpte te groot is, plaatst u de camera op een
statief. Het is echter raadzaam om de IS modus in te stellen op [Uit] als u
de camera op een statief plaatst.
• Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal. Beeldstabilisatie werkt
niet als u de camera verticaal houdt.
Functies toewijzen aan de knop c
● Selecteer [Instellen c knop] en druk op
de knop m.
● Druk op de knoppen opqr of draai aan het
keuzewiel  om de functies te selecteren die
u wilt toewijzen en druk vervolgens op m.
● Als u op de knop c drukt, wordt de
toegewezen functie opgeroepen.
• Druk op
als u een functie wilt annuleren.
• Als het symbool
onderaan rechts in een pictogram verschijnt, kan
deze functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus of
functie-instelling.
• In
worden bij elke druk op de knop c witbalansgegevens
vastgelegd (p. 71) en worden tevens de witbalansinstellingen
gewijzigd in
.
• In
hoort u bij elke druk op de knop c het geluid van de
ontspanknop
(p. 147) op het tabblad 5. Gebruik dit om de aandacht
van uw onderwerp te trekken vlak voordat u de opname maakt.
145
De afspeelfuncties aanpassen
U kunt instellingen maken op het tabblad 1 door op de knop 1 (p. 46)
te drukken.
Functies toewijzen aan de knop 1
● Selecteer [Inst. Weergave Knop] en druk
op m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
● Als u in de afspeelmodus op de knop 1 drukt,
wordt de toegewezen functie opgeroepen.
• Als u 1 (Standaard) selecteert, kunt u heen en weer schakelen tussen
het uitzetten van de camera en de afspeelmodus, of tussen de opnameen de afspeelmodus (p. 24).
• Als u . of _ selecteert, kunt u de camera niet uitzetten met de knop 1.
• U kunt geen diashows starten tijdens de indexweergave.
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
wordt hervat
● Selecteer [Ga verder] en gebruik de knoppen
qr om een optie te selecteren.
● [Laatste f.]: de weergave wordt hervat met de
laatst gemaakte opname.
● [Laatst gez]: de weergave wordt hervat met de
laatst bekeken opname.
146
5 Het opstartbeeld of -geluid wijzigen
(Mijn camera-instellingen)
U kunt opnamen die u hebt gemaakt, instellen als opstartbeeld dat verschijnt
als de camera wordt ingeschakeld, of geluiden opnemen voor elke cameraactie met het menu 5.
Wijzigen
● Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
● Druk op de knoppen qr om een instelling te
selecteren.
● Druk op de knop n om de instelling te
voltooien.
● Selecteer [Thema] om alle items op dezelfde
nummerinstelling te zetten.
Vastleggen
Als u op de knop 1 drukt en de camera in afspeelmodus zet, kunt u
geluiden en beelden vastleggen.
● Druk op de knoppen qr om
of
te selecteren en druk vervolgens op
de knop l.
● Opstartbeeld: druk op de knoppen qr of draai
aan het keuzewiel  om een beeld te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk
vervolgens op m.
147
5 Het opstartbeeld of -geluid wijzigen (Mijn camera-instellingen)
● Geluiden: druk op de knoppen qr of draai
aan het keuzewiel  om
te selecteren
en druk vervolgens op m.
● Druk na de opname op de knoppen qr of
draai aan het keuzewiel  om
te
selecteren en druk vervolgens op m.
● Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om [OK] te selecteren en druk
vervolgens op m.
Opgeslagen beelden of geluiden op een computer
vastleggen
U kunt beelden of geluiden vastleggen met de camera van de bijgeleverde
software (ZoomBrowser/ImageBrowser). Raadpleeg de Startershandleiding
voor meer informatie.
Eventueel eerder vastgelegde beelden of geluiden worden overschreven
als u een nieuw beeld en geluid opneemt (p. 147).
Gebruik de meegeleverde software (ZoomBrowser EX/ImageBrowser)
om de standaardinstellingen van Mijn camera te herstellen. Raadpleeg de
Startershandleiding voor meer informatie.
148
9
Nuttige informatie voor het
gebruik van de camera
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de camera-accessoires en
een aantal functieoverzichten. Verder vindt u aan het einde de index.
149
Aansluiten op het lichtnet
Als u de Voedingsadapterset ACK-DC30 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over
het batterijpeil.
Plaats de koppeling.
● Open het klepje (p. 14) en plaats de
gelijkstroomkoppeling op de afgebeelde
wijze tot deze vastklikt.
● Sluit het klepje (p. 14).
Sluit het snoer aan op de camera.
● Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
● Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens het
andere uiteinde in een stopcontact.
● U kunt de camera inschakelen en
gebruiken.
● Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Haal het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor
kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken.
Een extra flitser gebruiken
De krachtige flitser HF-DC1 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt gebruikt in
aanvulling op de ingebouwde flitser van de camera wanneer het onderwerp
te ver weg is om goed te worden belicht. Raadpleeg de handleiding van de
flitser voor meer informatie over de bevestiging en het gebruik van deze
krachtige flitser.
