Canon PowerShot S95 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding
door, met name het gedeelte “Veiligheidsmaatregelen”.
Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog kunt
raadplegen.
2
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van de camera.
De inhoud van de verpakking controleren
Camera
Interfacekabel
IFC-400PCU
Batterij NB-6L
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST
Polsriem
WS-DC9
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de
vele functies van de camera gebruiken om foto's met
geavanceerdere instellingen te maken.
Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt de
Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer (alleen
noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
Introductiehandleiding
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
3
Proefopnamen en disclaimer
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp
van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere
wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van
Canon Klantenservice.
LCD-monitor (scherm)
Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing
kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten....25
IwP
Op het strand
(p. 64)
In de sneeuw
(p. 64)
Portretten
(p. 63)
Mooie opnamen maken van mensen
J
Landschap
(p. 63)
O
Flora
(p. 64)
Diverse andere opnamen maken
Weinig licht
(p. 62)
t
Vuurwerk
(p. 65)
V
Kinderen en dieren
(p. 64)
S
Onderwater
(p. 64)
Miniatuureffect
(p. 74)
Extra levendige
kleuren (p. 65)
Poster-effect
(p. 65)
Fisheye-effect
(p. 73)
Opnamen maken met speciale effecten
Foto's maken die er
oud uitzien (p. 72)
Opnamen maken
Scherpstellen op gezichten
..........................................25, 64, 90, 94
Opnames maken op plaatsen waar de flitser niet kan worden
gebruikt (flitser uitschakelen) .......................................................56
Foto's maken met de zelfontspanner ................................61, 67, 68
De datum en ti
j
d aan de o
p
namen toevoe
g
en .............................60
Wat wilt u doen?
5
1
De foto's bekijken.........................................................................28
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................127
Foto's bekijken op een tv ...........................................................131
Foto's bekijken op een computer .................................................33
Snel foto's zoeken..............................................................124, 125
Foto's wissen .......................................................................29, 138
Weergeven
E
Films opnemen.....................................................................30, 115
Films bekijken ..............................................................................32
Films maken/bekijken
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken .........................................150
Afdrukken
Beelden opslaan op een computer ..............................................33
Opslaan
3
Geluid uitzetten ............................................................................50
De camera gebruiken in het buitenland ...............................15, 162
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................180
Overige accessoires
6
In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte
functies van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de
geavanceerde functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer
leert.
De inhoud van de verpakking
controleren.........................................2
Lees dit eerst .....................................3
Wat wilt u doen? ................................4
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt .................................9
Veiligheidsvoorschriften...................10
De batterij opladen...........................14
De interne, oplaadbare
lithiumbatterij recyclen .....................16
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) ................17
De batterij en geheugenkaart
plaatsen ...........................................17
De datum en tijd instellen ................20
De taal van het scherm instellen......22
Geheugenkaarten formatteren.........23
De sluiterknop indrukken .................24
Foto's maken (Smart Auto)..............25
Beelden bekijken .............................28
Beelden wissen................................29
Films opnemen ................................30
Films bekijken ..................................32
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken..................33
Accessoires .....................................38
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires......................................39
Overzicht van de onderdelen...........44
Schermweergave.............................46
Lampje ............................................ 47
Menu FUNC.
– Basishandelingen......................... 48
MENU – Basishandelingen ............. 49
De geluidsinstellingen wijzigen ....... 50
De helderheid van het scherm
wijzigen ........................................... 51
De standaardinstellingen van de
camera herstellen............................ 52
De functie spaarstand
(Automatisch Uit)............................. 53
Low Level Format van de
geheugenkaart uitvoeren ................ 53
Klokfuncties..................................... 54
De flitser uitschakelen ..................... 56
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)................................ 57
Opnemen met vooringestelde
brandpuntafstanden (Trapsgew.
zoom) .............................................. 59
Datum en tijd aan de opname
toevoegen ....................................... 60
De zelfontspanner gebruiken .......... 61
Opnamen maken in omgevingen
met weinig licht
(Donkere omgeving)........................ 62
Opnamen maken in diverse
omstandigheden.............................. 63
Een glimlach detecteren en
opnemen ......................................... 66
De knipoogdetectie gebruiken......... 67
De gezicht-zelfontspanner
gebruiken ........................................ 68
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ........................ 13
2 Meer informatie.................. 43
3 Veelgebruikte functies
voor opnamen ....................55
Inhoudsopgave
7
Opnamen maken van scènes
met groot contrast
(High Dynamic Range).................... 70
Opnamen maken met verbleekte
kleuren (Nostalgisch) ...................... 72
Opnamen maken met het effect
van een visooglens
(Fisheye-effect) ............................... 73
Opnamen maken die lijken op
een miniatuurmodel
(Miniatuureffect) .............................. 74
Opnamen maken in Programma
automatische belichting .................. 76
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie) ................ 76
De flitser inschakelen...................... 77
Het scherpstelbereik wijzigen
(Macro) ........................................... 77
De resolutie aanpassen
(beeldgrootte).................................. 78
De compressieverhouding
(beeldkwaliteit) wijzigen .................. 78
RAW-beelden opnemen.................. 80
De verhouding wijzigen................... 81
De ISO-waarde wijzigen ................. 82
Opnamen maken via een tv............ 83
De witbalans aanpassen................. 84
Continu-opnamen maken................ 86
De kleurtoon van een foto
wijzigen (My Colors)........................ 87
De compositie van de opname
wijzigen met de
focusvergrendeling.......................... 88
De modus AF-kader wijzigen.......... 90
Het onderwerp kiezen waarop u wilt
scherpstellen (AF Tracking) ............ 91
Opnamen maken met
AF-vergrendeling............................. 92
Het autofocuskader vergroten .........93
De persoon selecteren op
wie u wilt scherpstellen
(Gezichts Selectie) ..........................94
Opnamen maken in de modus
Handmatig scherpstellen................. 95
Focusbracketing
(modus BKT-Focus) ........................ 96
Opnamen maken met Servo AF...... 96
De meetmethode wijzigen ............... 97
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling.............................98
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling............................. 98
Auto Exposure-bracketing
(modus AEB )..................................99
De sluitertijd instellen .................... 100
De diafragmawaarde instellen.......101
De diafragmawaarde en sluitertijd
instellen ......................................... 102
Instellingen maken met behulp
van de instelring ............................ 103
De helderheid corrigeren en
opnamen maken (i-Contrast).........106
Rode-ogencorrectie....................... 107
Opnamen maken met
Slow sync ...................................... 108
De flitsbelichtingscompensatie
aanpassen..................................... 108
De flitsuitvoer aanpassen ..............109
Opname-instellingen
vastleggen.....................................110
De kleur wijzigen en opnamen
maken............................................ 111
Controleren op gesloten ogen.......113
Opnamen maken met
Stitch Hulp ..................................... 114
4 Zelf instellingen
selecteren ...........................75
5 Haal meer uit uw camera...89
Inhoudsopgave
8
De filmmodus wijzigen ...................116
Films maken die lijken op
een miniatuurmodel
(Miniatuureffect).............................116
De beeldkwaliteit wijzigen..............118
AE lock/belichting ..........................119
Het windfilter gebruiken .................119
Overige opnamefuncties................120
Afspeelfuncties ..............................120
Bewerken.......................................121
Snel naar beelden zoeken.............124
Beelden weergeven met de
filterweergave ................................125
Diavoorstellingen bekijken.............127
De focus controleren......................128
Beelden vergroten .........................129
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle) ..............................129
Beeldovergangen wijzigen.............130
Beelden bekijken op een tv............131
Beelden weergeven op
een hdtv.........................................132
Beelden beveiligen ........................134
Beelden wissen..............................138
Beelden markeren als favoriet.......140
Beelden indelen in categorieën
(My Category) ................................141
Beelden roteren .............................143
Het formaat van beelden
wijzigen ..........................................144
Trimmen.........................................145
Effecten toepassen met de
functie My Colors ...........................146
De helderheid corrigeren
(i-Contrast) .................................... 147
Het rode-ogeneffect
corrigeren ...................................... 148
Beelden afdrukken ........................ 150
Afdrukken via de afdruklijst
(DPOF).......................................... 152
Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF) ......................... 153
Toegevoegde beelden
afdrukken ...................................... 156
De camera-instellingen
wijzigen ......................................... 158
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen ......................................... 164
Veelgebruikte opnamemenu’s
vastleggen (My Menu)................... 169
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen ......................................... 170
Aansluiten op het lichtnet.............. 172
Een Eye-Fi-kaart gebruiken .......... 173
Problemen oplossen ..................... 175
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen ....................... 178
Informatieweergave op
het scherm .................................... 180
Voorzorgsmaatregelen.................. 183
Beschikbare functies per
opnamemodus .............................. 184
Menu's........................................... 186
Specificaties .................................. 190
Index ............................................. 193
6 Diverse functies voor het
opnemen van films .......... 115
7 Diverse functies gebruiken
voor afspelen en
bewerken .......................... 123
8 Afdrukken .........................149
9 De camera-instellingen
aanpassen ........................157
10 Nuttige informatie ..........171
9
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en de controleknop
van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aangeven, de controleknop, de knop FUNC./
SET en de instelring worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
: Tips voor het oplossen van problemen
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
: Aanvullende informatie
(p. xx): Referentiepagina's (“xx” geeft het paginanummer aan)
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
Knop Rechts
Knop FUNC./SET
Knop Omhoog
Knop Links
Knop Omlaag
Controleknop
Ê
Ï Instelring
10
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of
bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die
u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel
of levensgevaar.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen
aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer
u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om de apparatuur schoon te maken.
Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of
andere vloeistoffen.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en
neemt u contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon
Klantenservice.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de
luidsprekers beschadigen. Ook kan uw gehoor beschadigd raken als u een
koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een
muziekspeler afspeelt.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
11
Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in
contact komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok
of brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het
geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof
in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan
schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40°C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat
kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken.
De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
Zorg dat uw vingers niet bekneld raken wanneer de
flitser zakt.
Dit zou verwondingen kunnen veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften
12
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur.
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Gebruik geen kracht bij het aanduwen of omhoogtrekken van de flitser.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden
die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om
vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting
en schade aan het apparaat voorkomen.
Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de
polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze
uit het stopcontact.
Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze
oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of
een explosie, wat kan leiden tot brand of schade.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de
camera in uw tas stopt.
Bevestig geen accessoires aan de polsriem.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
13
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het
maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een
computer.
De riem bevestigen/de camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem aan de camera en draag deze om uw pols
tijdens het maken van opnamen, om te voorkomen dat u de camera laat
vallen. De riem kan ook aan de linkerkant van de camera worden
bevestigd.
Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan
weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren wanneer
deze is uitgeklapt.
1
Riem
14
Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop is
de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
Zorg dat de markering o op de batterij
overeenstemt met die op de oplader en
plaats dan de batterij door deze naar binnen
( ) en naar beneden ( ) te schuiven.
Laad de batterij op.
Voor CB-2LY: kantel de stekker naar
buiten ( ) en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
Voor CB-2LYE: sluit het netsnoer aan op
de oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
X Het oplaadlampje gaat oranje branden en
het opladen begint.
X Als de batterij volledig is opgeladen, wordt
het oplaadlampje groen. Het opladen duurt
ongeveer 1 uur en 55 minuten.
Verwijder de batterij.
Haal het netsnoer van de batterijlader uit
het stopcontact en verwijder de batterij
door deze naar binnen ( ) en omhoog
( ) te schuiven.
De batterij opladen
CB-2LY
CB-2LYE
Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij te
beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij opladen
15
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering)
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de
CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden,
kleiner dan hierboven is aangegeven.
Batterij-oplaadlampje
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading van de
batterij aangeeft.
Aantal opnamen
Ongeveer 200
Afspeeltijd
Ongeveer 5 uur
Weergave Betekenis
Voldoende opgeladen.
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.
(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.
“Vervang \ Verwissel accu” Leeg. Laad de batterij opnieuw op.
De batterij en de oplader efficiënt gebruiken
Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.
Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet
worden gebruikt.
De batterij een lange tijd bewaren:
Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het
klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een niet helemaal lege
batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur
beperken of de prestaties doen afnemen.
U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V
(50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische
transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.
De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.
Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de
batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet u contact
opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken. Koop dan
een nieuwe batterij.
Plaats het klepje zodanig op een geladen
batterij dat de markering o zichtbaar is.
16
Als u uw camera wilt weggooien, verwijdert u eerst de interne, oplaadbare
lithiumbatterij om deze te recyclen volgens de lokale regelgeving.
Draai de schroeven van de
behuizing los.
Draai de zes schroeven in de behuizing los
zoals wordt weergegeven in de illustratie.
Verwijder de klepjes.
Verwijder de achterkant en vervolgens de
voorkant. Trek de lintkabel los zoals wordt
weergegeven.
Verwijder de twee schroeven waarmee de
eenheid met de sluiterknop is bevestigd en
verwijder de eenheid van de camera.
Verwijder de batterij.
Knip de lintkabel door en verwijder de
batterij met een pincet zoals wordt
weergegeven in de illustratie.
De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen
Raak dit gedeelte nooit aan!
Raak de flitser nooit aan.
Raak het gemarkeerde gedeelte nooit aan.
U kunt een grote elektrische schok krijgen.
Verwijder de camerabehuizing alleen als u de interne, oplaadbare
lithiumbatterij wilt verwijderen voor recycling voordat u de camera
weggooit.
17
SD-geheugenkaarten (2GB en minder)*
SDHC-geheugenkaarten
(meer dan 2 GB, tot en met 32 GB)*
SDXC-geheugenkaarten
(meer dan 32GB)*
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
Eye-Fi-kaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken
sommige kaarten mogelijk niet goed.
Info over Eye-Fi-kaarten
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht) wordt
niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een Eye-Fi-kaart,
kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor het
gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de kaart niet
toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied mag worden
gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is
ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje
omhoog totdat u een klik hoort.
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden SDXC-
geheugenkaarten mogelijk niet herkend als u een kaartlezer gebruikt.
Controleer van tevoren of uw besturingssysteem deze functie ondersteunt.
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar)
De batterij en geheugenkaart plaatsen
De batterij en geheugenkaart plaatsen
18
Open het klepje.
Schuif het klepje naar buiten ( ) en
omhoog ( ) om het te openen.
Plaats de batterij.
Plaats de batterij op de afgebeelde wijze
totdat deze vastklikt.
Zorg dat u de batterij in de juiste richting
plaatst, anders klikt deze niet goed vast.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
Aansluitpunten
Label
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje
voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt op
het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of
wissen.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
19
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting
van de pijl.
X De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-
instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Geheugenkaart
4 GB 16 GB
Aantal opnamen
1471 6026
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus is ingesteld (p. 25).
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
20
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor het eerst
wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen worden
toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om een waarde te
selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt
het scherm Datum/Tijd gesloten.
Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de
camera uitgeschakeld.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2 selecteert en met de knoppen op of de controleknop Ê de
instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld.
De datum en tijd instellen
21
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Datum/Tijd] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Voer stap 2 en 3 op p. 20 uit om de
instelling te wijzigen.
Als u op de knop n drukt, wordt het
menu gesloten.
Datum/tijd-batterij
De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij. Dit is een reservebatterij
die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de
andere batterij is verwijderd.
Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 39), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur
worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.
Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu [Datum/Tijd] als u de camera
inschakelt. Voer de stappen op p. 20 uit om de datum en tijd in te stellen.
22
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt terwijl u op de
knop n drukt.
Stel de taal van de LCD-monitor in.
Druk op de knoppen opqr of draai de
controleknop Ê om een taal te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
X Nadat u de taal van de LCD-monitor hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
De taal van het scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en
de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok
te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van de LCD-monitor ook wijzigen door op n te
drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal]
te selecteren.
23
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is geformatteerd in
een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart formatteren met deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens
op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u
uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 173) gaat formatteren, moet u de software van de
kaart op een computer installeren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te
selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op m.
Kies [OK].
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren. Druk
vervolgens op m.
