60
nl Vruchtenpers-opzetstuk
Vruchtenpers-opzetstuk
Voor het persen van zacht fruit, zoals
bijv. frambozen, aalbessen, aardbeien en
tomaten. Het opzetstuk is niet geschikt
voor appelen en druiven. Het opzetstuk is
ook niet geschikt voor hard fruit of harde
groente, zoals wortels en rode biet.
Voorbereiding
Aanwijzing: de keuze van het zeefinzet-
stuk bepaalt het gehalte aan vruchtvlees
in het sap. Geen fruit persen waarvan
de diameter van de pit ongeveer gelijk is
aan de gatdiameter van het zeefinzetstuk
(bijv. frambozen).
X Afb. I
Controleer of de afdichtringen aan de
zeefhouder en aan de wormaandrijving
zijn bevestigd. Indien niet, de afdicht-
ringen in de afdichtgroeven van deze
delen plaatsen.
1. Het gewenste zeefinzetstuk in de zeef-
houder plaatsen vastdrukken.
2. De wormaandrijving in de behuizing
aanbrengen.
3. De zeefhouder in de behuizing plaatsen.
De nok aan de zeefhouder
4. De schroefring op de behuizing
aanbrengen en zonder uitoefening van
kracht rechtsom vastschroeven.
5. Het in de zeefhouder schroeven.
6. De afvoertrechter op de zeefhouder
plaatsen tot deze hoorbaar vastklikt.
Het vruchtpers-opzetstuk is voorbereid.
Gebruik
W Waarschuwing
Gevaar voor letsel!
– Niet met de handen in de vulschacht
grijpen.
– Gebruik voor het aandrukken uitsluitend
de stopper.
Attentie!
– Harde fruitschillen, -pitten en -stelen
verwijderen.
– Bessen, zoals bijv. aalbessen kunnen
met stelen worden geperst.
– Vruchten met grotere pitten of stenen,
zoals bijv. pruimen en kersen moeten
voor het persen worden ontpit.
– Geen bevroren fruit verwerken.
– Geen hoge druk met de stopper
uitoefenen.
X Afbeeldingenreeks J
1. Het voorbereide opzetstuk schuin op
de aandrijving van het basisapparaat
aanbrengen.
2. Het opzetstuk vervolgens linksom
draaien tot het hoorbaar vastklikt.
Schroefring aantrekken.
3. De vultrechter aanbrengen en de
stopper in de vulschacht steken.
4. Het fruit voorbereiden. Grote vruchten
vooraf verkleinen, zodat deze zonder
aandrukken in de vulschacht passen.
Grote pitten (bijv. kersen, pruimen)
verwijderen.
Kannen onder de openingen voor het
sap en vruchtvlees zetten.
De voorbereide vruchten in de vultrech-
ter doen.
5. De stekker in het stopcontact steken.
Het apparaat inschakelen.
6. Met de stopper de vruchten met lichte
druk in de vultrechter schuiven.
7. Het uitgeperste sap stroomt door de
afvoertrechter weg. Het vruchtvlees
(vaste delen) wordt door het pulppijpje
gedrukt.
8. Het pulppijpje instellen. Door het uit-
draaien wordt het vruchtvlees vochtiger;
door het indraaien wordt het droger en
uit de trechter stroomt meer sap. Is het
vruchtvlees te droog, pijpje afschroeven
zodat het apparaat niet door het vrucht-
vlees wordt verstopt.
9. Na afloop van de werkzaamheden het
apparaat uitschakelen en de stekker uit
het stopcontact trekken.
10. De vultrechter en de stopper
verwijderen.