Omstandigheden waarin u de HF-DC1 niet kunt gebruiken
In de modus D (p. 89)
150
U denkt dat er een probleem is
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt
vermeld in het garantiesysteemboekje.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
• Controleer of de batterij(en) goed is (zijn) geplaatst (p. 14).
• Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten
(p. 14).
• Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de
polen met een wattenstaafje en plaats de batterij(en) enige malen opnieuw.
Batterij(en) is (zijn) snel leeg.
• Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Verwarm de
batterij(en), bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de
batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
• Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera
aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel
vervolgens de camera aan en opnieuw uit (p. 15).
Weergave op televisie
Beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 112).
Opnamen maken
Kan geen opnamen maken.
• Stel het programmakeuzewiel in op A (p. 40).
• Druk tijdens het afspelen (p. 24) de sluiterknop half in (p. 20).
Er verschijnt geen beeld op het scherm.
• Druk op de knop l (p. 42).
Camerascherm is zwart bij opstarten.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, worden mogelijk
niet correct weergegeven als deze zijn ingesteld in de functie Mijn camera (p. 147).
Weergave op scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 44).
Weergave op scherm is niet goed tijdens opnamen.
Houd er rekening mee dat in de volgende gevallen niet kan worden opgenomen
op foto's maar wel op films.
• Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm
donkerder worden.
• Bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren.
• Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk
(paarsachtig rood) verschijnen op het scherm.
h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 23).
151
U denkt dat er een probleem is
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 57).
• Stel [IS modus] in op [Aan] (p. 145).
• Stel de flitser in op h (p. 67).
• Verhoog de ISO-waarde (p. 70).
Het beeld is wazig.
• Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 164).
• Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 143).
• Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet
zijn ingesteld.
• Maak de opname met behulp van de focusvergrendeling, AF lock of handmatige
scherpstelling (pags. 78, 84, 85).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het kader niet
en stelt de camera niet scherp.
• Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en
de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt,
verschijnt het kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
• Stel de flitser in op h (p. 67).
• Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 72).
• Gebruik AE lock of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 87).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
•
•
•
•
Stel de flitser in op ! (p. 57).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 72).
Gebruik AE lock of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 87).
Het onderwerp is te licht door omgevingsverlichting.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 23).
• Verhoog de ISO-waarde (p. 70).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
• Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 67).
• Stel de flitser in op ! (p. 57).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak
met de flitser.
• Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere
voorwerpen in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
• Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 70).
• Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pags. 55, 56).
152
U denkt dat er een probleem is
Ogen worden rood weergegeven (p. 92).
• Stel [Lamp aan] in op [Aan] (p. 142). Als u opnamen maakt met de flitser, licht
de lamp (aan de voorkant van de camera) op (p. 40) en gedurende ongeveer
1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen
te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp
kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of
dichter bij het onderwerp gaat staan.
Schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera (p. 50).
U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het
menu FUNC.
• Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Bekijk het
menuoverzicht (pags. 156 – 159).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die
kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt
weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte waarmee deze was gemaakt
(p. 29).
'!' wordt weergegeven op het LCD-scherm en de opname wordt
automatisch beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera (p. 50).
• Gebruik een lagere resolutie (p. 99).
• Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden.
Afspelen
Kan geen beelden of films afspelen.
• Als de bestandsnaam of mappenstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u
beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Startershandleiding voor
informatie over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
• Gebruik een geheugenkaart die in uw camera is geformatteerd (p. 50).
• Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan
het afspelen tijdelijk worden onderbroken.
153
Lijst met berichten die op het scherm
worden weergegeven
Als er foutmeldingen verschijnen op het LCD-scherm, kunt u een van de
volgende oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
• De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart in de juiste richting (p. 14).
Kaart op slot!
• Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD- of de SDHC-geheugenkaart staat
in de vergrendelingsstand. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 16).
Kan niet opnemen
• U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd
of de geheugenkaart niet goed is geplaatst. Zog dat de geheugenkaart in de
juiste richting is geplaatst als u opnamen maakt (p. 14).
• Het is niet mogelijk geluidsmemo's toe te voegen aan films (p. 127).
Geheugenkaart fout (p. 51)
• Als dit foutbericht verschijnt terwijl u de meegeleverde geheugenkaart gebruikt,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er
mogelijk een probleem is met de camera.
Geheugenkaart vol
• Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken
(pags. 21, 53, 65, 81) of beelden te bewerken (pags. 120 – 127). Wis de
beelden (pags. 25, 113) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een
lege geheugenkaart (p. 14).
Vervang accu (p. 14)
Geen beeld
• Er zijn in het geheugen geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 117)
Onbekend beeld/Incompatible JPEG/Beeld te groot./RAW
• Niet-ondersteunde beelden of gegevens, of beschadigde beeldgegevens
kunnen niet worden weergegeven.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam
is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet
worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld
niet registreren!/Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
• Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 111), roteren
(p. 120), bewerken (pags. 120 – 127), toe te wijzen aan het beginscherm
(p. 147), categoriseren (p. 119) of toe te voegen aan een printlijst (p. 132).
