Philips M1191A Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Philips M1191A Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
28
Productbeschrijving
Drie series voor hergebruik geschikte SpO
2
-sensors van Philips bieden
bewakingsmogelijkheden voor veel verschillende typen patiënten, zoals in de
tabel hieronder te zien is. De referentiespecificaties voor de nauwkeurigheid
van de sensor staan verderop in deze gebruiksaanwijzing.
Sensors A-Serie: Voor gebruik met elk Philips-/Agilent-/HP-instrument dat
de sensor vermeldt als accessoire. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw
instrument voor informatie over de compatibiliteit met sensors uit de A-
Serie.
Sensors B-Serie: Voor gebruik met dezelfde Philips-/Agilent-/HP-
instrumenten die de sensors M1191A en M1191 AL uit de A-Serie
vermelden als compatibele accessoires; d.w.z. M1194B kan M1191A
vervangen en M1191BL kan M1191AL vervangen.
Special Edition Sensors A-Serie (AN-Serie):Voor gebruik met de
instrumenten M1020B of M3001A, Optie A02, die compatibel zijn met
OxiMax® van Philips. Ook voor gebruik met dezelfde Philips-/Agilent-/HP-
instrumenten die sensors van de A-Serie vermelden als compatibele
accessoires. Elke Special Edition A-Serie-sensor kan de gelijkgenummerde
A-serie-sensor vervangen; d.w.z. M1191ANL kan M1191AL vervangen;
M1192AN kan M1192A vervangen; M1193AN kan M1193A vervangen;
M1194AN kan M1194A vervangen; en M1195AN kan M1195A vervangen
.
1
Deze sensors hebben een langere kabel van 3 m (vergeleken met de standaardkabel van 2 m).
2
Deze sensors zijn ook compatibel met instrumenten die compatibel zijn met het Philips-merk OxiMax®.
3
Voorkeursplaatsen voor het aanbrengen van de sensors M1193A en M1195A.
A-Serie
Sensors
B-Serie
Sensors
2
Special
Edition
Sensors A-
Serie
Volwass-
enen
Pediatrie Baby Neonaat
Vinger Oor Vinger Oor
3
Vinger
Teen
3
Hand
Voet
M1191A M1191B n.v.t. 3
1
M1191AL
1
M1191BL
1
M1191ANL
3
M1192A n.v.t. M1192AN 3
M1193A n.v.t. M1193AN 33
M1194A n.v.t. M1194AN 3 3
M1195A n.v.t. M1195AN 33
29
Beoogd gebruik
De herbruikbare SpO
2
-sensors van Philips zijn bestemd voor gebruik bij
meerdere patiënten, wanneer doorlopend niet-invasieve monitoring van de
arteriële zuurstofverzadiging en de hartslagfrequentie vereist is.
Bij de sensors geleverde accessoires
M1627A polsband voor volwassenen: Alleen geleverd bij vingersensors
voor volwassenen om de sensorkabel op de rug van de hand en de pols van
de volwassen patiënt te bevestigen.
Gebruiksaanwijzing: Beschrijft sensormodellen, patiënttoepassingen,
waarschuwingen tegen onjuist gebruik en specificaties.
Accessoires die afzonderlijk kunnen worden gekocht
M1940A adapter: 8-pins (rond vr.) naar 12-pins (rond m.) adapterkabel.
Past 8-pins-sensorconnector aan voor 12-pins instrument-aansluiting.
Verlengt de sensorkabel met 2 m. NIET GEBRUIKEN MET sensoren
M1191AL, M1191ANL, M1191BL.
M1941A verlengkabel: 8-pins (rond vr.) naar 8-pins (rond m.) verlengkabel.
Verlengt de sensorkabel met 2 m. NIET GEBRUIKEN MET sensoren
M1191AL, M1191ANL, M1191BL.
Definitie van productsymbolen
Volwassenen Pediatrie Volwassene vinger Baby/Neo hand Volwassene/
pediatrie oor
Baby Neonaat (Neo) Pediatrie/Baby
Vinger
Baby teen Baby/neo voet
Voorzichtig, zie
documentatie
Alleen
gebruiken
op recept
Bij opslag
Temp
Bevat
geen latex
30
Waarschuwing
Deze sensors zijn uitsluitend voor gebruik met Philips-/Agilent-/HP-
instrumenten. Controleer voor gebruik of de combinatie instrument/
sensor vermeld is in de gebruikersdocumentatie van het instrument (bijv.
de gebruiksaanwijzing); anders kan de patiënt letsel oplopen.
