Dell 3130cn Color Laser Printer Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
Dellâ„¢ 3130cn Color Laser Printer Gebruikershandleiding
Dellâ„¢ 3130cn Color Laser Printer
Gebruikershandleiding
Informatie zoeken
Over uw printer
De printcassettes plaatsen
Uw printer aansluiten
Dell Printer Configuration Web Tool
Als optie verkrijgbareModulesinstalleren
Afdrukmediarichtlijnen
Inleggen van de afdrukmedia
Operatorpaneel
Printerinstellingen
Begrip van de Werkset-menu's
De Printermenu's begrijpen
Uw printer-software begrijpen
Afdrukken
Instellingen opgeven voor gedeeld afdrukken
Lettertypen begrijpen
Meldingen van de Printer begrijpen
Vastgelopen papier verwijderen
Gids voor het verhelpen van storingen
Printerstuurprogramma's installeren
Afdrukken met Web-services op Apparaten
(WSD)
Oderhoud van uw Printer
Verwijderen van optionele accessoires
Printerspecificatiies
Afdrukken met UX Filter (UNIX)
Afdrukken met CUPS (Linux)
Appendix
Opmerkingen, kennisgevingen en aanwijzingen voor
een veilig gebruik
OPMERKING: Een OPMERKING geeft u belangrijke informatie voor het optimaal gebruik van uw printer.
VOORZICHTIG: Een VOORZICHTIG wijst op mogelijk verlies van gegevens of schade aan uw apparatuur en
adviseert u over hoe u het probleem kunt vermijden.
OPGELET: Een OPGELET attendeert u op het gevaar van schade, persoonlijk letsel of dodelijke afloop.
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
© 2010 Dell Inc. Alle rechten voorbehouden.
Reproductie van de inhoud zonder schriftelijke toestemming van Dell Inc. is ten strengste verboden.
Handelsmerken die in de tekst voorkomen: Dell, het DELL logo, Inspiron, Dell Precision, Dimension, OptiPlex, Latitude,
PowerEdge, PowerVault, PowerApp, en Dell OpenManage zijn handelsmerken van Dell Inc.; Intel, Pentium, en Celeron zijn
gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation; Microsoft, Windows, Windows Server, MS-DOS en Windows Vista zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. EMC
is het gedeponeerde handelsmerk van EMC Corporation; ENERGY STAR is een gedeponeerd handelsmerk van het Amerikaanse
Mileubeschermingsbureau. Dell Inc. heeft als een ENERGY STAR Partner vastgesteld dat dit product voldoet aan de ENERGY
STAR-richtlijnen voor efficiënt energiegebruik; Adobe en Photoshop zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van
Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
Andere handelsmerken en handelsnamen kunnen worden vermeld in dit document om te verwijzen naar de instanties die de
rechten en namen van hun producten opeisen. Dell Inc. ontkent hierbij enige aanspraak op eigendom van handelsmerken en
handelsnamen, anders dan de eigen merken en namen.
Onze printersoftware gebruikt enkele van de codes die zijn gedefinieerd door de Independent JPEG Group.
RECHTSBEPERKINGEN VOOR DE OVERHEID VAN DE VERENIGDE STATEN
Deze software en de bijbehorende documentatie worden geleverd met BEPERKTE RECHTEN. Het gebruik, de
vermenigvuldiging of openbaarmaking door de Overheid valt onder de beperkingen die zijn vervat in subparagraaf (c)(1)(ii)
van het artikel de Rechten aangaande Technische Gegevens en Computer Software in DFARS 252.227-7013 en in geldende
FAR voorzieningen: Dell Inc., One Dell Way, Round Rock, Texas, 78682, USA.
September 2010 Rev. A03
Terug naar inhoud pagina
Dellâ„¢ 3130cn Color Laser Printer Gebruikershandleiding
Klik op de koppelingen links voor informatie over de kenmerken, mogelijkheden en bediening van uw printer. Zie voor nadere
informatie over de andere documenten die bij uw printer geleverd zijn "Informatie zoeken"
.
Vooraanzicht
1 Riemeenheid 5
550 documentinvoer (als optie verkrijgbaar)
OPMERKING: Uw printer kan maximaal 3 laden bevatten
(Lade 1, 550 documentinvoer en MPF).
2
Voorpaneel
OPMERKING: U kunt de voorklep openen met een
druk op de knop aan de zijkant.
6 Lade 1
3 Duplexer (als optie verkrijgbaar) 7 Multifunctionele Invoer (MPF)
4 Zijknop 8 Operatorpaneel
Achteraanzicht
1 Bedieningspaneelklep 6 Parallelle Poort
2 Aansluiting netwerkprotocol-adapter 7 Ethernet-aansluiting
3 Bedieningspaneel 8 Stroomaansluiting
4 USB-poort 9 Reset-knop
5 Aansluiting Draadloze printer-adapter 10 Hoofdschakelaar
Voor het bestellen van tonercassettes of andere benodigdheden van Dell:
1. Dubbelklik op het pictogram op uw werkblad.
Als u het pictogram niet op uw bureaublad kunt vinden, volgt u de procedure hieronder.
a. Klik op DLRMM.EXE van "C:\Program Files\Dell Printers\Additional Color Laser Software\Reorder".
OPMERKING: "C:\Program Files\" kunnen verschillen afhankelijk van de doelbestemming van de map waar u
de Dell-software en documentatie heeft geïnstalleerd.
b. Klik op Bestand op de werkbalk en daarna op Snelkoppeling maken op het uitklapmenu dat verschijnt.
c. Klik met uw rechtermuisknop op het snelkoppelingpictogram dat is gemaakt.
d. Kies Kopiëren naar in het uitklapmenu, en klik dan op Bureaublad (snelkoppeling maken) op het submenu
dat verschijnt.
2. Ga naar de Dell-printerbenodigdheden website op www.dell.com/supplies of bestel uw Dell-printerbenodigdheden
per telefoon.
Voer voor de beste service uw Dell-printerservicetag (onderhoudsnummer) in.
Voor hulp bij het opzoeken van uw Service Tag-onderhoudsnummer, zie "Expresservice-code en Service-tag-nummer"
.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Informatie zoeken
OPMERKING: De volgende items dient u zelf apart aan te schaffen.
USB-kabel
Ethernet-kabel
Parallele kable
Draadloze printer-adapter
Netwerkprotocol-adapter
550 documentinvoer
Duplexer
Harde schijf
512 MB of 1024 MB geheugen
Wat zoekt u? Hier vindt u het
Stuurprogramma's
voor mijn printer
Mijn
Gebruikershandleiding
Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD
De Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD bevat de Installatievideo, documentatie en
stuurprogramma's voor uw printer. U kunt de CD gebruiken voor het
deïnstalleren/herinstalleren van stuurprogramma's of het raadplegen van de Installatievideo
en de documentatie.
Er kunnen op uw CD ook "lees-mij" bestanden staan, voor het allerlaatste nieuws over
technische wijzigingen aan uw printen of geavanceerd technische referentiemateriaal voor
gevorderde gebruikers of technici.
Zo gebruik ik mijn
printer
Handleiding voor de eigenaar
OPMERKING: De Handleiding voor de eigenaar is mogelijk niet verkrijgbaar in uw land
of regio.
Productinformatiegids
Veiligheidsinformatie
Garantiebepalingen
OPGELET: Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften in uw Productinformatiegids
voordat u uw printer installeert en in gebruik neemt.
Zo installeer ik mijn printer
Installatieschema
Problemen oplossen Gids voor het verhelpen van storingen
Expresservice-code en
Service-tag-nummer
De Expres-servicecode en Service-tag-nummers bevinden zich aan de binnenzijde van de
voorklep en aan de buitenzijde van de bedieningspaneelklep van de printer.
De nieuwste
stuurprogramma's
voor mijn printer
Antwoorden op uw
vragen over technisch
onderhoud en
ondersteuning
Documentatie voor
mijn printer
Zie de ondersteuningswebsite van Dell op support.dell.com
De Dell ondersteunings-website,support.dell.com, biedt diverse online-hulpmiddelen, zoals:
Oplossingen - Nuttige tips voor het verhelpen van storingen, artikelen van
technici,en online-cursussen
Nieuwe versies - Upgrade-informatie voor componenten, zoals het
printerstuurprogramma
Klantendienst - Contactinformatie, status van uw bestelling, garantie en
reparatiegegevens
Downloads - Stuurprogramma's
Handleidingen - Printerdocumentatie en productgegevens
U vindt de Dell ondersteunings-website op support.dell.com
. Kies uw regio in de
ondersteuningspagina en vul de gevraagde gegevens in, u krijgt dan toegang tot de
hulpfuncties en informatie.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Over uw printer
Operatorpaneel
Uw printer beschermen
De volgende afbeeldingen tonen de standaard Dellâ„¢ 3130cn Color Laser Printer.
1 Riemeenheid 5
550 documentinvoer (als optie verkrijgbaar)
OPMERKING: Uw printer kan maximaal 3 laden bevatten
(Lade 1, 550 documentinvoer en MPF).
2
Voorpaneel
OPMERKING: U kunt de voorklep openen met een
druk op de knop aan de zijkant.
6 Lade 1
3 Duplexer (als optie verkrijgbaar) 7 Multifunctionele Invoer (MPF)
4 Zijknop 8 Operatorpaneel
OPMERKING: Wanneer u de printer gebruikt met de MPF geopend, plaats de printer dan niet in direct zonlicht. Anders
kan er storing optreden of beelden onnatuurlijk op het scherm worden weergegeven.
Laat voldoende ruimte rondom de printer voor de papierlade, kleppen en optie. Het is ook belangrijk dat de printer rondom
voldoende ventilatie krijgt.
Operatorpaneel
Zie voor informatie over het operatorpaneel "Operatorpaneel".
Uw printer beschermen
U kunt uw printer beschermen tegen diefstal door middel van de als optie verkrijgbare Kensington-vergrendeling.
Bevestig de Kensington-vergrendeling op de veiligheidssleuf van uw printer.
Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de bedieningsinstructies die bij de Kensington-vergrendeling worden geleverd.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
De printcassettes plaatsen
De printcassettes plaatsen
OPGELET: Voordat u één van de volgende handelingen verricht, leest en volgt u vooral eerst de
veiligheidsvoorschriften in uw Productinformatiegids.
VOORZICHTIG: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als
de voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
VOORZICHTIG: Zorg dat er niets in aanraking komt met of krassen maakt op het oppervlak (de zwarte folie) van de
riemeenheid. Krassen, vuil of vet van uw handen op de folie van de riemeenheid kan gevolgen hebben voor de
afdrukkwaliteit.
De printcassettes plaatsen
1. Druk op de knop aan de zijkant en open de voorklep.
2. Neem de printcassette die in de bovenste cassettesleuf is gezet, uit de printer door beide handgrepen vast te pakken en
de cassette uit de printer te trekken.
3. Schud de printcassette 5 of 6 keer goed heen en weer zodat de toner gelijkmatig wordt gedeeld.
4. Trek de oranje-gele tape geheel uit de cassette. De tape is ongeveer 856 mm lang.
5. Verwijder het zwarte beschermingskapje van de printcassette.
6. Pak beide handgrepen van de printcassette vast en schuif de cassette in dezelfde kleursleuf. Controleer of de cassette
geheel in de juiste sleuf is gezet.
OPMERKING: De cassettesleuven zijn gerangschikt in de volgende volgorde van bovenaf: Zwart, Cyaan,
Magenta, Geel.
7. Herhaal de stappen 2 tot en met 6 en plaats de andere printcassettes.
8. Verwijder het instructieblad aan de bovenkant van de printer.
9. Sluit de voorklep wanneer u alle printcassettes hebt geplaatst.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Uw printer aansluiten
De printer direct aansluiten op een computer
Aansluiten van de printer op een netwerk
De RESET-knop gebruiken
Uw aansluitkabel van uw Dellâ„¢ 3130cn Color Laser Printer moet voldoen aan de volgende eisen:
Aansluitingstype Aansluitingsspecificaties
Parallel IEEE 1284
USB USB 2.0
Draadloos IEEE802.11b/802.11g
Ethernet 10 Base-T/100 Base-TX
1 Parallelle Poort
2
USB-poort
3 Aansluiting Draadloze printer-adapter
4 Ethernet-aansluiting
De printer direct aansluiten op een computer
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer is aangesloten door middel van een USB-kabel of parallelle kabel.
Als uw printer is aangesloten op een netwerk, in plaats van direct op uw computer, sla dan dit gedeelte over en ga door naar
"Aansluiten van de printer op een netwerk
".
Microsoft
®
Windows
®
2000, Windows XP, Windows XP 64-bit Edition, Windows Server
®
2003, Windows Server 2003 x64
Edition, Windows Server 2008, Windows Server 2008 64-bit Edition, Windows Server 2008 R2 64-bit Edition, Windows Vista
®
,
Windows Vista 64-bit Edition, Windows 7, Windows 7 64-bit Edition en Mac OS
®
X of recentere besturingssystemen
ondersteunen USB-aansluitingen. Sommigen UNIX
®
- en Linux-computers ondersteunen ook USB-aansluitingen. Lees de
documentatie van uw computer-besturingssysteem om te zien of het systeem geschikt is voor USB.
Aansluiten van de printer op een computer:
1. Het is belangrijk dat de printer, de computer en andere aangesloten apparaten zijn uitgeschakeld en de stekkers uit het
stopcontact zijn gehaald.
2. Sluit de printer aan op de computer door middel van een USB-kabel of een parallelle kabel.
1 Parallelle Poort
2 USB-aansluiting
VOORZICHTIG: U mag een USB-kabel niet aansluiten op een USB-toetsenbord.
Voor een USB-aansluiting/parallelle poort hebt u een USB-kabel/parallelle kabel nodig. Het is belangrijk dat het USB-
symbool/symbool parallelle aansluiting op de kabel overeenkomt met het symbool op de printer.
Steek het andere uiteinde van de kabel in een USB-aansluiting of parallelle poort aan de achterkant van de computer.
Zet de printer aan.
1. Sluit het netsnoer aan op de printer een steek de stekker in het stopcontact.
OPGELET: Gebruik geen verlengsnoeren of verdeelstekkers.
OPGELET: De printer mag niet worden aangesloten op een UPS-systeem.
2. Zet de computer en de printer aan. Wanneer u de USB-kabel gebruikt, wordt het USB-stuurprogramma automatisch
geïnstalleerd.
Aansluiten van de printer op een netwerk
De printer aansluiten op een netwerk:
1. Het is belangrijk dat de printer, de computer en andere aangesloten apparaten zijn uitgeschakeld en de stekker uit het
stopcontact is getrokken.
2. Sluit de printer aan op het netwerk met een Ethernet-kabel of de draadloze printer-adapter.
3 Aansluiting Draadloze printer-adapter
4 Ethernet-aansluiting
OPMERKING: Wanneer de draadloze printeradapter is geïnstalleerd, kunt u niet de Ethernet-poort gebruiken voor een
niet-draadloze verbinding.
U sluit de printer aan op het netwerk door Ethernet-kabel aan te sluiten op de Ethernet-aansluiting aan de achterzijde van de
printer en op een LAN-verbindingspunt of -verdeelpunt (hub). Steek voor een draadloze verbinding de draadloze printer-
adapter in de aansluiting van de draadloze printer-adapter aan de achterzijde van de printer.
Raadpleeg voor een draadloze verbinding "De Draadloze printer-adapter installeren en configureren"
.
Zet de printer aan.
1. Steek één uiteinde van het netsnoer in de aansluiting achterop de printer en steek de stekker in een goed geaard
stopcontact.
Gebruik geen verlengsnoeren of verdeelstekkers.
De printer mag niet worden aangesloten op een UPS-systeem.
2. Zet de computer en de printer aan.
Druk de pagina met de printer-instellingen af en controleer deze.
Druk de pagina met de printer-instellingen af.
Bij gebruik van het operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Let erop dat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop
(Instellen).
3. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop (Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
4. Als het IP-adres anders is dan 0.0.0.0 (de instelling af-fabriek) of 169.254.xx.xx, is er een IP-adres aan de printer
toegewezen en is dat opgeslagen. Ga naar "Verifieer de IP-instellingen
."
Bij gebruik van de werkset
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
4. Selecteer Rapporten in de lijst links van de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
5. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
Een IP-adres toewijzen
OPMERKING: Wanneer u zelf een IP-adres toewijst in IPv6-modus, gebruik dan de Dell Printer Configuration Web
Tool. Open de Dell Printer Configuration Web Tool met behulp van de Link lokaal adres. (Zie "Druk de pagina met
de printer-instellingen af en controleer deze.", als u een Link lokaal adres wilt controleren.)
Een IP-adres is een unieke getal dat bestaat uit vier delen, die onderling worden gescheiden door punten en die elk kunnen
bestaan uit maximaal drie cijfers, bijvoorbeeld 111.222.33.44.
Keuze van een IP-adres dat al in gebruik is kan leiden tot problemen met de netwerkfuncties.
OPMERKING: Het toewijzen van een IP-adres is een geavanceerde functie, die normaal wordt verricht door een
systeembeheerder.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
Voor nadere aanwijzingen over het gebruik van uw operatorpaneel, zie "Operatorpaneel".
1. Zet de printer aan.
Afdruk gereed verschijnt.
2. Druk op de knop Menu.
3. Druk op de knop totdat het menu Beheermenu verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
4. Druk op de knop
totdat NetWerk verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
5. Druk op de knop totdat TCP/IP verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
6. Druk op de knop
totdat IPv4 verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
7. Druk op de knop
totdat IP-adres verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
8. De cursor komt te staan op het eerste cijfer van het IP-adres. Druk op de toets
of zodat u het IP-adres kunt
intoetsen.
9. Druk op toets
.
De cursor verspringt naar het volgende cijfer.
10. Herhaal de stappen 8 en 9 totdat u alle cijfers voor het IP-adres hebt ingevoerd, en druk dan op de toets
(Instellen).
11. Druk op toets
.
12. Druk op de knop
totdat Subnetmasker verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
13. Herhaal de stappen 9 en 10 voor instellen van het Subnetmasker en druk dan op
(Instellen).
14. Druk op toets
.
15. Druk op de knop
totdat Gateway-adres verschijnt, en druk dan op de toets (Instellen).
16. Herhaal de stappen 8 en 9 voor het instellen van het Subnetmasker en druk dan op
(Instellen).
17. Zet de printer uit en daarna weer aan.
Bij gebruik van de Werkset (voor IPv4-modus)
OPMERKING: Wanneer u IPv6-modus gebruikt voor netwerkprinten, kunt u niet met de Werkset een IP-adres
toewijzen.
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printeronderhoud.
4. Selecteer TCP/IP-instellingen in de lijst links van de pagina.
De pagina TCP/IP-instellingen wordt weergegeven.
5. Selecteer de stand in IP-adresmodus en voer de waarden in in IP-adres, Subnetmasker en Gateway-adres.
6. Druk op Nieuwe instellingen toepassen zodat deze van kracht worden.
Het IP-adres wordt aan uw printer toegewezen. U kunt de instelling controleren door de webbrowser te open op een computer
die is aangesloten op het netwerk en het IP-adres in te toetsen in de adresbalk van de browser. Als het IP-adres goed is
ingesteld, verschijnt de Dell Printer Configuration Web Tool in uw browser.
U kunt ook het IP-adres aan de printer toewijzen wanneer u de printer-stuurprogramma's installeert met het
installatieprogramma. Wanneer u de functie Netwerkinstallatie gebruikt en IPadres ophalen staat ingesteld op AutoIP in
het bedieningspaneelmenu, kunt u het IP-adres in het printer-selectievenster wijzigen van 0.0.0.0 in het IP-adres van uw
keuze.
Verifieer de IP-instellingen
1. Druk nogmaals een pagina printerinstellingen af.
2. Kijk onder de kopregel TCP/IP op de pagina systeem-instellingen als u wilt zien of het IP-adres, het subnetmasker en
de gateway-instelling naar verwachting zijn.
of
Ping de printer en controleer of deze goed reageert. Doe dit bijvoorbeeld op een netwerk-computer door op de
commandoregel het woord ping te tikken, gevolgd door het nieuw gekozen IP-adres van de printer (bijvoorbeeld
192.168.0.11):
ping 192.168.0.11
Als de printer actief is op het netwerk, krijgt u een respons.
De RESET-knop gebruiken
Uw printer is uitgerust met een detector voor lekstromen die door automatisch circuits binnen de printer af te sluiten voorkomt
dat de printer onder stroom komt te staan of in brand raakt als gevolg van dergelijke lekstromen.
Wanneer een lekstroom wordt ontdekt, wordt de knop RESET ingeschakeld. Druk in dat geval op de knop RESET en schakel
de printer opnieuw in. Als de knop RESET nogmaals wordt ingeschakeld nadat u op de knop RESET hebt gedrukt, neemt dan
contact op met Dell.
Controleer minstens één keer per maand of de detector voor elektriciteitslekken werkt door als volgt te werk te gaan:
1. Zet de printer aan en druk vervolgens op de knop TEST.
Als de knop RESET wordt ingeschakeld en de printer wordt uitgeschakeld, werkt de detector goed. U kunt met de
knop RESET de printer weer inschakelen.
Als de knop RESET niet wordt ingeschakeld, neem dan contact op met Dell. Gebruik de printer niet als de
detector voor lekstromen niet werkt.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Dell Printer Configuration Web Tool
Gebruik van de Dell Printer Configuration Web Tool
Installatie van uw web-browser
Pagina weergaveformaat
Instellingen van de menu-onderdelen wijzigen
OPMERKING: Deze web-tool is alleen beschikbaar als de printer op het netwerk is aangesloten met behulp van een netwerkkabel of de draadloze printer-adapter.
Een van de kenmerken van de Dellâ„¢ Printer Configuration Web Tool is de Instelling e-mailwaarschuwing, die u of degene die de printer bedient een e-mail zendt wanneer de verbruiksartikelen van de printer moeten worden vervangen of er een andere
ingreep nodig is.
Voor het invullen van printer-inventarisrapporten waarvoor u het asset-tagnummer van alle printers in uw gebied nodig hebt, gebruikt u de functie Informatie over de printer van de Dell Printer Configuration Web Tool. Tik gewoon het IP-adres van elke
printer in het netwerk in en het asset-tagnummer wordt weergegeven.
Via de functie Dell Printer Configuration Web Tool kunt u ook de printerinstellingen aanpassen en bijhouden hoeveel er wordt afgedrukt. Als u de netwerkbeheerder bent, kunt u eenvoudigweg de printerinstellingen kopiëren naar één of alle apparaten op het
netwerk, direct vanuit uw web-browser.
Voor het starten van de Dell Printer Configuration Web Tool, typt u het IP-adres van uw printer in in uw web-browser.
Als u het IP-adres van uw printer niet weet, druk dan de printerinstellingenpagina af of breng de pagina met de daarop de TCP/IP-instellingen op het scherm en daar vindt u het het IP-adres vermeld:
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop (Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
Bij gebruik van de Werkset (voor IPv4-modus)
OPMERKING: Wanneer u IPv6-modus gebruikt, open dan met de Link lokaal adres Dell Printer Configuration Web Tool. (Zie "Druk de pagina met de printer-instellingen af en controleer deze.", als u een Link lokaal adres wilt controleren.)
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
4. Selecteer TCP/IP-instellingen in de lijst links op de pagina.
De pagina TCP/IP-instellingen wordt weergegeven.
Als er voor het IP-adres alleen 0.0.0.0 wordt aangegeven (de fabrieksinstelling), dan is er nog geen IP-adres toegewezen. Zie "Een IP-adres toewijzen"
, als u een adres aan uw printer wilt toewijzen.
Gebruik van de Dell Printer Configuration Web Tool
Gebruik de Dell Printer Configuration Web Tool voor:
Printerstatus
Gebruik het menu Printerstatus om direct inzicht te krijgen in de toestand van de verbruiksmaterialen van de printer. Wanneer een printcassette bijna leeg is, klikt u op de koppeling Benodigdheden bestellen in het eerste scherm en kunt u in een tonercassette
bijbestellen.
Printertaken
Het menu Printertaken biedt informatie over de pagina Taaklijst en de pagina Voltooide taken.
Deze pagina's tonen in detail de toestand met betrekking tot iedere protocol of taak.
Printerinstellingen
Gebruik het menu Printerinstellingen voor het wijzigen van de printerinstellingen en om de instellingen in het operatorpaneel op afstand te bekijken.
Afdrukserverinstellingen
Stel in het menu Afdrukserverinstellingen het type printer-interface en de nodige voorwaarden voor communicatie in.
Printerinstellingen kopiëren
Gebruik het menu Printerinstellingen kopiëren om de instellingen van de printer over te brengen naar een ander printer of andere printers op het netwerk, eenvoudig door het IP-adres van die printers in te toetsen.
OPMERKING: Voor het gebruik van deze functie moet u zich aanmelden als beheerder.
Afdrukvolume
Gebruik de optie Afdrukvolume voor het inzien van de afdrukgeschiedenis, zoals papiergebruik en het soort taken dat wordt afgedrukt, en om het aantal gebruikers te beperken met toegang tot kleurendruk en het maximaal aantal pagina's te bepalen dat kan
worden afgedrukt.
Informatie over de printer
Gebruik het menu Informatie over de printer voor het oproepen van de informatie die u nodig hebt voor een onderhoudsverzoek, inventarisrapporten, controle van het geheugen en de engine-codeniveaus.
Lade-instellingen
Gebruik het menu Lade-instellingen voor het oproepen van informatie over de papiersoort en het papierformaat voor de verschillende papierladen.
E-mailwaarschuwing
Gebruik het menu E-mailwaarschuwing om een waarschuwing per e-mail te ontvangen wanneer de printer extra benodigdheden of een ingreep nodig heeft. Tik uw naam of de naam van de gebruiker in in het e-mail-lijstvakje voor de meldingen.
Wachtwoord instellen
Gebruik het menu Wachtwoord instellen om Dell Printer Configuration Web Tool te vergrendelen met een wachtwoord, zodat andere gebruikers niet per ongeluk uw printerinstellingen kunnen wijzigen.
OPMERKING: Voor het gebruik van deze functie moet u zich aanmelden als beheerder.
Online Help
Klik op Online Help als u de ondersteuningswebsite van Dell wilt bezoeken.
Bestel supplies op:
www.dell.com/supplies
Neem contact op met Dell Ondersteuning op:
support.dell.com
Installatie van uw web-browser
Zorg ervoor dat JavaScript in uw browser is geactiveerd voordat u de Dell Printer Configuration Web Tool gebruikt.
Het is aan te bevelen eerst de werkomgeving voor uw web-browser optimaal in te stellen voordat u gebruik maakt van de Dell Printer Configuration Web Tool.
OPMERKING: De Dell Printer Configuration Web Tool-pagina's kunnen onleesbaar zijn als de pagina's zijn geconfigureerd met een andere taal dan die van uw browser.
Voor Internet Explorer
®
6.0, Internet Explorer 7.0, Internet Explorer 8.0
Taalkeuze voor de aanduidingen
1. Kies Internet-opties onder Extra op de menubalk.
2. Kies Talen in het tabblad Algemeen.
3. Selecteer de gewenste talen voor de aanduidingen in volgorde van uw voorkeur in de Taallijst.
Bijvoorbeeld:
Italiaans (Italië) [it-IT]
Spaans (traditioneel gesorteer) [es]
Duits (Duitsland) [de-DE]
Frans (Frankrijk) [fr-FR]
Engels (Verenigde Staten) [en-us]
Deens [da-DK]
Nederlands (Nederland) [nl-NL]
Noors (Bokmal) [no]
Zweeds [sv-SE]
Het IP-adres van de printer instellen op Non-proxy
1. Selecteer Internet-opties in het menu Extra.
2. Klik op
LAN-instellingen
onder
LAN-instellingen
in het tabblad
Verbindingen
.
3. Kies een van de volgende werkwijzen:
Verwijder het vinkje uit het keuzevakje Een proxyserver voor het LAN-netwerk gebruiken onder Proxyserver.
Klik op Geavanceerd, en tik dan het IP-adres van de printer in in het veld Proxyserver niet gebruiken voor adressen die beginnen met onder Uitzonderingen.
Wanneer u klaar bent met het instellen van de taal en de proxy, toetst u <http://nnn.nnn.nnn.nnn/> (het IP-adres van de printer) in in het URL-adres-invoerveld van uw browser en schakelt zo Dell Printer Configuration Web Tool in.
Voor Firefox versie 2.0 of recenter
Taalkeuze voor de aanduidingen
1. Selecteer Opties in het menu Extra.
2. Klik op Geavanceerd.
3. Kies Kiezen in het tabblad Algemeen.
4. Selecteer de gewenste talen voor de aanduidingen in de volgorde van uw voorkeur in de lijst Talen op volgorde van voorkeur.
Bijvoorbeeld:
Engels [en] of Engels/Verenigde Staten [en-us]
Italiaans [it]
Spaans [es]
Duits [de]
Frans [fr]
Nederlands [nl]
Noors [no]
Zweeds [sv]
Deens [da]
Het IP-adres van de printer instellen op Non-proxy
1. Selecteer Opties in het menu Extra.
2. Klik op het tabblad Geavanceerd.
3. Klik op Netwerk in het dialoogvenster Opties.
4. Klik op Aansluiting® Instellingen.
5. Kies een van de volgende werkwijzen:
Selecteer het keuzevakje Directe verbinding met het internet.
Selecteer het keuzevakje Proxyinstellingen voor dit netwerk automatisch detecteren.
Selecteer het keuzevakje Handmatige proxyconfiguraie en tik dan het IP-adres van de printer in in het tekstvak Geen proxy voor.
Selecteer het keuzevakje URL voor automatische proxyconfiguratie.
Wanneer u klaar bent met het instellen van de taal en de proxy, toetst u <http://nnn.nnn.nnn.nnn/> (het IP-adres van de printer) in in het URL-adres-invoerveld van uw browser en schakelt zo Dell Printer Configuration Web Tool in.
Pagina weergaveformaat
De opmaak van de pagina is verdeeld in drie delen, zoals hieronder beschreven:
Bovenkader
Bovenin alle pagina's staat het bovenkader. Wanneer de Dell Printer Configuration Web Tool wordt ingeschakeld, worden de huidige status en de specificaties van de printer bovenaan elke pagina weergegeven.
De volgende punten staan vermeld in het bovenkader.
Dell 3130cn Color Laser
Hier staat de productnaam van de printer.
IP-adres Toont het IP-adres van de printer.
Locatie Hier staat de plaats van opstelling van de printer. De locatie kan worden gewijzigd onder Basisinformatie op de pagina Afdrukserverinstellingen.
Contactpersoon Hier staat de naam van de beheerder van de printer. Deze naam kan worden gewijzigd onder Basisinformatie op de pagina Afdrukserverinstellingen.
Printer-bitmap Laat de bitmap-afbeelding van de printer zien. Het menu Printerstatus verschijnt in het rechterkader wanneer u op de afbeelding klikt.
Linkerkader
Links op alle pagina's staat het linkerkader. De titels van de menu's die staan vermeld in het linkerkader, zijn direct gekoppeld aan de bijbehorende menu's en pagina's. U kunt direct naar een betreffende pagina gaan door op de tekens te klikken.
De volgende menu's worden in het Linkerkader weergegeven.
Printerstatus Links naar het menuPrinterstatus.
Printertaken Links naar het menu Printertaken.
Printerinstellingen Links naar het menu Printerinstellingenrapport menu.
Afdrukserverinstellingen Opent het Afdrukserverrapporten menu.
Printerinstellingen kopiëren Opent het Printerinstellingen kopiëren menu.
Afdrukvolume Opent het Afdrukvolume menu.
Informatie over de printer Links naar het menuPrinterstatus.
Lade-instellingen Opent het Lade-instellingen menu.
E-mailwaarschuwing Koppelt door naar het Afdrukserverinstellingen menu.
Wachtwoord instellen Koppelt door naar het Andere kenmerken menu.
Online Help Koppelt naar de Dell ondersteuningspagina.
Bestel supplies op: Opent de Dell webpagina.
Neem contact op met Dell Ondersteuning op: Koppelt naar de Dell ondersteuningspagina op internet: support.dell.com/
Rechter kader
Bovenin alle pagina's staat het rechterkader. De inhoud van het rechter kader komt overeen met het menu dat u kiest in het linker kader. Nadere details over de punten die staan aangegeven in het rechter kader vindt u onder "Details van de menu-
onderdelen".
Knoppen in het rechter kader
Knop Vernieuwen Ontvangt de huidige printerconfiguratie en toont de meest recente informatie in het Kader rechts.
Knop Nieuwe instellingen toepassen Stuurt nieuwe instellingen, gemaakt via de Dell Printer Configuration Web Tool, naar de printer. De oude printerinstellingen worden vervangen door de nieuwe instellingen.
Knop Instellingen herstellen Herstelt de oude instellingen van voor de laatste wijzigingen. De nieuwe instellingen worden niet naar de printer gezonden.
Instellingen van de menu-onderdelen wijzigen
Met sommige menu's kunt u de printerinstellingen wijzigen met Dell Printer Configuration Web Tool. Wanneer u één van deze menu's opent, verschijnt er een verificatie-dialoogvenster op het scherm. Typ een gebruikersnaam en wachtwoord voor de
beheerder van de printer aan de hand van de vragen in het dialoogvenster.
De standaard gebruikersnaam is admin, en het standaard wachtwoord is niet ingevuld (blanco). U kunt alleen het wachtwoord wijzigen via de Wachtwoord instellen pagina in het menu Andere kenmerken. De gebruikersnaam kan niet gewijzigd worden.
Zie "Wachtwoord instellen"
voor nadere informatie.
Details van de menu-onderdelen
"Printerstatus"
"Printerstatus"
"Printergebeurtenissen"
"Informatie over de printer
"
"Printertaken
"
"Taaklijst
"
"Voltooide taken
"
"Printerinstellingenrapport
"
"Menuinstellingen"
"Rapporten"
"Sysinstellingen
"
"Parallel instellingen"
"Netwerkinstellingen
"
"Printerinstellingen"
"Printerinstellingen"
"USB-instellingen"
"PS-instellingen
"
"PCL-instellingen"
"Veilig instell.
"
"Printeronderhoud
"
"Papierzwarting
"
"BTR aanpassen
"
"Fuser instellen
"
"Automatische registratie-instelling"
"Instellingen kleurregistratie
"
"Hoogte regelen
"
"Stndwaard reset"
"Opslag
"*1
"Geen Dell-toner"
"AfdrukMeter initialiseren
"
"Weblink-aanpassing
"
"Afdrukserverinstellingen
"
"Afdrukserverrapporten
"
"Instellingenpagina afdrukserver
"
"NetWare instellingenpagina
"
*2
"Instellingenpagina e-mailwaarschuwing"
"Afdrukserverinstellingen
"
"Basisinformatie
"
"Poortinstellingen
"
"Draadloze LAN
"
*3
"TCP/IP"
"NetWare
"
*2
"SMB"
*2
"AppleTalk"
*2
"E-mailwaarschuwing"
"Bonjour (mDNS)
"
*2
"SNMP"
"Andere kenmerken
"
"Wachtwoord instellen
"
"SSL/TLS
"
"IPsec"
"802.1x
"*
4
"Afdrukserver resetten"
"Printerinstellingen kopiëren"
"Printerinstellingen kopiëren"
"Printerinstellingenrapport kopiëren
"
"Afdrukvolume
"
"Afdrukvolume
"
"Dell ColorTrack
"
"Lade-instellingen
"
*
1
Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de RAM-schijf is aangezet of de als optie verkrijgbare harde schijf is geïnstalleerd.
*
2
Het onderdeel kan alleen worden weergegeven als de als optie verkrijgbare Netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
*
3
Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare draadloze printeradapter is geïnstalleerd.
*
4
Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare draadloze printeradapter niet is geïnstalleerd.
Printerstatus
Controleer met behulp van het menu Printerstatus de toestand van de verbruiksmaterialen, de apparatuur en de specificaties van de printer.
De volgende pagina's worden weergegeven in het menu Printerstatus.
Printerstatus
Toepassing:
Controleren van de toestand van de verbruiksmaterialen en papierladen.
Mogelijkheden:
Cyaan cartridge Niveau
Magenta cartridge Niveau
Gele cartridge Niveau
Zwarte cartridge Niveau
Toont het percentage toner dat resteert in elk van de printcassettes. Wanneer een cassette leeg is, verschijnt er een mededeling. De tekst Bel of bestel is gekoppeld aan de Dell Printerbenodigdheden website.
Papierladen
Status
OK Geeft aan dat er nog wel papier in de lade ligt, maar de hoeveelheid is niet bekend.
Papier bijvullen Geeft aan dat er geen papier meer in de lade ligt.
Capaciteit Toont de maximale capaciteit van de papierlade.
Formaat Toont het formaat van het papier in de lade.
Uitvoerlade
Status
OK Geeft aan dat de lade beschikbaar is.
Vol Geeft aan dat de lade niet beschikbaar is.
Capaciteit Toont de maximale capaciteit van de papierlade.
Voorkant Status
Gesloten Geeft aan dat het voorkant is gesloten.
Open Geeft aan dat het voorkant is geopend.
Printersoort Toont het type printer. Kleurlaser wordt hier gewoonlijk getoond.
Afdruksnelheid Hier staat de afdruksnelheid van de printer.
Printergebeurtenissen
Toepassing:
Wanneer er fouten optreden zoals Papier is op. of Voorklep is open., worden de details voor alle waarschuwingen of foutmeldingen aangegeven op de pagina Printergebeurtenissen.
Mogelijkheden:
Locatie Geeft de plaats aan waar de fout is opgetreden.
Details Geeft de details van de fout.
Informatie over de printer
Toepassing:
Ter controle van de details van de printer, zoals de hardware-configuratie en de software-versie. Deze pagina kan ook worden weergegeven door te klikken op Informatie over de printer in het Kader Links.
Mogelijkheden:
Dell servicetag-nummer Toont het Dell servicetag-nummer.
Asset-tagnummer Toont het Asset-tagnummer van de printer.
Serienummer printer Toont het serienummer van de printer.
Geheugencapaciteit Toont de geheugencapaciteit.
Harde schijf
*1
Toont informatie over de harde schijf van de printer.
Processorsnelheid Toont de verwerkingssnelheid.
Revisieniveaus printer
Firmware-versie Toont de revisiedatum (revisieniveau).
Network Firmware-versie Toont de revisiedatum (revisieniveau).
*
1
Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare harde schijf is geïnstalleerd.
Printertaken
Het menu Printertaken bevat informatie over de pagina's Taaklijst en Voltooide taken. Deze pagina's tonen in detail de status van de protocols of de afdruktaken.
Taaklijst
Toepassing:
Ter bevestiging van de afdruktaken die worden verwerkt. Klik op de knop Vernieuwen als u het scherm wilt bijwerken.
Mogelijkheden:
ID Toont de taak-identificatie.
Taaknaam Toont de bestandsnaam van de taak die wordt afgedrukt.
Eigenaar Toont de naam van de eigenaar of opdrachtgever van de taak.
Hostnaam Toont de naam van de host-computer.
Taakstatus Toont de status van de taak die wordt afgedrukt.
Host I/F Toont de status van de host-interface.
Tijd taak verzonden Toont de datum waarop de afdruktaak naar de printer werd gezonden.
Voltooide taken
Toepassing:
Ter controle van de voltooide taken. Tot maximaal de laatste 22 taken worden weergegeven. Klik op de knop Vernieuwen als u het scherm wilt bijwerken.
Mogelijkheden:
ID Toont de taak-identificatie.
Taaknaam Toont de bestandsnaam van de taak.
Eigenaar Toont de naam van de eigenaar of opdrachtgever van de taak.
Hostnaam Toont de naam van de host-computer.
Uitvoerresultaat Toont de status van de taak.
Indruknummer Toont het totaal aantal pagina's van de taak.
Aantal vellen Toont het totaal aantal vellen papier van de taak.
Host I/F Toont de status van de host-interface.
Tijd taak verzonden Toont de datum waarop de taak naar de printer werd gezonden.
Printerinstellingen
Gebruik het menu Printerinstellingen als u het printer-instellingenrapport wilt weergeven en de printerinstellingen wilt configureren.
De volgende tabblad-pagina's worden aangegeven bovenin het Kader Rechts.
Printerinstellingenrapport
Het tabblad Printerinstellingenrapport bevat ook de pagina's Menuinstellingen en Rapporten.
Menuinstellingen
Toepassing:
Weergeven van de huidige instellingen in de menu's van het operatorpaneel.
Mogelijkheden:
Systeeminstellingen
Stroomspaar-timer-stand 1 Toont de tijd voor het inschakelen van stroomspaarstand 1.
Stroomspaar-timer-stand 2 Toont de tijd voor het inschakelen van stroomspaarstand 2.
Bedieningspaneeltoon Laat zien of een toon moet klinken wanneer de invoer van het bedienigspaneel juist is. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Waarschuwingstoon ongeldige toets Laat zien of een toon moet klinken wanneer de invoer van het bedienigspaneel niet juist is. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Gereedtoon apparaat Laat zien of een toon moet klinken wanneer de printer gereed is voor gebruik. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Taak-voltooid toon Laat zien of een toon moet klinken wanneer een afdruktaak is voltooid. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Fouttoon Laat zien of een toon moet klinken wanneer een afdruktaak niet goed wordt afgerond. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Waarschuwingstoon Laat zien of een toon moet klinken wanneer er zich een probleem voordoet. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Papier op toon Laat zien of een toon moet klinken wanneer het papier in de printer opraakt. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Toner laag toon laat zien of een toon moet klinken wanneer toner of ander verbruiksmateriaal opraakt. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Basistoon Laat zien of de toon moet klinken wanneer het scherm van het operatorpaneel in de standaardstand wordt teruggezet door middel van de menu-lus. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Time-outfout Laat zien hoe lang verstrijkt voordat de printer een taak die niet goed wordt afgerond, beëindigt.
Time-out Toont hoe lang de printer wacht op gegevens van de computer.
Paneeltaal Toont de taal die wordt gebruikt op het scherm van het operatorpaneel.
Automatische logboekafdruk Toont of automatisch een log van voltooide taken wordt aangemaakt.
ID afdrukken Toont op welke plaats een gebruikersnaam op het afgedrukte papier wordt gezet.
Tekst afdrukken Laat zien of de printer PDL-gegevens (Page Description Language - Pagina-beschrijvingstaal), die de printer niet ondersteunt, als tekst afdrukt wanneer de printer die ontvangt.
Invoegpositie scheidingspagina Laat zien waar een scheidingspagina worden ingevoegd.
Scheidingsvellade specificeren Laat zien welke invoerlade moet worden gebruikt voor het invoegen van een scheidingspagina.
RAM-schijf*1 Laat zien of er RAM voor het bestandssysteem voor de functies Veilige afdruk en Proefafdruk moet worden toegewezen.
Lade vervangen Laat zien of een ander papierformaat mag worden gebruikt als het papier in de opgegeven lade niet overeenkomt met de papierformaat-instellingen voor de huidige taak.
mm / inch Toont de maateenheid die wordt gebruikt op het scherm van het operatorpaneel.
Oneven 2-zijdig*2 Laat zien hoe de oneven laatste pagina wordt afgedrukt bij gebruik van dubbelzijdig afdrukken.
Parallel instellingen
Poortstatus Laat zien of de parallelle interface is ingeschakeld.
ECP Toont de ECP-communicatiestand van de parallelle interface.
Adobe Protocol Toont voor elke interface het PostScript-communicatieprotocol.
Netwerkinstellingen Adobe Protocol Toont voor elke interface het PostScript-communicatieprotocol.
USB-instellingen
Poortstatus Laat zien of de USB-interface is ingeschakeld.
Adobe Protocol Toont voor elke interface het PostScript-communicatieprotocol.
PCL-instellingen
Papierlade Toont de instelling van de papierlade.
Papierformaat Toont de instelling van het papierformaat.
Aangepast formaat - Y Toont de lengte van het aangepaste papierformaat.
Aangepast formaat - X Toont de breedte van het aangepaste papierformaat.
Richting Laat zien in welke richting de tekst en afbeeldingen op de pagina worden afgedrukt.
Dubbelzijdig*2 Laat zien of dubbelzijdig afdrukken standaard moet zijn ingesteld voor alle afdruktaken.
Lettertype Toont het geselecteerde lettertype uit de lijst van geregistreerde lettertypes.
Tekenset Toont een tekenset voor het opgegeven lettertype.
Lettergrootte Toont de lettergrootte bij schaalbare typografische lettertypen.
Tekenbreedte Toont de lettergrootte bij schaalbare typografische lettertypen.
Formulierregel Toont het aantal lettertekens op een regel.
Aantal Toont het aantal af te drukken exemplaren.
Afbeeldingverbetering Laat zien of de functie Afbeeldingverbetering is ingeschakeld.
Hex Dump Laat zien of de functie Hex Dump is ingeschakeld.
Conceptmodus Laat zien of er afgedrukt moet worden in conceptkwaliteit.
Regelterminatie Laat zien of de regelbeëindiging is ingesteld.
Standaardkleur Toont de kleurmodus-instelling.
PS-instellingen
PS-foutrapport Laat zien of de printer de inhoud van fouten afdrukt voor een PostScript-fout.
PS-Taak time-out Toont de uitvoeringstijd voor één PostScript-taak.
Papierselectiemodus Toont de lade die is geselecteerd bij PostScript-afdrukken.
Standaardkleur Toont de kleurmodus-instelling.
Veilig instell. Paneelslot inst. Toont of het Beheermenu moet worden vergrendeld met een wachtwoord.
Papierzwarting
Normaal Toont de papierzwarting van normaal papier.
Label Toont de papierzwarting van labels.
BTR aanpassen
Normaal Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor normaal papier.
Normaal dik Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor normaal dik papier.
Transparant Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor Transparanten.
Voorbladen Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor voorbladenpapier.
Voorbladen dik Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor dik voorbladenpapier.
Label Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor Labels.
Gecoat Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor gecoated papier.
Gecoat dik Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voordik gecoat papier.
Envelop Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor enveloppen.
Gerecycled Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor gerecycled papier.
Gecoat JPN Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor Japans gecoat papier.
Briefkaart JPN Toont de spanningsinstelling van de overdraagrol (van -3 tot -3) voor Japanse briefkaart.
Normaal Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor gewoon papier.
Normaal dik Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor dik normaal papier.
Transparant Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor transparanten.
Voorbladen Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor voorbladenpapier.
Voorbladen dik Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor dik voorbladenpapier.
Fuser instellen
Label Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor labels.
Gecoat Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor gecoat papier.
Gecoat dik Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor dik gecoat papier.
Envelop Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor enveloppen.
Gerecycled Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor gerecycled papier.
Gecoat JPN Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor gecoat JPN papier.
Briefkaart JPN Toont de temperatuursinstelling van de fuser (van -2 tot 2) voor Japanse briefkaart.
Automatische registratie-instelling Toont of de aanpassing van de kleurregistratie automatisch wordt uitgevoerd.
Hoogte regelen Toont de hoogte van de locatie waar de printer is geïnstalleerd.
Geen Dell-toner Toont of er een tonercartridge van een andere fabrikant gebruikt kan worden.
Weblink-aanpassing
Nabestel URL selecteren Toont een koppeling voor het bestellen van verbruiksmaterialen, die benaderd kan worden vanaf Bestel supplies op: in het Kader Links.
Standaard Toont de standaard URL (http://accessories.us.dell.com/sna
) die kan worden gekoppeld aan Bestel supplies op:.
Premier Toont de premier URL (http://premier.dell.com
) die kan worden gekoppeld aan Bestel supplies op:.
Lade-instellingen
Papiersoort lade 1 Toont de instelling van papiersoort van lade 1.
Papierformaat lade 1 Toont de instelling van papierformaat van lade 1
Lade 1 Aangepast formaat - Y Toont de lengte van papier met aangepast formaat dat in lade 1 is gelegd.
Lade 1 Aangepast formaat - X Toont de breedte van papier met aangepast formaat dat in lade 1 is gelegd.
Papiersoort lade 2*3 Toont de instelling van papiersoort van lade 2.
Papierformaat lade 2*3 Toont de instelling van papiersoort van lade 2.
Lade 2 Aangepast formaat - Y*3 Toont de lengte van papier met aangepast formaat dat in lade 2 is gelegd.
Lade 2 Aangepast formaat - X*3 Toont de breedte van papier met aangepast formaat dat in lade 2 is gelegd.
MPF-modus Toont het papierformaat en papiersoort wanneer papier in de Multifunctionele Invoer (MPF) is gelegd.
Popup weergeven Toont een pop-upmenu waarin u wordt gevraagd het papierformaat en -soort in te stellen wanneer papier in de MPF is gelegd.
MPF-papiersoort Toont de instelling van papiersoort van de MPF.
MPF-papierformaat Toont de instelling van papierformaat van de MPF.
MPF Aangepast formaat - Y Toont de lengte van papier met aangepast formaat dat in de MPF is gelegd.
MPF Aangepast formaat - X Toont de breedte van papier met aangepast formaat dat in de MPF is gelegd.
*
1
Dit item is alleen beschikbaar wanneer het als optie verkrijgbare geheugen van 512 MB, of meer, is geïnstalleerd en ook wanneer de als optie verkrijgbare harde schijf niet is geïnstalleerd.
*
2
Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare Duplexer is geïnstalleerd.
*
3
Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer is geïnstalleerd.
Rapporten
Toepassing:
Voor het afdrukken van allerlei rapporten en lijsten.
Mogelijkheden:
Printerinstellingen Klik op de knop Start als u de pagina met printer instellingen wilt afdrukken.
Paneelinstellingen Klik op de knop Start als u de pagina met paneel-instellingen wilt afdrukken.
PCL-lettertypenlijst Klik op de knop Start als u de PCL-lettertypenlijst (Hewlett-Packard printer-besturingstaal) wilt afdrukken.
PCL-macrolijst Klik op de knop Start als u de PCL-macrolijst wilt afdrukken.
Taakgeschiedenis Klik op de knop Start als u het rapport taakgeschiedenis wilt afdrukken.
Foutengeschiedenis Klik op de knop Start als u het rapport foutengeschiedenis wilt afdrukken.
PS-lettertypenlijst Klik op de knop Start als u de PS-lettertypenlijst wilt afdrukken.
Afdrukmeter Klik op de knop Start als u het rapport Afdrukmeter wilt afdrukken.
Kleurtestpagina Klik op de knop Start als u de kleurtestpagina wilt afdrukken.
Opgeslagen documenten
Klik op de knop Start als u de lijst met opgeslagen documenten wilt afdrukken.
Dit item is alleen beschikbaar wanneer het als optie verkrijgbare geheugen van 512MB, of meer, is geïnstalleerd en de RAM-schijf is ingesteld op Aan of de als optie verkrijgbare harde schijf is geïnstalleerd.
Printerinstellingen
Op het tabblad Printerinstellingen vindt u de pagina's Systeeminstellingen, Parallel instellingen, Netwerkinstellingen, USB-instellingen, PCL-instellingen, PS-instellingen en Paneelinstellingen.
Sysinstellingen
Toepassing:
Het configureren van de instellingen van de printer.
Mogelijkheden:
Stroomspaar-timer-stand 1 Stelt de tijd in voor het inschakelen var Stroomspaarstand 1.
Stroomspaar-timer-stand 2 Stelt de tijd in voor het inschakelen van Stroomspaarstand 2.
Bedieningspaneeltoon Bepaalt of, wanneer de invoer vanaf het operatorpaneel juist is, een toon moet klinken die dat aangeeft.
Waarschuwingstoon ongeldige toets Bepaalt of, wanneer de invoer vanaf het operatorpaneel niet juist is, een toon moet klinken.
Gereedtoon apparaat Bepaalt of, wanneer de printer gereed is voor gebruik, een toon moet klinken die dat aangeeft.
Taak-voltooid toon Bepaalt of, wanneer een afdruktaak is voltooid, een toon moet klinken die dat aangeeft.
Fouttoon Bepaalt of, wanneer een afdruktaak is afgebroken, een toon moet klinken die dat aangeeft.
Waarschuwingstoon Bepaalt of de toon moet klinken di aangeeft dat er zich een probleem voordoet.
Papier op toon Bepaalt of de toon moet klinken die aangeeft dat het papier in de printer opraakt.
Toner laag toon Bepaalt of, wanneer de toner of een ander verbruiksmateriaal opraakt, een toon moet klinken die dat aangeeft.
Basistoon Bepaalt of de toon moet klinken wanneer het scherm van het operatorpaneel in de standaardstand wordt teruggezet door middel van de menu-lus.
Time-outfout Bepaalt in seconden hoe lang verstrijkt voordat de printer een taak die niet goed wordt afgerond, moet beëindigen. De afdruktaak wordt geannuleerd als de time-outtijd is overschreden.
Time-out Bepaalt in seconden hoe de printer moet wachten op gegevens die afkomstig zijn van de computer. De afdruktaak wordt geannuleerd als de time-outtijd is overschreden.
Paneeltaal Stelt in welke taal moet worden gebruikt op het operatorpaneel.
Automatische logboekafdruk Bepaalt of een log van voltooide taken na iedere 20 taken automatisch moet worden afgedrukt.
ID afdrukken Bepaalt op welke plaats de gebruikers-ID op het afdrukpapier wordt afgedrukt.
Tekst afdrukken Bepaalt of de printer PDL-gegevens, die de printer niet ondersteunt, als tekst afdrukt wanneer de printer die ontvangt.
Invoegpositie scheidingspagina Bepaalt waar een scheidingspagina moet worden ingevoegd.
Scheidingsvellade specificeren Bepaalt welke invoerlade moet worden gebruikt voor het invoegen van een scheidingspagina.
RAM-schijf
Bepaalt of er RAM voor het bestandssysteem voor de functies Veilige afdruk en Opslag-afdruk moet worden toegewezen.
Dit item is alleen beschikbaar wanneer het als optie verkrijgbare geheugen van 512 MB, of meer, is geïnstalleerd en ook wanneer de als optie verkrijgbare harde schijf niet is geïnstalleerd.
Lade vervangen Bepaalt of er al dan niet een ander papierformaat mag worden gebruikt als het papier in de opgegeven lade niet overeenkomt met de papierformaat-instellingen voor de huidige afdruktaak.
mm / inch Bepaalt welke meeteenheid in het scherm van het operatorpaneel moet worden gebruikt, mm of inch.
Oneven 2-zijdig
Bepaalt hoe de oneven laatste pagina wordt afgedrukt bij dubbelzijdig afdrukken.
Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare Duplexer is geïnstalleerd.
Parallel instellingen
Toepassing:
Het configureren van het parallelle interface.
Mogelijkheden:
Poortstatus Bepaalt of de parallelle interface moet worden ingeschakeld.
ECP Bepaalt of de ECP-communicatiestand van de parallelle interface moet worden ingeschakeld.
Adobe Protocol Bepaalt voor elke interface het PostScript-communicatieprotocol.
Netwerkinstellingen
Toepassing:
Het bepalen van het PostScript-communicatieprotocol voor deze printer.
Mogelijkheden:
Adobe Protocol Bepaalt voor elke interface het PostScript-communicatieprotocol.
USB-instellingen
Toepassing:
Het wijzigen van printerinstellingen die van invloed zijn op de USB-poort.
Mogelijkheden:
Poortstatus
Bepaalt of de USB-interface moet worden ingeschakeld.
Adobe Protocol Bepaalt voor elke interface het PostScript-communicatieprotocol.
PCL-instellingen
Toepassing:
Het wijzigen van de printerinstellingen die alleen van invloed zijn op afdruktaken waarin de PCL-emulatie-printertaal wordt gebruikt.
Mogelijkheden:
Papierlade Bepaalt de papierinvoerlade.
Papierformaat Bepaalt het papierformaat.
Aangepast formaat -
Y
Bepaalt de lengte van aangepast papierformaat.
Aangepast formaat -
X
Bepaalt de breedte van aangepast papierformaat.
Richting Bepaalt in welke richting de tekst en afbeeldingen op de pagina worden afgedrukt.
Dubbelzijdig Stelt dubbelzijdig afdrukken in als standaard voor alle afdruktaken. Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare Duplexer is geïnstalleerd.
Lettertype Bepaalt welk lettertype wordt gekozen uit de lijst van geregistreerde lettertypen.
Tekenset Bepaalt een tekenset voor het gekozen lettertype.
Lettergrootte Bepaalt de lettergrootte bij schaalbare typografische lettertypen.
Tekenbreedte Bepaalt de letterbreedte bij schaalbare lettertypen met vaste tekenafstand.
Formulierregel Bepaalt het aantal lettertekens op een regel.
Aantal Stelt een hoeveel exemplaren moeten worden afgedrukt.
Afbeeldingverbetering Bepaalt of de functie Afbeeldingverbetering wordt ingeschakeld.
Hex Dump
Bepaalt of er hulp nodig is bij het opsporen van de oorzaak van een afdrukprobleem. Wanneer de functie Hex Dump is ingeschakeld, worden alle gegevens die naar de printer zijn gestuurd, afgedrukt in hexadecimale waarden en
lettertekens. De besturingscodes worden niet uitgevoerd.
Conceptmodus Bepaalt of er moet worden afgedrukt in de Conceptmodus.
Regelterminatie Bepaalt hoe regeleinden worden behandeld.
Standaardkleur Bepaalt of de afdrukstand Kleur of Zwart is. Deze instelling wordt gebruikt voor afdruktaken waarvoor niet een afdrukkleur is opgegeven.
PS-instellingen
Toepassing:
Het wijzigen van de printerinstellingen die alleen van invloed zijn op afdruktaken die gebruikmaken van de PCL-emulatie-printertaal.
Mogelijkheden:
PS-foutrapport Bepaalt of de printer de inhoud van fouten afdrukt voor een PostScript-fout.
PS-Taak time-out Bepaalt de uitvoeringstijd voor één PostScript-taak.
Init PS-schijf Wist de PS-lettertypen die zijn opgeslagen op de als optie verkrijgbare harde schijf. Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare harde schijf is geïnstalleerd.
Papierselectiemodus Bepaalt hoe de lade voor de PostScript-stand moet worden geselecteerd.
Standaardkleur Bepaalt de standaardkleur voor de PostScript-stand.
Veilig instell.
Paneelslot inst.
Toepassing:
Instellen of het Beheermenu met een wachtwoord wordt beveiligd en instellen of wijzigen van het wachtwoord.
Mogelijkheden:
Paneelslot inst. Stelt in of het Beheermenu met een wachtwoord wordt beveiligd.
Nieuw wachtwoord Stelt een wachtwoord in voor de toegang van het Beheermenu.
Wachtwoord bevestigen Voer het nieuwe wachtwoord ter bevestiging nogmaals in.
OPMERKING: In dit menu kunt u een wachtwoord instellen voor het beveiligen van het operatorpaneel. Wanneer u het wachtwoord voor Dell Printer Configuration Web Tool wilt wijzigen, klikt u op Wachtwoord instellen in het Kader Links en voert
u het wachtwoord in.
Printeronderhoud
Op het tabblad Printeronderhoud vindt u de pagina's Papierzwarting, BTR aanpassen, Fuser instellen, Automatische registratie-instelling, Instellingen Kleurregistratie, Hoogte regelen, Terugstellen, Geen Dell-toner, AfdrukMeter
initialiseren, Bewaren, en Weblink-aanpassing.
Papierzwarting
Toepassing:
Opgeven van de papierzwarting.
Mogelijkheden:
Normaal Stelt de zwarting in van gewoon papier op Licht of Normaal.
Label Stelt de zwarting van labels in op Licht of Normaal.
BTR aanpassen
Toepassing:
Het opgeven van de referentiespanningsinstellingen voor de overdraagrol.
Mogelijkheden:
Normaal Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor normaal papier in het bereik van -3 tot 3.
Normaal dik Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor dik normaal papier in het bereik van -3 tot 3.
Transparant Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor Transparanten in het bereik van -3 tot 3.
Voorbladen Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor voorbladen in het bereik van -3 tot 3.
Voorbladen dik Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor dikke voorbladen in het bereik van -3 tot 3.
Label Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor labels in het bereik van -3 tot 3.
Gecoat Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor gecoat papier in het bereik van -3 tot 3.
Gecoat dik Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor dik gecoat papier in het bereik van -3 tot 3.
Envelop Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor enveloppen in het bereik van -3 tot 3.
Gerecycled Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor gerecycled papier in het bereik van -3 tot 3.
Gecoat JPN Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor Japans gecoat papier in het bereik van -3 tot 3.
Briefkaart JPN Stelt de aangegeven spanningsinstellingen in voor de overdraagrol voor Japans briefkaarten in het bereik van -3 tot 3.
Fuser instellen
Toepassing:
Voor keuze van de temperatuursinstellingen voor de fuser.
Mogelijkheden:
Normaal Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor normaal papier in het bereik van -2 tot 2.
Normaal dik Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor dik normaal papier in het bereik van -2 tot 2.
Transparant Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor Transparanten in het bereik van -2 tot 2.
Voorbladen Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor voorbladen in het bereik van -2 tot 2.
Voorbladen dik Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor dikke voorbladen in het bereik van -2 tot 2.
Label Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor labels in het bereik van -2 tot 2.
Gecoat Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor gecoat papier in het bereik van -2 tot 2.
Gecoat dik Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor dik gecoat papier in het bereik van -2 tot 2.
Envelop Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor enveloppen in het bereik van -2 tot 2.
Gerecycled Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor gerecycled papier in het bereik van -2 tot 2.
Gecoat JPN Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor Japans gecoat papier in het bereik van -2 tot 2.
Briefkaart JPN Stelt de temperatuurinstellingen voor de fuser in voor Japanse briefkaarten in het bereik van -2 tot 2.
Automatische registratie-instelling
Toepassing:
Opgeven of de aanpassing van de kleurregistratie automatisch wordt uitgevoerd.
Instellingen kleurregistratie
Toepassing:
Opgeven of u de aanpassing van de kleurregistratie zelf wilt uitvoeren.
U moet zelf de kleurregistratie aanpassen bij de eerste installatie van de printer en wanneer de printer is verplaatst.
OPMERKING: De functie Instellingen kleurregistratie kan worden geconfigureerd wanneer Automatische registratie-instelling op Uit staat.
Mogelijkheden:
Automatische
correctie
Klik op Start als u de correctie van de kleurregistratie automatisch wilt laten uitvoeren.
Kleurregistergrafiek
Klik op Start als u een kleurregistratiegrafiek wilt afdrukken. De kleurregistratiegrafiek drukt een rasterpatroon af van regels in geel, magenta en cyaan. op de grafiek staan aan de rechterkant de waarden die naast de meest rechte
regels voor ieder van de drie kleuren staan. Als de waarde voor de meest rechte regel 0 is, is aanpassing van de kleurregistratie niet nodig. Geef, als de waarde voor de meest rechte regel niet 0 is, de aanpassingwaarden op onder
Instellingen kleurregistratie.
Nummer invoeren
Geeft
de waarden op voor laterale (loodrecht op de richting van papierinvoer) kleuraanpassing, afzonderlijk voor Geel, Magenta en Cyaan.
Hoogte regelen
Toepassing:
Het opgeven van de hoogte van de locatie waar de printer is geplaatst.
Het ontlaadverschijnsel voor het opladen van de fotogeleider verschilt bij verschillende waarden voor de barometrische druk. Aanpassingen worden uitgevoerd door het opgeven van de hoogte van de locatie waar de printer wordt gebruikt.
Stndwaard reset
Toepassing:
Het initialiseren van de NV-geheugen (Niet-vluchtig geheugen). Na het uitvoeren van deze functie voor het opnieuw automatisch opstarten en rebooten van de printer worden alle menu-parameters teruggesteld op hun oorspronkelijke waarden.
Geen Dell-toner
Toepassing:
Bepalen of er een printcassette van een andere fabrikant kan worden gebruikt.
OPMERKING: Start de printer opnieuw op, voordat u een printcassette van een andere fabrikant in gebruik neemt.
VOORZICHTIG: Het gebruik van een andere printcartridge dan van Dell kan tot gevolg hebben dat enkele functies van de printer niet meer beschikbaar zijn, de afdrukkwaliteit afneemt of de printer minder betrouwbaar wordt. Gebruik een nieuwe
printcassette van het merk Dell die voor uw printer wordt aanbevolen. Onder de garantie van Dell vallen niet problemen die veroorzaakt worden door het gebruik van accessoires, onderdelen of componenten die niet door Dell worden geleverd.
AfdrukMeter initialiseren
Toepassing:
De afdrukmeter van de printer initialiseren. Wanneer de afdrukmeter wordt geïnitialiseerd, wordt de telling van de meter teruggezet op 0.
Opslag
Toepassing:
Alle bestanden die zijn opgeslagen op de RAM-schijf of de als optie verkrijgbare harde schijf wissen of de als optie verkrijgbare harde schijf formatteren.
Mogelijkheden:
Opslag wissen
Klik op Start als u alle bestanden die als Veilige afdruk of Proefafdruk op de RAM-schijf of op de als optie verkrijgbare harde schijf zijn opgeslagen, wilt wissen.
Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de RAM-schijf is aangezet of de als optie verkrijgbare harde schijf is geïnstalleerd.
Vaste schijf
formatteren
Klikt op Start als u de als optie verkrijgbare harde schijf wilt formatteren. Alle lettertypen, formulieren en bestanden voor Veilige afdruk en Proefafdruk die op de als optie verkrijgbare harde schijf zijn opgeslagen, worden gewist. De gegevens
die verband houden met PostScript, worden niet gewist. Raadpleeg "PS-schijf init"
, als u de gegevens die verband houden met PostScript, wilt wissen.
Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare harde schijf is geïnstalleerd.
Weblink-aanpassing
Toepassing:
Specificeert een koppeling voor het bestellen van verbruiksmaterialen, die benaderd kan worden vanaf Bestel supplies op: in het linkerkader.
Mogelijkheden:
Nabestel URL selecteren Selecteert een standaard of premier URL in die moet worden gekoppeld aan Bestel supplies op:.
Standaard Toont de standaard URL (http://accessories.us.dell.com/sna) die kan worden gekoppeld aan Bestel supplies op:.
Premier Toont de premier URL (http://premier.dell.com
) die kan worden gekoppeld aan Bestel supplies op:.
Afdrukserverinstellingen
Stel in het menu Afdrukserverinstellingen het type printer-interface en de vereiste voorwaarden voor communicatie in.
De volgende tabblad-pagina's worden bovenin het Kader Rechts getoond.
Afdrukserverrapporten
In het tabblad Afdrukserverrapporten vindt u de Instellingenpagina afdrukserver, de NetWare instellingenpagina en de Instellingenpagina e-mailwaarschuwing.
Instellingenpagina afdrukserver
Toepassing:
Ter controle van de huidige instellingen voor het TCP/IP (Transmission Control Protocol/Internet Protocol) protocol en de afdruk-aansluitingen. Op deze pagina kunt u de instelling van onderdelen alleen controleren. Als u de instellingen wilt wijzigen, gaat u naar
de pagina's onder het tabblad Afdrukserverinstellingen.
Mogelijkheden:
Ethernet
*1
Ethernet-instellingen Toont de huidige instellingen voor de Ethernet-overdrachtsnelheid en de duplex-instellingen.
Huidige Ethernet-instellingen Toont de huidige Ethernet-instellingen.
MAC-adres Toont het MAC-adres van de printer.
Draadloze
instellingen
*2
SSID Toont de naam waarmee het netwerk wordt aangeduid.
Netwerktype Toont het netwerktype uit de stand Ad-hoc of Infrastructuur.
MAC-adres Toont het MAC-adres van de Draadloze printer-adapter.
Link kanaal Toont het nummer van het kanaal van de verbinding.
Link kwaliteit Toont de kwaliteit van de verbinding.
TCP/IP-instellingen
IP-modus Toont de IP-modus.
Hostnaam Toont de hostnaam.
IPv4
IP-adresmodus Toont de IP-adresmodus.
IP-adres Toont het IP-adres.
Subnetmasker Toont het subnetmasker.
Gateway-adres Toont het gateway-adres.
IPv6
Handmatig adres gebruiken Laat zien of u zelf het IP-adres kunt intoetsen.
Handmatig adres Toont het IP-adres.
Adres 1-3 zonder status Toont adressen zonder status.
Link lokaal adres Toont de Link lokaal adres.
Handmatig Gateway-adres Toont het gateway-adres.
Gateway-adres automatisch
configureren
Toont het gateway-adres.
DNS
IPv4
DNS-serveradres ophalen van DHCP
Laat zien of een serveradres van het type DNS (Domain Name System) automatisch wordt opgehaald van de DHCP-server (Dynamic Host
Configuration Protocol).
Huidig DNS-serveradres Toont het huidige DNS-serveradres.
IPv6
DNS-serveradres ophalen van
DHCPv6-lite
Laat zien of een DNS-serveradres automatisch wordt opgehaald van de DHCPv6-lite-server.
Huidig DNS-serveradres Toont het huidige DNS-serveradres.
DNS-dynamische update (IPv4)*
3
Toont de status van de functie DNS-dynamische update.
DNS-dynamische update (IPv6)*
3
Toont de status van de functie DNS-dynamische update.
Zoeklijst automatisch genereren*
3
Laat zien of een zoeklijst automatisch moet worden gegenereerd.
Domeinnaam zoeken*
3
Toont de Domeinnaam zoeken.
Time-out*
3
Toont de Time-out-periode.
Voorrang aan IPv6 DNS-
naamresolutie*
4
Laat zien of de functie DNS Naamresolutie moet worden gebruikt.
WINS-modus Toont de instelling voor het ophalen van het WINS-serveradres.
WINS
*3
WINS primaire server Toont het adres van de WINS primaire server.
WINS secondaire server Toont het adres van de secundaire WINS-server.
LPD
Poortstatus Toont de status van de poort.
Time-out verbinding Toont de duur van de time-out voor de verbinding.
Port9100
Poortstatus Toont de status van de poort.
Poortnummer Toont het nummer van de poort.
Time-out verbinding Toont de duur van de time-out voor de verbinding.
IPP
*3
Poortstatus Toont de status van de poort.
Printer URI Toont de Printer URI.
Time-out verbinding Toont de duur van de time-out voor de verbinding.
Poortnummer Toont het nummer van de poort.
Maximum sessies Toont het hoogste aantal verbindingen dat tegelijkertijd wordt ontvangen door de client.
WSD
Poortstatus Toont de status van de WSD-poort.
Poortnummer Toont het nummer van de WSD-poort.
Time-out ontvangen Toont de duur van de time-out voor ontvangen.
Wachttijdbericht Toont de duur van de time-out voor bericht.
Maximaal aantal TTL Toont het Maximaal aantal TTL.
Maximaal aantal berichtgeving Toont het Maximaal aantal berichtgeving.
HTTP
Poortstatus Toont de status van de poort.
Poortnummer Toont het nummer van de poort.
Gelijktijdige verbindingen Toont het aantal verbindingen dat tegelijkertijd wordt ontvangen door de client.
Time-out verbinding Toont de duur van de time-out voor de verbinding.
SMB
*3
Poortstatus Toont de status van de poort.
Hostnaam Toont de hostnaam.
Werkgroep Toont de naam van de werkgroep.
Maximum sessies Toont het hoogste aantal verbindingen dat tegelijkertijd wordt ontvangen door de client.
Unicode-ondersteuning Toont de status van de functie Unicode ondersteuning.
Auto-mastermodus Toont de status van de functie Auto-mastermodus.
Wachtwoord coderen Toont de status van de functie Wachtwoord coderen.
Taak time-out Toont de duur van de time-out.
Time-out verbinding Toont de duur van de time-out voor de verbinding.
AppleTalk
*3
Poortstatus Toont de status van de poort.
Printer Toont de printernaam die wordt gebruikt in AppleTalk.
AppleTalk zone Toont de AppleTalk zone-naam.
AppleTalk type Toont het AppleTalk type
Vertraagde starttijd Geeft de tijd die verstrijkt tot het afdrukken wordt gestart in seconden.
Bonjour (mDNS)
*3
Poortstatus Toont de status van de poort.
Hostnaam Toont de hostnaam.
Printernaam Toont de naam van de printer.
SNMP
Poortstatus Toont de status van de poort.
Activeer SNMP v1/v2c Protocol Toont de status van de functie SNMP v1/v2c.
Activeer SNMP v3 Protocol Toont de status van de functie SNMP v3.
Telnet
Poortstatus Toont de status van de poort.
Time-out verbinding Toont de duur van de time-out voor de verbinding.
SSL/TLS
HTTPS Toont de HTTPS-status van de poort.
Poortnummer Toont het nummer van de poort.
IPsec-instellingen
Protocol Toont de status van het protocol.
IKE Laat zien of een voorgedeelde code moet worden gebruikt voor IKE-validatie.
IKE SA-levensduur Toont de levensduur voor IKE SA.
IPsec SA-levensduur Toont de levensduur voor IPsec SA.
DH-groep Toont de DH-groep.
PFS Toont de PFS-status.
IPv4-adres externe peers Toont het IP-adres waarmee verbinding moet worden gemaakt.
IPv6-adres externe peers Toont het IP-adres waarmee verbinding moet worden gemaakt.
Geen IPsec-communicatiebeleid Toont de status van de functie Geen IPsec-communicatiebeleid.
802.1x
*1*3
Activeer IEEE 802.1x Toont de status van IEEE 802.1x.
Verificatiemethode Toont de instelling van de Verificatiemethode voor IEEE 802.1x.
IP-filter (IPv4)*
5
Toegangslijst Toont de lijst van IP-adressen die wel of geen toegang tot de printer krijgen.
*
1
Deze instelling wordt niet getoond wanneer de als optie verkrijgbare draadloze printeradapter is geïnstalleerd.
*
2
Het onderdeel kan alleen worden weergegeven als de als optie verkrijgbare Draadloze printer-adapter is geïnstalleerd.