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam
is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet
worden vergroot, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het beginscherm,
gecategoriseerd of toegevoegd aan een printlijst.
• Films kunnen niet worden vergroot (p. 111), bewerkt (pags. 120 – 127) of
toegewezen aan het beginscherm (p. 147).
154
Lijst met berichten die op het scherm worden weergegeven
Kan niet selecteren!
• Bij het selecteren van de selectiereeks (pags. 114, 118, 120) hebt u geprobeerd
een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt
geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
• U hebt geprobeerd meer dan 501 beelden te selecteren (pags. 114, 118, 120).
Verplaatsen niet mogelijk!
• Het is niet mogelijk incompatibele beelden te verzenden met de functie
Verplaats of beelden te verzenden met beschadigde gegevens, ook niet als
deze zijn geselecteerd.
• U kunt een film niet als achtergrondbeeld verzenden naar uw pc, zelfs niet als
deze is geselecteerd (p. 128).
Teveel markeringen.
• U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd voor
verzending. Selecteer minder beelden dan 998 (p. 132).
Kan niet voltooien!
• Afdrukinstellingen of verplaatsingsinstellingen konden niet correct worden
opgeslagen. Maak het aantal instellingen kleiner en probeer het opnieuw
(pags. 129, 132).
Fout in benaming.
• De bestandsnaam kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met
dezelfde naam of omdat het hoogst mogelijke bestandsnummer is bereikt
(p. 140). Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 140) of
formatteer de geheugenkaart (p. 50).
Incompatibele WAVE
• Het gegevenstype van de bestaande geluidsmemo is onjuist, waardoor geen
nieuwe geluidsmemo kan worden toegevoegd of afgespeeld (p. 127).
Communicatie fout
• Er konden geen beelden van de computer worden verplaatst vanwege het grote
aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart (p. 31).
Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Lens fout, herstart camera
• Er is een lensfout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit en
weer aan te zetten (p. 40). Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u
contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een
probleem is met de lens.
• Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als
u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Exx (xx: nummer)
• Er is een camerafout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit
en weer aan te zetten (p. 40).
• Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is de opname
mogelijk niet vastgelegd. Controleer de opname in de weergavemodus.
• Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het nummer en neemt u contact op
met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is
met de camera.
155
Beschikbare functies per opnamemodus
{
—
{
{
{
—
—
{
{
—
{
—
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
6
8
G D
I
{ — { {
{ { { {
{ { { {
{ { { {
{ { — {
{ { — {
{ { — {
{ — { {
{ — { —
{ { { —
{ { { {
{ { { {
{ { — {
{ { { {
{ { { {
{ { { —
{ — { —
{ { — {
{ { — {
{ {
{
{ { *3
{
{ {
{
—
{
—
{
{
{
My Colors (p. 73)
—
Flitsbelichtingscompensatie (p. 88)
Flits output (p. 90)/Tv-/Av-instellingen (p. 89)
—
—
{
—
{
{
—
Opnamemodi
Functie
Flitser (pags. 57, 67)
h
!
Focusing Zone (pags. 63, 67,
85)
e
u
f
ISO waarde (p. 70)
Transport mode (pags. 61, 62,
72, 74, 75)
W
"
Ò Î
$
AF lock (p. 84)
AE lock (p. 87)/FE lock (p. 88)
TV Display (p. 76)
Gezichts Selectie (p. 86)
Information Display (p. 42)
Aan
Uit
Geen weergave
Functiemenu
Exposure Compensation (p. 72)/Exposure Shift (p. 99)
Wit Balans (p. 71)
Metering System (p. 87)
Image Quality (compressieverhouding) (p. 68)
Recording Pixels (pags. 68, 98)
S
A
F
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
—
{
{
{
—
—
{
—
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
{
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
*1 ISO3200 (p. 56) is standaard ingesteld. *2 Alleen belichtingsvergrendeling (AE lock) beschikbaar.
*3 Scherm voor Quick Shot wordt weergegeven.
156
Beschikbare functies per opnamemodus
V
{
{
{
{
—
—
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
H
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
U
{
{
{
{
—
—
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
O
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
P
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
K
w
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
t
—
—
{
{
—
—
—
{
—
—
{
{
—
{
{
—
—
{
—
{
{
{
{
{
—
{
{
—
{
{
—
{
{
—
{
{
—
{
{
—
{
{
—
y
—
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
S
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
Z
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
—
{
{
{
{
{
R
—
—
{
—
{
—
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
Functiemenu
{
{
—
{
{
{
— —
—
{
{
{
*1
TY vx
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
—
—
—
—
{
{
—
—
—
—
{
{
—
—
—
—
—
—
{
—
{
—
{
{
—
—
—
—
—
{
—
{
{
{
X
—
—
—
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
—
{
*2
{
—
{
{
—
{
{
{
E
>z
—
—
—
{
{
{
{
{
—
—
—
—
—
{
—
—
—
{
—
{
—
—
—
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
*4
—
—
—
{
{
{
*5
—
—
—
{
—
{
{
—
—
—
{
—
{
*5
—
—
—
{
—
—
—
{
—
—
{
—
—
—
{
*4
*5
is standaard ingesteld.
is niet beschikbaar.
