30
Waarschuwing
• Deze sensors zijn uitsluitend voor gebruik met Philips-/Agilent-/HP-
instrumenten. Controleer voor gebruik of de combinatie instrument/
sensor vermeld is in de gebruikersdocumentatie van het instrument (bijv.
de gebruiksaanwijzing); anders kan de patiënt letsel oplopen.
• Pulsoxymetrie-metingen kennen een statistische verdeling. Tweederde
van alle pulsoxymetriemetingen valt naar verwachting binnen de
vermelde nauwkeurigheidsmarges (raadpleeg Specificaties verderop in
deze gebruiksaanwijzing voor de vermelde nauwkeurigheid).
• Sluit de sensor alleen aan op de SpO
2
-connector of op de SpO
2
-
adapterkabel van de oximeter.
• Gebruik de sensor niet op een andere patiënt als de sensor nog niet
gedesinfecteerd is. De sensor kan gedurende de gehele opname bij
dezelfde patiënt in gebruik blijven.
• Bij hoge omgevingstemperaturen kan de huid van de patiënt ernstig
verbranden bij langdurige toepassing van de sensor op plaatsen die geen
goede doorbloeding hebben. Controleer de plaatsen waar een sensor is
aangebracht regelmatig om dit te voorkomen. Alle genoemde sensors
werken zonder risico bij temperaturen van meer dan 41
o
C op de huid,
zolang de omgevingstemperatuur onder de 35
o
C blijft.
• Zorg ervoor dat de sensor bij de patiënt wordt aangebracht op de
voorkeurs- of alternatieve meetplek en volg daarbij de instructies voor
het aanbrengen die u verderop in dit document aantreft. Het niet in acht
nemen hiervan kan onnauwkeurige metingen opleveren.
• Voorkom veneuze pulsatie, circulatie-obstructie, drukplekken,
druknecrose, artefacten en onnauwkeurige metingen, door te zorgen
voor een goed passende sensor die niet te strak zit. Als de sensor te strak
zit doordat de meetplek te groot is of te groot wordt door oedeem, kan de
overmatige druk leiden tot veneuze stuwing achter de meetplek, wat tot
interstitieel oedeem en weefselischemie kan leiden.
• Als de sensor te los is aangebracht, kan de sensor afvallen of de optische
uitlijning verstoren, waardoor de metingen onnauwkeurig worden.