*
3
Het onderdeel kan alleen worden weergegeven als de als optie verkrijgbare Netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
*
4
Dit onderdeel is alleen beschikbaar in de stand IPv6 dual.
*
5
Dit onderdeel is alleen beschikbaar voor LPD of Port9100.
NetWare instellingenpagina
Toepassing:
De actuele instellingen van IPX/SPX en Netware controleren. Op deze pagina kunt u de instelling van onderdelen alleen controleren. Als u de instellingen wilt wijzigen, gaat u naar de pagina's onder het tabblad Afdrukserverinstellingen.
Mogelijkheden:
IPX/SPX-instellingen
Type frame Toont het actieve type frame.
Huidige type frame Toont het actuele type frame.
Netwerkadres Toont het IPX-Netwerkadres.
NetWare
Poortstatus Toont de status van de poort. Wanneer NetWare is geïmplementeerd, wordt de status van IPX/SPX en TCP/IP ook weergegeven.
Apparaatnaam Toont de naam van de printer.
Actieve modus Toont de actuele stand voor Actieve modus.
Structuurnaam Toont de Structuurnaam.
Contextnaam Toont de Contextnaam van het Afdrukserverobject.
Naam bestandserver Toont de Naam bestandserver.
Afroepinterval Toont de tijdsinterval.
NCP-Pakketburst Toont de status en of NCP-Pakketburst moet worden gebruikt.
Statusinformatie Toont berichten over de toestand van de printer.
SLP Active Discovery Toont of Active Discovery is ingeschakeld.
OPMERKING: De pagina NetWare-instellingen kan alleen worden weergegeven als de als optie verkrijgbare netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
Instellingenpagina e-mailwaarschuwing
Toepassing:
De huidige instellingen voor SMTP/POP (Simple Mail Transfer Protocol/Post Office Protocol) controleren die gebruikt worden voor de e-mailfunctie en de functie e-mailwaarschuwing. Op deze pagina kunt u de instelling van onderdelen alleen controleren. Als u de
instellingen wilt wijzigen, gaat u naar de pagina's onder het tabblad Afdrukserverinstellingen.
Mogelijkheden:
Instellingen e-mailserver
Poortstatus Toont de status van de poort.
Primaire SMTP-gateway Toont de primaire SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) gateway.
SMTP-poortnummer Toont het nummer van de SMTP-aansluitpoort.
Verzendverificatie e-mail Toont de verificatiemethode voor uitgaande e-mail.
POP3-serveradres Toont het POP3 (Post Office Protocol 3) server-adres.
POP3-poortnummer Toont het nummer van de POP3 aansluiting.
Antwoordadres Toont het IP-adres van de server aangesloten via het SMTP-protocol wanneer er gegevens binnenkomen.
SMTP-serververbinding Toont de toestand van de SMTP-serververbinding.
Instellingen e-mailwaarschuwing
E-Maillijst 1 Toont de acceptabele e-mail adressen voor de E-mail waarschuwingsfunctie die is gekozen in E-Maillijst 1.
Selecteer waarschuwingen voor lijst 1
Supplieswaarschuwingen Toont de status en of een E-mailwaarschuwing voor de verbruiksmaterialen wordt ontvangen.
Waarschuwingen papierverwerking Toont de status en of een E-mailwaarschuwing voor de papierdoorvoer wordt ontvangen.
Servicebezoek Toont de status en of een E-mailwaarschuwing voor de onderhoudsoproep wordt ontvangen.
E-Maillijst 2 Toont de acceptabele e-mail adressen voor de E-mail waarschuwingsfunctie die is gekozen in E-Maillijst 2.
Supplieswaarschuwingen Toont de status en of een E-mailwaarschuwing voor de verbruiksmaterialen wordt ontvangen.
Selecteer waarschuwingen voor lijst 2 Waarschuwingen papierverwerking Toont de status en of een E-mailwaarschuwing voor de papierverwerking wordt ontvangen.
Servicebezoek Toont de status en of een E-mailwaarschuwing voor onderhoudsoproepen wordt ontvangen.
Afdrukserverinstellingen
Op het tabblad Afdrukserverinstellingen vindt u de pagina's Basisinformatie, Poortinstellingen, Draadloze LAN, TCP/IP, NetWare, SMB, AppleTalk, E-mailwaarschuwing, Bonjour (mDNS) en SNMP.
Basisinformatie
Toepassing:
Het configureren van de basisgegevens voor de printer.
Mogelijkheden:
Systeeminstellingen
Printernaam Geeft de naam van de printer in maximaal 31 alfanumerieke tekens.
Locatie Bepaalt de plaats van de printer in maximaal 63 alfanumerieke tekens.
Contactpersoon Geeft de contactnaam, het nummer en andere informatie over de printerbeheerder en de onderhoudsdienst in maximaal 63 alfanumerieke tekens.
E-mailadres beheerder Geeft het contactadres van de printerbeheerder en de onderhoudsdienst in maximaal 63 alfanumerieke tekens.
Asset-tagnummer Voer het asset-tagnummer in voor de printer.
EWS-instellingen
Auto-vernieuwen Stelt in of de inhoud van de statusweergave pagina's wel of niet automatisch ververst worden.
Auto-vernieuweninterval Bepaalt het tijdsinterval voor het automatisch vernieuwen van de inhoud van de statusweergavepagina's, van 15 tot 600 seconden.
OPMERKING: De Auto-vernieuwenfunctie is van toepassing op de inhoud van het bovenkader, de Printerstatus pagina, de Taaklijst pagina, en de Voltooide taken pagina.
Poortinstellingen
Toepassing:
Voor het activeren of uitschakelen van de aansluitingen en de beheerprotocol-functies.
Mogelijkheden:
Ethernet*
1
Ethernet-instellingen
Auto Voor automatische detectie van de Ethernet overdrachtsnelheid en de duplex-instellingen.
10BASE-T
Half-Duplex
Kiest 10Base-T Half-Duplex als de standaardwaarde.
10BASE-T
Full-Duplex
Kiest 10Base-T Full-Duplex als de standaardwaarde.
100Base-TX Half-Duplex Kiest 100Base-T Half-Duplex als de standaardwaarde.
100Base-TX Full-Duplex Kiest 100Base-T Full-Duplex als de standaardwaarde.
Huidige Ethernet-instellingen Toont de huidige instellingen voor Ethernet.
MAC-adres Toont het MAC-adres van de printer.
Poortstatus
LPD Selecteer het aankruisvakje als u LPD wilt inschakelen.
Port9100 Selecteer het aankruisvakje als u Port9100 wilt inschakelen.
IPP*
2
Selecteer het aankruisvakje als u de IPP-poort wilt inschakelen.
WSD Selecteer het aankruisvakje als u de WSD-poort wilt inschakelen.
SMB*
2
Selecteer het aankruisvakje als u SMB wilt inschakelen.
U kunt ook het overdrachtprotocol dat moet worden gebruikt, configureren. U kunt TCP/IP en NetBEUI tegelijk kiezen als overdrachtprotocol.
NetWare*
2
Selecteer het aankruisvakje als u de NetWare-poort wilt inschakelen. U kunt ook het overdrachtprotocol dat moet worden gebruikt, configureren. U kunt IPX/SPX en TCP/IP tegelijk kiezen als overdrachtprotocol.
AppleTalk*
2
Selecteer het aankruisvakje als u de AppleTalk-poort wilt inschakelen.
Bonjour (mDNS)*
2
Selecteer het aankruisvakje als u de functie Bonjour(mDNS) wilt inschakelen.
E-mailwaarschuwing Selecteer het aankruisvakje als u de functie E-mailwaarschuwing wilt inschakelen.
SNMP
Selecteer het aankruisvakje als u SNMP (Simple Network Management Protocol) wilt inschakelen.
U kunt ook het overdrachtprotocol dat moet worden gebruikt, configureren. UDP en IPX kunnen tegelijk gekozen worden als overdrachtprotocol.
IPX is alleen beschikbaar als het als optie verkrijgbare Netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
*
1
De Ethernet-instellingen worden niet getoond wanneer de als optie verkrijgbare draadloze printeradapter is geïnstalleerd.
*
2
Het onderdeel kan alleen worden weergegeven als de als optie verkrijgbare Netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
OPMERKING: De instellingen op de pagina Poortinstellingen zullen pas gelden wanneer u de printer opnieuw hebt gestart. Wanneer u de instellingen wijzigt of configureert, klikt u op de knop Nieuwe instellingen toepassen als u de nieuwe
instellingen wilt toepassen.
Draadloze LAN
Toepassing:
De gedetailleerde instellingen voor het draadloze netwerk configureren.
Mogelijkheden:
Draadloze instellingen
SSID Bepaalt de naam waarmee het draadloze netwerk wordt aangeduid. Bestaat uit niet meer dan 32 alfanumerieke tekens.
Netwerktype Bepaalt of het netwerktype Ad-Hoc of Infrastructuur is.
MAC-adres Toont het MAC-adres van de draadloze netwerkadapter van de printer.
Link kanaal Toont het nummer van de draadloze verbinding van de printer.
Link kwaliteit Toont de kwaliteit van de draadloze netwerkverbinding van de printer.
Veiligheidsinstellingen
Codering Selecteer beveiligingsmethode uit de lijst.
WEP-sleutelcode Maak voor de WEP-sleutelcode een keuze uit Hex of Ascii.
WEP-sleutel. Wachtwoord Bepaalt alleen de WEP-sleutelset die wordt gebruikt over het draadloze netwerk, wanneer WEP 128bit of WEP 64bit is geselecteerd voor Codering.
WEP code opnieuw invoeren Voer ter bevestiging de WEP-sleutel opnieuw in.
Sleutel oversturen (Index) Bepaalt de verzendsleutel uit de lijst.
Woordgroep doorlaten (Wachtwoord) Bepaalt alleen wat de door te laten woordgroep is uit 8 tot 63 alfanumerieke tekens wanneer WPA-PSK AES, WPA2-PSK AES of WPA-PSK TKIP is geselecteerd voor Codering.
Woordgroep doorlaten opnieuw invoeren Voer ter bevestiging de Woordgroep doorlaten opnieuw in.
OPMERKING: De pagina Draadloze instellingen kan alleen worden weergegeven als de als optie verkrijgbare draadloze printer-adapter is geïnstalleerd.
TCP/IP
Toepassing:
Het configureren van het IP-adres, het subnet-masker, en het gateway-adres van de printer.
Mogelijkheden:
TCP/IP-
instellingen
IP-modus Bepaalt de IP-modus.
Hostnaam Bepaalt de hostnaam.
IPv4
IP-adresmodus Selecteert de IP-adresmodus.
Handmatig IP-adres Stelt het IP-adres in.
Handmatig Subnetmasker Stelt het subnetmasker in.
Handmatig Gateway-adres Stelt het gateway-adres in.
IPv6
Handmatig adres gebruiken Selecteer het keuzevakje als u het IP-adres zelf wilt instellen.
Handmatig adres
Stelt het IP-adres in. Geef, als u een IPv6-adres wilt opgeven, het adres op gevolgd door een slash (/) en daarna "64". Vraag voor nadere bijzonderheden
advies aan uw systeembeheerder.
Handmatig Gateway-adres Stelt het gateway-adres in.
DNS
DNS-Domeinnaam
Bepaalt de domeinnaam van de domeinnaamserver. U kunt maximaal 255 alfanumerieke tekens, punten en liggende streepjes gebruiken. Als u meer dan één domeinnaam moet opgeven, plaats er dan
een komma of puntkomma tussen.
IPv4
DNS-serveradres ophalen van
DHCP
Selecteer het keuzevakje als u het DNS-serveradres automatisch van de DHCP-server wilt ophalen.
Handmatig DNS-serveradres Stelt het DNS-serveradres in.
IPv6
DNS-serveradres ophalen van
DHCPv6-lite
Selecteer het keuzevakje als u het DNS-serveradres automatisch van de DHCPv6-lite-server wilt ophalen.
Handmatig DNS-serveradres Stelt het DNS-serveradres in.
DNS-dynamische update
(IPv4)*
1
Selecteer het keuzevakje als u DNS dynamic updates wilt inschakelen.
DNS-dynamische update
(IPv6)*
1
Selecteer het keuzevakje als u DNS dynamic updates wilt inschakelen.
Zoeklijst automatisch
genereren*
1
Selecteer het selectievakje als u de zoeklijst automatisch wilt laten genereren.
Domeinnaam zoeken*
1
Bepaalt naar welke Domeinnaam wordt gezocht. U kunt maximaal 255 alfanumerieke tekens, punten en liggende streepjes gebruiken. Als u meer dan één domeinnaam moet opgeven, plaats er dan
een komma of puntkomma tussen.
Time-out*
1
Bepaalt het aantal seconden voor de time-out tussen 1 en 60.
Voorrang aan IPv6 DNS-
naamresolutie
Selecteer het aankruisvakje als u de functie DNS-naamresolutie wilt inschakelen.
WINS*
1
WINS-modus Selecteer het keuzevakje als u het WINS-serveradres automatisch van de DHCP-server wilt ophalen.
WINS primaire server
Stelt het WINS-serveradres in in de indeling nnn.nnn.nnn.nnn. Elk gedeelte van nnn.nnn.nnn.nnn is een waarde van 0 tot 254. N.B. U kunt de waarden 127 en 224 tot 254 niet gebruiken voor de
eerste drie cijfers.
WINS secondaire server
Stelt het WINS-serveradres in in de indeling nnn.nnn.nnn.nnn. Elk gedeelte van nnn.nnn.nnn.nnn is een waarde van 0 tot 254. N.B. U kunt de waarden 127 en 224 tot 254 niet gebruiken voor de
eerste drie cijfers.
LPD
Time-out verbinding Stelt de wachttijd voor verbinding in van 1 tot 1000 seconden.
IP-filter (IPv4) Als u de IP-filterinstellingen wilt instellen, klikt u op IP-filter (IPv4). De pagina IP-filter (IPv4) wordt weergegeven.
Port9100
Poortnummer Stelt het poortnummer in van 9000 tot 9999.
Time-out verbinding Stelt de wachttijd voor verbinding in van 1 tot 1000 seconden.
IP-filter (IPv4) Als u de IP-filterinstellingen wilt instellen, klikt u op IP-filter (IPv4). De pagina IP-filter (IPv4) wordt weergegeven.
IPP*
1
Printer URI Toont de Printer URI.
Time-out verbinding Stelt de wachttijd verbinding in van 1 tot 1000 seconden.
Poortnummer Toont het poortnummer voor het ontvangen van verzoeken van de client.
Maximum sessies Toont het hoogste aantal verbindingen dat tegelijkertijd wordt ontvangen door de client.
WSD
Poortnummer Stelt het poortnummer in van 8000 tot 9999.
Time-out ontvangen Stelt de wachttijd voor verbinding in van 1 tot 65535 seconden.
Wachttijdbericht Stelt de wachttijd voor bericht in van 1 tot 60 seconden.
Maximaal aantal TTL Stelt het maximum aantal TTL in van 1 tot 10.
Maximaal aantal berichtgeving Stelt het maximum aantal voor berichtgeving in van 10 tot 20.
HTTP
Poortnummer Voor keuze van het aansluitingsnummer, tot 80, of van 8000 tot 9999.
Gelijktijdige verbindingen Toont het hoogste aantal verbindingen dat tegelijkertijd wordt ontvangen door de client.
Time-out verbinding Stelt de wachttijd voor verbinding in van 1 tot 255 seconden.
IP-filter
(IPv4)*
2
Adres Kiest het adres in het adresveld. Voer een numerieke waarde in tussen 0 en 255 in elk veld voor het "aaa.bbb.ccc.ddd" adres. N.B. "aaa" kan niet 127 of 224 tot 254 zijn.
Adresmasker Kiest het subnet-masker in het maskerveld. Voer een getalswaarde tussen 0 en 255 in voor elk veld.
Actieve modus
Weigeren Weigert het afdrukken vanaf een opgegeven netwerkadres.
Toestaan Staat het afdrukken vanaf een opgegeven netwerkadres toe.
Uit Schakelt de functie IP-filter uit voor het opgegeven IP-adres.
*
1
Het onderdeel kan alleen worden weergegeven als de als optie verkrijgbare Netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
*
2
Dit onderdeel is alleen beschikbaar voor LPD of Port9100.
Om het IP-filter te configureren, voert u een IP-adres in dat gefilterd moet worden in het adresveld en het Subnetmasker in het adresmaskerveld. Voer een getalswaarde tussen 0 en 255 in voor elk veld. "*" wordt toegevoegd aan de huidige waarde.
Instelprocedure
U kunt maximaal vijf onderdelen instellen en het eerste onderdeel krijgt voorrang. Voer het kortste adres eerst in voordat u doorgaat met het eerstvolgende langere adres, wanneer u meerdere filters instelt.
In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe het IP-filter (IPv4) werkt.
1. IP-filter procedure
a. Afdrukken toestaan voor een bepaalde gebruiker
Hieronder volgt een beschrijving van de procedure voor het inschakelen van afdrukken alleen vanaf het IP-adres "192.168.100.10" .
Procedures:
i. Klik op de eerste kolom van de Toegangslijst rij 1.
ii. Voer de cijfers "192.168.100.10" in het veld Adres in, en "255.255.255.255" in het veld Adresmasker.
iii. Selecteer Toestaan.
iv. Klik op Nieuwe instellingen toepassen.
b. Afdrukken uitschakelen voor een bepaalde gebruiker
Hieronder volgt de procedure voor het uitschakelen van afdrukken alleen vanaf het IP-adres "192.168.100.10".
Procedures:
i. Klik op de eerste kolom van de Toegangslijst rij 1.
ii. Voer de cijfers "192.168.100.10" in in het veld Adres, en "255.255.255.255" in het veld Adresmasker.
iii. Selecteer Weigeren.
iv. Klik op de eerste kolom van de Toegangslijst rij 2.
v. Voer de cijfers "0.0.0.0" in in het veld Adres, en "0.0.0.0" in het veld Adresmasker.
vi. Selecteer Toestaan.
vii. Klik op Nieuwe instellingen toepassen.
c. Toestaan en blokkeren van het afdrukken vanaf netwerk-adressen
U kunt het afdrukken bijvoorbeeld toestaan vanaf alle "192.168" netwerk-adressen of het afdrukken blokkeren vanaf alle "192.168.200" netwerk-addressen. In het onderstaande voorbeeld echter wordt beschreven hoe u het afdrukken kunt toestaan vanaf het
specifieke "192.168.200.10" IP-adres.
Procedures:
i. Klik op de eerste kolom van de Toegangslijst rij 1.
ii. Voer de cijfers "192.168.200.10" in het Adres veld in, en "255.255.255.255" in het Adresmasker veld.
iii. Stel in op Toestaan.
iv. Klik op de eerste kolom van de Toegangslijst rij 2.
v. Voer de cijfers "192.168.200.0" in het Adres veld in, en "255.255.255.0" in het Adresmasker veld.
vi. Stel in op Weigeren.
vii. Klik op de eerste kolom van de Toegangslijst rij 3.
viii. Voer de cijfers "192.168.0.0" in het Adres veld in, en "255.255.0.0" in het Adresmasker veld.
ix. Stel in op Toestaan.
x. Klik op Nieuwe instellingen toepassen.
NetWare
Toepassing:
Gedetailleerde instellingen configureren voor IPX/SPX en NetWare.
Mogelijkheden:
IPX/SPX-
instellingen
Type frame
Auto Bepaalt automatisch het actieve type frame.
Ethernet II Selecteert het type frame Ethernet II.
Ethernet 802.3 Selecteert het type frame IEEE802.3.
Ethernet 802.2 Selecteert het type frame IEEE802.2.
Ethernet SNAP Selecteert het type frame SNAP.
Huidige type
frame
Toont het actuele type frame.
Netwerkadres Toont het IPX-Netwerkadres.
NetWare
Apparaatnaam*
1
Bepaalt de printernaam van maximaal 47 alfanumerieke tekens.
Stel Servernaam afdrukken (Naam Afdrukserverobject) in voor de stand PServer. De oorspronkelijke instelling blijft gelden als u niets invoert.
Actieve modus
Directory: PServer-modus Selecteert deze optie bij gebruik in Directory: PServer-modus.
Binderij: PServer-modus Selecteert deze optie bij gebruik in Binderij: PServer-modus.
Structuurnaam*
1
Bepaalt de structuurnaam van maximaal 32 alfanumerieke tekens. Configureer dit item alleen wanneer Directory: PServer-modus is geselecteerd.
Contextnaam Bepaalt de contextnaam van het Afdrukserverobject in maximaal 255 alfanumerieke tekens. Configureer dit item alleen wanneer Directory: PServer-modus is geselecteerd.
Naam
bestandserver*
1
Bepaalt de naam bestandsserver in maximaal 47 alfanumerieke tekens. Configureer dit item alleen wanneer Binderij: PServer-modus is geselecteerd.
Afroepinterval
Stelt de tijdsinterval in van het moment dat afdrukgegevens de afdrukrij bereiken totdat het afdrukken begint. Het instelbereik is van 1 tot 1000 seconden. De oorspronkelijke instelling blijft gelden als u niets invoert.
Configureer dit item alleen wanneer Binderij: PServer-modus of Directory: PServer-modusis geselecteerd.
Wachtwoord Stelt het wachtwoord voor de afdrukserver in op maximaal 32 alfanumerieke tekens. Configureer dit item alleen wanneer Binderij: PServer-modus of Directory: PServer-modusis geselecteerd.
Wachtwoord
bevestigen
Voer het wachtwoord opnieuw in.
Statusinformatie Toont de status van NetWare.
SLP Active Discovery Selecteer het keuzevakje als u Active Discovery wilt inschakelen.
*
1
Wat hier volgt zijn tekens die u niet kunt gebruiken: puntkomma (;), dubbele punt (:), asterisk (*), vraagteken (?), punt (.), komma (,), yen-teken (Â¥), backslash (\), aanhalingstekens ("), vergelijkingssymbolen (< >), haakjes ([ ]), operator-symbolen
(+, =, or ~), pijp (|), slash (/) en spatie ( ).
OPMERKING: De instellingen op de pagina NetWare zullen pas gelden wanneer u NetWare of de printer opnieuw hebt gestart. Klik op de knop Nieuwe instellingen toepassen als u de nieuwe instellingen wilt toepassen.
OPMERKING: De pagina NetWare kan alleen worden weergegeven als de als optie verkrijgbare netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
SMB
Toepassing:
Gedetailleerde instellingen voor SMP configureren.
Mogelijkheden:
Hostnaam Bepaalt de hostnaam op maximaal 15 alfanumerieke tekens. De oorspronkelijke instelling blijft gelden als u niets invoert.
Werkgroep
Bepaalt de werkgroepnaam op maximaal 15 alfanumerieke tekens. De oorspronkelijke instelling blijft gelden als u niets invoert.
Beheerdernaam Bepaalt de beheerdernaam op maximaal 20 alfanumerieke tekens. De oorspronkelijke instelling blijft gelden als u niets invoert. The standaard is admin.
Beheerderwachtwoord Bepaalt het beheerderwachtwoord op maximaal 14 alfanumerieke tekens. De oorspronkelijke instelling blijft gelden als u niets invoert. De standaardwachtwoord is password.
Beheerderwachtwoord bevestigen Hier kunt u geconfigureerde beheerderwachtwoord bevestigen door hetzelfde wachtwoord opnieuw in te voeren.
Maximum sessies Toont de maximum sessies.
Unicode-ondersteuning
Aan Vermeldt de hostnaam en de werkgroepnaam in Unicode-tekens.
Uit Vermeldt niet de hostnaam en de werkgroepnaam in Unicode-tekens.
Auto-mastermodus
Aan Schakel de Auto-mastermodus in.
Uit Schakel de Auto-mastermodus uit.
Wachtwoord coderen
Aan Versleutelt het wachtwoord.
Uit Versleutelt het wachtwoord niet.
Taak time-out Stelt de wachttijd in van 60 tot 3600 seconden.
Time-out verbinding Stelt de wachttijd verbinding in van 60 tot 3600 seconden.
OPMERKING: De instellingen op de pagina SMB zullen pas gelden wanneer u de printer opnieuw hebt gestart. Klik op de knop Nieuwe instellingen toepassen en start de printer opnieuw als u de nieuwe instellingen wilt toepassen.
OPMERKING: De pagina SMB kan alleen worden weergegeven als de als optie verkrijgbare netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
AppleTalk
Toepassing:
Het configureren van gedetailleerde instellingen voor AppleTalk.
Mogelijkheden:
Printer Bepaalt de printernaam in het AppleTalk-netwerk op maximaal 32 alfanumerieke tekens en tekensets.
AppleTalk zone Bepaalt de naam van de AppleTalk zone op maximaal 32 alfanumerieke tekens en tekensets.
AppleTalk type Toont het AppleTalk type
Vertraagde starttijd Bepaalt de vertraging van de starttijd op tussen 1 en 255 seconden. Een waarde van nul (0) bepaalt dat er geen vertraging is.
OPMERKING: De pagina AppleTalk kan alleen worden weergegeven als een als optie verkrijgbare netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
E-mailwaarschuwing
Toepassing:
Het configureren van gedetaileerde instellingen voor de E-mail waarschuwing. U kunt deze pagina ook weergegeven door te klikken op E-mailwaarschuwing in het Aan Dat Kader Links.
Mogelijkheden:
Instellingen e-mailserver
Primaire SMTP-gateway Stelt de primaire SMTP-gateway in.
SMTP-poortnummer Bepaalt het nummer van de SMTP-poort. Dit moet 25, 587 of een getal tussen 5000 en 65535 zijn.
Verzendverificatie e-mail Bepaalt de verificatiemethode voor uitgaande e-mail.
SMTP-gebruikerslogin
Bepaalt de SMTP-gebruikerslogin. U kunt tot 63 letters en cijfers, punten en liggende streepjes, onderstrepingen en apenstaartjes (@) gebruiken. Als u meer dan één adres opgeeft,
plaatst u komma's tussen de adressen.
SMTP-loginwachtwoord Bepaalt het wachtwoord voor de SMTP-account op maximaal 31 alfanumerieke tekens.
SMTP-loginwachtwoord opnieuw
invoeren
Voer het wachtwoord voor de SMTP-account ter bevestiging nogmaals in.
POP3-serveradres*1 Bepaalt het POP3-serveradres in een IP-adresformaat van "aaa.bbb.ccc.ddd" of als DNS-hostnaam van maximaal 63 tekens.
POP3-poortnummer*1 Bepaalt het nummer van de POP3 server-aansluiting. Dit moet of 110 zijn of een getal tussen 5000 en 65535.
POP-gebruikersnaam*1
Bepaalt de gebruikersnaam voor de POP3-account.
U kunt tot 63 letters en cijfers, punten en liggende streepjes, onderstrepingen en apenstaartjes (@) gebruiken. Als u meer dan één adres opgeeft, plaatst u komma's tussen de
adressen.
POP-gebruikerswachtwoord*1 Bepaalt het wachtwoord voor de POP3-account op maximaal 31 alfanumerieke tekens.
POP-gebruikerswachtwoord opnieuw
invoeren*1
Voer het wachtwoord voor de POP3-account ter bevestiging nogmaals in.
Antwoordadres Geeft een e-mailantwoordadres dat wordt verzonden met elke E-mailwaarschuwing.
SMTP-serververbinding Toont de toestand van de SMTP-serververbinding.
E-Maillijst 1 Stelt de acceptabele e-mailadressen voor de E-mailwaarschuwingsfunctie in op maximaal 255 alfanumerieke tekens.
Selecteer waarschuwingen voor lijst 1
Supplieswaarschuwingen Markeer het keuzevakje als u de E-mailwaarschuwing voor verbruiksmaterialen wilt inschakelen.
Waarschuwingen papierverwerking Markeer het keuzevakje als u de E-mailwaarschuwing voor papierverwerking wilt inschakelen.
Instellingen e-
mailwaarschuwing
Servicebezoek
Markeer het keuzevakje als u de E-mailwaarschuwing voor onderhoudsoproepen wilt inschakelen.
E-Maillijst 2 Stelt de acceptabele e-mailadressen voor de E-mailwaarschuwingsfunctie in op maximaal 255 alfanumerieke tekens.
Selecteer waarschuwingen voor lijst 2
Supplieswaarschuwingen Markeer het keuzevakje als u de E-mailwaarschuwing voor verbruiksmaterialen wilt inschakelen.
Waarschuwingen papierverwerking Markeer het keuzevakje als u de E-mailwaarschuwing voor papierverwerking wilt inschakelen.
Servicebezoek Markeer het keuzevakje als u de E-mailwaarschuwing voor onderhoudsoproepen wilt inschakelen.
*
1
Beschikbaar als POP before SMTP voor de Verzendverificatie e-mail is geselecteerd.
Bonjour (mDNS)
Toepassing:
Gedetailleerde instellingen voor Bonjour configureren.
Mogelijkheden:
Hostnaam Bepaalt de hostnaam op maximaal 63 alfanumerieke tekens en "-" (liggend streepje). De oorspronkelijke instelling blijft gelden als u niets invoert.
Printernaam Bepaalt de printernaam op maximaal 63 alfanumerieke tekens en "-" (liggend streepje). De oorspronkelijke instelling blijft gelden als u niets invoert.
OPMERKING: De pagina Bonjour (mDNS) kan alleen worden weergegeven als een als optie verkrijgbare Netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
SNMP
Toepassing:
Het configureren van gedetailleerde instellingen voor SNMP.
Mogelijkheden:
Activeer SNMP v1/v2c Protocol Selecteer het keuzevakje als u SNMP v1/v2c Protocol wilt inschakelen.
Eigenschappen SNMP v1/v2c aanpassen Klik als u de pagina SNMP v1/v2c
wilt weergeven en de instelling van het protocol SNMP v1/v2c van de pagina wilt bewerken.
Activeer SNMP v3 Protocol Selecteer het keuzevakje als u het protocol SNMP v1/v2c wilt inschakelen.
Eigenschappen SNMP v3 aanpassen
Klik als u de pagina SNMP v3
wilt weergeven en de instelling van het protocol SNMP v3 van de pagina wilt bewerken.
Wanneer SSL-communicatie niet is ingeschakeld, kunt u dit item niet aanklikken.
SNMP v1/v2c
Toepassing:
De gedetailleerde instellingen van het SNMP v1/v2c Protocol bewerken.
U komt op deze pagina als u klikt op Eigenschappen SNMP v1/v2c aanpassenop de pagina SNMP
.
Mogelijkheden:
Gebruikersgroepnaam (Alleen lezen)*
1
Bepaalt de gebruikersgroepnaam voor toegang (alleen lezen) tot de gegevens op maximaal 31 alfanumerieke tekens.
De oorspronkelijke instelling blijft gelden als u niets invoert. De tekens die voor de gebruikersgroepnaam zijn ingevoerd in de vorige instellingen worden niet op het scherm getoond. De standaard lezen-
gebruikersgroep is openbaar.
Gebruikersgroepnaam opnieuw invoeren
(Alleen lezen)*
1
Voer de gebruikersgroepnaam(alleen lezen) voor toegang tot gegevens nogmaals ter bevestiging in.
Gebruikersgroepnaam
(Lezen/schrijven)*
1
Bepaalt de gebruikersgroepnaam voor toegang (lezen en schrijven) tot de gegevens op maximaal 31 alfanumerieke tekens.
De oorspronkelijke instelling blijft gelden als u niets invoert. De tekens die voor de gebruikersgroepnaam zijn ingevoerd in de vorige instellingen worden niet op het scherm getoond. De standaard
lezen/schrijven gebruikersgroep is privé.
Gebruikersgroepnaam opnieuw invoeren
(Lezen/schrijven)*
1
Voer de gebruikersgroepnaam (lezen en schrijven) voor toegang tot gegevens nogmaals ter bevestiging in.
Gebruikersgroepnaam (Trap)*
1
Bepaalt de gebruikersgroepnaam voor trap op maximaal 31 alfanumerieke tekens.
De oorspronkelijke instellingen blijven gelden als u niets invoert. De tekens die voor de gebruikersgroepnaam (Trap) zijn ingevoerd bij de vorige instellingen worden niet op het scherm getoond. De
oorspronkelijke trap-gebruikersgroep is " " (NULL).
Gebruikersgroepnaam opnieuw invoeren
(Trap)*
1
Voer de gebruikersgroepnaam die wordt gebruikt voor trap nogmaals ter bevestiging in.
Trap-bericht 1-4
Selecteer het keuzevakje als u berichten wilt doorgeven voor onderschepping. Geef in dat geval het IP-adres en de IP-aansluiting op in de volgende indeling:
IPv4
Geef het IP-adres op in de indeling nnn.nnn.nnn.nnn:mmmmm. Elke groep van "nnn" is een waarde van 0 tot 255. N.B. de waarden 127 en 224 tot 254 zijn niet te gebruiken voor de eerste drie cijfers. IP-
socket mmmmm is een waarde tussen 0 en 65535.
IPv6
Geef het IP-adres en de IP-aansluiting op in de indeling xxxx:xxxx:xxxx:xxxx:xxxx:xxxx:xxxx:xxxx:mmmmm. Ieder gedeelte van "xxxx" is een hexadecimale variabele waarde tussen 0 en ffff. IP-socket
mmmmm is een waarde tussen 0 en 65535.
IPX*
2
Bepaalt het IPX-adres in de indeling nnn.nnn.nnn.nnn:mmmmm. IP netwerk nnnnnnnn is een hexadecimale variabele waarde tussen 0 en ffffffff, IPX-node mmmmmmmmmmmm is een hexadecimale waarde
tussen 0 en ffffffffffff en IPX-aansluiting llll is een hexadecimale variabele waarde tussen 0 en ffff.
Fouttrap bevestigen Markeer het keuzevakje als u bericht wilt geven voor het bevestigen van foutonderschepping.
*
1
U kunt de standaardwaarde van elk van de items wijzigen met behulp van Dell Printer Configuration Web Tool.
*
2
Het onderdeel kan alleen worden weergegeven als de als optie verkrijgbare Netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
SNMP v3
Toepassing:
De gedetailleerde instellingen van het SNMP v3 Protocol bewerken.
U komt op deze pagina als u klikt op Activeer SNMP v3 Protocolop de pagina SNMP
.
Mogelijkheden:
Beheerders-account
Account geactiveerd Selecteer het keuzevakje als u Beheerders-account wilt inschakelen.
Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam van de beheerders-account in.
Verificatiewachtwoord Bepaalt het verificatiewachtwoord van de beheerders-account in 8 tot 32 alfanumerieke tekens.
Verificatiewachtwoord opnieuw invoeren Bevestig het verificatiewachtwoord van de beheerders-account door het opnieuw in te voeren.
Prive-wachtwoord Bepaalt het Prive-wachtwoord van de beheerders-account in 8 tot 32 alfanumerieke tekens.
Prive-wachtwoord opnieuw invoeren Bevestig het privacy-wachtwoord van de beheerders-account door het opnieuw in te voeren.
Printerdrivers / Externe clienten-account
Account geactiveerd Selecteerde het keuzevak als u de printer stuurprogramma's en de externe clienten-account wilt inschakelen.
Terugstellen op oorspronkelijk wachtwoord Klik als u het wachtwoord voor de printerstuurprogramma's en de exerne clienten-account wilt terugstellen.
Andere kenmerken
Het tabblad Andere kenmerken bevat de pagina's Wachtwoord instellen, SSL/TLS, IPsec, 802.1x en Afdrukserver resetten.
Wachtwoord instellen
Toepassing:
Het instellen of wijzigen van het wachtwoord dat nodig is voor de toegang tot de printer-instelparameters via Dell Printer Configuration Web Tool.
Stel het wachtwoord voor het operatorpaneel in via Paneelvergrendeling bij de Printerinstellingen. Deze pagina kan ook worden weergegeven door te klikken op Wachtwoord instellen in het Kader Links.
OPMERKING: U kunt het wachtwoord terugstellen in de oorspronkelijke stand (NULL) door het NVM-geheugen te initialiseren.
Mogelijkheden:
Beheerderwachtwoord Stelt het wachtwoord in op maximaal 10 alfanumerieke tekens. In plaats van het wachtwoord verschijnen er sterretjes (*) in het veld wanneer u het invoert.
Beheerderwachtwoord bevestigen Bevestig het wachtwoord door het nogmaals in te voeren.
SSL/TLS
Toepassing:
Het opgeven van de instellingen voor de communicatie van de SSL-codering met de printer.
Mogelijkheden:
HTTPS
Selecteer het keuzevakje als u de HTTPS wilt inschakelen en de toegang wordt tot stand gebracht met behulp van SSL-communicatie.
Als u Zelfondertekend certificaat genereren niet instelt, kunt u dit keuzevakje niet selecteren.
Poortnummer Bepaalt het poortnummer, dat niet hetzelfde is als dat van HTTP voor TCP/IP. Dit moet of 443 zijn of een getal tussen 8000 en 9999.
Zelfondertekend certificaat genereren
Breng de pagina Zelfondertekend certificaat genereren op het scherm door te klikken en maak op de pagina een veiligheidscertificaat aan.
Grootte van openbare code Selecteer Grootte van openbare code.
Uitgever Toon de uitgever van het SSL-zelfondertekend certificaat.
Getekend certificaat genereren Klik en genereer het SSL-zelfondertekend certificaat.
Certificaat beheren
Breng de pagina Certificaat beheren op het scherm door te klikken en beheer op de pagina een veiligheidscertificaat.
Certificaat beheren Toon de SSL-certificaatinformatie.
Verwijderen Verwijder het SSL-certificaat.
Verwijder het certificaat en start de printer opnieuw op
Verwijder het SSL-certificaat en start de printer opnieuw op.
IPsec
Toepassing:
Het opgeven van de instellingen van de Veiligheidsarchitectuur voor het Internet Protocol (IPsec) voor gecodeerde communicatie naar de printer.
Mogelijkheden:
Protocol Selecteer het aankruisvakje als u het protocol wilt inschakelen.
IKE Gebruik een voorgedeelde code voor IKE-validatie.
Voorgedeelde code Bepaalt een voorgedeelde code.
Voorgedeelde code opnieuw invoeren Bevestig de voorgedeelde code door deze opnieuw in te voeren.
IKE SA-levensduur Stelt de levensduur voor IKE SA in van 5 tot 28800 minuten.
IPsec SA-levensduur Stelt de levensduur voor IPsec SA in van 5 tot 2880 minuten.
DH-groep Selecteert de DH-groep.
PFS Selecteert het keuzevakje voor het inschakelen van de PFS-instelling.
IPv4-adres externe peers Bepaalt het IP-adres waarmee verbinding moet worden gemaakt.
IPv6-adres externe peers Bepaalt het IP-adres waarmee verbinding moet worden gemaakt.
Geen IPsec-communicatiebeleid Selecteert of met een apparaat dat IPsec niet ondersteunt, moet worden gecommuniceerd of niet.
OPMERKING: Als IPsec is ingeschakeld om de juiste instellingen, moet u de functie uitschakelen met het menu IPsec op het Operatorpaneel.
802.1x
Toepassing:
De instellingen opgeven voor IEEE 802.1x-Verificatie voor gecodeerde communicatie naar de printer.
OPMERKING: Dit item wordt wordt alleen weergegeven wanneer de als optie verkrijgbare ntwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd en ook wanneer de als optie verkrijgbare draadloze printer-adapter niet is geïnstalleerd.
Mogelijkheden:
Activeer IEEE 802.1x Selecteer het keuzevakje als u IEEE 802.1x-validatie wilt inschakelen.
Verificatiemethode
EAP-MD5
Selecteer Verificatiemethode die moet worden gebruikt voor IEEE 802.1x-validatie.EAP-MS-CHAPv2
PEAP/MS-CHAPv2
Aanmeldingsnaam: (Apparaatnaam) Bepaalt de aanmeldingsnaam (apparaatnaam) voor IEEE 802.1x-validatie met maximaal 128 alfanumerieke tekens.
Wachtwoord Bepaalt het wachtwoord voor aanmelding voor IEEE 802.1x-validatie met maximaal 128 alfanumerieke tekens.
Wachtwoord bevestigen Bevestig het wachtwoord voor aanmelding door het nogmaals in te voeren.
Afdrukserver resetten
Toepassing:
Het initialiseren van NVRAM (niet-vluchtige RAM) voor de netwerkfunctie en voor het herstarten van de printer. U kunt het NVRAM van de printer ook initialiseren via Terugstellen in het menu Printerinstellingen.
Mogelijkheden:
Initialiseer NIC NVRAM-geheugen en start printer opnieuw op. Klik op Start als u het NVRAM-geheugen wilt initialiseren. De netwerk-instellingen keren terug naar de oorspronkelijke fabrieksinstellingen en herstarten de netwerkfunctie.
Herstart printer Klik op Start als u de printer wilt herstarten.
Printerinstellingen kopiëren
In het menu Printerinstellingen kopiëren vindt u de pagina's Printerinstellingen kopiëren en Printerinstellingenrapport kopiëren.
Printerinstellingen kopiëren
Toepassing:
Het kopiëren van de printerinstellingen naar één of meer printers van hetzelfde type.
Als u de instellingen naar een andere printer wilt kopiëren, geeft u het IP-adres en het wachtwoord van de printer waarnaar u de instellingen kopieert op in het tekstvak IP-adres en het tekstvak Wachtwoord. Klik vervolgens op de knop Kopieer de
instellingen naar de host in bovenstaande lijst. Hiermee is het kopiëren van de instellingen voltooid. De wachttijd voor verbinding is 60 seconden. Daarna kunt u controleren of de instellingen en deze pagina zijn gekopieerd. En u moet klikken op de knop
Kopieer de instellingen naar de host in bovenstaande lijst en start de printer opnieuw op
van
Dell Printer Configuration Web Tool
op de printer van bestemming, om te zien of de instellingen wel zijn gekopieerd.
Als de instellingen kunnen worden gekopieerd, maar de printerconfiguratie is verschillend, worden alleen de instellingen van de items die hetzelfde zijn, gekopieerd. Printerinstellingen worden tegelijk worden gekopieerd naar maximaal 10 IP-adressen van
printers.
Printerinstellingenrapport kopiëren
Toepassing:
Het controleren van de kopieergeschiedenis.
OPMERKING: De geschiedenis wordt gewist als u de printer uitzet.
Afdrukvolume
In het menu Afdrukvolume vindt u de pagina's Afdrukvolume en Dell ColorTrack.
Afdrukvolume
Toepassing:
Het controleren van het aantal afgedrukte pagina's. U kunt deze pagina ook weergeven door te klikken op Afdrukvolume in het Kader Links.
Mogelijkheden:
Paginateller printer Toont het aantal pagina's dat is afgedrukt sinds de printer werd verstuurd uit de fabriek.
Papier gebruikt Toont het aantal afgedrukte pagina's voor elk papierformaat.
Dell ColorTrack
Toepassing:
Bepalen welke gebruikers toegang hebben tot kleurendruk en het afdrukvolume per gebruiker beperken.
Mogelijkheden:
Beperking printergebruiker Selecteer het keuzevakje als u gebruikers het gebruik van de printer wilt ontzeggen.
Afdrukken toestaan zonder
gebruikerspecificatie
Selecteer het keuzevakje als u de printer wilt laten gebruiken zonder gebruiksbeperkingen.
Gebruikerregistratie
Verschijnt wanneer Beperking printergebruiker is ingeschakeld. U kunt een gebruiker registreren door eerst te klikken op Gebruikerregistratie bewerken en de pagina Registratie printergebruiker bewerken te
openen, en vervolgens Nummer gebruikerregistratie te kiezen, te klikken op Aanmaken en de pagina Instellingen printergebruiker te openen.
Lade-instellingen
Stel in menu Lade-instellingen in welk papierformaat en welk soort papier in de laden wordt gelegd.
Mogelijkheden:
Papiersoort lade 1 Stelt in welk soort papier in lade 1 wordt gelegd.
Papierformaat lade 1 Stelt in welk papierformaat in lade 1 wordt gelegd.
Lade 1 Aangepast formaat - Y Stelt de lengte in van het papier met aangepast formaat dat in lade 1 is gelegd.
Lade 1 Aangepast formaat - X Stelt in wat de breedte is van het papier met aangepast formaat dat in lade 1 is gelegd.
Papiersoort lade 2 Stelt in welk soort papier in de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer is gelegd.
Papierformaat lade 2 Stelt in welk formaat papier in de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer is gelegd.
Lade 2 Aangepast formaat - Y Stelt in wat de lengte is van het papier dat in de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer is gelegd.
Lade 2 Aangepast formaat - X Stelt in wat de breedte is van het papier dat in de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer is gelegd.
MPF-modus Stelt het papierformaat en papiersoort in wanneer papier in de Multifunctionele Invoer (MPF) is gelegd.
Pop-up weergeven Stelt in of een pop-upbericht wordt getoond waarin wordt gevraagd het papierformaat en de papiersoort in te stellen wanneer papier in lade 1 wordt gelegd.
MPF-papiersoort Stelt in welk soort papier in de MPF wordt gelegd.
MPF-papierformaat Stelt in welk formaat papier in de MPF wordt gelegd.
MPF Aangepast formaat - Y Stelt de lengte in van papier met aangepast formaat dat in de MPF is gelegd.
MPF Aangepast formaat - X Stelt de breedte in van papier met aangepast formaat dat in de MPF is gelegd.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Als optie verkrijgbareModulesinstalleren
De 550 documentinvoer installeren
Een Duplexer installeren
Een Geheugen installeren
Een Harde Schijf installeren
De Netwerkprotocol-adapter installeren
De Draadloze printer-adapter installeren en configureren
U kunt de printer functioneler maken door de opties te installeren. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de opties van de printer kunt installeren, zoals de Duplexer en de 550 documentinvoer.
De 550 documentinvoer installeren
OPGELET: Als u na het installeren van de printer een 550 documentinvoer toevoegt, is het belangrijk dat u de printer uitzet, de stekker uit het stopcontact trekt en alle kabels aan de achterzijde van de printer loskoppelt,
voordat u deze taken uitvoert.
1. Zet de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact. Koppel daarna alle kabels aan de achterzijde van de printer los.
2. Verwijder alle verpakkingsmateriaal van de 550 documentinvoer.
3. Plaats de 550 documentinvoer in de buurt van de printer.
4. Til de printer op en breng de vier geleidepennen van de 550 documentinvoer tegenover de gaten aan de onderzijde van de printer. Laat de printer voorzichtig op de 550 documentinvoer zakken.
OPGELET: Ga voorzichtig te werk, til de printer met twee mensen op aan de voor- en achterzijde. Til de printer nooit op aan de rechter- en linkerzijde.
OPGELET: Let goed op dat uw vingers niet klem komen te zitten wanneer u de printer op de 550 documentinvoer laat zakken.
5. Trek lade
1
zo ver mogelijk uit de printer. Houd de papierlade met beide handen vast, til de voorkant wat omhoog, en trek de lade uit de printer.
6. Maak de 550 documentinvoer en de printer aan elkaar vast door de twee schroeven die bij de documentinvoer worden geleverd vast te draaien met een muntstuk of een dergelijk voorwerp.
7. Schuif lade 1 in de printer en druk de lade zover mogelijk aan.
8. Sluit alle kabels, ook het netsnoer, weer aan aan de achterzijde van de printer en zet de printer aan.
OPMERKING: De printer zal automatisch de bevestigde lade detecteren maar niet welk soort papier erin zit.
9. Druk een pagina met de printerinstellingen af om te controleren of de 550 documentinvoer goed is geïnstalleerd.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
a. Druk op de knop Menu.
b. Druk op de knop totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
c. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop
(Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
d. Controleer of 550 documentinvoer in de lijst van printerinstellingen staat onder Printeropties.
Als de documentinvoer niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de 550 documentinvoer opnieuw.
Bij gebruik van de werkset
a. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
b. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
c. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
d. Selecteer Rapporten in de lijst links van de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
e. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
f. Controleer of 550 documentinvoer in de lijst van printerinstellingen staat onder Printeropties.
Als de documentinvoer niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de 550 documentinvoer opnieuw.
10. Wanneer u papieren in de laatste lade hebt gelegd, geeft u de papiersoort op vanaf het Operatorpaneel van de printer.
a. Druk op de knop Menu.
b. Druk op de knop
totdat Lade-instelling verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
c. Druk op de knop
totdat de geïnstalleerde lade verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
d. Druk op de knop totdat Papiersoort verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
e. Druk op de knop
totdat de papiersoort voor de geïnstalleerde lade verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
f. Kijk of de geselecteerde papiersoort is gemarkeerd met een asterisk (*) en drukt daarna op de knop Menu.
11. Als u de 550 documentinvoer installeert na het installeren van het printer- stuurprogramma, moet u het stuurprogramma daarna bijwerken volgens de aanwijzingen voor het besturingssysteem dat u gebruikt. Als de printer op een netwerk is aangesloten,
moet u het stuurprogramma voor elke client bijwerken.
Bij gebruik van het PCL-stuurprogramma:
Windows
®
7/7 x64/Windows Server
®
2008 R2 x64
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik met de rechter muisknop op dit printerpictogram en selecteer Eigenschappen van printer.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
Windows Vista
®
/Vista x64
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechter muisknop op dit printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server 2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechter muisknop op dit printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows XP/XP x64/Server 2003/Server 2003 x64
1. Klik op Start® Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Windows 2000/NT
®
4.0
1. Klik op Start® Instellingen ® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Ga als volgt te werk als de informatie over de printer niet automatisch wordt bijgewerkt wanneer u op Informatie ophalen van de printer klikt:
1. Klik op het tabblad Opties en selecteer daarna 550 veldocumentinvoer in de uitklaplijst Items.
2. Selecteer Aanwezig als instelling voor de 550 documentinvoer.
3. Klik op Toepassen, en klik op OK.
4. Sluit het Printers en Faxen, Printers of Apparaten en printers dialoogkader.
Bij gebruik van het PS-stuurprogramma:
Windows
7/7 x64/Server 2008 R2 x64
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen van printer uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer 2-Lademodule voor het onderdeel Papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
Windows Vista/Vista x64
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer 2-Lademodule voor het onderdeel Papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server 2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer
Eigenschappen
uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer 2-Lademodule voor het onderdeel Papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows XP/XP x64/Server 2003/Server 2003 x64
1. Klik op Start® Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer 2-Lademodule voor het onderdeel Papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Windows 2000/NT 4.0
1. Klik op Start® Instellingen® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer 2-Lademodule voor het onderdeel Papierladeconfiguratie onder Installeerbare opties.
4. Klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Mac OS
®
X 10.5.x
1. Selecteer Afdrukken en faxen in Systeemvoorkeuren.
2. Selecteer de printer in de lijst Printers en klik op Opties en toebehoren.
3. Selecteer Besturingsbestand, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de printers en klik op OK.
Mac OS X 10.2.x/10.3.x/10.4.x 1. Selecteer de printer uit het scherm Printer-lijst in Afdruk-center (of Printerinstallatiefunctie).
2. Klik op Printers op de menubalk Afdruk-center (of Printer-installatiefunctie) en selecteer Info tonen.
3. Selecteer Installeerbare opties, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de printer en klik op Toepassen wijzigingen.
Een Duplexer installeren
VOORZICHTIG: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als de voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
1. Kijk of de printer is uitgeschakeld.
2. Verwijder alle verpakkingsmateriaal van de duplexer.
3. Druk op de knop aan de zijkant en open de voorklep.
VOORZICHTIG: Zorg dat er niets in aanraking komt met of krassen maakt op het oppervlak (de zwarte folie) van de riemeenheid. Krassen, vuil of vettige vingerafdrukken op de folie van de riemeenheid kunnen de afdrukkwaliteit aantasten.
4. Trek de hendels voor het vrijgeven van de riem omhoog en draai de riemeenheid omhoog zoals de afbeelding laat zien.
5. Verwijder de connectorkap.
6. Laat de connector van de duplexer In de richting van de sleuf wijzen en duw de duplexer in de sleuf.
OPMERKING: Controleer of de duplexer stevig vastzit en niet gemakkelijk heen en weer kan worden bewogen.
7. Sluit de riemeenheid door deze naar beneden te trekken.
8. Sluit de voorklep.
9. Zet de printer aan.
10. Druk een pagina met de printerinstellingen af om te controleren of de duplexer goed is geïnstalleerd.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
a. Druk op de knop Menu.
b. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
c. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop
(Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
d. Controleer of Duplexer in de lijst van printerinstellingen staat onder Printeropties.
Als de duplexer niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de duplexer opnieuw.
Bij gebruik van de werkset
a. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
b. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
c. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
d. Selecteer Rapporten in de lijst links op de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
e. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
f. Controleer of Duplexer in de lijst van printerinstellingen staat onder Printeropties.
Als de duplexer niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de duplexer opnieuw.
11. Als u de duplexer installeert na het installeren van het printer- stuurprogramma, moet u het stuurprogramma daarna bijwerken volgens de aanwijzingen voor het besturingssysteem dat u gebruikt. Als de printer op een netwerk is aangesloten, moet u het
stuurprogramma voor elke client bijwerken.
Bij gebruik van het PCL-stuurprogramma:
Windows
7/7 x64/Server 2008 R2 x64
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen van printer.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
Windows Vista/Vista x64
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server 2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows XP/XP x64/Windows Server 2003/Windows Server 2003 x64
1. Klik op Start® Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Windows 2000 / Windows NT 4.0
1. Klik op Start® Instellingen ® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Ga als volgt te werk als de informatie over de printer niet automatisch wordt bijgewerkt wanneer u op Informatie ophalen van de printer klikt:
1. Klik op het tabblad Opties en selecteer daarna Duplexer in de uitklaplijst Items.
2. Selecteer Aanwezig als instelling voor de duplexer.
3. Klik op Toepassen, en klik op OK.
4. Sluit het Printers en Faxen, Printers of Apparaten en printers dialoogkader.
Bij gebruik van het PS-stuurprogramma:
Windows
7/7 x64/Server 2008 R2 x64
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen van printer uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer Aanwezig voor het onderdeel Dubbelzijdige module onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
Windows Vista/Vista x64
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer Aanwezig voor het onderdeel Dubbelzijdige module onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server 2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer Aanwezig voor het onderdeel Dubbelzijdige module onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows XP/XP x64/Server 2003/Server 2003 x64
1. Klik op Start® Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer Aanwezig voor het onderdeel Dubbelzijdige module onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Windows 2000/NT 4.0
1. Klik op Start® Instellingen ® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer Aanwezig voor het onderdeel Dubbelzijdige module onder Installeerbare opties.
4. Klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Mac OS X 10.5.x 1. Selecteer Afdrukken en faxen in Systeemvoorkeuren.
2. Selecteer de printer in de lijst Printers en klik op Opties en toebehoren.
3. Selecteer Besturingsbestand, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de printers en klik op OK.
Mac OS X 10.2.x/10.3.x/10.4.x 1. Selecteer de printer uit het scherm Printer-lijst in Afdruk-center (of Printerinstallatiefunctie).
2. Klik op Printers op de menubalk Afdruk-center (of Printer-installatiefunctie) en selecteer Info tonen.
3. Selecteer Installeerbare opties, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de printer en klik op Toepassen wijzigingen.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
Een Geheugen installeren
Uw printer ondersteunt 512 MB en 1024 MB aan extra geheugen.
1. Kijk of de printer is uitgeschakeld.
2. Draai de schroef op de bedieningspaneelklep naar links en open de klep.
3. Richt de aansluiting van de geheugenkaart op de gleuf en schuif de geheugenkaart onder een hoek in de gleuf.
4. Druk de geheugenkaart stevig in de gleuf vast.
5. Draai het geheugen omlaag totdat het op z'n plaats klikt.
OPMERKING: Controleer of de geheugenkaart stevig vast zit en u deze niet heen en weer kunnen bewegen.
6. Sluit de bedieningspaneelklep en draai de schroef naar rechts.
7. Zet de printer aan.
8. Druk een pagina met de printerinstellingen af om te controleren of het geheugen is geïnstalleerd.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
a. Druk op de knop Menu.
b. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
c. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop
(Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
d. Controleer of Geheugencapaciteit in de lijst van printerinstellingen staat onder Algemeen.
Als de beschikbare hoeveelheid geheugen niet is toegenomen, schakelt u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en dan installeert u de geheugenkaart opnieuw.
Bij gebruik van de werkset
a. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
b. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
c. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
d. Selecteer Rapporten in de lijst links op de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
e. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
f. Controleer of Geheugencapaciteit in de lijst van printerinstellingen staat onder Algemeen.
Als de beschikbare hoeveelheid geheugen niet is toegenomen, schakelt u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en dan installeert u de geheugenkaart opnieuw.
9. Als u het extra afdrukgeheugen aanbrengt na het installeren van het printer-stuurprogramma, dient u het stuurprogramma daarna bij te werken volgens de aanwijzingen voor het besturingssysteem dat u gebruikt. Als de printer op een netwerk is
aangesloten, moet u het stuurprogramma voor elke client bijwerken.
Bij gebruik van het PCL-stuurprogramma:
Windows
7/7 x64/Server 2008 R2 x64
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen van printer.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
Windows Vista/Vista x64
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server 2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op
Toepassen
, en klik op
OK
.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows XP/XP x64/Windows Server 2003/Windows Server 2003 x64
1. Klik op Start® Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Windows 2000 / Windows NT 4.0
1. Klik op Start® Instellingen ® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Ga als volgt te werk als de informatie over de printer niet automatisch wordt bijgewerkt wanneer u op Informatie ophalen van de printer klikt:
1. Klik op het tabblad Opties en selecteer daarna Geheugencapaciteit in de uitklaplijst Items.
2. Selecteer de totale hoeveelheid geïnstalleerd printergeheugen als instelling voor de geheugencapaciteit.
3. Klik op Toepassen, en klik op OK.
4. Sluit het Printers en Faxen, Printers of Apparaten en printers dialoogkader.
Bij gebruik van het PS-stuurprogramma:
Windows
7/7 x64/Server 2008 R2 x64
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen van printer uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer geheugenomvang bij Geheugencapaciteit onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
Windows Vista/Vista x64
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer geheugenomvang bij Geheugencapaciteit onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server 2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer geheugenomvang bij Geheugencapaciteit onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows XP/XP x64/Server 2003/Server 2003 x64
1. Klik op Start® Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer geheugenomvang bij Geheugencapaciteit onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Windows 2000/NT 4.0
1. Klik op Start® Instellingen ® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer geheugenomvang bij Geheugencapaciteit onder Installeerbare opties.
4. Klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Mac OS X 10.5.x 1. Selecteer Afdrukken en faxen in Systeemvoorkeuren.
2. Selecteer de printer in de lijst Printers en klik op Opties en toebehoren.
3. Selecteer Besturingsbestand, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de printers en klik op OK.
Mac OS X 10.2.x/10.3.x/10.4.x 1. Selecteer de printer uit het scherm Printer-lijst in Afdruk-center (of Printerinstallatiefunctie).
2. Klik op Printers op de menubalk Afdruk-center (of Printer-installatiefunctie) en selecteer Info tonen.
3. Selecteer Installeerbare opties, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de printer en klik op Toepassen wijzigingen.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
Een Harde Schijf installeren
1. Kijk of de printer is uitgeschakeld.
2. Draai de schroef op de bedieningspaneelklep naar links en open de klep.
3. Richt de connector van de harde schijf op de connector op het bedieningspaneel en sluit beide op elkaar aan door alleen te drukken op de onderste rand van de harde schijf.
OPMERKING: Maak, wanneer u de harde schijf aansluit, de aansluitingen aan de binnenzijde van het frame rond het bedieningspaneel.
OPMERKING: Druk niet de connector van de harde schijf omlaag.
OPMERKING: Controleer of de harde schijf stevig vastzit in de connector en niet gemakkelijk heen en weer kan worden bewogen.
4. Druk, zoals wordt afgebeeld, met uw vingers op de twee punten op de harde schijf en zet de harde schijf stevig vast in de connector.
5. Steek de twee schroeven door de behuizing van het bedieningspaneel in de harde schijf, zoals wordt afgebeeld, en draai de schroeven aan.
6. Sluit de bedieningspaneelklep en draai de schroef naar rechts.
7. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet de printer aan.
8. Druk een pagina met de printerinstellingen af om te controleren of de harde schijf goed is geïnstalleerd.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
a. Druk op de knop Menu.
b. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
c. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop
(Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
d. Controleer of de Harde schijf in de lijst van printerinstellingen staat onder Printeropties.
Als de harde schijf niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de harde schijf opnieuw.
Bij gebruik van de werkset
a. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
b. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
c. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
d. Selecteer Rapporten in de lijst links op de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
e. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
f. Controleer of de Harde schijf in de lijst van printerinstellingen staat onder Printeropties.
Als de harde schijf niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de harde schijf opnieuw.
9. Als u de harde schijf hebt geïnstalleerd na het installeren van het printer- stuurprogramma, moet u het stuurprogramma daarna bijwerken volgens de aanwijzingen voor het besturingssysteem dat u gebruikt. Als de printer op een netwerk is aangesloten,
moet u het stuurprogramma voor elke client bijwerken.
Bij gebruik van het PCL-stuurprogramma:
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
Windows 7/7 x64/Server 2008 R2 x64
2. Klik met de rechter muisknop op dit printerpictogram en selecteer Eigenschappen van printer.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
Windows Vista/Vista x64
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechter muisknop op dit printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server 2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechter muisknop op dit printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows XP/XP
x64/Server
2003/Server 2003 x64
1. Klik op Start® Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Windows 2000/NT 4.0
1. Klik op Start® Instellingen® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Opties en selecteer Informatie ophalen van de printer.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Ga als volgt te werk als de informatie over de printer niet automatisch wordt bijgewerkt wanneer u op Informatie ophalen van de printer klikt:
1. Klik op het tabblad Opties en selecteer daarna Harde schijf in de uitklaplijst Items.
2. Selecteer Aanwezig als instelling voor de harde schijf.
3. Klik op Toepassen, en klik op OK.
4. Sluit het Printers en Faxen, Printers of Apparaten en printers dialoogkader.
Bij gebruik van het PS-stuurprogramma:
Windows
7/7 x64/Server 2008 R2 x64
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen van printer uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer Harde schijf voor het onderdeel Opslagapparaat onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
Windows Vista/Vista x64
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer Harde schijf voor het onderdeel Opslagapparaat onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows Server 2008/Server 2008 x64
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer Harde schijf voor het onderdeel Opslagapparaat onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
Windows XP/XP x64/Server 2003/Server 2003 x64
1. Klik op Start® Printers en faxapparaten.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer Harde schijf voor het onderdeel Opslagapparaat onder Installeerbare opties.
4. Klik op Toepassen, en klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers en faxapparaten.
Windows 2000/NT 4.0
1. Klik op Start® Instellingen® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op de printer die het PS-stuurprogramma gebruikt en selecteer Eigenschappen uit de weergegeven lijst.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen en selecteer Harde schijf voor het onderdeel Opslagapparaat onder Installeerbare opties.
4. Klik op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers
.
Mac
OS X 10.5.x 1. Selecteer Afdrukken en faxen in Systeemvoorkeuren.
2. Selecteer de printer in de lijst Printers en klik op Opties en toebehoren.
3. Selecteer Besturingsbestand, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de printers en klik op OK.
Mac OS X 10.2.x/10.3.x/10.4.x 1. Selecteer de printer uit het scherm Printer-lijst in Afdruk-center (of Printerinstallatiefunctie).
2. Klik op Printers op de menubalk Afdruk-center (of Printer-installatiefunctie) en selecteer Info tonen.
3. Selecteer Installeerbare opties, selecteer de opties die zijn geïnstalleerd op de printer en klik op Toepassen wijzigingen.
De Netwerkprotocol-adapter installeren
De Netwerkprotocol-adapter biedt u de mogelijkheid de volgende netwerkprotocollen te gebruiken.
Netwerkprotocol Ondersteunde besturingssystemen
802.1x(Wired)Except EAP-TLS/EAP-
TTLS*
1
*
3
Windows Server 2003/Windows Server 2003 x64
IPP(TCP/IP) Windows 7/Windows 7 x64/Windows Vista/Windows Vista x64/Windows XP/XP x64/Windows Server 2003/Windows Server 2003 x64/Windows Server 2008/Windows Server 2008 x64/Windows Server 2008 R2
x64/Windows 2000, Mac OS X 10.3.x/10.4.x/10.5.x
IPPS Windows XP/Windows 2000, Mac OS X 10.4.x/10.5.x
SMB(TCP/IP) Windows 7/Windows 7 x64/Windows Vista/Windows Vista x64/Windows XP/XP x64/Windows Server 2003/Windows Server 2003 x64/Windows Server 2008/Windows Server 2008 x64/Windows Server 2008 R2
x64/Windows 2000/Windows NT 4.0
SMB(NetBEUI) Windows 2000 / Windows NT 4.0
NetWare(P-Server) (NCP/IPX TCP/IP)
NetWare3.12 / 3.2(NDS wordt niet ondersteund) / 4.1 / 4.11 / 4.2 / 5 / 6 / 6.5*
2
AppleTalk Mac OS X 10.2 of recenter
Bonjour(mDNS) Mac OS X 10.2 of recenter
DDNS(TCP/IP) Windows Server 2003/Windows Server 2003 x64/Windows Server 2008/Windows Server 2008 x64/Windows Server 2008 R2 x64/Windows 2000 Server/Unix(Solaris 9)
*
1
Dit protocol is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare draadloze printeradapter niet is geïnstalleerd.
*
2
Ondersteunt alleen Support Pack 1.1 of recenter.
*
3
Ondersteunt EAP-MD5, EAP-MS-CHAPv2 en PEAP/MS-CHAPv2 voor de verificatiemethode.
1. Controleer dat de printer is uitgeschakeld en alle kabels uit de printer zijn getrokken.
2. Draai de schroef op de bedieningspaneelklep naar links en open de klep.
3. Plaats de Netwerkprotocol-adapter door de twee rechthoekige sleuven en het ronde gat tegenover elkaar te houden en het op zijn plaats te laten klikken.
OPMERKING: Controleer of de Netwerkprotocol-adapter stevig in de connector is gestoken.
4. Sluit de bedieningspaneelklep en draai de schroef naar rechts.
5. Sluit alle kabels, ook het netsnoer, weer aan aan de achterzijde van de printer en zet de printer aan.
6. Druk een pagina met de printerinstellingen af zodat u kunt te controleren of de Netwerkprotocol-adapter goed is geïnstalleerd.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
a. Druk op de knop Menu.
b. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
c. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop
(Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
d. Controleer of Netwerkprotocol-adapter in de lijst van printerinstellingen staat onder Printeropties.
Als de adapter niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de netwerkprotocol-adapter opnieuw.
Bij gebruik van de werkset
a. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
b. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
c. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
d. Selecteer Rapporten in de lijst links op de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
e. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
f. Controleer of Netwerkprotocol-adapter in de lijst van printerinstellingen staat onder Printeropties.
Als de adapter niet in de lijst staat, zet u de printer uit, trekt u de stekker uit het stopcontact en plaatst u de netwerkprotocol-adapter opnieuw.
De Draadloze printer-adapter installeren en configureren
Met de Draadloze printer-adapter kunt u de printer gebruiken met een draadloze netwerkaansluiting.
De specificaties van de Draadloze printer-adapter worden hieronder beschreven.
Onderdeel Specificatie
Verbindingstechnologie Draadloos
Geschikte standaarden 802.11b/802.11g
Bandbreedte 2,4 GHz
Snelheid
gegevensoverdracht
802.11g: 54, 48, 36, 24, 18, 12, 9, 6 Mbps
802.11b: 11, 5.5, 2, 1 Mbps
Beveiliging 64 (40-bit sleutel)/ 128 (104- bit key) WEP, WPA- PSK (TKIP, AES),
WPA2-PSK (AES)
(IEEE802.1x verificatiefunctie van WPA 1x niet-overeenkomend)
OPMERKING:
Wanneer de draadloze printeradapter is geïnstalleerd, kunt u niet de IEEE 802.1x verificatie en/of de Ethernet-poort gebruiken voor een niet-draadloze verbinding.
Inhoud van de doos
OPMERKING: Voor het voltooien van de draadloze installatie hebt u de bijbehorende Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD nodig, die bij uw printer wordt geleverd en die ook kan worden gedownload van support.dell.com.
OPMERKING: Voor het voltooien van de draadloze installatie hebt u een USB-kabel nodig voor een tijdelijke verbinding tijdens de configuratie (wordt apart verkocht).
Vóór het Installeren van de Draadloze printer-adapter
Ga op één van de volgende manieren te werk als u de Dell Draadloze printer-adapter wilt installeren
Of
Video-instructie (Aanbevolen)
1. Plaats de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD Het bestand setup_assist.exe wordt automatisch gestart.
2. Klik op de knop Installeren van opties in het venster Eenvoudige installatie navigator en volg de instructies op het scherm.
Of
Instructies op papier
Raadpleeg de Handleiding De Draadloze printer-adapter installeren en configureren.
De Draadloze printer-adapter installeren
1. Controleer of de printer is uitgeschakeld en maak alle kabels inclusief het netsnoer los van de achterkant van de printer.
2. Verwijder de kap van de aansluiting van de draadloze printeradapter.
3. Plaats de draadloze printer-adapter in de aansluiting door de twee pennen en een haak van de draadloze printer-adapter af te stellen op de positie van drie gaten rond de aansluiting.
OPMERKING: Let erop dat de adapter geheel wordt in- en vastgezet.
4. Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel de printer in.
5. Druk een pagina Printerinstellingen af en ga daartoe op één van de volgende manieren tewerk.
Methode 1: Met behulp van het operatorpaneel van de printer
a. Druk op de knop Menu.
b. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
c. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop
(Instellen).
De pagina Printerinstellingen wordt afgedrukt.
Methode 2: Met behulp van de Werkset van de printer
a. Klik op Start ® Alle programma's ® Dell Printers ® Dell 3130cn Color Laser Printer ® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
b. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
c. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
d. Selecteer Rapporten in de lijst links op de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
e. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina Printerinstellingen wordt afgedrukt.
6. Controleer dat het gedeelte NetWerk(Draadloos) bestaat.
7. Plaats de CD Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD die bij de printer is geleverd. Het bestand setup_assist.exe wordt automatisch gestart.
8. Klik op de knop Installeren van opties in het venster Eenvoudige installatie navigator en volg de instructios op het scherm.
Het venster Installeren van opties opent.
9. Klik op de knop Draadloze printer-adapter en klik op Video overslaan zodat de SSID van de printer wordt ingesteld.
Het venster Draadloze instellingenhulp opent. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Zie voor meer informatie over het configureren van de Draadloze printer-adapter "Draadloze installatie met behulp van Wireless Settings Tool".
De instellingen voor het draadloze netwerk bepalen
U kunt de draadloze printer alleen instellen als u de instellingen voor het draadloze netwerk weet. Neem voor de details van de instellingen contact op met uw netwerkbeheerder.
Draadloze instellingen SSID Bepaalt de naam waarmee het
draadloze netwerk wordt aangeduid.
Bestaat uit niet meer dan 32
alfanumerieke tekens.
Netwerktype Bepaalt of het netwerktype Ad-hoc
of Infrastructure is.
Veiligheidsinstellingen Beveiliging Maakt voor de beveiligingsmethode
een keus uit Geen beveiliging, WEP,
WPA-PSK TKIP en WPA2-PSK-
AES/WPA-PSK-AES.
Verzendsleutel Bepaalt de verzendsleutel uit de
lijst.
WEP-sleutel Geef de WEP-steutelset alleen op
voor gebruik via het draadloze
netwerk wanneer WEP is
geselecteerd voor Beveiliging.
Woordgroep
doorlaten
Bepaalt de Woordgroep doorlaten
van alfanumerieke tekens van 8 tot
63 bytes lang, maar alleen wanneer
WPA-PSK is geselecteerd voor de
Codering.
Draadloze installatie met behulp van Wireless Settings Tool
OPMERKING: De als optie verkrijgbare Draadloze printer-adapter moet op de printer zijn geïnstalleerd.
Scène 1. Installeer een printer in het al werkende draadloze netwerk (Wanneer de draadloze instelling al op uw computer is ingesteld)
1. Plaats de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD in uw computer en start de Eenvoudige installatie navigator.
OPMERKING: Als de CD niet automatisch wordt gestart klikt u op Start® Alle Programma's (voor Windows Vista en Windows 7)® Accessoires (voor Windows Vista en Windows 7)® Uitvoeren en daarna typt u D:\setup_assist.exe (waarbij D
de letter is van uw CD-station) en daarna klikt u op OK.
2. Druk op de knop Installeren van opties.
3. Druk op Draadloze printer-adapter.
4. Start de Draadloze instellingenhulp door op Video overslaan te klikken.
5. Selecteren in de lijst op het scherm Printer selecteren de doelprinter waarvoor u een draadloze instelling maakt en klik vervolgens op Volgende.
6. Stel in het scherm Draadloze netwerkinstellingen invoeren de verschillende instellingen voor de draadloze verbinding in een klik vervolgens op Volgende.
7. Selecteer in het scherm Selecter de IP-modus de stand IP die u wilt instellen en klik op Volgende.
Wanneer Alleen IPv4 is geselecteerd:
Stel in het scherm Voer de IPv4 adresinstellingen in de verschillende items in en stuur daarna de draadloze instellingen naar de printer door op Verzenden te klikken.
Wanneer Alleen IPv6 is geselecteerd:
Stel in het scherm Voer de IPv6 adresinstellingen in de verschillende items in en stuur daarna de draadloze instellingen naar de printer door op Verzenden te klikken.