{ Selecteerbaar
— Niet selecteerbaar
157
Menu's
4 Opnamemenu
Opnamemodi
Functie
Gezicht det.
AF Frame (p. 82)
AiAF
Centrum
AF kader afm. (p. 82) Normaal/Klein
AF-Punt Zoom (p. 83) Aan/Uit
Servo AF (p. 84)
Aan/Uit
Standaard/Uit
Digitale Zoom (p. 58)
Digitale Tele-converter (1,7x/2,2x)
Slow sync
Aan/Uit
Rode-Ogen
Aan/Uit
Flits Instellingen
Lamp Aan
Aan/Uit
(pags. 92, 142)
Flitsbelichtingscompensatie
Flits output
Maximum/Medium/Minimum
i-Contrast (p. 91)
Uit/Auto
Gezicht-zelfont. 1 – 10 opnamen
Transport inst.
Zelfontspanner 10 sec./2 sec.
(pags. 62, 74, 75)
Custom*3
Vergrote weergave MF (p. 85) Aan/Uit
AF-hulplicht (p. 143)
Aan/Uit
Bekijken (p. 52)
Uit/2 – 10 sec./Vastzetten
Terugkijken (p. 143)
Uit/Details/Focus check
Orig. Opslaan (p. 95) Aan/Uit
Auto Category (p. 144) Aan/Uit
Uit/Raster
Disp. Sjabloon (p. 144)
Uitsnede/Beide
Histogram
Aan/Uit
Continu/Uit
IS modus (p. 145)
Opname/Pan
Datum stempel (p. 60) Uit/Datum/Datum & Tijd
Instellen c knop (p. 145)
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
—
6
8
G D
I
{
{
{
{
{
{ — {
{
{ — {
{
{ — —
{
{ — {
{
{ — {
{
{ — {
{
{ — {
{
*1
{ —
{
{
{
{
{
{
{
{
{ — { —
—
—
{
—
—
—
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
—
{
{
{
—
{
—
—
*1
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
A
F
{
{
{
—
{
{
{
{
*1
{
{
—
*1 Altijd [Aan].
*2 Beschikbaar als h is geselecteerd.
*3 Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden].
158
Menu's
V
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
—
H
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
—
U
{
{
{
—
{
{
{
{
*1
{
{
—
O
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
—
P
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
—
K
w
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
—
t
—
—
{
—
{
—
{
{
—
—
—
—
y
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
—
S
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
—
Z
{
{
{
—
{
{
—
—
—
—
—
—
R
{
{
{
—
—
{
*1
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
—
{
{
—
—
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
*2
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
—
{
—
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
—
{
{
{
{
—
—
{
—
{
{
{
{
{
{
{
{
—
{
{
{
{
—
—
{
—
—
{
{
—
—
{
—
—
—
{
{
—
{
—
—
{
—
—
{
—
—
—
{
{
—
—
{
—
—
{
—
—
{
—
—
{
—
—
—
{
{
—
—
{
—
—
{
TY vx
{
—
{
—
{
{
—
—
{
—
{
{
—
—
—
—
—
{
—
—
{
{
—
—
E
X >z
—
—
{
{
—
—
—
—
—
—
*1
*1
{
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
{ Selecteerbaar — Niet selecteerbaar
159
Menu's
3 Instellingenmenu
Item
Opties/overzicht
Ref. pag.
Mute
Volume
LCD Helderheid
Aan/Uit*
Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus).
Instellen in een bereik van ±7.
p. 47
p. 47
p. 48
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display Uit: 10 – 30 sec./1* – 3 min.
Thuis/Wereld
p. 138
Tijdzone
Datum/Tijd
Klok Display
Formateren
Bestandnr.
Maak folder
Beeldomkeren
Maateenheid
Lens intrekken
Taal
Video System
Print methode
Reset alle
* Standaardinstelling
Datum- en tijdinstellingen
0 – 5* – 10 – 30 sec./1 – 3 min.
Hiermee formatteert u de kaart en wist u alle
gegevens
Continu*/Auto reset
Maak nieuwe folder/Maak autom.
Aan*/Uit
m/cm*/ft/in
1 min.*/0 sec.
Selecteer de weergegeven taal.
NTSC/PAL
Auto*/
Standaardinstellingen van camera herstellen.
p. 139
p. 17
p. 52
p. 50
p. 140
pags. 140,141
p. 141
p. 85
p. 141
p. 19
p. 112
—
p. 49
Informatie over het instellen van de afdrukmethode
Normaal gesproken is het niet nodig om de instelling te wijzigen, maar u moet
selecteren wanneer u een beeld dat is opgenomen in de modus
(Breedbeeld),
afdrukt met de instelling voor volledige pagina's voor breed papier met de Canon
SELPHY CP750/CP740/CP730/CP720/CP710/CP510/CP520/CP530 Compact
Photo Printer. Omdat deze instelling wordt opgeslagen wanneer de camera wordt
uitgeschakeld, moet u deze instelling terugzetten op [Auto] als u wilt afdrukken in
andere formaten. (Deze instelling kan echter niet worden gewijzigd als de printer
is aangesloten.)
