Samsung AE160JXYDGH/EU Installatie gids

Type
Installatie gids
AE✴✴✴JXYDGH
AE✴✴✴JXYDEH
Mono-buitenunit voor lucht-
waterwarmtepomp
installatiehandleiding
imagine the possibilities
Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung-product.
2
Inhoud
Veiligheidsmaatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Productspecicaties...............................................................................................................5
Specicaties van de buitenunit ....................................................................................................6
Toepassingsvoorbeelden..........................................................................................................7
Hoofdonderdelen.................................................................................................................8
Functieschema...................................................................................................................12
De unit installeren................................................................................................................13
Leidingwerk .....................................................................................................................22
Bedrading .......................................................................................................................28
Werking testen...................................................................................................................36
Foutcodes........................................................................................................................38
Onderhoud ......................................................................................................................40
Koelmiddel vullen................................................................................................................43
Probleemoplossing ..............................................................................................................44
In bedrijf stellen..................................................................................................................47
Instructies voor opnieuw inbedrijfstellen .........................................................................................47
3
NEDERLANDS
Veiligheidsmaatregelen
Volg de volgende voorzorgsmaatregelen nauwkeurig. Deze zijn essentieel voor de veiligheid van het SAMSUNG-apparaat.
WAARSCHUWING
t Ontkoppel altijd de stroomtoevoer van de lucht-waterwarmtepomp voordat u er onderhoud
aan pleegt of naar onderdelen binnen in de unit reikt.
t Zorg ervoor dat de installatie en het proefdraaien door gekwaliceerd personeel worden
uitgevoerd.
t Neem te allen tijde de veiligheidsmaatregelen en andere voorschriften in acht om schade
aan het systeem en letsel bij gebruikers te voorkomen.
Waarschuwing
f Lees de inhoud van deze handleiding zorgvuldig door voordat u de lucht-waterwarmtepomp installeert en bewaar de
handleiding op een veilige plek om deze na installatie te kunnen raadplegen.
f Installateurs dienen voor optimale veiligheid de volgende waarschuwing altijd in acht te nemen.
f Sla de meegeleverde handleiding na installatie op een veilige locatie bij de eindgebruiker op en vergeet niet om deze aan de
nieuwe eigenaar te overhandigen als de warmtepompunit wordt verkocht of overgedragen.
f In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u een lucht-waterwarmtepomp installeert. Het gebruik van units van een andere type
met andere beheersystemen kan de units beschadigen en de garantie ongeldig maken. De fabrikant is niet verantwoordelijk
voor schade als gevolg van het gebruik van incompatibele units.
f De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade als gevolg van ongeoorloofde wijzigingen, de onjuiste aansluiting van
elektriciteit en hydraulische leidingen. De garantie komt onmiddellijk te vervallen indien deze instructies of de vereisten in de
tabel ‘Gebruiksbeperkingen niet worden nagevolgd.
f Het niet naleven van deze instructies of het niet voldoen aan de vereisten in het bedrijfsbereik (verwarmen: -25~35 °C/koelen:
10/46 °C) beschreven in de Product Specication (Productspecicatie) (p.5) maakt de garantie direct ongeldig.
f Gebruik de units niet indien u beschadigingen aan de units waarneemt of iets slechts herkent als lawaai of brandlucht.
f Teneinde elektrische schokken, brand en letsel te voorkomen dient u altijd de eenheid te stoppen, de beveiligingsschakelaar uit
te schakelen en contact op te nemen met de technische ondersteuning van SAMSUNG wanneer de eenheid rook afgeeft, als de
stroomkabel warm is of beschadigd is of als de eenheid veel lawaai maakt.
f Vergeet nooit de eenheid, elektrische aansluitingen, koelmiddelbuizen en beschermingen regelmatig te inspecteren. Deze
werkzaamheden dienen uitsluitend door gekwaliceerd personeel te worden uitgevoerd.
f De unit bevat bewegende en elektrische onderdelen, die altijd buiten het bereik van kinderen moeten worden gehouden.
f Probeer de unit niet door onbevoegde personen te repareren, verplaatsen, aan te passen of opnieuw te installeren. Deze
handelingen kunnen schade aan het product, elektrische schokken en brand veroorzaken.
f Plaats geen vloeistofhouders of andere voorwerpen op de unit.
f Alle materialen die voor het produceren en verpakken van de lucht-waterwarmtepomp zijn gebruikt, zijn recyclebaar.
f Verpakkingsmateriaal en lege batterijen van de afstandsbediening (optioneel) moeten volgens geldende plaatselijke
wetgeving worden weggeworpen.
f De lucht-waterwarmtepomp bevat een koelmiddel dat als bijzonder afval moet worden weggeworpen. De lucht-
waterwarmtepomp moet aan het einde van de levensduur naar een geschikt afvaldepot worden gebracht of worden
teruggebracht naar de verkoper zodat het apparaat correct en veilig wordt afgedankt.
f Draag beschermende handschoenen bij het uitpakken, verplaatsen, installeren en plegen van onderhoud aan de unit, om letsel
aan uw handen door de randen van de onderdelen te voorkomen.
f Raak de interne delen van de unit (waterleidingen, koelleidingen, warmtewisselaars, enz.) niet aan terwijl de unit in gebruik
is. Als u de unit moet aanraken om deze bijvoorbeeld bij te stellen, dient u te wachten totdat de unit is afgekoeld en dient u
beschermende handschoenen te dragen.
f Voorkom bij koelmiddellekkage dat u in contact komt met het koelmiddel omdat dit tot ernstig letsel kan leiden.
f Als u de lucht-waterwarmtepomp in een kleine ruimte installeert, dient u voor goede ventilatie te zorgen om uitstoot binnen
de maximaal toegestane limiet te houden.
- Anders bestaat er kans op verstikking.
4
f Werp verpakkingsmateriaal op een veilige manier weg. Door verpakkingsmateriaal zoals spijkers en ander metaal of houten
pallets kunnen kinderen letsel oplopen.
f Inspecteer het afgeleverde product goed en controleer of het tijdens het transport niet is beschadigd. Als het product
beschadigd lijkt, mag u het NIET INSTALLEREN en dient u de schade direct bij de transporteur of verkoper te melden (in het
laatste geval, als de installateur of de bevoegde technicus het materiaal bij de verkoper heeft opgehaald).
f Onze units dienen te worden geïnstalleerd met de ruimte eromheen die in de installatiehandleiding worden weergegeven
teneinde toegang vanaf beide zijden en het uitvoeren van reparaties of onderhoud mogelijk te maken. Indien bij installatie
van de units de procedures en voorschriften in deze handleiding niet worden gevolgd, worden de kosten van toegang tot en
onderhoud van de units met behulp harnassen, ladders, steigers of andere hulpmiddelen NIET beschouwd als onderdeel van
de garantie en worden deze bij de eindgebruiker in rekening gebracht.
f Zorg er altijd voor dat de stroomtoevoer aan de plaatselijke veiligheidsnormen voldoet.
f Controleer of het voltage en de frequentie van de stroomtoevoer in overeenstemming zijn met de specicaties en of
de stroomtoevoer voldoende is om de werking van andere huishoudelijke apparaten die op dezelfde aansluitingen zijn
aangesloten te garanderen. Controleer altijd of de sper- en veiligheidsschakelaars van geschikte omvang zijn.
f Controleer altijd of elektrische aansluitingen (kabels, snoeren, beschermingen...) overeenkomen met de elektrische specicaties
en met de instructies in het bedradingsschema. Controleer altijd of alle aansluitingen overeenkomen met de toepasselijke
normen voor het installeren van lucht-waterwarmtepompen. Apparaten die zijn afgesloten van de stroomtoevoer, moeten
volledig worden losgekoppeld wanneer er sprake is van overspanning.
f Sluit de aarddraad niet aan op een gasleiding, waterleiding, bliksemaeider of de aarding voor de telefoon. Als de aarding niet
compleet is, kan dit tot elektrische schokken of brand leiden.
f Installeer zowel een lekstroomdetector als een stroomonderbreker van voldoende capaciteit conform de relevante plaatselijke
en landelijke voorschriften.
- Als deze niet goed zijn geïnstalleerd, kan dit elektrische schokken en brand veroorzaken
f Zorg dat bij een lage omgevingstemperatuur condenswater goed uit de unit kan lopen. De afvoerslang en
condensorverwarming kunnen bevriezen/ijs kan niet ophopen. Indien de afvoer onvoldoende is voor de afvoer van
condenswater, kan de unit door ijsafzetting beschadigen en stoppen met werken.
f Installeer de voedingskabel en communicatiekabel van de binnen- en buitenunit op een afstand van ten minste 1 meter van
elektrische apparaten.
f Bescherm de unit tegen ratten en andere kleine dieren. Als een dier contact met de elektrische delen maakt, kan dit tot
defecten, rook en brand leiden. Instrueer de klant om het gebied rond de unit schoon te houden.
f De lucht-waterwarmtepomp naar eigen inzicht demonteren en aanpassen is niet toegestaan.
f Zorg ervoor dat u het stroomsnoer niet wijzigt, de draad niet verlengt en geen meerdere draden aansluit.
- Dit kan elektrische schokken of brand veroorzaken wegens slechte aansluiting, slechte isolatie of overschrijding van de
stroomgrens.
- Wanneer de draad moet worden verlengd wegens schade aan het stroomsnoer, raadpleeg dan “Hoe uw verlengde
stroomsnoeren aansluiten in de installatiehandleiding.
Veiligheidsmaatregelen
5
NEDERLANDS
Productspecicaties
Productserie
Serie Opmerking
Warmtepompunits
Chassis
-
Modelnaam
AE090JXYDEH
AE090JXYDGH
AE120JXYDEH
AE120JXYDGH
AE140JXYDEH
AE140JXYDGH
AE160JXYDEH
AE160JXYDGH
Hulpstukken
Control kit
(Besturingsmodule)
MIM-E03AN Vereist
Accessoires
f Bewaar de geleverde accessoires totdat de installatie is voltooid.
f Geef de installatiehandleiding aan de klant nadat de installatie is voltooid.
f De aantallen worden tussen haakjes weergegeven.
Installatiehandleiding (1) Afvoerplug (1) Rubberen pootje (4) Afvoerdop (3)
6
Specicaties van de buitenunit
Type Unit
AE090JXYDEH
AE090JXYDGH
AE120JXYDEH
AE120JXYDGH
AE140JXYDEH
AE140JXYDGH
AE160JXYDEH
AE160JXYDGH
Stroombron -
, 220~240 VAC
50 Hz
, 380~415 VAC
50 Hz
, 220~240 VAC
50 Hz
, 380~415 VAC
50 Hz
, 220~240 VAC
50 Hz
, 380~415 VAC
50 Hz
, 220~240 VAC
50 Hz
, 380~415 VAC
50 Hz
Koelmiddel g
1.400(R-410A)
1.500(R-410A)
2.600(R-410A) 2.600(R-410A) 2.600(R-410A)
Geluid
(Heat/Cool, Pressure)
(Verwarmen/koelen,
druk)
dB(A) 48/48 50/50 51/52 52/54
Wateraansluiting
(In/Uit)
Inch 1,0 1,0 1,0 1,0
Uittredende water
temperatuur
°C
Koelen : 5~25
Verwarmen: 25~55
Koelen : 5~25
Verwarmen: 25~55
Koelen : 5~25
Verwarmen: 25~55
Koelen : 5~25
Verwarmen: 25~55
Bedrijfsbereik
(Heat/Cool)
(Verwarmen/koelen)
°C -25~35/10~46 -25~35/10~46 -25~35/10~46 -25~35/10~46
Gewicht (netto/bruto) kg 76/84 108/118 108/118 108/118
Afmetingen (BxHxD,
netto)
mm 940 x 998 x 330 940 x 1.420 x 330 940 x 1.420 x 330 940 x 1.420 x 330
Bij temperaturen tussen -25 °C tot -20 °C werkt de unit maar kan correct functioneren niet worden gegarandeerd.