Wanneer Dubbele stapel (zowel IPv4 als IPv6) is geselecteerd:
a. Stel in het scherm Voer de IPv4 adresinstellingen in de verschillende instellingen in een klik vervolgens op Volgende.
b. Stel in het scherm Voer de IPv6 adresinstellingen in de verschillende items in en stuur daarna de draadloze instellingen naar de printer door op Verzenden te klikken.
8. Klik in het scherm Voltooi de draadloze instellingen op Voltooien, voltooi de draadloze instelling en sluit de Wireless Settings Tool.
Scène 2. Bouw een nieuwe omgeving voor een draadloos netwerk op voor zowel de computer als de printer (Wanneer een draadloze instelling nodig is voor uw computer)
1. Plaats de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD in uw computer en start de Eenvoudige installatie navigator.
OPMERKING: Als de CD niet automatisch wordt gestart klikt u op Start® Alle Programma's (voor Windows Vista en Windows 7)® Accessoires (voor Windows Vista en Windows 7)® Uitvoeren en daarna typt u D:\setup_assist.exe (waarbij D
de letter is van uw CD-station) en daarna klikt u op OK.
2. Druk op de knop Installeren van opties.
3. Druk op Draadloze printer-adapter.
4. Start de Draadloze instellingenhulp door op Video overslaan te klikken.
5. Selecteren in de lijst op het scherm Printer selecteren de doelprinter waarvoor u een draadloze instelling maakt en klik vervolgens op Volgende.
6. Stel in het scherm Draadloze netwerkinstellingen invoeren de verschillende instellingen voor de draadloze verbinding in een klik vervolgens op Volgende.
7. Selecteer in het scherm Selecter de IP-modus de stand IP die u wilt instellen en klik op Volgende.
Wanneer Alleen IPv4 is geselecteerd:
Stel in het scherm Voer de IPv4 adresinstellingen in de verschillende items in en stuur daarna de draadloze instellingen naar de printer door op Verzenden te klikken.
Wanneer Alleen IPv6 is geselecteerd:
Stel in het scherm Voer de IPv6 adresinstellingen in de verschillende items in en stuur daarna de draadloze instellingen naar de printer door op Verzenden te klikken.
Wanneer Dubbele stapel (zowel IPv4 als IPv6) is geselecteerd:
a. Stel in het scherm Voer de IPv4 adresinstellingen in de verschillende instellingen in een klik vervolgens op Volgende.
b. Stel in het scherm Voer de IPv6 adresinstellingen in de verschillende items in en stuur daarna de draadloze instellingen naar de printer door op Verzenden te klikken.
8. Klik in het scherm Voltooi de draadloze instellingen op Voltooien, voltooi de draadloze instelling en sluit de Wireless Settings Tool.
9. Ga als volgt te werk en maak op uw computer de draadloze instelling aan die naar de printer is gestuurd.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt
van het besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op
Draadloze netwerkverbinding
en selecteer
Eigenschappen
.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Controleer of het keuzevakje Draadloos netwerk automatisch configureren is ingeschakeld.
e. Klik op Geavanceerd.
f. Kies één van de volgende werkwijzen:
Wanneer de stand draadloos ad-hoc is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
Wanneer de stand draadloos Infrastructuur is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen toegangspunt (infrastructuur) netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
g. Klik op Toevoegen zodat de eigenschappen van het draadloze netwerk verschijnen.
h. Voer de instelling in die u naar de printer stuurt en klik op OK.
i. Klik op Omhoog als u de instelling naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
j. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, uit de netwerk- items in de lijst in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, uit de netwerk- items in de lijst in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de instelling die u naar de printer hebt gestuurd vanaf de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
f. Voer de Beveiligingssleutel in en klik indien nodig op OK.
Installatie draadloze verbinding met behulp van Dell Printer Configuration Web Tool
Scène 1. Installeer een printer in het al werkende draadloze netwerk (Wanneer de draadloze instelling al op uw computer is ingesteld)
Voor een DHCP-netwerk:
1. Ga als volgt te werk voor het maken van de draadloze instelling van uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Controleer of het keuzevakje Draadloos netwerk automatisch configureren is ingeschakeld.
OPMERKING: Schrijf vooral de geldende draadloze instellingen van de computer op in stap d en f, u kunt ze dan later herstellen.
e. Klik op de knop Geavanceerd.
f. Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
g. Klik op de knop Toevoegen zodat van het draadloze netwerk- eigenschappen verschijnen.
h. Voer in het tabblad Koppeling de volgende informatie in en klik op OK.
Netwerknaam (SSID): dell_device
Netwerkvalidatie: Open
Gegevenscodering: Uit
Adhoc-netwerk: aangevinkt
i. Klik op de knop Omhoog als u de pas toegevoegde SSID naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
j. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device uit de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
2. Controleer het IP-adres dat door AutoIP aan de printer is toegewezen.
bijv.: 168.254.1.1
3. Controleer of het IP-adres op uw computer is toegewzen door DHCP.
4. Open de Dell Printer Configuration Web Tool met de WEB-browser.
bijv.: http://168.254.1.1/
5. Wijzig de draadloze instelling van de printer in de Dell Printer Configuration Web Tool.
6. Start de printer opnieuw.
7. Herstel de draadloze instelling op uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Klik op Geavanceerd.
e. Kies één van de volgende werkwijzen:
Wanneer de stand draadloos ad-hoc is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
Wanneer de stand draadloos Infrastructuur is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen toegangspunt (infrastructuur) netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
f. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, in de lijst in groep Voorkeursnetwerken.
g. Klik op Omhoog als u de instelling naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
h. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de oorspronkelijk instelling uit de netwerk-items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken, en klik daarna op Verbinding maken.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer de oorspronkelijk instelling uit de netwerk-items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken, en klik daarna op Verbinding maken.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de originele instelling van de netwerkitems die in de beschikbare netwerklijst staan vermeld en klik op Verbinding maken.
Voor een Vast IP-netwerk:
1. Ga als volgt te werk voor het maken van de draadloze instelling van uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Controleer of het keuzevakje Draadloos netwerk automatisch configureren is ingeschakeld.
OPMERKING: Schrijf vooral de geldende draadloze instellingen van de computer op in stap d en f, u kunt ze dan later herstellen.
e. Klik op de knop Geavanceerd.
f. Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
g. Klik op de knop Toevoegen zodat van het draadloze netwerk- eigenschappen verschijnen.
h. Voer in het tabblad Koppeling de volgende informatie in en klik op OK.
Netwerknaam (SSID): dell_device
Netwerkvalidatie: Open
Gegevenscodering: Uit
Adhoc-netwerk: aangevinkt
i. Klik op de knop Omhoog als u de pas toegevoegde SSID naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
j. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device uit de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
2. Controleer het IP-adres op uw computer.
3. Stel het IP-adres op de printer in.
a. Druk op de knop Menu.
b. Blader naar het Beheermenu.
c. Selecteer NetWerk.
d. Selecteer TCP/IP.
e. Selecteer IPadres ophalen.
f. Selecteer Paneel.
g. Blader terug naar IP-adres.
h. Voer zelf het IP-adres in met de pijltoetsen op het bedieningspaneel en druk op de knop Enter.
IP-adres
172.031.000.041*
4. Open de Dell Printer Configuration Web Tool met de WEB-browser.
5. Wijzig de draadloze instelling van de printer in de Dell Printer Configuration Web Tool.
6. Start de printer opnieuw.
7. Herstel de draadloze instelling op uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Klik op Geavanceerd.
e. Kies één van de volgende werkwijzen:
Wanneer de stand draadloos ad-hoc is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
Wanneer de stand draadloos Infrastructuur is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen toegangspunt (infrastructuur) netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
f. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, in de lijst in groep Voorkeursnetwerken.
g. Klik op Omhoog als u de instelling naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
h. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de oorspronkelijk instelling uit de netwerk-items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken, en klik daarna op Verbinding maken.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer de oorspronkelijk instelling uit de netwerk-items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken, en klik daarna op Verbinding maken.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de originele instelling van de netwerkitems die in de beschikbare netwerklijst staan vermeld en klik op Verbinding maken.
Scène 2. Bouw een nieuwe omgeving voor een draadloos netwerk op voor zowel de computer als de printer (Wanneer een draadloze instelling nodig is voor uw computer)
Voor een DHCP-netwerk:
1. Ga als volgt te werk voor het maken van de draadloze instelling van uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Controleer of het keuzevakje Draadloos netwerk automatisch configureren is ingeschakeld.
OPMERKING: Schrijf vooral de geldende draadloze instellingen van de computer op in stap e en g, u kunt ze dan later herstellen.
e. Klik op de knop Geavanceerd.
f. Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
g. Klik op de knop Toevoegen zodat de draadloze netwerk- eigenschappen verschijnen.
h. Voer in het tabblad Koppeling de volgende informatie in en klik op OK.
Netwerknaam (SSID): dell_device
Netwerkvalidatie: Open
Gegevenscodering: Uit
Adhoc-netwerk: aangevinkt
i. Klik op de knop Omhoog als u de pas toegevoegde SSID naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
j. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device uit de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
2. Controleer het IP-adres dat door AutoIP aan de printer is toegewezen.
a. Druk op Menu op het bedieningspaneel van de printer.
b. Blader omlaag en selecteer Beheermenu.
c. Blader omlaag en selecteer NetWerk.
d. Blader omlaag en selecteer TCP/IP.
e. Blader omlaag en selecteer IPv4.
f. Blader omlaag en selecteer IP-adres.
(Bereik Standaard IP-adres: 169.254.xxx.yyy)
IP-adres
169.254.000.041*
3. Controleer of het IP-adres op uw computer is toegewzen door DHCP.
4. Open de Dell Printer Configuration Web Tool met de WEB-browser.
5. Maak de draadloze instelling van de printer aan in de Dell Printer Configuration Web Tool.
6. Start de printer opnieuw.
7. Herstel de draadloze instelling op uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Controleer of het keuzevakje Draadloos netwerk automatisch configureren is ingeschakeld.
e. Klik op Geavanceerd.
f. Kies één van de volgende werkwijzen:
Wanneer de stand draadloos ad-hoc is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
Wanneer de stand draadloos Infrastructuur is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen toegangspunt (infrastructuur) netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
g. Klik op de knop Toevoegen zodat van het draadloze netwerk- eigenschappen verschijnen.
h. Voer de instelling in die u naar de printer stuurt en klik op OK.
i. Klik op Omhoog als u de instelling naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
j. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, uit de netwerk- items in de lijst in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, uit de netwerk- items in de lijst in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de instelling die u naar de printer hebt gestuurd vanaf de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
f. Voer de Beveiligingssleutel in en klik indien nodig op OK.
Voor een Vast IP-netwerk:
1. Ga als volgt te werk voor het maken van de draadloze instelling van uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Controleer of het keuzevakje Draadloos netwerk automatisch configureren is ingeschakeld.
OPMERKING: Schrijf vooral de geldende draadloze instellingen van de computer op in stap d en f, u kunt ze dan later herstellen.
e. Klik op de knop Geavanceerd.
f. Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
g. Klik op de knop Toevoegen zodat van het draadloze netwerk- eigenschappen verschijnen.
h. Voer in het tabblad Koppeling de volgende informatie in en klik op OK.
Netwerknaam (SSID): dell_device
Netwerkvalidatie: Open
Gegevenscodering: Uit
Adhoc-netwerk: aangevinkt
i. Klik op de knop Omhoog als u de pas toegevoegde SSID naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
j. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device uit de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
2. Controleer het IP-adres op uw computer.
3. Stel het IP-adres op de printer in.
a. Druk op de knop Menu.
b. Blader naar het Beheermenu.
c. Selecteer NetWerk.
d. Selecteer TCP/IP.
e. Selecteer IPadres ophalen.
f. Selecteer Paneel.
g. Blader terug naar IP-adres.
h. Voer zelf het IP-adres in met de pijltoetsen op het bedieningspaneel en druk op de knop Enter.
IP-adres
172.031.000.041*
4. Open de Dell Printer Configuration Web Tool met de WEB-browser.
5. Wijzig de draadloze instelling van de printer in de Dell Printer Configuration Web Tool.
6. Start de printer opnieuw.
7. Herstel de draadloze instelling op uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Controleer of het keuzevakje Draadloos netwerk automatisch configureren is ingeschakeld.
e. Klik op Geavanceerd.
f. Kies één van de volgende werkwijzen:
Wanneer de stand draadloos ad-hoc is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
Wanneer de stand draadloos Infrastructuur is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen toegangspunt (infrastructuur) netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
g. Klik op de knop Toevoegen zodat van het draadloze netwerk- eigenschappen verschijnen.
h. Voer de instelling in die u naar de printer stuurt en klik op OK.
i. Klik op Omhoog als u de instelling naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
j. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, uit de netwerk- items in de lijst in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, uit de netwerk- items in de lijst in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de instelling die u naar de printer hebt gestuurd vanaf de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
f. Voer de Beveiligingssleutel in en klik indien nodig op OK.
Draadloze Instelling door middel van Dell Printer Configuration Web Tool - Geavanceerde instelingen
Toegangspunt (Infrastructuur, DHCP-netwerk)
1. Maak nieuwe draadloze instellingen aan voor uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Controleer of het keuzevakje Draadloos netwerk automatisch configureren is ingeschakeld.
OPMERKING: Schrijf vooral de geldende draadloze instellingen van de computer op in stap d en g, u kunt ze dan later herstellen.
e. Klik op de knop Geavanceerd.
f. Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
g. Klik op de knop Toevoegen zodat van het draadloze netwerk- eigenschappen verschijnen.
h. Voer in het tabblad Koppeling de volgende informatie in en klik op OK.
Netwerknaam (SSID): dell_device
Netwerkvalidatie: Open
Gegevenscodering: Uit
Adhoc-netwerk: aangevinkt
i. Klik op de knop Omhoog als u de pas toegevoegde SSID naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
j. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device uit de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
2. Stel het IP-adres van het draadloze adapter van de printer in.
a. Zet de instellingen voor het draadloze adapter terug naar de standaardwaarden.
i. Druk op Menu op het bedieningspaneel van de printer.
ii. Blader omlaag en selecteer Beheermenu.
iii. Blader omlaag en selecteer NetWerk.
iv. Blader omlaag en selecteer Drdloos reset.
v. Start de printer opnieuw op.
b. Haal het IP-adres van het draadloze adapter op van de printer.
i. Druk op Menu op het bedieningspaneel van de printer.
ii. Blader omlaag en selecteer Beheermenu.
iii. Blader omlaag en selecteer NetWerk.
iv. Blader omlaag en selecteer TCP/IP.
v. Blader omlaag en selecteer IPv4.
vi. Blader omlaag en selecteer IP-adres.
(Bereik Standaard IP-adres: 169.254.xxx.yyy)
IP-adres
169.254.000.041*
3. Ga naar Dell Printer Configuration Web Tool met uw computer-browser.
a. Wijs het IP-adres van de PC toe voor de stand DHCP (Wijzig de TCP/IP-eigenschappen zodat het IP-adres automatisch wordt opgehaald).
b. Het is belangrijk dat uw computer hetzelfde bereik voor het IP-adres heeft als het draadloze adapter van de printer.
e.g. 169.254.xxx.zzz
c. Ga naar Dell Printer Configuration Web Tool met de WEB-browser en toets de instellingen van de draadloze adapter van de printer in in het adresveld van de browser.
bijv. http://169.254.xxx.yyy/ (Het IP-adres van uw draadloze adapter)
d. Wijzig de draadloze instellingen (SSID/ communicatiestand) in Dell Printer Configuration Web Tool.
i. Klik op Afdrukserverinstellingen op de linker navigatiebalk.
ii. Klik op het tabblad Afdrukserverinstellingen.
iii. Klik op het sub-tabblad TCP/IP.
iv. Selecteer DHCP.
v. Klik op de knop Nieuwe instellingen toepassen maar start de printer niet opnieuw op (Negeer de instructies in het scherm voor het opnieuw starten van de printer).
vi. Klik op het sub-tabblad Draadloze LAN.
vii. Wijzig de instelling SSID (uitgaande van uw Toegangspunt SSID) en wijzig Netwerktype inInfrastructuur.
viii. Klik op de knop Nieuwe instellingen toepassen.
4. Wanneer de draadloze adapter van de printer goed is geconfigureerd, kunt u met behulp van de typisch methode voor het installeren van een netwerkprinter de installatie van het stuurprogramma voltooien.
5. Als u met de printer wilt communiceren, moet u de eerdere draadloze instellingen op uw computer herstellen.
6. Herstel de eerdere draadloze instellingen voor uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Klik op de knop Geavanceerd .
e. Selecteer Alleen toegangspunt (infrastructuur) netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd (Van toepassing op de printer met de stand draadloos infrastructuur).
f. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, in de lijst in groep Voorkeursnetwerken.
g. Klik op Omhoog als u de instelling naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
h. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING:
Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, uit de netwerk- items in de lijst in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, uit de netwerk- items in de lijst in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de instelling die u naar de printer hebt gestuurd vanaf de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
f. Voer de Beveiligingssleutel in en klik indien nodig op OK.
Toegangspunt (Infrastructuur, Vast IP-netwerk)
1. Het is belangrijk dat de adressen van uw computer en het toegangspunt in hetzelfde IP-bereik liggen. Pas de subnetmasker- en gateway-adressen van uw computer aan aan de toegangspunt-instellingen.
2. Ga als volgt te werk voor het maken van nieuwe draadloze instellingen van uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Controleer of het keuzevakje Draadloos netwerk automatisch configureren is ingeschakeld.
OPMERKING: Schrijf vooral de geldende draadloze instellingen van de computer op in stap d en f, u kunt ze dan later herstellen.
e. Klik op de knop Geavanceerd.
f. Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
g. Klik op de knop Toevoegen zodat van het Draadloze netwerk de eigenschappen verschijnen.
h. Voer in het tabblad Koppeling de volgende informatie in en klik op OK.
Netwerknaam (SSID): dell_device
Netwerkvalidatie: Open
Gegevenscodering: Uit
Adhoc-netwerk: aangevinkt
i. Klik op de knop Omhoog als u de pas toegevoegde SSID naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
j. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer dell_device bij de items die worden genoemd in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer dell_device uit de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
3. Controleer de IP-, subnetmask- en gateway-adres op uw computer.
e.g. IP: 192.168.1.1
Subnetmasker: 255.255.0.0
4. Stel het IP-adres vanaf het bedieningspaneel van de printer zo in dat het in hetzelfde bereik ligt als dat van uw computer. Pas de subnetmasker- en gateway-adressen van de printer aan aan uw computerinstellingen.
a. Druk op de knop Menu.
b. Blader naar het Beheermenu.
c. Selecteer NetWerk.
d. Selecteer TCP/IP.
e. Selecteer IPadres ophalen.
f. Selecteer Paneel.
g. Blader terug naar IP-adres.
h. Voer zelf het IP-adres in met de pijltoetsen op het bedieningspaneel en druk op de knop Enter.
IP-adres
172.031.000.041*
i. Blader terug naar Subnetmasker.
j. Voer zelf het subnetmasker-adres in met de pijltoetsen op het bedieningspaneel en druk op de knop Enter.
k. Blader terug naar Gateway-adres.
l. Voer zelf het gateway-adres in met de pijltoetsen op het bedieningspaneel en druk op de knop Enter.
m. Start de computer opnieuw op.
5. Open de Dell Printer Configuration Web Tool met de WEB-browser.
bijv.: http://:192.168.1.2
6. Wijzig de draadloze instellingen van de printer in Dell Printer Configuration Web Tool.
a. Klik op Afdrukserverinstellingen op de linker navigatiebalk.
b. Klik op het tabblad Afdrukserverinstellingen.
c. Klik op het sub-tabblad Draadloze LAN.
d. Wijzig de instelling SSID (uitgaande van uw Toegangspunt SSID) en wijzig Netwerktype inInfrastructuur.
e. Klik op de knop Nieuwe instellingen toepassen.
7. Herstel de eerdere draadloze instellingen voor uw computer.
OPMERKING: Als uw computer is voorzien van een tool voor de Draadloze printer-adapter, wijzig de draadloze instellingen dan met behulp van deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van de tool die onderdeel uitmaakt van het
besturingssysteem. Zie de onderstaande instructies.
Voor Windows XP en Windows Server 2003:
a. Selecteer in het configuratiescherm Netwerkverbindingen.
b. Klik met de rechtermuisknop op Draadloze netwerkverbinding en selecteer Eigenschappen.
c. Selecteer het tabblad Draadloze netwerken.
d. Klik op Geavanceerd.
e. Kies één van de volgende werkwijzen:
Wanneer de stand draadloos ad-hoc is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen computer-tot-computer netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
Wanneer de stand draadloos Infrastructuur is ingesteld op de printer:
Selecteer Alleen toegangspunt (infrastructuur) netwerken en sluit het dialoogvenster Geavanceerd.
f. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, in de lijst in groep Voorkeursnetwerken.
g. Klik op Omhoog als u de instelling naar bovenaan de lijst wilt verplaatsen.
Voor Windows Vista:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer
Netwerk en internet
.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, uit de netwerk- items in de lijst in Verbinding met een netwerk maken.
f. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
g. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerkcentrum.
c. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
d. Selecteer de instelling die u naar de printer stuurt, uit de netwerk- items in de lijst in Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer Toch verbinding maken in het waarschuwingsvenster waarin u erop wordt gewezen dat u zich op onbeveiligd terrein begeeft.
f. Klik op Sluiten in het dialoogvenster nadat u hebt bevestigd dat de verbinding is gelukt.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
a. Open het Configuratiescherm.
b. Selecteer Netwerk en internet.
c. Selecteer Netwerkcentrum.
d. Selecteer Verbinding met een netwerk maken.
e. Selecteer de instelling die u naar de printer hebt gestuurd vanaf de netwerkitems die staan vermeld in de beschikbare netwerklijst en klik op Verbinding maken.
f. Voer de Beveiligingssleutel in en klik indien nodig op OK.
8. Klik op OK als u het dialoogvenster Eigenschappen wilt sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een besturingssysteem hebt van vóór Windows 2000, maak dan de instellingen aan volgens de handleiding van de Wireless Settings Tool die door de fabrikant van de draadloze apparatuur wordt geleverd.
Netwerk ontdekken en bestand delen voor alle openbare netwerken inschakelen
U kunt voor deze procedure "Gebruikersaccountbeheer uitschakelen" overslaan.
OPMERKING: Deze stap is nodig als u Windows Vista, Windows Server 2008, Windows Server 2008 R2 of Windows 7 gebruikt voor de server-computer.
1. Klik op Starten® Netwerk (Starten® uw gebruikersnaam® Netwerk voor Windows 7).
2. Klik op Netwerkdetectie en delen van bestanden zijn uitgeschakeld. Netwerkcomputers en apparaten zijn niet detecteerbaar. Klik hier om dit te wijzigen.
3. Klik op Netwerkdetectie en bestanden delen inschakelen.
4. Klik op Ja, netwerk ontdekken en bestand delen inschakelen voor alle openbare netwerken.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Afdrukmediarichtlijnen
Papier
Transparanten
Enveloppen
Labels
Opslag van afdrukmedia
Identificatie van afdrukmediabronnen en specificaties
Afdrukmedia omvatten papier, etiketten, enveloppen, gecoat papier en andere materialen. Uw printer biedt afdrukken van
hoge kwaliteit op een ruime keuze aan afdrukmedia. De keuze van de juiste afdrukmedia voor uw printer is belangrijk voor
het vermijden van afdrukproblemen. Dit gedeelte beschrijft de selectie van afdrukmedia, het behandelen van afdrukmedia en
de media in lade 1 of de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer leggen.
Papier
Voor de beste afdrukkwaliteit in kleur, gebruikt u 75 g/m
2
(9,08 kg) xerografisch lengte-grein kopieerpapier. Voor de beste
afdrukkwaliteit in zwart-wit, gebruikt u 90 g/m
2
(10,89 kg) xerografisch lengte-grein kopieerpapier. U wordt geadviseerd een
monster van printmedia te proberen voordat u er grote hoeveelheden van koopt.
Kijk bij het inleggen van papier op de verpakking, controleer welke de aanbevolen afdrukzijde is en bepaal aan de hand
daarvan hoe u het papier moet inleggen. Zie "Inleggen Printmedia in de standaard-laden en Optionele laden
" en "Inleggen in
de MPF" voor gedetailleerde aanwijzingen voor het inleggen van het papier.
Papier-eigenschappen
De volgende eigenschappen van het papier zijn van invloed op de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de afdruk. U wordt
geadviseerd deze richtlijnen te volgen bij het beoordelen van nieuw afdrukpapier.
Gewicht
De lade voert automatisch papier in van het gewicht 60 tot 216 g/m
2
(lengte-grein). De Multifunctionele Invoerlade (MPF)
voert automatisch papier in van het gewicht 60 tot 216 g/m
2
(lengte-grein). Papier dat lichter is dan 60 g/m
2
wordt
misschien niet goed ingevoerd papierstoringen kunnen veroorzaken. Voor de beste prestaties gebruikt u 75 g/m
2
(9,08 kg
bankpost) lengte-grein papier.
Omkrullen
Omkrullen is de neiging van afdrukmedia langs de randen krom te trekken. Overmatig omkrullend papier kan in de printer
vastlopen. Gewoonlijk krult het papier om nadat het door de printer is gegaan en aan de hoge temperaturen binnenin is
blootgesteld. Het onverpakt bewaren van papier, ook al ligt het in de papierlade, kan de vellen doen omkrullen vóór het
afdrukken, hetgeen doorvoerproblemen kan geven, ongeacht de luchtvochtigheid. Als het afdrukpapier omgekruld is, strijkt u
het glad en voert u het in via MPF.
Gladheid
De gladheid van het papier heeft een directe invloed op de afdrukkwaliteit. Als het papier te ruw is, kan de toner niet
gelijkmatig aan het papier hechten, dat een mindere afdrukkwaliteit tot gevolg heeft. Als het papier echter te glad is, kan dat
problemen geven met de papierdoorvoer. Een gladheid tussen 150 en 250 Sheffield-punten geeft de beste afdrukresultaten.
Vochtgehalte
De hoeveelheid vocht in het papier heeft ook invloed op de afdrukkwaliteit en op het vermogen van de printer het papier
gelijkmatig te verwerken. Laat het papier in de oorspronkelijke verpakking totdat u het gaat gebruiken. Zo voorkomt u dat het
papier wordt blootgesteld aan wisselingen van de luchtvochtigheid die de prestaties nadelig kunnen beïnvloeden.
Vezelrichting
Grein of vezelrichting geeft aan hoe de vezels in een vel papier lopen. De vezelrichting wordt aangeduid als lengte-grein, met
de vezels in de lengterichting, of breedte-grein, met de vezels in de breedte van het vel. Bij papier van 60 tot 135 g/m
2
(7,26
tot 16,34 kg bankpost) wordt het gebruik van de lengte-grein vezelrichting aanbevolen. Bij papier dat zwaarder is dan 135
g/m
2
(16,34 kg bankpost) papier heeft de breedte-grein vezelrichting de voorkeur.
Houtvezelgehalte
Het meeste xerografisch kwaliteitspapier is gemaakt van 100% chemische houtpulp. Papier met andere vezels, zoals katoen,
heeft eigenschappen die zouden kunnen leiden tot minder goede papierdoorvoer.
Aanbevolen papier
Voor de beste afdrukkwaliteit en betrouwbare doorvoer, gebruikt u 75 g/m
2
(20 lb) xerografisch papier. Kantoorpapier voor
algemeen zakelijk gebruik biedt ook een acceptabele afdrukkwaliteit. Gebruik alleen papier dat bestand is tegen hoge
temperaturen, zonder verkleuren, uitlopende inkt of vrijkomende gassen of dampen. Bij het laser-drukproces wordt het papier
verhit tot hoge temperaturen. Vraag na bij de fabrikant of verkoper of het door u gekozen papier geschikt is voor
laserprinters.
Maak altijd een serie proefafdrukken voordat u van enig soort afdrukmedia een grote hoeveelheid inslaat. Bij de keuze van uw
afdrukmedia dient u te letten op het gewicht, het vezelgehalte en de kleur.
Ongeschikt papier
De volgende papiersoorten zijn niet geschikt voor gebruik in de printer:
Chemisch geprepareerd papier dat bestemd is voor het maken van doordrukkopieën zonder carbonvellen er tussen, ook
bekend als doordrukkopieerpapier, carbonvrij kopieerpapier (CCP), of NCR-papier (No Carbon Required - geen-carbon-
vereist)
Voorgedrukt papier met chemicaliën die de printer kunnen aantasten
Voorgedrukt papier dat niet bestand is tegen de hoge temperatuur in de fuser
Voorgedrukte formulieren die een registratie (het precieze afdrukpunt op de pagina) van meer dan ±2,29 mm, zoals
formulieren voor optische tekenherkenning (OCR)
In bepaalde gevallen kunt u de registratie met uw software-programma aanpassen zodat u toch succesvol kunt
afdrukken op dergelijke formulieren.
Gecoat papier (afwisbaar bankpostpapier), synthetisch papier, thermisch papier
Papier met ruwe randen, gestructureerde of grove papiersoorten of krullend papier
Kringlooppapier met meer dan 25% post-consument afval dat niet voldoet aan de DIN 19 309 norm
Meerdelige formulieren of documenten
De afdrukkwaliteit kan minder zijn (met vlekken of hiaten in de tekst) bij afdrukken op talkpapier of zuurhoudend
papier.
Papier kiezen
De juiste papierkeuze is belangrijk voor storingsvrij afdrukken, zonder dat het papier vastloopt.
Ter voorkoming van vastlopen of slechte afdrukkwaliteit:
Gebruik altijd nieuw, onbeschadigd papier.
Alvorens het papier in te leggen, controleert u de aanbevolen afdrukkant van het papier. Deze informatie staat
gewoonlijk vermeld op de verpakking van het papier.
Gebruik geen papier dat u zelf hebt bijgeknipt of afgesneden.
Gebruik niet verschillende afdrukmedia, papiersoorten of -gewichten uit dezelfde papierbron. Dit zou kunnen leiden tot
vastlopen van het papier.
Verwijder de invoerlade niet tijdens het afdrukken.
Let op dat het papier juist in de papierlade wordt gelegd.
Buig de stapel papier heen en weer en waaier het papier los. Maak een nette stapel door de vellen op een egaal
oppervlak gelijk te stoten.
Selecteren van voorbedrukte media en briefhoofden
Wanneer u voorgedrukte formulieren en briefhoofdpapier selecteert voor de printer:
Gebruik papier met vezels in de lengterichting voor de beste resultaten.
Gebruik alleen formulieren en papier met briefhoofd dat met een lithografische offsetpers of een gravuredrukproces is
vervaardigd.
Kies papier dat de inkt absorbeert, maar waarop de inkt niet uitloopt.
Vermijd papier met structuur of een ruw oppervlak.
Gebruik papier dat is voorgedrukt met warmtebestendige inkt, geschikt voor gebruik in xerografische kopieerapparaten.
De inkt moet temperaturen van 225 °C kunnen doorstaan zonder te smelten en zonder dat gevaarlijke stoffen
vrijkomen.
Gebruik inktsoorten die niet worden aangetast door de hars in de toner of de siliconen in de Fuser. Inktsoorten op
oliebasis of met oxidatie-fixering voldoen meestal wel aan deze eisen; latex inktsoorten mogelijk niet. Als u twijfelt,
vraag dan uw papierleverancier om advies.
Afdrukken op briefhoofdpapier (voorbedrukt en geperforeerd papier)
Raadpleeg de fabrikant of leverancier als u wilt weten of het voorgedrukt briefhoofdpapier dat u hebt gekozen daadwerkelijk
geschikt is voor laserprinters.
De richting van de pagina is belangrijk bij het afdrukken op voorbedrukt papier, zoals briefhoofdpapier en voorgeperforeerd
papier. In de volgende tabel ziet u de richting van het papier bij het plaatsen van briefhoofdpapier in de lade of invoer. Bij
ander voorbedrukt en geperforeerd papier plaatst u het papier zoals in de volgende tabel wordt aangegeven.
Bron van de afdrukmedia Afdrukkant Pagina-oriëntering
Lade 1
550 documentinvoer
Afdrukkant omhoog
Briefhoofd gaat als laatste de printer in
MPF
Af te drukken kant onder
Briefhoofd gaat als eerste de printer in
Keuze van voorgeperforeerd papier
Wanneer u voorgeboord papier selecteert voor de printer:
Test het papier van diverse merken voordat u overgaat tot bestellen en gebruiken van grote partijen voorgeperforeerd
papier.
Papier moet geperforeerd zijn door de fabriek en mag niet na verpakking per riem tegelijk doorboord worden.
Doorboord papier kan vastlopen wanneer er meerdere vellen tegelijk door de printer gaan. Dit kan leiden tot vastlopen
van het papier.
Voorgeperforeerd papier kan meer papierstof bevatten dan standaard papier. Uw printer kan daarom meer onderhoud
vereisen en de doorvoerprestaties kunnen minder zijn dan met standaard papier.
De gewichtsrichtlijnen voor voorgeperforeerd papier zijn dezelfde als voor gewoon papier.
Transparanten
U kunt maximaal 75 vel transparanten in de MPF leggen voor één enkele afdruktaak. U wordt geadviseerd een monster van
printmedia te proberen voordat u er grote hoeveelheden van koopt.
Voor het afdrukken op enveloppen:
Stel de papiersoort in op Transparant in het printerstuurprogramma en voorkom dat de printer beschadigd raakt.
Gebruik transparanten die speciaal zijn bedoeld voor gebruik in laserprinters. Gebruik geen gewone transparanten.
Transparanten moeten temperaturen van 205°C kunnen weerstaan zonder dat ze smelten, verkleuren, vervormen of
gevaarlijke stoffen vrijgeven.
Zet geen vingerafdrukken op de transparanten. Dit zou kunnen leiden tot een slechte afdrukkwaliteit.
Voorkom dat de bladen aan elkaar plakken, waaier de stapel uit voordat u ze inlegt.
U kunt geen transparanten in de printer gebruiken die niet wit zijn.
Transparanten kiezen
De printer kan direct afdrukken op transparanten die bedoeld zijn voor gebruik in laserprinters. De afdrukkwaliteit en de
houdbaarheid hangen af van de kwaliteit van de transparant. U wordt geadviseerd een monster van printmedia te proberen
voordat u er grote hoeveelheden van koopt.
De instelling voor de papiersoort voor de MPF moet worden ingesteld op Transparant, zodat papierstoringen worden
voorkomen. (Zie "Lade-instelling
" voor gedetailleerde informatie over deze instelling.) Neem contact op met de fabrikant of
leverancier om te bepalen of een transparanten geschikt zijn voor laserprinters waarin temperaturen van wel 205°C worden
gehaald. Gebruik alleen transparanten die deze temperaturen kunnen weerstaan zonder te smelten, verkleuren, vervormen en
gevaarlijke stoffen vrij te geven.
Enveloppen
Bij bepaalde soorten enveloppen is het mogelijk dat ze wel eens wat kreukelen. U wordt geadviseerd een monster van
printmedia te proberen voordat u er grote hoeveelheden van koopt. Zie "Inleggen in de MPF
" voor aanwijzingen voor het
inleggen van een envelop.
Voor het afdrukken op enveloppen:
Gebruik alleen kwaliteitsenveloppen die geschikt zijn voor laserprinters.
Stel als bron voor de afdrukmedia de MPF in. Stel de papiersoort in op Envelop en selecteer het juiste formaat envelop
in het printerstuurprogramma.
Voor de beste prestaties gebruikt u enveloppen van 75 g/m
2
(9,08 kg bankpost) lengte-grein papier. U kunt als
maximaal gewicht 105 g/m
2
(12,7 kg bankpost) gebruiken voor de enveloppentoevoer, zolang het katoengehalte niet
meer dan 25% bedraagt. Enveloppen met een 100% katoengehalte mogen niet zwaarder zijn dan 90 g/m
2
(10,9 kg
bankpost).
Gebruik alleen onbeschadigde enveloppen die u net hebt uitgepakt.
Gebruik enveloppen die bestand zijn tegen temperaturen van 205°C (401F) zonder dat ze gaan plakken, omkrullen,
rimpelen of zonder dat er gevaarlijke stoffen vrijkomen. Als u twijfels heeft over de enveloppen die u wilt gebruiken,
raadpleegt u dan de fabrikant van de enveloppen.
Stel de geleider in op de breedte van de enveloppen.
Voor het laden van enveloppen in de MPF, plaatst u de enveloppen met de flappen gesloten en de korte kant van de
enveloppen naar het binnenste van de printer gericht. De kant voor het afdrukken moet omlaag gericht zijn.
Zie "Inleggen in de MPF" voor aanwijzingen voor het inleggen van een envelop.
Gebruik tijdens een afdruktaak slechts één formaat envelop.
Zorg ervoor dat de luchtvochtigheid niet te hoog is, want een hoge luchtvochtigheid (meer dan 60%) en de hoge
temperatuur bij het afdrukken zouden de enveloppen kunnen dichtplakken.
Voor de beste resultaten gebruikt u geen enveloppen die:
sterk gekruld of kromgetrokken zijn
samenkleven of beschadigd zijn
vensters, openingen, perforaties, inkepingen of opdruk hebben
metalen klemmen, koordsluitingen of metalen vouwranden hebben
ineengrijpende flappen hebben
waar postzegels op zijn geplakt
een kleefrand aan de buitenzijde hebben wanneer de flap open of gesloten is
verbogen of gevouwen randen of hoeken hebben
een ruw, gerimpeld, of geplooid oppervlak hebben
Labels
Uw printer kan afdrukken op veel van de etiketten die bedoeld zijn voor laserprinters. De kleeflaag, het papier (voor
afdrukken) en de beschermlaag moeten alle bestand zijn tegen temperaturen van 205C (401F) en een druk van 1,76 kg/cm²
(25 psi, pounds per square inch). U wordt geadviseerd een monster van printmedia te proberen voordat u er grote
hoeveelheden van koopt.
Voor het afdrukken op etiketten:
Stel de papiersoort in op Label via het printerstuurprogramma.
Leg nooit etiketten en gewoon papier tegelijk in dezelfde papierlade. Dit zou kunnen leiden tot vastlopen van het
papier.
Gebruik geen etiketten met een rug van glad materiaal.
Druk niet af binnen 1 mm van de rand van de etiketten.
Gebruik complete etiketvellen. Bij deels gebruikte vellen zouden er etiketten kunnen loslaten tijdens het afdrukken,
hetgeen kan leiden een papierstoring. Deels gebruikte vellen kunnen ook kleefmiddel in uw apparaat en printcassette
achterlaten en zou tot gevolg kunnen hebben dat de garantie van uw printer en printercassette ongeldig kan maken.
Gebruik labels die bestand zijn tegen temperaturen van 205°C (401F) zonder dat ze gaan plakken, omkrullen, rimpelen
of zonder dat er gevaarlijke stoffen vrijkomen.
Druk niet af binnen 1 mm van de rand van de etiketten, de perforatielijnen of tussen de snijlijnen van het etiket.
Gebruik geen etiketvellen met kleefmiddel langs de randen van het vel. U wordt geadviseerd alleen vellen te gebruiken
waarbij het kleefmiddel minstens 1 mm van de randen verwijderd is. Kleefmiddel kan schadelijk zijn voor uw printer en
kan uw garantie ongeldig maken.
Als de zogenaamde zone-coating van het kleefmiddel niet mogelijk is, moet er een rand van 3 mm van de voorste rand
en de doorvoerrand verwijderd worden en moet er een niet-lekkende kleefstof worden gebruikt.
Verwijder een rand van 3 mm van de voorste rand van het vel, om te voorkomen dat de etiketten binnenin het
apparaat losraken.
Een verticale "portret" richting wordt aanbevolen, vooral voor het afdrukken van streepjescodes.
Gebruik geen etiketten waarbij het kleefmiddel vrij ligt.
Opslag van afdrukmedia
Voorkom problemen met de papierdoorvoer en een ongelijkmatige afdrukkwaliteit, houd u aan volgende richtlijnen voor de
juiste opslag van afdrukmedia.
Voor de beste resultaten bergt u de afdrukmedia op in een omgeving met een temperatuur van ongeveer 21°C (70°F)
en een relatieve luchtvochtigheid van 40%.
Plaats uw dozen met afdrukmedia op een plank, een rek of pallet, dus niet onmiddellijk op de vloer.
Als u afzonderlijke pakken met afdrukmedia buiten de oorspronkelijke doos bewaart, zorg dan dat ze op een egale
ondergrond rusten, zodat de randen niet kromtrekken.
Plaats geen voorwerpen bovenop een pak afdrukmedia.
Identificatie van afdrukmediabronnen en specificaties
De volgende tabellen bieden informatie over de vaste en als optie verkrijgbare afdrukmediabronnen.
Ondersteunde papierformaten
MPF
Lade
1
Als optie verkrijgbare 550
documentinvoer
Als optie verkrijgbare
duplexer
A4 (210 x 297 mm) J* J* J* J*
A5 (148 x 210 mm) J J J J
B5 (182 x 257 mm) J J J J
Letter (8,5 x 11 in.) J J J J
Folio (8.5 x 13 in.) J J J J
Legal (8.5 x 14 in) J J J J
Executive (7,25 x 10,5 in) J J J J
Envelop #10 (4,125 x 9,5 in) J N N N
Monarch (3,875 x 7,5 in) J N N N
C5 (162 x 229 mm) J N N N
DL (110 x 220 mm) J N N N
Youkei size2 (162 x 114 mm) J N N N
Youkei size3 (148 x 98 mm) J N N N
Youkei size4 (235 x 105 mm) J N N N
Youchoukei size3 (120 x 235 mm) J N N N
Choukei size3 (120 x 235 mm) J N N N
Japanse Briefkaart (100 x 148 mm) J N N N
Door gebruiker opgegeven
afdrukformaat*
4
J*
1
J*
2
J*
2
J*
3
*
1
De lade ondersteunt door de gebruiker opgegeven afdrukmedia die 76,2 mm (3,00 in.) tot 220 mm (8,66 in.) breed en
127 mm (5,00 in.) tot 355,6 mm (14,00 in.) lang zijn.
*
2
De lade ondersteunt door de gebruiker opgegeven afdrukmedia die 148,0 mm (5,83 in.) tot 215,9 mm (8,50 in.) breed
en 210 mm (8,27 in.) tot 355,6 mm (14,00 in.) lang zijn.
*
3
De Duplexer ondersteunt door de gebruiker opgegeven afdrukmedia die 148,0 mm (5,83 in.) tot 215,9 mm (8,50 in.)
breed en 210 mm (8,27 in.) tot 355,6 mm (14,00 in.) lang zijn.
*
4
Alleen de beheerder-gebruiker kan het door de gebruiker gespecificeerde afdrukformaat instellen vanuit het
printerstuurprogramma.
Ondersteunde papiersoorten
MPF Lade 1 Als optie verkrijgbare 550 documentinvoer Als optie verkrijgbare duplexer
Normaal (Licht) J* J* J* J*
Normaal (Normaal) J J J J
Normaal dik J J J J
Voorbladen J J J J
Voorbladen dik J J J N
Gecoat normaal J J J J
Gecoat dik J J J N
Japans gecoat J J J J
Transparant J N N N
Label Normaal J J J N
Label Dik J J J N
Envelop J N N N
Japanse Briefkaart J N N N
Gerecycled J J J J
Briefhoofd J J J J
Voorgedrukt J J J J
Geperforeerd J J J J
Kleur J J J J
* De mogelijkheden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de standaard menu-instellingen.
Papiersoortspecificaties
Papiersoort Gewicht (gsm) Opmerkingen
Normaal papier 60-80 -
Normaal dik papier 81-105 -
Voorbladen 106-162 -
Voorbladen dik 163-216 -
Gecoat normaal 106-162 Papier voor inkjetprinters kan niet worden gebruikt.
Gecoat dik 163-216 Papier voor inkjetprinters kan niet worden gebruikt.
Japans gecoat 95-105 Papier voor inkjetprinters kan niet worden gebruikt.
Transparant - Papier voor inkjetprinters kan niet worden gebruikt.
Label Normaal - Papier voor inkjetprinters kan niet worden gebruikt.
Label Dik - Papier voor inkjetprinters kan niet worden gebruikt.
Enveloppen - -
Japanse Briefkaart - -
Gerecycled - -
Briefhoofd - -
Voorgedrukt 64 -
Geperforeerd 64 -
Kleur 64 -
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Inleggen van de afdrukmedia
Standaard-laden en Optionele laden
Inleggen Printmedia in de standaard-laden en Optionele laden
MPF
Inleggen in de MPF
De MPF gebruiken
Liaden koppelen
De functie Dubbelzijdig gebruiken
Middelste uitvoerladegebruiken
Uitbreiding van de uitvoerlade gebruiken
Het juist inleggen van de afdrukmedia zorgt voor storingsvrij afdrukken, zonder dat het papier vastloopt.
Alvorens de afdrukmedia in te leggen, controleert u de aanbevolen afdrukkant van de afdrukmedia. Deze informatie staat
gewoonlijk vermeld op de verpakking van de afdrukmedia.
OPMERKING: Wanneer u papier in de lade hebt gelegd, geeft u hetzelfde papiersoort op vanaf het Operatorpaneel.
Standaard-laden en Optionele laden
Capaciteit
Maximumlading voor lade 1:
250 vel standaardpapier.
De als optie verkrijgbare 550 documentinvoer kan bevatten:
550 vel standaardpapier.
Afmetingen afdrukmedia
De standaard-laden en als optie verkrijgbaar laden zijn geschikt voor afdrukmedia van de volgende afmetingen:
Breedte - 148 mm (5,83 inch) tot 215,9 mm (8.5 inch)
Lengte - 210 mm (21,01 cm) tot 355,6 mm (14,00 inch)
Inleggen Printmedia in de standaard-laden en Optionele laden
OPMERKING: Voorkom vastlopen van papier, verwijder niet de papierlade tijdens het afdrukken.
OPMERKING: Gebruik alleen afdrukmedia die geschikt zijn voor laser-printers. Gebruik in deze printer geen papier
voor inkjet-printers.
In alle laden wordt het papier op dezelfde manier ingelegd.
1. Trek de lade zo ver mogelijk uit de printer. Houd de papierlade met beide handen vast, til de voorkant wat omhoog, en
trek de lade uit de printer.
2. Schuif de breedtegeleiders naar de rand van de lade. De breedtegeleiders moeten volledig uitgeschoven zijn.
OPMERKING: Duw voor de papiersoort Letter de hendel in de 8.5"-positie.
3. Schuif met behulp van de lengtegeleider de lade op het formaat van het papier.
OPMERKING: Breng, wanneer u door de gebruiker opgegeven afdrukmedia inlegt, de lade naar de grootste
omvang door de lengtegeleider naar de achterzijde van de lade te schuiven.
4. Alvorens de afdrukmedia in te leggen, buigt u de stapel vellen wat heen en weer en waaiert u de stapel uit. Maak een
nette stapel door de vellen op een egaal oppervlak gelijk te stoten.
5. Leg de afdrukmedia in de papierlade met de aanbevolen kant voor afdrukken boven.
OPMERKING: Zorg dat de stapel niet boven het maximumstreepje in de lade uit komt. Als de lade te vol zit, kan
het papier in de printer vastlopen.
6. Verstel ook de breedtegeleiders totdat die licht tegen de randen van de stapel papier aan rusten.
OPMERKING: Bij het inleggen van door de gebruiker opgegeven afdrukmedia verstelt u de breedtegeleiders en
schuift u het verlengstuk van de lade uit door de lengtegeleider in te drukken en te verschuiven totdat die licht
tegen de rand van de stapel papier aan rust.
7. Schuif de papierlade in de printer en druk de lade zover mogelijk aan.
8. Selecteer de papiersoort vanaf het Operatorpaneel als u andere afdrukmedia inlegt dan de normale. Als u door de
gebruiker opgegeven afdrukmedia hebt ingelegd, moet u op het Operatorpaneel de instelling voor het papierformaat
opgeven.
Het briefhoofd moet aan de bovenzijde van de standaard-lade of de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer liggen met de
af te drukken zijde omhoog. U moet echter, wanneer u papier inlegt in de Multifunctionele Invoer (MPF) het briefhoofd met de
bovenrand eerst en de af te drukken zijde omlaag inleggen.
Bron van de afdrukmedia Afdrukkant Pagina-oriëntering
Lade 1
550 documentinvoer
Afdrukkant omhoog
Briefhoofd gaat als laatste de printer in
MPF
Af te drukken kant onder
Briefhoofd gaat als eerste de printer in
MPF
Capaciteit
De MPF kan bevatten:
150 vel standaardpapier.
Afdrukmedia-afmetingen
De MPF accepteert afdrukmedia van de volgende afmetingen:
Breedte - 76,2 mm (3,00 inch) tot 220 mm (8,66 inch)
Lengte - 127 mm (5,00 inch) tot 355,6 mm (14,00 inch)
Inleggen in de MPF
Behalve voor normaal papier kan de MPF worden gebruikt voor diverse andere formaten en soorten afdrukmedia, zoals
enveloppen en transparanten.
1. Trek voorzichtig de klep van de MPF open.
2. Schuif de breedtegeleiders naar de rand van de lade. De breedtegeleiders moeten volledig uitgeschoven zijn.
3. Leg alle media met de afdrukkant naar beneden en de bovenste rand eerst in de MPF.
OPMERKING: Forceer de afdrukmedia niet in de enkele velinvoer.
4. Schuif beide breedtegeleiders totdat zij licht tegen de rand van de stapel afdrukmedia drukken.
OPMERKING: Forceer de afdrukmedia niet in de enkele velinvoer.
5. Het is belangrijk dat de instelling van de papiersoort voor de MPF overeenkomt met de waarde voor de afdrukmedia die
u hebt ingelegd.
6. Selecteer de bron, het formaat en de soort van de afdrukmedia in uw softwareprogramma en selecteer het formaat en
de soort van de afdrukmedia op het operatorpaneel van de printer.
Een envelop inleggen
U legt enveloppen in de MPF met de flappen gesloten en de korte kant van de enveloppen naar het binnenste van de printer
gericht. Houd de envelop met de af te drukken kant omlaag gericht en schuif deze zo in de insteekgleuf. U kunt in één keer
enveloppen inleggen tot de lijn die het maximumaantaal in de lade aangeeft.
Wanneer u Envelope#10, Monarch of DL inlegt
Wanneer u C5 inlegt
VOORZICHTIG: Plaats hierin echter geen vensterenveloppen, enveloppen met een binnenbekleding of zelfklevende
enveloppen. Dergelijke enveloppen kunnen vastlopen en schade aan de printer veroorzaken.
OPMERKING: Let bij het inleggen van enveloppen op dat alle flappen goed gesloten zijn.
OPMERKING: Als u enveloppen niet direct uit de verpakking in de MPF legt, kunnen ze kromtrekken. Voorkom dat ze
vast komen te zitten in de printer, maak ze vlak, zoals hieronder wordt getoond, wanneer u ze in de MPF legt.
De MPF gebruiken
Leg voor een afdruktaak afdrukmedia van slechts één formaat en soort in.
U bereikt een zo goed mogelijke afdrukkwaliteit als u afdrukmedia gebruikt van alleen hoge kwaliteit die is bedoeld voor
gebruik in laserprinters. Zie voor meer richtlijnen voor de afdrukmedia "Afdrukmediarichtlijnen
".
Voer geen afdrukmedia toe of neem geen afdrukmedia uit wanneer er nog in de MPF zit of wanneer de printer bezig is
af te drukken uit de MPF. Dit zou kunnen leiden tot vastlopen van het papier.
Afdrukmedia moet in de MPF worden ingelegd met de aanbevolen afdrukzijde omlaag en de bovenste rand van de
afdrukmedia eerst.
Plaats geen voorwerpen op de MPF. Duw er ook niet op en oefen er ook niet buitengewoon veel kracht op uit.
Neemt niet een lade uit de printer terwijl uit de MPF wordt afgedrukt of Afdrukken wordt weergegeven op het
Operatorpaneel. Dit zou kunnen leiden tot vastlopen van het papier.
De pictogrammen op de MPF laten zien hoe u papier in de MPF moet leggen en hoe u een enveloppe moet draaien zodat deze
kan worden afgedrukt.
Liaden koppelen
De printer verbindt automatisch de laden als u hetzelfde formaat en type afdrukmedia erin laadt. De eerste lade wordt
gebruikt tot de media opraakt waarna de tweede lade zal worden gebruikt.
OPMERKING: De afdrukmedia dient in elke lade van hetzelfde formaat en type te zijn.
De Multipurpose Feeder (MPF) kan niet worden verbonden aan een van de ladebronnen.
Na het laden van de geselecteerde lades met hetzelfde formaat en type afdrukmedia, selecteert u de instelling Papiersoort in
het onderdeel Lade-instelling voor elke bron (lade).
Om het verbinden van de lades uit te schakelen, wijzigt u Papiersoort in een van de bronnen (lades) naar een unieke
waarde.
OPMERKING: Indien verschillende type afdrukmedia van hetzelfde formaat in elke lade worden geladen, zal de printer
deze automatisch verbinden als het papiersoort niet staat gespecificeerd in de printerstuureigenschappen/voorkeuren.
De functie Dubbelzijdig gebruiken
Dubbelzijdig afdrukken (ook de wel de functie Dubbelzijdig genoemd) biedt u de mogelijkheid af te drukken op beide zijden
van het vel papier. Zie "Ondersteunde papierformaten
" voor formaten die geschikt zijn voor het dubbelzijdig afdrukken.
Dubbelzijdig afdrukken is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare duplexer op de printer is geïnstalleerd. Zie
"Een Duplexer installeren" voor informatie over het installeren van de duplexer.
Boekje afdrukken gebruiken
U kunt de functie Boekje afdrukken gebruiken door Naar korte zijde of Naar lange zijde te selecteren uit het menu
Dubbelzijdig in het dialoogvenster voor de eigenschappen van de printer en vervolgens Boekje maken te selecteren in het
dialoogvenster Boekje/Poster/Gemengd document dat verschijnt wanneer u klikt op de knop Boekje/Poster/Gemengd
document. In het menu Dubbelzijdig kunt u opgeven hoe de dubbelzijdig afgedrukte pagina's worden gebonden en kiezen
in welke richting op de achterzijde van het vel wordt afgedrukt (even pagina's) ten opzichte van de afdrukken op de voorzijde
(oneven pagina's).
Naar
lange
zijde
Dit staat voor het binden en omslaan langs de lange kant van de pagina (de linker kant bij een verticale portret-
oriëntering en de bovenrand bij een horizontale landschap-oriëntering). De volgende afbeelding toont de lange-kant
binding voor portret- en landschappagina's:
Naar
korte
zijde
Dit staat voor het binden en omslaan langs de korte kant van de pagina (de bovenrand bij een verticale portret-
oriëntering en de linker kant bij een horizontale landschap-oriëntering). De volgende afbeelding toont de korte-kant
binding voor portret- en landschap pagina's:
Middelste uitvoerladegebruiken
De middelste uitvoerlade kan bevatten:
250 vel (20 lb (75 g/m
2
)) normaal papier
Uitbreiding van de uitvoerlade gebruiken
De uitbreiding van de uitvoerlade is bedoeld om te voorkomen dat de afdrukmedia uit de printer vallen wanneer de afdruktaak
is voltooid.
Kijk of de uitbreiding van de uitvoerlade volledig is uitgeschoven voordat u een document gaat afdrukken.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Operatorpaneel
Gebruik van de Operatorpaneel-knoppen
Afdrukken van een pagina Paneelinstellingen
Gebruik van de Operatorpaneel-knoppen
Het operatorpaneel heeft een tweeregelig LCD-scherm (Liquid Crystal Display) van 16 tekens, zeven knoppen en twee
indicatielampjes die knipperen wanneer de printer gereed is voor gebruik en wanneer er zich een fout voordoet.
1. Indicatielampje Fout
Gaat oranje branden wanneer er zich een fout voordoet en knippert wanneer er zich een onherstelbare
afdrukfout voordoet.
2.
knoppen
In de Menu-stand kiest u hiermee submenu's of instellingen.
3. Knop Cancel
Annuleert de actuele afdruktaak.
In het hoogste menu van de stand Menu schakelt u hiermee over naar de stand Afdrukken.
In het submenu van de stand Menu schakelt u hiermee naar een menu op een hoger niveau.
4.
Knop (Instellen)
In de stand Menu wordt het geselecteerde menu getoond of een geselecteerd item en hiermee wordt een
geselecteerde waarde bepaalt.
5.
knoppen
In de Menu-stand doorloopt u hiermee de menu's of items. U kunt met deze knoppen cijfers of wachtwoorden
voor veilige afdruktaken invoeren.
6. Menu-knop
U schakelt hiervan de stand Afdrukken naar de stand Menu.
U schakelt in de stand Menu naar de stand Afdrukken.
7. Indicatielampje Gereed
Gaat groen branden wanneer de printer gereed is of in de slaapstand staat en knippert wanneer gegevens
worden ontvangen.
8. LCD-paneel
Afdrukken van een pagina Paneelinstellingen
De pagina Paneelinstellingen toont de huidige instellingen voor de menu's van het Operatorpaneel.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop
totdat Paneelinstel verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
Dan wordt de pagina Paneelinstellingen afgedrukt.
Bij gebruik van de werkset
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
4. Selecteer Rapporten in de lijst links op de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
5. Klik op de knop Paneelinstellingen.
Dan wordt de pagina Paneelinstellingen afgedrukt.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Printerinstellingen
Afdrukken van een pagina printerinstellingen
Gebruik van het Operatorpaneel voor het wijzigen van de printerinstellingen
De Werkset gebruiken om de printerinstellingen te wijzigen
Gebruik van Dell Printer Configuration Web Tool voor het wijzigen van de printerinstellingen
Standaardwaarden herstellen
U kunt de meeste systeeminstellingen wijzigen vanuit uw softwareprogramma's. Als uw printer is aangesloten op het netwerk,
kunt u de instellingen wijzigen met Dell Printer Configuration Web Tool. Als u Dell Printer Configuration Web Tool wilt
opstarten, typt u het IP-adres van de printer in in uw Web-browser. Voor het IP-adres van uw printer, zie Afdrukken van een
pagina printerinstellingen.
Instellingen van het software-programma werken de standaardprinter-instellingen bij voor de printer. Instellingen van het
printerstuurprogramma zijn alleen van toepassing op de taak die u verzendt naar de printer.
Als u een bepaalde instelling niet kunt wijzigen in uw software-programma, gebruik dan het operatorpaneel of Dell Printer
Configuration Web Tool. Wijzigen van een printerinstelling vanaf het operatorpaneel, met de Werkset of via de Dell Printer
Configuration Web Toolmaakt van deze instelling automatisch de standaard gebruikersinstelling.
Afdrukken van een pagina printerinstellingen
U kunt de gedetailleerde printerinstellingen controleren door een pagina systeem-instellingen af te drukken.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop
(Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
Bij gebruik van de werkset
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
4. Selecteer Rapporten in de lijst links op de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
5. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
Gebruik van het Operatorpaneel voor het wijzigen van de
printerinstellingen
U kunt de menu-onderdelen en bijbehorende waarden kiezen via het operatorpaneel.
Wanneer u voor het eerst de menu's opent via het operatorpaneel, ziet u een sterretje (*) naast een waarde in de menu's.
Overigens kunnen de fabrieksinstellingen van land to land verschillen.
Dit sterretje markeert de oorspronkelijke fabrieksinstelling in elk menu. Deze instellingen gelden als de uitgangsinstellingen
voor de printer.
Wanneer u een nieuwe instelling kiest in het operatorpaneel, verschijnt er in het menu een sterretje naast de instelling en
wordt die gemarkeerd als de huidige vaste gebruikersinstelling.
Deze instellingen blijven gelden totdat er nieuwe worden gekozen of de oorspronkelijke fabrieksinstellingen worden hersteld.
Als u een nieuwe waarde wilt instellen:
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
of totdat het menu van uw keuze verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop
of totdat het menu of menu-onderdeel van uw keuze wordt aangegeven, en druk dan op de
knop
(Instellen).
Als uw keuze een menu is, wordt dat menu geopend en verschijnt de eerste printerinstelling in dat menu.
Als uw keuze een menu-onderdeel is, verschijnt nu de oorspronkelijke instelling voor dat menu-onderdeel. (De
oorspronkelijke menu-instelling voor de huidige gebruiker wordt aangegeven door een sterretje (*) er naast.)
Elk menu-onderdeel heeft een lijst van waarden die u voor dat menu-onderdeel kunt kiezen. Een waarde kan zijn:
Een woord of uitdrukking die de instelling beschrijft
Een numerieke waarde die te wijzigen is
Een Aan- of Uit-instelling
Druk tegelijkertijd op de knop en de knop . Dit herstelt de oorspronkelijke fabrieksinstelling voor het
menu. Druk op de knop
(Instellen) als u die instellingen wil terugzetten op de standaard menu-instellingen
af-fabriek.
4. Druk op
of als u naar de waarde van uw keuze wilt scrollen.
5. Druk op de knop
(Instellen) .
Zo schakelt u de instelwaarde in en dat wordt aangeduid door de asterisk (*) naast de instelwaarde.
6. Druk op Cancel of op de knop
als u wilt terugkeren naar het vorige menu.
Kies het menu van uw keuze als u wilt doorgaan met het instellen van andere onderdelen. Druk op de knop Cancel als
u wilt stoppen met het instellen van nieuwe waarden.
Stuurprogramma-instellingen kunnen voorrang krijgen boven eerder gemaakte instellingen en kunnen het nodig maken de
oorspronkelijke operatorpaneel-instellingen te wijzigen.
De Werkset gebruiken om de printerinstellingen te wijzigen
U kunt de menu-onderdelen en bijbehorende waarden kiezen via de Werkset.
Overigens kunnen de fabrieksinstellingen van land to land verschillen.
Deze instellingen blijven gelden totdat er nieuwe worden gekozen of de oorspronkelijke fabrieksinstellingen worden hersteld.
Als u een nieuwe waarde wilt instellen:
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printeronderhoud.
4. Selecteer het menu-onderdeel van uw keuze.
Elk menu-onderdeel heeft een lijst van waarden die u voor dat menu-onderdeel kunt kiezen. Een waarde kan zijn:
Een woord of uitdrukking die de instelling beschrijft
Een numerieke waarde die te wijzigen is
Een Aan- of Uit-instelling
5. Selecteer de waarde van uw keuze en klik vervolgens op de betreffende knop bij ieder menu-onderdeel.
Stuurprogramma-instellingen kunnen voorrang krijgen boven eerder gemaakte instellingen en kunnen het nodig maken de
oorspronkelijke Werkset te wijzigen.
Gebruik van Dell Printer Configuration Web Tool voor het
wijzigen van de printerinstellingen
Als uw printeris aangesloten op het netwerk, kunt u de Werkset-instellingen wijzigen vanuit uw Web-browser. Als u
netwerkbeheerder bent, kunt u de printerinstellingen van een enkele printeroverbrengen naar een andere of naar alle printers
op het netwerk.
Toets het IP-adres van uw printer in in uw Web-browser. Kies Printerinstellingen uit de lijst met onderwerpen, en selecteer
de Printerinstellingen die u wilt wijzigen.
Kiest, als u uw printerinstellingen wilt overbrengen naar een andere printen op het netwerk Printerinstellingen kopiëren uit
de lijst met onderwerpen, en toets het IP-adres van de andere printer in.
Als u het IP-adres van uw printer niet weet, zie dan de pagina met printerinstellingen. Een Pagina printer instellingen
afdrukken:
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Printerinstell wordt weergegeven. Druk op de knop (Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
Bij gebruik van de werkset
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
4. Selecteer Rapporten in de lijst links op de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
5. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
Standaardwaarden herstellen
Na het uitvoeren van deze functie en opnieuw opstarten van de printer zijn alle menu-parameters, behalve de netwerk-
parameters, teruggezet op hun oorspronkelijke waarden.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop totdat Beheermenu verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop totdat Onderhoud verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
4. Druk op de knop totdat Stndwaard reset verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
5. De vraag Bent u zeker? verschijnt op het operatorpaneel. Druk op de knop (Instellen).
6. Zet de printer uit, en vervolgens weer aan zodat de instellingen geldig worden.
Bij gebruik van de werkset
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printeronderhoud.
4. Selecteer Terugstellen in de lijst links op de pagina.
De pagina Terugstellen verschijnt.
5. Klik op Starten.
De printer wordt uitgeschakeld en de instellingen worden toegepast.
NVRAM initialiseren voor Netwerkinstellingen
U kunt het IP-adres en de netwerk-gerelateerde instellingen initialiseren door NVRAM voor Netwerkinstellingen te initialiseren.
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Beheermenu verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop totdat NetWerk verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
4. Druk op de knop totdat Drdloos reset of LAN reset verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
5. De vraag Bent u zeker? verschijnt op het operatorpaneel. Druk op de knop (Instellen).
6. Zet de printer uit, en vervolgens weer aan zodat de instellingen geldig worden.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Begrip van de Werkset-menu's
Printerinstellingenrapport
Printeronderhoud
Diagnose
U kunt de Werkset gebruiken voor het bekijken of specificeren van de printerinstellingen. U kunt de Werkset ook gebruiken
voor een diagnose van de printerinstellingen.
De Werkset bestaat uit de tabbladen Printerinstellingenrapport, Printeronderhoud en Diagnose.
OPMERKING: De eerste keer dat u de instellingen op de Wachtwoord probeert te wijzigen, verschijnt er een
dialoogvenster Werkset wanneer Paneelvergrend op de printer is ingesteld. Voer in dit geval het wachtwoord in dat u
hebt opgegeven en pas de instellingen toe door op OK te klikken.
Printerinstellingenrapport
Het tabblad Printerinstellingenrapport omvat de pagina's Informatie over de printer, Menuinstellingen, Rapporten,
Netwerkinstellingen en TCP/IP-instellingen.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
Informatie over de printer
Toepassing:
Het weergeven van de systeemgegevens van de printer.
Mogelijkheden:
Dell servicetag-nummer Toont het Dell servicetag-nummer.
Serienummer printer Toont het serienummer van de printer.
Printersoort
Toont het soort afdrukken voor de printer. Kleuren-laser wordt hier normaal
weergegeven.
Asset-tagnummer Toont het Asset-tagnummer van de printer.
Geheugencapaciteit Toont de geheugencapaciteit.
Processorsnelheid Toont de verwerkingssnelheid.
Firmware-versie Geeft de controller-versie weer.
Network Firmware-versie Toont de NIC-versie.
MCU Firmware-versie Geeft de MCU firmware-versie weer.
Afdruksnelheid (Kleur) Toont de afdruksnelheid voor afdrukken in kleur.
Afdruksnelheid
(Monochroom)
Toont de afdruksnelheid voor afdrukken in zwart/wit.
Menuinstellingen
Toepassing:
Het weergeven van de menu-instellingen van de printer.
Mogelijkheden:
Systeeminstellingen
Stroomspaar-timer-
stand 1
Geeft aan hoe lang de printer wacht voordat hij terugschakelt naar de
energiebesparingsstand 1 na het voltooien van een afdruktaak.
Stroomspaar-timer-
stand 2
Geeft aan hoe lang de printer wacht voordat hij terugschakelt naar de
energiebesparingsstand 2 na het voltooien van een afdruktaak.
Bedieningspaneeltoon
Laat zien of een toon moet klinken wanneer de invoer van het
bedienigspaneel juist is. Uit geeft aan dat de toon is uitgeschakeld.
Waarschuwingstoon
ongeldige toets
Laat zien of een toon moet klinken wanneer de invoer van het
operatorpaneel niet juist is. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Gereedtoon apparaat
Laat zien of een toon moet klinken wanneer de printer gereed is voor
gebruik. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Gereedtoon taak
Laat zien of een toon moet klinken wanneer een taak is voltooid. Uit duidt
aan dat de toon is uitgeschakeld.
Fouttoon
Laat zien of een toon moet klinken wanneer een afdruktaak niet goed wordt
afgerond. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Waarschuwingstoon
Laat zien of een toon moet klinken wanneer er zich een probleem voordoet.
Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Papier op toon
Laat zien of een toon moet klinken wanneer het papier in de printer opraakt.
Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Toner laag toon
Laat zien of een toon moet klinken wanneer toner of ander
verbruiksmateriaal opraakt. Uit duidt aan dat de toon is uitgeschakeld.
Basistoon
Laat zien of de toon moet klinken wanneer het operatorpaneel in de
standaardstand wordt teruggezet door middel van de menu-lus. Uit duidt
aan dat de toon is uitgeschakeld.
Tijdfout
Laat zien hoe lang verstrijkt voordat de printer een taak die niet goed wordt
afgerond, beëindigt.
Time-out Toont hoe lang de printer wacht op gegevens van de computer.
Paneeltaal Toont de te gebruiken taal op het operatorpaneel.
Automatische
logboekafdruk
Toont of de printer automatisch een log uitdraait van voltooide taken op de
printer.
Afdruk-ID
Toont op welke plaats een gebruikersnaam op het afgedrukte papier wordt
gezet.
Tekst afdrukken
Laat zien of de printer PDL-gegevens (Page Description Language - Pagina-
beschrijvingstaal), die de printer niet ondersteunt, als tekst afdrukt wanneer
de printer die ontvangt.
Invoegpositie
scheidingspagina
Laat zien waar een scheidingspagina worden ingevoegd.
Scheidingsvellade
specificeren
Laat zien welke invoerlade moet worden gebruikt voor het invoegen van een
scheidingspagina.
RAM-schijf
Laat zien of er RAM voor het bestandssysteem voor de functies Veilige
afdruk en Proefafdruk moet worden toegewezen.
Dit item is alleen beschikbaar wanneer het als optie verkrijgbare geheugen
van 256 MB, of meer, is geïnstalleerd en ook wanneer de als optie
verkrijgbare harde schijf niet is geïnstalleerd.
Oneven 2-zijdig
Laat zien hoe de oneven laatste pagina wordt afgedrukt bij gebruik van
dubbelzijdig afdrukken.
Vervang lade
Laat zien of een ander papierformaat mag worden gebruikt als het papier in
de opgegeven lade niet overeenkomt met de papierformaat-instellingen voor
de huidige taak.
mm/inch Toont de maateenheid die gebruikt wordt op het operatorpaneel.
Papierzwarting
Normaal Toont de instellingen voor de zwarting op normaal papier.
Label Toont de instellingen voor de zwarting op etiketpapier.
Automatische
registratie-
instelling
Automatische
registratie-instelling
Toont of de aanpassing van de kleurregistratie automatisch wordt aangepast.
Hoogte regelen Hoogte regelen Toont de hoogte van de locatie waar de printer is geïnstalleerd.
Geen Dell-toner Geen Dell-toner
Toont of er een tonercartridge van een andere fabrikant gebruikt kan
worden.
Lade-instellingen
Papiersoort lade 1 Toont de instelling van papiersoort van lade 1.
Papierformaat lade 1 Toont de instelling van papierformaat van lade 1
Lade 1 Aangepast
formaat - Y
Toont de lengte van papier met aangepast formaat dat in lade 1 is gelegd.
Lade 1 Aangepast
formaat - X
Toont de breedte van papier met aangepast formaat dat in lade 1 is gelegd.
Papiersoort lade 2*
1
Toont de instelling van papiersoort van lade 2.
Papiersoort lade 2*
1
Toont de instelling van papiersoort van lade 2.
Lade 2 Aangepast
formaat - Y*
1
Toont de lengte van papier met aangepast formaat dat in lade 2 is gelegd.
Lade 2 Aangepast
formaat - X*
1
Toont de breedte van papier met aangepast formaat dat in lade 2 is gelegd.
MPF-modus
Toont het papierformaat en papiersoort wanneer papier in de
Multifunctionele Invoer (MPF) is gelegd.
MPF Pop-up
weergeven
Toont een pop-upmenu waarin u wordt gevraagd het papierformaat en -
soort in te stellen wanneer papier in de MPF is gelegd.
MPF-papiersoort Toont de instelling van papiersoort van de Multifunctionele Invoer (MPF).
MPF-papierformaat Toont de instelling van papierformaat van de MPF.
MPF Aangepast
formaat - Y
Toont de lengte van papier met aangepast formaat dat in de MPF is gelegd.
MPF Aangepast
formaat - X
Toont de breedte van papier met aangepast formaat dat in de MPF is gelegd.
*1 Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer is geïnstalleerd.
Rapporten
Toepassing:
Het afdrukken van de printerinstellingen en geschiedenisinformatie.
De rapporten worden afgedrukt op het papierformaat dat is opgegeven in de printerinstellingen. Het standaardformaat is A4 of
Letter.
Mogelijkheden:
Printerinstellingen Klik voor het afdrukken van een gedetailleerde lijst van de printerinstellingen.
Paneelinstellingen Klik voor het afdrukken van een gedetailleerde lijst van de paneelinstellingen.
Taakgeschiedenis Klik voor het afdrukken van de geschiedenis van voltooide taken op de printer.
Foutengeschiedenis Klik voor het afdrukken van de geschiedenis van fouten op de printer.
Afdrukmeter Druk de Afdrukmeter af door te klikken
Kleurtestpagina Klik als u een kleurtestpagina wilt afdrukken.
TCP/IP-instellingen
Toepassing:
Het weergeven van de huidige instellingen voor het TCP/IP (Transmission Control Protocol/Internet Protocol) protocol.
Mogelijkheden:
IP-adresmodus Toont de methode voor het verkrijgen van het IP-adres.
IP-adres Toont het IP-adres van de printer.
Subnetmasker Toont het subnetmasker.
Gateway-adres Toont het gateway-adres.