1 Afspeelmenu
Item
Dia Show
My Category
Wissen
Beveilig
160
Opties/overzicht
Foto's en films automatisch afspelen.
Beelden indelen in categorieën.
Beelden wissen.
Beelden beveiligen.
Ref. pag.
p. 107
p. 119
p. 113
p. 117
Menu's
i-Contrast
Donkere delen van beelden corrigeren.
p. 124
Rode-Ogen Corr.
Rode ogen in beelden corrigeren.
Delen van beelden bijsnijden.
Grootte van beelden veranderen en nieuwe beelden
opslaan.
p. 125
p. 122
Kleuren in beelden aanpassen.
Geluid opnemen en toevoegen aan opnamen.
p. 123
p. 127
Geluid opnemen.
Beelden roteren.
Beelden instellen voor downloaden naar een computer.
p. 135
p. 120
p. 129
Functies toewijzen aan de knop 1.
Laatst gez.*/Laatste f.
/ */
p. 146
p. 146
p. 111
Trimmen
Veranderen
My Colors
Geluids memo
Audio Recorder
Roteren
volgorde
Inst. Weergave Knop
Ga verder
Overgang
* Standaardinstelling
p. 121
2 Afdrukmenu
Item
Print
Opties/overzicht
Afdrukscherm weergeven.
Ref. pag.
p. 26
Sel. beeld & aantal
Select. Reeks
Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken.
Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die
u wilt afdrukken.
p. 133
Selecteer Per Datum
Select. per Category
Selecteer Per Folder
Sel. alle beelden
Wis alle selecties
Print instellingen
Beelden die u wilt afdrukken op datum selecteren.
Beelden die u wilt afdrukken op categorie selecteren.
Beelden die u wilt afdrukken op map selecteren.
Alle beelden selecteren voor afdrukken.
Alle instellingen voor afdrukken annuleren.
Hiermee stelt u de afdrukstijl in.
p. 134
p. 135
p. 135
p. 132
5 Menu Mijn camera
Item
Thema
opstart scherm
Opties/overzicht
Algemene instellingen voor thema's.
Het opstartscherm selecteren dat wordt weergegeven
wanneer de camera wordt ingeschakeld.
opstart geluid
Het opstartgeluid selecteren dat wordt afgespeeld
wanneer de camera wordt ingeschakeld.
Bedieningsgeluiden selecteren (behalve de
sluiterknop).
Het geluid voor de zelfontspanner selecteren.
Het sluitergeluid selecteren.
werkgeluid
Geluidzelftimer
Sluiter geluid
Ref. pag.
p. 147
161
Voorzorgsmaatregelen
Apparatuur
• Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
• Plaats de camera nooit in nabijheid van magneten of motoren die sterk
elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterk magnetische
velden kan leiden tot defecten of beschadigde opnamegegevens.
• Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het LCD-scherm of als
er vuil vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een
brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken.
• Gebruik nooit reinigingsmiddelen, ook geen organische oplosmiddelen,
om de camera of het LCD-scherm schoon te maken.
• Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Neem
bij hardnekkig vuil contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon.
Raadpleeg hiervoor het garantiesysteemboekje.
• Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een
warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en
buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
• Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft
gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij(en) en de geheugenkaart en wacht tot het
vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Geheugenkaarten
• Een geheugenkaart is een instrument met zeer geavanceerde
elektronica. Buig de kaart niet en stel de kaart niet bloot aan druk,
schokken of stoten. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart
vastgelegde gegevens beschadigd raken.
• Voorkom dat de geheugenkaart in aanraking komt met vocht. Raak de
contactpunten van de geheugenkaart niet aan met uw hand of met
metalen objecten.
• Bewaar geheugenkaarten niet in nabijheid van een televisie, luidsprekers
of andere apparaten die magnetisme of statische elektriciteit genereren.
Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart vastgelegde gegevens
beschadigd raken.
• Bewaar geheugenkaarten niet in hete, vochtige of stoffige plaatsen.
162
De heroplaadbare lithiumbatterij recyclen
Als u uw camera weggooit, moet u eerst de batterij verwijderen en voor
recycling aanbieden volgens de regels die in uw land gelden.
Open het klepje van de aansluiting
en draai de schroeven van de
behuizing los (8).
Raak de flitser nooit aan!
Verwijder de voorkant zoals
aangegeven.
Raak de flitser nooit aan.
Dit kan een elektrische schok
veroorzaken.
Raak dit gedeelte nooit aan!
Open de plastic batterijklep en
verwijder de batterij zoals
afgebeeld.
Raak het gedeelte dat is
aangegeven op de afbeelding
nooit aan. Dit kan een
elektrische schok
veroorzaken.
Verwijder de behuizing van de camera alleen wanneer u de camera weggooit
en de oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen voor recycling.