Pulsoxymetrie-metingen kennen een statistische verdeling. Tweederde
van alle pulsoxymetriemetingen valt naar verwachting binnen de
vermelde nauwkeurigheidsmarges (raadpleeg Specificaties verderop in
deze gebruiksaanwijzing voor de vermelde nauwkeurigheid).
Sluit de sensor alleen aan op de SpO
2
-connector of op de SpO
2
-
adapterkabel van de oximeter.
Gebruik de sensor niet op een andere patiënt als de sensor nog niet
gedesinfecteerd is. De sensor kan gedurende de gehele opname bij
dezelfde patiënt in gebruik blijven.
Bij hoge omgevingstemperaturen kan de huid van de patiënt ernstig
verbranden bij langdurige toepassing van de sensor op plaatsen die geen
goede doorbloeding hebben. Controleer de plaatsen waar een sensor is
aangebracht regelmatig om dit te voorkomen. Alle genoemde sensors
werken zonder risico bij temperaturen van meer dan 41
o
C op de huid,
zolang de omgevingstemperatuur onder de 35
o
C blijft.
Zorg ervoor dat de sensor bij de patiënt wordt aangebracht op de
voorkeurs- of alternatieve meetplek en volg daarbij de instructies voor
het aanbrengen die u verderop in dit document aantreft. Het niet in acht
nemen hiervan kan onnauwkeurige metingen opleveren.
Voorkom veneuze pulsatie, circulatie-obstructie, drukplekken,
druknecrose, artefacten en onnauwkeurige metingen, door te zorgen
voor een goed passende sensor die niet te strak zit. Als de sensor te strak
zit doordat de meetplek te groot is of te groot wordt door oedeem, kan de
overmatige druk leiden tot veneuze stuwing achter de meetplek, wat tot
interstitieel oedeem en weefselischemie kan leiden.
Als de sensor te los is aangebracht, kan de sensor afvallen of de optische
uitlijning verstoren, waardoor de metingen onnauwkeurig worden.
31
Waarschuwingen (verv.)
Indien mogelijk dient de toepassingsplek een ledemaat te zijn zonder
arteriële katheter, bloeddrukmanchet of intraveneuze lijn.
Vermijd plekken met veel beweging. Tracht de patiënt stil te houden of
neem een andere plek met minder beweging.
Slecht functionerende hemoglobine of intravasculaire kleurstoffen
kunnen onnauwkeurige metingen opleveren.
Zorg ervoor dat de meetplek niet te zwaar gepigmenteerd is of sterk
gekleurd. Bijvoorbeeld nagellak, kunstnagels, kleurstoffen of
gepigmenteerde crème kunnen onnauwkeurige metingen opleveren. In
zulke gevallen dient u de sensor anders te plaatsen of een andere sensor
voor gebruik op een andere meetplek te kiezen.
Bedek de sensor met ondoorschijnend materiaal indien er sprake is van
sterk of buitengewoon veel licht (infrarode lampen, OK-lampen,
fototherapie). Het niet in acht nemen hiervan kan onnauwkeurige
metingen opleveren.
Voorkom dat de connector met een vloeistof in aanraking komt.
Inspecteer de sensorplaats elke 2 à 3 uur op integriteit van de huid,
correcte optische uitlijning en circulatie distaal van de sensorplek.
Huidirritatie of verkleuring kan optreden als de sensor te lang op één
plek zit. Verplaats de sensor elke vier uur of vaker als de circulatie of
integriteit van de huid in het geding is. Als de lichtbron niet recht
tegenover de detector zit, breng de sensor dan opnieuw aan, of kies een
andere sensor voor gebruik op een andere plek.
Gebruik een sensor niet tijdens MRI-scanning. Dit kan brandwonden of
onnauwkeurige metingen opleveren.
Alleen M1191AL/M1191ANL/M1191BL: Gebruik deze sensors niet
met een verleng- of adapterkabel.
Alleen M1195A/M1195AN: Baby's bewegen veel; maak een sensor op
een baby daarom met tape vast zodat de sensor niet los kan raken van de
vinger. Plaats de sensor indien nodig op een andere vinger of op een
andere plaats (teen).
32
Voordat u de sensor aanbrengt
Zorg ervoor dat u alle waarschuwingen in de gebruiksaanwijzing van uw
SpO
2
-bewakingsinstrument hebt gelezen en begrepen, net als alle
waarschuwingen in de gebruiksaanwijzing van deze sensor. Gebruik de
sensors alleen met toegestane instrumenten en alleen op een aanbevolen
toepassingsplaats op de patiënt.