Printeronderhoud
Op het tabblad Printeronderhoud vindt u de pagina's Systeeminstellingen, Papierzwarting, Registratie-instelling,
Hoogte regelen, Terugstellen, Geen Dell-toner, AfdrukMeter initialiseren, Lade-instellingen, TCP/IP-instellingen
en Netwerkinstellingen.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
Systeeminstellingen
Toepassing:
Het configureren van het beheer stroomvoorziening, waarschuwingstonen, de Time-outtijd, de instelling van taal voor het
operatorpaneel, automatisch afdrukken van de takenlog, positie van het afdruk-ID, instelling van de dumpafdruk, instelling
van aanvullend geheugen, instelling van het vervangende vel, de mm/inch-instelling en de instellingen voor het dubbelzijdig
afdrukken van de printer.
Mogelijkheden:
Stroomspaar-
timer-stand
1*1
5-60 minuten Specificeert hoe lang de printer wacht voordat wordt teruggeschakeld
naar energiebesparingsstand 1 (slaapstand) na het voltooien van een
afdruktaak.
5 min.*
Stroomspaar-
timer-stand
2*1
1-6 min. Specificeert hoe lang de printer wacht voordat wordt teruggeschakeld
naar energiebesparingsstand 2 (diepe slaapstand) na het voltooien van
een afdruktaak.
6 min*
Audiotonen
Bedieningspaneeltoon
Uit* Er klinkt geen toon wanneer de invoer van het operatorpaneel juist is.
Aan Er klinkt een toon wanneer de invoer van het operatorpaneel juist is.
Waarschuwingstoon
ongeldige toets
Uit* Er klinkt geen toon wanneer de invoer van het operatorpaneel onjuist is.
Aan Er klinkt een toon wanneer de invoer van het operatorpaneel onjuist is.
Gereedtoon apparaat
Uit* Er klinkt geen toon wanneer de printer gereed is voor gebruik.
Aan Er klinkt een toon wanneer de printer gereed is voor gebruik.
Gereedtoon taak
Uit* Er klinkt geen toon wanneer een taak voltooid is.
Aan Er klinkt een toon wanneer een taak voltooid is.
Fouttoon
Uit* Er klinkt geen toon wanneer een taak wordt afgebroken.
Aan Er klinkt een toon wanneer een taak wordt afgebroken.
Waarsch.toon
Uit* Er klinkt geen toon wanneer een probleem optreedt.
Aan Er klinkt een toon wanneer een probleem optreedt.
Papier op toon
Uit* Er klinkt geen toon wanneer het papier van de printer op is.
Aan Er klinkt een toon wanneer het papier van de printer op is.
Toner laag toon
Uit* Er klinkt geen toon wanneer toner of ander verbruiksmateriaal opraakt.
Aan Er klinkt een toon af wanneer toner of ander verbruiksmateriaal opraakt.
Basistoon
Uit*
Er klinkt geen waarschuwingstoon wanneer een operatorpaneel-display
terugkeert naar de standaardinstelling via het lus-menu.
Aan
Er klinkt een toon wanneer een operatorpaneel-display terugkeert naar de
standaardinstelling via het lus-menu.
Tijdfout
0 Schakelt de time-out voor fouten uit.
3-300 sec
Bepaalt hoe lang verstrijkt voordat de printer een taak die wordt
afgebroken, annuleert.
60 sec*
Time-out
0 Schakelt de time-out voor taken uit.
5-300 sec
Bepaalt hoe lang verstrijkt voordat de printer taken die worden
afgebroken, annuleert.
30 sec*
Paneeltaal
Engels*
Specificeert de te gebruiken taal op het operatorpaneel.
Frans
Italiaans
Duits
Spaans
Nederlands
Deens
Noors
Zweeds
Automatische
logboekafdruk
Uit* Genereert niet automatisch een log van voltooide taken vanuit de printer.
Aan Genereert automatisch een log van voltooide taken vanuit de printer.
Afdruk-ID
Uit* Drukt niet een gebruikers-ID af.
Linksboven
Drukt het gebruikers-ID af op de opgeschreven locatie.
Rechtsboven
Linksonder
Rechtsonder
Tekst
afdrukken
Uit Drukt de ontvangen PCL-gegevens niet als tekstgegevens af.
Aan* Drukt de ontvangen PDL-gegevens als tekstgegevens af.
Scheidingsvel
Invoegpositie
Uit* Er wordt niet een scheidingspagina ingevoegd.
Voorzijde
De scheidingspagina wordt op de opgegeven positie ingevoegd.Achterzijde
Voor- & achterkant
Scheidingsvel
Lade opgeven
Lade1*
Bepaalt uit welke invoerlade de scheidingspagina wordt ingevoegd.
Lade 2*
2
MPF
RAM-disk*3
Uitschakelen
Wijst geen RAM toe aan het disk-bestandssysteem. De taken Veilige
afdruk en Proefafdruk worden geannuleerd en zo vastgelegd in het
logboek.
50-500MB*
4
Wijst automatisch RAM aan het disk-bestandssysteem toe.
50-1000MB*
5
Oneven 2-
zijdig
1-zijdig* De oneven laatste pagina wordt ondersteboven het papier afgedrukt.
2-zijdig
De oneven laatste pagina wordt in de normale richting het papier
afgedrukt.
Vervangende
lade
Uit* Er mag geen papier van een ander formaat worden gebruikt.
Groter formaat
Kiest ter vervanging het eerstvolgende grotere formaat. Als er geen groter
papierformaat beschikbaar is, kiest de printer het eerstvolgende formaat.
Eerstvolgende formaat Kiest ter vervanging het eerstvolgende formaat.
MPF-invoer Vervangt papier in de MPF.
mm / inch
millimeter (mm)*
Selecteert millimeter of inch als de standaard maateenheid.
inch (")*
6
Nieuwe instellingen toepassen
Druk, na het voltooien van de instellingen, op de knop Nieuwe
instellingen toepassen en voer de wijzigingen door.
Start de printer opnieuw op om nieuwe
instellingen toe te passen
Voer de wijzigingen door door op de knop Start de printer opnieuw op
om nieuwe instellingen toe te passente drukken.
*1 Toets 5 in als u wilt dat de printer vijf minuten na het voltooien van een taak terugschakelt naar de
energiebesparingsstand. Zo wordt veel energie bespaard, maar het opwarmen van de printer zal iets langer duren. Toets 5
in als uw printer een elektrisch circuit deelt met de kantoor- of kamerverlichting en u merkt dat de lichten knipperen.
Selecteer een hoge waarde als uw printer vrijwel voortdurend in gebruik is. In de meeste gevallen zal de printer dan steeds
klaar zijn voor gebruik, met een minimale opwarmtijd. Kies een waarde tussen 5 en 60 minuten voor de
energiebesparingstijd als u een gemiddelde zoekt tussen energiebesparing en een vlotte opwarmtijd.
De printer keert automatisch uit de energiebesparingsstand terug naar de stand Standby wanneer er gegevens worden
ontvangen van de computer. U kunt de printer ook zelf met een druk op een willekeurige knop op het operatorpaneel in
Standby zetten.
*2 Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer is geïnstalleerd.
*3 Dit item is alleen beschikbaar wanneer het als optie verkrijgbare geheugen van 512 MB, of meer, is geïnstalleerd en ook
wanneer de als optie verkrijgbare harde schijf niet is geïnstalleerd.
*4 Wordt alleen weergegeven wanneer het als optie verkrijgbare geheugen van 512 MB is geïnstalleerd.
*5 Wordt alleen weergegeven wanneer het als optie verkrijgbare geheugen van 1024 is geïnstalleerd.
*6 De instelling mm/inch af/fabriek in de Verenigde Staten inch(").
Papierzwarting
Toepassing:
Het opgeven van de instellingen voor de papierzwarting.
Mogelijkheden:
Normaal
Normaal*
Specificeert de instellingen papierzwarting voor normaal papier.
Licht
Etiket
Normaal*
Specificeert de Instellingen papierzwarting voor etiketpapier.
Licht
Nieuwe instellingen toepassen
Druk, na het voltooien van de instellingen, op de knop Nieuwe instellingen
toepassen en voer de wijzigingen door.
Start de printer opnieuw op om nieuwe
instellingen toe te passen
Voer de wijzigingen door door op de knop Start de printer opnieuw op om
nieuwe instellingen toe te passente drukken.
Registratie-instelling
Toepassing:
Het instellen van de Instellingen kleurregistratie (individueel geel, magenta, cyaan correctie). Wanneer Automatische
registratie-instelling op Aan staat, drukt de printer het kleurregistratieschema af en past de kleurregistratie aan door het
gebruik van het schema. Deze functie moet worden gebruikt nadat de printer is geïnstalleerd of verplaatst.
Mogelijkheden:
Automatische
registratie-
instelling
Uit Voert geen automatische kleurregistratie uit.
Aan* Voert automatische kleurregistratie uit.
Automatische correctie Klik op Starten als u de kleurregistratie automatisch wilt laten uitvoeren.
Kleurregistergrafiek Klik op Starten als u een kleurregistratiegrafiek wilt afdrukken.
Nummer invoeren
Geel
-
9-
+9
Specificeert laterale (loodrecht op de richting van papierinvoer)
kleuraanpassingswaarden die afzonderlijk voor Geel, Magenta en Cyaan in het
kleurenregistratieschema worden gevonden.
0*
Magenta
-
9-
+9
0*
Cyaan
-
9-
+9
0*
Nieuwe instellingen toepassen
Druk, na het voltooien van de instellingen, op de knop Nieuwe instellingen
toepassen en voer de wijzigingen door.
Start de printer opnieuw op om
nieuwe instellingen toe te passen
Voer de wijzigingen door door op de knop Start de printer opnieuw op om
nieuwe instellingen toe te passente drukken.
Hoogte regelen
Toepassing:
Het opgeven van de hoogte van de locatie waar de printer is geplaatst.
Het ontlaadverschijnsel voor het opladen van de fotogeleider verschilt bij verschillende waarden voor de barometrische druk.
Aanpassingen worden uitgevoerd door het opgeven van de hoogte van de locatie waar de printer wordt gebruikt.
Mogelijkheden:
0 meter*
Specificeert de hoogte van de locatie waar de printer is geplaatst.
1000 meters
2000 meters
3000 meters
Druk, na het voltooien van de instellingen, op de knop Nieuwe instellingen
Nieuwe instellingen toepassen
toepassen en voer de wijzigingen door.
Start de printer opnieuw op om nieuwe
instellingen toe te passen
Voer de wijzigingen door door op de knop Start de printer opnieuw op om
nieuwe instellingen toe te passente drukken.
Terugstellen
Toepassing:
Het initialiseren van het NV-geheugen (Niet Vluchtige) voor systeemparameters. Na het uitvoeren van deze functie voor het
opnieuw automatisch opstarten van de printer, worden alle menu-parameters of gegevens teruggesteld op hun
oorspronkelijke waarden.
Mogelijkheden:
Starten initialiseert systeemparameters.
Geen Dell-toner
Het gebruik van een printcassette die niet van het merk Dell is, kan uw printer ernstig beschadigen en valt mogelijk niet onder
uw garantie.
Toepassing:
Bepalen of er een printcassette van een andere fabrikant kan worden gebruikt.
Mogelijkheden:
Geen Dell-toner
Uit* Schakelt het gebruik van een printcassette van een andere fabrikant uit.
Aan Schakelt het gebruik van een printcassette van een andere fabrikant in.
Nieuwe instellingen toepassen
Druk, na het voltooien van de instellingen, op de knop Nieuwe instellingen
toepassen en voer de wijzigingen door.
Start de printer opnieuw op om nieuwe
instellingen toe te passen
Voer de wijzigingen door door op de knop Start de printer opnieuw op om
nieuwe instellingen toe te passente drukken.
AfdrukMeter initialiseren
Toepassing:
Het initialiseren van de afdrukmeter van de printer. Met deze functie start u de printer opnieuw op en stelt u de waarde van
de meter terug op 0.
Mogelijkheden:
AfdrukMeter initialiseren Klik op Starten als u de afdrukmeter wilt initialiseren.
Lade-instellingen
Toepassing:
Het specificeren van respectievelijk de papiersoorten en -formaten voor invoerladen.
Mogelijkheden:
Normaal*
Papiersoort lade 1
Normaal dik
Specificeert het soort papier dat is geladen in lade 1.
Voorbladen
Voorbladen
dik
Etiket
Gecoat
Gecoat dik
Gerecycled
Gecoat JPN
Briefhoofd
Voorbedrukt
Geperforeerd
Kleur
Papierformaat lade 1
Auto*
Specificeert het papierformaat dat is geladen in lade 1.
Aangpst
formaat
Lade 1 Aangepast formaat - Y
Bepaalt de lengte van papier met aangepast formaat dat in lade 1 is gelegd. Het
beschikbare bereik is van 210 mm (8,3 inch) tot 355 mm (14,0 inch).
Lade 1 Aangepast formaat - X
Bepaalt de breedte van papier met aangepast formaat dat in lade 1 is gelegd. Het
beschikbare bereik is van 148 mm (5,8 inch) tot 215 mm (8,5 inch).
Papiersoort lade 2*
1
Normaal*
Bepaalt het soort papier dat in lade 2 is gelegd.
Normaal dik
Voorbladen
Voorbladen
dik
Etiket
Gecoat
Gecoat dik
Gerecycled
Japans gecoat
Briefhoofd
Voorbedrukt
Geperforeerd
Kleur
Papierformaat lade 2*
1
Auto*
Bepaalt het formaat van het papier dat in lade 2 is gelegd.
Aangpst
formaat
Lade 2 Aangepast formaat -
Y*
1
Bepaalt de lengte van papier met aangepast formaat dat in lade 2 is gelegd. Het
beschikbare bereik is van 210 mm (8,3 inch) tot 355 mm (14,0 inch).
Lade 2 Aangepast formaat -
X*
1
Bepaalt de breedte van papier met aangepast formaat dat in lade 2 is gelegd. Het
beschikbare bereik is van 148 mm (5,8 inch) tot 215 mm (8,5 inch).
MPF-modus
Paneel gespec
Bepaalt de manier waarop het papier wordt gespecificeerd dat in de
MPF wordt gelegd.
DriverGespec*
Popup weergeven
Uit
Toont niet een pop-upmelding waarin wordt gevraagd MPF-
papiersoort en MPF-papierformaat in te stellen wanneer papier
geladen is in lade MPF.
Aan*
Toont een pop-upmelding waarin wordt gevraagd MPF-papiersoort en
MPF-papierformaat in te stellen wanneer papier geladen is in lade
MPF.
MPF-papiersoort
Normaal*
Bepaalt welk soort papier in de MPF wordt gelegd.
Normaal dik
Transparant
Voorbladen
Voorbladen
dik
Etiket
Gecoat
Gecoat dik
Envelop
Gerecycled
Japans gecoat
Briefkaart JPN
Briefhoofd
Voorbedrukt
Geperforeerd
Kleur
Normaal
zijde2
Norm dik
zijde2
Voorbladen
zijde 2
Voorblad dik
zijde2
Gecoat zijde2
Gecoat dik
zijde2
Gerecycled
zijde2
JPN gecoat
zijde2
Briefk. JPN z2
Kleur zijde 2
A4 (210 x 297
mm)
A5 (148 x 210
mm)
B5 (182 x 257
mm)
Driverzijde*
MPF-papierformaat Bepaalt het formaat van het papier dat in de MPF wordt gelegd.
Letter (8,5 x
11")
Foilo (8,5 x
13")
Legal (8,5 x
14")
Executive
(7,25 x 10,5")
Monarch
(3,875 x 7,5")
DL (110 x 220
mm)
C5 (162 x 229
mm)
Envelop #10
(4,125 x 9,5")
Briefkaart JPN
Youkei 2 (114
x 162 mm)
Youkei 3 (98 x
148 mm)
Youkei 4 (105
x 235 mm)
Youchoukei 3
(120 x 235
mm)
Choukei 3
(120 x 235
mm)
Aangpst
formaat
MPF Aangepast formaat - Y
Bepaalt de lengte van papier met aangepast formaat dat in de MPF is gelegd. Het
beschikbare bereik is van 127 mm (5,0 inch) tot 215 mm (14,0 inch).
MPF Aangepast formaat - X
Bepaalt de breedte van papier met aangepast formaat dat in de MPF is gelegd. Het
beschikbare bereik is van 77 mm (3,0 inch) tot 220 mm (8,7 inch).
Nieuwe instellingen toepassen
Druk, na het voltooien van de instellingen, op de knop Nieuwe instellingen
toepassen en voer de wijzigingen door.
Start de printer opnieuw op
om nieuwe instellingen toe te
passen
Voer de wijzigingen door door op de knop Start de printer opnieuw op om nieuwe
instellingen toe te passente drukken.
*1 Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer is geïnstalleerd.
TCP/IP-instellingen
Toepassing:
Het configureren van TCP/IP-instellingen.
Mogelijkheden:
Stelt het IP-adres automatisch in.
IP-
adresmodus
AutoIP*
Een willekeurige waarde tussen 169.254.1.0 tot 169.254.254.255 die op dat moment niet in
het netwerk in gebruik is, wordt ingesteld als IP-adres. Het subnetmasker is ingesteld als
255.255.0.0.
DHCP Stelt het IP-adres in met behulp van DHCP.
BOOTP Stelt het IP-adres in met behulp van BOOTP.
RARP Stelt het IP-adres in met behulp van RARP.
Handmatig
ingesteld
Voor handmatige instelling van het IP-adres.
IP-adres
Voor het handmatig instellen van het IP-adres dat is toegewezen aan de printer.
Het wordt aan de printer toegewezen in de indeling nnn.nnn.nnn.nnn. Ieder achttal dat
nnn.nnn.nnn.nnn vormt, is een waarde in het bereik van 0 tot 254. 127 en een waarde in het
bereik van 224 tot 254 kunt u niet opgeven voor het eerste achttal van een gateway-adres.
Subnetmasker
Stelt het subnetmasker handmatig in.
Het wordt gespecificeerd met behulp van het nnn.nnn.nnn.nnn formaat. Ieder achttal dat
nnn.nnn.nnn.nnn vormt, is een waarde in het bereik van 0 tot 255. (255.255.255.255 kan niet
worden opgegeven als het subnet-masker.)
Gateway-adres
Stelt het IP-adres handmatig in.
Het wordt gespecificeerd met behulp van het nnn.nnn.nnn.nnn formaat. Iedere octet die
nnn.nnn.nnn.nnn vormt is een waarde die ligt tussen 0 en 254. 127 en iedere waarde die ligt
tussen 224 tot 254 kan niet worden gespecificeerd voor het eerste octet van een Gateway-
adres.
Nieuwe instellingen
toepassen
Druk, na het voltooien van de instellingen, op de knop Nieuwe instellingen toepassen en
voer de wijzigingen door.
Start de printer opnieuw
op om nieuwe
instellingen toe te
passen
Voer de wijzigingen door door op de knop Start de printer opnieuw op om nieuwe
instellingen toe te passente drukken.
Netwerkinstellingen
Toepassing:
Het weergeven van de serverinstellingen voor Dell Dell Printer Configuration Web Tool.
OPMERKING: Wanneer de printer is aangesloten op de lokale poort, kan deze instelling niet worden weergegeven.
Mogelijkheden:
Weergeven Geeft de serverinstellingen weer voor Dell Printer Configuration Web Tool.
Weergeven van
EWS
Uit
Uitschakelen als u de serverinstellingen voor Dell Printer Configuration Web Tool wilt
weergeven.
Aan*
Inschakelen als u de serverinstellingen voor Dell Printer Configuration Web Tool wilt
weergeven.
Diagnose
Op het tabblad Diagnose vindt u de pagina's Grafiekafdruken Info omgevingssensor.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
Grafiekafdruk
Toepassing:
Verschillende schema's die gebruikt kunnen worden de diagnose van de printer.
Mogelijkheden:
Configuratiegrafiek
tekenbreedte
Genereert volle halftoonpagina's voor Geel, Magenta, Cyaan en zwart. Genereert ook pagina's om de
pitch te controleren. Er worden vijf pagina's gegenereerd. Het schema wordt afgedrukt op papier van
het formaat A4 of Letter.
Configuratiegrafiek
ghost
Genereert een schema om het afdrukken van ghosts te controleren. Er wordt één pagina
gegenereerd. Het schema wordt afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter.
Configuratiegrafiek
4 kleuren
Banden in de kleuren geel, magenta, cyaan en zwart worden gegenereerd met variërende dichtheid.
Er wordt één pagina gegenereerd. Het schema wordt afgedrukt op papier van het formaat A4 of
Letter.
MQ-grafiek Genereert schema's voor het controleren van het binden in A4 of Letter.
Uitlijngrafiek
Genereert een schema voor het controleren van de juiste belijning van de afdruk op het papier. Er
wordt één pagina gegenereerd. Het schema wordt afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter.
PHD
Configuratiegrafiek
vernieuwen
Geeft een grafiek voor het controleren van de lichtzwakte van de drums van de printcassettes. Er
wordt één pagina gegenereerd. Het schema wordt afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter.
Info omgevingssensor
Toepassing:
Het sturen van de informatie van de interne omgevingssensor van de printer naar Resultaat, als u drukt op de knop Info
omgevingssensor ophalen.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
De Printermenu's begrijpen
Rapport/Lijst
Beheermenu
Lade-instelling
Opslag afdruk
Paneelvergrendeling instellen
Als uw printer is geconfigureerd als een netwerkprinter die beschikbaar is voor een aantal gebruikers, kan de toegang tot het
Beheermenu worden beperkt. Dit voorkomt dat andere gebruikers via het operatorpaneel onbedoeld een standaardinstelling
van een gebruiker van de printer te wijzigen die is ingesteld door de beheerder. In dat geval hebt u alleen toegang tot de
menu's Opgeslagen doc en Lade-instelling.
U kunt echter nog wel door middel van uw printerstuurprogramma standaardinstellingen van een gebruiker van de printer
overschrijven en instellingen selecteren voor individuele afdruktaken.
Misschien moet u om afdruktaken te kunnen voltooien ook lade-instellingen wijzigen.
Rapport/Lijst
Gebruik het menu Rapport/Lijst voor het afdrukken van diverse soorten rapporten en lijsten.
Printerinstell
Toepassing:
Het afdrukken van een lijst met de huidige gebruikersinstellingen, de geïnstalleerde opties, de hoeveelheid geïnstalleerd
printer-geheugen, en de toestand van de printer-benodigdheden.
Paneelinstel
Toepassing:
Het afdrukken van een gedetailleerde lijst met alle instellingen in de operatorpaneel-menu's.
PCL-lettert.lijst
Toepassing:
Het afdrukken van een voorbeeld van de beschikbare PCL-lettertypen.
Zie ook:
"Lettertypen begrijpen"
, "Afdrukken van een lettertypenlijst"
PCL-macrolijst
Toepassing:
Het afdrukken van de informatie in de gedownloade PCL-macro.
PS-letterlijst
Toepassing:
Het afdrukken van een voorbeeld van de beschikbare PostScript-lettertypen.
Zie ook:
"Lettertypen begrijpen"
, "Afdrukken van een lettertypenlijst"
Taakgeschied
Toepassing:
Het afdrukken van een gedetailleerde lijst van de afdruktaken die verwerkt zijn. Deze lijst bevat de laatste 20 taken.
Foutengeschied
Toepassing:
Het afdrukken van een gedetailleerde lijst van papierstoringen en fatale fouten.
Afdrukmeter
Toepassing:
Het afdrukken van rapporten over het totaalaantal afgedrukte pagina's. Of u het afdrukt via het bedieningspaneel van de
printer of via Dell Printer Configuration Web Tool de titel van het rapport is Afdrukvolumerapport.
Kleurtestpagina
Toepassing:
Het afdrukken van een pagina voor het testen van de kleuren.
Opgeslagen doc
Toepassing:
Het afdrukken van een lijst van alle bestanden die zijn opgeslagen als Veilige afdruk en Proefafdruk op de RAM-schijf.
OPMERKING: Het Opgeslagen doc wordt alleen weergegeven wanneer 512 MB of meer geheugen is geïnstalleerd in
de printer en RAM-schijf is ingeschakeld onder Sysinstellingen.
Beheermenu
Gebruik het Beheermenu voor de configuratie van diverse printerfuncties.
NetWerk
Pas in het menu NetWerk de printer-instellingen aan die van invloed zijn op de taken die naar de printer worden gestuurd via
het fysiek aangesloten netwerk of een draadloos netwerk.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
Ethernet
Toepassing:
Het opgeven van de communicatiesnelheid en de duplex-instellingen voor Ethernet. De wijziging wordt van kracht wanneer u
de printer uit- en weer in- hebt geschakeld.
Mogelijkheden:
Auto* Voor automatische detectie van de Ethernet-instellingen.
10Base Half Voor gebruik van 10base-T half-duplex.
10Base Full Voor gebruik van 10base-T vol-duplex.
100Base Half Voor gebruik van 100base-T half-duplex.
100Base Full Voor gebruik van 100base-T vol-duplex.
Status
Toepassing:
Het weergeven van informatie over de sterkte van het draadloze signaal. Het is niet mogelijk op het operatorpaneel iedere
wijziging uit te voeren voor verbetering van de status van de draadloze verbinding.
Mogelijkheden:
Goed Duidt op een goede sterkte van het signaal
Acceptabel Duidt op een marginale sterkte van het signaal.
Laag Duidt op een onvoldoende sterkte van het signaal.
Geen ontvangst Duidt erop dat er geen signaal wordt ontvangen
OPMERKING: Dit onderdeel wordt alleen weergegeven wanneer de als optie verkrijgbare draadloze printeradapter is
geïnstalleerd.
Drdloos reset
Toepassing:
Het initialiseren van de instellingen van het draadloze netwerk. Wanneer u deze functie hebt uitgevoerd en de printer opnieuw
hebt gestart, zijn alle instellingen van het draadloze netwerk terug op hun oorspronkelijke waarden.
OPMERKING: Dit onderdeel wordt alleen weergegeven wanneer de als optie verkrijgbare draadloze printeradapter is
geïnstalleerd.
TCP/IP
Toepassing:
Het configureren van TCP/IP-instellingen. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt
geschakeld.
Mogelijkheden:
Stelt het IP-adres in met behulp van zowel IPv4 als IPv6.
IP-
modus
Dubbele stapel*
IPv4-modus
Stelt het IP-adres in met behulp van IPv4.
IPv6-modus
Stelt het IP-adres in met behulp van IPv6.
IPv4
IPadres
ophalen
AutoIP* Stelt het IP-adres automatisch in.
BOOTP Stelt het IP-adres in met behulp van BOOTP.
RARP Stelt het IP-adres in met behulp van RARP.
DHCP Stelt het IP-adres in met behulp van DHCP.
Paneel Maakt het invoeren van het IP-adres via het operatorpaneel mogelijk.
IP-adres
Stelt het IP-adres dat aan de printer is toegewezen, in met behulp van de toetsen van
het operatorpaneel.
Subnetmasker Stelt het subnetmasker in.
Gateway-adres Stelt het gateway-adres in.
IPsec*
1
Schakelt IPsec uit.
*
1
Wordt alleen weergegeven wanneer een als optie verkrijgbare Netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd en IPsec is
ingeschakeld.
Protocol
Toepassing:
Het in- of uitschakelen van de protocols. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt geschakeld.
Mogelijkheden:
LPD
Inschakelen* Schakelt de LDP-poort in.
Uitschakelen Uitschakelen van de LDP-poort.
Port9100
Inschakelen* Schakelt de Port9100-poort in.
Uitschakelen Schakelt de Port9100-poort uit.
IPP*1
Inschakelen* Schakelt de IPP-poort in.
Uitschakelen Schakelt de IPP-poort uit.
SMB TCP/IP*1
Inschakelen* Gebruikt TCP/IP voor SMB.
Uitschakelen Gebruikt niet TCP/IP voor SMB.
SMB NetBEUI*1
Inschakelen* Gebruikt NetBEUI voor SMB.
Uitschakelen Gebruikt niet Net BEUI voor SMB.
NetWare*
1
NetWare
IP
Inschakelen* Gebruikt IP voor NetWare.
Uitschakelen Gebruikt niet IP voor NetWare.
NetWare
IPX
Inschakelen* Gebruikt IPX voor NetWare.
Uitschakelen Gebruikt niet IPX voor NetWare.
WSD
Inschakelen* Schakelt de WSD-poort in.
Uitschakelen Schakelt de WSD-poort uit.
SNMP
SNMP UDP
Inschakelen* Schakelt de UDP in.
Uitschakelen Schakelt de UDP uit.
SNMP
Inschakelen* Schakelt de IPX in.
IPX*
1
Uitschakelen Schakelt de IPX uit.
E-mailwaarschuw
Inschakelen* Schakelt de functie E-Mailwaarschuwing in.
Uitschakelen Schakelt de functie E-Mailwaarschuwing uit.
EWS
Inschakelen*
Geeft toegang tot Dell Printer Configuration Web Tool die in de printer is
ingebouwd.
Uitschakelen
Schakelt de toegang tot Dell Printer Configuration Web Tool die in de
printer is ingebouwd, uit.
AppleTalk*
1
Inschakelen* Schakelt AppleTalk in.
Uitschakelen Schakelt AppleTalk uit.
Bonjour(mDNS)*
1
Inschakelen* Schakelt Bonjour(mDNS) in.
Uitschakelen Schakelt Bonjour(mDNS) uit.
Telnet
Inschakelen* Schakelt de Telnet in.
Uitschakelen Schakelt de Telnet uit.
HTTP-SSL/TLS
Inschakelen Schakelt HTTP-SSL/TLS in.
Uitschakelen* Schakelt HTTP-SSL/TLS uit.
*
1
Wordt alleen weergegeven wanneer een als optie verkrijgbare netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd.
IPX/SPX
Toepassing:
Het configureren van IPX/SPX-instellingen. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt
geschakeld.
Mogelijkheden:
Auto* Stelt automatisch het frame-type in.
Ethernet II Gebruikt het frame-type Ethernet II.
Ethernet 802.3 Gebruikt het IEEE802.3 frame-type.
Ethernet 802.2 Gebruikt het frame-type IEEE802.2.
Ethernet SNAP Gebruikt het frame-type SNAP.
OPMERKING: Dit onderdeel wordt alleen weergegeven wanneer een als optie verkrijgbare Netwerkprotocol-adapter is
geïnstalleerd.
IP-filter
Toepassing:
Het blokkeren van gegevens die van bepaalde IP-adressen over het bekabelde of draadloze netwerk worden ontvangen. U
kunt maximaal vijf IP-adressen instellen. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt
geschakeld.
Mogelijkheden:
Nr.n/Adres
(n is 1-5.)*
1
Stelt het IP-adres in voor Filter n.
Nr.n/Adres
(n is 1-5.)*
1
Stelt het adresmasker in voor Filter n.
Nr.n/Modus (n is 1-5.)*
1
Uit* Uitschakelen van de functie IP-filter voor Filter n.
Accepteren Accepteert de toegang voor het gespecificeerde IP-adres.
Weigeren Blokkeert de toegang vanaf het gespecificeerde IP-adres.
*
1
Dit onderdeel is alleen beschikbaar voor LPD of Port9100.
IEEE 802.1x
Toepassing:
De IEEE 802.1x-validatie uitschakelen. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt geschakeld.
OPMERKING: Dit item wordt wordt alleen weergegeven wanneer de IEEE 802.1x-verificatie is ingeschakeld en de als
optie verkrijgbare Netwerkprotocol-adapter is geïnstalleerd en ook wanneer de als optie verkrijgbare Draadloze printer-
adapter niet is geïnstalleerd.
LAN reset
Toepassing:
Het initialiseren van de gegevens van het bekabelde netwerk, die zijn opgeslagen in het NV-geheugen (Niet-Vluchtig).
Wanneer u deze functie hebt uitgevoerd en de printer opnieuw hebt gestart, zijn alle instellingen van het bekabelde netwerk
terug op hun oorspronkelijke waarden.
Adobe Protocol
Toepassing:
Het bepalen van het PostScript-communicatieprotocol voor elke interface. U kunt de instellingen van het Adobe Protocol
configureren voor het bekabelde netwerk. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt
geschakeld.
Mogelijkheden:
Auto* Wordt gebruikt bij auto-detectie van het PostScript-communicatieprotocol.
Standaard Wordt gebruikt wanneer het communicatieprotocol in ASCII-interface is.
BCP Wordt gebruikt wanneer het communicatieprotocol in binaire indeling is.
TBCP
Wordt gebruikt wanneer het communicatieprotocol zowel ASCII- als binaire gegevens ondersteunt voor het
onderling schakelen volgens de opgegeven stuurcode.
Binary Wordt gebruikt wanneer de gegevens geen speciale verwerking vragen.
Parallel
Het menu Parallel kan worden aangepast voor het configureren van de parallelle interface.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
Poortstatus
Toepassing:
De parallelle interface in- of uitschakelen. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt
geschakeld.
Mogelijkheden:
Inschakelen* De parallelle interface is ingeschakeld.
Uitschakelen De parallelle interface is uitgeschakeld.
ECP
Toepassing:
Het bepalen van de ECP-communicatiestand van de parallelle interface. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer
uit- en weer in- hebt geschakeld.
Mogelijkheden:
Inschakelen* De ECP-communicatiestand is ingeschakeld.
Uitschakelen De ECP-communicatiestand is uitgeschakeld.
Adobe Protocol
Toepassing:
Het bepalen van het PostScript-communicatieprotocol voor de parallelle interface. U kunt de instellingen van het Adobe
Protocol configureren voor het bekabelde netwerk. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt
geschakeld.
Mogelijkheden:
Auto Wordt gebruikt bij auto-detectie van het PostScript-communicatieprotocol.
Standaard Wordt gebruikt wanneer het communicatieprotocol in ASCII-interface is.
BCP Wordt gebruikt wanneer het communicatieprotocol in binaire indeling is.
TBCP*
Wordt gebruikt wanneer het communicatieprotocol zowel ASCII- als binaire gegevens ondersteunt voor het
onderling schakelen volgens de opgegeven stuurcode.
Binary Wordt gebruikt wanneer de gegevens geen speciale verwerking vragen.
USB-instelling
Wijzig met behulp van het menu USB-instelling de printerinstellingen die van invloed zijn op een USB-poort.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
Poortstatus
Toepassing:
De USB-interface in- of uitschakelen. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt geschakeld.
Mogelijkheden:
Inschakelen* De USB-interface is ingeschakeld.
Uitschakelen De USB-interface is uitgeschakeld.
Adobe Protocol
Toepassing:
Het bepalen van het PostScript-communicatieprotocol voor de USB-interface. U kunt de instellingen van het Adobe Protocol
configureren voor het bekabelde netwerk. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt
geschakeld.
Mogelijkheden:
Auto Wordt gebruikt bij auto-detectie van het PostScript-communicatieprotocol.
Standaard Wordt gebruikt wanneer het communicatieprotocol in ASCII-interface is.
BCP Wordt gebruikt wanneer het communicatieprotocol in binaire indeling is.
TBCP*
Wordt gebruikt wanneer het communicatieprotocol zowel ASCII- als binaire gegevens ondersteunt voor het
onderling schakelen volgens de opgegeven stuurcode.
Binary Wordt gebruikt wanneer de gegevens geen speciale verwerking vragen.
Sysinstellingen
Gebruik het menu Sysinstellingen voor de configuratie van diverse printerfuncties.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
Energiebesptijd
Toepassing:
Het specificeren van de tijd voor het overgaan naar spaarstand.
Mogelijkheden:
Modus 1
5min.*
Specificeert de tijd in minuten voor de overgang naar Spaarstandmodus 1 en Spaarstandmodus 2.
5-60min.
Modus 2
6min.*
1-6min.
Kies 5 als u de printer vijf minuten na de laatste taak wilt laten overschakelen naar de Spaarstandmodus. Zo wordt veel
energie bespaard, maar het opwarmen van de printer zal iets langer duren. Toets 5 in als uw printer een elektrisch circuit
deelt met de kantoor- of kamerverlichting en u merkt dat de lichten knipperen.
Selecteer een hoge waarde als uw printer vrijwel voortdurend in gebruik is. In de meeste gevallen zal de printer dan steeds
klaar zijn voor gebruik, met een minimale opwarmtijd. Kies een waarde tussen 5 en 60 minuten voor de energiebesparingstijd
als u een gemiddelde zoekt tussen energiebesparing en een vlotte opwarmtijd.
de printer keert automatisch terug uit de spaarstand terug naar stand-by wanneer er gegevens doorkomen van de computer
of van een externe fax-printer. U kunt de printer ook zelf met een druk op een willekeurige knop op het operatorpaneel in
Standby zetten.
Audiotonen
Toepassing:
Het configureren van de instellingen voor tonen die klinken wanneer de printer wordt bediend of wanneer een
waarschuwingsmelding verschijnt.
Mogelijkheden:
Bedien
paneel
Uit* Er klinkt geen toon wanneer de invoer van het operatorpaneel juist is.
Aan Er klinkt een toon wanneer de invoer van het operatorpaneel juist is.
Onjuiste
toets
Uit* Er klinkt geen toon wanneer de invoer van het operatorpaneel onjuist is.
Aan Er klinkt een toon wanneer de invoer van het operatorpaneel onjuist is.
Apparaat
gereed
Uit* Er klinkt geen toon wanneer de printer gereed is voor gebruik.
Aan Er klinkt een toon wanneer de printer gereed is voor gebruik.
Taak voltooid
Uit* Er klinkt geen toon wanneer een taak voltooid is.
Aan Er klinkt een toon wanneer een taak voltooid is.
Fouttoon
Uit* Er klinkt geen toon wanneer een taak wordt afgebroken.
Aan Er klinkt een toon wanneer een taak wordt afgebroken.
Waarsch.toon
Uit* Er klinkt geen toon wanneer een probleem optreedt.
Aan Er klinkt een toon wanneer een probleem optreedt.
Papier is op
Uit* Er klinkt geen toon wanneer het papier van de printer op is.
Aan Er klinkt een toon wanneer het papier van de printer op is.
Toner bijna
op
Uit* Er klinkt geen toon wanneer toner of ander verbruiksmateriaal opraakt.
Aan Er klinkt een toon af wanneer toner of ander verbruiksmateriaal opraakt.
Basistoon
Uit*
Er klinkt geen waarschuwingstoon wanneer een operatorpaneel-display terugkeert naar de
standaardinstelling via het lus-menu.
Aan
Er klinkt een toon wanneer een operatorpaneel-display terugkeert naar de standaardinstelling via het
lus-menu.
Tijdfout
Toepassing:
Bepaalt in seconden hoe lang verstrijkt voordat de printer een taak die niet goed wordt afgerond, moet beëindigen. De
afdruktaak wordt geannuleerd als de time-outtijd is overschreden.
Mogelijkheden:
60 sec.*
Bepaalt hoe lang verstrijkt voordat de printer een taak die wordt afgebroken, annuleert.
3-300 sec.
Uit Stelt geen wachttijd bij een fout in.
Time-out
Toepassing:
Het in seconden specificeren van de hoeveelheid tijd dat de printer moet wachten op gegevens die afkomstig zijn van de
computer. De afdruktaak wordt geannuleerd als de time-outtijd is overschreden.
Mogelijkheden:
30 sec.*
Specificeert de hoeveelheid tijd dat de printer moet wachten op gegevens die afkomstig zijn van de computer.
5-300 sec.
Uit Stelt geen time-out wachttijd in.
Paneeltaal
Toepassing:
Het bepalen van de keuze van de taal van de tekst in het operatorpaneel-scherm.
Mogelijkheden:
English* Français
Italiano Deutsch
Español Dansk
Nederlands Norsk
Svenska
Auto logafdruk
Toepassing:
Het automatisch afdrukken van een log van voltooide taken na iedere 20 taken.
Mogelijkheden:
Uit* Genereert niet automatisch een log van voltooide taken.
Aan Genereert automatisch een log van voltooide taken.
U kunt een logboek van de afgewerkte taken ook laten afdrukken via het menu Rapport/Lijst .
OPMERKING: Start uw printer opnieuw op wanneer u de instellingen voor het menu RAM-schijf hebt gewijzigd.
ID afdrukken
Toepassing:
Het bepalen van een plaats waar het gebruikers-ID wordt afgedrukt.
Mogelijkheden:
Uit* Drukt niet een gebruikers-ID af.
Links boven Drukt het gebruikers-ID links boven op de pagina af.
Rechts boven Drukt het gebruikers-ID rechts boven op de pagina af.
Links onder Drukt het gebruikers-ID links onder op de pagina af.
Rechts onder Drukt het gebruikers-ID rechts onder op de pagina af.
OPMERKING: Bij afdrukken op DL-formaat papier kan een deel van het gebruikers-ID niet goed worden afgedrukt.
Tekst afdrukken
Toepassing:
Het bepalen of de printer PDL-gegevens, die de printer niet ondersteunt, als tekst afdrukt wanneer de printer die ontvangt. De
tekstgegevens worden afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter.
Mogelijkheden:
Aan* Drukt de ontvangen gegevens af als tekstgegevens.
Uit Drukt de ontvangen gegevens niet af.
Scheidingsvel
Toepassing:
Het bepalen van de positie van het scheidingsvel en ook van de lade waarin het scheidingsvel is gelegd. Deze functie is
beschikbaar voor het PCL-stuurprogramma, maar is niet beschikbaar voor het PS-stuurprogramma.
Mogelijkheden:
Scheidingsvel Invoegpositie
Uit* Er wordt niet een scheidingsvel ingevoegd.
Voor Drukt af aan het begin van het document.
Achter Drukt af aan het eind van het document.
Voor- & achter Drukt af zowel aan het begin als aan het eind van het document.
Scheidingsvel Lade opgeven
Lade 1* Het scheidingsvel wordt in de lade 1 gelegd.
Lade 2*
1
Het scheidingsvel wordt in lade 2 gelegd.
MPF Het scheidingsvel wordt in Multifunctionele Invoer (MPF) gelegd.
*1 Wordt alleen weergegeven wanneer een als optie verkrijgbare 550 documentinvoer op de printer is geïnstalleerd.
RAM-schijf
Toepassing:
Het toewijzen van geheugen aan een RAM-schijf bestandssysteem voor de functies Veilige afdruk en Proefafdruk. De wijziging
wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer in- hebt geschakeld.
Mogelijkheden:
Uitschakelen*
Wijst geen geheugen toe aan het RAM-schrijf bestandssysteem. De taken Veilige afdruk en Proefafdruk
worden geannuleerd en als zodanig vastgelegd in het logboek.
50-500MB*1
Bepaalt de hoeveelheid geheugen die moet worden toegewezen aan het RAM-schijf bestandssysteem. (50
MB stap)
50-
1000MB*2
*1 Wordt alleen weergegeven wanneer het als optie verkrijgbare geheugen van 512 MB is geïnstalleerd.
*2 Wordt alleen weergegeven wanneer het als optie verkrijgbare geheugen van 1024 is geïnstalleerd.
OPMERKING: Het menu RAM-schijf wordt alleen weergegeven wanneer 512 MB geheugen in de printer is
geïnstalleerd.
OPMERKING: Start uw printer opnieuw op wanneer u de instellingen voor het menu RAM-schijf hebt gewijzigd.
Vervangend lade
Toepassing:
Bepaalt of er al dan niet een ander papierformaat mag worden gebruikt als het papier in de opgegeven lade niet overeenkomt
met de papierformaat-instellingen voor de huidige afdruktaak.
Mogelijkheden:
Uit* Er mag geen papier van een ander formaat worden gebruikt.
Groter
formaat
Kiest ter vervanging het eerstvolgende grotere formaat. Als er geen groter papierformaat beschikbaar is, kiest
de printer het eerstvolgende formaat.
Eerst volg
form
Kiest ter vervanging het eerstvolgende formaat.
MPF-
invoer
Vervangt papier uit de MPF.
mm/inch
Toepassing:
Bepaalt de maateenheid die wordt aangegeven achter de numerieke waarde op hett operatorpaneel.
Mogelijkheden:
millimeter (mm) Selecteert millimeter als de standaard meeteenheid.
inch (") Selecteert de inch als de standaard meeteenheid.
OPMERKING: De standaard voor mm/inch varieert afhankelijk van andere instellingen zoals Land en Documentformaat.
Oneven 2-zijdig
Toepassing:
Bepaalt hoe de oneven laatste pagina wordt afgedrukt bij dubbelzijdig afdrukken.
Mogelijkheden:
1-zijdig* De oneven laatste pagina wordt ondersteboven op het papier afgedrukt.
2-zijdig De oneven laatste pagina wordt in de normale richting op het papier afgedrukt.
Onderhoud
Gebruik het menu Onderhoud voor het initialiseren van het NV-geheugen (Niet-Vluchtig), het configureren van de normaal-
papier kwaliteitsinstellingen en de beveiligingsinstellingen.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
Firmware-versie
Toepassing:
Het weergeven van de firmware-versie van de printer.
Service-tag
Toepassing:
Het weergeven van de service-tag van de printer.
Papierzwarting
Toepassing:
Het specificeren van de instellingen van papierzwarting.
Mogelijkheden:
Normaal
Normaal*
Licht
Etiket
Normaal*
Licht
BTR instellen
VOORZICHTIG: De afdrukkwaliteit verandert afhankelijk van de instelwaarden die u kiest voor dit onderdeel.
Toepassing:
Voor het specificeren van de spanningsaanpassing van de overdraagrol voor iedere papiersoort.
Mogelijkheden:
Normaal
0*
-3 - +3
Normaal dik
0*
-3 - +3
Transparant
0*
-3 - +3
Voorbladen
0*
-3 - +3
Voorbladen dik
0*
-3 - +3
Etiket
0*
-3 - +3
Gecoat
0*
-3 - +3
Gecoat dik
0*
-3 - +3
Envelop
0*
-3 - +3
Gerecycled
0*
-3 - +3
Japans gecoat
0*
-3 - +3
Briefkaart JPN
0*
-3 - +3
Fuser instellen
VOORZICHTIG: De afdrukkwaliteit verandert afhankelijk van de instelwaarden die u kiest voor dit onderdeel.
Toepassing:
Voor het aanpassen van de temperatuurinstelling van de fuser voor iedere papiersoort.
Mogelijkheden:
Normaal
0*
-2 - +2
Normaal dik
0*
-2 - +2
Transparant
0*
-2 - +2
Voorbladen
0*
-2 - +2
Voorbladen dik
0*
-2 - +2
Etiket
0*
-2 - +2
Gecoat
0*
-2 - +2
Gecoat dik
0*
-2 - +2
Envelop
0*
-2 - +2
Gerecycled
0*
-2 - +2
Japans gecoat
0*
-2 - +2
Briefkaart JPN
0*
-2 - +2
Auto kleurregin
Toepassing:
Opgeven of de aanpassing van de kleurregistratie automatisch wordt uitgevoerd.
Mogelijkheden:
Aan* Voert automatisch Kleurregistratie-instelling uit.
Uit Voert geen automatische kleurregistratie-instelling uit.
Kleurreg-instel
Toepassing:
Opgeven of u de aanpassing van de kleurregistratie zelf wilt uitvoeren.
U moet zelf de kleurregistratie aanpassen bij de eerste installatie van de printer en wanneer de printer is verplaatst.
OPMERKING: De functie Kleurreg-instel kan worden geconfigureerd wanneer Auto kleurregin op Uit staat.
Mogelijkheden:
Auto
correctie
Voert automatisch Kleurregistratie-correctie uit.
Kleurreg
schema
Drukt een kleurregistratieschema af. De kleurregistratiegrafiek drukt een rasterpatroon af van regels in geel,
magenta en cyaan. op de grafiek staan aan de rechterkant de waarden die naast de meest rechte regels voor
ieder van de drie kleuren staan. Als de waarde voor de meest rechte regel 0 is, is aanpassing van de
kleurregistratie niet nodig. Geef, als de waarde voor de meest rechte regel niet 0 is, de aanpassingwaarden op
onder Nummer invoeren.
Nummer
invoeren
G -9-+9 Bepaalt de waarden die worden aangetroffen in het kleurregistratieschema voor Geel.
M -9-+9 Bepaalt de waarden die worden aangetroffen in het kleurregistratieschema voor Magenta.
C -9-+9 Bepaalt de waarden die worden aangetroffen in het kleurregistratieschema voor Cyaan.
Hoogte regelen
Toepassing:
Het opgeven van de hoogte van de locatie waar de printer is geplaatst.
Het ontlaadverschijnsel voor het opladen van de fotogeleider verschilt bij verschillende waarden voor de barometrische druk.
Aanpassingen worden uitgevoerd door het opgeven van de hoogte van de locatie waar de printer wordt gebruikt.
VOORZICHTIG: Een onjuiste instelling voor hoogte-aanpassing leidt tot slechte afdrukkwaliteit, onjuiste indicatie van
resterende toner, enz.
Mogelijkheden:
0m*
Specificeert de hoogte van de locatie waar de printer is geplaatst.
1000m
2000m
3000m
AfdrkMeter init
Toepassing:
Het initialiseren van de afdrukmeter van de printer. Wanneer de afdrukmeter wordt geïnitialiseerd, wordt de telling van de
meter teruggezet op 0.
Stndwaard reset
Toepassing:
Het initialiseren van de NV-geheugen (Niet-vluchtig geheugen). Na het uitvoeren van deze functie en opnieuw opstarten van
de printer zijn alle menu-parameters, behalve de netwerk-parameters, teruggezet op hun oorspronkelijke waarden.
Opslag wissen
Toepassing:
Het wissen van alle bestanden die zijn opgeslagen als Veilig, Opslag en Proefafdruk op de als optie verkrijgbare harde schijf.
OPMERKING: Het menu Opslag wissen wordt alleen weergegeven als de als optie verkrijgbare harde schijf is
geïnstalleerd in uw printer.
V schijf format
Toepassing:
De als optie verkrijgbare harde schijf formatteren.
OPMERKING: Het menu V schijf format wordt alleen weergegeven als de als optie verkrijgbare harde schijf in uw
printer is geïnstalleerd.
Geen Dell-toner
Toepassing:
Bepalen of er een printcassette van een andere fabrikant kan worden gebruikt.
OPMERKING: Start de printer opnieuw op, voordat u een printcassette van een andere fabrikant in gebruik neemt.
VOORZICHTIG: Het gebruik van een andere printcartridge dan van Dell kan tot gevolg hebben dat enkele functies van
de printer niet meer beschikbaar zijn, de afdrukkwaliteit afneemt of de printer minder betrouwbaar wordt. Gebruik een
nieuwe printcassette van het merk Dell die voor uw printer wordt aanbevolen. Onder de garantie van Dell vallen niet
problemen die veroorzaakt worden door het gebruik van accessoires, onderdelen of componenten die niet door Dell
worden geleverd.
Mogelijkheden:
Uit* Gebruik niet een printcassette van een andere fabrikant.
Aan Gebruik een printcassette van een andere fabrikant.
PCL
Gebruik het menu PCL voor het aanpassen van printerinstellingen die alleen van invloed zijn op afdruktaken waarin de PCL-
emulatie printertaal wordt gebruikt.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
Papierlade
Toepassing:
Het opgeven van de invoerlade.
Mogelijkheden:
Auto*
Er wordt automatisch een lade geselecteerd op basis van de instellingen voor het papierformaat en papiersoort
van de afdruktaak.
Lade 1 Het papier wordt ingevoerd uit lade 1.
Lade
2*
1
Het papier wordt ingevoerd via de 550 documentinvoer.
MPF Het papier wordt ingevoerd uit de MPF.
*1 Wordt alleen weergegeven wanneer een als optie verkrijgbare 550 documentinvoer op de printer is geïnstalleerd.
Papierformaat
Toepassing:
Voor keuze van het meest gangbare papierformaat.
Mogelijkheden:
A4*
1
A5
B5
Letter*
1
8.5x13" Legal
Executive Monarch
DL C5
Envelop #10 Briefkaart JPN
Youkei 2 Env Youkei 3 Env
Youkei 4 Env Youchou 3 Env
Choukei 3 Env Aangpst formaat
*1 Dit zijn specifieke, per land verschillende fabrieksinstellingen.
OPMERKING: Na keuze van aangepast papierformaat wordt u verzocht de gewenste lengte en breedte in te voeren.
Richting
Toepassing:
Om te bepalen in welke richting de tekst en afbeeldingen op de pagina worden afgedrukt.
Mogelijkheden:
Staand* Voor afdrukken van afbeeldingen en tekstregels die parallel lopen aan de korte kant van het papier.
Liggend Voor afdrukken van afbeeldingen en tekstregels die parallel lopen aan de lange kant van het papier.
2-zijdig
Toepassing:
Het instellen van dubbelzijdig afdrukken als standaard voor alle afdruktaken. (Selecteer Dubbelzijdig vanuit het
printerstuurprogramma als u bepaalde taken dubbelzijdig wilt afdrukken.)
OPMERKING: Het menu 2-zijdig is alleen beschikbaar wanneer de als optie verkrijgbare duplexer op de printer is
geïnstalleerd.
Mogelijkheden:
2-zijdig
afdruk
Uit* Er wordt op één zijde van het papier afgedrukt.
Aan Er wordt op beide zijden van het papier afgedrukt.
Bindrand
Lange rand
omsl*
Er wordt uitgegaan van het inbinden langs de lange rand van de pagina. (Linker rand voor staand
formaat en bovenste rand voor liggend formaat)
Korte rand
omsl
Er wordt uitgegaan van het inbinden langs de korte rand van de pagina. (Bovenrand voor staand
formaat en linker rand voor liggend formaat)
Lettertype
Toepassing:
Het opgeven van het standaard lettertype uit de in de printer geregistreerde letterypen.
Mogelijkheden:
CG Times CG Times It CG Times Bd
CG Times BdIt Univers Md Univers MdIt
Univers Bd Univers BdIt Univers MdCd
Univers MdCdIt Univers BdCd Univers BdCdIt
AntiqueOlv AntiqueOlv It AntiqueOlv Bd
CG Omega CG Omega It CG Omega Bd
CG Omega BdIt GaramondAntiqua Garamond Krsv
Garamond Hlb GaramondKrsvHlb Courier*
Courier It Courier Bd Courier BdIt
LetterGothic LetterGothic It LetterGothic Bd
Albertus Md Albertus XBd Clarendon Cd
Coronet Marigold Arial
Arial It Arial Bd Arial BdIt
Times New Times New It Times New Bd
Times New BdIt Symbol Wingdings
Line Printer Times Roman Times It
Times Bd Times BdIt Helvetica
Helvetica Ob Helvetica Bd Helvetica BdOb
CourierPS CourierPS Ob CourierPS Bd
CourierPS BdOb SymbolPS Palatino Roman
Palatino It Palatino Bd Palatino BdIt
ITCBookman Lt ITCBookman LtIt ITCBookmanDm
ITCBookmanDm It HelveticaNr HelveticaNr Ob
HelveticaNr Bd HelveticaNrBdOb N C Schbk Roman
N C Schbk It N C Schbk Bd N C Schbk BdIt
ITC A G Go Bk ITC A G Go BkOb ITC A G Go Dm
ITC A G Go DmOb ZapfC MdIt ZapfDingbats
Tekenset
Toepassing:
Voor keuze van een stel lettertekens en symbolen voor het gekozen lettertype.
Mogelijkheden:
ROMAN-8* ISO L1 ISO L2
ISO L5 ISO L6 PC-8
PC-8 DN PC-775 PC-850
PC-852 PC-1004 PC-8 TK
WIN L1 WIN L2 WIN L5
DESKTOP PS TEXT MC TEXT
MS PUB MATH-8 PS MATH
PI FONT LEGAL ISO-4
ISO-6 ISO-11 ISO-15
ISO-17 ISO-21 ISO-60
ISO-69 WIN 3.0 WINBALT
SYMBOL WINGDINGS DNGBTSMS
Lettergrootte
Toepassing:
Voor keuze van de lettergrootte bij schaalbare typografische lettertypen.
Mogelijkheden:
12.00*
Specificeert de waarden in veelvoud van 0,25.
4.00 - 50.00
De waarde van de lettergrootte geeft de hoogte van de lettertekens in het gekozen lettertype. Een punt komt ongeveer
overeen met 0,35 mm (1/72 inch).
OPMERKING: Het Lettergrootte menu wordt alleen aangegeven voor typografische lettertypen.
Zie ook:
"Tekenbreedte en tekenhoogte"
Tekenbreedte
Toepassing:
Voor keuze van de letterbreedte bij schaalbare lettertypen met vaste tekenafstand.
Mogelijkheden:
10.00*
Specificeert de waarden in veelvoud van 0,01.
6.00-24.00
Tekenbreedte geeft het aantal lettertekens met vaste afstand ertussen in een horizontale inch (2,54 cm) aan tekst. Voor niet-
schaalbare lettertekens met vaste afstand wordt de tekenafstand wel aangegeven, maar die kan niet worden gewijzigd.
OPMERKING: Het
Tekenbreedte
menu wordt alleen aangegeven voor vaste lettertypen met vaste tekenafstand.
Zie ook:
"Tekenbreedte en tekenhoogte"
Formulierregel
Toepassing:
Voor instellen van het aantal regels op een pagina.
Mogelijkheden:
64*
1
Specificeert de waarden in veelvoud van 1.
5-128
*
1
Dit zijn specifieke, per land verschillende fabrieksinstellingen.
Het printer stelt de afstand tussen de regels tekst (de verticale regelafstand) in op basis van menu-onderdelen
Formulierregel en Richting. Kies eerst de juiste Formulierregel en Richting instellingen, voordat u de Formulierregel
waarde kiest.
Zie ook:
"Richting"
Aantal
Toepassing:
Voor het instellen van de standaard afdrukkwaliteit. (Voor instellen van het aantal exemplaren voor een specifieke afdruktaak
gebruikt u het printer-stuurprogramma. De waarden die u kiest in het printer-stuurprogramma krijgen altijd voorrang boven
de waarden gekozen via het operatorpaneel.)
Mogelijkheden:
1*
Specificeert de waarden in veelvoud van 1.
1-999
Beeld verbeter
Toepassing:
Opgeven of de functie Afbeeldingverbetering moet worden uitgevoerd. Afbeeldingverbetering is een functie die het
grensgebied tussen zwart en wit gelijkmatiger maakt zodat de randen minder ruw zijn en de aanblik verbetert.
Mogelijkheden:
Aan* Schakelt de functie Afbeeldingverbetering in.
Uit Schakelt de functie Afbeeldingverbetering uit.
Hex Dump
Toepassing:
Om de oorzaak van een afdrukprobleem op te sporen. Wanneer de functie Hex Dump is ingeschakeld, worden alle gegevens
die naar de printer zijn gestuurd, afgedrukt in hexadecimale waarden en lettertekens. De besturingscodes worden niet
uitgevoerd.
Mogelijkheden:
Uitschakelen* Voor uitschakelen van de Hex Dump functie.
Inschakelen Voor inschakelen van de Hex Dump functie.
Conceptmodus
Toepassing:
Om toner te besparen door vlot afdrukken in een voorlopige conceptkwaliteit. De afdrukkwaliteit zal minder zijn wanneer u
afdrukt met de conceptkwaliteit.
Mogelijkheden:
Uitschakelen* Om niet af te drukken in de conceptmodus.
Inschakelen Om af te drukken in de conceptmodus.
Regelterminatie
Toepassing:
Voor toevoegen van de regelterminatie-commando's.
Mogelijkheden:
Uit*
Er wordt geen regelterminatie-commando toegevoegd.
CR=CR, LF=LF, FF=FF
Toevoegen-LF
Het LF commando wordt toegevoegd.
CR=CR-LF, LF=LF, FF=FF
Toevoegen-CR
Het CR commando wordt toegevoegd.
CR=CR, LF=CR-LF, FF=CR-FF
CR-XX
De CR en LF commando's worden toegevoegd.
CR=CR-LF, LF=CR-LF, FF=CR-FF
Standaardkleur
Toepassing:
Stelt de kleurkeuze in op Kleur of Zwart. Deze instelling wordt gebruikt voor een afdruktaak dat geen afdrukstand
specificeert.
Mogelijkheden:
Zwart Voor afdrukken in zwart-wit of grijstinten.
Kleur* Voor afdrukken in kleur.
PostScript
Gebruik het menu PostScript voor het aanpassen van printerinstellingen die alleen van invloed zijn op afdruktaken waarin de
PCL-emulatie printertaal wordt gebruikt.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
PS-foutrapport
Toepassing:
Het bepalen of de printer de inhoud van fouten afdrukt voor een PostScript-fout. De wijziging wordt van kracht wanneer u de
printer uit- en weer in- hebt geschakeld.
Mogelijkheden:
Aan* Er wordt foutbericht afgedrukt voordat de taak wordt beëindigd.
Uit De afdruktaak wordt beëindigd zonder dat een foutbericht wordt afgedrukt.
OPMERKING: Deze instructies uit het PS-stuurprogramma hebben prioriteit boven de instellingen die worden
opgegeven op het operatorpaneel.
PS-Taak timeout
Toepassing:
Het bepalen van de uitvoeringstijd voor één PostScript-taak. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer uit- en weer
in- hebt geschakeld.
Mogelijkheden:
Uit* Taak-timeout vindt niet plaats.
1-900min. Er treedt een Postscript-fout op als verwerking niet wordt voltooid na de opgegeven tijd.
PS-schijf init
Toepassing:
Het initialiseren van het PostScript-bestandsysteem op de als optie verkrijgbare harde schijf.
OPMERKING: Het menu PS-schijf init wordt alleen weergegeven als de als optie verkrijgbare harde schijf in uw
printer is geïnstalleerd.
Papierselectmod
Toepassing:
Bepalen hoe de lade voor de PostScript-stand moet worden geselecteerd. De wijziging wordt van kracht wanneer u de printer
uit- en weer in- hebt geschakeld.
Mogelijkheden:
Auto* De lade wordt geselecteerd als dezelfde instelling als in de PCL-stand.
select van lade De lade wordt geselecteerd op een wijze die geschikt is voor gewone PostScript-printers.
Standaardkleur
Toepassing:
Stelt de kleurkeuze in op Kleur of Zwart. Deze instelling wordt gebruikt voor een afdruktaak dat geen afdrukstand
specificeert.
Mogelijkheden:
Zwart-wit Voor afdrukken in zwart-wit of grijstinten.
Kleur* Voor afdrukken in kleur.
Paneelinstel
Gebruik het menu Paneelinstel voor het instellen van een wachtwoord zodat niet iedereen toegang heeft tot de menu's. Zo
wordt voorkomen dat instellingen per ongeluk worden gewijzigd.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
Zie ook:
"Paneelvergrendeling instellen"
Paneelvergrend
Toepassing:
Het beperken van de toegang tot de menu's.
Mogelijkheden:
Uitschakelen* Iedereen heeft toegang tot de menu's.
Inschakelen De toegang tot de menu's is beperkt.
Wijzig wachtwrd
Toepassing:
Een wachtwoord wijzigen zodat niet iedereen toegang heeft tot de menu's te
Mogelijkheden:
0000*
Stelt in of wijzigt een wachtwoord vereist om het Beheermenu te benaderen.
0000-9999
Lade-instelling
Definieer met het menuLade-instelling welke afdrukmedia er in de laden is gelegd.
OPMERKING: De waarden die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) zijn de oorspronkelijke menu-instellingen af-
fabriek.
MPF
Toepassing:
Het specificeren van het papier dat in de MPF is gelegd.
Mogelijkheden:
Papiersoort
Normaal*
Normaal dik
Transparant
Voorbladen
Voorbladen dik
Etiket
Gecoat
Gecoat dik
Envelop
Gerecycled
Japans gecoat
Briefkaart JPN
Briefhoofd
Voorgedrukt
Geperforeerd
Kleur
Normaal zijde2
Norm dik zijde2
Voorbladen z2
Voorblad dik z2
Gecoat z2
Gecoat dik z2
Gerecycl z2
Gecoat JPN z2
Briefk. JPN z2
Kleur zijde2
Papierformaat
A4
A5
B5
Driverzijde*
Letter
8.5x13"
Legal
Executive
Monarch
DL
C5
Envelop #10
Briefkaart JPN
Youkei 2 Env
Youkei 3 Env
Youkei 4 Env
Youchou 3 Env
Choukei 3 Env
Aangpst formaat
MPF-modus
DriverGespec*
Doorgaan met afdrukken, ook als het papier dat is opgegeven in het printen
stuurprogramma niet overeenkomt met het papier dat vanaf het operatorpaneel is
geconfigureerd voor de MPF.
Paneel gespec
Stop met afdrukken en laat een foutmelding zien op het operatorpaneel als het papier
dat is opgegeven in het printerstuurprogramma niet overeenkomt met het papier dat
voor de MPF is geconfigureerd vanaf het operatorpaneel.
Popup
weergeven
Aan*
Bepaalt het formaat van het papier dat in de MPF is gelegd. Dit onderdeel is alleen
beschikbaar wanneer Paneel gespec is geselecteerd voor MPF-modus.
Uit
Formaat en soort van het papier dat in de MPF ligt, wordt niet opgegeven. Dit onderdeel
is alleen beschikbaar wanneer Paneel gespec is geselecteerd voor MPF-modus.
OPMERKING: Voor de lade 1 of de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer, is het niet nodig het papierformaat in te
stellen. Deze bladen detecteren het papierformaat automatisch. Zie voor meer informatie over de ondersteunde
papierformaten voor de standaard-laden en de als optie verkrijgbare laden "Ondersteunde papierformaten
".
Gebruik dit onderdeel om:
De afdrukkwaliteit voor het opgegeven papier te optimaliseren.
De papierbron te selecteren via uw softwareprogramma door soort en formaat te selecteren.
Automatisch laden te koppelen. De printer koppelt automatisch laden die papier van hetzelfde soort en formaat
bevatten, als u Papiersoort instelt op de juiste waarden.
Lade 1
Toepassing:
Voor het specificeren van het papier dat in lade 1 geladen moet worden.
Mogelijkheden:
Papiersoort
Normaal*
Normaal dik
Voorbladen
Voorbladen dik
Etiket
Gecoat
Gecoat dik
Gerecycled
Japans gecoat
Briefhoofd
Voorgedrukt
Geperforeerd
Kleur
Papierformaat
Auto*
Aangpst formaat
Lade 2
Toepassing:
Bepalen welk formaat papier in de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer is gelegd.
Mogelijkheden:
Papiersoort
Normaal*
Normaal dik
Voorbladen
Voorbladen dik
Etiket
Gecoat
Gecoat dik
Gerecycled
Japans gecoat
Briefhoofd
Voorgedrukt
Geperforeerd
Kleur
Papierformaat
Auto*
Aangpst formaat
Opslag afdruk
Dit Opslag afdruk menu biedt enkele speciale afdrukmogelijkheden zoals Veilige afdruk en Proefafdruk.
OPMERKING: Het menu Opslag afdruk wordt alleen weergegeven wanneer 512 MB geheugen in de printer is
geïnstalleerd.
Veilige afdruk
Toepassing:
Voor het afdrukken van vertrouwelijke afdruktaken. De printer kan uw afdruktaak bewaren in het geheugen totdat u bij de
printer aanwezig kan zijn om het wachtwoord in te tikken via het operatorpaneel.
Mogelijkheden:
Verwd na afdruk Drukt de taak af en verwijdert dan de gegevens uit het afdrukgeheugen.
Afdruk en opslg Drukt de taak af en slaat dan de gegevens op in het afdrukgeheugen.
Verwijderen Verwijdert de taak uit het afdrukgeheugen.
Proefafdruk
Toepassing:
Voor afdrukken van een enkel exemplaar om het afdrukresultaat te controleren alvorens alle andere exemplaren af te drukken.
Zo kunt u voorkomen dat een eventuele vergissing een groot aantal malen wordt afgedrukt.
Mogelijkheden:
Verwd na afdruk Drukt de taak af en verwijdert dan de gegevens uit het afdrukgeheugen.
Afdruk en opslg Drukt de taak af en slaat dan de gegevens op in het afdrukgeheugen.
Verwijderen Verwijdert de taak uit het afdrukgeheugen.
Paneelvergrendeling instellen
Deze functie dient om te voorkomen dat onbevoegden de instellingen van de beheerder kunnen veranderen. Voor normaal
afdrukken kunnen de onderdelen worden gekozen uit een menu en blijven de printerinstellingen verder ongewijzigd. Voor
normaal afdrukken kunnen de onderdelen ook worden ingesteld via het printerstuurprogramma.
OPMERKING: Wanneer menu's van het operatorpaneel worden uitgeschakeld, wordt niet de toegang tot de menu's
Opslag afdruk en Lade-instelling voorkomen.
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Beheermenu verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop
totdat Paneelinstel verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
4. Paneelvergrend wordt weergegeven. Druk op de knop
(Instellen) .
5. Druk op de knop
totdat Inschakelen verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
6. Druk op knop
.
7. Druk op de knop
totdat Wijzig wachtwrd verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
8. Voer het oude wachtwoord in (voor, wanneer u dat voor de eerste keer doet na het uitvoeren van de instellingen, toets
dan 0000 in), en druk daarna op de knop (Instellen) .
9. Voer het nieuwe wachtwoord in en druk op daarna op de knop
(Instellen).
10. Voer het wachtwoord opnieuw in, ter bevestiging van het wachtwoord dat u hebt ingevoerd en druk dan op de knop
(Instellen).
Het wachtwoord is gewijzigd.
OPMERKING: Als u uw wachtwoord niet meer weet, schakelt u de printer uit. Vervolgens houdt u de knop Menu
ingedrukt en schakelt u de printer in. Houd de knop Menu ingedrukt totdat de display aanduidt Init wachtwoord Bent
u zeker? Laat de knop Menu los en druk op de knop
(Instellen). Druk op de knop totdat Ja verschijnt, en
druk dan op de knop
(Instellen). De display geeft kort de aanduiding Wachtwoord reset. Dit brengt de
oorspronkelijke fabrieksinstelling voor het paneelwachtwoord terug.
OPMERKING: Wanneer Paneelvergrend is Inschakelen, is de fabrieksinstelling voor het paneelwachtwoord 0000.
Zie ook:
"Wijzig wachtwrd"
Uitschakelen van de paneelvergrendeling
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Beheermenu verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
3. Voer het wachtwoord in en druk op daarna op de knop
(Instellen).
4. Druk op de knop
totdat Paneelinstel verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
5. Paneelvergrend wordt weergegeven. Druk op de knop
(Instellen).
6. Druk op de knop
totdat Uitschakelen verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Uw printer-software begrijpen
Hulpprogramma Printerinstellingen
Installeer met behulp van de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD die bij uw printer is geleverd een combinatie van
software-programma's die past bij uw besturingssysteem.
De volgende software-programma's werken alleen onder Windows. Zij werken niet onder Macintosh, UNIX of Linux.
Afdrukken-statusvenster
Het Afdrukken-statusvenster waarschuwt u wanneer er een fout optreedt of er iets uw aandacht vergt, zoals wanneer het
papier is vastgelopen of de toner bijna op is.
Het Afdrukken-statusvenster wordt altijd geopend tijdens het afdrukken. Wanneer er iets fout gaat, verschijnt er een
foutmelding in het Afdrukken-statusvenster.
Hier kunt u ook controleren hoeveel toner en papier er nog over zijn en welke configuratie van opties er is gekozen voor de
lokale printer.
Statusmonitor-console
Beheer met behulp van de Statusmonitor-console meerdere Statusvensters.
Selecteer een printer uit de lijstweergave (of Printerselectie) door op de naam te klikken en een Statusvenster voor
een bepaalde printer te openen.
De Statusmonitor-console toont het Statusvenster voor lokale verbindingen en netwerkverbindingen.
Dell Supplies Management Systemâ„¢
U kunt het dialoogvenster Dell Supplies Management System openen vanuit het venster Afdrukstatus, het menu Alle
programma's of via het bureaublad-pictogram. U kunt het ook starten vanuit het Statusvenster wanneer er een probleem
is met de toner.
U kunt de verbruiksmaterialen telefonisch bijbestellen of via Internet.
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Aanvullende kleurenlasersoftware® Dell Supplies
Management System.
Het venster Dell Supplies Management System verschijnt.
2. Kies uw Printer uit de lijst Selecteer het printermodel.
3. Als u bestelt via internet:
a. Wanneer u niet automatisch via twee-wegcommunicatie de informatie van de printer kunt achterhalen, verschijnt
er een venster waarin u wordt gevraagd het "Service Tag" onderhoudsnummer in te toetsen. Toets uw Dell
printer "Service Tag" onderhoudsnummer in in het daarvoor bestemde vakje.
Uw "Service Tag" onderhoudsnummer staat vermeld aan de binnenkant van de zijklep van uw printer.
b. Kies een URL Internet-adres uit de lijst Nabestel URL selecteren.
c. Klik op Bezoek Dells bestelwebsite voor printersupplies.
4. Als u telefonisch wilt bestellen, belt u het nummer dat verschijnt onder de kopregel Telefonisch bestellen.
Gebruikers-installatiedisk aanmaakfunctie
Het programma User Setup Disk Creating Tool dat u vindt in de map MakeDisk van de map Utilities op de
Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD en de printerstuurprogramma's op de Stuurprogramma's-CD en hulpprogramma's
worden gebruikt voor het aanmaken van speciale stuurprogramma-installatiepakketten die aangepaste stuurprogramma-
instellingen bevatten. Een stuurprogramma-installatiepakket kan een groep vastgelegde stuurprogramma-instellingen
bevatten en andere gegevens voor zaken als:
Afdruk-oriëntering en Meervoudig Omhoog (document-instellingen)
Watermerken
Lettertype-referenties
Als u het printerstuurprogramma op meerdere computers met hetzelfde besturingssysteem wilt installeren, maakt u een
installatiedisk met behulp van een floppy disk of op een server-computer op het netwerk. Gebruik van een dergelijke
zelfgemaakte installatiedisk kan u heel wat werk besparen bij het installeren van het printerstuurprogramma
Installeer van tevoren het printerstuurprogramma voor de Dellâ„¢ 3130cn Color Laser Printer op de computer waarmee u
de installatiedisk wilt samenstellen.