163
Specificaties
Effectieve pixels in camera . . . . . . . .Ongeveer 14,7 miljoen
Beeldsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1/1,7 inch CCD (totaal aantal pixels:
ongeveer 15 miljoen)
Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7,7 (G) – 28,5 (T) mm
Overeenkomstig 35-mm filmbereik:
36 (G) – 133 (T) mm
f/2.8 (G) – f/5.8 (T)
Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 4.0x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 15x)
Optische zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . .Real-image zoeker met zoomfunctie
LCD-scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .LCD-kleurenscherm (TFT), 2,5 inch
Ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik: 100%
Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . .Gezicht det./AiAF (9-punts)/Centrum
Servo AF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Aan/Uit
Scherpstelbereik (vanaf de voorkant van de lens)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Normaal: 50 cm – oneindig
Macro: 5 – 50 cm (G)/
40 – 50 cm (T)
Oneindig: 3 m – oneindig
Digitale Macro: 5 – 50 cm
Kinderen & dieren: 1 m – oneindig
Opnamen maken met handm. scherpstellen:
5 cm – oneindig (G)/40 cm – oneindig (T)
Mechanische . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Sluiter en elektronische sluiter
Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . .1/60 – 1/1600 sec.
15 – 1/1600 sec. (totaal sluitertijdbereik)
Beeldstabilisatie . . . . . . . . . . . . . . . . .Type lensverschuiving
Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Deelmeting, Centrumgeoriënteerd gemiddelde of
Spotmeting
Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . .± 2 stops in stappen van 1/3 stop
ISO-waarde (standaarduitvoergevoeligheid, aanbevolen belichtingsindex)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Hoge ISO Automatisch, ISO 80/100/200/
400/800/1600
Witbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht,
TL licht H of Custom
Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . .Auto, Aan, Uit
* De instellingen Rode ogen red./
Rode-Ogen Corr./Slow sync zijn beschikbaar/
Flitsbelichtingscompensatie (stappen van 1/3)/
Flits output (3 niveaus)/
Flitsbelichtingsvergrendeling beschikbaar
Bereik ingebouwde flitser . . . . . . . . . .50 cm – 4,6 m (G)/
50 cm – 2,4 m (T)
Opnamemethoden . . . . . . . . . . . . . . Automatische modus: Auto
P/M-modus: Automatische belichting/Handmatig
164
Specificaties
Modus Snel beeld
Opnamemethode: Auto/automatische belichting
Speciale opnamen: Portret, Night Snapshot,
Kinderen & dieren, Binnen, Zonsondergang, Flora,
Sneeuw, Strand, Vuurwerk, Aquarium,
Onderwater, ISO 3200, Digitale Macro, Kleur
Accent, Kleur Wissel, Stitch Hulp.
Filmmodus: Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel
Continu-opnamen . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 1,3 beelden/sec.
Zelfontspanner. . . . . . . . . . . . . . . . . . Gezicht-zelfont., ongeveer 10-sec./ongeveer
2-sec. vertraging, Handm. Timer
i-Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto/Uit
Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/
MultiMediaCard/MMCplus-geheugenkaart/
HC MMCplus-geheugenkaart
Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Design rule for Camera File Systemontwerpstandaard, compatibel met DPOF
Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . Foto's: Exif 2.2 (JPEG)
Films: MOV (beeldgegevens: H.264,
audiogegevens: Linear PCM) (mono)
Geluidsmemo's, Audio Recorder: WAVE (mono)
Compressie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Superfijn, Fijn, Normaal
Aantal opgenomen pixels
(Foto's). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Groot: 4416x3312 pixels
Normaal 1: 3456x2592 pixels
Normaal 2: 2592x1944 pixels
Normaal 3: 1600x1200 pixels
Klein: 640x480 pixels
Breedbeeld: 4416x2480 pixels
(Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 640x480 pixels (30 beelden/sec.)
320x240 pixels (30 beelden/sec.)
Aantal mogelijke opnamen . . . . . . . . LCD-scherm aan: Ongeveer 280 beelden
(Volgens CIPA-norm).
LCD-scherm uit: ongeveer 700 beelden.
Geluid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kwantisatie: 16-bits
Samplingfrequentie
Geluidsmemo: 11.025 kHz
Films: 44.100 kHz
Audio Recorder: 11.025 kHz/22.050 kHz/
44.100 kHz
Weergavefunctie . . . . . . . . . . . . . . . . Enkelvoudige weergave, Film afspelen, Vergroot
focus, Indexweergave, Vergrote weergave,
Springen, Diashow
Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . Wissen, Beveiligen, My Category, Veranderen,
My Colors, i-Contrast, Trimmen, Roteren, RodeOgen Corr., Geluidsmemo, Audio Recorder
165
Specificaties
Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . .Ondersteuning van PictBridge, Canon Direct Print,
Bubble Jet Direct
Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hi-Speed USB (speciale connector (vrouwelijk)
met geïntegreerd type digital, audio en video*)
* compatibel met mini-B
Video/audio-signaal (NTSC en PAL mogelijk,
monogeluid)
Communicatie-instellingen . . . . . . . . .MTP, PTP
Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Batterij NB-5L (oplaadbare lithium-ionbatterij)
Voedingsadapterset ACK-DC30
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . .10 – 90%
Afmetingen (exclusief uitstekende onderdelen)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96,7x62,2x27,9 mm
Gewicht (alleen camerabehuizing). . .Ongeveer 160 g
Batterij NB-5L
Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Oplaadbare lithium-ionbatterij
Spanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3,7 V gelijkstroom
Capaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1120 mAh
Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 300 keer
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32,0x44,9x7,9 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 25 g
Batterijlader CB-2LX/CB-2LXE
Nominaal ingangsvermogen . . . . . . .100 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz),
0,085 A (100 V) – 0,05 A (240 V)
Nominaal uitgangsvermogen . . . . . . .4,2 V gelijkstroom, 0,7 A
Oplaadtijd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 2 uur 5 min.
Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . .0 – 40° C
Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57,5x81,6x21,0 mm
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ongeveer 65 g (CB-2LX)
Ongeveer 59 g (CB-2LXE) (exclusief netsnoer)
• Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
• Het eindproduct of de buitenkant kan afwijken van dit verslag.
166
Index
A
Aansluiting ................................................ 26
Aantal opnamen ................................. 13, 62
Accessoires .............................................. 36
AE lock ..................................................... 87
AF J Auto Focus
AF lock...................................................... 84
Afdrukinstellingen (DPOF)...................... 131
Afdrukken ................................................. 26
Afdrukken/Delen, knop ..................... 26, 145
AF-kader................................................... 22
Afspeelknop...................................... 24, 146
Afspelen J Bekijken
AiAF.......................................................... 82
Alle beelden wissen................................ 113
Alles wissen............................................ 113
Apparatuur
De camera vasthouden ......................... 11
Standaardinstellingen............................ 49
Aquarium (modus Speciale opnamen) ..... 56
Audio ........................................................ 47
Audio Recorder....................................... 135
Automatische belichting............................ 66
AV-kabel............................................. 2, 112
B
Batterij
Batterijlader ................................. 2, 12, 38
Datum/tijd-batterij .................................. 18
Herladen................................................ 12
Oplaadlampje ........................................ 13
Spaarstand............................................ 51
Batterijlader .............................................. 12
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beveiligen............................................ 117
Bewerken J Bewerken
Opnamen wissen .................................. 25
Weergaveduur....................................... 52
Beelden roteren ...................................... 120
Beelden verplaatsen naar
een computer.................................... 31, 128
Beelden weergeven op een tv................ 112
Beeldkwaliteit (compressieverhouding) .... 68
Bekijken (Afspelen)
Beelden weergeven op een tv............. 112
Diashow .............................................. 107
Enkelvoudige weergave ........................ 24
Indexweergave.................................... 104
Vergrote weergave.............................. 111
Belichting
AE lock .................................................. 87
Correctie................................................ 72
Flitsbelichtingsvergrendeling................. 88
Bestandsnummer ................................... 140
Beveiligen ............................................... 117
Bewerken
Beelden roteren................................... 120
Bijsnijden............................................. 122
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)...................... 121
i-Contrast............................................. 124
My Colors ............................................ 123
Rode-ogencorrectie............................. 125
Bijsnijden ................................................ 122
Binnen (modus Speciale opnamen) ......... 55
Breed (Resolutie)................................ 68, 69
Briefkaartformaat ...................................... 69
C
Camerabeweging ............................. 57, 145
Cd Canon Digital Camera
Solution Disk......................................... 2, 31
Compressie J Beeldkwaliteit
Continu-opnamen ..................................... 72
D
Datum en tijd
Datum/tijd-batterij .................................. 18
Instellingen ............................................ 17
Toevoegen aan opname ....................... 60
Wijzigen................................................. 18
Datum en tijd J Datum/Tijd
Diashow.................................................. 107
Digitale Macro
(modus Speciale opnamen)...................... 64
Digitale Tele-converter ............................. 59
Digitale Zoom ........................................... 58
167
Index
Direct Print................................................ 27
DPOF ..................................... 129, 131, 132
E
Extra flitser ....................................... 38, 150
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
Films
Beeldkwaliteit (aantal beelden) ............. 99
Bekijken (Afspelen) ............................... 30
Bewerken ............................................ 101
Modus ................................................... 98
Opnametijd...................................... 29, 99
Resolutie ............................................... 99
Flitsbelichtingsvergrendeling .................... 88
Flitser
Aan ....................................................... 67
Extra flitser .................................... 38, 150
Uit.......................................................... 57
Focus check ........................................... 110
Focusvergrendeling.................................. 78
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)......................... 121
Formatteren (geheugenkaart) .................. 50
Formatteren J Geheugenkaart formatteren
Foutmeldingen........................................ 154
FUNC., menu
Basishandelingen.................................. 45
Lijst...................................................... 156
G
Geheugenkaarten............................... 14, 16
Beschikbare opnamen .......................... 16
Formatteren .......................................... 50
Geluidsmemo's....................................... 127
Gezichts Selectie...................................... 86
Gezichtsdetectie....................................... 82
Gezicht-zelfontspanner ............................ 62
H
Handm...................................................... 85
Handm. scherpstellen............................... 85
Handmatige belichting.............................. 89
Histogram ................................................. 44
Hoge waarde (ISO) ............................ 56, 70
168
I
i-Contrast.......................................... 91, 124
Interfacekabel................................. 2, 26, 31
ISO3200 (modus Speciale opnamen) ...... 56
ISO-waarde .............................................. 70
K
Keuzewiel ........................................... 39, 41
Kinderen & dieren
(modus Speciale opnamen) ..................... 54
Kleur Accent
(modus Speciale opnamen) ............... 93, 98
Kleur Wissel
(modus Speciale opnamen) ............... 94, 98
Klokfunctie................................................ 52
Krachtige flitser................................. 38, 150
L
Lampje................................ 40, 61, 142, 143
LCD-scherm J Scherm
Lentebloesem/herfstbladeren
(modus Speciale opnamen) .................... 55
Lichtnet................................................... 150
M
Meetmethode ........................................... 87
Menu
Basishandelingen.................................. 46
Lijst...................................................... 158
Mijn camera............................................ 147
MMCplus/HC MMCplus-geheugenkaart... 16
MultiMediaCard J Geheugenkaart
My Category ........................................... 119
My Colors ......................................... 73, 123
N
Night Snapshot
(modus Speciale opnamen) ..................... 54
O
ON/OFF-knop...........................................