7
NEDERLANDS
Toepassingsvoorbeelden
t De onderstaande toepassingsvoorbeelden dienen alleen ter illustratie.
t Wanneer het SAMSUNG lucht-waterwarmtepompsysteem in serie met een andere warmtebron (bijv. gasboiler)
wordt gebruikt, let er dan op dat de temperatuur van het retourwater niet hoger is dan 55 °C.
t De unit mag uitsluitend in een gesloten watersysteem worden gebruikt. Gebruik van het systeem in een open
watercircuit kan overmatige corrosie van de waterleidingen tot gevolg hebben.
t SAMSUNG is niet verantwoordelijk voor onjuiste of onveilige situaties in het watersysteem. Zorg dat de boiler,
radiatoren, convectors, zonnecollectoren, UFH’s, FCU’s, extra pompen, leidingen en regelingen in het watersysteem
in overeenstemming zijn met de desbetreende lokale wet- en regelgeving onder verantwoordelijkheid van de
installateur.
t Voor ruimteverwarmingslussen dient een omloopklep te worden geïnstalleerd. Wanneer een lus of alle lussen zijn
gesloten, zou de waterstroomsnelheid laag kunnen zijn. Installeer de omloopklep tussen de aanvoercollector en
retourcollector om het debiet stabiel te houden en een waterstroomstop te voorkomen.
t SAMSUNG is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van het niet-naleven van deze regel.
t SAMSUNG levert geen specieke watersysteemcomponenten als overdrukventielen, ontluchters, buervaten,
enz. Afhankelijk van de installatieomstandigheden bepalen installateurs en eindgebruikers hoe de voornoemde
componenten in een totaal watersysteem moeten worden geïnstalleerd. Als de componenten niet op de juiste
plaats worden geïnstalleerd, zal het watersysteem niet naar behoren kunnen werken.
WAARSCHUWING
Toepassing #1
Mono-buiten + besturingsmodule
Buiten Technische ruimte Binnen
Zonnecollector
Ingang zonnesignaal
Ingang DHW-sensor
& uitgang boosterverwarming
Uitgang bediening back-
upboiler
Boosterverwarming
Zoneregelaar #1 (radiatoren)
Zoneregelaar #2 (UFH’s)
Bedrade regelaar
(geleverd door SAMSUNG)
Afsluit- &
afvoerklep
Zeef
Overdrukventiel
3,0 bar
Luchtopening
Luchtopening
Omloopklep
Omloopklep
Luchtopening
50 ~ 55°C
35°C
45°C
Primaire
pomp
Expansievat
3-wegklep
Mengtank
Mengklep
Secundaire
pomp #1
Afvoer
Besturingsmodule
(geleverd door SAMSUNG)
DHW-tank
Buitenunit
Zonnepomp
Aanvoerleiding
Aanvoerleiding
Retourleiding
Retourleiding
Vloerverwarmingselementen
Radiatoren of convectors
8
Hoofdonderdelen
Afmetingen (algeheel)
Warmtepomp voor R-410A.
1-Ventilatorhuis
f AE090JXYD
620
330
360
384
940
973
998
(Eenheid: mm)
2-Ventilatorhuis
f AE120JXYD/AE140JXYD/AE160JXYD
620
330
360
384
940
1395
1420
(Eenheid: mm)
9
NEDERLANDS
Afmetingen (waterleiding)
AE090JXYD AE120JXYD/AE140JXYD/AE160JXYD
513.4
244.4
WATER UIT
WATER IN
151.5
83.5
WATER UIT
WATER IN
(Eenheid: mm) (Eenheid: mm)
10
Hoofdonderdelen
AE090
Nr. Naam Opmerking.
PHE Danfoss, H30L-serie
Basisverwarming SUS316L, 150 W
Watertting BSPP 1” mannelijk
11
NEDERLANDS
AE120/AE140/AE160
Nr. Naam Opmerking.
PHE Danfoss, B3-030-serie
Basisverwarming SUS316L, 150 W
Waterslang in Rubberen slang
Waterslang uit Rubberen slang
Watertting BSPP 1” mannelijk
12
Functieschema
AE090JXYD/AE120JXYD/AE140JXYD/AE160JXYD
PHE
T/S nr.3
Vulopening Vulopening
4WEG
klep
T/S nr.4
Comp
Filter
HP-schakelaar
Filter
Exp.klep
Accum
T/S nr.5
T/S nr.6
T/S nr.2(TW2)
T/S nr.1(TW1)
Onderdeel Beschrijving
PHE Warmtewisselaar met platen
T/S nr.1 Voor temp.sensor waterinlaat
T/S nr.2 Voor temp.sensor wateruitlaat
T/S nr.3 Voor PHE-temp.sensor
T/S nr.4 Voor afvoertemp.
T/S nr.5 Voor cond.temp.
T/S nr.6 Voor omgevingstemp.sensor
Vulopening Voor koelmiddelen
Accum Accumulator
13
NEDERLANDS
De unit installeren
De buitenunit verplaatsen
f Bepaal van tevoren de route.
f Zorg ervoor dat de route veilig is aan de hand van het gewicht van de buitenunit.
f Kantel het product bij het tillen niet meer dan 30˚. (leg het product niet zijdelings neer)
f Het oppervlak van de warmtewisselaar is scherp. Voorkom letsel bij het verplaatsen en installeren.
De buitenunit verplaatsen met een touw
f Bevestig de buitenunit met twee touwen van 8 m zoals aangegeven in
de afbeelding. Gebruik een doek tussen de buitenunit en het touw om
beschadigingen of krassen te voorkomen. Verplaats de unit vervolgens.
Beschermend
doek
Staalkabel
Afhankelijk van het model kan het
uiterlijk van de unit afwijken van het
schema.
De buitenunit verplaatsen met een vorkheftruck
f Steek de vorken van de vorkheftruck voorzichtig in de daarvoor bestemde
openingen onder aan de buitenunit. Zorg dat de vorken de buitenunit niet
beschadigen.
Houten pallet
Vorkheftruck
14
De unit installeren
Bepalen waar de buitenunit wordt geïnstalleerd
Bepaal de locatie van installatie met betrekking tot de volgende voorwaarden en vraag om goedkeuring van de gebruiker.
f De buitenunit mag niet op zijn kant of ondersteboven worden geplaatst, aangezien de smeerolie van de compressor in het
koelsysteem kan lopen en de unit ernstig kan beschadigen.
f Kies een locatie die droog en zonnig is maar niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht of sterke wind.
f Blokkeer geen openingen of doorgangen.
f Kies een locatie waar het geluid van de lucht-waterwarmtepomp als deze is ingeschakeld, en de afvoerlucht niet storend zijn
voor eventuele buren.
f Kies een plaats waar de leidingen en kabels eenvoudig op het andere hydraulische systeem kunnen worden aangesloten.
f Installeer de buitenunit op een vlak, stabiel oppervlak dat het gewicht kan dragen en dat geen onnodig geluid en onnodige
trillingen veroorzaakt.
f Plaats de buitenunit zodanig dat de luchtstroom op een open ruimte is gericht.
f Plaats de buitenunit op een locatie zonder planten en waar dieren er niet bij kunnen komen, aangezien deze voor defecten
kunnen zorgen.
f Houd voldoende ruimte vrij rond de buitenunit, met name bij een radio, computer, stereosysteem, enz.
f Wanneer u de buitenunit dicht bij de zeekust installeert, zorgt u ervoor dat het apparaat niet direct wordt blootgesteld aan
zeewind. Als u geen geschikte plek zonder directe blootstelling aan zeewind kunt vinden, dient u een antiroestcoating op de
warmtewisselaar aan te brengen.
f Installeer de buitenunit op een plek waar deze niet aan zeewind blootstaat (zoals tussen gebouwen, enz.), aangezien de
buitenunit hierdoor kan beschadigen.
f Als u de buitenunit toch aan de kust moet installeren, dient u een beschermingsmuur te bouwen om tegen de zeewind te
beschermen.
f Installeer de buitenunit op een plek waar water gemakkelijk kan worden afgevoerd.
t Beschermende wanden dienen te worden vervaardigd van
massief materiaal om de zeewind tegen te houden. De hoogte en
breedte van de wand dienen anderhalf keer zo groot te zijn als de
omvang van de buitenunit. Laat ook 700 mm ruimte vrij tussen
de beschermende wand en de buitenunit voor de ventilatie van
afvoerlucht.
Zee
Zeewind
Buitenunit
Zee
Zeewind
Buitenunit
Zee
Zeewind
Buitenunit
Beschermende
wand
Als u geen plaats kunt vinden die aan deze voorwaarden voldoet, dan kunt u contact opnemen met de fabrikant. Zorg dat
u het zeewater en het stof op de warmtewisselaar van de buitenunit schoonmaakt en breng corrosievertrager aan op de
warmtewisselaar.(Minstens een keer per jaar.)
t Afhankelijk van de status van de stroomtoevoer, kan een instabiele stroomvoorziening of spanning een storing van
de onderdelen of het besturingssysteem veroorzaken. (Aan het schip of op plaatsen waar stroom van een elektrische
generator enz. wordt gebruikt.)
VOORZICHTIG
15
NEDERLANDS
f Installeer de lucht-waterwarmtepomp niet op de volgende locaties.
t Een locatie waar zich aardolie of arseenzuur bevindt. Er is kans dat onderdelen door verbrand hars kunnen beschadigen. De
capaciteit van de warmtewisselaar kan minder worden of de lucht-waterwarmtepomp kan niet meer werken.
t Een locatie waar corrosief gas zoals zwavelzuurgas wordt gegenereerd via de ventilatiepijp of luchtuitlaat. De koperen buis of
verbindingsslang kan corroderen en er kan koelmiddel weglekken.
t Een plaats waar er gevaar is op bestaand brandbaar gas, koolstofvezel of ontvlambaar stof. Een locatie waar gebruik wordt
gemaakt van verdunner of benzine.
t Dit apparaat moet worden geïnstalleerd volgens de nationale regels inzake elektriciteit.
t Vanwege het nettogewicht van de buitenunit van meer dan 60 kg stellen wij voor dit product niet aan de muur te
plaatsen maar staand op de grond.