De installatiedisk kan alleen gebruikt worden met het besturingssysteem waaronder de disk is aangemaakt of met
computers die werken met datzelfde besturingssysteem. Maak afzonderlijke installatiedisks voor verschillende soorten
besturingssystemen.
Software bijwerken
De updates van de firmware en/of stuurprogramma's kunt u downloaden van de Dell ondersteuningswebsite op
support.dell.com
.
Hulpprogramma Printerinstellingen
In het venster Snelstartprogramma kunt u Statusvenster, Werkset, Updater en Problemen\noplossen openen.
Wanneer u de Dell-software installeert, wordt het Snelstartprogramma ook geïnstalleerd.
Nadere informatie over het installeren van de software vindt u onder "Instellingen opgeven voor gedeeld afdrukken"
.
Zo opent u het venster Snelstartprogramma:
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Aanvullende kleurenlasersoftware® Snelstartprogramma.
Het dialoogvenster Snelstartprogramma opent.
2. In het venster Snelstartprogramma vindt u vier knoppen: Statusvenster, Werkset, Updater en
Problemen\noplossen.
Klik op knop X knop in de rechter bovenhoek van het venster als u het wilt sluiten.
Voor nadere details, klikt u op de knop Help voor elk van de applicaties.
Statusvenster
De knop Statusvenster opent het venster Afdrukstatus. Zie "Afdrukken-statusvenster".
Werkset
U kunt met de Werkset de verschillende instellingen voor de printer instellen. Zie "Begrip van de Werkset-menu's."
Updater
Met de knop Updater kunt u de instellingen voor het printerstuurprogramma bijwerken.
Problemen oplossen
De knop Problemen\noplossen opent de handleiding Problemen oplossen waarmee u zelf problemen kunt oplossen.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Afdrukken
Tips voor succesvol afdrukken
Een afdruktaak naar de printer sturen
Annuleren van een afdruktaak
Afdrukken van een rapportpagina
Gebruik van de functie Afdrukken en Bewaren
Dit hoofdstuk geeft tips voor het afdrukken, voor het afdrukken van lijsten met informatie over uw printer en voor het
annuleren van een afdruktaak.
Tips voor succesvol afdrukken
Tips voor de Opslag van afdrukmedia
Berg uw afdrukmedia goed op. Zie voor meer informatie "Opslag van afdrukmedia".
Voorkomen van vastlopend papier
OPMERKING: U wordt geadviseerd van de printmedia die u denkt te gaan gebruiken eerst een beperkte hoeveelheid
voor de printer te proberen, voordat u een grotere partij aanschaft.
Door de geschikte afdrukmedia te kiezen en die juist in te leggen kunt u papierstoringen voorkomen. Lees de volgende
aanwijzingen voor het inleggen van afdrukmedia:
"Inleggen Printmedia in de standaard-laden en Optionele laden" (voor lade 1 en de als optie verkrijgbare 550
documentinvoer)
"Inleggen in de MPF"
"Voorkomen van vastlopend papier"
Als de afdrukmedia vastloopt, zie dan "Vastgelopen papier verwijderen"
voor aanwijzingen.
Een afdruktaak naar de printer sturen
Het printerstuurprogramma biedt u de mogelijkheid alle functies van de printer te gebruiken. Wanneer u klikt op Afdrukken
in een softwareprogramma, verschijnt er een venster voor het printerstuurprogramma. Kies de juiste instellingen voor de
specifieke taak die u wilt afdrukken. De afdruk-instellingen die u kiest in het printerstuurprogramma krijgen voorrang boven
de standaard menu-instellingen die zijn gekozen via het operatorpaneel of de Werkset.
Het kan nodig zijn te klikken op Voorkeursinstellingen in eerste keuzevak Afdrukken als u alle beschikbare systeem-
instellingen wilt zien die u kunt wijzigen. Als u een functie in het venster van het printerstuurprogramma niet kent, opent u de
online Help voor nadere informatie.
Afdrukken van een taak vanuit een typisch Windows
®
-applicatieprogramma:
1. Open het bestand dat u wilt afdrukken.
2. In het menu Bestand selecteert u Afdrukken.
3. Controleer of de juiste printer is geselecteerd in het dialoogvenster. Wijzig de printerinstellingen voor de taak (zoals de
pagina's die u wilt afdrukken en het aantal exemplaren).
4. Klik op Voorkeursinstellingen als u de systeeminstellingen wilt instellen die niet beschikbaar waren in het eerste
scherm, en klik op OK.
5. Klik op OK of Afdrukken en zend de taak naar de printer van uw keuze.
Annuleren van een afdruktaak
U kunt een afdruktaak op verschillende manieren annuleren.
Annuleren van een taak via het operatorpaneel
Annuleren van een taak waarvan het afdrukken al begonnen is:
1. Druk opCancel.
Het afdrukken wordt geannuleerd, maar alleen voor de huidige taak. Alle volgende taken zullen gewoon worden
afgedrukt.
Annuleren van een afdruktaak vanaf een computer die draait onder
Windows
Annuleren van een taak vanaf de taakbalk
Wanneer u een taak voor afdrukken verzendt, verschijnt er een klein printerpictogram in de rechterhoek van de taakbalk.
1. Dubbelklik op het printerpictogram.
Er verschijnt een lijst met afdruktaken in het printervenster.
2. Selecteer de taak die u wilt annuleren.
3. Druk op de Delete-toets van uw toetsenbord.
Annuleren van een taak vanaf het bureaublad
1. Minimaliseer alle open programma's zodat het bureaublad verschijnt.
Klik op Start® Printers en faxapparaten.
Klik op Starten® Apparaten en printers (voor Windows 7 en Windows Server
®
2008 R2).
Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers (voor Windows Vista
®
).
Klik op Start® Configuratiescherm® Printers (voor Windows Server 2008).
Klik op Start® Instellingen® Printers (voor Windows 2000/NT
®
4.0).
Er verschijnt een lijst van beschikbare printers.
2. Dubbelklik op De printer dat u hebt gekozen bij het versturen van de taak.
Er verschijnt een lijst met afdruktaken in het printervenster.
3. Selecteer de taak die u wilt annuleren.
4. Druk op de Delete-toets van uw toetsenbord.
Afdrukken van een rapportpagina
U kunt via het menu Rapport verscheidene instellingen afdrukken voor uw printer, waaronder printerinstellingen,
paneelinstellingen en een lettertypenlijst. Hieronder vindt u twee voorbeelden van het afdrukken via het menu Rapport.
Afdrukken van een printerinstellingenpagina
U kunt de printerinstellingen controleren door een printerinstellingenpagina af te drukken. Als u een printerinstellingenpagina
afdrukt, kunt u ook zien of de opties naar behoren zijn geïnstalleerd.
Zie "De Printermenu's begrijpen"
of "Begrip van de Werkset-menu's" voor een overzicht van de aanduidingen en de knoppen
op het operatorpaneel als als u Help nodig hebt.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
3. Printerinstell wordt weergegeven en u drukt dan op de knop
(Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
Bij gebruik van de werkset
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printerinstellingenrapport.
4. Selecteer Rapporten in de lijst links op de pagina.
De pagina Rapporten verschijnt.
5. Klik op de knop Printerinstellingen.
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
De melding
Printerinstell Afdrukken
verschijnt wanneer de pagina wordt afgedrukt. De printer keert terug naar de stand
standby nadat de printerinstellingenpagina is afgedrukt.
Als er een andere mededeling verschijnt tijdens het afdrukken van deze pagina, zie dan de online Help voor nadere informatie.
Afdrukken van een lettertypenlijst
U kunt voorbeelden afdrukken van alle lettertypen die op dat moment voor uw printer beschikbaar zijn:
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop
totdat PCL-letterlijst of PS-letterlijst verschijnt.
Selecteer PCL-letterlijst als u een lijst wilt afdrukken van lettertypen die beschikbaar zijn voor de PCL.
Selecteer PS-letterlijst als u een lijst wilt afdrukken van lettertypen die beschikbaar zijn voor de PostScript
®
3â„¢.
4. Druk op de knop
(Instellen).
De melding PCL-letterlijst Afdrukken of PS-letterlijst Afdrukken verschijnt en blijft op het operatorpaneel staan
totdat de pagina is afgedrukt. De printer keert terug naar de status Afdruk gereed, wanneer de lettertypenlijst is afgedrukt.
Gebruik van de functie Afdrukken en Bewaren
Wanneer u een taak naar de printer stuurt, kunt u in het stuurprogramma opgeven dat u wilt dat de printer de taak in het
geheugen bewaart. Wanneer u later de taak kunt afdrukken, gaat u naar de printer en kiest u via het het menu van het
operatorpaneel welke taak in het geheugen of op de harde schijf u wilt afdrukken. U kunt deze functie gebruiken voor het
afdrukken van een vertrouwelijke taak (Veilige afdruk) of om een proefexemplaar af te drukken voordat u meerdere
exemplaren afdrukt (Proefafdruk).
OPMERKING: De printer bewaart de taak totdat u die verwijdert via het operatorpaneel of totdat u de printer
uitschakelt. De gegevens worden uit het geheugen gewist wanneer u de printer uitschakelt. De gegevens op de als
optie verkrijgbare harde schijf worden niet gewist, ook niet als u de printer uitzet.
OPMERKING: De functie Afdrukken en bewaren vereist minimaal 512 MB aan beschikbaar printergeheugen of ruimte
op de harde schijf. Ook moet u de instellingen voor de RAM-schijf op het operatorpaneel en in het
printerstuurprogramma configureren.
OPMERKING: Afhankelijk van de documenten kan een afdruktaak wel eens te groot zijn voor het beschikbare
geheugen. In dat geval volgt er een foutmelding.
OPMERKING: Als u geen specifieke documentnaam kiest voor een afdruktaak via het printerstuurprogramma, zal de
taak worden aangeduid met de datum en tijd wanneer u de taak vanaf de PC verzendt zodat u de taak kunt
onderscheiden van andere afdruktaken die onder uw naam zijn opgeslagen.
Afdrukken en wissen van opgeslagen afdruktaken
Wanneer er afdruktaken zijn opgeslagen in het printergeheugen, kunt u via het operatorpaneel bepalen wat u verder wilt
doen met één of meer van de taken. U kunt dan kiezen voor een Veilige afdruk of een Proefafdruk vanaf de "Opslag
afdruk." Vervolgens kiest u uw gebruikersnaam uit een lijst. Als u kiest voor Veilige afdruk, moet u daarna het wachtwoord
invoeren dat u hebt gekozen in het printerstuurprogramma toen u de afdruktaak naar de printer verzond. Zie "Veilige afdruk
"
voor nadere informatie.
Vanuit elk van de menu-onderdelen
Veilige afdruk
of
Proefafdruk
hebt u drie mogelijkheden:
Afdruk en opslg
Verwd na afdruk
Verwijderen
OPMERKING: Als u een afdruktaak als Veilige afdruk of Proefafdruk wilt verzenden, selecteert u Veilige afdruk of
Proefafdruk in Taaksoort in het tabblad Papier/uitvoer van het dialoogvenster Printing Preferences.
Afdrukken van opgeslagen taken en proefafdruk-taken
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop
totdat Opgeslagen doc verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
De pagina mt opgeslagen documenten wordt afgedrukt.
Opslag afdruk
Wanneer u een Opslag-afdruktaak verzendt, gaat de printer die niet onmiddellijk afdrukken, maar slaat de taak op in het
geheugen zodat u deze later kunt afdrukken. Zie "Afdrukken en wissen van opgeslagen afdruktaken
" voor nadere informatie.
OPMERKING: De printer bewaart de taak totdat u die verwijdert via het operatorpaneel of totdat u de printer
uitschakelt.
OPMERKING: Wanneer u Verwd na afdruk kiest, wordt de bewaarde taak na het afdrukken verwijderd.
Proef-afdruk
Wanneer u een Proef-afdruktaak verzendt, drukt de printer één exemplaar af en bewaart de resterende exemplaren die u via
het stuurprogramma hebt besteld, in het afdrukgeheugen of op de harde schijf. Gebruik de functie Proefafdruk om het eerst
gedrukte exemplaar te controleren en te zien of het naar wens is, voordat u de resterende exemplaren afdrukt.
Zie "Afdrukken en wissen van opgeslagen afdruktaken
" als u hulp nodig hebt bij het afdrukken van de extra exemplaren die
zijn opgeslagen in het geheugen of op de harde schijf.
OPMERKING: De printer bewaart de taak totdat u die verwijdert via het operatorpaneel of totdat u de printer
uitschakelt. De gegevens worden uit het geheugen gewist wanneer u de printer uitschakelt. De gegevens op de als
optie verkrijgbare harde schijf worden niet gewist, ook niet als u de printer uitzet.
OPMERKING: Wanneer u Verwd na afdruk kiest, wordt de bewaarde taak na het afdrukken verwijderd.
Veilige afdruk
Bij het verzenden van een taak naar de printer kunt u via het stuurprogramma een wachtwoord instellen. Het wachtwoord
moet uit 0 tot 12 cijfers cijfers bestaan en u kunt daarvoor de cijfers van 0 tot en met 9 gebruiken. De taak wordt dan in het
afdrukgeheugen of op de harde schijf bewaard totdat u hetzelfde numerieke wachtwoordt intoetst op het operatorpaneel en de
taak afdrukt of verwijdert. Deze functie noemen we "Opslag afdruk
". Zo weet u zeker dat de taak niet kan worden afgedrukt
totdat u er bij bent en erop kunt toezien en niemand anders deze taak op de printer kan afdrukken.
Wanneer u kiest voor
Veilige afdruk
vanuit
Opslag afdruk
na het kiezen van uw gebruikersnaam, verschijnt het volgende
prompt:
[************]
Voer met de knoppen op het operatorpaneel een numeriek wachtwoord in voor uw vertrouwelijke afdruktaak. Terwijl u het
wachtwoord invoert, wordt de vertrouwelijkheid van het wachtwoord gewaarborgd.
Als u een ongeldig wachtwoord invoert, verschijnt de mededeling Onjuist wachtwop het scherm. Wacht drie seconden, of
druk op de knop
(Instellen) of Cancel en u keert terug naar het scherm voor de gebruikersselectie.
Wanneer u een geldig wachtwoord kiest, verkrijgt u daarmee toegang tot alle afdruktaken die overeenkomen met de
gebruikersnaam en het wachtwoord dat u hebt ingevoerd. De afdruktaken die zijn beveiligd met het gekozen wachtwoord
verschijnen op het scherm. Dan kunt u kiezen voor afdrukken of verwijderen van de afdruktaken behorend bij het door u
gekozen wachtwoord. (Zie "Afdrukken en wissen van opgeslagen afdruktaken"
voor nadere informatie.)
OPMERKING: De printer bewaart de taak totdat u die verwijdert via het operatorpaneel of totdat u de printer
uitschakelt. De gegevens worden uit het geheugen gewist wanneer u de printer uitschakelt. De gegevens op de als
optie verkrijgbare harde schijf worden niet gewist, ook niet als u de printer uitzet.
OPMERKING: Wanneer u Verwd na afdruk kiest, wordt de bewaarde taak na het afdrukken verwijderd.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Instellingen opgeven voor gedeeld afdrukken
Aanwijzen en afdrukken
Peer-to-Peer
U kunt uw nieuwe printer met anderen delen op een netwerk, gebruik daarvoor de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD die bij uw printer is geleverd, of via de methode aanwijzen-en-afdrukken of de methode "peer-to-peer" van Microsoft
®
. Als u echter
één van de Microsoft-methoden gebruikt, zult u niet alle mogelijkheden kunnen benutten, zoals de statusmonitor en de andere printerhulpprogramma's die worden geïnstalleerd met de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD.
Al in een lokaal aangesloten printer wilt delen op een netwerk, zult u de printer op gedeeld gebruik moeten instellen en dan de gedeelde printer op netwerk-clients moeten installeren:
OPMERKING: Hier volgen opties die u apart moet aanschaffen als u de printer wilt delen.
Ethernet-kabel
Windows
®
XP, Windows XP 64-bit Edition, Windows Server
®
2003, Windows Server 2003 x64 Edition, Windows 2000, Windows NT
®
4.0
1. Klik opStart® Printers en faxapparaten (Printers voor Windows 2000).
2. Klik met de rechter muisknop op dit printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. In het tabblad Delen, selecteert u Deze printer delen (Gedeeld als voor Windows 2000) en geeft u vervolgens een naam op in het tekstvakje Share- naam (Gedeeld als voor Windows 2000).
4. Klik op Extra stuurprogramma's en selecteer de besturingssystemen van alle netwerk-clients die afdrukken naar deze printer.
5. Klik op OK.
Als er bestanden ontbreken, verschijnt het verzoek de CD van het server-besturingssysteem te plaatsen.
Windows Vista
®
, Windows Vista 64-bit Edition
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op dit printerpictogram en selecteer Delen.
3. Klik op de knop Opties voor delen wijzigen.
4. Het dialoogvenster "Uw toestemming is nodig om te kunnen doorgaan" verschijnt.
5. Klik op de knop Doorgaan.
6. Selecteer het keuzevakje Deze printer delen en geef een naam op in het testvakje Sharenaam.
7. Klik op Extra stuurprogramma's en selecteer de besturingssystemen van alle netwerk-clients die afdrukken naar deze printer.
8. Klik op OK.
Windows Server 2008, Windows Server 2008 64-bit Edition
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op dit printerpictogram en selecteer Delen.
3. Klik op de toets Opties voor delen wijzigen als deze bestaat.
Selecteer het keuzevakje Deze printer delen en geef een naam op in het testvakje Sharenaam.
4. Klik op Extra stuurprogramma's en selecteer de besturingssystemen van alle netwerk-clients die afdrukken naar deze printer.
5. Klik op OK.
Windows 7, Windows 7 64-bit Edition, Windows Server 2008 R2 64-bit Edition
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen van printer.
3. Klik op het tabblad Delen, op de toets Opties voor delen wijzigen als deze bestaat.
Vink het keuzevakje Deze printer delen aan, en typ dan een naam in, in het tekstvakje Sharenaam.
4. Klik op
Extra stuurprogramma's
en selecteer de besturingssystemen van alle netwerk-cliënten die afdrukken met deze printer.
5. Klik op Toepassen, en klik dan op OK.
Controleer of de printer naar behoren wordt gedeeld:
Controleer of het printer-object in de mapPrinters, Printers en faxapparaten of Apparaten en printers aangeeft dat deze printer wordt gedeeld. Een pictogram van gedeeld gebruik wordt onder het printerpictogram weergegeven.
Blader door het Netwerk of Mijn netwerklocaties. Zoek naar de host-naam van de server en kijk of de gedeelde naam die u voor de printer hebt gekozen, wordt weergegeven.
Nu de printer wordt gedeeld, kunt u de printer installeren op de netwerk-clients met behulp van de aanwijzen-en-afdrukken of "peer-to-peer" methoden.
Aanwijzen en afdrukken
Deze methode biedt gewoonlijk het meest doeltreffend gebruik van de systeembronnen. De server zorgt voor de stuurprogramma-aanpassingen en het afhandelen van de afdruktaken. Zo kunnen de netwerk-clients veel sneller terugkeren naar hun eigen
programma's.
Wanneer u de aanwijzen-en-afdrukken methode gebruikt, wordt een gedeelte van de stuurprogramma-informatie van de server gekopieerd naar de client-computer. Dit biedt precies genoeg informatie om een afdruktaak naar de printer te sturen.
Windows XP, Windows XP 64-bit Edition, Windows Server 2003, Windows Server 2003 x64 Edition, Windows 2000, Windows NT 4.0
1. Op het Windows-werkblad van de client-computer, dubbelklikt u op Mijn netwerklocaties.
2. Zoek de hostnaam van de server-computer op en dubbelklik op de hostnaam.
3. Klik met de rechtermuisknop op de gedeelde printernaam, en klik dan op Verbinding maken.
Wacht tot de stuurprogramma-informatie is gekopieerd van de server-computer naar de client-computer, en tot er een nieuw printer-object is toegevoegd aan de map Printers en faxapparaten (Printers voor Windows 2000). De kopieertijd die dit kan
vergen varieert, afhankelijk van de drukte op het netwerk en andere factoren.
Sluit tenslotte Mijn netwerklocaties.
4. Druk een testpagina af om te zien of de installatie is gelukt.
a. Klik opStart® Printers en faxapparaten (Printers voor Windows 2000).
b. Selecteer de printer die u zojuist hebt aangemaakt.
c. Klik op Bestand® Eigenschappen.
d. Klik op het tabblad Algemeen op Testpagina afdrukken.
Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het installeren van de printer voltooid.
Windows Vista, Windows Vista 64-bit Edition
1. Klik op het Windows-bureaublad van de client-computer op Start® Netwerk.
2. Zoek de hostnaam van de server-computer op en dubbelklik op de hostnaam.
3. Klik met de rechtermuisknop op de gedeelde printernaam, en klik dan op Verbinding maken.
4. Klik op Stuurprogramma installeren.
5. Klik op Doorgaan in het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer.
6. Wacht tot de stuurprogramma-informatie is gekopieerd van de server- computer naar de client-computer en tot er een nieuw printer-object is toegevoegd aan de map Printers. De tijd die dit kan vergen varieert, afhankelijk van de drukte op het
netwerk en andere factoren.
7. Druk een testpagina af om te zien of de installatie is gelukt.
a. Klik op Start® Configuratiescherm® Hardware en geluiden.
b. Selecteer Printers.
c. Klik met de rechtermuisknop op de printer die u zojuist hebt aangemaakt en selecteer Eigenschappen.
d. Klik op het tabblad Algemeen op Testpagina afdrukken.
Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het installeren van de printer voltooid.
Windows Server 2008, Windows Server 2008 64-bit Edition
1. Klik op het Windows-bureaublad van de client-computer op Start® Netwerk.
2. Zoek de hostnaam van de server-computer op en dubbelklik op de hostnaam.
3. Klik met de rechtermuisknop op de gedeelde printernaam, en klik dan op Verbinding maken.
4. Klik op Stuurprogramma installeren.
5. Wacht tot de stuurprogramma-informatie is gekopieerd van de server- computer naar de client-computer en tot er een nieuw printer-object is toegevoegd aan de map Printers. De tijd die dit kan vergen varieert, afhankelijk van de drukte op het
netwerk en andere factoren.
6. Druk een testpagina af om te zien of de installatie is gelukt.
a. Klik op Start® Configuratiescherm.
b. Selecteer Printers.
c. Klik met de rechtermuisknop op de printer die u zojuist hebt aangemaakt en selecteer Eigenschappen.
d. Klik op het tabblad Algemeen op Testpagina afdrukken.
Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het installeren van de printer voltooid.
Windows 7, Windows 7 64-bit Edition, Windows Server 2008 R2 64-bit Edition
1. Klik op het Windows bureaublad van de clientcomputer op Starten® uw gebruikersnaam® Netwerk (Starten® Netwerk voor Windows Server 2008 R2).
2. Zoek de hostnaam van de server-computer op en dubbelklik op de hostnaam.
3. Klik met de rechtermuisknop op de gedeelde printernaam, en klik dan op Verbinding maken.
4. Klik op Stuurprogramma installeren.
5. Wacht tot de stuurprogramma-informatie is gekopieerd van de servercomputer naar de client-computer, en tot er een nieuw printer-object is toegevoegd aan de map Apparaten en printers. De tijd die dit kan vergen is uiteenlopend, afhankelijk van de
drukte op het netwerk en andere factoren.
6. Druk een testpagina af om te zien of de installatie is gelukt.
a. Klik op Starten® Apparaten en printers.
b. Klik met de rechtermuisknop op de printer die u zojuist hebt aangemaakt en selecteer Eigenschappen van printer.
c. In het Algemeen tabblad, klikt u op Testpagina afdrukken.
Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het installeren van het apparaat voltooid.
Peer-to-Peer
Bij gebruik van de "peer-to-peer"-methode wordt het printerstuurprogramma in zijn geheel geïnstalleerd op elke client-computer. De netwerk-clients behouden de controle over de wijzigingen van het stuurprogramma. De cliënt-computer zorgt voor het
afhandelen van de afdruktaak.
Windows XP, Windows XP 64-bit Edition, Windows Server 2003, Windows Server 2003 x64 Edition, Windows 2000, Windows NT 4.0
1. Klik opStart® Printers en faxapparaten (Printers voor Windows 2000).
2. Start de wizard Printer toevoegen door op Een printer toevoegen te klikken.
3. Klik op Volgende.
4. Selecteer een Netwerkprinter of een printer die met een andere computer is verbonden en klik dan op Volgende (Bij Windows 2000 selecteert u de netwerkprinter uit de lijst Gedeelde printers). Als de printer niet in de lijst voorkomt, toetst u
het pad van de printer in in het tekstvakje.
De server host-naam is de naam van de server-computer waaronder die is geregistreerd op het netwerk. De gedeelde printer-naam is de naam die is toegewezen tijdens het server-installatieproces.
5. Klik op Een printer zoeken en klik op Volgende (Bij Windows 2000 klikt u op OK).
Als dit een nieuwe printer is wordt u misschien gevraagd een printerstuurprogramma te installeren. Als er geen printerstuurprogramma beschikbaar is, zult u een pad moeten opgeven naar beschikbare stuurprogramma's.
6. Kies of u deze printer wilt instellen als de standaardprinter voor de client, klik op Volgende en klik dan op Voltooien (Bij Windows 2000, klikt u op Voltooien).
7. Druk een testpagina af om te zien of de installatie is gelukt:
a. Klik opStart® Instellingen® Printers en faxapparaten (Printers voor Windows 2000).
b. Selecteer de printer die u zojuist hebt aangemaakt.
c. Klik op Bestand® Eigenschappen.
d. Klik op het tabblad Algemeen op Testpagina afdrukken.
Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het installeren van de printer voltooid.
Windows Vista, Windows Vista 64-bit Edition
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers.
2. Start de wizard Printer toevoegen door op Een printer toevoegen te klikken.
3. Selecteer Netwerkprinter, draadloze printer of Bluetooth-printer, toevoegen en klik vervolgens op Volgende. Als de printer in de lijst voorkomt, selecteert u de printer en klikt u op Volgende of selecteert u De printer die ik wil gebruiken,
staat niet in de lijst. en typt u het pad van de printer in het tekstvakje Een gedeelde printer op naam selecteren en klikt op Volgende.
De server host-naam is de naam van de server-computer waaronder die is geregistreerd op het netwerk. De gedeelde printer-naam is de naam die is toegewezen tijdens het server-installatieproces.
4. Als dit een nieuwe printer is wordt u misschien gevraagd een printerstuurprogramma te installeren. Als er geen printerstuurprogramma beschikbaar is, zult u een pad moeten opgeven naar beschikbare stuurprogramma's.
5. Selecteer of u wilt dat deze printer de standaardprinter is voor de client, klik op Volgende.
6. Als u de installatie wil controleren, klikt u op Testpagina afdrukken.
7. Klik op Voltooien.
Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het installeren van de printer voltooid.
Windows Server 2008, Windows Server 2008 64-bit Edition
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Start de wizard Printer toevoegen door op Een printer toevoegen te klikken.
3. Selecteer Netwerkprinter, draadloze printer of Bluetooth-printer, toevoegen en klik vervolgens op Volgende. Als de printer in de lijst voorkomt, selecteert u de printer en klikt u op Volgende of selecteert u De printer die ik wil gebruiken,
staat niet in de lijst. en typt u het pad van de printer in het tekstvakje Een gedeelde printer op naam selecteren en klikt op Volgende.
Bijvoorbeeld: \\<server host-naam>\<gedeelde printer-naam>
De server host-naam is de naam van de server-computer waaronder die is geregistreerd op het netwerk. De gedeelde printer-naam is de naam die is toegewezen tijdens het server-installatieproces.
4. Als dit een nieuwe printer is wordt u misschien gevraagd een printerstuurprogramma te installeren. Als er geen printerstuurprogramma beschikbaar is, zult u een pad moeten opgeven naar beschikbare stuurprogramma's.
5. Selecteer of u wilt dat deze printer de standaardprinter is voor de client, klik op Volgende.
6. Als u de installatie wil controleren, klikt u op Testpagina afdrukken.
7. Klik op Voltooien.
Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het installeren van de printer voltooid.
Windows 7, Windows 7 64-bit Edition, Windows Server 2008 R2 64-bit Edition
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik op
Een printer toevoegen
om het
Printer toevoegen
hulpprogramma te starten.
3. Selecteer Netwerkprinter, draadloze printer of Bluetooth-printer toevoegen. Indien de printer staat vermeld, selecteer de printer dan en klik op Volgende, of selecteer De printer die ik wil gebruiken, staat niet in de lijst. Klik op Een
gedeelde printer op naam selecteren en typ het pad van de printer in het tekstvakje, klik vervolgens op Volgende.
Bijvoorbeeld: \\<server host-naam>\<gedeelde printer-naam>
De server host-naam is de naam van de server-computer waaronder die is geregistreerd op het netwerk. De gedeelde printer-naam is de naam die is toegewezen tijdens het server-installatieproces.
4. Als dit een nieuwe printer is, kunt u gevraagd worden een printerstuurprogramma te installeren. Als er geen printer-stuurprogramma beschikbaar is, zult u het pad moeten opgeven waar wel stuurprogramma's te vinden zijn.
5. Bevestig de naam van de printer en klik op Volgende.
6. Selecteer of u deze printer als standaard printer wenst voor de client.
7. Indien u de installatie wilt verifiëren klikt u op Testpagina afdrukken.
8. Klik op Voltooien.
Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het installeren van het apparaat voltooid.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Lettertypen begrijpen
Letterontwerp en lettertypen
Bitmap-lettertypen en Schaalbare lettertypen
Residente lettertypen
Tekensets
Letterontwerp en lettertypen
Een lettertype is een samenstel van lettertekens en symbolen die zijn gebaseerd op een bepaald ontwerp. Het specifieke
ontwerp noemen we een letterontwerp. De letterontwerpen die u kiest verlenen een zekere persoonlijkheid aan een
document. Zorgvuldig gekozen letterontwerpen maken een document beter leesbaar.
De printer heeft tal van residente lettertypen in PCL 5/PCL 6 en PostScript 3. Zie "Residente lettertypen
" voor een lijst van alle
residente lettertypen.
Gewicht en stijl
Letterontwerpen zijn vaak uitgevoerd in verschillende gewichten en stijlen. Deze variaties zijn aanpassingen van hetzelfde
ontwerp, zodat u bijvoorbeeld belangrijke woorden in een tekst nadruk kunt geven of boektitels opvallend kunt weergeven. De
verschillende gewichten en stijlen zijn ontwikkeld als een aanvulling op het oorspronkelijke ontwerp.
Gewicht duidt op de dikte van de lijnen die de lettertekens vormen. Dikkere lijnen geven donkerder letters. Het gewicht van
een letterontwerp wordt gewoonlijk beschreven in termen als vet, gemiddeld, mager, zwart of zwaar.
Stijl verwijst naar andere aanpassingen van een letterontwerp, zoals de scheefstand of de breedte van de letters. Cursief en
oblique of schuin zijn stijlen waarbij de letters overhellen. Smal, condensed en verbreed zijn drie gangbare stijlen die de
breedte van de lettertekens aanpassen.
Sommige lettertypen combineren verscheidene gewicht- en stijl-modificaties; bijvoorbeeld, Helvetica Narrow Bold Oblique.
Een groep van diverse gewicht- en stijlvarianten van een enkel letterontwerp staat bekend als een letterontwerp-familie. De
meeste letterontwerp-families omvatten vier varianten: normaal, cursief (schuin), vet, en vet cursief (vet schuin). Sommige
families omvatten meer varianten, zoals het volgende overzicht van de Helvetica letterontwerp-familie toont:
Tekenbreedte en tekenhoogte
Het formaat van een lettertype wordt aangeduid met de tekenbreedte of de tekenhoogte, afhankelijk van of het een lettertype
met vaste tekenafstand is of een proportioneel lettertype.
Bij een vaste tekenafstand lettertype zijn alle lettertekens even breed. Tekenbreedte wordt gebruikt om het formaat van
lettertypen met vaste tekenafstand aan te geven. Het is een maat die uitdrukt hoeveel lettertekens er in een horizontale inch
(25,4 mm) aan tekst passen. Zo zijn er bijvoorbeeld van alle 10-pitch brede lettertypen altijd 10 letters per inch (10 cpi) en
van alle 12-pitch brede typen zijn er 12 letters per inch (12 cpi).
Bij proportionele (of typografische) lettertypen kan elk letterteken zijn eigen specifieke breedte hebben. En aangezien bij
proportionele lettertypen de breedte dus uiteenloopt, wordt de grootte van het lettertype hier uitgedrukt in de tekenhoogte, in
punten. De tekenhoogte geeft hier de hoogte in punten van de lettertekens in het lettertype. Een punt is gedefinieerd als 1/72
inch. De lettertekens van een letterype in 24-punts formaat zijn tweemaal zo groot als de lettertekens van hetzelfde
lettertype dat wordt gedrukt in 12-punts formaat.
De volgende afbeelding toont enkele voorbeelden van een lettertype afgedrukt in verschillende punt-formaten:
De tekenhoogte of het punt-formaat van een lettertype is gedefinieerd als de afstand van de top van het hoogste letterteken
tot de onderkant van het laagste teken in het lettertype. Vanwege deze definitie van de lettergrootte kunnen verschillende
lettertypen die zijn afgedrukt in hetzelfde punt-formaat wel eens aanzienlijk verschillen in gemiddelde of schijnbare grootte.
Dat komt omdat er nog andere lettertype-parameters zijn die bepalen hoe het lettertype er uit ziet. Desondanks is het punt-
formaat een uitstekende maatstaf voor de relatieve grootte van een lettertype. Het volgende voorbeeld toont twee sterk
verschillende proportionele lettertypen, afgedrukt in 14-punts formaat.
Bitmap-lettertypen en Schaalbare lettertypen
Deze printer gebruikt zowel bitmap-lettertypen als schaalbare lettertypen.
Bitmap-lettertypen worden in het geheugen van de printer opgeslagen als vastgestelde patronen van beeldpunten die een
letterontwerp vormen in een bepaald formaat en bepaalde stijl en resolutie. De volgende afbeelding toont een voorbeeld van
een letterteken uit een bitmap-lettertype.
Rasterfonts zijn beschikbaar in verschillende letterstijlen en tekenhoogte-formaten, via downloaden te verkrijgen.
Schaalbare lettertypen (ook wel contour- of outline fonts genoemd) worden vastgelegd als computerprogramma's die de
contouren van de letters in het lettertype als formules beschrijven. Telkens wanneer u letters in een schaalbaar lettertype
afdrukt, maakt de printer een bitmap van de tekens in de door u gekozen puntgrootte en slaat deze tijdelijk in het
afdrukgeheugen op.
Deze tijdelijke bitmap-lettertypen worden gewist wanneer u de printer uitschakelt of reset. Schaalbare lettertypen bieden de
flexibiliteit bij het afdrukken in talloze verschillende puntgrootten.
Uw printer gebruikt verschillende schaalbare puntgrootten die u kunt downloaden. PCL 5/PCL 6 werkt met Intellifont en
TrueType schaalbare lettertypen. PostScript 3 gebruikt schaalbare lettertypen van Type 1 en TrueType. Er zijn duizenden
verschillende schaalbare lettertypen in die verschillende indelingen verkrijgbaar van talloze leveranciers.
Als u van plan bent veel downloadbare bitmap-lettertypen of schaalbare lettertypen te gebruiken of als u de schaalbare
lettertypen wilt gebruiken in veel verschillende formaten, moet u misschien extra geheugen voor printer aanschaffen.
Residente lettertypen
Uw printer is vooorzien van een aantal residente lettertypen, die permanent in het afdrukgeheugen worden bewaard. Er zijn
verschillende lettertypes beschikbaar in PCL 5/PCL 6 en PostScript 3. Enkele van de meest populaire letterontwerpen zoals
Courier en TimesNew (PCL 5/PCL 6)/Times New Roman (PostScript 3), zijn beschikbaar voor alle printertalen.
De volgende tabel geeft een overzicht van alle residente lettertypen in uw printer. Zie Afdrukken van een lettertypenlijst
voor
aanwijzingen voor het afdrukken van voorbeelden voor deze lettertypen. U kunt de residente lettertypen selecteren vanuit uw
software-programma. U kunt de lettertypen ook selecteren vanaf uw operatorpaneel, als u PCL 5 gebruikt.
Residente schaalbare lettertypen
PCL 5/PCL 6 PostScript 3
CG Times Albertus
CG Times It Albertus Italic
CG Times Bd Albertus Light
CG Times BdIt
Antique Olive Roman
Univers Md Antique Olive Italic
Univers MdIt Antique Olive Bold
Univers Bd Antique Olive Compact
Univers BdIt Apple Chancery
Univers MdCd Arial
Univers MdCdIt Arial Italic
Univers BdCd Arial Bold
Univers BdCdIt Arial Bold Italic
ITC Avant Garde Gothic Book
AntiqueOlv ITC Avant Garde Gothic Book Oblique
AntiqueOlv It ITC Avant Garde Gothic Demi
AntiqueOlv Bd ITC AvantGarde Gothic Demi Oblique
Bodoni Roman
CG Omega Bodoni Italic
CG Omega It Bodoni Bold
CG Omega Bd Bodoni Bold Italic
CG Omega BdIt Bodoni Poster
Bodoni Poster Compressed
Garamond Antiqua ITC Bookman Light
Garamond Krsv ITC Bookman Light Italic
Garamond Hlb ITC Bookman Demi
Garamond KrsvHlb ITC Bookman Demi Italic
Carta
Courier Chicago
Courier It Clarendon Roman
Courier Bd Clarendon Bold
Courier BdIt Clarendon Light
Cooper Black
LetterGothic Cooper Black Italic
LetterGothic It Cooper Gothic 32BC
LetterGothic Bd Cooper Gothic 33BC
Coronet
Albertus Md Courier
Albertus XBd Courier Oblique
Courier Bold
Clarendon Cd Courier Bold Oblique
Eurostile Medium
Coronet Eurostile Bold
Eurostile Extended No. 2
Marigold Eurostile Bold Extended No. 2
Geneva
Arial Gill Sans
Arial It Gill Sans Italic
Arial Bd Gill Sans Bold
Arial BdIt Gill Sans Bold Italic
Gill Sans Light
TimesNew Gill Sans Light Italic
TimesNew It Gill Sans Extra Bold
TimesNew Bd Gill Sans Condensed
TimesNew BdIt Gill Sans Condensed Bold
Goudy Oldstyle
Symbol Goudy Oldstyle Italic
Goudy Bold
Wingdings Goudy Bold Italic
Goudy Extra Bold
Line Printer Helvetica
Helvetica Oblique
Times Roman Helvetica Bold
Times It Helvetica Bold Oblique
Times Bd Helvetica Narrow
Times BdIt Helvetica Narrow Oblique
Helvetica Narrow Bold
Helvetica Helvetica Narrow Bold Oblique
Helvetica Ob Helvetica Condensed
Helvetica Bd Helvetica Condensed Oblique
Helvetica BdOb Helvetica Condensed Bold
Helvetica Condensed Bold Oblique
CourierPS Hoefler Text
CourierPS Ob Hoefler Text Italic
CourierPS Bd Hoefler Text Black
CourierPS BdOb Hoefler Text Black Italic
Hoefler Ornaments
SymbolPS Joanna
Joanna Italic
Palatino Roman Joanna Bold
Palatino It Joanna Bold Italic
Palatino Bd Letter Gothic
Palatino BdIt Letter Gothic Slanted
Letter Gothic Bold
ITCBookman Lt Letter Gothic Bold Slanted
ITCBookman LtIt ITC Lubalin Graph Book
ITCBookmanDm ITC Lubalin Graph Book Oblique
ITCBookmanDm It ITC Lubalin Graph Demi
ITC Lubalin Graph Demi Oblique
HelveticaNr Marigold
HelveticaNr Ob Monaco
HelveticaNr Bd ITC Mona Lisa Recut
HelveticaNr BdOb New Century Schoolbook Roman
New Century Schoolbook Italic
N C Schbk Roman New Century Schoolbook Bold
N C Schbk It New Century Schoolbook Bold Italic
N C Schbk Bd NewYork
N C Schbk BdIt Optima Roman
Optima Italic
ITC A G Go Bk Optima Bold
ITC A G Go BkOb Optima Bold Italic
ITC A G Go Dm Oxford
ITC A G Go DmOb Palatino Roman
Palatino Italic
ZapfC MdIt Palatino Bold
Palatino Bold Italic
ZapfDingbats Stempel Garamond Roman
Stempel Garamond Italic
Stempel Garamond Bold
Stempel Garamond Bold Italic
Symbol
Tekton Regular
Times Roman
Times Italic
Times Bold
Times Bold Italic
Times New Roman
Times New Roman Italic
Times New Roman Bold
Times New Roman Bold Italic
Univers 45 Light
Univers 45 Light Oblique
Univers 55
Univers 55 Oblique
Univers 65 Bold
Univers 65 Bold Oblique
Univers 57 Condensed
Univers 57 Condensed Oblique
Univers 67 Condensed Bold
Univers 67 Condensed Bold Oblique
Univers 53 Extended
Univers 53 Extended Oblique
Univers 63 Extended Bold
Univers 63 Extended Bold Oblique
Wingdings
ITC Zapf Chancery Medium Italic
ITC Zapf Dingbats
Tekensets
Een tekenset is de verzameling van letters en cijfers, leestekens en speciale symbolen die deel uitmaken van het lettertype
dat u hebt gekozen. Tekensets ondersteunen bijvoorbeeld het schrift van diverse talen en speciale toepassingen, zoals de
wiskundige symbolen die in de wetenschap gebruikt worden.
Bij PCL 5/PCL 6 definieert een tekenset bovendien welke letter wordt afgedrukt voor elke toets op het toetsenbord (of meer
specifiek, voor elk codepunt). Sommige toepassingen vereisen verschillende lettertekens op bepaalde codepunten. Voor de
ondersteuning van diverse toepassingen en talen beschikt uw printer over 36 tekensets voor de ingebouwde PCL 5/PCL 6
lettertypen.
Tekensets voor PCL 5/PCL 6
Niet alle lettertype-namen ondersteunen alle genoemde tekensets.
Roman 8 (Default) ISO 8859-1 Latin 1 ISO 8859-2 Latin 2
ISO 8859-9 Latin 5 ISO 8859-10 Latin 6 PC-8
PC-8 DN PC-775 Baltic PC-850 Multilingual
PC-852 Latin 2 PC-1004 OS/2 PC Turkish
Windows 3.1 Latin 1 Windows 3.1 Latin 2 Windows 3.1 Latin 5
DeskTop PS Text MC Text
Microsoft Publishing Math 8 PS Math
Pi Font Legal ISO 4 United Kingdom
ISO 6 ASCII ISO 11 Swedish:names ISO 15 Italian
ISO 17 Spanish ISO 21 German ISO 60 Norwegian v1
ISO 69 French Windows 3.0 Latin 1 Windows Baltic
Symbol Wingdings ITC ZapfDingbats MS
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Meldingen van de Printer begrijpen
Het operatorpaneel van de printer laat meldingen zien die de actuele staat van de printer beschrijven en geeft een aanduiding
van mogelijke printerproblemen die u moet oplossen. In dit onderdeel wordt een lijst van alle printermeldingen gegeven,
wordt uitgelegd wat zij betekenen en wordt vermeld hoe u de meldingen kunt wissen.
1 Indicatielampje Fout 5
knoppen
2
knoppen
6 Menu-knop
3 Knop Cancel 7 Indicatielampje Gereed
4
Knop (Instellen)
8 LCD-paneel
Melding
(De eerste en de tweede
regel worden samen
weergegeven. De derde en
vierde regel knipperen
iedere seconde.)
Wat deze melding betekent Wat u kunt doen
NNN-NNN
Herstart printer
Contact onderst
AlsBerichtRetour
Fout NNN-NNN heeft te maken met
printerproblemen.
Zet de printer uit en daarna weer aan. Neemt
contact op met Dell als dit het probleem niet
verhelpt.
Zie "Contact opnemen met Dell"
.
NNN-NNN
Herstart printer
Fuser herinst
Contact onderst
De buitenste hendels aan beide
zijden van de fuser-eenheid zijn
niet goed vastgezet.
Fout NNN-NNN heeft te maken met
printerproblemen.
Controleer of de buitenste hendels aan beide zijden
van de fuser-eenheid goed zijn vastgezet. Neemt
contact op met Dell als dit het probleem niet
verhelpt.
Zie "Contact opnemen met Dell"
.
016-316
Herstart printer
Geheugen herinst
Contact onderst
De printer heeft in de
geheugengleuf een module voor
aanvullend geheugen ontdekt, die
niet wordt ondersteund.
Verwijder de module voor aanvullend geheugen.
Neemt contact op met Dell als dit het probleem niet
verhelpt.
Zie "Contact opnemen met Dell"
.
016-318
Herstart printer
Geheugen herinst
Contact onderst
De module voor het aanvullend
geheugen is niet geheel in de gleuf
gestoken.
Neem de module voor het aanvullend geheugen uit
de gleuf en zet de module daarna weer stevig in.
Neemt contact op met Dell als dit het probleem niet
verhelpt.
Zie "Contact opnemen met Dell"
.
016-340
Herstart printer
Contact onderst
AlsBerichtRetour
Er is een communicatiefout
opgetreden in het Netwerkprotocol-
adapter.
Zet de printer uit en daarna weer aan. Neemt
contact op met Dell als dit het probleem niet
verhelpt.
Zie "Contact opnemen met Dell"
.
016-338
Herstart printer
Drdls herinstal
Contact onderst
Er is een fout opgetreden in de
Draadloze printer-adapter.
Zet de printer uit en daarna weer aan. Controleer
het volgende:
Is de Draadloze printer-adapter stevig in de gleuf op
de controller-kaart gestoken?
Worden er geen niet-goedgekeurde USB-toestellen
gebruikt?
Neemt contact op met Dell als dit het probleem niet
verhelpt.
Zie "Contact opnemen met Dell"
.
016-365
Herstart printer
NPA herinst
Contact onderst
Is er een communicatiekaartfout
opgetreden tussen het
Netwerkprotocol-adapter en de
controlekaart.
Zet de printer uit, installeer het Netwerkprotocol-
adapter opnieuw en zet de printer weer aan. Neemt
contact op met Dell als dit het probleem niet
verhelpt.
Zie "Contact opnemen met Dell"
.
NNN-NNN
Herstart printer
XXX herinstal
Contact onderst
XXX is niet volledig en goed
geplaatst.
Fout NNN-NNN heeft te maken met
printerproblemen.
Controleer of de unit goed en volledig is geplaatst.
Neemt contact op met Dell als dit het probleem niet
verhelpt.
Zie "Contact opnemen met Dell"
.
Papierstoring
077-901
Open vrste grend
Verwijder papier
De printer detecteert een
papierstoring.
XXX en YYY geven een aanduiding
voor een positie die u opent.
Fout NNN-NNN heeft te maken met
printerproblemen.
Maak het papierpad vrij.
Zie "Vastgelopen papier verwijderen
"
Papierstoring
077-907
Open vrste grend &
Riemeenheid
Verwijder papier
Papierstoring
NNN-NNN
Open XXX
Open XXX
Papierstoring
075-100
Controleer MPF
Verwijder papier
Open & sluit Voorpaneel
De printer detecteert een
papierstoring in de Multifunctionele
Invoer (MPF).
Controleer de MPF en maak het papierpad vrij.
Zie "Vastgelopen papier verwijderen
"
Papierstoring
De printer detecteert een
NNN-NNN
Open XXX
Verwijder papier
Open & sluit Voorpaneel
papierstoring.
XXX duidt een lade aan die u opent.
Fout NNN-NNN heeft te maken met
printerproblemen.
Trek de aangeduide lade naar buiten en maak het
papierpad vrij.
Zie "Vastgelopen papier verwijderen
"
Plaats PrintCart
NNN-NNN
Plaats
XXX cartridge
De aangeduide printcassette
ontbreekt of is niet goed in de
printer geplaatst.
XXX staat voor één van de
volgende:
Zwarte
Cyaan
Gele
Magenta
Fout NNN-NNN heeft te maken met
printerproblemen.
Zet de aangeduide printcassette opnieuw in.
Zie "Vervangen van printcassettes
"
Vervang cart.
NNN-NNN
Vervangen
XXX cartridge
De toner in de printcassette raakt
op.
XXX staat voor één van de
volgende:
Zwart-wit
Cyaan
Gele
Magenta
Fout NNN-NNN heeft te maken met
printerproblemen.
Neem de aangeduide printcassette uit en plaats een
nieuwe.
Vervangt u de printcassette niet, dan kunnen er zich
problemen met de afdrukkwaliteit voordoen. Bestel
een nieuwe printcassette op de website
(www.dell.com/supplies
of
www.euro.dell.com/supplies
).
Zie "Vervangen van printcassettes
"
Fout X cass
093-NNN
Verwijder strip van X cass
De zwarting van printcassette is niet
genoeg.
X staat voor één van de volgende:
Gele (geel)
Cyaan (cyaan)
Magenta (magenta)
Zwarte (zwart)
Kijk of de toner-verzegeling is verwijderd van de
aangeduide printcassette en of de cassette goed is
geïnstalleerd. Neemt contact op met Dell als dit het
probleem niet verhelpt.
Zie "Vervangen van printcassettes
"
Zie "Contact opnemen met Dell"
.
Fout X cass
093-NNN
Verwijder vel van X cass
De zwarting van printcassette is niet
genoeg.
X staat voor één van de volgende:
Gele (geel)
Cyaan (cyaan)
Magenta (magenta)
Zwarte (zwart)
Kijk of de drumbescherming is verwijderd van de
aangeduide printcassette en of de cassette goed is
geïnstalleerd. Neemt contact op met Dell als dit het
probleem niet verhelpt.
Zie "Vervangen van printcassettes
"
Zie "Contact opnemen met Dell"
.
Riemeenheid
094-911
Vervang riem
De Riemeenheid moet nu worden
vervangen.
Neem de Riemeenheid uit en plaats een nieuwe.
Bestel een Riemeenheid op de website
(www.dell.com/supplies
of
www.euro.dell.com/supplies
).
Contact onderst
Zie "Vervangen van de riemeenheid
"
CRUM ID
009-NNN
Herinstalleren XXX
Er is een niet-ondersteunde eenheid
geïnstalleerd.
XXX duidt een lade aan die u
vervangt.
Neem de niet-ondersteunde eenheid uit en plaats er
een die wel wordt ondersteund.
Zie "Oderhoud van uw Printer
"
Voorklep sluiten
077-300
Voorpaneel
is open
Voorklep van de printer is open. Sluit de aangeduide klep.
Laad XXX
NNN-NNN
Laad YYY
yyy
Het papier dat in de aangeduide
lade is gelegd, heeft niet het juiste
formaat.
XXX duidt het nummer van de lade
of de Multifunctionele Invoer aan.
YYY duidt een papierformaat aan.
yyy duidt papierkwaliteit aan.
Fout NNN-NNN heeft te maken met
printerproblemen.
Leg het aangeduide papier inde aangeduide laden.
Zie "Inleggen Printmedia in de standaard-laden en
Optionele laden"
Geheugen op
016-700
Taak te groot
Druk op
Het printergeheugen is vol en kan
de huidige afdruktaak niet verder
verwerken.
Druk op de knop
(Instellen) en wis de melding,
annuleer de actuele afdruktaak en voer eventueel
een volgende afdruktaak uit.
Annuleer de afdruktaak door op de knop Cancel te
drukken.
Open met een druk op de knop Menu Opslag
afdruk en verwijder de taak uit de wachtrij.
U kunt deze fout in de toekomst vermijden door:
Lettertypen, macro's en andere gegevens die u niet
meer nodig hebt, uit het geheugen van de printer te
verwijderen.
Aanvullend printergeheugen te plaatsen.
Zie "Afdrukken van opgeslagen taken en
proefafdruk-taken"
Disk vol
016-980
Taak te groot
Druk op
Het RAM-diskgeheugen is vol en
kan de huidige afdruktaak niet
verder verwerken.
Druk op de knop
(Instellen) en wis de melding,
annuleer de actuele afdruktaak en voer eventueel
een volgende afdruktaak uit.
Annuleer de afdruktaak door op de knop Cancel te
drukken.
Open met een druk op de knop Menu Opslag
afdruk en verwijder de actuele taak.
U kunt deze fout in de toekomst vermijden door:
Het aantal af te drukken pagina's te verminderen
door bijvoorbeeld de afdrukgegevens op te splitsen.
Meer vrije geheugenruimte te creëren door gegevens
op de RAM-disk of op de harde schijf die u niet meer
nodig hebt, te verwijderen.
Zie "Afdrukken van opgeslagen taken en
proefafdruk-taken"
PDL-verzoek
016-720
Dataschending
Druk op
Fout doet zich voor die verband met
problemen met de PDL-emulatie.
Druk op de knop (Instellen) en wis de melding,
annuleer de actuele afdruktaak en voer eventueel
een volgende afdruktaak uit.
Annuleer de afdruktaak door op de knop Cancel te
drukken.
Ongeldige taak
016-799
Dataschending
Druk op
Deze melding verschijnt als de
configuratie van de printer in het
printerstuurprogramma niet
overeenkomt met die van de printer
die u gebruikt.
Annuleer de afdruktaak door op de knop Cancel te
drukken.
Druk op de knop
(Instellen) en wis de melding,
annuleer de actuele afdruktaak en voer eventueel
een volgende afdruktaak uit.
Zorg ervoor dat de printerconfiguratie in het
printerstuurprogramma overeenkomt met die van de
printer die u gebruikt.
Afdrukgereed
193-700
Geen Dell-toner
geïnstalleerd
De printer staat in de speciale
printcassettestand.
Sommige van de printcassettes raken op, maar u
kunt doorgaan met afdrukken.
Oververhit
042-700
Afkoelend
Even geduld...
Het afdrukken wordt onderbroken
omdat het binnenin de printer
uitzonderlijk heet is.
Laat de printer aanstaan en wacht tot de melding
verdwijnt.
Afdrukgereed
142-700
Oververhit
Gedraaid half
De afdruksnelheid neemt af omdat
het binnenin de printer uitzonderlijk
heet is.
Start pas weer een afdruktaak als de melding is
verdwenen.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Vastgelopen papier verwijderen
Voorkomen van vastlopend papier
Opzoeken van de plaats waar papier is vastgelopen
Verwijderen van vastgelopen papier uit de MPF
Verwijderen van vastgelopen papier uit de standaard-lade
Verwijderen van vastgelopen papier uit de Fuser
Verwijderen van vastgelopen papier uit de als optie verkrijgbare Duplexer
Verwijderen van vastgelopen papier uit de als optie verkrijgbare Invoer
Vastlopen van het papier is meestal te voorkomen door keuze van de juiste afdrukmedia en zorgvuldig inleggen daarvan. Zie
"Afdrukmediarichtlijnen"
voor nadere informatie.
OPMERKING: U wordt geadviseerd een monster van printmedia te proberen voordat u er grote hoeveelheden van
koopt.
Voorkomen van vastlopend papier
Gebruik alleen de aanbevolen afdrukmedia. Zie "Afdrukmediarichtlijnen" voor nadere informatie.
Zie "Inleggen Printmedia in de standaard-laden en Optionele laden" en "Inleggen in de MPF" voor de juiste wijze van
papierinleg.
Forceer de afdrukmedia of de papierlades niet. Het is belangrijk dat de stapel afdrukmedia niet hoger komt dan de
maximumhoogte die wordt aangeduid door de labels en streepjes in de laden.
Leg geen gekreukeld, gevouwen, vochtig of omgekruld papier of andere afdrukmedia in de laden.
Buig en waaier de afdrukmedia los en maak een nette stapel voordat u deze inlegt. Als het papier of andere
afdrukmedia vastloopt, probeer het dan vel voor vel in te voeren via de Multifunctionele Invoer (MPF).
Gebruik geen afdrukmedia die u zelf hebt bijgeknipt of afgesneden.
Gebruik niet verschillende afdrukmedia, papiersoorten of -gewichten in dezelfde papierstapel.
Let er bij het inleggen van de afdrukmedia op dat de aanbevolen afdrukkant boven ligt. Bij de MPF moeten de vellen
met de aanbevolen afdrukkant omlaag liggen.
Bewaar uw afdrukmedia op een plaats waar het in goede staat blijft. Zie voor meer informatie "Opslag van
afdrukmedia".
Verwijder de invoerlade niet tijdens het afdrukken.
Duw alle laden, nadat u ze hebt gevuld stevig op hun plaats.
Controleer of alle kabels voor de printeraansluitingen juist en stevig zijn aangesloten.
Als de geleiders te vast zijn aangedrukt, kan het papier vastlopen.
Veeg de invoerrollen in de papierladen of MPF schoon met een doek die u wat vochtig hebt gemaakt met water, als er
vaak papier vastloopt.
Opzoeken van de plaats waar papier is vastgelopen
De volgende afbeelding laat zien waar in de printer afdrukmedia kan vastlopen.
OPGELET: Gebruik geen gereedschap of instrumenten om vastgelopen papier te verwijderen. De printer zou
daardoor permanent beschadigd kunnen worden.
1 Fuseereenheid
2 Duplexer (als optie verkrijgbaar)
3 Voorpaneel
4 MPF
5 550 documentinvoer (als optie verkrijgbaar)
6 Lade 1
Verwijderen van vastgelopen papier uit de MPF
VOORZICHTIG: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als
de voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
OPMERKING: Het foutbericht dat verschijnt in het operatorpaneel, verdwijnt als u alle vastgelopen afdrukmedia uit de
printer verwijdert.
1. Trek het vastgelopen papier uit de MPF. Als er geen vastgelopen papier te vinden is of als het moeilijk te verwijderen is,
sluit dan de MPF en ga door met de volgende stap om het vastgelopen papier uit de printer te verwijderen.
2. Neem de lade voor 250 vel uit de printer en trek het papier dat nog vastzit uit de printer. Als er geen vastgelopen
papier te vinden is of als het moeilijk te verwijderen is, ga dan door met de volgende stap om het vastgelopen papier
uit de printer te verwijderen.
3. Open met een druk op de knop aan de rechterkant de voorklep en verwijder het vastgelopen papier. Controleer of er
geen snippers papier in de printer zijn achtergebleven.
4. Sluit de voorklep.
5. Schuif de papierlade terug in de printer en duw de lade zover mogelijk aan.
6. Open en sluit de voorklep.
Verwijderen van vastgelopen papier uit de standaard-lade
VOORZICHTIG: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als
de voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
OPMERKING: Het foutbericht dat verschijnt in het operatorpaneel, verdwijnt als u alle vastgelopen afdrukmedia uit de
printer verwijdert.
1. Trek Lade 1 zo ver mogelijk uit de printer. Houd de papierlade met beide handen vast, til de voorkant wat omhoog, en
trek de lade uit de printer.
2. Verwijder alle gekreukte en/of vastzittende vellen uit Lade 1.
3. Trek het vastgelopen papier voorzichtig los zodat het niet scheurt. Als de papierstoring zich zo niet gemakkelijk laat
verhelpen, verwijder het vastgelopen papier dan als volgt uit de printer.
4. Open met een druk op de knop aan de rechterkant de voorklep en verwijder het vastgelopen papier. Controleer of er
geen snippers papier in de printer zijn achtergebleven.
5. Sluit de voorklep.
6. Schuif de Lade 1 in de printer en druk de lade zover mogelijk aan.
OPGELET: Druk niet al te hard tegen de lade. Daardoor zou de lade of het binnenwerk van de printer
beschadigd kunnen worden.
Verwijderen van vastgelopen papier uit de Fuser
VOORZICHTIG: Zorg dat er niets in aanraking komt met of krassen maakt op het oppervlak (de zwarte folie) van de
riemeenheid. Krassen, vuil of vettige vingerafdrukken op de folie van de riemeenheid kunnen de afdrukkwaliteit
aantasten.
OPMERKING: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als de
voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
OPMERKING: Het foutbericht dat verschijnt in het operatorpaneel, verdwijnt als u alle vastgelopen afdrukmedia uit de
printer verwijdert.
1. Zet de printer uit en wacht 30 minuten.
2. Druk op de knop aan de rechterkant en open de voorklep.
3. Licht de hendels aan beide uiteinden van de Fuser omhoog, en verwijder het vastgelopen papier. Als het vastgelopen
papier niet te vinden is, gaat u door met de volgende stap.
De Fuser is heet. Niet aanraken dus, want u zou zich kunnen branden.
4. Open het deksel van de Fuser en verwijder het vastgelopen papier.
5. Sluit het deksel van de Fuser en druk de hendels aan weerszijden van de Fuser omlaag.
6. Vergewis u ervan dat er geen papiersnippers in Fuser zijn achtergebleven en sluit dan de voorklep.
Verwijderen van vastgelopen papier uit de als optie verkrijgbare
Duplexer
VOORZICHTIG: Zorg dat er niets in aanraking komt met of krassen maakt op het oppervlak (de zwarte folie) van de
riemeenheid. Krassen, vuil of vettige vingerafdrukken op de folie van de riemeenheid kunnen de afdrukkwaliteit
aantasten.
VOORZICHTIG: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als
de voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
OPMERKING: Het foutbericht dat verschijnt in het operatorpaneel, verdwijnt als u alle vastgelopen afdrukmedia uit de
printer verwijdert.
1. Druk op de knop aan de rechterkant en open de voorklep.
2. Trek het vastgelopen papier uit de duplexer. Ga door met de volgende stap, als het vastgelopen papier niet te vinden
is.
3. Trek de hendels voor het vrijgeven van de riemeenheid omhoog en draai de riemeenheid omhoog, zoals de afbeelding
laat zien.
4. Verwijder het vastgelopen papier en sluit de riemeenheid.
5. Sluit de voorklep.
Verwijderen van vastgelopen papier uit de als optie verkrijgbare
Invoer
VOORZICHTIG: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als
de voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
OPMERKING: Het foutbericht dat verschijnt in het operatorpaneel, verdwijnt als u alle vastgelopen afdrukmedia uit de
printer verwijdert.
1. Trek de lade zo ver mogelijk uit de printer. Houd de papierlade met beide handen vast, til de voorkant wat omhoog, en
trek de lade uit de printer.
OPMERKING: Papier in de 550 documentinvoer wordt in de printer ingevoerd vanaf de voorzijde van de lade
voor 250 sheet en hierdoor kan papier dat is vastgelopen in de lade voor 250 vel de als optie verkrijgbare lade-
module in de printer blokkeren, zodat u deze niet kunt openen. Zoek op verschillende plaatsen naar vastgelopen
papier, te beginnen bij de als optie verkrijgbare 550 documentinvoer.
2. Verwijder alle gekreukte en/of vastzittende vellen uit de lade.
3. Trek het vastgelopen papier voorzichtig los zodat het niet scheurt. Als de papierstoring zich zo niet gemakkelijk laat
verhelpen, verwijder het vastgelopen papier dan als volgt uit de printer.
4. Open met een druk op de knop aan de rechterkant de voorklep en verwijder het vastgelopen papier. Controleer of er
geen snippers papier in de printer zijn achtergebleven.
5. Sluit de voorklep.
OPMERKING: Als de melding van vastgelopen papier niet is verdwenen als u de voorklep hebt gesloten, trek dan
de lade voor 250 vel uit de printer en verwijder het vastgelopen papier.
6. Schuif de papierlade terug in de printer en duw de lade zover mogelijk aan.
OPGELET: Druk niet al te hard tegen de lade. Daardoor zou de lade of het binnenwerk van de printer
beschadigd kunnen worden.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Gids voor het verhelpen van storingen
Simpele problemen met de printer
Schermweergaveproblemen
Afdrukproblemen
Afdrukkwaliteitsproblemen
Problemenmet papierstoring/uitlijning
Problemen met optionele accessoires
Overige problemen
Contact opnemen met de servicedienst
Simpele problemen met de printer
Sommige problemen met de printer kunt u zelf vrij eenvoudig verhelpen. Als er zich een probleem voordoet met uw printer,
controleer dan de volgende punten:
Is het netsnoer stevig aangesloten op de printer en op een goed geaard stopcontact?
Is de printer aangezet?
Is de stroomvoorziening niet onderbroken door een schakelaar of een gesprongen zekering?
Werkt andere elektrische apparatuur die is aangesloten op hetzelfde stopcontact wel naar behoren?
Zijn alle opties goed geïnstalleerd.
De draadloze printeradapter is niet geïnstalleerd, als u de Netwerkprotocol-adapter in het fysiek aangesloten netwerk
gebruikt.
Als na controle van alle bovenstaande punten het probleem nog steeds bestaat, schakelt u de printer uit, wacht u 10
seconden en schakelt u de printer weer in. Daarmee wordt het probleem vaak verholpen.
Schermweergaveproblemen
Probleem Oplossing
Nadat de printer is aangezet, verschijnt niets op het
operatorpaneel, blijft Even geduld... op de display, of
de achtergrondverlichting gaat niet branden.
Zet de printer uit, wacht 10 seconden en zet de printer
weer aan.
Een Zelftest-bericht verschijnt in het operatorpaneel.
Wanneer de test is voltooid, wordt Afdruk gereed
aangegeven.
De menu-instellingen die zijn gewijzigd via het
operatorpaneel werken niet.
Instellingen in uw software-programma, het
printerstuurprogramma of de printerhulpprogramma's krijgen
voorrang boven de instellingen die worden gemaakt via het
operatorpaneel.
Wijzig de menu-instellingen vanuit het
printerstuurprogramma, de printerhulpprogramma's of het
softwareprogramma, in plaats van op het operatorpaneel.
Afdrukproblemen
Probleem Oplossing
Er wordt een onjuiste tekst of
er wordt niets afgedrukt.
Kijk of Afdruk gereed verschijnt in het operatorpaneel voordat u een afdruktaak naar de
printer stuurt. Druk op de knop Menu als u wilt terugkeren naar Afdruk gereed.
Kijk of er wel afdrukmedia in de printer is geplaatst. Druk op de knop Menu als u wilt
terugkeren naar Afdruk gereed.
Controleer of de printer staat ingesteld op de juiste pagina-beschrijvingstaal (PDL).
Controleer of u het juiste printerstuurprogramma gebruikt.
Controleer of u de juiste Ethernet- of USB-kabel, Parallelle kabel of Draadloze printer-
adapter gebruikt en of die stevig is aangesloten op de printer.
Controleer of het juiste afdrukmediaformaat is geselecteerd.
Controleer, als u een print-spooler gebruikt, of de spooler niet is vastgelopen.
Controleer de printer-interface via het Beheermenu.
Bepaal welk host-interface u gebruikt. Druk een Paneel-instellingenpagina af om te zien of
de huidige interface-instellingen juist zijn. Raadpleeg "Afdrukken van een pagina
Paneelinstellingen" voor nadere bijzonderheden over hoe u een pagina voor
paneelinstellingen kunt afdrukken.
Afdrukmedia wordt niet goed
ingevoerd
of met een aantal tegelijk.
Controleer of de gebruikte afdrukmedia voldoen aan de specificaties voor uw printer. Zie
"Ondersteunde papiersoorten"
voor nadere informatie.
Buig een stapel afdrukmedia heen en weer voor dat u deze in één van de papierbronnen
legt.
Kijk of de afdrukmedia goed zijn ingelegd.
Kijkt of de breedte- en lengtegeleiders in de afdrukmediabronnen juist zijn afgesteld.
Kijk of de laden goed zijn ingezet.
Forceer de afdrukmedia of de papierbronnen niet.
Forceer bij het inleggen de afdrukmedia niet in Multifunctionele Invoer (MPF); anders kunnen
er vellen schuin of dubbelgevouwen worden ingevoerd.
Verwijder gekrulde afdruk media uit de papierbronnen.
Let op dat de afdrukmedia in de juiste richting en met de juiste kant boven zijn ingelegd. Zie
"Inleggen Printmedia in de standaard-laden en Optionele laden
" voor nadere informatie.
Leg de afdrukmedia andersom of ondersteboven en druk nogmaals af, om te zien of de
invoer dan beter gaat.
Gebruik niet verschillende afdrukmedia door elkaar.
Gebruik niet afdrukmedia uit verschillende pakken door elkaar.
Verwijder het bovenste en het onderste gekrulde vel van een pak afdrukmedia, vóór u het
papier inlegt.
Leg alleen afdrukmedia in een lade wanneer deze leeg is.
Veeg de vertragingsrollen in de papierladen of MPF schoon met een zachte doek, die u
vochtig hebt gemaakt met water.
Een envelop wordt niet goed
ingevoerd of een aantal
enveloppen worden tegelijk
ingevoerd.
Verminder het aantal enveloppen op de stapel.
De pagina's worden
beëindigd op onverwachte
plaatsen.
Verhoog de instelling voor Time-out in het menu Printerinstellingen in de Dell Printer
Configuration Web Tool.
De taak wordt afgedrukt uit
de verkeerde papierbron of
op de verkeerde afdruk
media.
Controleer de Papiersoortin het menu Lade-instelling op het operatorpaneel van de
printer en in het printerstuurprogramma.
De afdrukmedia worden niet
netjes opgestapeld in de
uitvoerlade.
Leg de stapel afdrukmedia andersom in de papierlade of de MPF.
De printer drukt niet
tweezijdig af.
Kijk of 2-zijdig wel is geselecteerd in zowel het menu PCL (Printer Control Language) op
het operatorpaneel van de printer en in het printerstuurprogramma.
Het is belangrijk dat er voldoende afdrukgeheugen is geïnstalleerd.
Papier is gekruld in de laden. Voer het papier in via de MPF.
Afdrukkwaliteitsproblemen
OPMERKING: Enkele van de volgende Werkset-procedures kunt u uitvoeren op het operatorpaneel of met Dell Printer
Configuration Web Tool. Voor informatie over het gebruik van het operatorpaneel en Dell Printer Configuration Web
Tool, zie "De Printermenu's begrijpen"
en "Dell Printer Configuration Web Tool".
De gehele uitvoer is te licht.
Oplossing Ja Nee
1
Misschien zijn de printcassettes bijna leeg of aan vervanging toe. Controleer hoeveel toner er
nog in de printcassettes zit.
1. Controleer het tonerniveau in het tabblad Status in de Statusmonitor.
2. Vervang de printcassettes als dat nodig is.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 2.
2
Als u niet de merkprintcassettes van Dell gebruikt, schakelt u de optie Geen Dell-toner uit.
1. Start de Werkset en klik op Geen Dell-toner op het tabblad Printeronderhoud.
2. Zorg dat het keuzevakje Aan niet is geselecteerd.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 3.
3
Zet de Tonerspaarmodus uit in het printerstuurprogramma.
1. Het is belangrijk dat het tabblad Geavanceerd het keuzevakje Tonerspaarmodus niet
is geselecteerd.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 4.
4
Het afdrukmediaoppervlak kan ongelijkmatig zijn. Probeer of het helpt de instelling
Papiersoort in het printerstuurprogramma te wijzigen. Wijzig bijvoorbeeld normaal papier in
dik papier.
1. Wijzig de instelling Papiersoort op het tabblad Papier/uitvoer.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 5.
5
Controleer of de juiste afdrukmedia wordt gebruikt. Zie "Ondersteunde papierformaten"
. Als het
niet het geval is, gebruik dan de afdrukmedia die wordt aanbevolen voor de printer.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 6.
6
Controleer of de vier oranje linten en vier gele linten goed zijn verwijderd van de printcassette.
Zie "Vervangen van printcassettes"
. Verwijder de linten als dat niet geval is.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 7.
7
Vervang de printcassette als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
en "Vervangen van
printcassettes".
2. Klik, wanneer u de printcassette hebt vervangen, op Grafiekafdruk on het tabblad
Diagnose.
3. Klik op de knop Configuratiegrafiek 4 kleuren .
Dan wordt het Configuratiegrafiek 4 kleuren afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Neem
contact op
met Dell.
De toner vlekt of de afdruk laat los.
Oplossing Ja Nee
1
Het afdrukmediaoppervlak kan ongelijkmatig zijn. Probeer of het helpt de instelling
Papiersoort in het printerstuurprogramma te wijzigen. Wijzig bijvoorbeeld normaal papier in
dik papier.
1. Wijzig de instelling Papiersoort op het tabblad Papier/uitvoer.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 2.
2
Controleer of de juiste afdrukmedia wordt gebruikt. Zie "Ondersteunde papierformaten"
. Als het
niet het geval is, gebruik dan de afdrukmedia die wordt aanbevolen voor de printer.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 3.
3
Vervang de fuser als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de fuser. Zie "Vervangen van de Fuser"
.
2. Druk na vervanging van de fuser opnieuw uw document af.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Neem
contact op
met Dell.
Her en der vlekken/onscherpe afbeeldingen
Oplossing Ja Nee
1
Controleer of de printcassettes juist zijn geplaatst. Zie "De printcassettes
plaatsen".
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 2.
2
Vervang de printcassette als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
en "Vervangen
van printcassettes".
2. Klik, wanneer u de printcassette hebt vervangen, op Grafiekafdruk on het
tabblad Diagnose.
3. Klik op de knop Configuratiegrafiek tekenbreedte.
De Configuratiegrafiek tekenbreedte wordt afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Neem contact op met
Dell.