Onderwater (modus Speciale opnamen)..
Oneindig ...................................................
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnamen maken via een tv .....................
40
56
67
76
Index
Opnamen met macrovergroting................ 63
Opnamen wissen...................................... 25
Overzicht van de onderdelen.................... 40
P
Panoramische foto's ................................. 96
PictBridge ................................................. 26
Polsriem J Riem
Portret (modus Speciale opnamen).......... 54
Printer ................................................. 26, 27
Programmakeuzewiel ............................... 40
Software
Beelden verplaatsen naar
een computer ........................................ 31
Cd Canon Digital Camera
Solution Disk ..................................... 2, 31
Spaarstand ............................................... 51
Standaardinstellingen ............................... 49
Stitch Hulp (speciale opnamen)................ 96
Strand (modus Speciale opnamen) .......... 55
T
R
Taal van het LCD-scherm......................... 19
Toon (witbalans) ....................................... 71
Raster ..................................................... 144
Resolutie (Beeldgrootte)........................... 68
Riem ..................................................... 2, 11
Rode ogen
Automatische correctie.......................... 92
Correctie.............................................. 125
Reductie .............................................. 142
U denkt dat er een probleem is .............. 151
Uitgang ................................................... 112
Uitsnede ................................................. 144
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven....................................... 42, 43
Informatieweergave............................... 42
Menubediening................................ 45, 46
Taal van het LCD-scherm ..................... 19
Scherpstellen
AF Frame, modus ................................. 82
AF lock .................................................. 84
AF-kader ............................................... 22
AF-Punt Zoom....................................... 83
Gezichts Selectie .................................. 86
Handm. scherpstellen ........................... 85
Servo AF ............................................... 84
SCN (modus Speciale opnamen) ............. 54
SD/SDHC-geheugenkaart ........................ 16
Sepiakleurig.............................................. 73
Servo AF................................................... 84
Sjabloon weergeven ............................... 144
Sluiterknop................................................ 20
Sneeuw (modus Speciale opnamen)........ 55
U
V
Vergrote weergave ................................. 111
Verwijderen J Wissen
Video J Films
Voeding J Batterij
Voedingsadapterset.......................... 38, 150
Vuurwerk (modus Speciale opnamen) ..... 56
W
Waterdichte behuizing .............................. 38
Weergave met overgangseffecten.......... 111
Wereldklok.............................................. 139
Witbalans.................................................. 71
Z
Zelfontspanner
10 seconden zelfontspanner ................. 61
Gezicht-zelfontspanner ......................... 62
Twee seconden-zelfontspanner ............ 74
Vertraging en
aantal opnamen wijzigen....................... 75
Zoeker ...................................................... 76
Zonsondergang
(modus Speciale opnamen)...................... 55
Zoom ............................................ 21, 28, 58
Zwart-witfoto's........................................... 73
169
Informatie over handelsmerken
• Het SDHC-logo is een handelsmerk.
Disclaimer
• Hoewel ernaar is gestreefd de informatie in deze handleiding volledig
en accuraat weer te geven, kan geen aansprakelijkheid worden
aanvaard voor mogelijke fouten of weglatingen.
• Canon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hierin
beschreven hardware en software te allen tijde zonder voorafgaande
kennisgeving te wijzigen.
• Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen, overgeschreven, in een
opslagsysteem worden bewaard of in een andere taal worden vertaald
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon.
• Canon biedt geen garantie voor schade die het gevolg is van
beschadigde of verloren gegevens door verkeerd gebruik of het niet
naar behoren functioneren van de camera, de software, de SDgeheugenkaarten (SD-kaarten), pc's, randapparatuur of het gebruik
van SD-kaarten van andere fabrikanten dan Canon.
170
CEL-SJ5TA280
© CANON INC. 2008