VOORZICHTIG
f Als de buitenunit wordt geïnstalleerd op een hoogte, zorg er dan voor dat de basis stevig is bevestigd.
f Zorg ervoor dat het water dat uit de afvoerslang lekt, op een juiste manier veilig naar buiten wordt geleid.
f Als u de buitenunit aan de zijkant bevestigd, dient u deze hoger dan 2 m hoogte te plaatsen om ervoor te zorgen dat de
warmte van de buitenunit niet in direct contact met voorbijgangers komt. (De grond voor toepassing:The revision of regulation
for facility in building by the law of the Ministry of Construction and Transportation. (de revisie van de regulering van faciliteiten
in gebouwen krachtens de wet van het Ministerie van Bouw en Transport)
16
De unit installeren
Ruimtevereisten voor buitenunit
Wanneer u 1 buitenunit installeert
(Eenheid: mm)
300 of meer
1.500 of meer
Wanneer de luchtuitlaat zich aan de andere kant van de
muur bevindt
Wanneer de luchtuitlaat zich aan de kant van de muur
bevindt
300 of meer
300 of meer 600 of meer
1.500 of meer
2.000 of meer
Wanneer drie zijden van de buitenunit worden
geblokkeerd door de muur
De bovenste kant van de buitenunit en de luchtuitlaat
bevindt zich aan de kant van de muur
600 of meer
300 of meer
1.500 of meer
300 of meer
De bovenste kant van de buitenunit en de luchtuitlaat
bevindt zich tegenover de muur
Wanneer de voor- en achterzijde van de buitenunit zich
aan de kant van de muur bevinden
17
NEDERLANDS
Wanneer u meer dan 1 buitenunit installeert
(Eenheid: mm)
1500 of meer
Wanneer de luchtuitlaat zich aan de kant van de muur bevindt
300 of meer
300 of meer 600 of meer 600 of meer 600 of meer
Wanneer drie zijden van de buitenunit worden geblokkeerd door de muur
300 of meer1500 of meer
600 of meer 600 of meer
500 of meer
500 of meer
300 of meer
300 of meer
Wanneer de voor- en achterzijde van de buitenunit zich aan de kant
van de muur bevinden
De bovenste kant van de buitenunit en de
luchtuitlaat bevindt zich tegenover de muur
1500 of meer 600 of meer 3000 of meer 300 of meer3000 of meer
Wanneer de voor- en achterzijde van de buitenunit zich aan de kant van de muur bevinden
t De units moeten worden geïnstalleerd volgens de aangegeven afstanden zodat de units van beide kanten
toegankelijk zijn, om de juiste werking te garanderen en onderhoud en reparatie mogelijk te maken. De onderdelen
van de unit moeten onder veilige omstandigheden (voor mensen en gereedschappen) volledig bereikbaar en
verwijderbaar zijn.
VOORZICHTIG
18
De unit installeren
Installatie van buitenunit
De buitenunit moet worden geïnstalleerd op een stevige en stabiele basis om te voorkomen dat het geluidsniveau en de trillingen
toenemen. Met name als de buitenunit wordt geïnstalleerd op een locatie die is blootgesteld aan sterke wind of zich op een hoogte
bevindt, moet de unit dusdanig worden bevestigd dat er voldoende ondersteuning is (aan de muur of op de grond).
f Bevestig de buitenunit met ankerbouten.
t De ankerbout moet zich 20 mm of hoger vanaf het
basisoppervlak bevinden.
OPMERKING
t Breng de rubberen ring aan om te voorkomen dat de
boutverbinding van de buitenunit gaat roesten.
t Breng een afvoeruitlaat aan rond de basis voor afvoer van de
buitenunit.
t Als de buitenunit op het dak wordt geïnstalleerd, controleer dan
de sterkte van het plafond en zorg ervoor dat de unit waterdicht
wordt gemaakt.
VOORZICHTIG
Ondersteuning voor buitenunit
NN
Ankerbout
Buitenunit
Ondergrond
Ondersteuning
voor buitenunit
BUITENUNIT GEÏNSTALLEERD AAN DE MUUR OP REK
f Zorg dat de muur het gewicht van het rek en de buitenunit kan dragen;
f Installeer het rek zo dicht mogelijk tegen de muur;
f Installeer het juiste metalen oogje om de overdracht van geluid en resttrillingen
van de buitenunit naar de muur te verminderen.
Bij installatie van de luchtafvoerleiding
t Zorg ervoor dat de schroeven de koperen leiding niet beschadigen.
t Bevestig de luchtafvoerleiding aan het ventilatorrooster.
VOORZICHTIG
Zacht rubber dat is ontworpen om
overdracht van trillingen van het rek
naar de muur te verminderen. (niet
meegeleverd met product)
Ontworpen om
overdracht van
resttrillingen van de
buitenunit naar het
rek te verminderen.
(niet meegeleverd
met product)
(Eenheid: mm)
620
940
328
344
384
Gat voor ankerbout
19
NEDERLANDS
Afvoerwerk
t Algemeen gebied
Wanneer de lucht-waterwarmtepomp in de verwarmingsstand staat, kan er ijsvorming op het oppervlak van de condensor
optreden.
Om ijsvorming te voorkomen, zet u het systeem in de ontdooistand, zodat de ijsafzetting smelt.
Water dat van de condensor drupt, wordt afgevoerd via afvoergaten om de vorming van ijs bij lage temperaturen te voorkomen.
f
Als er niet genoeg ruimte is voor een afvoer uit de unit, is een extra afvoer
noodzakelijk. Volg de onderstaande beschrijving
- Houd voor de installatie van de afvoerslang minimaal 100 mm ruimte tussen de
onderkant van de buitenunit en de grond.
- Plaats de afvoeraansluiting in de opening aan de onderkant van de buitenunit.
- Sluit de afvoerslang aan op de afvoeraansluiting.
- Zorg dat stof en kleine takken niet in de afvoerslang kunnen vallen.
≥100 mm
t Als de afvoermogelijkheden niet afdoende zijn, kan dit leiden tot afname van de systeemprestaties en tot schade aan
het systeem.
WAARSCHUWING
Afvoerdop x 3eaAfvoerplug x 1ea
Afvoergat Ø20 x 4ea
Luchtafvoerkant
13 mm
1. Maak een afwateringskanaal rondom de basis, om afvoerwater rond de unit af te voeren.
2. Als dit water niet eenvoudig kan worden afgevoerd, bouwt u de unit op een ondergrond
van betonblokken of iets dergelijks (de hoogte van de ondergrond moet maximaal
150mm zijn).
3. Als u de unit op een frame installeert, dient u een waterdichte plaat te installeren op
maximaal 150mm van de onderkant van de unit, om te voorkomen dat er water van
onderaf kan binnendringen.
4. Wanneer u de unit installeert op een plek waar het regelmatig sneeuwt, dient u er
speciaal op te letten dat u de ondergrond zo hoog mogelijk maakt.
5. Als u de unit op een bouwframe installeert, installeer dan een waterdichte plaat (lokaal
te leveren) (binnen 150 mm van de onderkant van de unit) om het druppelen van
afvoerwater te voorkomen. (Zie afbeelding)
20
De unit installeren
t Gebied met hevige sneeuwval (natuurlijke afvoer)
f
Wanneer u de airconditioning als verwarming gebruikt, kan zich ijs ophopen. Tijdens het ontdooien (defrost) moet het
condenswater veilig afgevoerd worden. Volg onderstaande instructies om de airconditioner goed te laten werken.
- Laat minimaal 80 mm ruimte open tussen de onderkant van de buitenunit en de grond voor installatie.
80 mm
- Als het product wordt geïnstalleerd in een streek met zware sneeuwval, moet u genoeg ruimte overlaten tussen het product
en de grond.
- Zorg ervoor dat het rek niet onder het aftapgat wordt geplaatst bij installatie.
- Zorg ervoor dat het afgetapte water correct en veilig wordt afgevoerd.
t In gebieden met hevige sneeuwval kan opeengehoopte sneeuw de
luchtinlaat blokkeren. Om dit te voorkomen, moet u een raamkozijn
plaatsen dat hoger is dan de geschatte sneeuwval. Plaats daarnaast
een sneeuwdichte kap zodat zich geen sneeuw kan ophopen op de
buitenunit.
t Als zich aan de onderkant ijs ophoopt, kan dit leiden tot kritieke
schade aan het product. (bv. een meer in een koud gebied, de
zeekust, een alpengebied enz.)
t Plaats in een gebied met hevige sneeuwvalgeen
afvoerdopenafvoerkap in de buitenunit. Dit kan leiden tot een
bevroren grond. Neem daarom de nodige maatregelen om dit te
voorkomen.
VOORZICHTIG
Raamkozijn
Grond
Geschatte
sneeuwval
Sneeuwdichte
kap
21
NEDERLANDS
Een locatie kiezen in een koud klimaat
t Bij gebruik van de unit bij lage buitentemperaturen dient u de onderstaande instructies te volgen.
OPMERKING
f Om blootstelling aan wind te voorkomen, dient u de unit met de aanzuigzijde naar de muur gericht te installeren.
f Installeer de unit nooit op een plek waar de aanzuigzijde aan directe wind kan blootstaan.
f Installeer een leiplaat aan de luchtafvoerzijde van de unit om blootstelling aan de wind te voorkomen.
f In gebieden met zware sneeuwval is het van groot belang om een installatieplek te kiezen waar de unit geen last van sneeuw
heeft. Als zijwaartse sneeuwval mogelijk is, dient u ervoor te zorgen dat de warmtewisselaarspoel geen last heeft van de
sneeuw (construeer indien nodig een soort afdak)
1. Bouw een grote luifel.
2. Bouw een voetstuk.
- Installeer de unit hoog genoeg boven de grond zodat deze niet onder de sneeuw
wordt begraven.
f Houd bij de installatie van de buitenunit rekening met de sterke windrichting. Hierdoor kan de unit omvallen dus stel de zijkant
en niet de voorkant van de unit op aan de kant waar de wind op staat.
Sterke wind Sterke wind
geblazen lucht
22
Leidingwerk
Sluit de wateraansluitingen aan volgens het bij de unit meegeleverde overzichtsschema en houd daarbij rekening met de waterin-
en uitlaat. Als er lucht, vocht of stof in het watercircuit komt, kunnen er problemen ontstaan. Let daarom altijd op het volgende bij
het aansluiten van het watercircuit:
f Gebruik alleen schone leidingen.
f Houd het uiteinde van de leiding omlaag wanneer u bramen verwijdert.
f Bedek het uiteinde van de leiding wanneer u deze in een muur steekt zodat er geen stof of vuil
in kan komen.
f Gebruik een goed schroefdraadafdichtmiddel voor de afdichting van de aansluitingen.
De afdichting moet bestendig zijn tegen de druk en temperatuur van het systeem.
f Zorg er bij gebruik van niet-messing metalen leidingen voor dat u beide materialen isoleert van
elkaar om galvanische corrosie te voorkomen.
f Gebruik bij het aansluiten van het watercircuit het juiste gereedschap omdat messing een zacht
materiaal is. Onjuist gereedschap kan de leidingen beschadigen.
t Let erop dat u de leidingen van de unit niet vervormt door de leidingen met overmatige kracht aan te sluiten.