De gehele uitvoer is blanco.
Oplossing Ja Nee
1
Misschien zijn de printcassettes bijna leeg of aan vervanging toe. Controleer hoeveel toner er
nog in de printcassettes zit.
1. Controleer het tonerniveau in het tabblad Status in de Statusmonitor.
2. Vervang de printcassettes als dat nodig is.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 2.
2
Als u niet de merkprintcassettes van Dell gebruikt, schakelt u de optie Geen Dell-toner uit.
1. Start de Werkset en klik op Geen Dell-toner op het tabblad Printeronderhoud.
2. Zorg dat het keuzevakje Aan niet is geselecteerd.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 3.
3
Zet de Tonerspaarmodus uit in het printerstuurprogramma.
1. Op het tabblad Geavanceerd dient u te zorgen dat het Tonerspaarmodus niet is
geselecteerd.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 4.
4
Het afdrukmediaoppervlak kan ongelijkmatig zijn. Probeer of het helpt de instelling
Papiersoort in het printerstuurprogramma te wijzigen. Wijzig bijvoorbeeld normaal papier in
dik papier.
1. Wijzig de instelling Papiersoort op het tabblad Papier/uitvoer.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 5.
5
Controleer of de juiste afdrukmedia wordt gebruikt. Zie "Ondersteunde papierformaten"
. Als het
niet het geval is, gebruik dan de afdrukmedia die wordt aanbevolen voor de printer.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Neem
contact op
met Dell.
6
Controleer of de vier oranje linten en vier gele linten goed zijn verwijderd van de printcassette.
Zie "Vervangen van printcassettes"
. Verwijder de linten als dat niet geval is.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar
actie 7.
7
Vervang de printcassette als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
en "Vervangen van
printcassettes".
2. Klik, wanneer u de printcassette hebt vervangen, op Grafiekafdruk on het tabblad
Diagnose.
3. Klik op de knop Configuratiegrafiek 4 kleuren .
Dan wordt het Configuratiegrafiek 4 kleuren afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Neem
contact op
met Dell.
Er lopen strepen over de uitvoer.
Oplossing Ja Nee
1
Misschien zijn de printcassettes bijna leeg of aan vervanging toe. Controleer hoeveel
toner er nog in de printcassettes zit.
1. Controleer het tonerniveau in het tabblad Status in de Statusmonitor.
2. Vervang de printcassettes als dat nodig is.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 2.
2
Als u niet de merkprintcassettes van Dell gebruikt, schakelt u de optie Geen Dell-
toner uit.
1. Start de Werkset en klik op Geen Dell-toner op het tabblad
Printeronderhoud.
2. Zorg dat het keuzevakje Aan niet is geselecteerd.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 3.
3
Vervang de printcassette als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
en "Vervangen van
printcassettes".
2. Klik, wanneer u de printcassette hebt vervangen, op Grafiekafdruk on het
tabblad Diagnose.
3. Klik op de knop Configuratiegrafiek tekenbreedte.
De taak is
voltooid.
Neem contact op
met Dell.
De Configuratiegrafiek tekenbreedte wordt afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
Een deel of de gehele uitvoer is zwart.
Oplossing Ja Nee
1
Controleer of de printcassettes juist zijn geplaatst. Zie "De printcassettes plaatsen".
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 2.
2
Zorg dat de Uitvoerkleur is ingesteld op Kleur (Auto) in het
printerstuurprogramma.
1. Op het tabblad Grafieken dient u ervoor te zorgen dat het Uitvoerkleur is
ingesteld op Kleur (Auto).
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 3.
3
Vervang de printcassette als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
en "Vervangen
van printcassettes".
2. Klik, wanneer u de printcassette hebt vervangen, op Grafiekafdruk on het
tabblad Diagnose.
3. Klik op de knop Configuratiegrafiek 4 kleuren .
Dan wordt het Configuratiegrafiek 4 kleuren afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Neem contact op
met Dell.
Gekleurde stippen
Oplossing Ja Nee
Probeer de oorzaak van het probleem te vinden met behulp van de
Configuratiegrafiek tekenbreedte.
1. Start de Werkset en klik op Grafiekafdruk op het tabblad
Diagnose.
Ga verder met de actie die
overeenkomt met de locatie van het
probleem:
1
2. Klik op de knop Configuratiegrafiek tekenbreedte.
De Configuratiegrafiek tekenbreedte wordt afgedrukt.
3. Vergelijk de kleurstippen op uw uitvoer met die op de
Configuratiegrafiek tekenbreedte en probeer het probleem te
localiseren.
Is de oorzaak van het probleem gevonden?
Printcassette- 2
Fuser - 3
Hoofdeenheid van de printer -
neem contact op met Dell.
Neem
contact op
met Dell.
2
Vervang de printcassette als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
en
"Vervangen van printcassettes"
.
2. Klik, wanneer u de printcassette hebt vervangen, op
Grafiekafdruk on het tabblad Diagnose.
3. Klik op de knop Configuratiegrafiek tekenbreedte.
De Configuratiegrafiek tekenbreedte wordt afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
De taak is voltooid.
Neem
contact op
met Dell.
3
Vervang de fuser als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de fuser. Zie "Vervangen van de Fuser"
.
2. Klik, wanneer u de printcassette hebt vervangen, op
Grafiekafdruk on het tabblad Diagnose.
3. Klik op de knop Configuratiegrafiek tekenbreedte.
De Configuratiegrafiek tekenbreedte wordt afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
De taak is voltooid.
Neem
contact op
met Dell.
Verticale blanco strepen
Oplossing Ja Nee
1
Controleer of het lichtpad niet is afgedekt.
1. Verwijder de printcassette en bewaar de cassette op een donkere plaats. Zie
"Vervangen van printcassettes"
.
2. Controleer het lichtpad en verwijder de afdekking.
3. Plaats de printcassette weer. Zie "Installeren van een nieuwe printcassette"
.
4. Start de Werkset en klik op Grafiekafdruk op het tabblad Diagnose.
5. Klik op de knop Configuratiegrafiek tekenbreedte.
De Configuratiegrafiek tekenbreedte wordt afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 2.
2
Vervang de printcassette als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
en "Vervangen van
printcassettes".
2. Klik, wanneer u de printcassette hebt vervangen, op Grafiekafdruk on het
tabblad Diagnose.
3. Klik op de knop Configuratiegrafiek tekenbreedte.
De taak is
voltooid.
Neem contact op
met Dell.
De Configuratiegrafiek tekenbreedte wordt afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
Ghosting
Oplossing Ja Nee
1
Probeer de oorzaak van het probleem te vinden met behulp van de
Configuratiegrafiek ghost.
1. Start de Werkset en klik op Grafiekafdruk op het tabblad
Diagnose.
2. Klik op de knop Configuratiegrafiek ghost.
Det Configuratiegrafiek ghost wordt afgedrukt.
Is het type ghosting vastgesteld?
Ga verder met de actie die
overeenkomt met het type
ghosting.
Positieve ghost - 2a
Negatieve ghost - 2b
Neem contact
op met Dell.
2a
Vervang de printcassette als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
en
"Vervangen van printcassettes"
.
2. Klik, wanneer u de printcassette hebt vervangen, op
Grafiekafdruk on het tabblad Diagnose.
3. Klik op de knop Configuratiegrafiek ghost.
Det Configuratiegrafiek ghost wordt afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
De taak is voltooid.
Neem contact
op met Dell.
2b
Als u niet afdrukmedia gebruikt die voor de printer worden
aanbevolen, stap dan over op de afdrukmedia die worden
aanbevolen.
Is het probleem opgelost?
De taak is voltooid.
Ga naar actie
2a.
Bead-Carry-Out (BCO)
Oplossing Ja Nee
1
Stel de hoogte van de locatie in, als de printer op grote hoogte is geïnstalleerd.
1. Start de Werkset en klik op Hoogte regelen op het tabblad
Printeronderhoud.
2. Selecteer de waarde die ongeveer de hoogte van de locatie waar de printer
is geïnstalleerd, aanduidt.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 2.
2
Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Neem contact op
met Dell.
Rafelige tekens
Oplossing Ja Nee
1
Zet de Afdrukmodusop Hoge kwaliteit in het printerstuurprogramma.
1. Selecteer op het tabblad Grafieken Hoge kwaliteit bij Afdrukmodus.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar actie
2.
2
Stel Bitmaptekst bijwerken in in de printerstuurprogramma.
1. Zet op het tabblad Geavanceerd Bitmaptekst bijwerken bij Items op Aan.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar actie
3.
3
Bij gebruik van een gedownload lettertype, is het belangrijk dat het lettertype een aanbevolen
lettertype is voor de printer, het besturingssysteem en de toepassing die wordt gebruikt.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Neem
contact op
met Dell.
Banden
Oplossing Ja Nee
1
Probeer de oorzaak van het probleem te vinden met behulp
van de MQ-grafiek.
1. Start de Werkset en klik op Grafiekafdruk op het
tabblad Diagnose.
2. Klik op de knop MQ-grafiek.
De MQ-grafiek wordt afgedrukt.
Is de oorzaak van het probleem gevonden?
Ga verder met de actie die overeenkomt
met de locatie van het probleem:
Printcassette- 2
Fuser - Contact opnemen met Dell.
Hoofdeenheid van de printer -
Contact opnemen met Dell.
Neem contact
op met Dell.
Vervang de printcassette als u een reserve-exemplaar
hebt.
1. Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes
plaatsen" en "Vervangen van printcassettes".
2. Klik, wanneer u de printcassette hebt vervangen, op
Neem contact
2
Grafiekafdruk on het tabblad Diagnose.
3. Klik op de knop MQ-grafiek.
De MQ-grafiek wordt afgedrukt.
Is het probleem opgelost?
De taak is voltooid.
op met Dell.
Gekreukt/gevlekt papier
Oplossing Ja Nee
1
Controleer of de juiste afdrukmedia wordt gebruikt. Zie "Ondersteunde papierformaten"
. Als het niet
het geval is, gebruik dan de afdrukmedia die wordt aanbevolen voor de printer.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Als u
afdrukt
op een
envelop,
gaat u
naar
actie 2.
2
Condensatie in de printer is er de oorzaak van dat papier kreukelt. Laat de printer meer dan één uur
aanstaan zodat de condensatie kan verdwijnen. Laat de printer in de winter aanstaan om
condensatievorming te voorkomen. U kunt in dat geval het stroomverbruik verminderen door de
stand voor energiebesparing te gebruiken. Neem, als de problemen dan nog voorkomen, contact op
met Dell. Zie "Contact opnemen met Dell"
.
De taak
is
voltooid.
Ga, als
u
afdrukt
op een
envelop,
naar
actie 3.
3
Vervang de fuser als u een reserve-exemplaar hebt.
1. Vervang de fuser. Zie "Vervangen van de Fuser"
.
2. Druk na vervanging van de fuser opnieuw uw document af.
Is het probleem opgelost?
Neem
contact
op met
Dell.
Neem
contact
op met
Dell.
Problemenmet papierstoring/uitlijning
OPMERKING: Enkele van de volgende Werkset-procedures kunt u uitvoeren op het operatorpaneel of met Dell Printer
Configuration Web Tool. Voor informatie over het gebruik van het operatorpaneel en Dell Printer Configuration Web
Tool, zie "De Printermenu's begrijpen"
en "Dell Printer Configuration Web Tool".
De boven- en zijmarges kloppen niet.
Oplossing Ja Nee
1
Zorg dat de marges juist zijn ingesteld op de toepassing die wordt
gebruikt.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Neem contact op met
Dell.
De kleurregistratie is verschoven.
Oplossing Ja Nee
1
Voer automatisch Kleurregistratie-instelling uit.
1. Start de Werkset en klik op Registratie-instelling op het tabblad
Printeronderhoud
2. Klik op Automatische correctie onder Instellingen kleurregistratie.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie
2.
2a
Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Neem contact
op met Dell.
2b
Druk de kleurregistratieconfiguratiegrafiek af en corrigeer handmatig de kleurregistratie.
1. Klik op de pagina Registratie-instelling op de knop Kleurregistergrafiek.
Dan wordt de kleurregisterconfiguratiegrafiek afgedrukt.
2. Kijk naar de offset-waarden in de grafiek en voer deze in in Nummer invoeren.
Zie "Bijstellen van de Kleurregistratie"
voor nadere gegevens.
3. Klik op de knop Nieuwe instellingen toepassen.
4. Klik op de knop Kleurregistergrafiek als u de Kleurregistratieconfiguratiegrafiek
opnieuw wilt afdrukken.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Neem contact
op met Dell.
Vastgelopen papier door verkeerde invoer.
Oplossing Ja Nee
1
Controleer dat de lade 1 goed is opgezet.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga verder met de actie die overeenkomt met het type
afdrukmedia dat wordt gebruikt:
Dik - 2a
Dun - 2b
Gecoat - 2c
Bij het uitvoeren van dubbelzijdig afdrukken, ga naar actie 2d.
Bij gebruik van ander papier dan het bovengenoemde of bij
het niet uitvoeren van dubbelzijdig afdrukken, gaat u naar
actie 2e.
2a
Gebruik dik papier van 216 gr/m of minder.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar actie 3a.
2b
Gebruik dun papier dat 216 gr of minder
weegt.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar actie 3a.
2c
Plaats één vel gecoat papier tegelijk.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar actie 3b.
2d
Zorg dat de afdrukmedia niet is opgekruld.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar actie 3a.
2e Is de afdrukmedia vochtig?
Ga naar
actie 3c.
Ga naar actie 3a.
3a
Ventileer de afdrukmedia.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar actie 3b.
3b
Veeg de vertragingsrollen in de lade 1 schoon
met een doek, licht bevochtigd met wat
water.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar actie 4b.
3c
Draai de afdrukmedia om.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar actie 4a.
4a
Gebruik afdrukmedia die niet klam is.
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Ga naar actie 3a.
4b
Vervang de printcassettes als u een reserve-
exemplaar hebt. Zie "De printcassettes
plaatsen".
Is het probleem opgelost?
De taak
is
voltooid.
Neem contact op met Dell.
Storing register
Oplossing Ja Nee
1
Controleer of de printcassettes juist zijn geplaatst. Zie "De printcassettes
plaatsen".
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 2.
2
Vervang de printcassettes. Zie "De printcassettes plaatsen"
.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Neem contact op met
Dell.
Papierstoring afsluiten
Zorg dat de fuser juist is geïnstalleerd.
Oplossing Ja Nee
1
Vervang de fuser. Zie "Vervangen van de Fuser".
Is het probleem opgelost?
De taak is voltooid. Ga naar actie 2.
2
Vervang de printcassette. Zie "De printcassettes plaatsen"
.
Is het probleem opgelost?
De taak is voltooid. Neem contact op met Dell.
Vastgelopen papier door meerdere vellen
Oplossing Ja Nee
1
Controleer dat de lade 1 goed is opgezet.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 2a bij gebruik van gecoat
papier.
Bij gebruik van een ander type
afdrukmedia, gaat u naar actie 2b.
2
Plaats één vel gecoat papier tegelijk.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 4b.
3 Is de afdrukmedia vochtig?
Ga naar
actie 4a.
Ga naar actie 4b.
4a
Gebruik afdrukmedia die niet klam is.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 4b.
4b
Ventileer de afdrukmedia.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Ga naar actie 5.
5
Veeg de vertragingsrollen in de lade 1 schoon met een doek,
licht bevochtigd met wat water.
Is het probleem opgelost?
De taak is
voltooid.
Neem contact op met Dell.
Problemen met optionele accessoires
Als een optionele accessoire na het installeren niet goed werkt of er al gauw mee stopt:
Zet de printer uit, wacht 10 seconden en zet dan de printer weer aan. Als het probleem daarmee niet verholpen is,
trekt u de stekker uit het stopcontact en controleert u de aansluiting tussen het als optie verkrijgbare accessoire en de
printer.
Druk de pagina printerinstellingen af om te zien of de optie wordt vermeld in de lijst van Geïnstalleerde Opties. Een als
optie verkrijgbare accessoire die niet in de lijst voorkomt, moet opnieuw worden geïnstalleerd. Zie "Afdrukken van een
pagina printerinstellingen".
Het is belangrijk dat de optie is geselecteerd in het printerstuurprogramma dat u gebruikt.
De volgende tabel geeft een overzicht van de als optie verkrijgbare accessoires voor de printer en de oplossingen voor
problemen die zich kunnen voordoen. Bel onze klantenservice, als de gegeven oplossing niet het gewenste effect heeft.
Probleem Oplossing
550
documentinvoer
Controleer of de 550 documentinvoer goed op de printer is aangesloten. Installeer de 550
documentinvoer opnieuw. Zie "Verwijderen van de 550 documentinvoer
" en "De 550
documentinvoer installeren".
Kijk of de afdrukmedia goed zijn ingelegd. Zie "Inleggen Printmedia in de standaard-laden en
Optionele laden" voor nadere informatie.
Duplexer
Zorg dat de Duplexer juist is geïnstalleerd. Installeer de Duplexer opnieuw. Zie "Verwijderen van een
Duplexer" en "Een Duplexer installeren".
Geheugen Controleer of het geheugen stevig is aangesloten op de geheugenconnector.
Harde schijf Controleer of de harde schijf stevig in de juiste gleuf is bevestigd.
Netwerkprotocol-
adapter
Controleer of de Netwerkprotocol-adapter stevig in de juiste sleuf is bevestigd.
Draadloze
printer-adapter
Controleer of de Draadloze printer-adapter stevig in de juiste gleuf is bevestigd.
Overige problemen
Probleem Oplossing
Er is vocht in
de printer
gecondenseerd.
Dit kan zich in de winter voordoen binnen enkele uren nadat u de ruimte gaat verwarmen. Dit komt ook
voor wanneer u de printer gebruikt op een plaats met een relatieve luchtvochtigheid van 85% of hoger.
Verminder de luchtvochtigheid of verplaats de printer naar een minder vochtige omgeving.
Contact opnemen met de servicedienst
Wanneer u telefonische hulp inroept, is het belangrijk dat u precies het probleem kunt beschrijven of de foutmelding kunt
doorgeven die op het scherm verschijnt.
Bovendien zult u het modelnummer en het serienummer van uw printer moeten kunnen doorgeven. Zie het label dat zich aan
de binnenkant van de zijklep van uw printer bevindt.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Printerstuurprogramma's installeren
Persoonlijke Printerinstallatie
Netwerk Printerinstelling
De pagina met de printerinstellingen afdrukken en controleren
Lokale Netwerkprinterinstelling
Externe Netwerkprinterinstelling
Beveiliging instellen
Instructies voor verhelpen van storingen
Persoonlijke Printerinstallatie
1. Plaats de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD in uw computer om de Eenvoudige installatie navigator te
starten.
OPMERKING: Als de CD niet automatisch wordt gestart klikt u op Start® Alle Programma's (voor Windows
Vista en Windows 7)® Accessoires (voor Windows Vista en Windows 7)® Uitvoeren en daarna typt u
D:\setup_assist.exe (waarbij D de letter is van uw CD-station) en daarna klikt u op OK.
2. Druk op Aangepaste installatie als u de installatiesoftware wilt starten.
3. Selecteer Persoonlijke installatie, en klik dan op Volgende.
4. Klik op Installeren.
5. Volg de instructies in het venster Wizard Nieuwe hardware gevonden en installeer het printerstuurprogramma op
uw computer.
6. Wanneer het dialoogvenster De wizard Nieuwe hardware gevonden verschijnt, klikt u op Voltooien.
7. Selecteer naar keuze Typische installatie of Aangepaste installatie en klik dan op Installeren. Als u kiest voor
Aangepaste installatie, kunt u zelf precies de software-onderdelen kiezen die u wilt installeren.
8. Klik op Voltooien en sluit het wizard-hulpprogramma af wanneer het scherm Gefeliciteerd! verschijnt.
USB-afdrukken
Een personal printer is een printer die met een USB-kabel direct is aangesloten op uw computer of op een afdrukserver. Zie
"Netwerk Printerinstelling
", als uw printer is aangesloten op een netwerk en niet op uw computer.
Netwerk Printerinstelling
OPMERKING: Als u deze printer in een UNIX- of Linux-omgeving wilt gebruiken, moet u een UX-filter of een Linux-
stuurprogramma installeren. Zie voor meer informatie over hoe u deze installeert en gebruikt, "Afdrukken met UX Filter
(UNIX)" en "Afdrukken met CUPS (Linux)".
OPMERKING: Wanneer u een CD-station gebruikt in een Linux-omgeving, moet u de CD plaatsen in overeenstemming
met uw systeemomgeving. De opdracht-strings zijn mount/media/cdrom.
Microsoft
®
Windows
®
XP, Windows Server
®
2008, Windows Server
2008 R2, Windows Vista
®
of Windows 7 Firewall Uitschakelen voordat
u de Printersoftware gaat Installeren
OPMERKING: Deze stap kunt u wellicht overslaan als u het Windows XP Service Pack 2 hebt geïnstalleerd.
Als uw printer rechtstreeks is aangesloten op een netwerk en de Windows 7-, Windows Vista-, Windows Server 2008 R2,
Windows Server 2008- of Windows XP firewall- is ingeschakeld, zult u de printer(s) op het netwerk niet kunnen zien wanneer
u de Dellâ„¢ printerinstallatiesoftware start. Als u dit wilt voorkomen, schakelt u de Windows 7-, Windows Vista-, Windows
Server 2008 R2, Windows Server 2008- of Windows XP-firewall uit voordat u de Dell-printersoftware gaat installeren. Ga als
volgt te werk als u Windows 7-, Windows Vista-, Windows Server 2008 R2, Windows Server 2008- of Windows XP-firewall wilt
uitschakelen en weer inschakelen.
VOORZICHTIG: U wordt geadviseerd uw Windows 7-, Windows Vista-, Windows Server 2008 R2, Windows Server
2008- of Windows XP-firewall weer in te schakelen na het installeren van de printersoftware. Het inschakelen van de
Windows 7-, Windows Vista-, Windows Server 2008 R2, Windows Server 2008- of Windows XP-firewall nadat de
printer-software is geïnstalleerd, veroorzaakt geen beperkingen in het gebruik van uw printer.
1. Klik op de knop Start en klik op Help en ondersteuning.
OPMERKING: Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7, schakelt u Online Help, naar Offline Help op het
venster Windows Help en ondersteuning.
2. In het vakje Zoeken tikt u firewall en vervolgens drukt u op Enter.
Klik in de lijst op Windows Firewall in- of uitschakelen en volg de instructies op het scherm.
De pagina met de printerinstellingen afdrukken en controleren
Druk, voordat u het printerstuurprogramma op uw computer installeert, de printerinstellingenpagina af zodat u het IP-adres
van uw printer kunt controleren.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Rapport/Lijst verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Printerinstell wordt weergegeven en u drukt dan op de knop
(Instellen).
De pagina met de printerinstellingen wordt afgedrukt.
4. Kijk onder de kopregel TCP/IP op de printerinstellingenpagina.
Wacht, als het IP-adres 0.0.0.0 is, een paar minuten totdat het juiste IP-adres automatisch wordt gevonden en druk
de Printerinstellingen-pagina opnieuw af.
Raadpleeg "Een IP-adres toewijzen"
als er niet automatisch een oplossing wordt gevonden voor het IP-adres.
Lokale Netwerkprinterinstelling
1. Plaats de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD in uw computer en start de Eenvoudige installatie navigator.
OPMERKING: Als de CD niet automatisch wordt gestart klikt u op Start® Alle Programma's (voor Windows
Vista en Windows 7)® Accessoires (voor Windows Vista en Windows 7)® Uitvoeren en daarna typt u
D:\setup_assist.exe (waarbij D de letter is van uw CD-station) en daarna klikt u op OK.
2. Start de installatiesoftware door op Aangepaste installatie te drukken.
3. Selecteer Netwerkinstallatie, en klik op Volgende.
4. Selecteer Lokale installatie en klik op Volgende.
5. Selecteer de printer die u wilt installeren uit de printerlijst, en klik op Volgende. Als de printer van uw keuze niet in de
lijst staat vermeld, vernieuwt u de lijst door op Vernieuwen te klikken of u klikt u op Printer toevoegen zodat u zelf
een printer aan de lijst kunt toevoegen. Op dit punt kunt u het IP-adres en de naam van de poort invoeren.
Als u deze printer hebt geïnstalleerd op de server-computer, markeert u het keuzevakje Ik ben deze printer aan het
installeren op de server.
OPMERKING: Bij gebruik van AutoIP verschijnt 0.0.0.0 in het installatiescherm. U kunt pas verder als u een
geldig IP-adres hebt ingevoerd.
OPMERKING: In sommige gevallen wordt Windowsbeveiligingswaarschuwing in deze stap weergegeven
wanneer u Windows Vista, Windows Vista 64-bit Edition, Windows Server 2008, Windows Server 2008 64-bit
Edition, Windows Server 2008 R2 64-bit Edition, Windows 7 of Windows 7 64-bit Edition gebruikt. Selecteer in
dat geval Blokkering opheffen (Toegang toestaan voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7) en vervolg
daarna de procedure.
6. Kies de printerinstellingen en klik op Volgende.
a. Voer de naam van de printer in.
b. Als u wilt dat andere gebruikers van dit netwerk deze printer kunnen gebruiken, selecteert u Deel deze printer
met andere computers op het netwerk, en voert u een voor iedereen eenvoudig te herkennen naam voor de
printer in.
c. Als u een printer als standaardprinter wilt instellen, selecteert u het keuzevakje Stel deze printer in als de
standaardprinter.
d. Als u het afdrukken in kleur wilt beperken, selecteert u de geschikte Dell ColorTrack-optie. Voer het
wachtwoord in wanneer u Kleur - wachtwoord ingesteld hebt geselecteerd voor het Dell ColorTrack.
e. Als u het PostScript-stuurprogramma wilt installeren, vinkt u het keuzevakje PostScript-driver aan.
7. Selecteer de software en de documentatie die u wilt installeren en klik op Volgende. U kunt de mappen kiezen waarin
u de Dell-software en - documentatie wilt installeren. Klik opBladeren als u de mappen wilt wijzigen.
8. Klik op Voltooien en sluit het wizard-hulpprogramma af wanneer het scherm Gefeliciteerd! verschijnt. Klik op
Testpagina afdrukken als u vindt dat u een testpagina moet afdrukken.
U kunt met behulp van de functie Dell Printer Configuration Web Tool de toestand van uw netwerkprinter controleren,
zonder dat u uw bureau hoeft te verlaten. U kunt de instellingen voor de printerconfiguratie bekijken en/of wijzigen, de
hoeveelheid toner controleren en wanneer het tijd is voor het bijbestellen van de verbruiksartikelen, hoeft u maar op de Dell
benodigdheden-koppeling in uw Web-browser te klikken.
OPMERKING: De functie Dell Printer Configuration Web Tool is niet beschikbaar wanneer de printer direct is
aangesloten op een lokale computer of afdrukserver.
U kunt de functie Dell Printer Configuration Web Tool starten door het IP-adres van de printer in te toetsen in uw Web-
browser en de printerconfiguratie verschijnt op uw scherm.
U kunt de functie Dell Printer Configuration Web Tool zo instellen dat u een e-mailbericht ontvangt zodra voor de printer
materiaal of een ingreep nodig is.
Instellen van e-mailwaarschuwingen:
1. Start de functie Dell Printer Configuration Web Tool.
2. Klik op de koppeling E-mailwaarschuwing.
3. Onder de E-maillijsten en -waarschuwingen instellen voert u de Primaire SMTP-gateway en het
Antwoordadres in en toetst u tevens uw e-mailadres of dat van de hoofdbeheerder in in het e-maillijstvakje.
4. Klik op Nieuwe instellingen toepassen.
OPMERKING: De SMTP-server laat Verbinding wordt opgebouwd zien totdat er zich een fout voordoet.
Externe Netwerkprinterinstelling
Vóór de installatie
Ga, voordat u begint met de externe installatie, als volgt te werk.
Toestaan dat de printerspooler clientverbindingen accepteert
OPMERKING: Deze stap is verplicht voor Windows Vista, Windows Vista 64-bit Edition, Windows XP, Windows XP 64-
bit Edition, Windows Server 2003, Windows Server 2003 x64 Edition, Windows Server 2008, Windows Server 2008 64-
bit Edition, Windows Server 2008 R2 64-bit Edition, Windows 7 en Windows 7 64-bit Edition.
Voor Windows XP, Windows Vista, Windows Server 2003 en Windows Server 2008:
1. Klik op Start® Alle programma's (alleen voor Windows Vista)® Bureau- accessoires (alleen voor Windows Vista)®
Uitvoeren.
2. Typ gpedit.msc en klik vervolgens op OK.
3. Klik op Computerconfiguratie® beheersjablonen® Printers.
4. Klik met de rechtermuisknop op Toestaan dat de printerspooler clientverbindingen accepteert en selecteer
Eigenschappen.
5. Selecteer in het tabblad Ingeschakeld Ingeschakeld en klik vervolgens op OK.
6. Start de computer opnieuw op.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
1. Klik op Starten® Alle programma's (alleen voor Windows 7)® Bureau- accessoires (alleen voor Windows 7)®
Uitvoeren.
2. Typ gpedit.msc en klik vervolgens op OK.
3. Klik op Computerconfiguratie® beheersjablonen® Printers.
4. Klik met de rechtermuisknop op Toestaan dat de printerspooler clientverbindingen accepteert en selecteer
Bewerken.
5. Selecteer Ingeschakeld, en klik dan op OK.
6. Start de computer opnieuw op.
Het Firewall-bestand en de printer delen
OPMERKING: Deze stap is verplicht in Windows Vista, Windows Vista 64-bit Edition, Windows XP, Windows XP 64-bit
Edition, Windows XP, Windows Server 2008, Windows Server 2008 64-bit Edition, Windows Server 2008 R2 64-bit
Edition, Windows 7 en Windows 7 64-bit Edition.
Voor Windows Vista:
1. Klik op Start® Configuratiescherm.
2. Selecteer Beveiliging.
3. Klik op Windows Firewall.
4. Klik op Instellingen wijzigen.
5. Klik op Doorgaan.
6. Selecteer in het tabblad Uitzonderingen het keuzevakje Bestands- en printerdeling en klik op OK.
Voor Windows Server 2008:
1. Klik op Start® Configuratiescherm.
2. Dubbelklik op Windows Firewall.
3. Klik op Instellingen wijzigen.
4. Selecteer in het tabblad Uitzonderingen het keuzevakje Bestands- en printerdeling en klik op OK.
Voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7:
1. Klik op Starten® Configuratiescherm.
2. Selecteer Systeem en beveiliging.
3. Klik op Windows Firewall.
4. Klik op Een programma of onderdeel toegang geven via Windows Firewall.
5. Als de keuzevakjes onder Toegestane programma's en onderdelen: grijs zijn, klikt u op Instellingen wijzigen.
6. Controleer het keuzevakje Bestands- en printerindeling. Thuis/werk (Particulier) of Openbaar keuzevakje wordt
automatisch geselecteerd volgens uw instellingen.
Als het dialoogvenster Bestands- en printerdeling-eigenschappen verschijnt, klikt u op OK.
7. Klik op OK.
Voor Windows XP:
1. Klik op Start® Configuratiescherm.
2. Selecteer Beveiligingscentrum.
3. Klik op Windows Firewall.
4. Selecteer in het tabblad Uitzonderingen het keuzevakje Bestands- en printerdeling en klik op OK.
Start Extern register
OPMERKING: Deze stap is verplicht in Windows Vista, Windows Vista 64-bits Edition, Windows 7 en Windows 7 64-bit
Edition.
1. Klik op Start® Configuratiescherm.
2. Selecteer Systeem en onderhoud (Systeem en beveiliging voor Windows 7).
3. Klik op Systeembeheer.
4. Dubbelklik op Services.
5. Klik op Doorgaan (uitsluitend voor Windows Vista).
6. Klik met de rechtermuisknop op Remote Registry en selecteer Starten.
7. Klik met de rechtermuisknop op Remote Registry en selecteer Eigenschappen.
8. Wijzig Opstarttype: in Automatisch en klik dan op OK.
Gebruikersaccountbeheer uitschakelen
VOORZICHTIG: Als Gebruikersaccountbeheer wordt uitgeschakeld, kan het systeem kwetsbaar worden voor
virusaanvallen.
OPMERKING: Deze stap is verplicht in Windows Vista, Windows Vista 64-bit Edition, Windows Server 2008, Windows
Server 2008 64-bit Edition, Windows Server 2008 R2 64-bit Edition, Windows 7 en Windows 7 64-bit Edition.
Voor Windows Vista:
1. Klik op Starten® Configuratiescherm.
2. Selecteer Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht.
3. Klik op Gebruikersaccounts.
4. Klik op Gebruikersaccountbeheer in- of uitschakelen.
5. Klik op Doorgaan.
6. Verwijder de selectie van het keuzevakje Gebruik Gebruikersaccountbeheer (UAC) om uw computer beter te
beveiligen.
7. Start de computer opnieuw op.
Voor Windows Server 2008:
1. Klik op Start® Configuratiescherm.
2. Dubbelklik op Gebruikersaccounts.
3. Klik op Gebruikersaccountbeheer in- of uitschakelen.
4. Verwijder de selectie van het keuzevakje Gebruik Gebruikersaccountbeheer (UAC) om uw computer beter te
beveiligen.
5. Klik op OK.
6. Start de computer opnieuw op.
Voor Windows Server 2008 R2:
1. Klik op Starten® Configuratiescherm.
2. Selecteer Gebruikersaccounts.
3. Klik op Gebruikersaccounts.
4. Klik op Instellingen voor Gebruikersaccountbeheer wijzigen.
5. Beweeg de schuifbalk onderaan en klik dan op OK.
6. Start de computer opnieuw op.
Voor Windows 7:
1. Klik op Starten® Configuratiescherm.
2. Selecteer Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht.
3. Klik op Gebruikersaccounts.
4. Klik op Instellingen voor Gebruikersaccountbeheer wijzigen.
5. Beweeg de schuifbalk onderaan en klik dan op OK.
6. Klik op Ja in het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer.
7. Start de computer opnieuw op.
Netwerk ontdekken en bestand delen voor alle openbare netwerken inschakelen
U kunt voor deze procedure "Gebruikersaccountbeheer uitschakelen" overslaan.
OPMERKING: Deze stap is verplicht wanneer u Windows Vista, Windows Vista 64-bit Edition, Windows Server 2008,
Windows Server 2008 64-bit Edition, Windows Server 2008 R2 64-bit Edition, Windows 7 en Windows 7 64-bit Edition
voor de server-computer gebruikt.
1. Klik op Starten®Netwerk (Starten®uw gebruikersnaam®Netwerk voor Windows 7).
2. Klik op Netwerkdetectie en delen van bestanden zijn uitgeschakeld. Netwerkcomputers en apparaten zijn
niet detecteerbaar. Klik hier om dit te wijzigen.
3. Klik op Netwerkdetectie en bestanden delen inschakelen.
4. Klik op Ja, netwerk ontdekken en bestand delen inschakelen voor alle openbare netwerken.
Eenvoudige bestandsdeling uitschakelen
OPMERKING: Deze stap is verplicht in Windows XP en Windows XP 64-bit Edition.
1. Klik op Start® Configuratiescherm.
2. Selecteer Vormgeving en Thema's.
3. Selecteer Mapopties.
4. In het tabblad Beeld selecteer het keuzevakje Eenvoudig delen van bestanden gebruiken (aanbevolen) en klik op
OK.
5. Klik op Start®Configuratiescherm.
6. Selecteer Prestaties en onderhoud.
7. Selecteer Systeembeheer.
8. Klik op Lokaal beveiligingsbeleid.
9. Klik op Lokaal beleid® Beveiligingsopties.
10. Klik met de rechtermuisknop op Netwerktoegang: model voor delen en beveiliging voor lokale accounts en
selecteer Eigenschappen.
11. Controleer of Klassiek - lokale gebruikers als zichzelf verifiëren is geselecteerd.
Installeren van het printerstuurprogramma
OPMERKING: Installatie op Windows XP Home Edition, Windows Vista Home Basic, Windows Vista Home Premium,
Windows Vista x64 Home Basic, Windows Vista x64 Home Premium, Windows 7 Starter, Windows 7 Home Basic,
Windows 7 Home Premium, Windows 7 x64 Home Basic en Windows 7 x64 Home Premium wordt niet ondersteund.
1. Plaats de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD in uw computer en start de Eenvoudige installatie navigator.
OPMERKING: Als de CD niet automatisch wordt gestart klikt u op Start® Alle Programma's (voor Windows Vista en
Windows 7)® Accessoires (voor Windows Vista en Windows 7)® Uitvoeren en daarna typt u D:\setup_assist.exe
(waarbij D de letter is van uw CD-station) en daarna klikt u op OK.
2. Start de installatiesoftware door op Aangepaste installatie te drukken.
3. Selecteer Netwerkinstallatie, en klik op Volgende.
4. Selecteer Externe installatie, en klik dan op Volgende.
a. Voer de computernaam, de gebruikers-ID en het wachtwoord in. Klik daarna op Toevoegen.
b. Klik op Volgende.
OPMERKING: In sommige gevallen wordt Windowsbeveiligingswaarschuwing in deze stap weergegeven
wanneer u Windows Vista, Windows Vista 64-bit Edition, Windows Server 2008, Windows Server 2008 64-bit
Edition, Windows Server 2008 R2 64-bit Edition, Windows 7 of Windows 7 64-bit Edition gebruikt. Selecteer in
dat geval Blokkering opheffen (Toegang toestaan voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7) en vervolg
daarna de procedure.
5. Selecteer de printer die u wilt installeren uit de printerlijst, en klik op Volgende. Als de printer van uw keuze niet in de
lijst staat vermeld, vernieuwt u de lijst door op Vernieuwen te klikken of u klikt u op Printer toevoegen zodat u zelf
een printer aan de lijst kunt toevoegen. Op dit punt kunt u het IP-adres en de naam van de poort invoeren.
OPMERKING: Bij gebruik van AutoIP verschijnt 0.0.0.0 in het installatiescherm. U kunt pas verder als u een
geldig IP-adres hebt ingevoerd.
6. Kies de printerinstellingen en klik op Volgende.
a. Voer de naam van de printer in.
b. Als u wilt dat andere gebruikers van dit netwerk deze printer kunnen gebruiken, selecteert u Deel deze printer
met andere computers op het netwerk, en voert u een voor iedereen eenvoudig te herkennen naam voor de
printer in.
c. Als u een printer als standaardprinter wilt instellen, selecteert u het keuzevakje Stel deze printer in als de
standaardprinter.
d. Als u het afdrukken in kleur wilt beperken, selecteert u de geschikte Dell ColorTrack-optie. Voer het
wachtwoord in wanneer u Kleur - wachtwoord ingesteld hebt geselecteerd voor het Dell ColorTrack.
7. Selecteer de software en de documentatie die u wilt installeren en klik op Volgende. U kunt de mappen kiezen waarin
u de Dell-software en - documentatie wilt installeren. Om de map van bestemming te wijzigen, klikt u op Invoeren.
8. Klik op Voltooien en sluit het wizard-hulpprogramma af wanneer het scherm Gefeliciteerd! verschijnt.
U kunt met behulp van de functie Dell Printer Configuration Web Tool de toestand van uw netwerkprinter controleren,
zonder dat u uw bureau hoeft te verlaten. U kunt de instellingen voor de printerconfiguratie bekijken en/of wijzigen, de
hoeveelheid toner controleren en wanneer het tijd is voor het bijbestellen van de verbruiksartikelen, hoeft u maar op de Dell
benodigdheden-koppeling in uw Web-browser te klikken.
OPMERKING: De functie Dell Printer Configuration Web Tool is niet beschikbaar wanneer de printer direct is
aangesloten op een lokale computer of afdrukserver.
U kunt de functie Dell Printer Configuration Web Tool starten door het IP-adres van de printer in te toetsen in uw Web-
browser en de printerconfiguratie verschijnt op uw scherm.
U kunt de functie Dell Printer Configuration Web Tool zo instellen dat u een e-mailbericht ontvangt zodra voor de printer
materiaal of een ingreep nodig is.
Instellen van e-mailwaarschuwingen:
1. Start de functie Dell Printer Configuration Web Tool.
2. Klik op de koppeling E-mailwaarschuwing.
3. Onder Instellingen e-mailserver voert u de Primaire SMTP-gateway en het Antwoordadres in en toetst u tevens
uw e-mailadres of dat van de hoofdbeheerder in in het e-maillijstvakje.
4. Klik op Nieuwe instellingen toepassen.
OPMERKING: De SMTP-server toont de aanduiding Verbinding uitgesteld totdat printer een waarschuwing
stuurt totdat er een fout optreedt.
Beveiliging instellen
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat het menu Beheermenu verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop
totdat Paneelinstel verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
4. Paneelvergrend wordt weergegeven. Druk op de knop (Instellen).
5. Druk op de knop
totdat Inschakelen verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
6. Druk op Cancel als u wilt terugkeren naar het vorige menu.
7. Druk op de knop
totdat Wijzig wachtwrd verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
8. Voer ter bevestiging van het wachtwoord dat u hebt ingevoerd, het wachtwoord opnieuw in en druk dan op de knop
(Instellen).
Het wachtwoord is gewijzigd.
OPMERKING: Als u uw wachtwoord niet meer weet, schakelt u de printer uit. Vervolgens houdt u de knop Menu
ingedrukt en schakelt u de printer in. Houd de knop Menu ingedrukt totdat de display aanduidt Init wachtwoord. Dit
brengt de oorspronkelijke fabrieksinstelling voor het paneelwachtwoord terug.
NB. het wachtwoord voor Paneelvergrend is uitgeschakeld.
OPMERKING: Wanneer Paneelvergrend is Inschakelen, is de fabrieksinstelling voor het paneelwachtwoord 0000.
Paneelvergrend
Uitschakelen* Vergrendeld het Beheermenu niet met een wachtwoord.
Inschakelen Vergrendeld het Beheermenu met een wachtwoord.
Wijzig wachtwrd
0000*
Stelt in of wijzigt een wachtwoord vereist om het Beheermenu te benaderen.
0000-9999
Instructies voor verhelpen van storingen
Standaardwaarden herstellen
Na het uitvoeren van deze functie en opnieuw opstarten van de printer zijn alle menu-parameters, behalve de netwerk-
parameters, teruggezet op hun oorspronkelijke waarden.
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Beheermenu verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop
totdat Onderhoud verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
4. Druk op de knop
totdat Stndwaard reset verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
5. De vraag Bent u zeker? verschijnt op het operatorpaneel. Druk op de knop
(Instellen).
6. Activeer de instellingen door de printer uit te zetten.
Bij gebruik van de werkset
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printeronderhoud.
4. Selecteer Terugstellen in de lijst links op de pagina.
De pagina Terugstellen verschijnt.
5. Klik op Starten.
De printer wordt uitgeschakeld en de instellingen worden toegepast.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Afdrukken met Web-services op Apparaten (WSD)
Rollen van Afdrukservices toevoegen
Printerinstelling
Dit hoofdstuk geeft informatie over het afdrukken over een netwerk met WSD, het nieuwe Windows Vista
®
, Windows Server
®
2008, Windows Server 2008 R2 en Windows
®
7-protocol van Microsoft
®
.
Rollen van Afdrukservices toevoegen
Wanneer u Windows Server 2008 of Windows Server 2008 R2 gebruikt moet u de rollen van afdrukservices aan de Windows
Server 2008 of Windows Server 2008 R2 client toevoegen.
Voor Windows Server 2008:
1. Klik op Start® Administratieve taken® Server Manager.
2. Selecteer Rollen toevoegen in het menu Actie.
3. Controleer het aankruisvakje Afdrukservices in het venster Server-rollen in de Wizard Rollen toevoegen en klik
daarna op Volgende.
4. Schakel het aankruisvakje Printserver in en klik daarna opVolgende.
5. Klik op Installeren.
Voor Windows Server 2008 R2:
1. Klik op Starten® Systeembeheer® Serverbeheer.
2. Selecteer Functies toevoegen in het menu Actie.
3. Controleer het aankruisvakje Afdruk- en documentservices in het venster Serverfuncties in de Wizard Functies
toevoegen en klik daarna op Volgende.
4. Klik op Volgende.
5. Schakel het aankruisvakje Afdrukserver in en klik daarna op Volgende.
6. Klik op Installeren.
Printerinstelling
U kunt uw nieuwe printer op het netwerk installeren met behulp van de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD die bij uw
printer is geleverd, of met de wizard Printer toevoegen van Microsoft.
Een printerstuurprogramma installeren met behulp van de wizard
Printer Toevoegen
1. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers (Starten® Apparaten en printers voor
Windows Server 2008 R2 en Windows 7).
2. Klik op Een printer toevoegen als u het hulpprogramma Printer toevoegen wilt starten.
3. Selecteer Netwerkprinter, draadloze printer of Bluetooth-printer.
4. Selecteer uit de lijst van beschikbare printers er één die u wilt gebruiken en klik daarna op Volgende.
OPMERKING: In de lijst van beschikbare printers wordt de WSD-printer weergegeven in de vorm http://IP
address/ws/.
OPMERKING: Als er geen WSD-printer wordt weergegeven in de lijst dient u het IP-adres van de printer
handmatig in te voeren om een WSD-printer te creëren. Volg de instructies hieronder om het IP-adres van de
printer handmatig in te voeren.
Om een WSD-printer te creëren voor Windows Server 2008 R2, dient u lid te zijn van een beheerdersgroep.
1. Klik op De printer die ik wil gebruiken, staat niet in de lijst.
2. Selecteer Een printer met behulp van een TCP/IP-adres of hostnaam toevoegen en klik op Volgende.
3. Selecteer Apparaat voor webservices in Type apparaat:.
4. Voer het IP-adres van de printer in, in het tekstvak Hostnaam of IP-adres: en klik op Volgende.
5. Installeer het printerstuurprogramma op uw computer als u daarom wordt gevraagd. Als u wordt gevraagd om een
wachtwoord van beheerder of een bevestiging, toets dan het wachtwoord in of geef de bevestiging.
6. Doorloop de aanvullende stappen in de Wizard en klik daarna op Voltooien.
7. Druk een testpagina af om te zien of de installatie van de printer is gelukt.
a. Klik op Starten® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printers (Starten® Apparaten en
printers voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7).
b. Klik met de rechtermuisknop op de printer die u zojuist hebt aangemaakt en selecteer Eigenschappen
(Eigenschappen van printer voor Windows Server 2008 R2 en Windows 7).
Voor het PCL-stuurprogramma:
Stel op het tabblad Opties de verschillende items in en klik op Toepassen.
Voor het PS-stuurprogramma:
Stel op het tabblad Apparaatinstellingen de verschillende items in en klik op Toepassen.
c. Klik op het tabblad Algemeen op Testpagina afdrukken. Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het
installeren van de printer voltooid.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Oderhoud van uw Printer
Bepalen van de toestand van benodigdheden
Besparen op materiaalkosten
Bestellen van benodigdheden
Opslag van afdrukmedia
Opslag van verbruiksmaterialen
Vervangen van printcassettes
Vervangen van de Fuser
Vervangen van de scheidingsrol
Vervangen van de riemeenheid
Bijstellen van de Kleurregistratie
Als u een optimale afdrukkwaliteit wilt handhaven, zult u regelmatig bepaalde onderhoudstaken aan uw printer moeten
verrichten. Als u de printer met een aantal anderen deelt, kan het een goed idee zijn iemand aan te wijzen die
verantwoordelijk is voor het onderhoud. Als er afdrukproblemen zijn of er onderhoud verricht moet worden, kunt u dat
overlaten aan de verantwoordelijke persoon.
Bepalen van de toestand van benodigdheden
Als uw printer is aangesloten op een netwerk, kan de functie Dellâ„¢ Printer Configuration Web Tool onmiddelijk uitsluitsel
geven over de resterende hoeveelheid toner. Voer het IP-adres van uw printer in in uw Web-browser en u kunt deze
informatie aflezen. Voor gebruik van de Instelling e-mailwaarschuwing die u een waarschuwing geeft wanneer er in uw
printer iets aangevuld, ververst of vernieuwd moet worden, kunt u uw naam, of de naam van degene die verantwoordelijk is
voor het onderhoud, invullen in het e-maillijstvakje.
Via het operatorpaneel kunt u ook de volgende punten controleren:
Alle onderhoudspunten die uw aandacht verdienen of zaken die ververst, aangevuld of vernieuwd moeten worden (Uw
printer kan echter informatie over maar één punt tegelijk verstrekken.)
Hoeveelheid toner die resteert in elk van de printcassette
Besparen op materiaalkosten
U kunt verscheidene instellingen in uw printerstuurprogramma zo wijzigen printcassette en papier worden gespaard.
Materiaal Instelling Functie
Printcassette
Tonerspaarmodus op
het tabblad
Geavanceerd van het
printerstuurprogramma.
Dit aankruisvakje dient voor keuze van een afdrukkwaliteit waarbij minder toner
wordt gebruikt. Bij gebruik van deze functie zal de afdrukkwaliteit minder zijn dan
normaal.
Afdrukmedia
Meervoudig omhoog
op het tabblad Layout
van het
printerstuurprogramma
De printer drukt twee of meer pagina's af op één kant van een vel papier. De
waarden die u kunt kiezen voor deze functie Meervoudig omhoog zijn 2 Omhoog,
4 Omhoog, 8 Omhoog, 16 Omhoog of 32 Omhoog. In combinatie met het tweezijdig
afdrukken kunt u met de functie Meervoudig omhoog maximaal 64 pagina's
afdrukken op een vel papier. (32 afbeeldingen aan de voorkant en 32 aan de
achterkant)
Bestellen van benodigdheden
U kunt via Internet bij Dell de verbruiksmaterialen bestellen bij gebruik van een netwerkprinter. Toets het IP-adres van uw
printer in in uw Internet-browser, start de functie Dell Printer Configuration Web Tool functie en klik op Bestel supplies
op: als u toner voor uw printer wilt bestellen.
U kunt ook printcassettes bestellen op de volgende manier.
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Aanvullende kleurenlasersoftware® Dell Supplies
Management System.
Het venster Dell Supplies Management System verschijnt.
2. Kies uw Printer uit de lijst Selecteer het printermodel.
3. Bij bestellen via Internet:
a. Wanneer u niet automatisch via twee-wegcommunicatie de informatie van de printer kunt achterhalen, verschijnt
er een venster waarin u wordt gevraagd het "Service Tag" onderhoudsnummer in te toetsen. Toets uw Dell
printer "Service Tag" onderhoudsnummer in in het daarvoor bestemde vakje.
Uw "Service Tag" onderhoudsnummer staat vermeld aan de binnenkant van de zijklep van uw printer.
b. Kies een URL Internet-adres uit de lijst Nabestel URL selecteren.
c. Klik op Bezoek Dells bestelwebsite voor printersupplies.
4. Als u telefonisch wilt bestellen, belt u het nummer dat verschijnt onder de kopregel Telefonisch bestellen.
Opslag van afdrukmedia
Voorkom mogelijk problemen met de papiertoevoer en een ongelijkmatige afdrukkwaliteit, houd u aan de volgende
aanwijzingen.
Sla de afdrukmedia op in een omgeving met een temperatuur van ongeveer 21°C (70°F) en een relatieve
luchtvochtigheid van 40%, zodat een zo goed mogelijke afdrukkwaliteit wordt bereikt.
Plaats uw dozen met afdrukmedia op een plank, een rek of pallet, dus niet onmiddellijk op de vloer.
Als u afzonderlijke pakken met afdrukmedia buiten de oorspronkelijke doos bewaart, zorg dan dat ze op een egale
ondergrond rusten, zodat de randen niet kromtrekken.
Plaats geen voorwerpen bovenop een pak afdrukmedia.
Opslag van verbruiksmaterialen
Berg al uw verbruiksmaterialen op in hun oorspronkelijke verpakking, totdat u ze nodig hebt. Bewaar uw materialen niet:
Bij temperaturen hoger dan 40°C (104°F).
In een omgeving met sterk wisselende temperatuur en luchtvochtigheid.
In direct zonlicht.
In stoffige ruimten.
Gedurende lange tijd in een auto.
In een omgeving met bijtende gassen of dampen.
In een omgeving met zilte lucht.
Vervangen van printcassettes
OPGELET: Voordat u één van de volgende handelingen verricht, leest en volgt u vooral eerst de
veiligheidsvoorschriften in uw Productinformatiegids.
VOORZICHTIG: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als
de voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
Dell printcassettes zijn alleen verkrijgbaar via Dell. U kunt online cassettes bijbestellen op http://www.dell.com/supplies
,
maar telefonisch bestellen is ook mogelijk. Zie "Contact opnemen met Dell"
, als u telefonisch wilt bestellen.
U wordt geadviseerd Dell-printcassettes voor uw printer te gebruiken. Dell geeft geen garantie bij problemen die veroorzaakt
worden door accessoires, onderdelen of materialen die niet door Dell zijn geleverd.
OPGELET: Werp gebruikte printcassettes nooit in het vuur. De laatste restjes toner zouden kunnen
ontploffen, met gevaar voor brandwonden en letsel.
OPGELET: Voorkom het morsen van toner, schud gebruikte printcassettes niet.
Verwijderen van de gebruikte printcassette
1. Druk op de knop aan de zijkant en open de voorklep.
2. Pak de handgrepen vast aan beide zijden van de printcassette die u wilt vervangen en trek de cassette naar buiten.
OPGELET: Schud de printcassette niet, omdat u dan toner kunt morsen.
Installeren van een nieuwe printcassette
1. Het is belangrijk dat u, voordat u de printcassette vervangt, erop let dat de kleur van de nieuwe printcassette
overeenkomt met de kleur die op de hendel staat aangegeven. Schud de printcassette vijf of zes keer heen en weer
zodat de toner gelijkmatig wordt verdeeld.
2. Haal de printcassette uit de verpakking.
OPMERKING: Bescherm de drum tegen fel licht, verwijder de oranje beschermende kap pas van de printcassette
als u de cassette in de gleuf in de printer plaatst.
3. Verwijder de verzegeling volledig van de printcassette door aan de lip aan het eind van de printcassette te trekken. De
tape is ongeveer 856 mm lang.
OPMERKING: Trek de verzegeling in een rechte lijn uit. Als u dwars uit aan de verzegeling trekt, zou deze
kunnen scheuren.
4. Pak beide handgrepen van de printcassette vast en schuif de cassette met het label omhoog in dezelfde kleursleuf. Het
is belangrijk dat u de cassette zover mogelijk aanduwt.
5. Verwijder de oranje beschermende kap van de geplaatste printcassette en gooi deze weg.
6. Sluit de voorklep.
Vervangen van de Fuser
OPGELET: Een AANWIJZING VOOR EEN VEILIG GEBRUIK attendeert u op het gevaar van schade,
persoonlijk letsel of een ongeval met dodelijke afloop.
OPGELET: Vermijd elektrische schokken, schakel eerst de printer uit en trek de stekker uit het geaarde
stopcontact alvorens u enig onderhoud gaat verrichten.
OPGELET: Voordat u één van de volgende handelingen verricht, leest en volgt u vooral eerst de
veiligheidsvoorschriften in uw Productinformatiegids.
VOORZICHTIG: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als
de voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
OPMERKING: Neem eventuele afdruktaken uit de middelste uitvoerlade en sluit de Multifunctionele Invoer (MPF)
voordat u de voorklep opent.
De Dell-fuser is alleen verkrijgbaar via Dell. Zie "Contact opnemen met Dell"
, als u telefonisch wilt bestellen.
U wordt geadviseerd een Dell-fuser voor uw printer te gebruiken. Dell geeft geen garantie bij problemen die veroorzaakt
worden door accessoires, onderdelen of materialen die niet door Dell zijn geleverd.
Verwijderen van de gebruikte Fuser
OPGELET: Voorkom dat u zich brandt, vervang de fuser niet onmiddellijk na het afdrukken omdat de fuser
tijdens het afdrukproces heet wordt.
1. Zet de printer uit en laat de fuser 30 minuten afkoelen voordat u hem verwijdert.
2. Druk op de knop aan de zijkant en open de voorklep.
3. Licht de valopening op totdat deze rechtop staat.
4. Maak de hendels los door ze op te tillen en vervolgens naar buiten aan beide zijden van de fuser.
5. Houd de geïnstalleerde fuser aan beide zijden vast, trek hem naar de voorzijde van de printer zodat de aansluiting aan
de rechterzijde loskomt, licht de fuser vervolgens op en neem hem uit.
Installeren van een nieuwe fuser
1. Haal de nieuwe fuser uit de verpakking en houd beide zijden van de fuser vast.
2. Laat de connector van de fuser in de richting van de sleuf wijzen en duw de fuser in de sleuf.
OPMERKING: Het is belangrijk dat u de connector van de fuser stevig op z'n plaats zet.
3. Maak de beide hendels aan uiteinden van de fuser vast.
4. Laat de valopening tot in de horizontale stand zakken.
5. Sluit de voorklep.
Vervangen van de scheidingsrol
Er zijn drie scheidingsrollen in de printer die zo nu en dan moeten worden vervangen. Er zit er één in de lade en de andere
zitten binnenin in de printer. Zoals in dit hoofdstuk wordt getoond, worden alle scheidingsrollen op dezelfde manier
vervangen.
OPGELET: Vermijd elektrische schokken, schakel eerst de printer uit en trek de stekker uit het geaarde
stopcontact alvorens u enig onderhoud gaat verrichten.
OPGELET: Voordat u één van de volgende handelingen verricht, leest en volgt u vooral eerst de
veiligheidsvoorschriften in uw Productinformatiegids.
Dell scheidingsrollen zijn alleen via Dell verkrijgbaar. Zie "Contact opnemen met Dell"
, als u telefonisch wilt bestellen.
U wordt geadviseerd een Dell-scheidingsrollen voor uw printer te gebruiken. Dell geeft geen garantie bij problemen die
veroorzaakt worden door accessoires, onderdelen of materialen die niet door Dell zijn geleverd.
Verwijderen van de gebruikte scheidingsrol in Lade 1
OPMERKING: Verwijder alle papier of media uit de lade en trek de lade uit de printer.
1. Trek lade 1 voorzichtig uit de printer. Houd de papierlade met beide handen vast, til de voorkant wat omhoog en trek
de lade uit de printer.
OPMERKING: Controleer of u alle papier uit lade 1 hebt verwijderd voordat u de scheidingsrol verwijdert.
OPMERKING: Plaats lade 1 voorzichtig terug zodat de lade niet valt.
2. Duw de hendels aan weerszijden van de klep van de scheidingsrol naar achteren, zoals de volgende afbeelding laat
zien, en open de klep.
3. Draai de scheidingsrol totdat de rolhaak zichtbaar is.
4. Trek de haak van de scheidingsrol uit de groef in de as en schuif dan de scheidingsrol naar rechts.
Installeren van een nieuwe scheidingsrol in lade 1
1. Breng het gat van de nieuwe scheidingsrol tegenover de as.
2. Schuif de scheidingsrol langs de as zodat de uitstekende punten volledig in de sleuven passen en de rolhaak weer in de
groef van de as terechtkomt.
3. Sluit de klep van de scheidingsrol zodat beide zijden op hun plaats klikken.
4. Leg papier in lade 1 en zet de lade in de printer.
Verwijderen van de gebruikte scheidingsrol die zich binnenin de printer
bevindt
1. Trek lade 1 voorzichtig uit de printer. Houd de papierlade met beide handen vast, til de voorkant wat omhoog en trek
de lade uit de printer.
2. Draai de scheidingsrol totdat u de rolhaak kunt zien.
OPMERKING: De rol bevindt zich ongeveer op 165 mm (6,5 inch) aan de binnenzijde van de printer, gemeten
vanaf de voorzijde van de opening van de papierlade.
3. Trek de haak van de scheidingsrol uit de groef in de as en schuif dan de scheidingsrol naar links.
4. Herhaal stap 2 en 3 en verwijder de andere scheidingsrol uit het binnenste van de printer.
Installeren van de gebruikte scheidingsrol binnenin de printer
1. Breng het gat van de nieuwe scheidingsrol tegenover de as.
2. Schuif de scheidingsrol langs de as zodat de uitstekende punten volledig in de sleuven passen en de rolhaak weer in de
groef van de as terechtkomt.
3. Zet de lade in de printer.
Vervangen van de riemeenheid
OPGELET: Voordat u één van de volgende handelingen verricht, leest en volgt u vooral eerst de
veiligheidsvoorschriften in uw Productinformatiegids.
VOORZICHTIG: Zorg dat er niets in aanraking komt met of krassen maakt op het oppervlak (de zwarte folie) van de
riemeenheid. Krassen, vuil of vettige vingerafdrukken op de folie van de riemeenheid kunnen de afdrukkwaliteit
aantasten.
VOORZICHTIG: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als
de voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
Dell riemeenheden zijn alleen via Dell verkrijgbaar. Zie "Contact opnemen met Dell", als u telefonisch wilt bestellen. U wordt
geadviseerd een Dell-riemeenheid voor uw printer te gebruiken. Dell geeft geen garantie bij problemen die veroorzaakt
worden door accessoires, onderdelen of materialen die niet door Dell zijn geleverd.
Verwijderen van de gebruikte riemeenheid
OPMERKING: Neem eventuele afdruktaken uit de middelste uitvoerlade en sluit de klep van de MPF voordat u de
voorklep opent.
OPGELET: Raak het binnenste van de printer niet aan. Sommige onderdelen kunnen heet zijn. Laat de
printer afkoelen voordat u probeert onderdelen uit dit gedeelte te verwijderen.
1. Kijk of de printer is uitgeschakeld.
2. Druk op de knop aan de zijkant en open de voorklep.
3. Trek de hendels voor het vrijgeven van de riemeenheid omhoog en draai de riemeenheid omhoog, zoals de afbeelding
laat zien.
4. Houd beide zijden van de riemeenheid vast en trek de rechterzijde van de unit omhoog totdat de pen aan de
rechterzijde uit de groef komt. Schuif daarna de riemeenheid naar rechts en neem de unit uit de printer.
Installeren van een nieuwe riemeenheid
1. Haal de nieuwe riemeenheid uit de verpakking.
2. Steek de linkerpen in het bijbehorende gat aan de linkerzijde van de riemeenheid, breng de rechterpen tegenover de
groef en duw dan op de rechterzijde van de riemeenheid zodat deze op zijn plaats komt.
3. Sluit de riemeenheid door deze naar beneden te trekken tot u een klik hoort.
4. Verwijder de folie-afdekking van de geplaatste riemeenheid en gooi deze weg.
5. Sluit de voorklep.
Bijstellen van de Kleurregistratie
Ga als volgt te werk, als u de kleurregistratie wilt bijstellen wanneer u de printer voor het eerst installeert of wanneer u de
printer hebt verplaatst.
Afdrukken van het Kleurregistratieschema
Bij gebruik van het Operatorpaneel
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop
totdat Beheermenu verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop
totdat Onderhoud verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
4. Druk op de knop
totdat Kleurreg-instel verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
5. Druk op de knop
totdat Kleurreg schema verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
Dan wordt het kleurregistratieschema afgedrukt.
Bij gebruik van de werkset
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printeronderhoud.
4. Selecteer Registratie-instelling in de lijst links op de pagina.
De pagina Registratie-instelling verschijnt.
5. Klik op de knop Starten naast de Kleurregistergrafiek.
Dan wordt het kleurregistratieschema afgedrukt.
Bepalen van de waarden
Aan de hand van de strepen rechts van het G (Geel), M (Magenta), en C (Cyaan) patroon, kunt u de waarden van de rechtste
lijnen aflezen.
OPMERKING: U kunt ook de meest verzadigde kleuren van het strepenpatroon gebruiken om de rechtste lijnen te
vinden. De meest verzadigde kleuren zijn die tegenover de rechtste lijnen. Als 0 de waarde is die het dichtst bij de
rechtste lijn komt, hoeft u de kleurregistratie niet bij te stellen. Als de waarde niet 0 is, volgt u de aanwijzingen onder
"Waarden invoeren
".
Waarden invoeren
Bij gebruik van het Operatorpaneel
Via het operatorpaneel voert u de waarden in die u hebt gevonden in het kleurregistratieschema en maakt u bijstelling.
1. Druk op de knop Menu.
2. Druk op de knop totdat Beheermenu verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
3. Druk op de knop
totdat Onderhoud verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
4. Druk op de knop
totdat Kleurreg-instel verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
5. Druk op de knop
totdat Nummer invoeren verschijnt en druk dan op de knop (Instellen).
De cursor bevindt zich onder het eerste cijfer Nummer invoeren.
6. Druk op
of totdat u de waarde bereikt (bijvoorbeeld,
+3
) die wordt aangegeven in het schema.
7. Druk eenmaal op en verplaats zo de cursor naar de volgende waarde.
8. Herhaal de stappen 6 en 7 totdat u alle cijfers voor Nummer invoeren hebt ingevoerd en druk op de knop
(Instellen).
9. Druk op de knop
totdat Kleurreg schema verschijnt, en druk dan op de knop (Instellen).
Het kleurregistratieschema wordt dan afgedrukt met de nieuwe waarden.
10. De Kleurregistratie-instelling is voltooid wanneer de rechtste G (Geel), M (Magenta) and C (Cyan) lijnen naast de 0-lijn
staan.
Bij gebruik van de werkset
Via de Werkset voert u de waarden in die u hebt gevonden in het kleurregistratieschema en maakt u de bijstelling.
1. Klik op Start® Alle programma's® Dell Printers® Dell 3130cn Color Laser Printer® Werkset.
Het dialoogvenster Printer selecteren opent.
2. Klik op Dell 3130cn Color Laser PCL 6 die staat in de lijst Printernaam en klik daarna op OK.
De Werkset opent.
3. Klik op het tabblad Printeronderhoud.
4. Selecteer Registratie-instelling in de lijst links op de pagina.
De pagina Registratie-instelling verschijnt.
5. Selecteer de waarde met de rechte lijn en klik vervolgens op de knop Nieuwe instellingen toepassen.
6. Klik op de knop Starten naast de Kleurregistergrafiek.
Het kleurregistratieschema wordt dan afgedrukt met de nieuwe waarden.
7. Ga door met aanpassen tot alle rechte lijnen bij de waarde 0 staann. Het beeld weergeven van vóór en na de
aanpassing helpt.
OPGELET: Na het afdrukken van het kleurregistratieschema mag u de printer pas uitschakelen als de
printermotor is gestopt.
OPMERKING: Bepaal, als de 0 zich niet naast de rechtste lijnen bevindt, de waarden en stel de printer opnieuw bij.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Verwijderen van optionele accessoires
Verwijderen van de 550 documentinvoer
Verwijderen van een Duplexer
Verwijderen van geheugen
Verwijderen van een harde schijf
De Netwerkprotocol-adapter verwijderen
Verwijderen van de Draadloze printer-adapter
Als de printer moet worden verplaatst of de printer en de optionele accessoires voor het verwerken van afdrukmedia moeten
worden vervoerd naar een nieuwe locatie, moeten alle optionele accessoires voor de verwerking van afdrukmedia van de
printer worden gehaald, Pak voor het vervoeren de printer en de optionele accessoires voor de verwerking van print media
goed in zodat ze niet beschadigen.
Verwijderen van de 550 documentinvoer
OPGELET: Als u een 550 documentinvoer verwijdert, is het belangrijk dat u de printer uitzet, de stekker uit
het stopcontact trekt en alle kabels aan de achterzijde van de printer loskoppelt, voordat u deze taken
uitvoert.
1. Zet de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact. Koppel daarna alle kabels aan de achterzijde van de printer
los.
2. Trek lade 1 zo ver mogelijk uit de printer. Houd de papierlade met beide handen vast, til de voorkant wat omhoog, en
trek de lade uit de printer.
3. Draai twee schroeven waarmee de printer en de 550 documentinvoer aan elkaar zitten uit met behulp van een
muntstuk of een soortgelijk voorwerp.
4. Til de printer voorzichtig van de lade-module en laatste printer op een vlak oppervlak.
OPGELET: Ga voorzichtig te werk, til de printer met twee mensen op aan de voor- en achterzijde. Til de
printer nooit op aan de rechter- en linkerzijde.
5. Schuif lade 1 in de printer en druk de lade zover mogelijk aan.
6. Sluit alle kabels, ook het netsnoer, weer aan aan de achterzijde van de printer en zet de printer aan.
Verwijderen van een Duplexer
VOORZICHTIG: Bescherm de trommels van de printcassettes tegen fel licht, sluit de voorklep binnen vijf minuten. Als
de voorklep langer dan vijf minuten open blijft staan, kan dat gevolgen hebben voor de afdrukkwaliteit.
1. Kijk of de printer is uitgeschakeld.
2. Druk op de knop aan de zijkant en open de voorklep.
VOORZICHTIG: Zorg dat er niets in aanraking komt met of krassen maakt op het oppervlak (de zwarte folie) van de
riemeenheid. Krassen, vuil of vettige vingerafdrukken op de folie van de riemeenheid kunnen de afdrukkwaliteit
aantasten.
3. Trek de hendels voor het vrijgeven van de riem omhoog en draai de riemeenheid omhoog zoals de afbeelding laat zien.
4. Houd de grendel van de duplexer vast zoals de volgende afbeelding laat zien en trek de duplexer uit de printer.
5. Sluit de riemeenheid door deze naar beneden te trekken.
6. Sluit de voorklep.
Verwijderen van geheugen
1. Kijk of de printer is uitgeschakeld.
2. Draai de schroef op de bedieningspaneelklep naar links en open de klep.
3. Trek de twee vergrendelingen aan beide randen van de aansluiting tegelijkertijd naar buiten en haal het geheugen
omhoog.
4. Houd het geheugen vast en trek het uit.
5. Sluit de bedieningspaneelklep en draai de schroef naar rechts.
Verwijderen van een harde schijf
1. Kijk of de printer is uitgeschakeld.
2. Draai de schroef op de bedieningspaneelklep naar links en open de klep.
3. Draai de twee schroeven uit de harde schijf aan de achterzijde van het bedieningspaneel.
4. Houd de lage rand van de harde schijf vast, verbreek de aansluiting van de connector en neem de harde schijf los van
het bedieningspaneel.
5. Sluit de bedieningspaneelklep en draai de schroef naar rechts.
De Netwerkprotocol-adapter verwijderen
1. Zet de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact. Koppel daarna alle kabels aan de achterzijde van de printer
los.
2. Draai de schroef op de bedieningspaneelklep naar links en open de klep.
3. Verwijder de netwerkprotocol-adapter door de haken van de adapter los te maken.
4. Sluit de bedieningspaneelklep en draai de schroef naar rechts.
5. Sluit alle kabels, ook het netsnoer, weer aan aan de achterzijde van de printer en zet de printer aan.
Verwijderen van de Draadloze printer-adapter
1. Zet de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact. Koppel daarna alle kabels aan de achterzijde van de printer
los.
2. Draai de schroef op de bedieningspaneelklep naar links en open de klep.
3. Verwijder de Draadloze printer-adapter uit de printer door de haak van de adapter los te maken uit de onderzijde van
de aansluiting van de Draadloze printer-adapter, zoals de volgende afbeelding laat zien.
4. Plaats de kap van de aansluiting van de draadloze printeradapter.
5. Sluit de bedieningspaneelklep en draai de schroef naar rechts.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Printerspecificatiies
Besturingssysteem-geschiktheid
Stroomvoorziening
Afmetingen
Geheugen
Pagina-beschijvingstaal (PDL)/emulatie, besturingssysteem en interface
Omgeving
Kabels
Besturingssysteem-geschiktheid
Uw Dellâ„¢ 3130cn Color Laser Printer is geschikt voor Windows
®
(2000, XP, XP x64, Vista, Vista x64, 7, 7 x64, Server 2003,
Server 2003 x64, Server 2008, Server 2008 x64, Server 2008 R2 x64, NT 4.0), Mac OS X (10.2.8/10.3.9/10.4.x/10.5.x),
Novell
®
(3.12, 3.2, 4.1, 4.11, 4.2, 5, 5.1, 6, 6.5 (SP1.1 of later)) maar niet ondersteund
1
, Linux (Turbolinux FUJI (English),
SUSE Linux Enterprise Desktop 10 (Engels), RedHat Enterprise Linux ES 4.0/5.0 (Engels)) maar niet ondersteund
2
, Unix (HP-
UX 11.i (Engels), Solaris 9/10 (Engels)) maar niet ondersteund.
1
De telefonische technische ondersteuning van Dell ondersteunt alleen besturingssystemen (Microsoft) die in de fabriek zijn
geïnstalleerd, gratis voor de eerste 30 dagen. Zie http://www1.us.dell.com/content/products/compare.aspx/laser?
c=us&cs=555&l=en&s=biz voor nadere details. De klant zal technische ondersteuning moeten aanschaffen bij de fabrikant
van het besturingssysteem als na de eerste 30 dagen technische hulp nodig is.
2
Als de klant werkt met een ander besturingssysteem en als de klant de Gold Technical Support ondersteuning heeft gekocht
(nadere informatie over Gold Technical Support vindt u onder
http://www1.us.dell.com/content/topics/global.aspx/services/en/gts?c=us&cs=555&l=en&s=biz
), zal de
telefonische ondersteuning een "beste poging" zijn om het probleem met het besturingssysteem te verhelpen. Als het nodig
blijkt de fabrikant of distributeur te raadplegen, zal de klant voor die hulp een aanvullend bedrag moeten betalen. Het enige
geval waarin Dell zal betalen voor hulp door derden is als Dell verantwoordelijk is voor het probleem. In gevallen waar het
gaat om het installeren en activeren van printers, geldt dat als configuratie, waarvoor de klant zelf zal moeten betalen.
