35
NEDERLANDS
NL
Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
7. Zet het maaidek in de basisstand. Zie 3.4.
8. Span de riem als volgt:
Park 2WD
:
Span de riem met de riemspanner. De spanner
moet zich links van de riem bevinden, gezien
vanuit de positie van de bestuurder. Zie afb. 10.
Park 4WD
:
Neem de hendel van de riemspanner in uw lin-
kerhand. Trek aan de hendel en vergroot met uw
rechterhand en de riemspanner de spanning op
de buitenkant van de riem. Zie afb. 9.
9. Hang de eenheid op in de gereedschapslift. Zie
afb. 6.
10.Als het maaidek is uitgerust met een elektrische
hoogte-instelling, sluit dan de kabel aan op het
stopcontact aan de rechtervoorkant van de ma-
chine. Zie afb. 7.
3.2 MACHINES MET SNELSLUITIN-
GEN
Voorbeeld van snelsluitingen, zie afb. 8.
1. Plaats het maaidek vóór de machine.
2. Controleer of de snelsluitingen volgens de mee-
geleverde afzonderlijke instructie op de machi-
ne zijn gemonteerd.
3. Controleer of de armen van het maaidek zijn
vastgeschroefd in de snelsluitingen. Als dit niet
het geval is, schroeft u de armen vast. Zie afb. 8.
4. Stel de maximale maaihoogte in.
5. Zet de snelsluitingen in de achterste stand. Zie
de meegeleverde afzonderlijke instructies.
6. Plaats de riem op de machinepoelie.
7. Span de riem als volgt:
Park 2WD
:
Span de riem met de riemspanner. De spanner
moet zich links van de riem bevinden, gezien
vanuit de positie van de bestuurder. Zie afb. 10.
Park 4WD
:
Neem de hendel van de riemspanner in uw lin-
kerhand. Trek aan de hendel en vergroot met uw
rechterhand en de riemspanner de spanning op
de buitenkant van de riem. Zie afb. 9.
8. Zet de snelsluitingen in de voorste stand. Zie de
meegeleverde afzonderlijke instructies.
9. Hang de eenheid op in de gereedschapslift. Zie
afb. 6.
10.Zet het maaidek in de basisstand. Zie 3.4.
11.Als het maaidek is uitgerust met een elektrische
hoogte-instelling, sluit dan de kabel aan op het
stopcontact aan de rechtervoorkant van de ma-
chine. Zie afb. 7.
3.3 BANDENSPANNING
Pas de bandenspanning als volgt aan:
Voorzijde: 0,6 bar (9 psi).
Achter: 0,4 bar (6 psi).
3.4 BASISINSTELLING
Om optimaal te kunnen maaien, is de juiste basi-
sinstelling noodzakelijk. Het maaidek staat in de
basisinstelling wanneer de achterzijde 5 mm hoger
dan de voorzijde staat. Dit betekent dat het maai-
dek iets voorover kantelt.
Zet het maaidek in de basisinstelling door deze als
volgt omhoog te bewegen en vast te zetten .
Op machines met wielen van 17”:
Bevestig de rin-
gen en de pinnen in het bovenste gaatje. Zie afb.
17.
Op machines met wielen van 16”:
Bevestig de rin-
gen en de pinnen in het middelste gaatje. Zie afb.
18.
4 MACHINE GEBRUIKEN
Controleer of het gras dat u gaat
maaien vrij is van vreemde voorwerpen
zoals stenen etc.
4.1 MAAIHOOGTE
U krijgt de beste maairesultaten als eenderde van
het gras wordt gemaaid. 2/3 van de lengte van het
gras blijft dan staan. Zie afb. 11.
Als het gras lang is en veel korter moet worden,
kunt u beter twee keer maaien met verschillende
maaihoogtes.
Gebruik niet de laagste stand als het oppervlak van
het gazon ongelijkmatig is. Anders loopt u het ge-
vaar dat de messen beschadigd raken door het op-
pervlak en dat de toplaag van het gazon wordt
verwijderd.
4.2 HELLINGSHOEK
Het achterdeel van het maaidek kan worden opge-
tild zodat het maaidek een grotere voorwaartse hel-
lingshoek heeft dan bij de basisinstelling. Deze
hellingshoek beïnvloedt de maairesultaten als
volgt.
4.2.1 Basisinstelling
Als het maaidek in de basisinstelling staat, wordt
het gras het beste versnipperd en verstrooid. De ba-
sisinstelling wordt aanbevolen voor normaal gras.
Zie 3.4.
4.2.2 Grotere hellingshoek
Als het maaidek iets voorovergekanteld is, wordt
het “Multiclip”-effect verminderd terwijl het ge-
maaide gras beter wordt verstrooid.
Voorover kantelen wordt aanbevolen voor dikker
gras.
4.3 MAAIADVIES
Volg het onderstaande advies op voor een optimaal
maairesultaat:
• maai regelmatig.