Controleer de sensor op schade
Controleer zowel de buiten- als de binnenkant. Om de binnenkant te
inspecteren opent u voorzichtig de holte van de sensor en controleert u of er
geen scheuren op of naast de transparante siliconenafdekking van de
optische elementen te zien zijn. Kijk ook goed of er geen blaasjes op de
siliconenafdekking zitten en of er geen vloeistof uit de optische elementen
lekt.
Sensors die tekenen van schade of veranderingen vertonen, mogen niet meer
worden gebruikt voor het monitoren van patiënten. Gooi deze sensors weg
en neem daarbij de juiste procedures voor afvalverwerking in acht (zie
verderop).
De sensor weggooien
Versleten sensors weggooien
Sensors die tekenen van materiële of elektrische beschadiging of defecten
vertonen, dienen te worden gedesinfecteerd, gedecontamineerd en weggegooid
volgens de plaatselijke richtlijnen voor afval van ziekenhuismateriaal.
Regelmatig van meetplek veranderen
Verplaats de sensor elke 4 uur naar een andere meetplek, of vaker als de
circulatie of integriteit van de huid daartoe aanleiding geeft.
33
Vinger- (of teen-) sensors
aanbrengen
Vingersensors voor volwassenen
Alle vingers behalve de duim, bij patiënten van meer
dan 50 kg.
A-Serie: M1191A of M1191AL
Special Edition (SE) A-Serie: M1191ANL
B-Serie: M1191B of M1191BL
Pediatrische vingersensors
Alle vingers behalve de duim, bij patiënten tussen 15 kg en 50 kg.
A-Serie: M1192A
Special Edition (SE) A-Serie: M1192AN
Vinger- (of teen-) sensors voor baby's
Alle vingers of tenen (behalve de duim) bij patiënten tussen 4 kg en 15 kg.
De diameter van de vinger of de teen moet 7-8 mm zijn (0,27 - 0,31")
A-Serie: M1195A, of
Special Edition (SE) A-Serie: M1195AN
Stap De vinger- (of teen-) sensor aanbrengen
1 Kies de juiste sensor voor het formaat van de patiënt (hierboven
gedefinieerd).
2 Plaats de sensor op de vinger van de patiënt. Let er bij een sensor voor de
vinger van een volwassene op dat de sensorkabel OP de vinger/hand wordt
geplaatst, zoals hierboven te zien is.
3 De vingertop van de patiënt moet het uiteinde van de sensor raken, maar
mag er niet doorheen steken. Knip de vingernagel als dat nodig is om de
sensor goed te kunnen plaatsen.
4 Maak bij het aanbrengen van een vingersensor voor volwassenen de kabel
vast op de RUG VAN DE HAND met een M1627A-polsband (alleen bij
vingersensors voor volwassenen geleverd).
5 Sluit de sensor aan op het instrument (of, als dat nodig is, op de
adapterkabel).
6 Controleer de sensorplek regelmatig en breng de sensor regelmatig op een
andere plek aan.
bevestiging bij
volwassenen afgebeeld
34
Hand-/voetsensors aanbrengen
Neonaten, hand of voet, voor patiënten tussen 1 kg en 4 kg.
A-Serie: M1193A
Special Edition (SE) A-Serie: M1193AN
Een oorclipsensor aanbrengen
Volwassenen of pediatrische patiënten, oor, voor patiënten
van meer dan 40 kg.
A-Serie: M1194A, of
Special Edition (SE) A-Serie: M1194AN
Stap De hand-/voetsensor aanbrengen
1 Plaats de sensor op de hand of de voet met de optische elementen
tegenover elkaar.
2 Houd de sensor vast terwijl u het bandje iets uitrekt (niet meer dan 2,5 cm
(1,0").
3 Doe het uitgerekte bandje in de gleuf en houd het zo vast terwijl u het
uiteinde door de sluiting haalt. Als het bandje nog te lang is, wikkel het dan
verder naar de volgende gleuf.
4 Sluit de sensor aan op het instrument (of, als dat nodig is, op de
adapterkabel).
5 Controleer de sensorplek regelmatig en breng de sensor regelmatig op
een andere plek aan.
Stap De oorclipsensor aanbrengen
1 Masseer of verwarm de oorlel om de perfusie te stimuleren.
2 Zet de sensor vast op het vlezige gedeelte van de oorlel. Het plastic
fixatiemechanisme verkleint de kans op artefacten door beweging van de
patiënt. Plaats de sensor niet op kraakbeen of op plaatsen waar de sensor
tegen het hoofd drukt.
3 Sluit de sensor aan op het instrument (of, als dat nodig is, op de
adapterkabel).
4 Controleer de sensorplek regelmatig en breng de sensor regelmatig op een
andere plek aan.