Vervorming van de leidingen kan nadelig voor de goede werking van de unit zijn.
t Gebruik altijd twee sleutels (moersleutels) voor het aanhalen of losdraaien van de wateraansluitingen. Haal de
aansluitingen volgens de onderstaande tabel aan met een momentsleutel. Als u dit niet doet, kunnen aansluitingen
en onderdelen beschadigd raken en gaan lekken.
t De unit mag uitsluitend in een gesloten watersysteem worden gebruikt. Als de toepassing in een open watercircuit is,
raken de warmtewisselaars verontreinigd, gecorrodeerd en gaan ze lekken.
VOORZICHTIG
Naam Aanhaalmoment
1 BSPP1 _LHGtDN _/tN
2 Stromingsschakelaar _LHGtDN _/tN
Spoelen en ontluchten
Houd u aan de volgende opstartprocedure bij het vullen van water.
1. Lektest alle systeemcomponenten en leidingen.
2. Voor installatie en onderhoud wordt aanbevolen om bijvulwater en een spoelunit paraat te
hebben.
3. Voordat u de leidingen aansluit op de buitenunit, spoelt u de waterleidingen schoon om met
behulp van een spoelunit of indien nodig kraanwaterdruk (bij 2 tot 3 bar) verontreinigingen te
verwijderen
4. Vul de buitenunit met water door de afsluit- en afvoerklep te openen.
5. Ontlucht de leidingen. (Vul met een spoelunit met voldoende capaciteit: voorkom dat het
water wordt belucht)
6. Circuleer lang genoeg om ervoor te zorgen dat alle lucht is uit het volledige
waterleidingsysteem is verdwenen.
t Na de installatie dient de inbedrijfstelling door bevoegde vertegenwoordigers te
worden uitgevoerd. Het spoelen en ontluchten kan leiden tot storingen tenzij dit op
de juiste wijze gebeurt.
VOORZICHTIG
Spoelunit
(of zuiveringswagen)
23
NEDERLANDS
t Zorg dat u de volgende punten controleert voordat u de unit installeert/in bedrijf stelt.
- De maximale waterdruk van de unit is 2,8 bar statische druk.
- Het bedrijfsbereik van de temperatuur van het uittredende water is 25~55 ˚C tijdens het verwarmen en 5~25 ˚C
tijdens het koelen.
- De minimaal vereiste waterstroom voor het bedrijfsproces is 16 liter/min. Het vereiste waterdebiet moet te allen
tijde gehandhaafd blijven. Anders kan de unit uitvallen door een gebrek aan water.
- De waterkwaliteit moet volgens EN-richtlijn 98/83 EG zijn.
- Als de unit en de leidingen worden blootgesteld aan vriestemperatuur, kan het schade aan het hydraulische
systeem veroorzaken. Wees voorzichtig om bevriezing van het gehele watersysteem te voorkomen.
- De unit is ontworpen voor gebruik in een gesloten-lussysteem. Gebruik geen andere componenten die bedoeld zijn
voor een open-lussysteem.
- Gebruik nooit zinkgecoate onderdelen in het watercircuit.
- Isoleer alle hydraulische onderdelen, inclusief de lokale leidingen, om warmteverlies en condensatie te verminderen.
- We adviseren de bijvulwatervoorziening te installeren om kleine hoeveelheden water automatisch in het systeem te
voeren ter vervanging van klein waterverlies en om de systeemdruk te handhaven.
- Plaats op alle lage punten in het systeem een afvoerkraantje zodat het circuit bij onderhoud volledig leeg kan
worden gemaakt.
- Zorg dat de terugslagkleppen juist worden geïnstalleerd in het systeem (lokaal te leveren).
- Spoel de leidingen met schoon water om verontreinigingen door de installatie te verwijderen.
- Reinig na het spoelen van de leidingen de zeef voor vloeistoen (waterlter) en reinig deze regelmatig. Vervang de
zeef voor vloeistoen wanneer nodig.
- Vullen: Vul het water tot een druk van 1,5~2,0 bar met behulp van een bijvulwatervoorziening (lokaal te leveren).
(De waterdruk op de manometer verschilt afhankelijk van de watertemperatuur)
De nominale waterdruk in het systeem dient altijd ongeveer 1,0 bar te zijn zodat er geen lucht in het watersysteem
kan komen.
- Ontluchting; Zorg dat het systeem bij het opstarten of na de installatie/het onderhoud wordt ontlucht. De
ontluchtingsklep moet tijdens het vullen van water zijn geopend (minstens 2 slagen) om alle lucht uit het circuit te
verwijderen. Een bijvulwatervoorziening zorgt voor de constante aanvoer van water in het systeem.
- Als de waterleiding zich hoger dan de luchtopening van de unit bevindt, dient u meer luchtopeningen boven in het
watercircuit aan te brengen. De luchtopening hoort zich te bevinden waar de watertemperatuur het hoogst is en
waar de leidingen het hoogst zijn.
- Gebruik altijd materialen die compatibel zijn met het gebruikte water in het systeem en met de gebruikte
materialen van de binnenunit.
- Selecteer de diameter van de leidingen in verhouding tot de vereiste waterstroom en beschikbare ESP van de pomp.
- Gebruik chemische reinigingsmiddelen (beginnen met zuur, eindigen met alkali).
- Gebruik het systeem niet met gesloten kleppen omdat de warmtepomp hierdoor wordt beschadigd.
VOORZICHTIG
24
Leidingwerk
Vorstbescherming
Antivriesoplossingen moeten bestaan uit propyleenglycol met een toxiciteit uit Klasse 1 zoals vermeld in de 5e editie van Klinische
toxicologie van commerciële producten.
t Ethyleenglycol is giftig en mag niet in het primaire watercircuit worden gebruikt in geval van eventuele
kruisbesmetting van het drinkwatercircuit.
WAARSCHUWING
Vriespunten van propyleenglycol - watermengsels
Percentage propyleenglycol [wt. %] Vriespunt [ °F ] Vriespunt [ °C ]
0320
10 26 -3
20 20 -7
30 10 -12
36 0 -18
40 -5 -20
43 -10 -23
48 -20 -29
Instelcapaciteit en voordruk van het expansievat
Houd rekening met de volgende richtlijnen als het nodig is om
de standaardvoordruk van het expansievat (1 bar) te wijzigen:
f Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk van het
expansievat in te stellen.
f Het onjuist instellen van de voordruk van het expansievat
zal leiden tot een storing in het systeem. De voordruk moet
daarom uitsluitend door een erkende installateur worden
ingesteld.
2.5
2.0
1.5
1.0
0.5
0.0
150 200 250 300 350
Totale watervolume()
Voordruk (bar)
Bedrijfsbereik
Hoogteverschil
installatie (a)
Watervolume
< 220 liter > 220 liter
<7 m
Geen voordrukaanpassing nodig.
Benodigde acties:
t De voordruk moet worden verlaagd, bereken
deze volgens “Berekening van de voordruk van
het expansievat”.
t Controleer of het watervolume lager is dan het
maximaal toegestane watervolume.
>7 m
Benodigde acties:
t De voordruk moet worden verhoogd, bereken
de juiste waarde volgens “Berekening van de
voordruk van het expansievat”.
t Controleer of het watervolume lager is dan het
maximaal toegestane watervolume.
Het expansievat van de unit is te klein voor de
installatie.
(a) Hoogteverschil installatie: hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van het watercircuit en de binnenunit. Als de unit zich op
het hoogste punt van de installatie bevindt, wordt de installatiehoogte 0 m beschouwd.
t Als expansievat een capaciteit heeft van 8 liter en 1 bar vooraf gevuld.
Het watervolume van het totale systeem voor betrouwbare prestaties is minimaal 50 liter.
25
NEDERLANDS
Berekening van de voordruk van het expansievat
f De in te stellen voordruk (Pg) hangt af van het maximale hoogteverschil van de installatie (H) en wordt als volgt berekend: Pg =
(H/10+0,3) bar
Unitweerstand en PHE-weerstand per glycolconcentraat
De unit bestaat hoofdzakelijk uit waterleidingen en PHE.
Voor een goede werking en het voorspellen van het verwachte rendement kan de stroom- en weerstandstabel worden gebruikt.
De stroom- en weerstandseigenschappen zijn afhankelijk van de glycolconcentratie.
0
10
20
30
40
50
60
70
5 101520253035404550
AE090
✴✴
LPM
kPa
WATER
PG 10%
PG 20%
PG 30%
PG 40%
PG 45%
0
10
20
30
40
50
60
70
5 10152025303540455055606570
AE120/AE140/AE160
✴✴
LPM
kPa
WATER
PG 10%
PG 20%
PG 30%
PG 40%
PG 45%
Als u de glycolconcentratie wijzigt, kan dit een drukdaling van het systeem veroorzaken waardoor het debiet nogal traag kan
worden. De installateur dient voorzichtig te zijn met het wijzigen van het debiet door afname van het rendement.
26
Leidingwerk
Stromingsschakelaar
De stromingsschakelaar is geen geïntegreerd onderdeel in de MONO-unit. Maar om de MONO-unit te kunnen bedienen, is het
essentieel dat deze wordt geïnstalleerd.
De stromingsschakelaar wordt als subcomponent in de Samsung besturingsmodule meegeleverd.
t Installeer de stromingsschakelaar volgens de beschrijving in de installatiehandleiding van de Mono-unit of
besturingsmodule.
t Alle elektrische bedrading dient te worden aangebracht volgens de door Samsung meegeleverde handleidingen.
t Controleer voordat u de installatiewerkzaamheden afrondt, of de stromingsschakelaar horizontaal is geïnstalleerd en
of de stroomrichting parallel is aan de richting van de leiding. (De rechte lengte van de in- en uitgaande leiding van de
stromingsschakelaar moet 5 keer de lengte in diameter zijn)
VOORZICHTIG
Vullen met water
Nadat de installatie is voltooid, dienen de volgende procedures te worden gevolgd om de buitenunit met water te vullen.
f Sluit de waterleidingen aan op de wateraansluitingen van de lucht-
waterwarmtepomp.
f Open de ontluchtingsklep ten minste 2 slagen zodat er geen lucht meer in
het systeem aanwezig is.
f Open de afsluit- en afvoerklep in de aansluiting van de watertoevoer.
f De waterdruk van de aanvoerleiding hoort minimaal 2,0 bar te zijn om
goed te kunnen vullen.
f Stop de wateraanvoer als de druk ongeveer 2,0 bar aangeeft.
t Er moet genoeg ruimte zijn voor onderhoudswerkzaamheden.
t Reinig de waterleiding en -aansluitingen met water of reinigingsmiddel voordat u de unit de eerste keer in gebruik
neemt.
t Houd rekening met ESP en het rendement van de waterpomp wanneer u de benodigde waterleidingen en
vloerverwarmingselementen selecteert.
t Bereken de totale weerstand van het leidingsysteem en bepaal de grootte van de leidingen voor het selecteren van de
gewenste opvoerhoogte van pompen. Als het drukverlies van het totale watersysteem meer is dan de ontwerpdruk,
dient u een externe waterpomp in serie op het leidingsysteem te installeren.
t Sluit de stroom niet aan tijdens het vullen met water.
t Verwijder tijdens de eerste installatie of bij een eventueel gewenste herinstallatie met de ontluchtingsklep de lucht
in de waterleidingen die door de lokale installateurs zijn aangebracht. Hiermee voorkomt u ingesloten lucht in het
systeem tijdens het vullen met water.
t Zorg voor een terugslagklep (keerkleppen) op de hoofdtoevoerleiding om te voorkomen dat het waterleidingnet
wordt verontreinigd.