Stroomvoorziening
Nominale netspanning
220-240 VAC 110-127 VAC
Frequentie
50/60 Hz 50/60 Hz
Stroomsterkte
4 A 8 A
Afmetingen
Hoogte: 470 mm (18,5 inch) Breedte: 400 mm (15,7 inch) Diepte: 504 mm (19,8 inch)
Gewicht (zonder cassette): 27,2 kg (59,9 lb)
Geheugen
Basisgeheugen 256 MB
Maximaal geheugen 1280 MB (256+1024 MB)
Aansluiting 200 pens DDR2 SO-DIMM
DIMM-formaat 512 MB, 1024 MB
Snelheid PC2-4200, PC2-5300
Pagina-beschijvingstaal (PDL)/emulatie, besturingssysteem en
interface
PDL/emulaties PostScript 3, PCL 6, PCL5e
Besturingssystemen
Microsoft
®
Windows 7/7 x64/Server 2008 R2 x64/Vista/Vista x64/Server 2008/Server 2008 x64/XP/XP
x64/Server 2003/Server 2003 x64/2000 (SP3 of later)/NT 4.0, Mac OS X (10.2.8, 10.3.9, 10.4.x,
10.5.x)
Interfaces
Standaard lokaal:
Standaard netwerk:
Optioneel netwerk:
USB, IEEE 1284
10Base-T/100Base-TX Ethernet
IEEE802.11b/802.11g (Draadloos)
MIB beheersysteem-geschiktheid
Een Management Informatie-Bank (MIB) is een database die gegevens bevat over de netwerk-apparatuur (zoals adapters,
bruggen, routers, of computers). De opgeslagen informatie helpt de netwerkbeheerder bij diens taak het netwerkverkeer te
regelen (analyse van de werking, verkeersstromen, foutanalyse, enz.). Dellâ„¢ 3130cn Color Laser Printer is geschikt voor de
MIB-specificaties van de standaard-industrieuitvoering, waardoor de printer wordt herkend en bestuurd door verschillende
printer- en netwerkbeheersoftwaresystemen.
Omgeving
Werking
Temperatuur 5-32°C
Relatieve luchtvochtigheid 15-85% relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
Garantie Afdrukkwaliteit
Temperatuur 10-32°C
Relatieve luchtvochtigheid
15-85% relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
(Temperatuur moet 28°C zijn of lager bij 85% RH.)
Opslag
Temperatuurbereik -20-40°C (0-104°F)
Toegestane vochtigheid bij opslag 5-85% relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
Hoogte
Werking Tot 3.100 meter (10.000 voet)
Opslag 70.9275 Kpa
Chemische emissies
Ozon-concentratie
0,019 mg/m
3
Kabels
Uw aansluitkabel moeten voldoen aan de volgende vereisten:
Aansluitingstype Aansluitingsspecificaties en symbolen
1
Parallel
IEEE1284
2
USB
USB2.0
3 Draadloos IEEE802.11b/802.11g
4
Ethernet
10 Base-T/100 Base-TX
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Afdrukken met UX Filter (UNIX)
Overzicht
Installeren van het UX Filter
Verwijderen van het UX-filter
Afdrukken en gebruik van de hulpprogramma's
Voorzorgsmaatregelen en beperkingen
Overzicht
Het UX Filter
Dit hoofdstuk beschrijft de kenmerken van het UX filter en de werkomgeving ervan.
Kenmerken
Het UX filter is een hulpprogramma dat de bestanden die zijn aangemaakt door een UNIX werkstation omzet in een formaat
dat overeenkomt met de PostScript afdruktaal die in de printer is geladen. Het hulpprogramma voorziet in software die
tekstbestanden, SunRaster beeldbestanden (alleen voor Sun/Solaris ), TIFF beeldbestanden en XWD beeldbestanden omzet in
een PostScript afdruktaal-programma. Bovendien maakt het gebruik van de printermogelijkheden voor uitvoer op de volgende
manieren.
Keuze van ingevoerd papier
Dubbelzijdig afdrukken
Keuze van uitvoerpapier
VOORZICHTIG: Afhankelijk van de configuraties voor de printer, kunnen sommige typen het UX filter niet gebruiken.
Werkomgeving
Tekstbestanden, SunRaster beeldbestanden (alleen voor Solaris), TIFF beeldbestanden en XWD beeldbestanden die worden
ontvangen vanaf een werkstation dat op de printer is aangesloten via een USB-kabel of parallel-kabel (hierna het lokale
werkstation genoemd), of van een werkstation dat is aangesloten op een netwerk (hierna het werkstation elders genoemd),
kunnen worden omgezet in een PostScript afdruktaal-programma en als zodanig doorgegeven aan de printer.
Bovendien is het te gebruiken in een omgeving waar een printer, voorzien van een interface-kaart, direct is aangesloten op
het netwerk.
Voor gebruik van het UX filter
Controleer de volgende punten alvorens u het UX filter gaat gebruiken.
Voordat u het werkstation instelt, dient u eerst de printer te installeren, als volgt.
1. Zorg dat de lpd-aansluiting goed werkt, wanneer u de netwerk-omgeving gebruikt. Als de lpd-aansluiting niet werkt,
zet u LPD op Aan via het bedieningspaneel. (Verplicht) Zie "Protocol
" voor nadere informatie.
Zorg, als u gebruik wilt gaan maken van een parallelle aansluiting of een USB-aansluiting, ervoor dat deze goed
werken. (Verplicht)
2. Stel een IP-adres en een subnetmasker in wanneer u de printer gaat gebruiken in een netwerk-omgeving. (Verplicht)
3. Maak de TBCPFilter functie beschikbaar, als de TBCPFilter functie is geinstalleerd in de printer. Zie "Adobe Protocol"
voor nadere informatie.
Installeren van het UX Filter
Voor de installatie
De volgende punten zijn vereist voor de installlatie.
Geschikte besturingssystemen worden beschreven onder "Pagina-beschijvingstaal (PDL)/emulatie, besturingssysteem
en interface".
Disk-opslagcapaciteit: 20 MB vrije ruimte vereist, inclusief tijdelijke werkruimte voor de installatie.
Voor de hier beschreven procedure is aanmelden als "root account" nodig. Als u geen "root" privileges hebt, raadpleegt
u dan uw systeembeheerder.
De uitvoerprinter moet zijn geregistreerd in het werkstation voordat u het UX filter gaat gebruiken. (HP-UX)
Gebruik het sam commando voor de registratie van de printer voor uitvoer.
Zie voor nadere informatie de speciale HP-UX handleiding.
Bestanden toegevoegd bij installatie
De volgende bestanden worden toegevoegd bij installatie van het UX filter.
Solaris
Directory
Bestandsnaam Inhoud
/usr/local/dellbin3130
txt2ps2 Tekstconversie-hulpprogramma
sunras2ps2 SunRaster conversie-hulpprogramma
tiff2ps2 TIFF conversie-hulpprogramma
xwd2ps2 XWD conversie-hulpprogramma
dellpsif Invoerfilter
/usr/lib/lp/postscript
dellposttxt3130cn Symbolisch koppelingsbestand voor het oproepen van txt2ps2
dellpostps3130cn Symbolisch koppelingsbestand voor het oproepen van dellpsif
dellbinpath3130 Directory-beschrijvingsbestand voor de UX filter afdrukfunctie
/usr/lib/lp/model
Model interface
program
Bronbestand van het model interface programma (opgeslagen onder de
printernaam tijdens registratie)
/etc/lp/interfaces
Model interface
program
Interface programma voor de PRINTER (opgeslagen onder de printernaam
tijdens registratie)
/etc/lp/fd
posttxt3130cn.fd Filter-beschrijvingsbestand voor txt2ps2
dell3130cn.fd
Dell3130cn filter-beschrijvingsbestand voor Dell 3130cn Color Laser
Printer
postio3130.fd Dellpostio filter-beschrijvingsbestand
download3130cn.fd Delldownload filter-beschrijvingsbestand
/usr/share/man/man1
txt2ps23130cn.1 Handleiding-paginabestand voor txt2ps2
sunras2ps23130cn.1 Handleiding-paginabestand voor sunras2ps2
tiff2ps23130cn.1 Handleiding-paginabestand voor tiff2ps2
xwd2ps23130cn.1 Handleiding-paginabestand voor xwd2ps2
dellpsif3130cn.1 Handleiding-paginabestand voor dellpsif
OPMERKING: De genoemde directories zijn de standaard-directories.
HP-UX
Directory Bestandsnaam Inhoud
/usr/local/dellbin3130
txt2ps2 Tekstconversie-hulpprogramma
xwd2ps2 XWD conversie-hulpprogramma
tiff2ps2 TIFF conversie-hulpprogramma
/usr/lib/lp/postscript
dellbinpath3130 Directory-beschrijvingsbestand voor de UX filter afdrukfunctie
/usr/spool/lp/interface
Model interface
program
Interface programma voor de PRINTER (opgeslagen onder de printernaam
tijdens registratie)
/usr/share/man/man1
txt2ps23130cn.1 Handleiding-paginabestand voor txt2ps2
tiff2ps23130cn.1 Handleiding-paginabestand voor tiff2ps2
xwd2ps23130cn.1 Handleiding-paginabestand voor xwd2ps2
OPMERKING: De genoemde directories zijn de standaard-directories.
Overzicht van de installatieprocedure
Dit hoofdstuk biedt informatie betreffende de installatie van het UX filter met een UNIX werkstation.
Solaris
1. Installeer de printer en het netwerk.
2. Plaats de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD in het lokale werkstation.
3. Start het installatieprogramma om de installatie te beginnen.
4. Afdrukken om de printer te testen.
HP-UX
1. Installeer de printer en het netwerk.
2. Plaats de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD in het lokale werkstation.
3. Start het installatieprogramma om de installatie te beginnen.
4. Afdrukken om de printer te testen.
Bediening voor Solaris
Installatie/Printer-instelling
1. Plaats de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD in het CD-ROM- station van het locale werkstation.
Als uw werkstation niet beschikt over een CD-ROM station, brengt u dan de bestanden via een ander werkstation met
een CD-ROM station over naar uw eigen werkstation.
2. Meld u aan als 'root account' en neem het installatiescript over van de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD.
VOORZICHTIG: Als u geen "root" privileges hebt, raadpleegt u dan uw systeembeheerder.
# cd /tmp
# cp /cdrom/cdrom0/UXFILTER.tar /tmp
# tar xvf ./UXFILTER.tar
3. Tik ./install.sh en start het installatieprogramma.
# ./install.sh
4. Kies het model printer om te installeren.
Printer Model ?
1. Dell 3130cn Color Laser Printer
2. Exit
Enter Process No (1/2)? : 1
5. Het volgende menu verschijnt. Selecteer <1> en installeer de lokale printer.
Solaris Installation for Dell 3130cn Color Laser Printer Type Printer
1. Set Local Printer
2. Set Remote Printer
Enter Process No (1/2)? : 1
6. Tik de apparaatnaam voor de aansluiting.
Enter port-device-name? [/dev/ecpp0] : /dev/bpp0
VOORZICHTIG: Kies het apparaatbestand in de beschikbare communicatieverbinding.
7. Als er Set Remote Printer is gekozen, tikt u de hostnaam voor de server in of de hostnaam voor de printer.
Enter server-hostname? : server
server-hostname is 'server' (y/n)[y] : y
VOORZICHTIG: De hostnaam van de server moet van tevoren zijn geregistreerd met DNS, NIS, NIS+ of /etc/hosts.
8. Als er Set Remote Printer is gekozen, tikt u de netwerk-printernaam in.
Enter server-printer-name? : ps
server-printer-name is 'ps' (y/n)[y] : y
VOORZICHTIG: Tik ps als de printer een netwerk-aangesloten printer is.
9. Tik de printernaam die u wilt registreren voor het systeem.
Enter printer-name? [dell3130cn] : dell3130cn
Printer-name is 'dell3130cn' (y/n)[y] : y
10. Kies de directory voor installatie van het hulpprogramma. Voor installatie in /usr/local/dellbin3130, drukt u op de
<Enter> toets. Om een andere directory te gebruiken, kiest u er een.
Enter Binary directory name? [/usr/local/dellbin3130] :
11. Als dit hulpprogramma reeds eerder geïnstalleerd was, wordt de gebruiker gevraagd of de eerdere versie overschreven
moet worden.
directory is '/usr/local/dellbin3130' (y/n)[n] : y
12. Als de server gekozen in stap 5 en de printer zijn aangesloten via een netwerk, tikt u <y>. Als de server en de printer
lokaal zijn aangesloten, tikt u <n>.
'dell3130cn'is network printer?:(y/n)[y] : y
De software-installatie is voltooid.
VOORZICHTIG: Als de afdruk-instellingen worden gewijzigd of aangepast via de beheerfunctie (admintool) na de
installatie, kan het afdrukken niet altijd lukken.
Bediening voor HP-UX
Installatieprocedure
OPMERKING: De hostnaam van de uitvoerprinter die u wilt kiezen in stap 6 moet van tevoren zijn geregistreerd met
een sam commando.
1. Plaats de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD in het CD-ROM- station van het locale werkstation.
2. Meld u aan als 'root account' en neem het installatiescript over van de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD.
VOORZICHTIG: Als u geen "root" privileges hebt, raadpleegt u dan uw systeembeheerder.
# mount -F cdfs -o cdcase /dev/dsk/c1t2d0 /cdrom
# cd /tmp
# cp /cdrom/uxfilter.tar /tmp
# tar xvf UXFILTER.tar
OPMERKING: /dev/ds/clt2d0 is een voorbeeld. Kies het CD-ROM apparaat voor alle werkstations.
3. Tik ./install.sh en start het installatieprogramma.
# ./install.sh
4. Kies het model printer om te installeren.
Printer Model ?
1. Dell 3130cn Color Laser Printer
2. Exit
Enter Process No (1/2)? : 1
5. Kies de directory voor installatie van het hulpprogramma.
Geef de naam van de installatie-directory in [/usr/local/dellbin3130]:
de directory is '/usr/local/dellbin3130' (y/n)[n] : y
6. Tik de naam van de uitvoerprinter. Tik delllp3130cn. Tik de printernaam die u wilt registreren voor het systeem.
Enter output-printer-name? : delllp3130cn
output-printer-name is 'delllp3130cn' (y/n)[y] : y
OPMERKING: De geregistreerde printernaam is te verifiëren met het commando lpstat -v.
7. Tik de logische printernaam in. Registreer dell3130cn. Tik een printernaam die nog niet is geregistreerd in het
systeem.
Enter logical-printer-name? : dell3130cn
Printer-name is 'dell3130cn' (y/n)[y] : y
8. Het hulpprogramma wordt geïnstalleerd in de directory gekozen in stap 5. De registratie wordt daar uitgevoerd zodat
de logische printer geregistreerd in stap 7 toegang krijgt tot het hulpprogramma. Aangezien dit proces automatisch
verloopt, hoeft u niets in te voeren. Met de bovenstaande stappen is de installatie voltooid.
Verwijderen van het UX-filter
Betreffende het verwijderen
Het UX-filter is niet voorzien van een verwijderprogramma. Om het UX-filter te verwijderen, gaat u als volgt te werk.
VOORZICHTIG: Voor de hier beschreven procedure is aanmelden als "root account" nodig. Als u geen "root" privileges
hebt, raadpleegt u dan uw systeembeheerder.
Solaris
1. Verwijder de printer die is geregistreerd in het systeem. Gebruik de printernaam die was gecreëerd tijdens de
installatie, in het lpadmin commando.
# lpadmin -x printername
2. Verwijder de filters die zijn geregistreerd in het systeem. Verwijder de filters die zijn geregistreerd tijdens de installatie,
met het lpfilter commando.
# lpfilter -f dell3130cn -x (voor Dell 3130cn Color Laser Printer)
# lpfilter -f download3130 -x
# lpfilter -f postio3130cn -x
# lpfilter -f posttxt3130cn -x
3. Verwijder de symbolische bestanden die nodig zijn om het filter op te roepen.
Verwijder de volgende bestanden uit /usr/lib/lp/postscript.
dellposttxt3130cn
dellpostps3130cn
dellbinpath3130
4. Verwijder de interface-programmabestanden van Gekozen printertypenaam uit /usr/lib/lp/model.
Verwijder tevens de interface-programmabestanden van Gekozen printernaam uit /etc/lp/interfaces.
5. Verwijder alle directories of folders die UX-filters bevatten en de bestanden in deze directories of folders die tijdens het
installeren zijn aangemaakt. De volgende directories moeten verwijderd worden.
/usr/local/dellbin3130
6. Verwijder de filterbeschrijvingsbestanden. Verwijder de volgende bestanden uit /etc/lp/fd.
Filterbeschrijvingsbestanden voor diverse printers:
dell3130cn.fd (voor Dell 3130cn Color Laser Printer)
download3130.fd
postio3130cn.fd
posttxt3130cn.fd
HP-UX
1. Verwijder de printer die is geregistreerd in het systeem. Gebruik het sam commando voor het verwijderen van de
printer die is ingesteld tijdens de installatie.
# sam
2. Verwijder alle directories of folders die UX-filters bevatten en de bestanden in deze directories of folders die tijdens het
installeren zijn aangemaakt. De volgende directories moeten verwijderd worden.
/usr/local/dellbin3130 (directory gekozen tijdens de installatie)
Afdrukken en gebruik van de hulpprogramma's
Afdrukken (Solaris)
Dit gedeelte biedt informatie voor afdrukken met gebruik van het filter. Voor afdrukken met Solaris, kiest u de printer die is
geregistreerd tijdens het installeren van de filters als de uitvoerbestemming.
VOORZICHTIG: Voor gebruik van het lp commando, dient u te zorgen dat de werkomgeving van de spooler naar
behoren is ingesteld (voorbereis, beschikbaar) met behulp van het lpstat commando (lpstat-p all). Voor nadere
details over de mogelijkheden van het lp commando en het lpstat commando of hoe u deze gebruikt, verwijzen we u
naar de betreffende handleidingen van Solaris.
Afdrukken in Solaris
Afdrukken met de standaard printer:
Als de printer is geregistreerd als de standaard printer, kan de naam van de printer worden afgekort en gespecificeerd
zoals getoond in het volgende voorbeeld.
% lp bestandsnaam
Afdrukken met andere printers:
Voor afdrukken met een printer genaamd dell3130cn, tikt u het volgende.
% lp -d dell3130cn bestandsnaam
OPMERKING: De naam van de printer kan worden bevestigd door uitvoeren van lpstat -v.
Om tijdelijk van standaard printer te wisselen voor het afdrukken:
Voor het wisselen van de standaard printer, stelt u de printernaam in in een omgevingsvariabele genaamd LPDEST.
Voor het instellen van een printer genaamd dell3130cn als de standaard printer voor afdrukken, tikt u het volgende.
% setenv LPDEST dell3130cn
% lp bestandsnaam
OPMERKING: Met deze methode kunt u een standaard printer instellen voor elke gebruiker.
OPMERKING: Het bovenstaande voorbeeld beschrijft de instelmethode die u volgt bij gebruik van cache.
Keuze van een papierlade voor het afdrukken:
Voor keuze van een papierlade voor het afdrukken, specificeert u de papierlade na de -y optie van het lp commando.
OPMERKING: Afhankelijk van de geïnstalleerde opties, kunnen de beschikbare papierladen verschillen.
Voor keuze van en afdrukken op "letter" formaat papier in een printer genaamd dell3130cn in liggende "landschap" oriëntatie,
kiest u het volgende.
% lp -d dell3130cn -y landscape -y letter bestandsnaam
De volgende opties zijn te specificeren via het lp commando.
Voor afdrukken van tekstbestanden:
OPMERKING: Er wordt afgedrukt volgens de lengte en breedte ingesteld via het lpadmin commando.
-y double
Stelt in op 2-koloms afdrukken.
-y landschap
Draait de pagina 90° en gebruikt het papier in liggende (landschap) oriëntering.
-y lettergrootte=n
Stelt de lettergrootte in op n punten.
-y outcolumn=n
Deze optie converteert alle tekst naar enkel-byte tekst en stelt in op afdrukken vanaf de n-de kolom.
-y outline=n
Stelt in op beginnen met afdrukken vanaf de n-de regel.
-y font=font
Kiest het lettertype voor afdrukken van enkel-byte alfanumerieke tekens. Als het gekozen lettertype niet
beschikbaar is voor de printer, wordt een standaard lettertype gebruikt.
OPMERKING: Voor keuze van een lettertype, tikt u de lettertypenaam als zodanig direct na de -y font= optie.
% lp -y font=Courier-Oblique bestandsnaam
OPMERKING: Nadere informatie over de beschikbare lettertypen vindt u in de PS lettertypenlijst.
-y margin=u:b:r:l
Hiermee kiest u de kantlijn van de pagina in inch. De u (bovenkantlijn), b (onderkantlijn), r (rechter kantlijn), en
l (linker kantlijn) zijn positieve reële getallen (tot twee cijfers achter de decimale punt). De uitgangswaarde is 0.
-y ps
Het inkomende bestand wordt behandeld als een PostScript bestand. Als het bestand niet begint met "%!", wordt
er "%!" afgedrukt op de beginregel. Of het bestand verder "%!" bevat, wordt genegeerd.
Voor afdrukken van tekst/PostScript bestanden:
-y DuplexBook
Hiermee stelt u de lange-kant bindfunctie in. Wanneer deze inbindfunctie is gekozen, wordt de afdrukrichting en
-plaats bijgesteld en wordt er afgedrukt op beide zijden van het papier, zodanig dat de lange kant van de pagina
geschikt is voor inbinden.
-y DuplexList
Hiermee stelt u de korte-kant bindfunctie in. Wanneer deze is gekozen, wordt de afdrukrichting en -plaats
bijgesteld en wordt er afgedrukt op beide zijden van het papier, zodanig dat de korte kant van de pagina
geschikt is voor inbinden.
-y lade-invoer
De parameters voor de papierlade die gekozen kunnen worden via het lp commando zijn als volgt.
lade1
Voer papier in vanuit lade 1 (standaard 250-vel papierlade).
lade2
Voer papier in vanuit lade 2 (optionele 550-vel papierlade).
a4
Voer papier in vanuit de lade met A4 papier (210 x 297 mm).
a5
Voer papier in vanuit de lade met A5 papier (148 x 210 mm).
b5
Voer papier in vanuit de lade met B5 papier (182 x 257 mm).
letter
Voer papier in vanuit de lade met Letter papier (216 x 279 mm).
folio
Voer papier in vanuit de lade met Folio papier (216 x 330 mm).
legal
Voer papier in vanuit de lade met Legal papier (216 x 356 mm).
executive
Voer papier in vanuit de lade met "Executive" papier (184 x 267 mm).
monarch
Voer papier in vanuit de lade met "Monarch" papier (98 x 190 mm).
com10
Voer papier in vanuit de lade met Envelop #10 (105 x 241 mm).
lo
Voer papier in vanuit de lade met DL papier (110 x 220 mm).
c5
Voer papier in vanuit de lade met C5 papier (162 x 229 mm).
MxNmm
Voer papier in vanuit de lade met MxN mm, gedefinieerd door de gebruiker.
Mogelijk instelbereik:
Breedte: 76,2 tot 220,0 mm
Lengte: 127,0 tot 355,6 mm
MxNinch
Voer papier in vanuit de lade met MxN inch, gedefinieerd door de gebruiker.
Mogelijk instelbereik:
Breedte: 3,00 tot 8,66 inch
Lengte: 5,00 tot 14,0 inch
Als deze optie niet gespecificeerd is of de gekozen papierlade is niet beschikbaar, voert u dan papier toe vanuit
de standaard lade.
-y toner_save
Schakelt de toner besparen functie in voor het afdrukken. De afdruk zal er iets vager uitzien dan bij het normale
afdrukken.
-y nc=n
Kiest het aantal af te drukken exemplaren (de waarde voor het aantal exemplaren moet altijd een positief geheel
getal zijn). Als deze optie niet gespecificeerd is, wordt er ingesteld op 1.
-y cl
Specificeert dat de afdrukken moeten worden gesorteerd. Als het aantal exemplaren niet is gekozen, zal deze
optie genegeerd worden.
-y ps
Het inkomende bestand wordt behandeld als een PostScript bestand. Als het bestand niet begint met %!, wordt er
%! afgedrukt op de beginregel. Als een bestand %!bevat, wordt deze optie genegeerd.
-y msi
Specificeert de multi-invoerlade.
-y m=type
Specificeert de multi-invoerlade papiersoort.
Beschikbare multi-invoerlade papiersoorten zijn als volgt.
B
Fijn Papier/Bankpost/Gewoon papier 2
BB
Fijn Papier/Bankpost/Gewoon papier 2 - zijde 2
P
Briefpapier/Gewoon/Gewoon papier 1
PB
Briefpapier achter/Bankpost/Gewoon papier 1 - zijde 2
R
Kringlooppapier
RB
Kringlooppapier achter/Kringlooppapier - zijde 2
H1
Dik papier/Zwaar papier 1/Voorblad 1
H1B
Dik papier achter/Zwaar papier 1/Voorblad 1 - zijde 2
H2
Dik papier 2/Zwaar papier 2/Voorblad 2
H2B
Dik papier 2 achter/Zwaar papier 2/Voorblad 2 - zijde 2
OHP
Transparant
L
Etiketvellen/Etiketten
C2
Gecoat/Gecoat 2/Gecoat papier 2
C2B
Gecoat achter/Gecoat 2/Gecoat papier 2 - Zijde 2
C3
Dikker gecoat/Gecoat 3/Gecoat papier 3
C3B
Dikker gecoat achter/Gecoat 3/Gecoat papier 3 - zijde 2
E
Envelop
Als deze optie niet gespecificeerd is, kan de multi-invoerlade papiersoort worden gebruikt voor het afdrukken.
-y mfo=waarde
Bepaalt de oriëntering voor de multi-invoerlade.
Mogelijke oriëntaties voor de multi-invoerlade zijn als volgt.
le
Liggend (landschap)
ler
Liggend (gedraaid)
se
Staand (portret)
ser
Staand (gedraaid)
-y po=n
Keuze van alternatieve papierlade.
De beschikbare alternatieve papierladen zijn als volgt.
0
Printerinstellingen gebruiken
1
Bericht weergeven
2
Toevoer via multi-invoerlade
3
Gebruik eerstvolgende formaat (aanpassen)
4
Gebruik groter formaat (aanpassen)
5
Gebruik eerstvolgende formaat (niet zoomen)
6
Gebruik groter formaat (niet zoomen)
-y mfo=waarde
Kiest de toevoer van scheidingsvellen vanaf:
Mogelijkheden voor de toevoer van scheidingsvellen zijn als volgt.
auto
Auto-lade/Auto
1
1ste lade/Lade 1 (standaard 250-vel invoerlade)
2
2de lade/Lade 2 (optionele 550-vel papierlade)
uit
Uit
-y sp
Kiest het afdrukken van scheidingsvellen.
-y sb
Blanco pagina's overslaan
-y cm=waarde
Kiest uitvoer in kleur.
De keuzes voor uitvoer in kleur zijn als volgt.
c
Kleur (CMYK)
k
Zwart-wit
-y pr=waarde
Kiest de afdrukkwaliteit.
De keuzes voor afdrukkwaliteit zijn als volgt.
hs
Hoge snelheid
hq
Hoge kwaliteit
sf
Superfijn
-y cc=waarde
Bepaalt het soort beelden.
De beschikbare beeldsoorten zijn als volgt.
0
Uit
1
Foto
2
sRGB
3
Standaard/ Normaal
4
Presentatie
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-y gc=waarde
Bepaalt de RGB gammacorrectie.
De keuzes voor RGB kleurgammacorrectie zijn als volgt.
1.0
1.0
1.4
1.4
1.8
1.8
2.2
2.2
2.6
2.6
off
Uit
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-y sc=waarde
Kiest het raster.
De mogelijkheden voor het raster zijn als volgt.
0
Fijnheid
1
Gradatie
2
Auto
3
Voor transparanten
-y gg=waarde
Kiest grijs gegarandeerd.
De keuzes voor grijs gegarandeerd zijn als volgt.
on
Aan
off
Uit
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk.
-y ct
Kiest de kleurtransformatie.
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk.
-y br=waarde
Bepaalt de helderheidsbijregeling.
De beschikbare helderheidsbijregelingswaarden zijn als volgt.
+5
Helder 5
+4
Helder 4
+3
Helder 3
+2
Helder 2
+1
Helder 1
+0
Normaal
-1
Donker 1
-2
Donker 2
-3
Donker 3
-4
Donker 4
-5
Donker 5
-y rgbc=waarde
Bepaalt de RGB kleurcorrectie.
De beschikbare RGB kleurcorrectiewaarden zijn als volgt.
10
Perceptueel
11
Verzadiging
12
RelatieveC
13
AbsoluteC
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-y rgbpr=waarde
Bepaalt het RGB invoerprofiel.
De beschikbare waarden voor het RGB invoerprofiel zijn als volgt.
0
sRGB
1
AdobeRGB
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-y rgbtb=waarde
Bepaalt de RGB kleurtemperatuur.
De beschikbare waarden voor de RGB kleurtemperatuur zijn als volgt.
5000
5000K
6000
6000K
9300
9300K
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-y cb=cyaan-laag:cyaan-midden:cyaan-hoog:magenta-laag:magenta-midden:magenta-hoog:geel-laag:geel-
midden:geel hoog:zwart-laag:zwart-midden:zwart-hoog
Bepaalt de bijstelwaarde voor de kleurbalans voor elke kleur/zwarting.
De beschikbare waarden voor de bijstelling zijn als volgt.
+3
Donker 3
+2
Donker 2
+1
Donker 1
0
Normaal
-1
Licht 1
-2
Licht 2
-3
Licht 3
-Cb
De optionele waarde moet worden bepaald in de volgende volgorde:
Cyaan lage dekking, Cyaan gemiddelde dekking, Cyaan hoge dekking, Magenta lage dekking, Magenta
gemiddelde dekking, Magenta hoge dekking, Geel lage dekking, Geel gemiddelde dekking, Geel hoge dekking,
Zwart lage zwarting, Zwart gemiddelde zwarting, Zwart hoge zwarting
Waar geen waarde is gekozen, wordt er ingesteld op "0" (Normaal).
Als u bijvoorbeeld wilt kiezen voor "Licht 2" voor cyaan gemiddelde dekking, "Donker 3" voor geel hoge dekking
en "Donker 2" voor zwart lage zwarting, kunt u dat bepalen op een van de volgende manieren:
-Cb=0:-2:0:0:0:0:0:0:+3:+2:0:0
-Cb=:-2:::::::+3:+2::
-y -hld=Afdruksoort:Gebruikers-ID:Wachtwoord:Documentnaam
Veilige afdruk
Afdruksoort
opslag
Veilige afdruk/Opslag-afdruk
proefafdruk
Proefafdruk
Gebruikers-ID
Tot acht enkel-byte tekens van 0x20 tot 0x7E, uitgezonderd 0x20 " " (blanco) en 0x3A":" (dubbele punt).
Wachtwoord
Tot twaalf enkel-byte tekens van 0x30 tot 0x39 (cijfers).
Documentnaam
Tot twaalf enkel-byte tekens van 0x20 tot 0x7E, uitgezonderd 0x20 " " (blanco) en 0x3A":" (dubbele punt).
Veilige afdruk
-y hld=opslag:Gebruikers-ID:Wachtwoord:Documentnaam
-y hld=opslag:Gebruikers-ID:Wachtwoord:
Opslag-afdruk
-y hld=opslag:Gebruikers-ID::Documentnaam
-y hld=opslag:Gebruikers-ID::
Proefafdruk
-y hld=proefafdruk:Gebruikers-ID::Documentnaam
-y hld=proefafdruk:Gebruikers-ID::
-y -Teign = taakeigenaar-naam: Wachtwoord-verificatie instelling
Bepaalt de naam van de taakeigenaar en het wachtwoord voor verificatie.
Wanneer alleen de naam van de taakeigenaar is gekozen (-Teign=taakeigenaarnaam:) (geen wachtwoord
gekozen), wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als niet-vastgelegd.
Wanneer alleen het wachtwoord is gekozen (-Teign=:wachtwoord) (geen taakeigenaar-naam gekozen),
wordt de gebruikersnaam van de aanmelding gebruikt als taakeigenaar-naam. Het ingevoerde wachtwoord
gaat gelden als wachtwoord voor verificatie.
Wanneer noch de naam van de taakeigenaar, noch een wachtwoord is gekozen (-Teign=:), wordt de
gebruikersnaam van de aanmelding gebruikt als taakeigenaar-naam, en het verificatie-wachtwoord wordt
beschouwd als niet vastgelegd.
Wanneer de taakeigenaar-naam langer is dan het toegestane aantal letters, worden de overtollige letters
genegeerd.
Wanneer er een ontoelaatbaar letterteken is gekozen voor de taakeigenaar-naam, wordt er "Onbekende
gebruiker" toegepast voor de taakeigenaar-naam.
OPMERKING: Toegestane lettertekens voor de taakeigenaar-naam zijn letters, cijfers en leestekens, behalve de spatie
en de dubbele punt.
OPMERKING: Er kunnen tot 32 lettertekens worden gekozen voor de taakeigenaar-naam.
Wanneer er een ontoelaatbaar letterteken wordt gekozen voor het wachtwoord, of wanneer het ingevoerde
wachtwoord het toegestane aantal letters overschrijdt, wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als
niet vastgelegd.
OPMERKING: De toegestane lengte van het wachtwoord is van 4 tot 12 cijfers.
Een incomplete vorm van de -Teign optie wordt beschouwd alsof er geen verificatie-instelling is gemaakt. Als er
in dat geval een verificatie-instelling wordt gemaakt via een omgevingsvariabele, wordt die gebruikt als
instelinformatie.
Afdrukken (HP-UX)
Dit gedeelte biedt informatie voor afdrukken met de logische printer die is geregistreerd tijdens de installatie.
Afdrukken in HP-UX
Afdrukken met de standaard printer:
Als de printer is geregistreerd als de standaard printer, kan de naam van de printer worden afgekort en gespecificeerd
zoals getoond in het volgende voorbeeld.
% lp bestandsnaam
Afdrukken met andere printers:
Voor afdrukken met een printer genaamd dell3130cn, tikt u het volgende.
% lp -d dell3130cn bestandsnaam
Om tijdelijk van standaard printer te wisselen voor het afdrukken:
Voor het wisselen van de standaard printer, stelt u de printernaam in in een omgevingsvariabele genaamd PRINTER.
Voor het instellen van een printer genaamd dell3130cn als de standaard printer voor afdrukken, tikt u het volgende.
% setenv PRINTER dell3130cn
% lp bestandsnaam
Voor afdrukken met toegevoegde opties:
Voor afdrukken met de opties, kiest u de optie voor het lp commando met -o als volgt.
De beschikbare opties zijn dezelfde als voor txt2ps2/tiff2ps/xwd2ps2.
Afhankelijk van de geïnstalleerde opties, kunnen de beschikbare papierladen verschillen.
% lp -d dell3130cn -o r -o ILT bestandsnaam
Voor afdrukken met bestandsformaat:
Voor afdrukken van tekstbestanden:
% lp -d dell3130cn bestandsnaam
Voor afdrukken van XWD bestanden:
% lp -d dell3130cn -o XWD bestandsnaam
Voor afdrukken van TIFF-formaat bestanden:
% lp -d dell3130cn -o TIF bestandsnaam
Voor afdrukken van PostScript bestanden:
% lp -d dell3130cn bestandsnaam
Voor afdrukken van PostScript bestanden als tekstbestanden:
% lp -d dell3130cn -o TX bestandsnaam
Als echter voor PostScript bestanden met bepaalde opties ingesteld, zoals papierkeuze e.d. de zelfde optie is gekozen,
zal die genegeerd worden.
Verificatie afdrukken
Dit hoofdstuk biedt informatie over hoe u de gebruikersnaam kiest voor de verificatie van het afdrukken, in de
omgevingsvariabele.
Keuze van de gebruikersnaam
Kiezen van de gebruikersnaam voor de verificatie van het afdrukken:
U kunt een unieke gebruikersnaam in de omgevingsvariabele instellen, als volgt.
% setenv JOWN3130U " jobownername"
U kunt de aanmeldingsnaam vaststellen als de gebruikersnaam, als volgt.
% setenv JOWN3130U ""
OPMERKING: U kunt tot 32 lettertekens kiezen voor de gebruikersnaam. Wanneer de gebruikersnaam langer is dan
het toegestane aantal letters, worden de overtollige letters genegeerd.
OPMERKING: Als u de filter-optie kiest terwijl er al is gekozen voor verificatie-afdrukken, krijgt de filter-optie voorrang
boven het verificatie-afdrukken.
Vaststellen van het wachtwoord
Keuze van een wachtwoord voor het verificatie-afdrukken:
Als u een wachtwoord moet vaststellen voor het verificatie-afdrukken, kunt u het wachtwoord als volgt vastleggen in de
omgevingsvariabele.
% setenv JOWN3130P "password"
Als u geen specifiek wachtwoord wilt instellen, tikt u het volgende.
% setenv JOWN3130P ""
OPMERKING: De toegestane lengte van het wachtwoord is van 4 tot 12 cijfers. Wanneer er een ontoelaatbaar
letterteken wordt gekozen voor het wachtwoord, of wanneer het ingevoerde wachtwoord het toegestane aantal letters
overschrijdt, wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als niet vastgelegd.
OPMERKING: Als u de filter-optie kiest terwijl er al is gekozen voor verificatie-afdrukken, krijgt de filter-optie voorrang
boven het verificatie-afdrukken.
OPMERKING: Als u alleen een wachtwoord vaststelt zonder de gebruikersnaam vast te leggen in de
omgevingsvariabele, wordt de aanmeldingsnaam beschouwd als de gebruikersnaam.
VOORZICHTIG: Als u het wachtwoord invoert in het aanmeldingsbestand voor automatische toewijzing van de
omgevingsvariabele wanneer u zich aanmeldt, krijgt u de aanbeveling het geschikte toestemmingsniveau voor toegang
te kiezen, om te voorkomen dat onbevoegden het aanmeldingsbestand kunnen lezen.
txt2ps2 (Solaris/HP-UX)
Formaat
/usr/local/dellbin3130/txt2ps2 [-d] [-D] [-Ilade-invoer] [-t] [-2] [-r] [-F] [-lregels] [-wkolommen]
[-uitkolommen] [-Loutlines] [-en] [-slettergrootte] [-E] [-flettertype] [-Nc=exemplaren] [-cl] [-ps] [-
mg==boven:onder:rechts:links] [-Hd=positie:formaat:pagina] [-Hflettertype] [-MSI] [-M=type] [-Mfo=waarde]
[-Pon] [-St=waarde] [-Sp] [-Sb] [-Cm=waarde] [-Pr=waarde] [-Cc=waarde] [-Gc=waarde] [-Sc=waarde] [-
Gg=waarde] [-Cb=c-Cb=cyaan-laag:cyaan-midden:cyaanhoog: magenta-laag:magenta-midden:magenta-hoog:geel-
laag: geel-midden: geel-hoog:zwart-laag:zwart-midden:zwart-hoog] [-Hld=Afdruksoort:Gebruikers-
ID:Wachtwoord:Documentnaam] [-Teign = taakeigenaar-naam:wachtwoord] [bestandsnaam...]
Functie
Leest tekst, zet die om in een programma in de PostScript printertaal en schrijft het bestand naar de standaard uitvoer. Als de
bestandsnaam niet gespecificeerd is, zal de standaard invoer worden gebruikt voor de commando-invoer.
Door het intikken van letterteken-parameters in de omgevingsvariabele TXT2PS2OPTION, kan het invoeren van opties op de
commandoregel worden vermeden.
Met de omgevingsvariabele TXT2PS2OPTION en de commandoregel zonder enige optie, zal de printer afdrukken in een 10-
punts letterformaat in de staande "portret" oriëntering.
Met de omgevingsvariabele TXT2PS2OPTION en op de commandoregel dezelfde optie gekozen, krijgt de keuze op de
commandoregel de voorrang.
txt2ps2 geeft het PostScript printertaal-programma dat de regel/kolom aanpast aan het papierformaat. Op deze manier hoeft
de gebruiker zich niet te bekommeren om het papierformaat. Als er een optie is voor het specificeren van de regel/kolom, zal
er geen automatisch regeldoorvoer afgesteld op het papierformaat volgen. Het afdrukken wordt uitgevoerd aan de hand van
de gekozen regel/kolom.
txt2ps2 interpreteert de volgende besturingscodes. Andere besturingscodes/ongedefinieerde codes worden omgezet in octale
getallen en als zodanig doorgegeven.
LF
Regeldoorvoer
FF
Pagina-doorvoer (aan te passen via optie)
TAB
8-kolommen tab-stops (aan te passen via optie)
BS
1 letterteken terugwaarts wissen
Optie
-d
Hiermee stelt u de korte-kant bindfunctie in. Wanneer deze is gekozen, wordt de afdrukrichting en -plaats bijgesteld en
wordt er afgedrukt op beide zijden van het papier, zodanig dat de korte kant van de pagina geschikt is voor inbinden.
Deze optie is alleen beschikbaar als er een optionele dubbelzijdig-afdrukeenheid op de printer is aangebracht.
-D
Hiermee stelt u de lange-kant bindfunctie in. Wanneer deze inbindfunctie is gekozen, wordt de afdrukrichting en -plaats
bijgesteld en wordt er afgedrukt op beide zijden van het papier, zodanig dat de lange kant van de pagina geschikt is
voor inbinden. Deze optie is alleen beschikbaar als er een optionele dubbelzijdig-afdrukeenheid op de printer is
aangebracht.
-Ilade-invoer
Kiest de papierlade. De papierlade is rechtstreeks te kiezen door de gewenste lade te specificeren, of indirect door
keuze van een papierformaat.
Wanneer u een papierformaat kiest, wordt de papierlade waarin het betreffende papier ligt, automatisch opgezocht en
geselecteerd.
De parameters voor het kiezen van een papierlade zijn als volgt.
1
Voer papier in vanuit lade 1 (standaard 250-vel papierlade).
2
Voer papier in vanuit lade 2 (optionele 550-vel papierlade).
A4
Voer papier in vanuit de lade met A4 papier (210 x 297 mm).
A5
Voer papier in vanuit de lade met A5 papier (148 x 210 mm).
B5
Voer papier in vanuit de lade met B5 papier (182 x 257 mm).
LT
Voer papier in vanuit de lade met Letter papier (216 x 279 mm).
FL
Voer papier in vanuit de lade met Folio papier (216 x 330 mm).
LG
Voer papier in vanuit de lade met Legal papier (216 x 356 mm).
EX
Voer papier in vanuit de lade met "Executive" papier (184 x 267 mm).
MO
Voer papier in vanuit de lade met "Monarch" papier (98 x 190 mm).
COM10
Voer papier in vanuit de lade met Envelop #10 (105 x 241 mm).
DL
Voer papier in vanuit de lade met DL papier (110 x 220 mm).
C5
Voer papier in vanuit de lade met C5 papier (162 x 229 mm).
PC
Voer papier in vanuit de lade met Japanse briefkaarten (100 x 148 mm).
Y2
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 2 (114 x 162 mm).
Y3
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 3 (98 x 148 mm).
Y4
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 4 (105 x 235 mm).
YT3
Voer papier in vanuit de lade met Youchoukei 3 (120 x 235 mm).
MxNmm
Voer papier in vanuit de lade met MxN mm, gedefinieerd door de gebruiker.
Mogelijk instelbereik:
Breedte: 76,2 tot 220,0 mm
Lengte: 127,0 tot 355,6 mm
MxNinch
Voer papier in vanuit de lade met MxN inch, gedefinieerd door de gebruiker.
Mogelijk instelbereik:
Breedte: 3,00 tot 8,66 inch
Lengte: 5,00 tot 14,0 inch
Als deze optie niet gespecificeerd is of de gekozen papierlade is niet beschikbaar, voert u dan papier toe vanuit de
standaard lade.
-t
Schakelt de toner besparen functie in voor het afdrukken. De afdruk zal er iets vager uitzien dan bij het normale
afdrukken. In sommige gevallen kan deze optie genegeerd worden.
-2
Stelt in op 2-koloms afdrukken.
-r
Draait de pagina 90° en gebruikt het papier in liggende (landschap) oriëntering.
-F
Negeert de pagina-doorvoercode (FF).
-lregels
Kiest het aantal regels per pagina.
-wkolommen
Kiest het aantal kolommen per regel.
-ouitkolommen
Converteert de afdrukgegevens in enkel-byte tekst en begint met afdrukken vanuit de buitenste kolommen.
-loutlines
Drukt tekst af vanaf de outline-kolommen.
-en
Zet de horizontale tabs om in n kolommen (spaties). De uitgangswaarde is 8.
-slettergrootte
Specificeert de lettergrootte als punts-formaat. De uitgangswaarde is 10.
-E
Deze functie schakelt de beeldverbeteringsfunctie in. Bij modellen zonder beeldverbeteringsfunctie zal deze optie
genegeerd worden.
-flettertype
Voor keuze van het lettertype.
OPMERKING: De beschikbare lettertypen zijn beperkt tot de lettertypen in de printer. Voor nadere aanwijzingen, zie
Lettertypen begrijpen
.
-Nc=exemplaren
Kiest het aantal af te drukken exemplaren (de waarde voor het aantal exemplaren moet altijd een positief geheel getal
zijn).
-cl
Specificeert dat de afdrukken moeten worden gesorteerd. Als het aantal exemplaren niet is gekozen, zal deze optie
genegeerd worden.
-ps
Het inkomende bestand wordt behandeld als een PostScript bestand. Als het bestand niet begint met %!, wordt er %!
afgedrukt op de beginregel. Als een bestand wel %!, bevat, wordt het verwerkt op dezelfde manier als dellpsif.
-mg=boven:onder:rechts:links
Hiermee kiest u de kantlijn van de pagina in inch. De bovenkantlijn, onderkantlijn, rechter kantlijn, en linker kantlijn
zijn positieve reële getallen (tot twee cijfers achter de decimale punt). De uitgangswaarde is 0.
-mg=0:0:0:3
Stelt de linker kantlijn in op 3 inch.
-mg=3:3:0:5
Stelt de bovenkantlijn in op 3 inch; de onderkantlijn ook 3 inch; en de linker kantlijn 5 inch. Als de waarde voor
een kantlijn 0 is, kunt u die weglaten.
-mg=:::3
Stelt de linker kantlijn in op 3 inch.
-Hd=positie:formaat:pagina
Specificeert de plaats waar de gebruikersinformatie voor de header of footer geplaatst moet worden.
positie geeft de plaats voor weergave aan. Deze optie is echter alleen beschikbaar voor de conversie van
tekstbestanden.
lb
Drukt af in de linker bovenhoek van het papier.
rb
Drukt af in de rechter bovenhoek van het papier.
lo
Drukt af in de linker benedenhoek van het papier.
ro
Drukt af in de rechter benedenhoek van het papier.
formaat specificeert de inhoud en de volgorde voor afdrukken. Deze optie kunt u weglaten.
Als u deze optie weglaat, wordt er uh aangehouden als de standaardwaarde.
u
Gebruikersnaam
h
Hostnaam
t
Datum en tijd
Als u voor de af te drukken gegevens de waarde tuh kiest, worden de gegevens afgedrukt als volgt:
Datum en tijd, Gebruiker: gebruikersnaam Host: host-naam
pagina specificeert de pagina waarop de gegevens afgedrukt moeten worden. Deze optie kunt u weglaten.
f
Drukt alleen de bovenste pagina af.
(standaard in het geval van PostScript-bestandconversie)
a
Drukt alle pagina's af.
(standaard in het geval van de conversie van tekstbestanden)
Deze opties gebruikt u bijvoorbeeld u als volgt.
Bij de conversie van tekstbestanden, drukt u de gebruikersnaam, dan de hostnaam in de rechter bovenhoek van het
papier af en drukt u alle pagina's af.
(Deze instelling voor gebruikersnaam, hostnaam en alle pagina's afdrukken is de standaard instelling.)
-Hd=ur
-Hd=ur:uh
-Hd=ur:uh:a
Bij de conversie van PostScript bestanden, drukt u de hostnaam af na de datum en tijd in de linker benedenhoek van de
pagina en drukt u alle pagina's af (de a optie-waarde is nodig omdat alleen de bovenste pagina afdrukken de standaard
instelling is bij de conversie van PostScript bestanden).
-Hd=dl:th:a
VOORZICHTIG: Als het papierformaat niet gekozen is, worden de header en footer oorspronkelijk op de juiste plaats
voor een A4 pagina afgedrukt. Als het papierformaat wel is gekozen met een lp commando, wordt de afdrukpositie van
de header of footer niet veranderd van de positie die past bij het papierformaat gekozen met txt2ps2. Specificeer het
papierformaat tegelijk met het gebruik van de header en footer opties. Soms worden niet alle pagina's afgedrukt, ook
al kiest u wel voor het afdrukken van alle pagina's, bij de conversie van PostScript bestanden. In zo'n geval, kiest u
voor alleen de bovenste pagina afdrukken. Met behulp van de TZ omgevingsvariabele kunt u de tijdzone (GMT enz.)
-Hflettertype
Kiest het lettertype voor afdrukken van de header en footer. Europese lettertypen die gelijk zijn aan half-formaat
alfanumerieke lettertypen zijn te specificeren. Helvetica wordt gebruikt als standaard lettertype. Als het verkeerde
lettertype is gekozen, kan het standaard Europese lettertype van de printer worden gebruikt. Als de header/footer
afdrukoptie is gekozen, wordt de lettertype-specificatie voor de header/footer genegeerd.
-MSI
Specificeert de multi-invoerlade.
-M=type
Specificeert de multi-invoerlade papiersoort.
Beschikbare multi-invoerlade papiersoorten zijn als volgt.
B
Fijn Papier/Bankpost/Gewoon papier 2
BB
Fijn Papier/Bankpost/Gewoon papier 2 - zijde 2
P
Briefpapier/Gewoon/Gewoon papier 1
PB
Briefpapier achter/Bankpost/Gewoon papier 1 - zijde 2
R
Kringlooppapier
RB
Kringlooppapier achter/Kringlooppapier - zijde 2
H1
Dik papier/Zwaar papier 1/Voorblad 1
H1B
Dik papier achter/Zwaar papier 1/Voorblad 1 - zijde 2
H2
Dik papier 2/Zwaar papier 2/Voorblad 2
H2B
Dik papier 2 achter/Zwaar papier 2/Voorblad 2 - zijde 2
OHP
Transparant
L
Etiketvellen/Etiketten
C2
Gecoat/Gecoat 2/Gecoat papier 2
C2B
Gecoat achter/Gecoat 2/Gecoat papier 2 - Zijde 2
C3
Dikker gecoat/Gecoat 3/Gecoat papier 3
C3B
Dikker gecoat achter/Gecoat 3/Gecoat papier 3 - zijde 2
JC
Japans gecoat papier/Japans gecoat/Japans gecoat papier
JCB
Japans gecoat papier achter/Japans gecoat/Japans gecoat papier - zijde 2
PC
Japanse briefkaart/Japanse briefkaart
PCB
Japanse briefkaart achter/Japanse briefkaart/Japanse briefkaart - zijde 2
E
Envelop
Als deze optie niet gespecificeerd is, kan de multi-invoerlade papiersoort worden gebruikt voor het afdrukken.
-Mfo=stand
Bepaalt de oriëntering voor de multi-invoerlade.
Mogelijke oriëntaties voor de multi-invoerlade zijn als volgt.
le
Liggend (landschap)
ler
Liggend (gedraaid)
se
Staand (portret)
ser
Staand (gedraaid)
-Pon
Keuze van alternatieve papierlade.
De beschikbare alternatieve papierladen zijn als volgt.
0
Printerinstellingen gebruiken
1
Bericht weergeven
2
Toevoer via multi-invoerlade
3
Gebruik eerstvolgende formaat (aanpassen)
4
Gebruik groter formaat (aanpassen)
5
Gebruik eerstvolgende formaat (niet zoomen)
6
Gebruik groter formaat (niet zoomen)
-St=waarde
Kiest de toevoer van scheidingsvellen vanaf:
De toevoermogelijkheden voor scheidingsvellen zijn als volgt.
auto
Auto-lade/Auto
1
1ste lade/Lade 1 (standaard 250-vel invoerlade)
2
2de lade/Lade 2 (optionele 550-vel papierlade)
uit
Uit
-Sp
Kiest het afdrukken van scheidingsvellen.
Alleen mogelijk wanneer de papierlade voor scheidingsvellen is gekozen.
-Sb
Blanco pagina's overslaan
-CM=waarde
Kiest uitvoer in kleur.
De keuzes voor uitvoer in kleur zijn als volgt.
c
Kleur (CMYK)
k
Zwart-wit
-Pr=waarde
Kiest de afdrukkwaliteit.
De keuzes voor afdrukkwaliteit zijn als volgt.
hs
Hoge snelheid
hq
Hoge kwaliteit
-Cc=waarde
Specificeert de RGB kleurcorrectie.
Mogelijkheden voor de RGB kleurcorrectie zijn als volgt.
0
Uit
1
Foto
2
sRGB
3
Standaard/ Normaal
4
Presentatie
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Gc=waarde
Bepaalt de RGB gammacorrectie.
De keuzes voor RGB kleurgammacorrectie zijn als volgt.
1.0
1.0
1.4
1.4
1.8
1.8
2.2
2.2
2.6
2.6
uit
Uit
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Sc=waarde
Kiest het raster.
De mogelijkheden voor het raster zijn als volgt.
0
Fijnheid
1
Standaard
2
Auto
3
Gradatie
-Gg=waarde
Kiest grijs gegarandeerd.
De mogelijkheden voor grijs gegarandeerd zijn als volgt.
aan
Aan
uit
Uit
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk.
-Ct
Kiest de kleurtransformatie.
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk.
-Br=waarde
Bepaalt de helderheidsbijregeling.
De beschikbare helderheidsbijregelingswaarden zijn als volgt.
+5
Helder 5
+4
Helder 4
+3
Helder 3
+2
Helder 2
+1
Helder 1
+0
Normaal
-1
Donker 1
-2
Donker 2
-3
Donker 3
-4
Donker 4
-5
Donker 5
-RGBc=waarde
Bepaalt de RGB kleurcorrectie.
De beschikbare RGB kleurcorrectiewaarden zijn als volgt.
10
Perceptueel
11
Verzadiging
12
RelatieveC
13
AbsoluteC
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-RGBPr=waarde
Bepaalt het RGB invoerprofiel.
De beschikbare waarden voor het RGB invoerprofiel zijn als volgt.
0
sRGB
1
AdobeRGB
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-RGBTp=waarde
Bepaalt de RGB kleurtemperatuur.
De beschikbare waarden voor de RGB kleurtemperatuur zijn als volgt.
5000
5000K
6000
6000K
9300
9300K
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Cb=cyaan-laag:cyaan-midden:cyaan-hoog:magenta-laag:magenta-midden:magenta-hoog:geel-laag: geel-
midden:geel hoog:zwart-laag:zwart-midden:zwart-hoog
Bepaalt de bijstelwaarde voor de kleurbalans voor elke kleur/zwarting.
De beschikbare waarden voor de bijstelling zijn als volgt.
+3
Donker 3
+2
Donker 2
+1
Donker 1
0
Normaal
-1
Licht 1
-2
Licht 2
-3
Licht 3
-Cb
De optionele waarde moet worden bepaald in de volgende volgorde:
Cyaan lage dekking, Cyaan gemiddelde dekking, Cyaan hoge dekking, Magenta lage dekking, Magenta
gemiddelde dekking, Magenta hoge dekking, Geel lage dekking, Geel gemiddelde dekking, Geel hoge dekking,
Zwart lage zwarting, Zwart gemiddelde zwarting, Zwart hoge zwarting
Waar geen waarde is gekozen, wordt er ingesteld op "0" (Normaal).
Als u bijvoorbeeld wilt kiezen voor "Licht 2" voor cyaan gemiddelde dekking, "Donker 3" voor geel hoge dekking
en "Donker 2" voor zwart lage zwarting, kunt u dat bepalen op een van de volgende manieren:
-Cb=0:-2:0:0:0:0:0:0:+3:+2:0:0
-Cb=:-2:::::::+3:+2::
-Hld=Afdruksoort:Gebruikers-ID:Wachtwoord:Documentnaam
Veilige afdruk
Afdruksoort
opslag
Veilige afdruk/Opslag-afdruk
proefafdruk
Proefafdruk
Gebruikers-ID
Tot acht enkel-byte tekens van 0x20 tot 0x7E, uitgezonderd 0x20 " " (blanco) en 0x3A":" (dubbele punt).
Wachtwoord
Tot twaalf enkel-byte tekens van 0x30 tot 0x39 (cijfers).
Documentnaam
Tot twaalf enkel-byte tekens van 0x20 tot 0x7E, uitgezonderd 0x20 " " (blanco) en 0x3A":" (dubbele punt).
Veilige afdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID:Wachtwoord:Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID:Wachtwoord:
Opslag-afdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::
Proefafdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::
VOORZICHTIG: Zorg dat u alleen de Veilige afdruk kiest wanneer u gegevens direct naar de printer stuurt. De Veilige
afdruk kan niet altijd beschikbaar zijn, ook als u er voor kiest, als de gegevens moeten worden afgedrukt via een
andere server of als de gegevens moeten worden verwerkt door een ander programma, zoals voor het afdrukken van
PostScript bestanden. Het Sorteren wordt automatisch gekozen wanneer u kiest voor Proefafdruk.
-Teign = taakeigenaar-naam: Wachtwoord-verificatie instelling
Bepaalt de naam van de taakeigenaar en het wachtwoord voor verificatie.
Wanneer alleen de naam van de taakeigenaar is gekozen (-Teign=taakeigenaarnaam:) (geen wachtwoord
gekozen), wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als niet-vastgelegd.
Wanneer alleen het wachtwoord is gekozen (-Teign=:wachtwoord) (geen taakeigenaar-naam gekozen),
wordt de gebruikersnaam van de aanmelding gebruikt als taakeigenaar-naam. Het ingevoerde wachtwoord
gaat gelden als wachtwoord voor verificatie.
Wanneer noch de naam van de taakeigenaar, noch een wachtwoord is gekozen (-Teign=:), wordt de
gebruikersnaam van de aanmelding gebruikt als taakeigenaar-naam, en het verificatie-wachtwoord wordt
beschouwd als niet vastgelegd.
Wanneer de taakeigenaar-naam langer is dan het toegestane aantal letters, worden de overtollige letters
genegeerd.
Wanneer er een ontoelaatbaar letterteken is gekozen voor de taakeigenaar-naam, wordt er "Onbekende
gebruiker" toegepast voor de taakeigenaar-naam.
OPMERKING: Toegestane lettertekens voor de taakeigenaar-naam zijn letters, cijfers en leestekens, behalve de spatie
en de dubbele punt.
OPMERKING: Er kunnen tot 32 lettertekens worden gekozen voor de taakeigenaar-naam.
Wanneer er een ontoelaatbaar letterteken wordt gekozen voor het wachtwoord, of wanneer het ingevoerde
wachtwoord het toegestane aantal letters overschrijdt, wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als
niet vastgelegd.
OPMERKING: De toegestane lengte van het wachtwoord is van 4 tot 12 cijfers.
Een incomplete vorm van de -Teign optie wordt beschouwd alsof er geen verificatie-instelling is gemaakt. Als er in dat
geval een verificatie-instelling wordt gemaakt via een omgevingsvariabele, wordt die gebruikt als instelinformatie.
Voorbeeld
Om een programmalijst van het file.txt bestand te converteren naar een PostScript printertaal-programma dat het papier in
de liggende "landschap" oriëntering plaatst en vervolgens afdrukt in een 2-kolommen formaat, tikt u het volgende:
% txt2ps2 -r -2 file.txt | lp
Voor de conversie van het file.txt naar een PostScript printertaal-programma dat wordt uitgestuurd naar een file.ps
bestand, tikt u het volgende:
% txt2ps2 file.txt > file.ps
% lp file.ps
Voor conversie van het uitgestuurde resultaat van het commando naar een PostScript printertaal-programma met behulp van
txt2ps2 en het afdrukken ervan op de printer, tikt u het volgende:
% ls -alF | txt2ps2 | lp
Omgevingsvariabele
TXT2PS2OPTION
Optionele instellingen gebaseerd op de omgevingsvariabele. Voor afdrukken in een 2-kolommen formaat, in 8-punts
lettergrootte en liggende "landschap" oriëntering, tikt u het volgende:
% setenv TXT2PS2OPTION "-2 -s8 -r"
Voor gebruik van dezelfde opties als die van het dellpsif filter gespecificeerd met printcap, tikt u als volgt:
% setenv TXT2PS2OPTION "<dellpsif>"
Bestand
/usr/local/dellbin3130/.dellpsdefault3130
Dit is de standaard commando-optie voor bestandsinstelling voor individuele gebruikers.
Belangrijk
Wanneer de zelfde optie tweemaal wordt gespecificeerd, zal de latere keuze gelden. Aangezien TXT2PS2OPTION wordt
geanalyseerd vóór de opties van de commandoregel, verkrijgt u hiermee de mogelijkheid om tijdelijk de opties die al
waren ingesteld in TXT2PS2OPTION aan te passen door iets anders in te tikken op de commandoregel.
De commentaar-aanduiding (%%page:m n) van het paginanummer kan niet worden uitgestuurd naar het PostScript
programmabestand dat wordt verkregen met de standaard opties van txt2ps2. Dus wanneer de uitvoer van txt2ps2
moet worden toegepast als de uitvoer van een andere applicatie (psrev van TRANSCRIPT, enz.), zult u de aanduiding
van het paginanummer alleen kunnen toevoegen door invoegen van het regelcommando (-Iregels).
Als er een BS code wordt gevonden aan het begin van een regel, zal de afdrukpositie van het volgende letterteken naar
links opschuiven aan het begin van de regel.
Wanneer er meerdere tab-codes in een regel zijn opgenomen, kan de tabpositie wel eens verschuiven als gevolg van
een automatische regeldoorvoer. In dat geval gebruikt u de -I or -w optie.
Het aantal kolommen dat wordt bepaald door de -w optie hoeft niet overeen te komen met het daadwerkelijk aantal
afgedrukte lettertekens. Het werkelijk aantal enkel-byte lettertekens dat moet worden afgedrukt wordt afgeleid door de
uitvoerkolom-positie (de uitkolom) gespecificeerd met de o optii af te trekken van het aantal kolommen dat wordt
bepaald door de -w optie.
De -mg optie kan niet worden gekozen wanneer de -w, -l, -o, en -L opties al zijn gespecificeerd.
De uitgangsposities voor de marges in het kantlijncommando (
-mg=u:b:r:l
) vallen niet samen met de randen van het
vel papier. De kantlijnen worden gemeten vanaf de rand van het afdrukgebied voor het vel papier, zoals toegestaan
door de printer.
Gebruik de -ps optie alleen wanneer een PostScript bestand dat geen %! aan het begin van het bestand heeft, wordt
gebruikt als PostScript bestand. Wanneer er een normaal tekstbestand wordt ingevoerd, zal het daarmee niet goed
werken.
In HP-UX, beschouwd de txt2ps2 functie alle bestanden die geschreven zijn door PostScript en %! aan het begin van het
bestand bevatten als PostScript bestanden. Om PostScript bestanden af te drukken als tekstbestanden, kiest u de TX
optie. Met die optie zullen PostScript bestanden worden verwerkt als tekstbestanden.
sunras2ps2 (Solaris)
Formaat
/usr/local/dellbin3130/sunras2ps2 [-d] [-D] [-Ilade-invoer] [-t] [-r] [-n] [-l=links,onder] [-
s=breedte,hoogte] [-S=breedte] [-E] [-Nc=exemplaren] [-Cl] [-Hd=positie: formaat] [-Hflettertype] [-MSI]
[-M=type] [-Mfo=waarde] [-Pon] [-St=waarde] [-Sp] [-Sb] [-Cm=waarde] [-Pr=waarde] [-Cc=waarde] [-
Gc=waarde] [-Sc=waarde] [-Gg=waarde] [-Ct] [-Br= waarde] [-RGBc= waarde] [-RGBPr= waarde] [-RGBTp=
waarde] [-Cb=cyaan-laag:cyaan-midden:cyaan-hoog:magenta-laag:magenta-midden:magenta-hoog:geel-laag: geel-
midden:geel hoog:zwart-laag:zwart-midden:zwart-hoog] [-Hld=Afdruksoort:Gebruikers-
ID:Wachtwoord:Documentnaam] [-Teign = taakeigenaar-naam:wachtwoord] [bestandsnaam...]
Functie
Leest SunRaster tekst, zet die om in een programma in de PostScript printertaal en schrijft het bestand naar de standaard
uitvoer. Als de bestandsnaam niet gespecificeerd is, zal de standaard invoer worden gebruikt voor de commando-invoer.
SunRaster bestanden met een pixeldiepte van 1, 8, 24, en 32 bits kunnen worden gekozen.
sunran2ps2 neemt de bestandsnaam aan als gecreëerd in 72dpi en berekent het uitvoerformaat. Daarom zult u, om
SunRaster bestanden om te zetten naar een andere resolutie, expliciet de formaat optie (-s, -S) moeten kiezen.
Optie
-d
Hiermee stelt u de korte-kant bindfunctie in. Wanneer deze is gekozen, wordt de afdrukrichting en -plaats bijgesteld en
wordt er afgedrukt op beide zijden van het papier, zodanig dat de korte kant van de pagina geschikt is voor inbinden.
Deze optie is alleen beschikbaar als er een optionele dubbelzijdig-afdrukeenheid op de printer is aangebracht.
-D
Hiermee stelt u de lange-kant bindfunctie in. Wanneer deze inbindfunctie is gekozen, wordt de afdrukrichting en -plaats
bijgesteld en wordt er afgedrukt op beide zijden van het papier, zodanig dat de lange kant van de pagina geschikt is
voor inbinden. Deze optie is alleen beschikbaar als er een optionele dubbelzijdig-afdrukeenheid op de printer is
aangebracht.
-Ilade-invoer
Kiest de papierlade.
De papierlade is rechtstreeks te kiezen door de gewenste lade te specificeren, of indirect door keuze van een
papierformaat.
Wanneer u een papierformaat kiest, wordt de papierlade waarin het betreffende papier ligt, automatisch opgezocht en
geselecteerd.
De parameters voor het kiezen van een papierlade zijn als volgt.
1
Voer papier in vanuit lade 1 (standaard 250-vel papierlade).
2
Voer papier in vanuit lade 2 (optionele 550-vel papierlade).
A4
Voer papier in vanuit de lade met A4 papier (210 x 297 mm).
A5
Voer papier in vanuit de lade met A5 papier (148 x 210 mm).
B5
Voer papier in vanuit de lade met B5 papier (182 x 257 mm).
LT
Voer papier in vanuit de lade met Letter papier (216 x 279 mm).
FL
Voer papier in vanuit de lade met Folio papier (216 x 330 mm).
LG
Voer papier in vanuit de lade met Legal papier (216 x 356 mm).
EX
Voer papier in vanuit de lade met "Executive" papier (184 x 267 mm).
MO
Voer papier in vanuit de lade met "Monarch" papier (98 x 190 mm).
COM10
Voer papier in vanuit de lade met Envelop #10 (105 x 241 mm).
DL
Voer papier in vanuit de lade met DL papier (110 x 220 mm).
C5
Voer papier in vanuit de lade met C5 papier (162 x 229 mm).
PC
Voer papier in vanuit de lade met Japanse briefkaarten (100 x 148 mm).
Y2
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 2 (114 x 162 mm).
Y3
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 3 (98 x 148 mm).
Y4
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 4 (105 x 235 mm).
YT3
Voer papier in vanuit de lade met Youchoukei 3 (120 x 235 mm).
MxNmm
Voer papier in vanuit de lade met MxN mm, gedefinieerd door de gebruiker.
Mogelijk bereik:
Breedte: 76,2 tot 220,0 mm
Lengte: 127,0 tot 355,6 mm
MxNinch
Voer papier in vanuit de lade met MxN inch, gedefinieerd door de gebruiker.
Mogelijk bereik:
Breedte: 3,00 tot 8,66 inch
Lengte: 5,00 tot 14,0 inch
Als deze optie niet gespecificeerd is of de gekozen papierlade is niet beschikbaar, voert u dan papier toe vanuit de standaard
lade.
-t
Schakelt de toner besparen functie in voor het afdrukken. De afdruk zal er iets vager uitzien dan bij het normale
afdrukken. In sommige gevallen kan deze optie genegeerd worden.
-r
Draait de pagina 90° en gebruikt het papier in liggende (landschap) oriëntering.
-n
Voorkomt de toevoeging van een vertoonpagina. Deze wordt gebruikt wanneer de bestanden die zijn omgezet in een
PostScript printertaal-programma worden samengevoegd met bestanden die met andere applicaties gecreëerd zijn.
-l=links,onder
Bepaalt de afdrukpositie. Het afdrukken wordt uitgevoerd vanaf de linker onderkant van de pagina. De standaard
afstand is 0,25 inch (6,35 mm) van links en van onderen.
-s=breedte,hoogte
Bepaalt het afdrukformaat. Het afdrukken wordt verricht met de breedte en de hoogte in inch.
-S=breedte
Stelt de breedte van het afdrukformaat vast, in inch. De hoogte wordt automatisch berekend op basis van de breedte.
-E
Deze functie schakelt de beeldverbeteringsfunctie in. In sommige gevallen kan deze optie genegeerd worden.
-Nc=exemplaren
Kiest het aantal af te drukken exemplaren (de waarde voor het aantal exemplaren moet altijd een positief geheel getal
zijn).
-Cl
Specificeert dat de afdrukken moeten worden gesorteerd. Als het aantal exemplaren niet is gekozen, zal deze optie
genegeerd worden.
-Hd=positie:formaat
Specificeert de plaats waar de gebruikersinformatie voor de header of footer geplaatst moet worden.
positie geeft de plaats voor weergave aan. Deze optie is echter alleen beschikbaar voor de conversie van
tekstbestanden.
lb
Drukt af in de linker bovenhoek van het papier.
rb
Drukt af in de rechter bovenhoek van het papier.
lo
Drukt af in de linker benedenhoek van het papier.
ro
Drukt af in de rechter benedenhoek van het papier.
formaat specificeert de inhoud en de volgorde voor afdrukken. Deze optie kunt u weglaten.
Als u deze optie weglaat, wordt er uh aangehouden als de standaardwaarde.
u
Gebruikersnaam
h
Hostnaam
t
Datum en tijd
Als u voor de af te drukken gegevens de waarde tuh kiest, worden de gegevens afgedrukt als volgt:
Datum en tijd, Gebruiker: gebruikersnaam Host: host-naam.
Deze opties gebruikt u bijvoorbeeld u als volgt.
Bij de conversie van tekstbestanden, drukt u de gebruikersnaam, dan de hostnaam in de rechter bovenhoek van het
papier af en drukt u alle pagina's af.
(Deze instelling voor gebruikersnaam, hostnaam en alle pagina's afdrukken is de standaard instelling.)
-Hd=ur
-Hd=ur:uh
-Hflettertype
Kiest het lettertype voor afdrukken van de header en footer. Europese lettertypen die gelijk zijn aan half-formaat
alfanumerieke lettertypen zijn te specificeren. Helvetica wordt gebruikt als standaard lettertype.
Als het verkeerde lettertype is gekozen, kan het standaard Europese lettertype van de printer worden gebruikt.
Als de header/footer afdrukoptie is gekozen, wordt de lettertype-specificatie voor de header/footer genegeerd.
-MSI
Specificeert de multi-invoerlade.
-M=type
Specificeert de multi-invoerlade papiersoort.
Beschikbare multi-invoerlade papiersoorten zijn als volgt.
B
Fijn Papier/Bankpost/Gewoon papier 2
BB
Fijn Papier/Bankpost/Gewoon papier 2 - zijde 2
P
Briefpapier/Gewoon/Gewoon papier 1
PB
Briefpapier achter/Bankpost/Gewoon papier 1 - zijde 2
R
Kringlooppapier
RB
Kringlooppapier achter/Kringlooppapier - zijde 2
H1
Dik papier/Zwaar papier 1/Voorblad 1
H1B
Dik papier achter/Zwaar papier 1/Voorblad 1 - zijde 2
H2
Dik papier 2/Zwaar papier 2/Voorblad 2
H2B
Dik papier 2 achter/Zwaar papier 2/Voorblad 2 - zijde 2
OHP
Transparant
L
Etiketvellen/Etiketten
C2
Gecoat/Gecoat 2/Gecoat papier 2
C2B
Gecoat achter/Gecoat 2/Gecoat papier 2 - Zijde 2
C3
Dikker gecoat/Gecoat 3/Gecoat papier 3
C3B
Dikker gecoat achter/Gecoat 3/Gecoat papier 3 - zijde 2
JC
Japans gecoat papier/Japans gecoat/Japans gecoat papier
JCB
Japans gecoat papier achter/Japans gecoat/Japans gecoat papier - zijde 2
PC
Japanse briefkaart/Japanse briefkaart
PCB
Japanse briefkaart achter/Japanse briefkaart/Japanse briefkaart - zijde 2
E
Envelop
Als deze optie niet gespecificeerd is, kan de multi-invoerlade papiersoort worden gebruikt voor het afdrukken.
-Mfo=stand
Bepaalt de oriëntering voor de multi-invoerlade.