35
Reiniging en beperkte desinfectie
De herbruikbare sensors moeten worden schoongemaakt en gedesinfecteerd,
maar mogen niet worden gesteriliseerd. Volg de hieronder beschreven
procedure.
Waarschuwing
Gebruik uitsluitend de hieronder vermelde toegestane reinigings- en
desinfectiemiddelen; gebruik geen andere producten. Het niet in acht
nemen hiervan kan schade aan de sensor en de aansluitdraden
veroorzaken, de levensduur ervan bekorten en veiligheidsrisico’s
opleveren.
Selecteer desinfectiemiddelen zorgvuldig: sommige middelen hebben
bijna dezelfde naam maar een totaal andere samenstelling.
Dompel de sensorconnector niet in reinigingsoplossingen,
desinfecterende middelen of andere vloeistoffen (alleen de sensor en de
kabelbehuizing mogen worden ondergedompeld, niet
de connector).
Week sensors niet langer in desinfecterende middelen dan door de
fabrikant van het middel is aangegeven.
Steriliseer de sensors niet.
Goedgekeurde reinigingsmiddelen
Goedgekeurde desinfecterende middelen
- Mild reinigingsmiddel - Zoutoplossing (1%)
Metricide
®
28 Cidex
®
Formula 7 Kohrsolin
®
(2%)
Metricide
®
Plus 30 Cidex
®
OPA Mucapur
®
-CD (1%)
Terralin
®
Liquid Cidex
®
Plus
Isopropanol (70%) of
Isopropanol Wipe (70%)
Incidin
®
Liquid Omnicide
®
28
Stap Reiniging en beperkte desinfectie
1 Reinig de sensor volgens de instructies van het reinigingsmiddel.
2 Desinfecteer de sensor volgens de instructies van het desinfecterende
middel.
3 Spoel de sensor af met water, veeg hem droog met een schone doek en
laat hem helemaal opdrogen. Als u tekenen van slijtage of schade opmerkt
aan de sensor of de kabel, gooi die dan onmiddellijk weg.
36
Specificaties
Nauwkeurigheid
Sensors A-Serie: Raadpleeg voor de nauwkeurigheid van SpO
2
en pulsfrequentie van de
sensors van de A-serie de gebruiksaanwijzing van uw Philips-/Agilent-/HP-instrument.
Sensors B-Serie: De nauwkeurigheidsspecificaties van SpO
2
en pulsfrequentie voor de
sensors M1191B en M1191BL zijn hetzelfde als de aangegeven specificaties voor de
sensors M1191A en M1191AL die in de gebruiksaanwijzing van uw Philips-/Agilent-/
HP-instrument staan.
Special Edition Sensors A-Serie (AN-Serie): SpO
2
-nauwkeurigheid (functionele
saturatie) voor sensors van de A-serie Special Edition gebruikt in combinatie met
M1020B of M3001A, Optie AO2, gespecificeerd als het root-mean-square verschil
(RMS, standaardafwijking) tussen de gemeten waarden en de referentiewaarden, van 70
tot 100% is: 2% voor M1191ANL en M1192AN; 3% voor M1193AN, M1194AN en
M1195AN.
Neonatale toepassingen: De vermelde nauwkeurigheidswaarden voor neonatale
toepassing zijn al verhoogd met 1% om rekening te houden met de invloed van foetaal
hemoglobine in neonataal bloed op de meting van zuurstofsaturatie, volgens de literatuur.
Golflengtebereik LED's
Het golflengtebereik van de LED's die in deze sensors worden gebruikt, ligt tussen 600
nm en 1000 nm, met een optisch uitgangsvermogen van minder dan 15 mW. Voor artsen
die fotodynamische therapie toepassen kan het nuttig zijn om te weten wat het
golflengtebereik is
Metingvalidatie
De SpO
2
nauwkeurigheid is gevalideerd in humane studies door vergelijking met
arteriële bloedmonsters met als referentie een CO-oximeter. In een patiëntcontrole-
desaturatieonderzoek werden gezonde volwassen vrijwilligers met saturatieniveaus
tussen 70% en 100% SaO2 bestudeerd. De populatiekenmerken voor dat onderzoek
waren:
Ongeveer 50% vrouwelijk en 50% mannelijk met leeftijden van 18-45 jaar
Huidskleur: van licht tot zwart
Omdat metingen van pulsoximeters statistisch worden gedistribueerd, kan van slechts
2/3 van de metingen van de pulsoximeters worden verwacht dat ze binnen de +
RMS-
waarde vallen die door een CO-oximeter wordt gemeten. Functionele testers, zoals een
SpO
2
-simulator, kunnen niet worden gebruikt om de nauwkeurigheid van
pulsoximetersensors te bepalen.
/