- Het wordt aanbevolen om een bijvulwatervoorziening te installeren om het waterleidingnet niet te verontreinigen.
- Keerkleppen in de bijvulwatervoorziening voorkomen dat water uit de buitenunit tijdens de installatie of het
onderhoud de watertoevoer verontreinigt.
VOORZICHTIG
Wateruitlaat
Waterinlaat
AE090
✴✴
AE120/140/160
✴✴
27
NEDERLANDS
Overdrukventiel
De MONO-unit heeft geen overdrukventiel. Het ventiel voorkomt dat abnormale waterdruk het systeem beschadigt door bij 3,0 bar
open te gaan.
t Controleer of het afvoerwater uit de opvangbak geen invloed heeft op andere elementen.
VOORZICHTIG
Filter/zeef voor vloeistoen
De installatie van een lter/zeef voor vloeistoen is verplicht voor het watersysteem. De lter of zeef voor vloeistoen moet voor de
inlaatleiding van PHE worden geplaatst.
Tijdens de werking van het systeem kunnen er stof en vreemde materialen in het systeem circuleren waardoor het hele systeem
door verstopping van warmtewisselaars en corrosie in een aantal componenten niet goed meer kan werken.
Filtermaas: nr. 50
Leidingisolatie
Het volledige watercircuit, inclusief alle leidingen, moet worden geïsoleerd om condensatie tijdens het koelen en vermindering van
de verwarmings- en koelcapaciteit te voorkomen. Daarnaast voorkomt u het bevriezen van de buitenwaterleidingen gedurende
de wintermaanden. De dikte van de afdichtingsmaterialen moet minstens 9 mm zijn met (0,035 W/mK) om bevriezing van de
buitenwaterleidingen te voorkomen.
Als de temperatuur hoger is dan 30 °C en de vochtigheidsgraad hoger is dan RV 80%, dan moet de dikte van de
afdichtingsmaterialen minstens 20 mm zijn om condensatie op het oppervlak van de afdichting te voorkomen.
28
Bedrading
Er moeten twee elektronische kabels op de buitenunit worden aangesloten.
f De verbindingskabel tussen de binnenunit en de buitenunit.
f De voedingskabel tussen de buitenunit en de extra stroomonderbreker.
f Met name voor de Russische en Europese markt dient voorafgaande aan de installatie contact te worden opgenomen met de
elektriciteitsmaatschappij om de impedantie te bepalen om naleving van de regelgeving te garanderen.
t Breng tijdens de installatie van de unit eerst de koelmiddelaansluitingen tot stand en daarna de elektrische
verbindingen. Als de unit wordt verwijderd, koppel dan eerst de elektrische kabels los en daarna de
koelmiddelaansluitingen.
t Sluit de lucht-waterwarmtepomp aan op het aardingssysteem voordat u de elektrische aansluiting tot stand brengt.
t Tijdens installatie van de unit mogen geen verbindingsdraden worden gebruikt.
VOORZICHTIG
Voorbeeld van EHS-systeem
Bij gebruik van ELB/ELCB voor 1-fase (220-240 V~)
Communicatiekabel
ELCB (30 A)
Aarding
Aarding
Besturingsmodule
Buitenunit
Voedingskabel
Communicatiekabel
MCCB
ELB
of
ELCB 1Ø
Bij gebruik van ELB/ELCB voor 3-fase 4 draden (380-415 V~)
Voedingskabel (1Ø)
Besturingsmodule
Buitenunit
Communicatiekabel
Aarding
Aarding
Voedingskabel
Communicatiekabel
MCCB
ELB
ELCB 3Ø
of
ELCB (30 A)
Als een buitenunit wordt geïnstalleerd op een plaats waar het risico op elektrische lekkage of onder water lopen bestaat, dient
u de ELB/ELCB te installeren.
Installeer de besturingsmodule volgens de installatiehandleiding.
29
NEDERLANDS
Bedrading
Specicaties van voedingskabel
1-fase
Buitenunit
Nominaal Spanningsbereik MCA MFA
Hz Volt Min Max minimale stroomsterkte
maximale stroomsterkte
zekering
AE090JXYDEH 50 220-240 198 264 22 A 27,5 A
AE120JXYDEH 50 220-240 198 264 28 A 35 A
AE140JXYDEH 50 220-240 198 264 30 A 37,5 A
AE160JXYDEH 50 220-240 198 264 32 A 40 A
f De voedingskabel wordt niet bij de lucht-waterwarmtepomp geleverd.
f Voedingskabels van onderdelen van apparaten voor buitengebruik dienen niet lichter te zijn dan soepele leiding met
polychloropreen mantel (IEC-code: 60245 IEC 57 / CENELEC: H05RN-F).
f Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-3-12.
Binnenunit Belasting Voeding
Voedingskabel MAX. lengte Type GL
mm
2
, draden m A
MIM-E03AN
Geen verwarming
(waterpomp, klep, bedrade
afstandsbediening)
, 220-240 V,
50 Hz
1,5 / 3 <10 m 10
2,5 / 3 10 m<L<20 m 10
Boosterverwarming (3 kw)
4,0 / 3 <10 m 20
6,0 / 3 10 m<L<20 m 20
Boosterverwarming (~3 kw)
+ Back-upverwarming (~3 kw)
6,0 / 3 <10 m 40
8,0 / 3 10 m<L<20 m 40
f De voedingskabel wordt niet bij de warmtepomp geleverd.
f Gebruik materiaal van classicatie H05RN-F in systeem met 1Ø voor voedingskabels.
f Als u de back-upverwarming aansluit met een gescheiden voedingskabel, kunt u een kleinere draadgrootte gebruiken.
(Raadpleeg de handleiding van de besturingsmodule)
3-fase
Buitenunit
Nominaal Spanningsbereik MCA MFA
Hz Volt Min Max minimale stroomsterkte
maximale stroomsterkte
zekering
AE090JXYDGH 50 380-415 342 457 10 A 16,1 A
AE120JXYDGH 50 380-415 342 457 10 A 16,1 A
AE140JXYDGH 50 380-415 342 457 12 A 16,1 A
AE160JXYDGH 50 380-415 342 457 12 A 16,1 A
f De voedingskabel wordt niet bij de lucht-waterwarmtepomp geleverd.
f Voedingskabels van onderdelen van apparaten voor buitengebruik dienen niet lichter te zijn dan soepele leiding met
polychloropreen mantel (IEC-code: 60245 IEC 66 / CENELEC: H07RN-F).
f Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-3-12, mits het kortsluitvermogen Ssc groter of gelijk is aan 3,3[MVA] van het
interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare systeem. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur
of de gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, door de distributienetwerkaanbieder te raadplegen, dat de apparatuur
alleen wordt aangesloten op een voeding waarvan het kortsluitvermogen Ssc groter is dan of gelijk is aan 3,3[MVA].
30
Bedrading
Specicaties van verbindingskabel tussen binnenunit en buitenunit (zoals algemeen gebruikt)
Communicatiekabel Thuisserver
0,75 mm², 2 draden 0,75 mm², 2 draden
f Gebruik materiaal van classicatie H07RN-F of H05RN-F voor stroomkabels.
Als de besturingsmodule wordt geïnstalleerd in een computerruimte of een
netwerkruimte, gebruik dan dubbel afgeschermde kabel (aluminium / gevlochten
polyester en koper) van type FROHH2R.
spec 1-fase aansluitblok
Wisselstroom M5-schroef Communicatie: M4-schroef
N
L
2(N)1(L)
15 12
9,95
spec 3-fase aansluitblok
Wisselstroom M4-schroef Communicatie: M4-schroef
N
L3(T)
L2(S)
L1(R)
2(N)1(L)
9,95 11,55
9,95
31
NEDERLANDS
Bedradingsschema van voedingskabel
Als u de aardlekschakelaar (ELB) gebruikt voor 1-fase en 3-fase
ELB
MCCB
MCCB
N
L
N
L3(T)
L2(S)
L1(R)
2(N)1(L)
2(N)1(L)
Voeding
Kast met elektrische
componenten
Besturingsmodule
f
1-fase
f
3-fase
CommunicatiekabelHoofdvoedingskabel
f Afhankelijk van het model kan het uiterlijk van
de unit afwijken van het schema.
Kabelbinder
Kabelbinder
NIET
GEBRUIKEN
NIET
GEBRUIKEN
CommunicatiekabelHoofdvoedingskabel
t U dient de voedingskabel aan te sluiten op het aansluitblok voor de voedingskabel en deze met een klem vast te
zetten.
t De ongebalanceerde voeding dient binnen 2% van de voedingsclassicatie te blijven.
- Als de voeding sterk uctueert, kan dit de levensduur van de condensor bekorten. Als de ongebalanceerde voeding
meer dan 4% van de voedingsclassicatie afwijkt, wordt de besturingsmodule beschermd en gestopt, en wordt de
foutmodus aangegeven.
t Om het product te beschermen tegen water en een mogelijke schok, dient u de voedingskabel en de
verbindingskabel van de besturingsmodule en buitenunits in de kabelgoten te houden. (met de juiste IP-classicatie
en materiaalselectie voor uw toepassing)
t Zorg ervoor dat de hoofdvoedingsaansluiting loopt via een schakelaar die alle polen afsluit, met een
contacttussenruimte van minimaal 3 mm.
t Apparaten die zijn afgesloten van de stroomtoevoer, moeten volledig worden losgekoppeld wanneer er sprake is van
overspanning.
t Houd afstanden van 50 mm of meer aan tussen voedingskabel en communicatiekabel.
VOORZICHTIG
32
Bedrading
Bedradingsschema van verbindingskabel
1-fase 3-fase
N
L
1(L) 2(N)
Besturingsmodule
Hoofdvoedingskabel Communicatiekabel
Kabelbinder
NIET
GEBRUIKEN
L
F2
F1
N
N
L3(T)
L2(S)
L1(R)
F2F1
1(L) 2(N)
NIET
GEBRUIKEN
Besturingsmodule
Communicatiekabel
Kabelbinder
L
F2
F1
N
Hoofdvoedingskabel
t Leg de elektrische bedrading zodanig aan dat het voorpaneel niet omhoog komt als u aan de bedrading werkt
en maak het voorpaneel stevig vast.
t De aarddraad voor de verbindingskabel tussen de binnenunit en buitenunit moet worden vastgeklemd aan
een zachtkoperen met tin afgewerkt oogje met een schroefgat (NIET MEEGELEVERD MET DE ACCESSOIRES VAN
DE UNIT).
OPMERKING
Aansluiting van de voedingsklem
f Gebruik de aansluitklemmen om de kabels aan te sluiten op het aansluitblok.
f Dek af met een ongesoldeerde aansluitring en een aansluitgedeelte van de voedingskabel en sluit deze vervolgens aan.