Mogelijke oriëntaties voor de multi-invoerlade zijn als volgt.
le
Liggend (landschap)
ler
Liggend (gedraaid)
se
Staand (portret)
ser
Staand (gedraaid)
-Pon
Keuze van alternatieve papierlade.
De beschikbare alternatieve papierladen zijn als volgt.
0
Printerinstellingen gebruiken
1
Bericht weergeven
2
Toevoer via multi-invoerlade
3
Gebruik eerstvolgende formaat (aanpassen)
4
Gebruik groter formaat (aanpassen)
5
Gebruik eerstvolgende formaat (niet zoomen)
6
Gebruik groter formaat (niet zoomen)
-St=waarde
Kiest de toevoer van scheidingsvellen vanaf:
De toevoermogelijkheden voor scheidingsvellen zijn als volgt.
auto
Auto-lade/Auto
1
1ste lade/Lade 1 (standaard 250-vel invoerlade)
2
2de lade/Lade 2 (optionele 550-vel papierlade)
uit
Uit
-Sp
Kiest het afdrukken van scheidingsvellen.
Alleen mogelijk wanneer de papierlade voor scheidingsvellen is gekozen.
-Sb
Blanco pagina's overslaan
-CM=waarde
Kiest uitvoer in kleur.
De keuzes voor uitvoer in kleur zijn als volgt.
c
Kleur (CMYK)
k
Zwart-wit
-Pr=waarde
Kiest de afdrukkwaliteit.
De keuzes voor afdrukkwaliteit zijn als volgt.
hs
Hoge snelheid
hq
Hoge kwaliteit
sf
Superfijn
-Cc=waarde
Bepaalt het soort beelden.
De beschikbare beeldsoorten zijn als volgt.
0
Uit
1
Foto
2
sRGB
3
Standaard/ Normaal
4
Presentatie
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Gc=waarde
Bepaalt de RGB gammacorrectie.
De keuzes voor RGB kleurgammacorrectie zijn als volgt.
1.0
1.0
1.4
1.4
1.8
1.8
2.2
2.2
2.6
2.6
uit
Uit
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Sc=waarde
Kiest het raster.
De mogelijkheden voor het raster zijn als volgt.
0
Fijnheid
1
Gradatie
2
Auto
3
Voor transparanten
-Gg=waarde
Kiest grijs gegarandeerd.
De mogelijkheden voor grijs gegarandeerd zijn als volgt.
aan
Aan
uit
Uit
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk.
-Ct
Kiest de kleurtransformatie.
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk.
-Br=waarde
Bepaalt de helderheidsbijregeling.
De beschikbare helderheidsbijregelingswaarden zijn als volgt.
+5
Helder 5
+4
Helder 4
+3
Helder 3
+2
Helder 2
+1
Helder 1
+0
Normaal
-1
Donker 1
-2
Donker 2
-3
Donker 3
-4
Donker 4
-5
Donker 5
-RGBc=waarde
Bepaalt de RGB kleurcorrectie.
De beschikbare RGB kleurcorrectiewaarden zijn als volgt.
10
Perceptueel
11
Verzadiging
12
RelatieveC
13
AbsoluteC
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-RGBPr=waarde
Bepaalt het RGB invoerprofiel.
De beschikbare waarden voor het RGB invoerprofiel zijn als volgt.
0
sRGB
1
AdobeRGB
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-RGBTp=waarde
Bepaalt de RGB kleurtemperatuur.
De beschikbare waarden voor de RGB kleurtemperatuur zijn als volgt.
5000
5.000K
6000
6.000K
9300
9.300K
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Cb=cyaan-laag:cyaan-midden:cyaan-hoog:magenta-laag:magenta-midden:magenta-hoog:geel-laag: geel-
midden:geel hoog:zwart-laag:zwart-midden:zwart-hoog
Bepaalt de bijstelwaarde voor de kleurbalans voor elke kleur/zwarting.
De beschikbare waarden voor de bijstelling zijn als volgt.
+3
Donker 3
+2
Donker 2
+1
Donker 1
0
Normaal
-1
Licht 1
-2
Licht 2
-3
Licht 3
-Cb
De optionele waarde moet worden bepaald in de volgende volgorde:
Cyaan lage dekking, Cyaan gemiddelde dekking, Cyaan hoge dekking, Magenta lage dekking, Magenta
gemiddelde dekking, Magenta hoge dekking, Geel lage dekking, Geel gemiddelde dekking, Geel hoge dekking,
Zwart lage zwarting, Zwart gemiddelde zwarting, Zwart hoge zwarting
Waar geen waarde is gekozen, wordt er ingesteld op "0" (Normaal).
Als u bijvoorbeeld wilt kiezen voor "Licht 2" voor cyaan gemiddelde dekking, "Donker 3" voor geel hoge dekking
en "Donker 2" voor zwart lage zwarting, kunt u dat bepalen op een van de volgende manieren:
-Cb=0:-2:0:0:0:0:0:0:+3:+2:0:0
-Cb=:-2:::::::+3:+2::
-Hld=Afdruksoort:Gebruikers-ID:Wachtwoord:Documentnaam
Veilige afdruk
Afdruksoort
opslag
Veilige afdruk/Opslag-afdruk
proefafdruk
Proefafdruk
Gebruikers-ID
Tot acht enkel-byte tekens van 0x20 tot 0x7E, uitgezonderd 0x20 " " (blanco) en 0x3A":" (dubbele punt).
Wachtwoord
Tot twaalf enkel-byte tekens van 0x30 tot 0x39 (cijfers).
Documentnaam
Tot twaalf enkel-byte tekens van 0x20 tot 0x7E, uitgezonderd 0x20 " " (blanco) en 0x3A":" (dubbele punt).
Veilige afdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID:Wachtwoord:Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID:Wachtwoord:
Opslag-afdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::
Proefafdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::Documentnaam
-Hld=opslag:
Gebruikers-ID::
VOORZICHTIG: Zorg dat u alleen de Veilige afdruk kiest wanneer u gegevens direct naar de printer stuurt. De Veilige
afdruk kan niet altijd beschikbaar zijn, ook als u er voor kiest, als de gegevens moeten worden afgedrukt via een
andere server of als de gegevens moeten worden verwerkt door een ander programma, zoals voor het afdrukken van
PostScript bestanden. Het Sorteren wordt automatisch gekozen wanneer u kiest voor Proefafdruk.
-Teign = taakeigenaar-naam: Wachtwoord-verificatie instelling
Bepaalt de naam van de taakeigenaar en het wachtwoord voor verificatie.
Wanneer alleen de naam van de taakeigenaar is gekozen (-Teign=taakeigenaarnaam:) (geen wachtwoord
gekozen), wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als niet-vastgelegd.
Wanneer alleen het wachtwoord is gekozen (-Teign=:wachtwoord) (geen taakeigenaar-naam gekozen),
wordt de gebruikersnaam van de aanmelding gebruikt als taakeigenaar-naam. Het ingevoerde wachtwoord
gaat gelden als wachtwoord voor verificatie.
Wanneer noch de naam van de taakeigenaar, noch een wachtwoord is gekozen (-Teign=:), wordt de
gebruikersnaam van de aanmelding gebruikt als taakeigenaar-naam, en het verificatie-wachtwoord wordt
beschouwd als niet vastgelegd.
Wanneer de taakeigenaar-naam langer is dan het toegestane aantal letters, worden de overtollige letters
genegeerd.
Wanneer er een ontoelaatbaar letterteken is gekozen voor de taakeigenaar-naam, wordt er "Onbekende
gebruiker" toegepast voor de taakeigenaar-naam.
OPMERKING: Toegestane lettertekens voor de taakeigenaar-naam zijn letters, cijfers en leestekens, behalve de spatie
en de dubbele punt.
OPMERKING: Er kunnen tot 32 lettertekens worden gekozen voor de taakeigenaar-naam.
Wanneer er een ontoelaatbaar letterteken wordt gekozen voor het wachtwoord, of wanneer het ingevoerde
wachtwoord het toegestane aantal letters overschrijdt, wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als
niet vastgelegd.
OPMERKING: De toegestane lengte van het wachtwoord is van 4 tot 12 cijfers.
Een incomplete vorm van de -Teign optie wordt beschouwd alsof er geen verificatie-instelling is gemaakt. Als er
in dat geval een verificatie-instelling wordt gemaakt via een omgevingsvariabele, wordt die gebruikt als
instelinformatie.
Voorbeeld
Om het weergegeven beeld op het scherm vast te leggen in een bestand met behulp van het "snapshot" commando en om
het bestand vervolgens te converteren naar een PostScript printertaal-programma met het sunras2ps2 commando, tikt u het
volgende.
% sunras2ps2 file.rs > file.ps
Om het weergegeven beeld op het scherm vast te leggen in een bestand met behulp van het "snapshot" commando, om het
bestand dan te converteren naar een PostScript printertaal-programma met het sunras2ps2 commando en om het vervolgens
met de printer af te drukken, tikt u het volgende.
% sunras2ps2 file.rs | lp
Belangrijk
Wanneer -s en -S allebei tegelijk zijn gespecificeerd of wanneer de zelfde optie tweemaal is gekozen, zal de latere
instelling worden aangehouden.
Als de uitvoerformaat-optie (
-s
,
-S
) niet is gekozen, zorgt de schaalaanpassing dat elk beeldpunt van de
rastergegevens overeenkomt met één rasterpunt voor de printer.
Als de afdrukpositie-optie een punt aangeeft buiten het afdrukgebied van de printer, zullen de gegevens buiten het
afdrukgebied niet worden afgedrukt.
tiff2ps2 (Solaris/HP-UX)
Formaat
/usr/local/dellbin3130/tiff2ps2 [-d] [-D] [-Ilade-invoer] [-t] [-r] [-n] [-l=links,onder] [-
s=breedte,hoogte] [-S=breedte] [-E] [-Nc=exemplaren] [-Cl] [-Hd=positie:formaat] [-Hflettertype] [-MSI]
[-M=type] [-Mfo=waarde] [-Pon] [-St=waarde] [-Sp] [-Sb] [-Cm=waarde] [-Pr=waarde] [-Cc=waarde] [-
Gc=waarde] [-Sc=waarde] [-Gg=waarde] [-Ct] [-Br= waarde] [-RGBc= waarde] [-RGBPr= waarde] [-RGBTp=
waarde] [-Cb=cyaan-laag:cyaan-midden:cyaan-hoog:magenta-laag:magenta-midden: magenta-hoog:geel-laag:
geel-midden:geel-hoog:zwart-laag: zwart-midden:zwart-hoog] [-Hld=Afdruksoort:Gebruikers-
ID:Wachtwoord:Documentnaam] [-Teign = taakeigenaar-naam:wachtwoord] [bestandsnaam...]
Functie
Leest TIFF gegevens, zet die om in een programma in de PostScript printertaal en schrijft het bestand naar de standaard
uitvoer. Als de bestandsnaam niet gespecificeerd is, zal de standaard invoer worden gebruikt voor de commando-invoer. TIFF-
bestanden met een pixeldiepte van 1, 4, 8, 24 en 32 bits kunnen worden uitgevoerd.
Vier verschillende compressie-formaten worden ondersteund.
Huffman compressie (CCITT Groep 3 getransformeerde Huffman runlengte-codering)
Fax-CCITT3 compressie (facsimile-geschikt CCITT Groep 3)
PackBits compressie
Niet-compressie
Ook in de genoemde compressieformaten echter zal een TIFF-bestand met meerdere beelden in één bestand niet worden
ondersteund.
Tiff2ps2 neemt de bestandsnaam aan als gecreëerd in 72dpi en berekent het uitvoerformaat. Daarom zult u, om TIFF-
bestanden om te zetten naar een andere resolutie, expliciet de formaat-optie (-s, -S) voor conversie moeten kiezen.
Optie
-d
Hiermee stelt u de korte-kant bindfunctie in. Wanneer deze is gekozen, wordt de afdrukrichting en -plaats bijgesteld en
wordt er afgedrukt op beide zijden van het papier, zodanig dat de korte kant van de pagina geschikt is voor inbinden.
Deze optie is alleen beschikbaar als er een optionele dubbelzijdig-afdrukeenheid op de printer is aangebracht.
-D
Hiermee stelt u de lange-kant bindfunctie in. Wanneer deze inbindfunctie is gekozen, wordt de afdrukrichting en -plaats
bijgesteld en wordt er afgedrukt op beide zijden van het papier, zodanig dat de lange kant van de pagina geschikt is
voor inbinden. Deze optie is alleen beschikbaar als er een optionele dubbelzijdig-afdrukeenheid op de printer is
aangebracht.
-Ilade-invoer
Kiest de papierlade.
De papierlade is rechtstreeks te kiezen door de gewenste lade te specificeren, of indirect door keuze van een
papierformaat.
Wanneer u een papierformaat kiest, wordt de papierlade waarin het betreffende papier ligt, automatisch opgezocht en
geselecteerd.
De parameters voor het kiezen van een papierlade zijn als volgt.
1
Voer papier in vanuit lade 1 (standaard 250-vel papierlade).
2
Voer papier in vanuit lade 2 (optionele 550-vel papierlade).
A4
Voer papier in vanuit de lade met A4 papier (210 x 297 mm).
A5
Voer papier in vanuit de lade met A5 papier (148 x 210 mm).
B5
Voer papier in vanuit de lade met B5 papier (182 x 257 mm).
LT
Voer papier in vanuit de lade met Letter papier (216 x 279 mm).
FL
Voer papier in vanuit de lade met Folio papier (216 x 330 mm).
LG
Voer papier in vanuit de lade met Legal papier (216 x 356 mm).
EX
Voer papier in vanuit de lade met "Executive" papier (184 x 267 mm).
MO
Voer papier in vanuit de lade met "Monarch" papier (98 x 190 mm).
COM10
Voer papier in vanuit de lade met Envelop #10 (105 x 241 mm).
DL
Voer papier in vanuit de lade met DL papier (110 x 220 mm).
C5
Voer papier in vanuit de lade met C5 papier (162 x 229 mm).
PC
Voer papier in vanuit de lade met Japanse briefkaarten (100 x 148 mm).
Y2
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 2 (114 x 162 mm).
Y3
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 3 (98 x 148 mm).
Y4
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 4 (105 x 235 mm).
YT3
Voer papier in vanuit de lade met Youchoukei 3 (120 x 235 mm).
MxNmm
Voer papier in vanuit de lade met MxN mm, gedefinieerd door de gebruiker.
Mogelijk instelbereik:
Breedte: 76,2 tot 220,0 mm
Lengte: 127,0 tot 355,6 mm
MxNinch
Voer papier in vanuit de lade met MxN inch, gedefinieerd door de gebruiker.
Mogelijk instelbereik:
Breedte: 3,00 tot 8,66 inch
Lengte: 5,00 tot 14,0 inch
Als deze optie niet gespecificeerd is of de gekozen papierlade is niet beschikbaar, voert u dan papier toe vanuit de standaard
lade.
-t
Schakelt de toner besparen functie in voor het afdrukken. De afdruk zal er iets vager uitzien dan bij het normale
afdrukken. In sommige gevallen kan deze optie genegeerd worden.
-r
Draait de pagina 90° en gebruikt het papier in liggende (landschap) oriëntering.
-n
Voorkomt de toevoeging van een vertoonpagina. Deze wordt gebruikt wanneer de bestanden die zijn omgezet in een
PostScript printertaal-programma worden samengevoegd met bestanden die met andere applicaties gecreëerd zijn.
-l=links,onder
Bepaalt de afdrukpositie. Het afdrukken wordt uitgevoerd vanaf de linker onderkant van de pagina. De standaard
afstand is 0,25 inch (6,35 mm) van links en van onderen.
-s=breedte,hoogte
Bepaalt het afdrukformaat. Het afdrukken wordt verricht met de breedte en de hoogte in inch.
-S=breedte
Stelt de breedte van het afdrukformaat vast, in inch. De hoogte wordt automatisch berekend op basis van de breedte.
-E
Deze functie schakelt de beeldverbeteringsfunctie in. In sommige gevallen kan deze optie genegeerd worden.
-Nc=exemplaren
Kiest het aantal af te drukken exemplaren (de waarde voor het aantal exemplaren moet altijd een positief geheel getal
zijn).
-Cl
Specificeert dat de afdrukken moeten worden gesorteerd. Als het aantal exemplaren niet is gekozen, zal deze optie
genegeerd worden.
-Hd=positie:formaat
Specificeert de plaats waar de gebruikersinformatie voor de header of footer geplaatst moet worden.
positie geeft de plaats voor weergave aan. Deze optie is echter alleen beschikbaar voor de conversie van
tekstbestanden.
lb
Drukt af in de linker bovenhoek van het papier.
rb
Drukt af in de rechter bovenhoek van het papier.
lo
Drukt af in de linker benedenhoek van het papier.
ro
Drukt af in de rechter benedenhoek van het papier.
formaat specificeert de inhoud en de volgorde voor afdrukken. Deze optie kunt u weglaten.
Als u deze optie weglaat, wordt er uh aangehouden als de standaardwaarde.
u
Gebruikersnaam
h
Hostnaam
t
Datum en tijd
Als u voor de af te drukken gegevens de waarde tuh kiest, worden de gegevens afgedrukt als volgt:
Datum en tijd, Gebruiker: gebruikersnaam Host: host-naam.
Deze opties gebruikt u bijvoorbeeld u als volgt.
Bij de conversie van tekstbestanden, drukt u de gebruikersnaam, dan de hostnaam in de rechter bovenhoek van het
papier af en drukt u alle pagina's af.
(Deze instelling voor gebruikersnaam, hostnaam en alle pagina's afdrukken is de standaard instelling.)
-Hd=ur
-Hd=ur:uh
-Hflettertype
Kiest het lettertype voor afdrukken van de header en footer. Europese lettertypen die gelijk zijn aan half-formaat
alfanumerieke lettertypen zijn te specificeren. Helvetica wordt gebruikt als standaard lettertype.
Als het verkeerde lettertype is gekozen, kan het standaard Europese lettertype van de printer worden gebruikt.
Als de header/footer afdrukoptie is gekozen, wordt de lettertype-specificatie voor de header/footer genegeerd.
-MSI
Specificeert de multi-invoerlade.
-M=type
Specificeert de multi-invoerlade papiersoort.
Beschikbare multi-invoerlade papiersoorten zijn als volgt.
B
Fijn Papier/Bankpost/Gewoon papier 2
BB
Fijn Papier/Bankpost/Gewoon papier 2 - zijde 2
P
Briefpapier/Gewoon/Gewoon papier 1
PB
Briefpapier achter/Bankpost/Gewoon papier 1 - zijde 2
R
Kringlooppapier
RB
Kringlooppapier achter/Kringlooppapier - zijde 2
H1
Dik papier/Zwaar papier 1/Voorblad 1
H1B
Dik papier achter/Zwaar papier 1/Voorblad 1 - zijde 2
H2
Dik papier 2/Zwaar papier 2/Voorblad 2
H2B
Dik papier 2 achter/Zwaar papier 2/Voorblad 2 - zijde 2
OHP
Transparant
L
Etiketvellen/Etiketten
C2
Gecoat/Gecoat 2/Gecoat papier 2
C2B
Gecoat achter/Gecoat 2/Gecoat papier 2 - Zijde 2
C3
Dikker gecoat/Gecoat 3/Gecoat papier 3
C3B
Dikker gecoat achter/Gecoat 3/Gecoat papier 3 - zijde 2
JC
Japans gecoat papier/Japans gecoat/Japans gecoat papier
JCB
Japans gecoat papier achter/Japans gecoat/Japans gecoat papier - zijde 2
PC
Japanse briefkaart/Japanse briefkaart
PCB
Japanse briefkaart achter/Japanse briefkaart/Japanse briefkaart - zijde 2
E
Envelop
Als deze optie niet gespecificeerd is, kan de multi-invoerlade papiersoort worden gebruikt voor het afdrukken.
-Mfo=stand
Bepaalt de oriëntering voor de multi-invoerlade.
Mogelijke oriëntaties voor de multi-invoerlade zijn als volgt.
le
Liggend (landschap)
ler
Liggend (gedraaid)
se
Staand (portret)
ser
Staand (gedraaid)
-Pon
Keuze van alternatieve papierlade.
De beschikbare alternatieve papierladen zijn als volgt.
0
Printerinstellingen gebruiken
1
Bericht weergeven
2
Toevoer via multi-invoerlade
3
Gebruik eerstvolgende formaat (aanpassen)
4
Gebruik groter formaat (aanpassen)
5
Gebruik eerstvolgende formaat (niet zoomen)
6
Gebruik groter formaat (niet zoomen)
-St=waarde
Kiest de toevoer van scheidingsvellen vanaf:
De toevoermogelijkheden voor scheidingsvellen zijn als volgt.
auto
Auto-lade/Auto
1
1ste lade/Lade 1 (standaard 250-vel invoerlade)
2
2de lade/Lade 2 (optionele 550-vel papierlade)
uit
Uit
-Sp
Kiest het afdrukken van scheidingsvellen.
Alleen mogelijk wanneer de papierlade voor scheidingsvellen is gekozen.
-Sb
Blanco pagina's overslaan
-CM=waarde
Kiest uitvoer in kleur.
De keuzes voor uitvoer in kleur zijn als volgt.
c
Kleur (CMYK)
k
Zwart-wit
-Pr=waarde
Kiest de afdrukkwaliteit.
De keuzes voor afdrukkwaliteit zijn als volgt.
hs
Hoge snelheid
hq
Hoge kwaliteit
sf
Superfijn
-Cc=waarde
Bepaalt het soort beelden.
De beschikbare beeldsoorten zijn als volgt.
0
Uit
1
Foto
2
sRGB
3
Standaard/ Normaal
4
Presentatie
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Gc=waarde
Bepaalt de RGB gammacorrectie.
De keuzes voor RGB kleurgammacorrectie zijn als volgt.
1.0
1.0
1.4
1.4
1.8
1.8
2.2
2.2
2.6
2.6
uit
Uit
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Sc=waarde
Kiest het raster.
De mogelijkheden voor het raster zijn als volgt.
0
Fijnheid
1
Gradatie
2
Auto
3
Voor transparanten
-Gg=waarde
Kiest grijs gegarandeerd.
De mogelijkheden voor grijs gegarandeerd zijn als volgt.
aan
Aan
uit
Uit
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk.
-Ct
Kiest de kleurtransformatie.
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk.
-Br=waarde
Bepaalt de helderheidsbijregeling.
De beschikbare helderheidsbijregelingswaarden zijn als volgt.
+5
Helder 5
+4
Helder 4
+3
Helder 3
+2
Helder 2
+1
Helder 1
+0
Normaal
-1
Donker 1
-2
Donker 2
-3
Donker 3
-4
Donker 4
-5
Donker 5
-RGBc=waarde
Bepaalt de RGB kleurcorrectie.
De beschikbare RGB kleurcorrectiewaarden zijn als volgt.
10
Perceptueel
11
Verzadiging
12
RelatieveC
13
AbsoluteC
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-RGBPr=waarde
Bepaalt het RGB invoerprofiel.
De beschikbare waarden voor het RGB invoerprofiel zijn als volgt.
0
sRGB
1
AdobeRGB
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-RGBTp=waarde
Bepaalt de RGB kleurtemperatuur.
De beschikbare waarden voor de RGB kleurtemperatuur zijn als volgt.
5000
5.000K
6000
6.000K
9300
9.300K
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Cb=cyaan-laag:cyaan-midden:cyaan-hoog:magenta-laag:magenta-midden:magenta-hoog:geel-laag: geel-
midden:geel hoog:zwart-laag:zwart-midden:zwart-hoog
Bepaalt de bijstelwaarde voor de kleurbalans voor elke kleur/zwarting.
De beschikbare waarden voor de bijstelling zijn als volgt.
+3
Donker 3
+2
Donker 2
+1
Donker 1
0
Normaal
-1
Licht 1
-2
Licht 2
-3
Licht 3
-Cb
De optionele waarde moet worden bepaald in de volgende volgorde:
Cyaan lage dekking, Cyaan gemiddelde dekking, Cyaan hoge dekking, Magenta lage dekking, Magenta
gemiddelde dekking, Magenta hoge dekking, Geel lage dekking, Geel gemiddelde dekking, Geel hoge dekking,
Zwart lage zwarting, Zwart gemiddelde zwarting, Zwart hoge zwarting
Waar geen waarde is gekozen, wordt er ingesteld op "0" (Normaal).
Als u bijvoorbeeld wilt kiezen voor "Licht 2" voor cyaan gemiddelde dekking, "Donker 3" voor geel hoge dekking
en "Donker 2" voor zwart lage zwarting, kunt u dat bepalen op een van de volgende manieren:
-Cb=0:-2:0:0:0:0:0:0:+3:+2:0:0
-Cb=:-2:::::::+3:+2::
-Hld=Afdruksoort:Gebruikers-ID:Wachtwoord:Documentnaam
Veilige afdruk
Afdruksoort
opslag
Veilige afdruk/Opslag-afdruk
proefafdruk
Proefafdruk
Gebruikers-ID
Tot acht enkel-byte tekens van 0x20 tot 0x7E, uitgezonderd 0x20 " " (blanco) en 0x3A":" (dubbele punt).
Wachtwoord
Tot twaalf enkel-byte tekens van 0x30 tot 0x39 (cijfers).
Documentnaam
Tot twaalf enkel-byte tekens van 0x20 tot 0x7E, uitgezonderd 0x20 " " (blanco) en 0x3A":" (dubbele punt).
Veilige afdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID:Wachtwoord:Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID:Wachtwoord:
Opslag-afdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::
Proefafdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::
VOORZICHTIG: Zorg dat u alleen de Veilige afdruk kiest wanneer u gegevens direct naar de printer stuurt. De Veilige
afdruk kan niet altijd beschikbaar zijn, ook als u er voor kiest, als de gegevens moeten worden afgedrukt via een
andere server of als de gegevens moeten worden verwerkt door een ander programma, zoals voor het afdrukken van
PostScript bestanden. Het Sorteren wordt automatisch gekozen wanneer u kiest voor Proefafdruk.
-Teign = taakeigenaar-naam: Wachtwoord-verificatie instelling
Bepaalt de naam van de taakeigenaar en het wachtwoord voor verificatie.
Wanneer alleen de naam van de taakeigenaar is gekozen (-Teign=taakeigenaarnaam:) (geen wachtwoord
gekozen), wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als niet-vastgelegd.
Wanneer alleen het wachtwoord is gekozen (-Teign=:wachtwoord) (geen taakeigenaar-naam gekozen),
wordt de gebruikersnaam van de aanmelding gebruikt als taakeigenaar-naam. Het ingevoerde wachtwoord
gaat gelden als wachtwoord voor verificatie.
Wanneer noch de naam van de taakeigenaar, noch een wachtwoord is gekozen (-Teign=:), wordt de
gebruikersnaam van de aanmelding gebruikt als taakeigenaar-naam, en het verificatie-wachtwoord wordt
beschouwd als niet vastgelegd.
Wanneer de taakeigenaar-naam langer is dan het toegestane aantal letters, worden de overtollige letters
genegeerd.
Wanneer er een ontoelaatbaar letterteken is gekozen voor de taakeigenaar-naam, wordt er "Onbekende
gebruiker" toegepast voor de taakeigenaar-naam.
OPMERKING: Toegestane lettertekens voor de taakeigenaar-naam zijn letters, cijfers en leestekens, behalve de spatie
en de dubbele punt.
OPMERKING: Er kunnen tot 32 lettertekens worden gekozen voor de taakeigenaar-naam.
Wanneer er een ontoelaatbaar letterteken wordt gekozen voor het wachtwoord, of wanneer het ingevoerde
wachtwoord het toegestane aantal letters overschrijdt, wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als
niet vastgelegd.
OPMERKING: De toegestane lengte van het wachtwoord is van 4 tot 12 cijfers.
Een incomplete vorm van de -Teign optie wordt beschouwd alsof er geen verificatie-instelling is gemaakt. Als er in dat
geval een verificatie-instelling wordt gemaakt via een omgevingsvariabele, wordt die gebruikt als instelinformatie.
Voorbeeld
Voor conversie van een TIFF-afbeelding naar een PostScript printertaal-programma voor opslag in een bestand, tikt u het
volgende.
% tiff2ps2 file.tiff > file1.ps
Voor afdrukken van een TIFF-beeld met de printer, tikt u het volgende.
% tiff2ps2 file.tiff | lp
Belangrijk
Wanneer -s en -S allebei tegelijk zijn gespecificeerd of wanneer de zelfde optie tweemaal is gekozen, zal de latere
instelling worden aangehouden.
Als de uitvoerformaat-optie (-s, -S) niet is gekozen, zorgt de schaalaanpassing dat elk beeldpunt van de TIFF-
gegevens overeenkomt met één rasterpunt voor de printer.
Als de afdrukpositie-optie (-llinks onder) een punt aangeeft buiten het afdrukgebied van de printer, zullen de
gegevens buiten het afdrukgebied niet worden afgedrukt.
xwd2ps2 (Solaris/HP-UX)
Formaat
/usr/local/dellbin3130/xwd2ps2 [-d] [-D] [-Itray-input] [-t] [-r] [-n] [-l=left,bottom] [-
s=width,height] [-S=width] [-E] [-Nc=copies] [-Cl] [-Hd=position:format] [-Hffont] [-MSI] [-M=type] [-
Mfo=mode] [-Pon] [-St=mode] [-Sp] [-Sb] [-Cm=mode] [-Pr=mode] [-Cc=mode] [-Gc=mode] [-Sc=mode] [-
Gg=mode] [-Ct] [-Br= mode] [-RGBc= mode] [-RGBPr= mode] [-RGBTp= mode] [-Cb=cyan-low:cyan-middle:cyan-
high:magentalow:magenta-middle:magenta-high:yellow-low;yellow-middle:yellow-high:black-low:black-
middle:black-high] [-Hld=PrintType:UserID:Password:DocumentName] [-Jown= jobownername:password]
[filename...]
Functie
Leest XWD gegevens, zet die om in een programma in de PostScript printertaal en schrijft het bestand naar de standaard
uitvoer. Als de bestandsnaam niet gespecificeerd is, zal de standaard invoer worden gebruikt voor de commando-invoer.
XWD-bestanden met een pixeldiepte van 1, 4, 8, 24, en 32 bits kunnen worden gekozen.
Drie verschillende compressieformaten worden ondersteund.
De visuele klasse is Static Gray en een rasterpunt is 1 bit.
De visuele klasse is Pseudo Color en een rasterpunt is 4 bits of 8 bits. Het beeldformaat is Zpixmap.
De visuele klasse is True Color en een rasterpunt is 24 bits of 32 bits. Het beeldformaat is Zpixmap.
xwd2ps2 neemt de bestandsnaam aan als gecreëerd in 72dpi en berekent het uitvoerformaat. Daarom zult u, om XWD-
bestanden om te zetten naar een andere resolutie, expliciet de formaat-optie (-s, -S) voor conversie moeten kiezen.
Optie
-d
Hiermee stelt u de korte-kant bindfunctie in. Wanneer deze is gekozen, wordt de afdrukrichting en -plaats bijgesteld en
wordt er afgedrukt op beide zijden van het papier, zodanig dat de korte kant van de pagina geschikt is voor inbinden.
Deze optie is alleen beschikbaar als er een optionele dubbelzijdig-afdrukeenheid op de printer is aangebracht.
-D
Hiermee stelt u de lange-kant bindfunctie in. Wanneer deze inbindfunctie is gekozen, wordt de afdrukrichting en -plaats
bijgesteld en wordt er afgedrukt op beide zijden van het papier, zodanig dat de lange kant van de pagina geschikt is
voor inbinden. Deze optie is alleen beschikbaar als er een optionele dubbelzijdig-afdrukeenheid op de printer is
aangebracht.
-Ilade-invoer
Kiest de papierlade.
De papierlade is rechtstreeks te kiezen door de gewenste lade te specificeren, of indirect door keuze van een
papierformaat.
Wanneer u een papierformaat kiest, wordt de papierlade waarin het betreffende papier ligt, automatisch opgezocht en
geselecteerd.
De parameters voor het kiezen van een papierlade zijn als volgt.
1
Voer papier in vanuit lade 1 (standaard 250-vel papierlade).
2
Voer papier in vanuit lade 2 (optionele 550-vel papierlade).
A4
Voer papier in vanuit de lade met A4 papier (210 x 297 mm).
A5
Voer papier in vanuit de lade met A5 papier (148 x 210 mm).
B5
Voer papier in vanuit de lade met B5 papier (182 x 257 mm).
LT
Voer papier in vanuit de lade met Letter papier (216 x 279 mm).
FL
Voer papier in vanuit de lade met Folio papier (216 x 330 mm).
LG
Voer papier in vanuit de lade met Legal papier (216 x 356 mm).
EX
Voer papier in vanuit de lade met "Executive" papier (184 x 267 mm).
MO
Voer papier in vanuit de lade met "Monarch" papier (98 x 190 mm).
COM10
Voer papier in vanuit de lade met Envelop #10 (105 x 241 mm).
DL
Voer papier in vanuit de lade met DL papier (110 x 220 mm).
C5
Voer papier in vanuit de lade met C5 papier (162 x 229 mm).
PC
Voer papier in vanuit de lade met Japanse briefkaarten (100 x 148 mm).
Y2
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 2 (114 x 162 mm).
Y3
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 3 (98 x 148 mm).
Y4
Voer papier in vanuit de lade met Youkei 4 (105 x 235 mm).
YT3
Voer papier in vanuit de lade met Youchoukei 3 (120 x 235 mm).
MxNmm
Voer papier in vanuit de lade met MxN mm, gedefinieerd door de gebruiker.
Mogelijk instelbereik:
Breedte: 76,2 tot 220,0 mm
Lengte: 127,0 tot 355,6 mm
MxNinch
Voer papier in vanuit de lade met MxN inch, gedefinieerd door de gebruiker.
Mogelijk instelbereik:
Breedte: 3,00 tot 22,00 cm
Lengte: 5,00 tot 14,0 inch
Als deze optie niet gespecificeerd is of de gekozen papierlade is niet beschikbaar, voert u dan papier toe vanuit de
standaard lade.
-t
Schakelt de toner besparen functie in voor het afdrukken. De afdruk zal er iets vager uitzien dan bij het normale
afdrukken. In sommige gevallen kan deze optie genegeerd worden.
-r
Draait de pagina 90° en gebruikt het papier in liggende (landschap) oriëntering.
-n
Voorkomt de toevoeging van een vertoonpagina. Deze wordt gebruikt wanneer de bestanden die zijn omgezet in een
PostScript printertaal-programma worden samengevoegd met bestanden die met andere applicaties gecreëerd zijn.
-l=links,onder
Bepaalt de afdrukpositie. Het afdrukken wordt uitgevoerd vanaf de linker onderkant van de pagina. De standaard
afstand is 0,25 inch (6,35 mm) van links en van onderen.
-s=breedte,hoogte
Bepaalt het afdrukformaat. Het afdrukken wordt verricht met de breedte en de hoogte in inch.
-S=breedte
Stelt de breedte van het afdrukformaat vast, in inch. De hoogte wordt automatisch berekend op basis van de breedte.
-E
Deze functie schakelt de beeldverbeteringsfunctie in. In sommige gevallen kan deze optie genegeerd worden.
-Nc=exemplaren
Kiest het aantal af te drukken exemplaren (de waarde voor het aantal exemplaren moet altijd een positief geheel getal
zijn).
-Cl
Specificeert dat de afdrukken moeten worden gesorteerd. Als het aantal exemplaren niet is gekozen, zal deze optie
genegeerd worden.
--Hd=positie:formaat
Specificeert de plaats waar de gebruikersinformatie voor de header of footer geplaatst moet worden.
positie geeft de plaats voor weergave aan. Deze optie is echter alleen beschikbaar voor de conversie van
tekstbestanden.
lb
Drukt af in de linker bovenhoek van het papier.
rb
Drukt af in de rechter bovenhoek van het papier.
lo
Drukt af in de linker benedenhoek van het papier.
ro
Drukt af in de rechter benedenhoek van het papier.
formaat specificeert de inhoud en de volgorde voor afdrukken. Deze optie kunt u weglaten.
Als u deze optie weglaat, wordt er uh aangehouden als de standaardwaarde.
u
Gebruikersnaam
h
Hostnaam
t
Datum en tijd
Als u voor de af te drukken gegevens de waarde tuh kiest, worden de gegevens afgedrukt als volgt:
Datum en tijd, Gebruiker: gebruikersnaam Host: host-naam.
-Hflettertype
Kiest het lettertype voor afdrukken van de header en footer. Europese lettertypen die gelijk zijn aan half-formaat
alfanumerieke lettertypen zijn te specificeren. Helvetica wordt gebruikt als standaard lettertype.
Als het verkeerde lettertype is gekozen, kan het standaard Europese lettertype van de printer worden gebruikt.
Als de header/footer afdrukoptie is gekozen, wordt de lettertype-specificatie voor de header/footer genegeerd.
-MSI
Specificeert de multi-invoerlade.
-M=type
Specificeert de multi-invoerlade papiersoort.
Beschikbare multi-invoerlade papiersoorten zijn als volgt.
B
Fijn Papier/Bankpost/Gewoon papier 2
BB
Fijn Papier/Bankpost/Gewoon papier 2 - zijde 2
P
Briefpapier/Gewoon/Gewoon papier 1
PB
Briefpapier achter/Bankpost/Gewoon papier 1 - zijde 2
R
Kringlooppapier
RB
Kringlooppapier achter/Kringlooppapier - zijde 2
H1
Dik papier/Zwaar papier 1/Voorblad 1
H1B
Dik papier achter/Zwaar papier 1/Voorblad 1 - zijde 2
H2
Dik papier 2/Zwaar papier 2/Voorblad 2
H2B
Dik papier 2 achter/Zwaar papier 2/Voorblad 2 - zijde 2
OHP
Transparant
L
Etiketvellen/Etiketten
C2
Gecoat/Gecoat 2/Gecoat papier 2
C2B
Gecoat achter/Gecoat 2/Gecoat papier 2 - Zijde 2
C3
Dikker gecoat/Gecoat 3/Gecoat papier 3
C3B
Dikker gecoat achter/Gecoat 3/Gecoat papier 3 - zijde 2
JC
Japans gecoat papier/Japans gecoat/Japans gecoat papier
JCB
Japans gecoat papier achter/Japans gecoat/Japans gecoat papier - zijde 2
PC
Japanse briefkaart/Japanse briefkaart
PCB
Japanse briefkaart achter/Japanse briefkaart/Japanse briefkaart - zijde 2
E
Envelop
Als deze optie niet gespecificeerd is, kan de multi-invoerlade papiersoort worden gebruikt voor het afdrukken.
-Mfo=stand
Bepaalt de oriëntering voor de multi-invoerlade.
Mogelijke oriëntaties voor de multi-invoerlade zijn als volgt.
le
Liggend (landschap)
ler
Liggend (gedraaid)
se
Staand (portret)
ser
Staand (gedraaid)
-Pon
Keuze van alternatieve papierlade.
De beschikbare alternatieve papierladen zijn als volgt.
0
Printerinstellingen gebruiken
1
Bericht weergeven
2
Toevoer via multi-invoerlade
3
Gebruik eerstvolgende formaat (aanpassen)
4
Gebruik groter formaat (aanpassen)
5
Gebruik eerstvolgende formaat (niet zoomen)
6
Gebruik groter formaat (niet zoomen)
-St=waarde
Kiest de toevoer van scheidingsvellen vanaf:
De toevoermogelijkheden voor scheidingsvellen zijn als volgt.
auto
Auto-lade/Auto
1
1ste lade/Lade 1 (standaard 250-vel invoerlade)
2
2de lade/Lade 2 (optionele 550-vel papierlade)
uit
Uit
-Sp
Kiest het afdrukken van scheidingsvellen.
Alleen mogelijk wanneer de papierlade voor scheidingsvellen is gekozen.
-Sb
Blanco pagina's overslaan
-CM=waarde
Kiest uitvoer in kleur.
De keuzes voor uitvoer in kleur zijn als volgt.
c
Kleur (CMYK)
k
Zwart-wit
-Pr=waarde
Kiest de afdrukkwaliteit.
De keuzes voor afdrukkwaliteit zijn als volgt.
hs
Hoge snelheid
hq
Hoge kwaliteit
sf
Superfijn
-Cc=waarde
Bepaalt het soort beelden.
De beschikbare beeldsoorten zijn als volgt.
0
Uit
1
Foto
2
sRGB
3
Standaard/ Normaal
4
Presentatie
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Gc=waarde
Bepaalt de RGB gammacorrectie.
De keuzes voor RGB kleurgammacorrectie zijn als volgt.
1.0
1.0
1.4
1.4
1.8
1.8
2.2
2.2
2.6
2.6
uit
Uit
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Sc=waarde
Kiest het raster.
De mogelijkheden voor het raster zijn als volgt.
0
Fijnheid
1
Gradatie
2
Auto
3
Voor transparanten
-Gg=waarde
Kiest grijs gegarandeerd.
De mogelijkheden voor grijs gegarandeerd zijn als volgt.
aan
Aan
uit
Uit
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk.
-Ct
Kiest de kleurtransformatie.
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk.
-Br=waarde
Bepaalt de helderheidsbijregeling.
De beschikbare helderheidsbijregelingswaarden zijn als volgt.
+5
Helder 5
+4
Helder 4
+3
Helder 3
+2
Helder 2
+1
Helder 1
+0
Normaal
-1
Donker 1
-2
Donker 2
-3
Donker 3
-4
Donker 4
-5
Donker 5
-RGBc=waarde
Bepaalt de RGB kleurcorrectie.
De beschikbare RGB kleurcorrectiewaarden zijn als volgt.
10
Perceptueel
11
Verzadiging
12
RelatieveC
13
AbsoluteC
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-RGBPr=waarde
Bepaalt het RGB invoerprofiel.
De beschikbare waarden voor het RGB invoerprofiel zijn als volgt.
0
sRGB
1
AdobeRGB
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-RGBTp=waarde
Bepaalt de RGB kleurtemperatuur.
De beschikbare waarden voor de RGB kleurtemperatuur zijn als volgt.
5000
5.000K
6000
6.000K
9300
9.300K
Deze optie is alleen beschikbaar voor kleurendruk en wanneer de inkomende gegevens RGB gegevens zijn.
-Cb=cyaan-laag:cyaan-midden:cyaan-hoog:magenta-laag:magenta-midden:magenta-hoog:geel-laag: geel-
midden:geel hoog:zwart-laag:zwart-midden:zwart-hoog
Bepaalt de bijstelwaarde voor de kleurbalans voor elke kleur/zwarting.
De beschikbare waarden voor de bijstelling zijn als volgt.
+3
Donker 3
+2
Donker 2
+1
Donker 1
0
Normaal
-1
Licht 1
-2
Licht 2
-3
Licht 3
-Cb
De optionele waarde moet worden bepaald in de volgende volgorde:
Cyaan lage dekking, Cyaan gemiddelde dekking, Cyaan hoge dekking, Magenta lage dekking, Magenta
gemiddelde dekking, Magenta hoge dekking, Geel lage dekking, Geel gemiddelde dekking, Geel hoge dekking,
Zwart lage zwarting, Zwart gemiddelde zwarting, Zwart hoge zwarting
Waar geen waarde is gekozen, wordt er ingesteld op "0" (Normaal).
Als u bijvoorbeeld wilt kiezen voor "Licht 2" voor cyaan gemiddelde dekking, "Donker 3" voor geel hoge dekking
en "Donker 2" voor zwart lage zwarting, kunt u dat bepalen op een van de volgende manieren:
-Cb=0:-2:0:0:0:0:0:0:+3:+2:0:0
-Cb=:-2:::::::+3:+2::
-Hld=Afdruksoort:Gebruikers-ID:Wachtwoord:Documentnaam
Veilige afdruk
Afdruksoort
opslag
Veilige afdruk/Opslag-afdruk
proefafdruk
Proefafdruk
Gebruikers-ID
Tot acht enkel-byte tekens van 0x20 tot 0x7E, uitgezonderd 0x20 " " (blanco) en 0x3A":" (dubbele punt).
Wachtwoord
Tot twaalf enkel-byte tekens van 0x30 tot 0x39 (cijfers).
Documentnaam
Tot twaalf enkel-byte tekens van 0x20 tot 0x7E, uitgezonderd 0x20 " " (blanco) en 0x3A":" (dubbele punt).
Veilige afdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID:Wachtwoord:Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID:Wachtwoord:
Opslag-afdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::
Proefafdruk
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::Documentnaam
-Hld=opslag:Gebruikers-ID::
VOORZICHTIG: Zorg dat u alleen de Veilige afdruk kiest wanneer u gegevens direct naar de printer stuurt. De Veilige
afdruk kan niet altijd beschikbaar zijn, ook als u er voor kiest, als de gegevens moeten worden afgedrukt via een
andere server of als de gegevens moeten worden verwerkt door een ander programma, zoals voor het afdrukken van
PostScript bestanden. Het Sorteren wordt automatisch gekozen wanneer u kiest voor Proefafdruk.
-Teign = taakeigenaar-naam: Wachtwoord-verificatie instelling
Bepaalt de naam van de taakeigenaar en het wachtwoord voor verificatie.
Wanneer alleen de naam van de taakeigenaar is gekozen (-Teign=taakeigenaarnaam:) (geen wachtwoord
gekozen), wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als niet-vastgelegd.
Wanneer alleen het wachtwoord is gekozen (-Teign=:wachtwoord) (geen taakeigenaar-naam gekozen),
wordt de gebruikersnaam van de aanmelding gebruikt als taakeigenaar-naam. Het ingevoerde wachtwoord
gaat gelden als wachtwoord voor verificatie.
Wanneer noch de naam van de taakeigenaar, noch een wachtwoord is gekozen (-Teign=:), wordt de
gebruikersnaam van de aanmelding gebruikt als taakeigenaar-naam, en het verificatie-wachtwoord wordt
beschouwd als niet vastgelegd.
Wanneer de taakeigenaar-naam langer is dan het toegestane aantal letters, worden de overtollige letters
genegeerd.
Wanneer er een ontoelaatbaar letterteken is gekozen voor de taakeigenaar-naam, wordt er "Onbekende
gebruiker" toegepast voor de taakeigenaar-naam.
OPMERKING: Toegestane lettertekens voor de taakeigenaar-naam zijn letters, cijfers en leestekens, behalve de spatie
en de dubbele punt.
OPMERKING: Er kunnen tot 32 lettertekens worden gekozen voor de taakeigenaar-naam.
Wanneer er een ontoelaatbaar letterteken wordt gekozen voor het wachtwoord, of wanneer het ingevoerde
wachtwoord het toegestane aantal letters overschrijdt, wordt het verificatie-wachtwoord beschouwd als
niet vastgelegd.
OPMERKING: De toegestane lengte van het wachtwoord is van 4 tot 12 cijfers.
Een incomplete vorm van de -Teign optie wordt beschouwd alsof er geen verificatie-instelling is gemaakt. Als er in dat
geval een verificatie-instelling wordt gemaakt via een omgevingsvariabele, wordt die gebruikt als instelinformatie.
Voorbeeld
Voor conversie van een XWD-afbeelding naar een PostScript printertaal-programma voor opslag in een bestand, tikt u het
volgende.
% xwd2ps2 file.xwd > file.ps
Voor afdrukken van een XWD-beeld met de printer, tikt u het volgende.
% xwd2ps2 bestand.xwd | lp
Belangrijk
Wanneer -s en -S allebei tegelijk zijn gespecificeerd of wanneer de zelfde optie tweemaal is gekozen, zal de latere
instelling worden aangehouden.
Als de uitvoerformaat-optie (-s, -S) niet is gekozen, zorgt de schaalaanpassing dat elk beeldpunt van de TIFF-
gegevens overeenkomt met één rasterpunt voor de printer.
Als de afdrukpositie-optie (-llinks onder) een punt aangeeft buiten het afdrukgebied van de printer, zullen de
gegevens buiten het afdrukgebied niet worden afgedrukt.
Voorzorgsmaatregelen en beperkingen
Tijdens installatie
Besteed aandacht aan de volgende punten tijdens het installeren.
Solaris
Gebruik het lpadmin commando voor de registratie van de standaard printer.
# lpadmin -d printernaam
Om het afdrukken van baniervellen te voorkomen, verandert u de waarde van nobanner=no in nobanner=yes voor het
bestand dat overeenkomt met de printernaam in
/etc/lp/interfaces/
.
Een printer die is geregistreerd via het UX-filter mag niet worden gewijzigd met admintool.
Wanneer er Inhoudstypes: postscript verschijnt wanneer u intikt lpstat -p printernaam -l, zal het nodig zijn de
printer te verwijderen en opnieuw te installeren.
Voor het installeren van het UX-filter in de standaard directory (/usr/local/dellbin3130), zal het nodig zijn van
tevoren eerst de /usr/local directory te creëren.
HP-UX
De printer die u voor afdrukken wilt gebruiken, moet in uw systeem zijn geregistreerd. Voor het registreren van de
printer voor het afdrukken, gebruikt u het sam commando en dergelijke. Zie voor nadere bijzonderheden de HP-UX
gebruiksaanwijzing.
Voor het installeren van het UX-filter in de standaard directory (/usr/local/dellbin3130), zal het nodig zijn van
tevoren eerst de /usr/local directory te creëren.
Tijdens het afdrukken
Besteed aandacht aan de volgende punten tijdens het afdrukken.
Gebruik van het lp/lpr commando (Solaris/HP-UX)
Als een optie niet juist wordt ingevoerd, zal er geen foutbericht volgen. Als het afdrukken niet begint nadat u het lp
commando hebt gegeven, kunt u elk van de hulpprogramma's afzonderlijk starten om te zien welk foutbericht er wordt
aangegeven.
(Bij gebruik van Solaris wordt het foutbericht op het scherm getoond.)
Bij het afdrukken van tekst zal de omgevingsvariabele TXT2PS2OPTION genegeerd worden.
Als er bij het afdrukken van tekst een BS code wordt gevonden aan het begin van een regel, zal de afdrukpositie van
het volgende letterteken naar links opschuiven aan het begin van de regel.
Wanneer er bij het afdrukken van tekst meerdere tab-codes in een regel zijn opgenomen, kan de tabpositie wel eens
verschuiven als gevolg van een automatische regeldoorvoer. Als dit zich voordoet, specificeert u de l of w optie.
Bij het afdrukken van tekst hoeft het aantal kolommen dat is gekozen met de w optie geen verband te houden met het
aantal feitelijk afgedrukte lettertekens. Het feitelijk aantal enkel-byte lettertekens dat afgedrukt moet worden is af te
leiden door de positie van de uitvoerkolom (de uitkolomwaarde) gespecificeerd met de o optie af te trekken van het
aantal kolommen dat is bepaald met de w optie.
Als dezelfde optie is gespecificeerd, of als s, S beide zijn gekozen, zal de laatst gekozen optie blijven gelden.
Als bij het afdrukken van beelden de afdrukpositie-optie (l) een punt aangeeft buiten het afdrukgebied van de printer,
zullen de gegevens buiten het afdrukgebied niet worden afgedrukt. (Bij gebruik van Solaris is het niet mogelijk beelden
af te drukken met het lp commando.)
txt2ps2 (Solaris/HP-UX) gebruiken
Wanneer de zelfde optie tweemaal wordt gespecificeerd, zal de latere keuze gelden. Aangezien TXT2PS2OPTION wordt
geanalyseerd vóór de opties van de commandoregel, verkrijgt u hiermee de mogelijkheid om tijdelijk de opties die al
waren ingesteld in TXT2PS2OPTION aan te passen door iets anders in te tikken op de commandoregel.
De standaard uitvoer van txt2ps2 kan niet de commentaar-aanduiding (%%page:m n) van het paginanummer
afdrukken. Dit komt omdat het geconverteerde PostScript printertaal-programma de regeldoorvoer en paginadoorvoer
regelt. Dus wanneer de uitvoer van txt2ps2 moet worden toegepast als de uitvoer van een andere applicatie (psrev van
TRANSCRIPT, enz.), zult u de aanduiding van het paginanummer alleen kunnen toevoegen door invoegen van het
regelcommando (-Iregels).
Als er een BS code wordt gevonden aan het begin van een regel, zal de afdrukpositie van het volgende letterteken naar
links opschuiven aan het begin van de regel.
Wanneer er meerdere tab-codes in een regel zijn opgenomen, kan de tabpositie wel eens verschuiven als gevolg van
een automatische regeldoorvoer. Als dit zich voordoet, specificeert u de -l of -w optie.
Het aantal kolommen dat wordt bepaald door de -w optie hoeft niet overeen te komen met het daadwerkelijk aantal
afgedrukte lettertekens. Het feitelijk aantal enkel-byte lettertekens dat afgedrukt moet worden is af te leiden door de
positie van de uitvoerkolom (de uitkolomwaarde) gespecificeerd met de o optie af te trekken van het aantal kolommen
dat is bepaald met de w optie.
De -mg optie kan niet worden gekozen wanneer de -w, -l, -o, en -L opties al zijn gespecificeerd.
De uitgangsposities voor de marges in het kantlijncommando (-mg=u:b:r:l) vallen niet samen met de randen van het
vel papier. De kantlijnen worden gemeten vanaf de rand van het afdrukgebied voor het vel papier, zoals toegestaan
door de printer.
Gebruik de -ps optie alleen wanneer een PostScript bestand dat geen %! aan het begin van het bestand heeft, wordt
gebruikt als PostScript bestand. Wanneer er een normaal tekstbestand wordt ingevoerd, zal het daarmee niet goed
werken.
Om dezelfde opties te gebruiken als die van het dellpsif filter, met TXT2PS2OPTION, stelt u de hoofd-directory van de
gebruiker in de omgevingsvariabele in op HOME. Als de omgevingsvariabele HOME niet wordt ingesteld, zijn dezelfde
opties als die van het dellpsif filter niet te gebruiken. (Linux)
Gebruik van sunras2ps2/tiff2ps2/xwd2ps2 (sunras2ps2 geldt alleen voor Solaris)
Als dezelfde optie is gespecificeerd, of als s, S beide zijn gekozen, zal de laatst gekozen optie blijven gelden.
Als de formaat-optie (s, S) niet is gekozen, zorgt de schaalaanpassing dat elk beeldpunt van de rastergegevens
overeenkomt met één rasterpunt voor de printer.
Als de afdrukpositie-optie (-l links onder) een punt aangeeft buiten het afdrukgebied van de printer, zullen de
gegevens buiten het afdrukgebied niet worden afgedrukt.
tiff2ps2 (Solaris/HP-UX) gebruiken
Vier verschillende compressie-formaten worden ondersteund.
Huffman compressie (CCITT Groep 3 getransformeerde Huffman runlengte-codering)
Fax-CCITT3 compressie (facsimile-geschikt CCITT Groep 3)
PackBits compressie
Niet-compressie
Ook in de genoemde compressieformaten echter zal een TIFF-bestand met meerdere beelden in één bestand niet worden
ondersteund.
xwd2ps2 (Solaris/ HP-UX) gebruiken
Drie verschillende compressieformaten worden ondersteund.
De visuele klasse is Static Gray en een rasterpunt is 1 bit.
De visuele klasse is Pseudo Color en een rasterpunt is 4 bits of 8 bits. Het beeldformaat is Zpixmap.
De visuele klasse is True Color en een rasterpunt is 24 bits. Het beeldformaat is Zpixmap.
Afdrukken van PostScript-bestanden (Solaris/HP-UX)
Als een optie, zoals het papierformaat, wordt gekozen voor een PostScript bestand waarvoor dezelfde optie al was
gespecificeerd via dellpsif (Linux) of het lp commando (Solaris/HP-UX), zal een dergelijke overbodige optie worden
genegeerd.
Afdrukken van beeldbestanden (Solaris)
Om beeldbestanden af te drukken onder Solaris kan de gebruiker niet rechtstreeks het beeldbestand kiezen met het lp
commando voor afdrukken. Gebruik in plaats daarvan sunras2ps2, tiff2ps2, xwd2ps2 en converteer het bestand naar
een PostScript bestand. Druk het af met het lp commando na de conversie.
% xwd2ps2 bestand.xwd | lp
Dubbelzijdig afdrukken (Solaris/HP-UX)
Zonder een optionele dubbelzijdig-afdrukeenheid op de printer kunt u hiermee niet dubbelzijdig afdrukken.
Header/footer Optie (-Hd=position:format:page, -Hfheaderfont)
(txt2ps2,sunras2ps2,tiff2ps2,xwd2ps2)
Als het papierformaat niet gekozen is via de opties, worden de header en footer op de juiste plaats voor een A4 pagina
afgedrukt. U kunt het papierformaat kiezen op dezelfde tijd dat u de header/footer optie gebruikt. (Als het
papierformaat voor het PostScript bestand dat is geconverteerd met een of meer opties ook is gekozen via de optie van
het lp commando bijvoorbeeld, kan de plaats van de header en footer niet gewijzigd worden.)
De kantlijn wordt automatisch ingesteld wanneer u deze optie gebruikt. Als de optie voor het specificeren van een
kantlijn tegelijk wordt gebruikt, zal elke waarde die kleiner is dan de als volgt automatisch ingestelde waarden
genegeerd worden.
Voor tekstbestanden:
Bovenkantlijn: 5,84 mm
Onderkantlijn: 1,52 mm
Rechter kanlijn: 0,76 mm
Linker kantlijn: 2,29 mm
Voor beeldbestanden:
Onderkantlijn: 7,62 mm
Bij gebruik van deze optie, zal het gekozen aantal regels en en het gekozen aantal kolommen worden genegeerd.
Bovendien kunt u in dit geval niet kiezen voor liggend (landschap) afdrukken of voor 2 kolommen.
In het geval van een PostScript bestand kan het soms gebeuren dat de printer niet alle pagina's afdrukt, ook al is er
gekozen voor alle pagina's afdrukken. In dergelijke gevallen, kiest u alleen de bovenste pagina afdrukken.
Gebruik van het lp commando is niet mogelijk onder Solaris.
TBCPFilter (Solaris/HP-UX)
Zorg dat het TBCP-Filter beschikbaar is, zodat de printer de beschikbaarheid van het TBCP-Filter kan doorgeven.
Als voor libtiff
Copyright © 1988-1997 Sam Leffler
Copyright © 1991-1997 Silicon Graphics, Inc.
DEZE SOFTWARE WORDT VERSTREKT "AS-IS", D.W.Z. ZONDER ENIGE GARANTIE, EXPLICIET, IMPLICIET OF ANDERSZINS,
INCLUSIEF ZONDER BEPERKINGEN, ENIGE GARANTIE VAN VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR BEPAALDE
DOELEINDEN.
In geen geval kunnen Sam Leffler of Silicon Graphics aansprakelijk worden gesteld voor enige schade, speciale, incidentele,
indirecte of gevolgschade van enige aard, of inkomstenderving voortvloeiende uit het gebruik, verlies van gebruik, gegevens
of producten, al dan niet na verwittiging van de mogelijkheid van schade, of enige theoretische verantwoordelijkheid,
voortvloeiende uit of in betrokkenheid met het gebruik of de prestaties van deze software.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Afdrukken met CUPS (Linux)
Werking met Turbolinux FUJI of RedHat ES 4.0/5.0
Bediening voor SUSE Linux Enterprise Desktop 10
Dit hoofdstuk biedt aanwijzingen voor het afdrukken en het installeren van het printerstuurprogramma met CUPS (Common
UNIX Printing System) op Turbolinux FUJI, RedHat ES 4.0/5.0 of SUSE Linux Enterprise Linux 10.
Werking met Turbolinux FUJI of RedHat ES 4.0/5.0
Installatie-overzicht
Turbolinux FUJI of RedHat ES 4.0/5.0:
1. Installeer het printer-stuurprogramma.
2. Installeer de printer-wachtrij.
3. Bepaal de standaard-wachtrij.
4. Kies de afdrukmogelijkheden.
Installeren van het printer-stuurprogramma
1. Dubbel-klik op Dell-3130cn-Color-Laser-x.x-x.noarch.rpm in de Stuurprogramma's en hulpprogramma's CD.
2. Tik het beheerderswachtwoord in.
3. Klik op Doorgaan in het Systeem-voorbereiding compleet venster.
Het installeren begint. Wanneer de installatie voltooid is, zal het venster automatisch sluiten.
Opzetten van de wachtrij
Om te gaan afdrukken, moet u eerst de printer-wachtrij opzetten op uw werkstation.
1. Open de URL "http://localhost:631" met een Web-browser.
2. Klik op Beheer.
3. Tik root als de gebruikersnaam, en tik ROOT in als wachtwoord.
4. Klik op Printer toevoegen.
5. Tik de naam van de printer in het Naam vakje in het Nieuwe printer toevoegen venster, en klik dan op Doorgaan.
De Locatie en Beschrijving hoeven niet ingevoerd te worden.
6. Selecteer LPD/LPR Host of Printer uit het Apparaat menu, en klik dan op Doorgaan.
7. Tik het IP-adres van de printer in Device URL (adres apparaat).
Formaat: lpd://xxx.xxx.xxx.xxx (IP-adres van de printer)
8. Selecteer Dell uit het Maken menu, en klik dan op Doorgaan.
9. Selecteer Dell 3130cn Color Laser... uit het Model menu, en klik dan op Doorgaan.
De mededeling Printer xxx is met succes toegevoegd. verschijnt.
Hiermee is de installatie compleet.
Wanneer u klaar bent met het opzetten van de wachtrij, kunt u taken afdrukken vanuit het software-programma. Start de
afdruktaak in het software-programma en kies dan de wachtrij in het afdruk-dialoogkader.
Soms zult u echter alleen kunnen afdrukken via de standaard wachtrij, afhankelijk van het software-programma (dit geldt
bijvoorbeeld voor Mozilla). In een dergelijk geval zult u voor het beginnen met afdrukken eerst de wachtrij waarvanuit u wilt
afdrukken moeten instellen als de standaard wachtrij. Nadere informatie over de keuze van de standaard wachtrij vindt u
onder "Instellen van de standaard wachtrij
."
Instellen van de standaard wachtrij
1. Selecteer Hoofdmenu® Systeem-gereedschappen ® Terminal.
2. Tik het volgende commando in het terminal-venster.
su
(Tik hier het beheerderswachtwoord)
lpadmin -d (Naam van de wachtrij)
Keuze van de afdrukmogelijkheden
U kunt de gewenste afdrukfuncties kiezen, zoals kleurendruk of tweezijdig afdrukken.
1. Open de URL "http://localhost:631" met een Web-browser.
2. Klik op Beheer printers.
3. Klik op Configuratie printer voor de wachtrij waarvoor u de afdruk- instellingen wilt kiezen.
4. Tik root als de gebruikersnaam, en tik vervolgens het beheerderswachtwoord in.
5. Kies de gewenste instellingen, en klik dan op Doorgaan.
De mededeling Printer xxx is met succes toegevoegd. verschijnt.
De installatie is voltooid. Nu kunt u gaan afdrukken vanuit het software-programma.
Verwijderen van het printer-stuurprogramma.
1. Selecteer Hoofdmenu® Systeem-gereedschappen® Terminal.
2. Tik het volgende commando in het terminal-venster.
su
(Tik hier het beheerderswachtwoord)
rpm -e Dell-3130cn-Color-Laser
Het printer-stuurprogramma wordt verwijderd.
Bediening voor SUSE Linux Enterprise Desktop 10
Installeren van het printer-stuurprogramma
1. Dubbel-klik op Dell-3130cn-Color-Laser-x.x-x.noarch.rpm in de Stuurprogramma's en hulpprogramma's-CD.
2. Tik het beheerderswachtwoord in en klik op Installeren.
Het installeren begint. Wanneer de installatie voltooid is, zal het venster automatisch sluiten.
Opzetten van de wachtrij
Om te gaan afdrukken, moet u eerst de printer-wachtrij opzetten op uw werkstation.
1. Selecteer Computer® Meer Applicaties... en selecteer YaST in de Applicatie-browser.
2. Tik het beheerderswachtwoord in.
YaST Control Center wordt gestart.
3. Selecteer Hardware in het YaST Control Center en selecteer Printer.
4. Printer-installatie: Automatisch gedetecteerde printers wordt geactiveerd.
Voor USB-aansluitingen:
a. Selecteer Dell 3130cn Color Laser on USB (///Dell/3130cn%20Color%20Laser of /dev/usblp*) als
Beschikbaar zijn en klik dan op Configuratie....
b. Bevestig de instellingen onder Configuratie bijwerken, en klik dan op OK.
Voor parallelle aansluitingen:
a. Klik op Toevoegen.
b. Selecteer Direct Aangesloten Printers als Printer-type en klik dan op Volgende.
c. Selecteer Parallelle printer als Printer-type, en klik dan op Volgende.
d. Klik op Volgende.
e. Kies de naam voor de printer-wachtrij in Naam wachtrij, en tik de naam van de wachtrij voor afdrukken in
Naam voor afdrukken.
De Beschrijving van de printer en Plaats van de printer hoeven niet ingevuld te worden.
f. Markeer het Plaatselijk filteren markeervakje, en klik dan op Volgende.
g. Selecteer DELL onder Kies het merk. Selecteer 3130cn Color Laser voor Selecteer model, en klik dan op
Volgende.
h. Bevestig de instellingen onder Configuratie bijwerken, en klik dan op OK.
Voor netwerk-aansluitingen:
a. Klik op Toevoegen.
b. Selecteer Netwerk-printers als Printer-type en klik dan op Volgende.
c. Selecteer Afdrukken via LPD-type Netwerk-server als Printer-type, en klik dan op Volgende.
d. Tik het IP-adres van de printer in Host-naam van de print-server En tik de naam van de printer-wachtrij in
Naam van de wachtrij elders, en klik dan op Volgende.
e. Tik de naam van de printer in in Naam voor afdrukken.
De Beschrijving van de printer en Plaats van de printer hoeven niet ingevuld te worden.
f. Markeer het Plaatselijk filteren markeervakje, en klik dan op Volgende.
g. Selecteer DELL onder Kies het merk. Selecteer 3130cn Color Laser voor Selecteer model, en klik dan op
Volgende.
h. Bevestig de instellingen onder Configuratie bijwerken, en klik dan op OK.
5. Klik op Einde.
Afdrukken vanuit het applicatieprogramma
Wanneer u klaar bent met het opzetten van de wachtrij, kunt u taken afdrukken vanuit het applicatieprogramma. Start de
afdruktaak in het applicatieprogramma en kies dan de wachtrij in het afdruk-dialoogkader.
Soms zult u echter alleen kunnen afdrukken via de standaard wachtrij, afhankelijk van het applicatieprogramma (dit geldt
bijvoorbeeld voor Mozilla). In een dergelijk geval zult u voor het beginnen met afdrukken eerst de wachtrij waarvanuit u wilt
afdrukken moeten instellen als de standaard wachtrij. Nadere informatie over de keuze van de standaard wachtrij vindt u
onder "Instellen van de standaard wachtrij
."
Instellen van de standaard wachtrij
1. Activeren van de Printer-installatie: Voor automatisch gedetecteerde printers, doet u het volgende.
a. Selecteer Computer® Meer Applicaties... en selecteer YaST in de Applicatie-browser.
b. Tik het beheerderswachtwoord in.
YaST Control Center wordt gestart.
c. Selecteer Hardware in het YaST Control Center en selecteer Printer.
2. Selecteer de printer die u als standaardprinter wilt instellen in Printer- configuratie en selecteer Standaard
instellen als Andere.
3. Klik op Einde.
Keuze van de afdrukmogelijkheden
U kunt de gewenste afdrukfuncties kiezen, zoals kleurendruk of tweezijdig afdrukken.
1. Open een Web-browser.
2. Tik http://localhost:631/admin in Locatie, en druk dan op de <Enter> toets.
3. Tik root als de gebruikersnaam, en tik vervolgens het beheerderswachtwoord in.
Dan verschijnt het CUPS venster.
OPMERKING: Stel het wachtwoord in voor privileges als printer-beheerder voordat u de printer-wachtrij opzet.
Als u het nog niet hebt ingesteld, gaat u naar "Instellen van het wachtwoord voor status als printer-beheerder
".
4. Klik op Beheer printers.
5. Kies de gewenste instellingen, en klik dan op Doorgaan.
De mededeling Printer xxx is met succes toegevoegd. verschijnt.
De installatie is voltooid. Nu kunt u gaan afdrukken vanuit het applicatieprogramma.
Instellen van het wachtwoord voor status als printer-beheerder
U moet het wachtwoord voor uw status als printer-beheerder instellen voordat u enige handeling als printer-beheerder kunt
verrichten.
1. Selecteer Computer® Meer Applicaties... en selecteer Konsole in de Applicatie-browser.
2. Tik het volgende commando in het terminal-venster.
su
(Tik het beheerderswachtwoord.)
lppasswd -g sys -a root
(Tik het wachtwoord voor status als printer-beheerder nadat het verzoek om Invoeren van het wachtwoord
verschijnt.)
(Tik opnieuw het wachtwoord voor status als printer-beheerder nadat het verzoek om Bevestiging van het
wachtwoord verschijnt.)
Verwijderen van het printer-stuurprogramma.
1. Selecteer Computer® Meer Applicaties... en selecteer Konsole in de Applicatie-browser.
2. Tik het volgende commando in het terminal-venster.
su
(Tik hier het beheerderswachtwoord)
rpm -e Dell-3130cn-Color-Laser
Het printer-stuurprogramma wordt verwijderd.
Terug naar inhoud pagina
Terug naar inhoud pagina
Appendix
Dell technisch ondersteuningsbeleid
Garantie en beleid voor retourzending
Contact opnemen met Dell
Dell technisch ondersteuningsbeleid
Technische ondersteuning door onderhoudstechnici vereist de medewerking en participatie van de klant in het proces van
storingzoeken, en bestaat uit het herstellen van het besturingssysteem, software-programma en hardware-stuurprogramma's
in hun oorspronkelijke configuratie zoals bij aflevering door Dell, en ook de verificatie van de juiste werking van de printer en
alle door Dell geïnstalleerde apparatuur. Naast deze technische hulp door onderhoudstechnici is er online-ondersteuning
beschikbaar via Dell Support. Aanvullende technische ondersteuningsmogelijkheden kunnen tegen betaling verkrijgbaar zijn.
Dell biedt beperkte technische ondersteuning voor de printer en alle door Dell geïnstalleerde software en randapparatuur. Voor
ondersteuning van software en randapparatuur van andere merken kunt u terecht bij de fabrikant daarvan, ook voor
onderdelen die zijn gekocht van en/of geïnstalleerd door Software & Peripherals (DellWare), ReadyWare, en Custom Factory
Integration (CFI/DellPlus).
Online services
U kunt meer te weten komen over Dell-producten en -diensten op de volgende websites:
www.dell.com
www.dell.com/ap (alleen voor landen in Azië/Pacifisch gebied)
www.dell.com/jp
(alleen Japan)
www.euro.dell.com
(alleen Europa)
www.dell.com/la
(landen in Latijns-Amerika en het Caraïbische gebied)
www.dell.ca
(alleen Canada)
U krijgt via de volgende websites en e-mailadressen toegang tot Dell-ondersteuning:
Dell ondersteunings-websites
support.dell.com
support.jp.dell.com (alleen Japan)
support.euro.dell.com
(alleen Europa)
Dell-ondersteuningse-mail adressen.
la-[email protected] (alleen landen in Latijns-Amerika en het Caraïbische gebied)
[email protected] (alleen voor landen in Azië/Pacifisch gebied)
Dell Marketing en Verkoop ondersteuningse-mail adressen.
[email protected] (alleen voor landen in Azië/Pacifisch gebied)
[email protected] (alleen Canada)
Anoniem bestandsoverdracht-protocol (FTP)
ftp.dell.com
Meld u aan als gebruiker: anonymous, en gebruik uw e-mail adres als uw wachtwoord.
Garantie en beleid voor retourzending
Dell Computer Corporation ("Dell") vervaardigd alle apparatuur uit onderdelen en componenten die nieuw zijn of zo goed als
nieuw, in overeenstemming met de gangbare industriële standaardnormen. Nadere informatie over de Dell-garantie voor uw
printer vindt u in de support.dell.com
.
Kringloopinformatie
Klanten wordt geadviseerd hun gebruikte computer-hardware, monitors, printers en andere randapparatuur weg te doen op
een milieu-vriendelijke manier. Mogelijke methoden zijn onder andere hergebruik van producten of delen hiervan en het
recyclen van producten, componenten en/of materialen.
Voor specifieke informatie over de wereldwijde recycle-programma's van Dell, zie www.dell.com/recyclingworldwide
.
Contact opnemen met Dell
Klanten in de Verenigde Staten, bel 800-WWW-Dell (800-999-3355).
OPMERKING: Als u niet kunt beschikken over een werkende Internet-verbinding, kunt u contactgegevens vinden op
uw aankoopbewijs, pakbon, factuur, in uw Dell-catalogus.
Dell biedt tal van opties voor ondersteuning en service online en via de telefoon. Beschikbaarheid varieert per land en product
en sommige diensten zijn mogelijk niet beschikbaar in uw regio. Als u contact wilt opnemen met Dell voor zaken als
aankopen, technische ondersteuning of klantenservice:
1. Bezoek support.dell.com.
2. Zoek de gegevens op voor uw land of regio in het snelmenu Kies een Land/Regio onderaan de pagina.
3. Klik op Contact met ons opnemen aan de linkerzijde van de pagina.
4. Selecteer de service of ondersteuning die u nodig hebt.
5. Kies de methode om contact op te nemen met Dell, die u het beste uitkomt.
Terug naar inhoud pagina
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324

Dell 3130cn Color Laser Printer Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding