12. Blijf waakzaam.
Observeer wat u doet, gebruik uw gezond
verstand. Hanteer het gereedschap niet,
wanneer u zich niet kunt concentreren op het
werk dat u doet.
13. Het gereedschap nalopen op
beschadiging.
Voordat u het apparaat aanzet, dient u na •
te lopen of alle veiligheidsfuncties en
onderdelen probleemloos en correct
functioneren;
Beschadigde veiligheidsonderdelen en •
functionele onderdelen dienen
gerepareerd of vervangen te worden in
een erkend service center, tenzij anders
aangegeven in deze gebruikers hand-
leiding. Beschadigde schakelaars en
bedieningsknoppen dienen vervangen te
worden in een service center. Gebruik het
apparaat niet wanneer het niet normaal
aan- of uitgezet kan worden.
Speciale veiligheidsinstructies
Bij het ontwerp van de acculader is rekening
gehouden met de voorwaarden voor een veilig
gebruik. Elke verandering, aanpassing, omzetting
of ander alternatief gebruik kan afbreuk doen aan
de veiligheid van het apparaat. Bovendien zal
hiermee de garantie komen te vervallen.
Let op de volgende zaken:
Correspondeert het voltage van de •
acculader met het voltage van het
lichtnet?
Acculaders met een 230 Volt-indicatie
kunnen gewoon gebruikt worden op het
220 Volt lichtnet
Zijn het netsnoer en de stekker in goede •
conditie?
Vermjd het gebruik van lange verlengkabels •
voor de voeding van de acculader
Probeer nooit de behuizing van een accu te •
openen, omdat hierdoor gevaarlijke stoffen
kunnen vrijkomen.
Gebruik de acculader niet wanneer er veel •
vochtigheid aanwezig is.
Steldeaccu(endeacculader)nietblootaan•
fel zonlicht en hoge temperaturen.
Het is mogelijk, dat tijdens het opladen het •
accuzuur begint te koken. Dit is niet
ongebruikelijk. Kijk goed uit voor spatten, want
accuzuurisagressiefenbijtend!Schakelindit
geval de acculader uit om ongelukken te
voorkomen en om de accu te laten afkoelen.
Het is mogelijk dat tijdens het opladen een •
zgn. detonerend gas vrijkomt. Dit is de reden
waarom de vulschroefdoppen van de accu
opengedraaid worden alvorens op te laden
(nietvantoepassingopgeslotenaccu´s,
m.a.w.accu´szondervulschroefdoppen).Het
opladen dient plaats te vinden in een goed
geventileerde ruimte.
De acculader stopt niet automatisch na het •
opladen van de accu. Daarom moet men deze
uitzetten en vervolgens loskoppelen van de
accu. Laat de acculader evenmin aangesloten
op het lichnet nadat de accu volledig
opgeladen is.
Het apparaat dient volledig uitgeschakeld te
worden in geval van:
Slecht functioneren of schade aan het •
stopcontact of aan het netsnoer.
Rook of stank, veroorzaakt door verschroeide •
of verbrande isolatie.
Draag altijd een veiligheidsbril en oude
kleren wanneer u aan een accu werkt,
want accuzuur is een agressief en
bijtend product!
3. INSTALLATIE
Voordat u de acculader inschakelt dienen de
volgendestappenondernomenteworden(Fig.1):
Wanneer de accu nog aangesloten is dient •
deze eerst ontkoppeld te worden,
eerst de negatieve pool(A); •
dan de positieve pool (B)!•
Het is aanbevolen om de accu uit het voertuig
te verwijderen alvorens op te laden.
Controleer het peil van het accuzuur. •
Verwijder hiervoor eerst de vulschroefdoppen,
controleer vervolgens het peil en, indien no-
dig,vulbijmetgedestilleerdwater(verkrijg-
baarbijdedrogist).Deelectrischeladingkan
gemeten worden met een hydrometer.
Maak de contactpunten en polen schoon. Dit •
kan gedaan worden met een staalborstel of
met schuurpapier.
Bevestig eerst de positieve klem van de lader •
(rood)aandepositievepool(+)vandeaccu.
Bevestig vervolgens de negatieve klem van de
lader(zwart)aandenegatievepool(-)vande
accu. Controleer of de klemmen van de
acculader goed contact maken met de accu.