Zilversoldeer
33
NEDERLANDS
Nominale afmetingen voor
kabel [mm
2
(inch)]
4/6 (0,006/0,009) 10 (0,01) 16 (0,02) 25 (0,03) 35 (0,05) 50 (0,07) 70 (0,10)
Nominale afmetingen van de
schroef [mm(inch)]
4 (3/8) 8 (3/16) 8 (3/16) 8 (3/16) 8 (3/16) 8 (3/16) 8 (3/16) 8 (3/16)
B
Standaardafmetingen
[mm(inch)]
9,5 (3/8) 15 (9/16) 15 (9/16) 16 (10/16) 12 (1/2)
16,5
(10/16)
16 (10/16) 22 (7/8) 22 (7/8) 24 (1)
Tolerantie [mm(inch)] ±0,2 (±0,007)
±0,2
(±0,007)
±0,2
(±0,007)
±0,3 (±0,011) ±0,3 (±0,011)
±0,3
(±0,011)
±0,4
(±0,011)
D
Standaardafmetingen
[mm(inch)]
5,6 (1/4) 7,1 (1/4) 9 (3/8) 11,5 (7/16) 13,3 (1/2) 13,5 (1/2)
17,5
(11/16)
Tolerantie [mm(inch)]
+0,3 (+0,011)
-0,2 (-0,007)
+0,3
(+0,011)
-0,2
(-0,007)
+0,3
(+0,011)
-0,2
(-0,007)
+0,5 (+0,019)
-0,2 (-0,007)
+0,5 (+0,019)
-0,2 (-0,007)
+0,5
(+0,019)
-0,2
(-0,007)
+0,5
(+0,019)
-0,4
(-0,015)
d1
Standaardafmetingen
[mm(inch)]
3,4 (1/8) 4,5 (3/16) 5,8 (1/4) 7,7 (5/16) 9,4 (3/8)
11,4
(7/16)
13,3 (1/2)
Tolerantie [mm(inch)] ±0,2 (±0,007)
±0,2
(±0,007)
±0,2
(±0,007)
±0,2 (±0,007) ±0,2 (±0,007)
+0,3
(+0,011)
-0,2
(-0,007)
±0,4
(±0,015)
E Min. [mm(inch)] 6 (1/4) 7,9 (5/16) 9,5 (5/16) 11 (3/8) 12,5 (1/2)
17,5
(11/16)
18,5 (3/4)
F Min. [mm(inch)] 5 (3/16) 9 (3/8) 9 (3/8) 13 (1/2) 15 (5/8) 13 (1/2) 13 (1/2) 14 (9/16) 20 (3/4)
L Max. [mm(inch)] 20 (3/4)
28,5
(1-1/8)
30 (1-
3/16)
33 (1-
5/16)
34 (1-3/8) 38 (1-1/2)
43 (1-
11/16)
50 (2) 51 (2)
d2
Standaardafmetingen
[mm(inch)]
4,3 (3/16)
8,4 (1-
3/16)
8,4 (1-
3/16)
8,4 (1-
3/16)
8,4 (1-3/16) 8,4 (1-3/16)
8,4 (1-
3/16)
8,4 (1-
3/16)
Tolerantie [mm(inch)]
+ 0,2
(+0,007)
0(0)
+0,4
(+0,015)
0(0)
+0,4
(+0,015)
0(0)
+0,4
(+0,015)
0(0)
+0,4 (+0,015)
0(0)
+0,4 (+0,015)
0(0)
+0,4
(+0,015)
0(0)
+0,4
(+0,015)
0(0)
t Min. [mm(inch)] 0,9 (0,03) 1,15 (0,04) 1,45 (0,05) 1,7 (0,06) 1,8 (0,07) 1,8 (0,07) 2,0 (0,078)
f Sluit alleen kabels aan die aan de classicatie voldoen.
f Gebruik voor het aansluiten een drijver die het opgegeven draaimoment op de schroeven kan uitoefenen.
f Als de klem los zit, kunnen er vonken ontstaan die brand kunnen veroorzaken. Als de klem te vast wordt gedraaid, kan het
aansluitblok beschadigd raken.
"BOIBBMNPNFOULHGtDN
M4 12~18
Communicatie: F1, F2
3-fase wisselstroom: L1(R), L2(S), L3(T), N
M5 20~30 1-fase wisselstroom: L, N
t U kunt kabels aansluiten op het elektrische gedeelte of via de gaten eronder, afhankelijk van de locatie.
t Breng transmissiedraden aan tussen de binnen- en buitenunits via een kabelbuis ter bescherming tegen externe
invloeden, en voer de kabelbuis samen met de koelmiddelleidingen door de muur.
t Verwijder alle bramen aan de rand van het uitbreekplaatje en bevestig de kabel aan het uitbreekplaatje buiten via
hulzen met elektrische isolatie, zoals rubber of iets dergelijks.
t De kabel moet in een afschermbuis blijven.
t Houd afstanden van 50 mm of meer aan tussen voedingskabel en communicatiekabel.
t Nadat de kabels via het gat zijn aangesloten, kunt u de platenbodem verwijderen.
VOORZICHTIG
34
Bedrading
Hoe uw verlengde stroomsnoeren aansluiten
1. Bereid de volgende hulpmiddelen voor.
Hulpmiddelen Krimptang Verbindingshuls (mm) Isolatietape Krimpbuisje (mm)
Spec. MH-14 20 x Ø 6,5 (H x BuD) Breedte 19 mm 70 x Ø 8,0 (L x BuD)
Vorm
2. Haal de afscherming los van het rubber en draad van het stroomsnoer, zoals
getoond in de afbeelding.
- Haal 20 mm snoerafscherming los van de vooraf geïnstalleerde buis.
t Raadpleeg de installatiehandleiding voor informatie over de specicaties
van stroomsnoeren voor binnen- en buitenunits.
t Na het loshalen van snoerdraden van de vooraf geïnstalleerde buis moet
een krimpbuisje worden geplaatst.
VOORZICHTIG
(Eenheid: mm)
Stroomsnoer
Vooraf geïnstalleerde buis voor het
stroomsnoer
3. Plaats de beide zijden van de kerndraad van het stroomsnoer in de
verbindingshuls.
f Methode 1
Duw de kerndraad door de huls vanaf beide kanten.
Verbindingshuls
f Methode 2
Draai de kernen samen en duw ze door de huls.
Verbindingshuls
4. Comprimeer de twee punten met behulp van een krimptool; draai om en comprimeer nog twee punten op dezelfde locatie.
- De compressiegrootte moet 8,0 zijn.
- Trek na het comprimeren aan beide zijden van de draad om te controleren dat er goed samengedrukt is.
Afmeting
compressie
f Methode 1
4 keer comprimeren.
5 mm
f Methode 2
4 keer comprimeren.
5 mm
35
NEDERLANDS
5. Omwikkel tweemaal of meer met isolatietape en plaats het krimpbuisje in het midden van de isolatietape.
Drie of meer lagen isolatie zijn vereist.
f Methode 1
40 mm
Isolatietape
f Methode 2
Isolatietape
35 mm
6. Pas hitte toe op het krimpbuisje, zodat het samenkrimpt.
Krimpbuisje
7. Omwikkel het buisje na het samenkrimpen met isolatietape om het af te werken.
t Zorg ervoor dat de verbindingsdelen niet zijn blootgesteld aan de buitenomgeving.
t Zorg ervoor dat u isolatietape en een krimpbuisje uit goedgekeurd versterkt isolatiemateriaal gebruikt dat hetzelfde
niveau van houdspanning voor het stroomsnoer heeft. (Overeenkomstig met de lokale regelgeving voor extensies.)
VOORZICHTIG
Isolatietape
t In geval van het verlengen van de elektrische bedrading mag GEEN rond gevormde drukaansluiting worden gebruikt.
- Onvolledige draadaansluitingen kunnen een elektrische schok of brand veroorzaken.
WAARSCHUWING
36
Werking testen
1. Controleer de voeding tussen de buitenunit en de extra stroomonderbreker.
- 1-fasevoeding: L, N
- 3-fasevoeding: R,S,T,N
2. Controleer de CONTROL KIT (Besturingsmodule)
1) Controleer of u de voedings- en communicatiekabels goed hebt bevestigd. (Als de voedingskabel en communicatiekabel
zijn verwisseld of verkeerd zijn aangesloten, raakt de printplaat beschadigd.)
2) Controleer of de temp.sensor, de afvoerpomp/-slang en het display goed zijn aangesloten.
3. Druk op K1 of K2 op de printplaat van de buitenunit om de testmodus en stop uit te voeren.
TOETS Toetsfunctie 7-segmentsdisplay
7-segmentsdisplay
TOETS (K1-K4)
K1
Eenmaal drukken: Heating test run
(Proefdraaien verwarmen)
“ “ “ “LEEG” “LEEG”
Tweemaal drukken: Defrost test run
(Proefdraaien ontdooien)
“ “ “ “LEEG” “LEEG”
Driemaal drukken: Finishing test
mode (Proefdraaien beëindigen)
-
K2
Eenmaal drukken: Koeltest (Alleen
verwarming: overslaan)
“ “ “ “LEEG” “LEEG”
Tweemaal drukken: Output signal test
run (Proefdraaien uitgangssignaal)
“ “ “ “LEEG” “LEEG”
Driemaal drukken: Finishing test
mode (Proefdraaien beëindigen)
-
K3 Resetten -
K4 View mode (Weergavemodus) Zie display Weergavemodus
ON
1234
5 6 7 8
4. View mode (Weergavemodus): Als de K4-schakelaar wordt ingedrukt, ziet u informatie over de systeemstatus zoals hieronder
aangegeven.
Aantal keren
indrukken
Weergegeven inhoud
Display
Eenheden
Segment 1 Segment 2 Segment 3 Segment 4
0
Communicatiestatus 10s cijfer van Tx 1s cijfer van Tx 10s cijfer van Rx 1s cijfer van Rx -
1
Order frequency
(Volgordefrequentie)
1 100s cijfer 10s cijfer 1s cijfer Hz
2
Current frequency
(Stroomfrequentie)
2 100s cijfer 10s cijfer 1s cijfer Hz
3
Pump output
(pompuitgang)
3 100s cijfer 10s cijfer 1s cijfer %
4
Outdoor air sensor
(Buitenluchtsensor)
4 +/- 10s cijfer 1s cijfer °C
5
Discharge sensor
(Uitlaatsensor)
5 100s cijfer 10s cijfer 1s cijfer °C
6
Eva in sensor (Verd-In-
sensor)
6 +/- 10s cijfer 1s cijfer °C
7
Inlet water sensor
(Inlaatwatersensor)
7 +/- 10s cijfer 1s cijfer °C
37
NEDERLANDS
Aantal keren
indrukken
Weergegeven inhoud
Display
Eenheden
Segment 1 Segment 2 Segment 3 Segment 4
8
Outlet water sensor
(Uitlaatwatersensor)
8 +/- 10s cijfer 1s cijfer °C
9 Cond.sensor 9 +/- 10s cijfer 1s cijfer °C
10 Stroom A 10s cijfer 1s cijfer Eerste decimaal A
11
Fan RPM (Toerental
ventilator)
B 1000s cijfer 100s cijfer 10s cijfer tpm
12
Target discharge
temperature (Beoogde
uitlaattemperatuur)
C 100s cijfer 10s cijfer 1s cijfer °C
13 EEV D 1000s cijfer 100s cijfer 10s cijfer stap
14
Protective control
(Beschermingscontrole)
E
0: Koelen
1: Verwarmen
Protective control
(Beschermingscontrole)
0: Geen
beschermingscontrole
1: Freezing (Bevriezen)
2: Defrosting
(Ontdooien)
3: Over-load
(Overbelasting)
4: Discharge (Afvoer)
5: Total current (Totale
elektrische stroom)
Frequentiestatus
0: Normal
(Normaal)
1: Hold
(Vasthouden)
2: Down (Omlaag)
3: Up_limit
(Bovengrens)
4: Down_limit
(Ondergrens)
-
15 IPM temp. F +/- 10s cijfer 1s cijfer °C
lang-1 Hoofd-Micom-versie Jaar (decimaal)
Maand
(hexadecimaal)
Dag (twee cijfers) Dag (een cijfer) -
lang-1 en 1 Versie van Micom-inverter
Jaar
(hexadecimaal)
Maand
(hexadecimaal)
Dag (twee cijfers) Dag (een cijfer) -
lang-1 en 2 EEPROM-versie
Jaar
(hexadecimaal)
Maand
(hexadecimaal)
Dag (twee cijfers) Dag (een cijfer) -
5. Instelling DIP-schakelaar
TOETS AAN (standaard) UIT Opmerking
K5 Heat Pump (Warmtepomp) Alleen verwarmen
K6
Anti-stack snow mode OFF (Anti-
ophoping sneeuwmodus UIT)
Anti-stack snow mode ON (Anti-ophoping
sneeuwmodus AAN)
K7
Silence operation (Stille werking)
In de stille stand wordt
er geen capaciteit
gegarandeerd
K7 K8 Modus
K8
AAN AAN Stille stand Stap 1
AAN UIT Stille stand Stap 2
UIT AAN Stille stand Stap 3
UIT UIT Stille stand Stap 1
t Door het onjuist hanteren van de thermostaat, veiligheidsklep of andere kleppen kan de tank scheuren. Volg aandachtig de
instructies bij onderhoud aan de unit:
- Schakel altijd de hoofdstroomtoevoer uit wanneer de watertoevoer wordt afgesloten.
- Controleer regelmatig of de veiligheidsklep vrij kan bewegen door de klep te openen en te zien of het water vrijelijk
beweegt.
- Elektrische aansluitingen en alle onderhoud van de elektrische onderdelen mogen alleen door een erkende elektricien
worden uitgevoerd.
- Montage en alle onderhoud van de wateraansluitingen mogen alleen door een erkend installateur worden uitgevoerd.
- Gebruik alleen goedgekeurde onderdelen van dezelfde specicatie bij het vervangen van de thermostaat, veiligheidsklep
of andere bij deze unit meegeleverde kleppen of onderdelen.
WAARSCHUWING
38
Foutcodes
Als de unit problemen heeft en niet normaal werkt, wordt de foutcode op de hoofd-PBA of LCD van de bedrade
afstandsbediening OUTDOOR UNIT (BUITENUNIT) weergegeven.
Display Toelichting Foutbron
101 Fout draadaansluiting BESTURINGSMODULE/BUITENUNIT
BESTURINGSMODULE,
BUITENUNIT
162 EEPROM-fout
CONTROL KIT
(Besturingsmodule)
198 Fout van thermische zekering van aansluitblok (open)
CONTROL KIT
(Besturingsmodule)
201 Communicatiefout BESTURINGSMODULE/BUITENUNIT (pasfout)
BESTURINGSMODULE,
BUITENUNIT
202 Communicatiefout BESTURINGSMODULE/BUITENUNIT (3 min)
BESTURINGSMODULE,
BUITENUNIT
203 Communicatiefout tussen OMZETTER en HOOFD-MICOM (6 min) BUITENUNIT
221 Fout temperatuursensor BUITENUNIT BUITENUNIT
231 Fout condensortemperatuursensor BUITENUNIT
251 Fout in uitvoertemperatuursensor BUITENUNIT
320 Fout bij OLP-sensor BUITENUNIT
403 Bevriezingsdetectie compressor BUITENUNIT (tijdens koelen) BUITENUNIT
404
Bescherming van BUITENUNIT bij overbelasting (tijden status Safety Start
(veiligheidsstart), normale gebruik)
BUITENUNIT
407 Comp buiten bedrijf door hoge druk BUITENUNIT
416 Afvoer van een compressor is oververhit BUITENUNIT
425 Fout voedingsbron ontbreekt (alleen voor 3-fasemodel) BUITENUNIT
440 Verwarmen geblokkeerd (buitentemperatuur hoger dan 35 °C) BUITENUNIT
441 Koelen geblokkeerd (buitentemperatuur lager dan 9 °C) BUITENUNIT
458 Fout bij ventilator1 BUITENUNIT BUITENUNIT
461 [Omzetter] Fout compressor opstarten BUITENUNIT
462 [Omzetter] Fout totale stroomsterkte/fout PFC-overbelasting BUITENUNIT
463 OLP is oververhit BUITENUNIT
464 [Omzetter] Fout IPM-overbelasting BUITENUNIT
465 Begrenzingsfout compressor V BUITENUNIT
466 Fout DC LINK over/laagspanning BUITENUNIT
467 [Omzetter] Fout compressorrotatie BUITENUNIT
468 [Omzetter] Fout bij stroomsensor BUITENUNIT
469 [Omzetter] Fout DC LINK-spanning sensor BUITENUNIT
470 EEPROM-lees-/-schrijout op buitenunit BUITENUNIT
471 EEPROM-lees-/-schrijout op buitenunit (OTP-fout) BUITENUNIT
474 Fout bij temperatuursensor IPM (IGBT-module) of PFCM BUITENUNIT
39
NEDERLANDS
Display Toelichting Foutbron
475 Fout bij ventilator2 BUITENUNIT BUITENUNIT
484 Fout PFC-overbelasting BUITENUNIT
485 Fout bij ingangsstroomsensor BUITENUNIT
500 IPM is oververhit BUITENUNIT
554 Gaslekfout BUITENUNIT
601 Communicatiefout tussen de BESTURINGSMODULE en de bedrade afstandsbediening
Bedrade
afstandsbediening
602 Fout bedrade afstandsbediening primaire/secundaire instelling
Bedrade
afstandsbediening
604
Communicatietraceringsfout tussen de BESTURINGSMODULE en de bedrade
afstandsbediening
BESTURINGSMODULE,
bedrade
afstandsbediening
607 Communicatiefout tussen de primaire en secundaire bedrade afstandsbedieningen
Bedrade
afstandsbediening
901 Fout temperatuursensor waterinlaat (PHE) (open/kortsluiting) BUITENUNIT
902 Fout temperatuursensor wateruitlaat (PHE) (open/kortsluiting) BUITENUNIT
903 Fout temperatuursensor wateruitlaat (back-upverwarmer)
CONTROL KIT
(Besturingsmodule)
904 Fout temperatuursensor DHW-tank
CONTROL KIT
(Besturingsmodule)
906 Fout temperatuursensor koelmiddelgasinlaat (PHE) (open/kortsluiting) BUITENUNIT
911
Fout stromingsschakelaar en waterpomp (F/S-signaal is 10 sec. UIT terwijl
waterpompsignaal AAN is)
CONTROL KIT
(Besturingsmodule)
912
Fout stromingsschakelaar en waterpomp (waterpompsignaal is 60 sec. UIT terwijl
F/S-signaal AAN is)
CONTROL KIT
(Besturingsmodule)
916 Fout mengklepsensor
CONTROL KIT
(Besturingsmodule)
40
Onderhoud
De vermelde controles en inspecties moeten regelmatig worden uitgevoerd zodat de unit zoals beoogd kan functioneren op de
productielocatie.
Schakel de unit altijd uit en ontkoppel de voedingskabel voor het uitvoeren van onderhouds- of reparatiewerkzaamheden.
De genoemde handelingen dienen minstens eenmaal per jaar door gekwaliceerd personeel te worden uitgevoerd.
1. Waterdruk
- Controleer of de waterdruk hoger is dan 0,3 bar. Vul indien nodig bij met extra water.
2. Waterlter
- Gebruik een reinigbare waterlter en maak deze regelmatig schoon.
3. Overdrukventiel water
- Controleer of het overdrukventiel naar behoren werkt.
- Het ventiel werkt op de aangegeven druk.
- Als er in de normale stand sprake is van waterlekkage of opspattend water, neem dan contact op met de lokale installateur.
4. Glycol
- Noteer en controleer minstens eenmaal per jaar de glycolconcentratie en de pH-waarde in het systeem.
- Een Ph-waarde onder 8,0 geeft aan dat een aanzienlijk deel van de corrosieremmer is uitgeput en dat u meer
corrosieremmer moet toevoegen.
- Als de Ph-waarde lager is dan 7,0, dan is de glycol gaan oxideren. Het systeem moet dan worden leeggetapt en gespoeld
voordat er ernstige schade kan optreden.
- Zorg dat de verwijdering van de glycoloplossing wordt gedaan in overeenstemming met de relevante lokale en nationale
regelgeving.
41
NEDERLANDS
Koelmiddel toevoegen
De warmtepomp wordt aan gebruikers geleverd met een basishoeveelheid koelmiddel als initiële instelwaarde. Tijdens het gebruik
van de unit of het uitvoeren van werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen kan er vergeleken met de initiële hoeveelheid wat
koelmiddel verloren gaan. Houd voor een correcte werking van de units de door SAMSUNG aangeduide hoeveelheid koelmiddel
aan.
In de onderstaande procedures wordt beschreven hoe u de hoeveelheid koelmiddel kunt toevoegen.
t R-410A wordt in vloeibare toestand toegevoegd.
t Het toevoegen en bijvullen gebeurt via de vulopeningen.
WAARSCHUWING
1. Sluit de manometer aan en ontlucht de manometer.
2. Open de manometerklep die is aangesloten op de vulopeningen aan de vloeistofzijde en voeg het vloeibare koelmiddel toe.
3. Als u niet alle koelmiddel in één keer kunt toevoegen terwijl de buitenunit is gestopt, gebruikt u de toets op de printplaat in de
warmtepomp om het resterende koelmiddel bij te vullen.
Koelmiddelen in bedrijfsstand toevoegen
1. Druk op de functietoets om koelmiddel toe te voegen.
2. Open na 30 minuten bedrijf de vulopeningen aan de lagedrukzijde in de warmtepomp.
3. Open de klep van de lagedrukzijde van de manometer om de resterende koelvloeistof bij te vullen.
4. Sluit als u klaar bent de kleppen in de manometer en haal de slangen weg bij de vulopeningen.
Weegschaal
Vulopening
Manometer
HogedrukzijdeLagedrukzijde
LagedrukzijdeHogedrukzijde
Belangrijke informatie over regelgeving met betrekking tot het gebruikte koelmiddel
t Informeer de gebruiker wanneer het systeem minimaal 3 kg geuoreerde broeikasgassen bevat. In dat geval moet het
systeem minimaal om de 12 maanden worden gecontroleerd op lekkages, overeenkomstig verordening nr.°842/2006.
Deze werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door gekwaliceerd personeel. In het bovenstaande geval
(3 kg of meer of R-410A) moet de installateur (of erkend persoon die verantwoordelijk is voor de eindcontrole) een
onderhoudsboek verstrekken met alle informatie die overeenkomstig VERORDENING (EG) NR.° 842/2006 VAN HET
EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 mei 2006 aangaande bepaalde geuoreerde broeikasgassen.
VOORZICHTIG
42
Onderhoud
Het wordt aanbevolen om jaarlijks een bevoegd persoon
a de leidingzeef te laten inspecteren en reinigen.
b de werking van de expansieklep, en de temperatuur-drukveiligheidsklep te laten controleren.
c de cilinder volgens de instructies weer in bedrijf te laten stellen.
Tundish (soort trechter)
Installeer de Tundish verticaal binnen maximaal 600 mm van de afvoeraansluiting van de temperatuur-drukveiligheidsklep.
Controleer of de leidingen van de veiligheidsklep door de tundish worden afgevoerd. Het Tundish-leidingwerk moet 22 mm zijn
met een minimale verticale lengte van 300 mm onder de tundish.
De maximaal toegestane lengte van leidingen van 22 mm is 9 m. Elke bocht of elleboogstuk staat gelijk aan 0,8 m leidingwerk.
Alle leidingen moeten op een veilige, zichtbare positie constant aopen en afvoeren. Raadpleeg de bouwregelgeving G3 als u
twijfelt.
43
NEDERLANDS
Koelmiddel vullen
f Het koelmiddel R-410A is een gemengd koelmiddel. Voeg alleen vloeibaar koelmiddel toe.
f Bereken de hoeveelheid koelmiddel op basis van de lengte van de leiding aan de vloeistofzijde. Gebruik een weegschaal om de
hoeveelheid koelmiddel toe te voegen.
Belangrijke informatie: regelgeving met betrekking tot het gebruikte koelmiddel
Dit product bevat geuoreerde broeikasgassen. Ventileer geen gas in de atmosfeer.
t Informeer de gebruiker indien het systeem 5 tCO of meer uorhoudend broeikasgas bevat. In dit geval moet het
minstens één keer per jaar worden gecontroleerd op lekken, volgens de regelgeving nr. 517/2014. Deze activiteit mag
uitsluitend door gediplomeerd personeel worden uitgevoerd. In het bovenstaande geval moet de installateur (of
erkend persoon die verantwoordelijk is voor de eindcontrole) een onderhoudsboek verstrekken met alle informatie,
overeenkomstig VERORDENING (EU) Nr. 517/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 april 2014
aangaande geuoreerde broeikasgassen.
VOORZICHTIG
Vul met onuitwisbare inkt het volgende in op het meegeleverde label van het koelmiddel en op deze handleiding.
f Hoeveelheid koelmiddel in het product af fabriek.
f Hoeveelheid extra koelmiddel dat ter plaatse is toegevoegd.
f + De totale hoeveelheid koelmiddel.
d
Binnenunit
Buitenunit
Type koelmiddel GWP-waarde
R-410A 2088
t GWP: Aardopwarmingsvermogen
t Berekening tCOe: kg x GWP/1000
a Hoeveelheid koelmiddel in het product af fabriek: zie typeplaatje unit.
b Hoeveelheid extra koelmiddel dat ter plaatse is toegevoegd. (Zie de bovenstaande informatie voor de hoeveelheid
toegevoegd koelmiddel.)
c Totale hoeveelheid koelmiddel.
d Koelmiddelcilinder en manometer voor het toevoegen van koelmiddel.
LET OP
t Het ingevulde label moet in de buurt van het vulopening van het product worden bevestigd.
(bijvoorbeeld aan de binnenkant van het deksel van de afsluitklep.)
VOORZICHTIG
Eenheid kg tCOe
, a
, c
44
Probleemoplossing
FOUT MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE
Geen waterstroom uit
warmwaterkranen.
1. Hoofdkraan uit.
2. Zeef verstopt.
3. Drukveiligheidsklep van koudwaterinlaat
onjuist geplaatst.
1. Controleer en draai de afsluitkraan open.
2. Schakel de watertoevoer uit. Verwijder de zeef en
reinig deze. (zie Drukveiligheidsklep op pagina 6
van de installatiehandleiding)
3. Controleer en monteer opnieuw indien
nodig (zie punt 3 pagina 5 van de
installatiehandleiding).
Water uit warmwaterkranen is
koud.
1. Dompelverwarmer niet ingeschakeld.
2. Thermische uitschakeling van
dompelverwarmer is geactiveerd.
3. Programmering is ingesteld op centrale
verwarming of is niet ingeschakeld.
4. Boiler werkt niet
5. Gemotoriseerde klep werkt niet naar
behoren.
1. Controleer en schakel in..
2. Controleer en druk op reset. (zie
thermostaatschema op pagina 9 en
beveiligingsuitschakeling op pagina 4 van de
installatiehandleiding).
3. Controleer en stel in op warm water.
4. Controleer de werking van de boiler. Als u een
storing vermoedt, raadpleeg dan de installateur
of fabrikant van de boiler.
5. Controleer de bedrading en/of
wateraansluitingen naar de gemotoriseerde klep.
Intermitterende waterafvoer 1. Verminderde interne expansie.
2. Thermische besturingsfout. (let op: het
water is heet).
1. Breng het expansievat weer onder druk. Volg de
instructies voor de koudwaterafvoer op pagina 4.
2. Schakel de voeding naar de
dompelverwarmer(s) en boilertoevoer naar de
unit uit. Wanneer de afvoer is gestopt, controleer
dan de thermische besturing en vervang als
deze defect is. Neem contact op met een
bevoegd persoon.
Constante waterafvoer 1. Drukveiligheidsklep van koudwaterinlaat
werkt niet.
2. Temperatuur-drukveiligheidsklep is
defect.
3. Expansieklep werkt niet naar behoren.
1. Controleer de druk van de klep. Vervang deze als
druk hoger is dan 2,1 bar. (zie pagina 6 van de
installatiehandleiding).
2. Als nummer 2 hierboven.
3. Controleer en vervang indien defect. (zie pagina
6 van de installatiehandleiding).
De kamerthermostaat schakelt niet
in of werkt niet naar behoren
Batterijen van draadloze kamerthermostaat
werken niet
Vervang de batterijen van de draadloze
kamerthermostaat
t Ontkoppel de elektriciteit voordat u beschermkappen van elektrische apparatuur verwijderd.
OPMERKING
45
NEDERLANDS
Geen waterstroom uit
warmwaterkranen.
Hoofdkraan uit
Aanvoerklep openen
Leidingzeef verstopt
Leidingzeef ontstoppen
Als het probleem aanhoudt, contact
opnemen met een bevoegde installateur
Intermitterende waterafvoer
Verminderd intern expansievolume
Als het probleem aanhoudt, contact
opnemen met een bevoegde installateur
Breng het expansievat weer onder
druk. Volg de instructies voor de
koudwaterafvoer op pagina 4.
Schakel de voeding naar de
dompelverwarmers en boilertoevoer
naar de unit uit. Wanneer de afvoer is
gestopt, controleer dan de thermische
besturing en vervang indien nodig
Fout thermische besturing
Drukveiligheidsklep van koude water
onjuist geplaatst
Controleer en monteer opnieuw indien
nodig
JA
JA
JA JA
JA
NEE
NEE
NEE
46
Probleemoplossing
Warme water uit kranen is koud
Overmatig warm water uit kranen
Dompelverwarmer
Zijn de
dompelverwarmers
ingeschakeld?
Ingeschakelde
dompelverwarmers
Is de programmering
ingesteld op centrale
verwarming of niet
ingeschakeld?
Cilinderthermostaat is
ingesteld op hoog
Is de thermostaat bedraad zoals
op de geplande installatie-
indeling voor “S” of Y”?
Bedrading aansluiten volgens de
instructies
Controleren of
cilinderthermostaat in- en
uitschakelt met programmering
en warm water aan
Gaat de gemotoriseerde klep
met 2 poorten dicht wanneer de
cilinder de temperatuur bereikt?
Raadpleeg een gekwaliceerde monteur op elk moment van twijfel
Temperatuurinstelling
verlagen
Defecte thermostaat
vervangen
Is de thermische
uitschakeling van
dompelverwarmer
geactiveerd?
Controleren en op
reset drukken
Controleren en op
warmwaterprogramma
instellen.
Werkt de
gemotoriseerde
klep naar
behoren?
Bedrading of
wateraansluitingen
controleren
Is de
thermische
uitschakeling
van cilinder
geactiveerd?
Controleren
en op reset
drukken
Werkt de boiler?
Indirecte verwarming
Bedrading op
cilinderthermostaat controleren
Fout in de bedrading,
raadpleeg een elektricien
JA JA JA
JAJA
NEE
NEE
JA
NEE
NEE
NEE
NEE
JA
JA
JA
JA
Als het probleem aanhoudt, contact
opnemen met een bevoegde installateur
47
NEDERLANDS
In bedrijf stellen
Vullen
1. Open een warmwaterkraan.
2. Open de koudwatertoevoer.
3. Draai de kraan dicht wanneer er warm water uitkomt.
4. Laat het systeem 5 minuten stabiliseren.
5. Open elke warmwaterkraan om beurten om de lucht uit de systeemleidingen te verdrijven.
6. Controleer op lekkages.
7. Bedien handmatig de temperatuur-drukveiligheidsklep om te controleren of het water vrij door de afvoerleiding loopt. (Draai
de knop naar links.)
Aftappen/spoelen
1. Draai de hoofdkraan uit.
2. Sluit een slang aan op een afvoerkraantje onder aan de cilinder.
3. Open de warmwaterkraan. Open de afvoerklep en open de temperatuur-drukveiligheidsklep.
4. Laat afvoeren. Volg voor het bijvullen de instructies voor de inbedrijfstelling (hierboven).
Instructies voor opnieuw inbedrijfstellen
Koude of lauwe waterafvoer van Tundish - De Tundish mag niet in de buurt van elektrische apparaten worden geïnstalleerd.
1. Sluit de koudwatertoevoer.
2. Open een warmwaterkraan.
3. Herstel de druk van het expansievat tot het instelniveau.
4. Sluit de warmwaterkraan.
5. Open de koudwatertoevoer.
Warmwaterafvoer uit Tundish
Dit geeft een storing van een thermische uitschakeling, een thermostaat of de gecombineerde temperatuur-drukveiligheidsklep
aan. Schakel de stroomtoevoer naar de dompelverwarmer uit en isoleer ook een indirecte unit van de boiler. Neem contact op met
de installateur of een bevoegde technicus.
SAMSUNG ELECTRONICS CO., LTD.
107, Hanamsandan 6beon-ro, Gwangsan-gu, Gwangju-si, Korea 62218
Samsung Electronics
Service Department
PO Box 12987, Blackrock, Co. Dublin. Ireland
or
Blackbushe Business Park, Yateley, GU46 6GG. UK
DB68-05387A-07
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48

Samsung AE160JXYDGH/EU Installatie gids

Type
Installatie gids