Formatteer de geheugenkaart.
Dr
uk op de knoppen
op
of draai de controleknop
Ê om [OK] te selecteren en druk op m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
Voltooi het formatteren.
X Als het formatteren is voltooid, verschijnt op
het scherm de melding [Geheugenkaart is
geformatteerd].
Druk op de knop m.
Geheugenkaarten formatteren
De sluiterknop indrukken
24
Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de
knop daarna volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in (Druk lichtjes
om de focus in te stellen).
Druk lichtjes totdat u tweemaal een piepgeluid
hoort en er AF-kaders verschijnen waarop de
camera scherpstelt.
Druk de knop volledig in (Druk
volledig in om de foto te maken).
X
U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto wordt
gemaakt.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op
de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart
gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud wordt
gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een
geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de
kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de
geheugenkaart.
De sluiterknop indrukken
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren,
is het beeld wellicht onscherp.
25
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat u de camera
automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten selecteren en u alleen nog
maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook gezichten detecteren en hierop
automatisch scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
Druk op de knop ON/OFF.
X Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modus A.
Stel het programmakeuzewiel in op A.
Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
X Het pictogram voor de ingestelde compositie
wordt weergegeven rechts boven in het
scherm.
X De camera stelt scherp op gedetecteerde
gezichten en geeft kaders weer rond deze
gezichten.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i (telelens) duwt,
zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter
lijkt. Als u de zoomknop naar j (groothoek)
duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit
kleiner lijkt. (De zoombalk, die de zoompositie
aangeeft, verschijnt op het scherm.)
U kunt de ring Ï gebruiken om in te zoomen op
het onderwerp (Trapsgewijs zoomen, p. 59).
Foto's maken (Smart Auto)
Zoombalk
Foto's maken (Smart Auto)
26
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen.
X De flitser gaat in donkere omgevingen
automatisch omhoog.
X Als de camera scherpstelt, hoort u tweemaal
een pieptoon en worden AF-frames op het
scherpgestelde punt weergegeven.
Er worden meerdere AF-frames weergegeven
wanneer de camera op meer dan een punt
heeft scherpgesteld.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in om de
opname te maken.
X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt
vastgelegd. Als er weinig licht is en als de
flitser is uitgeklapt, wordt de flitser
automatisch geactiveerd.
X De foto verschijnt gedurende enkele
seconden op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt
u al op de sluiterknop drukken om een
volgende foto te maken.
AF-kader
Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram
verschijnt?
Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in
het scherm. Zie “Compositiepictogrammen” (p. 181) voor meer informatie over de
pictogrammen die verschijnen.
Het onderwerp kiezen waarop u wilt scherpstellen
(AF Tracking)
Nadat u op de knop o hebt gedrukt en is weergegeven, richt u de camera zo
dat op het onderwerp valt waarop u wilt scherpstellen. Druk de sluiterknop
half in en houd deze ingedrukt om een blauw frame weer te geven waarin de
focus en belichting behouden blijven (Servo AF). Druk de sluiterknop helemaal in
om de opname te maken.
Foto's maken (Smart Auto)
27
Wat als...
Wat als de kleur en helderheid van de beelden niet zijn zoals verwacht?
Onder bepaalde omstandigheden past het weergegeven scènepictogram (p.
181
) niet
bij de werkelijke compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G
(p.
76
).
Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van het
hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader. De
kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik (p. 90).
Als het hoofdonderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen
het witte kader zichtbaar.
Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de sluiterknop half indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt
gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast
(Servo AF).
Wat als het lampje oranje knippert en knippert op het scherm?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor het
beeld onscherp maken.
Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden
uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid in te schakelen,
drukt u op n om [mute] te selecteren op het tabblad 3 en drukt u op qr om [Uit]
te selecteren.
Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is
ongeveer 50 cm – 6,5 m met een maximale groothoek (j) en ongeveer
90 cm – 3,0 m met een maximale telelens (i).
Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Duw de zoomknop naar j en houd de knop vast
tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale groothoekinstelling
en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 5 cm of meer van het
uiteinde van de lens bevinden. Duw de zoomknop naar i en houd de knop vast tot
de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en
u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 30 cm of meer van het
uiteinde van de lens bevinden.
Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het
lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen.
“Verkeerde flitspositie Herstart camera” verschijnt op het scherm.
Deze melding wordt weergegeven wanneer uw vinger op de flitser drukt wanneer
deze omhoog gaat of wanneer de beweging van de flitser op een andere manier wordt
belemmerd.
28
U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op q drukt of de controleknop Ê
linksom draait, doorloopt u de beelden in
omgekeerde volgorde van opname, van
het nieuwste beeld naar het oudste.
Als u op r drukt of de controleknop Ê
rechtsom draait, doorloopt u de beelden in
volgorde van opname, van het oudste
beeld naar het nieuwste.
De beelden volgen elkaar sneller op als u
de knoppen qr ingedrukt houdt, maar ze
worden grover weergegeven.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken. Als de flitser is opengeklapt,
wordt deze automatisch gesloten.
Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl
de lens wordt ingetrokken, wordt de
camera uitgeschakeld.
Beelden bekijken
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de sluiterknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar
de opnamemodus.
29
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om het te wissen beeld
weer te geven.
Wis het beeld.
Druk op de knop p.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [Wissen] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op
de knoppen qr of draait u de
controleknop Ê om [Stop] te selecteren.
Daarna drukt u op de knop m.
Beelden wissen
30
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog op de
sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. Het geluid wordt in stereo opgenomen.
Selecteer de modus E.
Stel het programmakeuzewiel in op E.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
duwt, zoomt u in
op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de
zoomknop naar
j
duwt, zoomt u uit op het
onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
U kunt de ring Ï gebruiken om in te zoomen op
het onderwerp (Trapsgewijs zoomen, p. 59).
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen.
X Als de camera scherpstelt, hoort u tweemaal
een pieptoon.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
Films opnemen
Resterende tijd/Verstreken tijd
Films opnemen
31
X De camera begint met de filmopname en op
het scherm verschijnen [ REC] en de
verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger
van de sluiterknop.
Als u tijdens de opname de compositie wijzigt,
blijft de focus hetzelfde maar worden de
helderheid en de kleurtoon automatisch
aangepast.
Raak de microfoon niet aan tijdens de
opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de sluiterknop. Het geluid van de
knoppen wordt in de film opgenomen.
Stop de opname.
Druk de sluiterknop opnieuw volledig in.
X De camera geeft één pieptoon en stopt met
opnemen.
X De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer de
geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
De maximale cliplengte is ongeveer 29 min. 59 sec.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
Verstreken tijd
Microfoon
Het onderwerp vergroten tijdens de opname
Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt u in op het onderwerp. De
bedieningsgeluiden worden echter opgenomen en de film kan grof lijken.
U kunt de Ï-ring niet gebruiken om in of uit te zoomen.
Geheugenkaart
4 GB 16 GB
Opnametijd
25 min. 8 sec. 1 uur 42 min. 57 sec.
32
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
X wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een film te selecteren.
Druk daarna op de knop m.
X Het filmbedieningspaneel wordt op het
scherm weergegeven.
Speel de film af.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om (afspelen) te
selecteren. Druk vervolgens op m.
X De film wordt afgespeeld.
U kunt het afspelen van de film pauzeren
en hervatten door nogmaals te drukken
op m.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
X Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
Wat als u geen films kunt afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 34).
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De
weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af
van de computercapaciteit.
Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart
te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor
geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie.
33
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een
andere compacte digitale camera van Canon is geleverd, installeert u de software
van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven.
Systeemvereisten
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de
computer.
Macintosh
Besturingssysteem
Windows 7
Windows Vista Service Pack 1 en 2
Windows XP Service Pack 3
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op
computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core2 Duo 1,66 GHz of hoger (films)
RAM
Windows 7 (64 bit): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bit), Windows Vista (64 bit, 32 bit), Windows XP: 1 GB of
meer
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer*
Digital Photo Professional: 200 MB of meer
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Besturingssysteem
Mac OS X (v10.4 – v10.6)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op
computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
PowerPC G4/G5 of Intel Processor (foto's), Core Duo 1,66 GHz of hoger
(films)
RAM 1 GB of meer
Interface
USB
Vrije ruimte op de
vaste schijf
ImageBrowser: 250 MB of meer
CameraWindow: 150 MB of meer
Digital Photo Professional: 200 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
34
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5)
gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het
cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies -op het
scherm om verder te gaan met de installatie.
Als het scherm [User Account Control/Beheer
gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt u
de instructies op het scherm om verder te gaan.
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer uw
bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd in het cd-romstation van
de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het
cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
Dubbelklik op op de cd.
Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder te gaan
met de installatie.
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
35
Sluit de camera aan op de
computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleinste stekker
van de bijgeleverde interfacekabel (p. 2)
stevig in de aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
Steek de groter stekker van de interfacekabel
in de aansluiting op de computer. Raadpleeg
de handleiding van de computer voor meer
informatie over de aansluiting.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Open CameraWindow.
Windows
Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden].
X CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op
het menu [Start] en selecteert u [All
Programs/Alle programma's], gevolgd door
[Canon Utilities], [CameraWindow] en
[CameraWindow].
Macintosh
X
Wanneer er een verbinding tot stand is
gebracht tussen de camera en de computer,
wordt CameraWindow weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op
het pictogram CameraWindow in de taakbalk
onder aan het bureaublad.
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
36
Beelden downloaden en bekijken
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred
Images/Niet-overgedragen beelden
importeren].
X Alle beelden die nog niet zijn
overgedragen, worden nu naar de
computer overgedragen. Overgedragen
beelden worden gesorteerd op datum en
opgeslagen in afzonderlijke submappen in
de map Afbeeldingen.
Wanneer [Image import complete./
Importeren van beelden voltooid.]
verschijnt, klikt u op [OK]. Klik daarna op
[X] om CameraWindow te sluiten.
Schakel de camera en verwijder de kabel.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het bekijken van
beelden op een computer.
Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow
weer te geven.
Klik op op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het
programma te wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op .
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
37
U kunt uw camerabeelden downloaden zonder de functie voor
beeldoverdracht te gebruiken van de meegeleverde software door uw
camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer. Hierbij gelden
echter de volgende beperkingen:
Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.
Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in
horizontale richting gedownload.
RAW-beelden of JPEG-beelden die tegelijk met RAW-beelden zijn
opgenomen, worden wellicht niet goed gedownload.
Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het
downloaden naar een computer.
Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
Sommige functies in de bijgeleverde software zijn mogelijk niet
beschikbaar zoals het bewerken van films en het overdragen van
beelden naar de camera.
38
Accessoires
Polsriem
WS-DC9
Interfacekabel
IFC-400PCU*
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Stereo AV-kabel
AVC-DC400ST*
Meegeleverd bij de camera
Batterij NB-6L met kapje* Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE*
USB-kaartlezer
Windows/Macintosh
Geheugenkaart
Canon PictBridge-compatibele printers
TV
High-Definition TVHDMI-kabel HTC-100
*Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
39
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige
regio's.
Voedingen
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE
Een adapter om de batterij
NB-6L op te laden.
Batterij NB-6L
Oplaadbare lithium-ionbatterij.
Voedingsadapterset ACK-DC40
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterij in de camera opladen.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Accessoires in het buitenland gebruiken
De batterijlader en de adapter kunnen worden gebruikt in gebieden met een
wisselspanning van 100 - 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit
kan leiden tot beschadigingen.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
40
Flitser
Krachtige flitser HF-DC1
Met deze losse flitser kunt u foto-
onderwerpen vastleggen die te ver weg
zijn om door de ingebouwde flitser te
worden belicht.
Overige accessoires
Waterdichte behuizing WP-DC38
Gebruik deze behuizing voor het maken
van foto's onder water tot op een diepte
van 40 meter, voor het maken van foto's in
de regen, op het strand en op skipistes.
Gewicht voor waterdichte behuizing
WW-DC1
Wanneer u de waterdichte behuizing
gebruikt voor het maken van foto’s onder
water, gebruikt u de gewichten om te
voorkomen dat de behuizing blijft drijven.
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan te
sluiten op de HDMI™-aansluiting van een
hdtv.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
41
Printers
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel
bij u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
SELPHY-serie
Inkjetprinters
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van
accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel
tegen betaling kunt laten uitvoeren.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
42
43
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
44
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Zoomknop
Opname: i (telelens) / j (groothoek)
(p. 25, 30, 57)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
(p. 124, 129)
Lampje (p. 61, 66, 67, 68, 164, 165)
Lens
Microfoon (p. 31)
Programmakeuzewiel
Sluiterknop (p. 24)
ON/OFF-knop (p. 20)
RING FUNC. (ringfunctiekiezer) (p. 103)
Flitser (p. 26, 56, 77)
Instelring (p. 25, 103)
Aansluiting statief
Klepje geheugenkaartsleuf/
batterijhouder (p. 18)
Klepje gelijkstroomaansluiting (p. 172)
Filmmodus
Voor het maken van films
(p. 30, 115).
Modus voor speciale opnamen
U kunt opnamen maken met de beste
instellingen voor de compositie of diverse
effecten toevoegen aan uw opnamen (p. 63).
P-, Tv-, Av-, M-, C-modus
U kunt instellingen kiezen voor diverse soorten
foto's (p. 76, 100, 101, 102, 110).
Auto-modus
U kunt de camera
instellingen laten
selecteren voor volledig
automatische opnamen
(p. 25).
Modus Weinig licht
Hiermee kunt u opnamen
maken in een donkere
omgeving, met gereduceerde
camerabeweging en
onscherpe weergave (p. 62).
Overzicht van de onderdelen
45
Controleknop
Door de controleknop te draaien, kunt u
verschillende bewerkingen uitvoeren zoals
het selecteren van items of het schakelen
tussen beelden. Op een paar bewerkingen
na zijn dezelfde bewerkingen mogelijk met de
knoppen opqr.
Riembevestigingspunt (p. 13)
Scherm (LCD-monitor)
(p. 46, 180, 182)
Lampje (p. 47)
(snelkiesknop) (p. 168) /
c (Direct Print) (p. 150)
Knop 1 (afspelen (p. 28, 123)
Luidspreker
HDMI-aansluiting (p. 132)
A/V OUT- (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting (p. 35, 131, 150)
Knop n (p. 49)
Knop l (weergave) (p. 46)
Knop b (belichtingscompensatie)
(p. 76) / d (springen) (p. 125) / o
Knop e (macro) (p. 77) / f (handmatig
scherpstellen) (p. 95) / q
Controleknop
Knop m FUNC./SET (p. 48)
Knop h (flitser) (p. 77, 108) / r
Knop Q (zelfontspanner) (p. 61) /
a (1 beeld wissen) (p. 29) / p
46
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop l Zie p. 180 voor
details over de informatie die op het scherm wordt weergegeven.
Opnamen maken
Afspelen
Schermweergave in donkere opnameomstandigheden
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt de LCD-monitor automatisch
helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De
helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk
vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en
de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op de LCD-monitor. Dit
heeft geen invloed op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de “Uitgebreide informatieweergave” knipperen de overbelichte gedeelten
van het beeld op het scherm.
Schermweergave
Weergave 1 Weergave 2
Weergave met [Focus
check] (p. 128)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op
de knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als
eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan
[terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 166).
Lampje
47
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de “Uitgebreide
informatieweergave(p. 46) wordt het histogram
genoemd. Het histogram toont de distributie van
de helderheid van een beeld in horizontale
richting en de sterkte van de helderheid in
verticale richting. Als de grafiek meer naar
rechts staat, is de opname helder. Staat de
grafiek meer naar links, dan is de opname
donker. Op deze manier kunt u de belichting
beoordelen.
Het histogram kan ook tijdens de opname
worden weergegeven (p. 166).
RGB-histogram
Als u op de knop o drukt in de
Uitgebreide
informatieweergave”, wordt het RGB-
histogram weergegeven. Het RGB-histogram
geeft de distributie van de tinten rood, blauw
en groen in een opname weer. De tinten
worden op de horizontale as weergegeven en
de hoeveelheid van elke tint op de verticale
as. Op deze manier kunt u de kleuren in een
opname beoordelen.
Druk op de knop o om terug te keren naar
Uitgebreide informatieweergave”.
Het lampje aan de achterkant van de camera (p. 45) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Helder
Donker
Hoog
Laag
RGB-histogram
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid/scherm uit (p. 162)
Knippert Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens
Oranje
Brandt Opnamevoorbereiding voltooid (flitser aan)
Knippert Waarschuwing: camera beweegt (p. 56)
Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd of gelezen, of
worden gegevens verzonden. U mag dan niet de stroom uitschakelen, het
klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen of de camera
schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of
storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
Lampje
48
Met het menu ø kunt u veelgebruikte functies instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (p. 184 185).
Kies een opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in op de
gewenste opnamemodus.
Open het menu ø
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een menu-
item te selecteren.
X Onder aan het scherm verschijnen de
beschikbare opties voor het menu-item.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door op
de knop l te drukken bij opties waarbij
wordt weergegeven.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
X Het opnamescherm keert terug en u ziet de
geselecteerde instelling op de LCD-monitor.
Menu FUNC. – Basishandelingen
Menu-items
Beschikbare opties
49
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen
(1). De opties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de afspeelmodus
(p. 186 189).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop naar links of naar rechts om
een tabblad te selecteren.
Kies een item.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om een item te
selecteren.
Bij sommige items moet u op de knop m
of de knop r drukken om een submenu te
openen waarin u de instelling kunt
wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
MENU – Basishandelingen
50
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te
selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [mute] te selecteren en
druk op de knoppen qr om [Aan] te
selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te
selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop  om [Volume] te selecteren
en druk op m.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om een item te selecteren en
druk op de knoppen qr om het volume aan
te passen.
Druk tweemaal op de knop n om terug te
keren naar het normale scherm.
De geluidsinstellingen wijzigen
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop l ingedrukt te
houden terwijl u de camera inschakelt.
51
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
Via het menu
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [LCD Helderheid] te
selecteren.
Pas de helderheid aan.
Druk op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Via de knop l
Druk langer dan één seconde op de knop
l
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan één seconde
op de knop l om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm wijzigen
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft de LCD-monitor de
helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt
u de helderheid niet wijzigen met de knop l
52
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Reset alle] te
selecteren en druk op m.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
X De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
De standaardinstellingen van de camera
herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
[Datum/Tijd] (p. 21) op het tabblad 3, [Taal] (p. 22), [Video Systeem] (p. 131),
[Tijdzone] (p. 162) en het geregistreerde beeld voor [opstart scherm] (p. 159).
De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 84).
De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 111) of Kleur Wissel
(p. 112).
De modus voor speciale opnamen geselecteerd in K (p. 63).
De filmmodus (p. 116).
53
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet
is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 24), wordt het scherm weer
ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang niet is
gebruikt.
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout]
verschijnt, als de camera niet goed werkt of als u vindt dat de opname-/
leessnelheid van een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste
gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een
geheugenkaart gaat formatteren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen qr om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op m.
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 161).
U kunt instellen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 162).
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
Low Level Format van de geheugenkaart uitvoeren
Klokfuncties
54
Selecteer [Low Level Format].
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Low Level Format] te
selecteren en druk vervolgens op de knoppen
qr om weer te geven.
Druk op de knoppen
opqr
of draai de
controleknop
Ê
om [OK] te selecteren en druk
op knop
m
.
Start de Low Level Format.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren en
druk op m.
X De Low Level Format wordt uitgevoerd.
X Als de Low Level Format is voltooid, verschijnt
op het scherm de melding [Geheugenkaart is
geformatteerd].
Voltooi de Low Level Format.
Druk op de knop m.
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
X De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer u de
klokfunctie gebruik, schakelt het scherm over
naar verticale weergave. Druk op de knoppen
qr of draai de controleknop Ê om de
weergavekleur te wijzigen.
Druk nogmaals op m om de klokweergave te
annuleren.
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 23),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop] te
selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist
maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken.
Klokfuncties
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt u
op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
55
Veelgebruikte functies voor
opnamen
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de
zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus A voor de gedeelten “De flitser uitschakelen” (p. 56) tot “De
zelfontspanner gebruiken” (p. 61). Wanneer u opnamen maakt in een
andere modus dan A, moet u controleren welke functies beschikbaar
zijn in die modus (p. 184 185).
In “Opnamen maken in omgevingen met weinig licht (Donkere omgeving)”
(p. 62) tot “Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel
(Miniatuureffect)(p. 74) wordt verondersteld dat de bijbehorende modus
is geselecteerd.
3
56
U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.
Druk op de knop r.
Selecteer !.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om ! te selecteren en
druk op m.
X Als de flitser is opengeklapt, wordt deze
automatisch gesloten.
X Na de instelling wordt ! weergegeven op
het scherm.
Om de flitser weer aan te zetten, volgt u de
bovenstaande stappen om de instelling
terug op te zetten.
De flitser uitschakelen
Wat als het lampje oranje knippert en er een knipperende
verschijnt?
Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe
opnamen waarschijnlijk lijken, gaat het lampje oranje knipperen en verschijnt een
knipperende op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de
camera niet kan bewegen.
57
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot een factor van ongeveer 15x
en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de
optische zoom. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de
instelling van de resolutie (p. 78) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de zoomknop vast totdat het zoomen
stopt.
X Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert, en de zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm als u de
zoomknop loslaat.
Duw de zoomknop weer naar i.
X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Zoomfactor
Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven?
Opnamen die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn grof.
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom]
te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit].
Als u de optische zoom en digitale zoom tegelijk gebruikt, is de
brandpuntafstand 28 – 420 mm en 28 – 105 mm als u de optische
zoom alleen gebruikt (alle brandpuntafstanden zijn een equivalent van
35-mm film).
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
58
Digitale Tele-converter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer 1,4x of
ongeveer 2,3x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe
opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief
digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter grof
lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie (p. 78) en de
instellingen van de digitale tele-converter.
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr om het tabblad
4 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Digitale Zoom] te
selecteren.
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om een
vergroting te selecteren.
Druk op de knop
n
om terug te keren
naar het opnamescherm.
X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar de
standaard digitale zoomfunctie.
Wat als de zoomfactor in het blauw wordt weergegeven?
Als u deze functie gebruikt bij een ingestelde resolutie van of , verslechtert
het beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven).
De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.4x] en [2.3x]
zijn 39,2 – 147 mm en 64,4 – 241,5 mm (equivalent aan 35-mm film).
U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
59
U kunt opnemen met de vooringestelde brandpuntafstanden 28 mm, 35 mm,
50 mm, 85 mm of 105 mm (equivalenten van 35-mm film). Deze functie is
handig wanneer u wilt opnemen met een bepaalde brandpuntafstand.
Kies een brandpuntafstand.
Draai de ring Ï.
X Draai de Ï-ring linksom totdat u een
klikgeluid hoort en de brandpuntafstand
wordt gewijzigd van 28 mm in 35 mm. Als u
de Ï-ring verder draait, wordt de
brandpuntafstand ingesteld op 50 mm,
85 mm en 105 mm.
Opnemen met vooringestelde
brandpuntafstanden (Trapsgew. zoom)
Als u de digitale zoom gebruikt (p. 57), worden de zoominstellingen niet
gewijzigd als u de ring
Ï linksom draait. Als u de ring rechtsom draait,
wordt de brandpuntafstand echter ingesteld op 105 mm.
60
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 20).
Selecteer [Datum stempel].
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
4
te
selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Datum stempel] te
selecteren.
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om [Datum] of
[Datum & Tijd] te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het opnamescherm.
X
Na de instelling verschijnt [DATUM] op het
scherm.
Maak de opname.
X De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek van
het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op
beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter doet bij beelden met een
toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en tijd tweemaal worden afgedrukt.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 153) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Gebruik de printerfuncties om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie.
61
U kunt de zelfontspanner gebruiken om foto's te nemen waarin de fotograaf
ook wordt opgenomen. U kunt de vertraging tussen het moment dat op de
sluiterknop wordt gedrukt en het moment dat de opname wordt gemaakt
instellen (0 – 30 seconden). Ook kan het aantal opnamen (1 – 10 opnamen)
worden ingesteld.
Druk op de knop p.
Selecteer .
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om te selecteren en druk
op de knop m.
Draai de ring Ï snel om de vertraging te
selecteren en druk op de knoppen qr om het
aantal opnamen te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
X Na de instelling wordt weergegeven op
het scherm.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
X Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de knop p.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2.
De zelfontspanner gebruiken
Opnamen maken in omgevingen met weinig licht (Donkere omgeving)
62
Hiermee kunt u opnamen maken in een donkere omgeving, waarbij
camerabeweging en onscherpe weergave worden verminderd.
Selecteer de modus .
Stel het programmakeuzewiel in op .
Maak de opname.
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt,
kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen.
Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het
geluid en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter
wordt ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
Opnamen maken in omgevingen met
weinig licht (Donkere omgeving)
Een resolutie-instelling van wordt weergegeven en het beeld wordt
vastgesteld op 1824 x 1368 pixels.
In wordt, afhankelijk van de scène, automatisch een hoge
ISO-waarde ingesteld.
U kunt een hogere ISO-waarde instellen dan in andere modi (p. 82).
63
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de modus K.
Stel het programmakeuzewiel in op K.
Selecteer de opnamemodus.
Nadat u op de knop m hebt gedrukt, moet
u op de knoppen op drukken om I te
selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een opnamemodus te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
JLandschapsopnamen maken
(Landschap)
Hiermee kunt u majestueuze opnamen
van landschappen maken, met een echt
gevoel van diepte.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
Opnamen maken in diverse omstandigheden
64
V Foto's maken van kinderen of
dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
U kunt scherpstellen op onderwerpen die
zich ongeveer 1 meter of meer van het
uiteinde van de lens bevinden.
w Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
S Onderwateropnamen maken
(Onderwater)
In combinatie met de waterdichte
behuizing WP-DC38 (afzonderlijk
verkrijgbaar) maakt u in deze modus foto's
met natuurlijke kleuren van
onderwaterleven en -landschappen.
OFoto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen een
besneeuwde achtergrond.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
65
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in
levendige kleuren.
Effecten toevoegen aan de opname
Opnamen maken met levendige
kleuren (Extra levendig)
Hiermee maakt u foto's met levendige,
intense kleuren.
Foto's maken met poster-effect
(Poster-effect)
Hiermee kunt u foto's maken die lijken op
oude posters of illustraties.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet
kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de
[IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 167).
In de modus V of S kunnen beelden grof lijken omdat de ISO-waarde
(p. 82) is verhoogd in overeenstemming met de opnameomstandigheden.
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in
en , kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.
66
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de sluiterknop drukt.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om te
selecteren en druk op de knop l
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om te selecteren en
druk op de knop l
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop p om de lachdetectie te
pauzeren. Druk nogmaals op de knop p
om de lachdetectie te hervatten.
Een glimlach detecteren en opnemen
Wat als een glimlach niet wordt herkend?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht
en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op de knoppen op.
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
U kunt ook foto’s maken door gewoon de sluiterknop in te drukken.
67
Richt de camera op een persoon en druk de sluiterknop volledig in. De
camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt
gedetecteerd.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om te
selecteren en druk op de knop l.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om te selecteren en
druk op de knop l.
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die zal
knipogen.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
X Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
X
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer 2
seconden nadat een knipoog is gedetecteerd
van de persoon waarvan het gezicht
omkaderd is.
Druk op p om het aftellen te annuleren.
De knipoogdetectie gebruiken
Wat als een knipoog niet wordt herkend?
Knipoog langzaam.
Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of
een hoed, of als diegene een bril draagt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
68
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw
gezicht wordt gedetecteerd (p. 90). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto
te maken waar de fotograaf zelf ook op staat.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om te
selecteren en druk op de knop l.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om te selecteren en
druk op de knop l
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en of de
andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
X
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op de knoppen op.
Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook herkend als een knipoog.
Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer 15
seconden ontgrendeld.
Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de
sluiterknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een
persoon in de compositie komt en knipoogt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
69
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
X Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid versneld (het lampje blijft branden
wanneer er wordt geflitst), en twee
seconden later wordt de sluiter
ontgrendeld.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de
knop p.
Het aantal opnamen wijzigen
Nadat u hebt geselecteerd in stap 1, drukt u op de knoppen op.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
70
De camera maakt drie opnamen achter elkaar met verschillende
helderheidsinstellingen en selecteert en combineert vervolgens de gedeeltes
met de beste helderheid in één beeld. Hierdoor kunt u problemen
verminderen die vaak voorkomen in scènes met groot contrast zoals
overbelichting en het verlies van gegevens in schaduwrijke gedeeltes.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om te
selecteren.
Bevestig de camera.
Bevestig de camera op een statief zodat
de camera niet kan bewegen, waardoor
het beeld onscherp kan worden.
Maak de opname.
X De camera combineert de drie opnamen
die zijn gemaakt nadat u de sluiterknop
volledig hebt ingedrukt.
Opnamen maken van scènes met groot
contrast (High Dynamic Range)
Stel de [IS modus] in op [Uit] (p. 167) als u opnamen maakt in deze modus.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Het onderwerp lijkt wazig als het beweegt.
Aangezien de beelden worden gecombineerd na het maken van de
opnamen, is hiervoor enige bewerkingstijd nodig. U moet mogelijk even
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
Opnamen maken van scènes met groot contrast (High Dynamic Range)
71
Kleureffecten toevoegen
Selecteer een kleureffect.
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om te
selecteren.
Nadat u op de knop l hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen qr of draait u de
controleknop Ê om een kleureffect te
selecteren. Druk nogmaals op de knop
l
Kleureffecten
Effect
uitgeschakeld
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Extra levendig
Hiermee maakt u foto's met levendige, intense kleuren.
Poster-effect
Hiermee kunt u foto's maken die lijken op oude posters of illustraties.
72
Met dit effect lijkt uw opname op een oude foto met verbleekte kleuren en een
onzuiver beeld. U kunt kiezen uit vijf effectniveaus.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om te
selecteren.
Selecteer het effectniveau.
Draai de ring Ï om het effectniveau te
selecteren.
Maak de opname.
Opnamen maken met verbleekte kleuren
(Nostalgisch)
Digitale zoom (p. 57), datumstempel (p. 60) en rode-ogencorrectie
(p. 107) zijn niet beschikbaar.
Het opnamescherm laat wel de verbleekte kleuren zien, maar niet het
onzuivere effect. U kunt dit effect later controleren in de beeldweergave
(p. 28).
Mogelijk krijgt u niet altijd het verwachte resultaat.
73
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om te
selecteren.
Kies een effectniveau.
Druk op de knop l
X [Effectniveau] verschijnt op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een effectniveau te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
l.
X U kunt het effect op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de
verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen
maken.
74
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om te
selecteren.
X Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop l
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en druk op de knoppen
op om de kaderpositie te wijzigen.
Als u op l drukt, wordt het
opnamescherm weergegeven.
Maak de opname.
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Als u op m drukt in stap 2, wordt de horizontale/verticale oriëntatie van
het kader gewijzigd. U kunt op de knoppen qr drukken om de
kaderpositie te wijzigen wanneer het kader verticaal wordt
weergegeven.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Modi voor andere composities
Naast de hierboven beschreven modi zijn ook de volgende modi voor speciale
opnamen beschikbaar.
T Kleur Accent (p. 111)
Y Kleur Wissel (p. 112)
xvStitch Hulp (p. 114)
75
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op G.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname maakt met een functie
die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die
modus beschikbaar is (p. 184 187).
4
76
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan
uw voorkeuren. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Selecteer de modus G.
Stel het programmakeuzewiel in op G.
Pas de instellingen naar wens aan
(p. 77 88).
Maak de opname.
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm en draai de
controleknop Ê om de belichting aan te
passen.
X De belichtingscompensatie verschijnt op
het scherm.
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden
verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven.
Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
De flitser inschakelen (p. 77)
Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 82)
De helderheid aanpassen (belichtingscompensatie)
U kunt de belichting ook aanpassen met de Ï-ring (p. 103).
77
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. De werkzame
flitsafstand is ongeveer 50 cm – 6,5 m met een maximale groothoek (j) en
ongeveer 90 cm – 3,0 m met een maximale telelens (i).
Selecteer h.
Druk eerst op de knop r en druk daarna op de
knoppen qr of draai de controleknop Ê om h
te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
X Als de flitser is ingeklapt, wordt deze
automatisch uitgeklapt.
X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt h
op het scherm.
Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname onderwerpen
dichtbij bevat, kunt u het scherpstelbereik wijzigen voor een betrouwbare focus.
Selecteer e.
Druk eerst op de knop q en druk daarna op de
knoppen qr of draai de controleknop Ê om e
te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt e
op het scherm.
* Bij een maximale groothoekinstelling (j) van de lens.
De flitser inschakelen
Het scherpstelbereik wijzigen (Macro)
Scherpstelbereik Beschrijving
e
Ongeveer 5 – 50 cm* Alleen onderwerpen dichtbij zijn
scherp.
De randen van het beeld kunnen donkerder worden als er wordt geflitst bij
macro-opnamen.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met de
zelfontspanner zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp
kan worden (p. 61).
78
U kunt kiezen uit vier instellingen voor de resolutie (beeldgrootte).
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
U kunt een van de volgende niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de
compressieverhouding.
Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
l
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De resolutie aanpassen (beeldgrootte)
De compressieverhouding
(beeldkwaliteit) wijzigen
De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen
79
Geschatte waarden voor resolutie en
compressieverhouding (voor 4:3 verhoudingen)
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
De waarden in de tabel zijn gebaseerd op een 4.3-verhouding. Als de verhouding wordt
gewijzigd (p. 81) wordt, kunnen meer opnamen worden genomen omdat de
gegevensgrootte per opname kleiner is dan bij 4.3-opnamen. Aangezien voor 16:9 -
beelden een instelling van 1920 x 1080 pixels wordt gebruikt, is de gegevensgrootte
groter dan die van 4:3 -beelden.
Geschatte waarden voor papierformaat (4:3 verhouding)
Geschikt om foto's te verzenden als
e-mailbijlagen.
Resolutie
Compressiev
erhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal opnamen per
geheugenkaart
4 GB 16 GB
(Hoog)
10M/3648x2736
2.565 1471 6026
1.226 3017 12354
(Normaal 1)
6M/2816x2112
1.620 2320 9503
780 4641 19007
(Normaal 2)
2M/1600x1200
558 6352 26010
278 12069 49420
(Laag)
0.3M/640x80
150 20116 82367
84 30174 123550
A2
A3
– A5
12,7 x 17,9 cm
Briefkaartformaat
8,9 x 12,7 cm
80
Een RAW-beeld bestaat uit onbewerkte gegevens die zijn opgenomen met zo goed
als geen verlies aan beeldkwaliteit door beeldverwerking in de camera. U kunt de
meegeleverde software gebruiken om het beeld desgewenst aan te passen met
minimaal verlies aan beeldkwaliteit.
Selecteer .
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een menuoptie.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Ê
om of
te selecteren en
druk op knop
m
.
RAW-beelden opnemen
Neemt een JPEG-beeld op. Als u JPEG-beelden opneemt, worden de beelden in de
camera verwerkt voor een optimale beeldkwaliteit en gecomprimeerd. Dit
compressieproces is echter onomkeerbaar, waardoor u na de compressie de
onbewerkte gegevens niet meer kunt terughalen. Bovendien leidt de
beeldverwerking tot kwaliteitsverlies.
Neemt een RAW-beeld op.
Een RAW-beeld bestaat uit onbewerkte gegevens die
zijn opgenomen met zo goed als geen verlies aan beeldkwaliteit door
beeldverwerking in de camera. Deze gegevens kunnen niet als zodanig worden
bekeken of afgedrukt op een computer. De beeldgegevens moeten eerst met
behulp van de meegeleverde software (Digital Photo Professional) worden
omgezet naar een JPEG- of TIFF-bestand. Tijdens het converteren van de
beeldgegevens kunt u het beeld aanpassen met minimaal kwaliteitsverlies.
De resolutie wordt vastgesteld op 3648 x 2736 en de gegevensgrootte van één
opname wordt ongeveer 14.297 kB.
Bij elke opname worden er twee beelden vastgelegd: een RAW-beeld en een
JPEG-beeld.
Doordat er een JPEG-beeld is opgenomen, kunt u het beeld afdrukken of bekijken
op een computer zonder dat u de meegeleverde software hoeft te gebruiken.
Zorg ervoor dat u de bijgeleverde software gebruikt voor het overdragen naar
een computer van zowel RAW-beelden als JPEG-beelden die op hetzelfde
moment genomen zijn.
Hoe kunt u opnamen wissen die zijn gemaakt met ?
Als u op de knop p drukt (p. 29) terwijl u een -beeld bekijkt, kunt u [
wissen], [JPEG wissen ] of [ +JPEG wissen] selecteren.
Digitale Zoom (p. 57) en Datum stempel (p. 60) zijn niet beschikbaar bij het
maken van opnames in of .
De bestandsextensie voor JPEG-beelden is “.JPG” en de extensie voor
RAW-beelden is “.CR2”
81
U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen.
Selecteer .
Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
De verhouding wijzigen
Heeft dezelfde verhouding als hd-breedbeeldtelevisies.
Heeft dezelfde verhouding als 35-mm film. Is geschikt voor afdrukken van
opnamen van 12,7 x 17,9 cm of opnamen van briefkaartformaat.
Heeft dezelfde verhouding als het scherm van deze camera. Is geschikt voor
afdrukken van opnamen van 8,9 x 12,7 cm.
Vierkantverhouding.
Een geschikte verhouding voor portretten.
De verhouding voor - en -beelden (p. 80) is vastgesteld op 4.3
De digitale zoom (p. 57) is alleen beschikbaar in .
U kunt de camera ook zo instellen dat wanneer u aan de Ï-ring draait,
de verhouding wordt gewijzigd (p. 103).
82
Selecteer de ISO-waarde.
Draai de Ï-ring om een ISO-waarde te
selecteren.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en –omstandigheden.
Laag
Hoog
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt, schemerig.
Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De ISO-waarde wijzigen
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans dat het
onderwerp of het beeld onscherp is, wordt onder bepaalde
opnameomstandigheden wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld
scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter
grof lijken.
Wat kunt u doen als de opnamen nog steeds onscherp zijn?
Wanneer nog altijd niet genoeg is om de trilling van de camera te
onderdrukken, kunt u met de modus (p. 62) ISO-waarden instellen van
en .
Stel in de modus de ISO-waarde in door op de knop m te drukken en
te
selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr of draai de controleknop Ê om
een optie te selecteren. Druk op de knop m.
U kunt ook de ISO-waarde instellen door op de knop m te drukken en
te selecteren. Druk op de knoppen qr of draai de controleknop Ê
om een instelling te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop
m. Druk in het instelscherm op de knop l om in te stellen.
Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
Opnamen maken via een tv
83
De maximale ISO-waarden wijzigen voor
U kunt een maximale ISO-waarde instellen van voor .
Selecteer [ISO autom. inst.].
Druk op de knop n om [ISO autom.
inst.] te selecteren op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knop m.
Kies de maximale ISO-waarde.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Max. ISO-waarde] te
selecteren. Druk vervolgens op de knoppen
qr om een instelling te selecteren.
De snelheid instellen voor
U kunt de snelheden [Snel], [Langzaam] of [Standaard] instellen voor
.
Selecteer de snelheid.
Voer stap 1 – 2 hierboven uit om de
[Snelheid inst.] te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer u
opnamen maakt.
Als u de camera op een tv wilt aansluiten, volgt u de stappen in “Beelden
bekijken op een tv(p. 131).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100
(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.
Opnamen maken via een tv
84
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk op de knop
m
en vervolgens op de
knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg dat u de
witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op de opnamelocatie.
Selecteer bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop n.
X De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de
opnameomstandigheden.
Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis.
Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten.
TL licht
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of
koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten.
TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten.
Flitser Voor het maken van opnamen met de flitser.
S Onderwater
Stelt de optimale witbalans in en maakt blauwe kleuren zwakker,
voor het maken van foto's met natuurlijke kleuren onder water.
Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
h
De witbalans aanpassen
85
De witbalans aanpassen
U kunt de witbalans aanpassen. Deze aanpassing heeft hetzelfde effect als
een in de winkel verkrijgbare kleurtemperatuurconversiefilter of een
kleurcompensatiefilter.
Pas de witbalans aan.
Selecteer in stap 1 op p. 84 en draai de
Ï-ring om het niveau voor de B- en
A-correctie aan te passen.
X Het pictogram verschijnt op het
scherm.
Druk op de knop l voor meer
specifieke aanpassingen.
X Het selectiescherm wordt weergegeven.
Draai de Ï-ring en de controleknop Ê of
druk op de knoppen opqr om het
niveau van de correctie aan te passen.
Druk op de knop n om het
correctieniveau aan te passen.
Druk op de knop l om de instelling te
voltooien.
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
B staat voor blauw, A voor amber, M voor magenta en G voor groen.
Zelfs wanneer u de witbalansinstelling in stap 1 op p. 84 wijzigt nadat u
aanpassingen aan het correctieniveau hebt aangebracht, blijven deze
aanpassingen behouden. De aanpassingen worden echter opnieuw ingesteld
wanneer de gegevens voor gebruikers witbalans worden vastgelegd.
U kunt ook het A- en B-aanpassingsscherm weergeven door de
Ï
-ring te
draaien (p.
103
).
Een niveau van blauw-/ambercorrectie staat gelijk aan 7 mired van een
kleurtemperatuurconversiefilter. (Mired: eenheid waarmee de dichtheid van
een kleurtemperatuurconversiefilter wordt aangegeven.)
86
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's.
Selecteer een transportmodus.
Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Ê
om
W
of te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Maak de opname.
X
Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
* Wanneer de camera is ingesteld op de modus t (p.65), AF lock (p.92) of de
modus voor handmatig scherpstellen (p. 95), verandert in .
Continu-opnamen maken
Modus
Maximale
snelheid
(Beelden/sec.
bij
benadering)
Beschrijving
W Continu 1,9
De camera maakt continu opnamen met de ingestelde
scherpstelling en belichting wanneer de sluiterknop half
wordt ingedrukt.
Continue
Opname AF
0,7
De camera maakt continu opnamen en wordt scherpgesteld.
[AF Frame] is ingesteld op [Centrum].
Continue
Opname LV*
0,8
De camera maakt continu opnamen waarbij de
scherpstelling is vastgezet in de stand die bij
handmatige scherpstelling is ingesteld. In de modus t
wordt de scherpstelling bij de eerste opname vergrendeld.
Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 61).
De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 62).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen en de
zoompositie, stopt de camera mogelijk tijdelijk of wordt de opnamesnelheid
mogelijk trager.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid langzamer
worden.
Als u flitst, kan de opnamesnelheid langzamer worden.
87
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Aangepaste kleur
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging,
enzovoort, aanpassen aan uw voorkeur (p. 88).
Niet beschikbaar wanneer er wordt opgenomen in of .
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 84).
In de modi en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van
de huidskleur.
De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling
88
Aangepaste kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood, groen, blauw
en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus.
Voer stap 2 op p. 87 uit om te selecteren
en druk op de knop l
Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en druk vervolgens op de knoppen
qr of draai de controleknop Ê om een
waarde te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar rechts
ligt, hoe sterker of donkerder (huidtint) het effect
wordt, en hoe meer deze waarde naar links ligt,
hoe zwakker of lichter (huidtint) het effect wordt.
Druk op de knop l om de instelling te
voltooien.
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de sluiterknop half
ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken. Dit wordt
focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is gecentreerd en
scherpgesteld, en druk de sluiterknop half in.
Controleer of het AF-kader rond het
onderwerp groen is.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de sluiterknop half in en beweeg de
camera om een nieuwe compositie te maken
voor de opname.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
De compositie van de opname wijzigen
met de focusvergrendeling
89
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op G.
In de gedeelten “De sluitertijd instellen” (p. 100), “De diafragmawaarde
instellen” (p. 101) en “De diafragmawaarde en sluitertijd instellen” (p. 102)
wordt aangenomen dat het programmakeuzewiel is ingesteld op deze
modi.
In het gedeelte “De flitsuitvoer aanpassen” (p. 109) wordt aangenomen dat
u het programmakeuzewiel hebt ingesteld op D.
In de gedeelten “De kleur wijzigen en opnamen maken” (p. 111) en
“Opnamen maken met Stitch hulp” (p. 114) wordt aangenomen dat u het
programmakeuzewiel hebt ingesteld op K en dat de bijbehorende
modus is geselecteerd.
Voordat u in een andere modus dan G een opname maakt met een functie
die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die
modus beschikbaar is (p. 184 187).
5
90
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van
de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk eerst op de knop n en kies
[AF Frame] op het tabblad 4. Druk
daarna de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Centrum
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op
een bepaald punt.
Gezichts-AiAF
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, de
belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
De modus AF-kader wijzigen
U kunt het AF-kader kleiner maken
Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4.
Selecteer vervolgens [Klein].
Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 57),
de Digitale Tele-converter (p. 58) of handmatig scherpstellen (p. 95) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt .
Als een gezicht niet wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen witte
kaders) worden weergegeven, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven in de gebieden waar de camera op scherpstelt wanneer
de sluiterknop half wordt ingedrukt.
Het AF-kader verschijnt in het midden van het scherm als u de
sluiterknop half indrukt wanneer Servo AF (p. 96) is ingesteld op [Aan]
en er geen gezicht wordt herkend.
Het onderwerp kiezen waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking)
91
AF Tracking
U kunt het onderwerp kiezen waarop u wilt scherpstellen en een opname maken.
U kunt het onderwerp kiezen waarop u wilt scherpstellen en een opname maken.
Selecteer [AF Tracking].
Druk op de knop n en selecteer [AF-kader]
op het tabblad 4. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Af Tracking] te selecteren.
X verschijnt in het midden van het scherm.
Selecteer het onderwerp waarop u
wilt scherpstellen.
Richt de camera met op het onderwerp
waarop u wilt scherpstellen en druk op de
knop q.
X De camera geeft een pieptoon en
verschijnt wanneer het onderwerp wordt
gedetecteerd. De camera blijft het onderwerp
volgen binnen een bepaald bereik, zelfs
wanneer het onderwerp beweegt.
Als de camera het onderwerp niet detecteert,
verschijnt op het scherm
Klik nogmaals op de knop q als u AF tracking
wilt uitschakelen.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als
gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt,
verschijnt het AF-kader niet.
onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
onderwerpen die donker of licht zijn;
gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
Het onderwerp kiezen waarop u wilt
scherpstellen (AF Tracking)
Opnamen maken met AF-vergrendeling
92
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in. verandert in
een blauw dat het onderwerp volgt terwijl
de camera de scherpstelling en de belichting
aanpast.
Druk de sluiterknop helemaal in om de
opname te maken.
X Zelfs nadat de opnamen zijn gemaakt, verschijnt
en blijft de camera het onderwerp volgen.
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk op
de knop q.
X De scherpstelling wordt vergrendeld en en
de MF-aanduiding worden op het scherm
weergegeven.
Haal uw vinger van de sluiterknop, druk
nogmaals op de knop q en gebruik daarna de
knoppen qr of draai de controleknop Ê om
te selecteren. en de MF-aanduiding
verdwijnen en MF wordt ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
De camera detecteert zelfs een onderwerp wanneer u de sluiterknop half
indrukt zonder dat u op de knop q drukt. Als de opnamen zijn gemaakt,
verschijnt in het midden van het scherm.
Servo AF (p. 96) is ingesteld op [Aan].
De camera kan een onderwerp mogelijk niet volgen als het onderwerp te
klein is, te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te klein is.
Als u opnamen maakt in (p. 95), moet u de knop q ten minste 1
seconde langer ingedrukt houden.
Niet beschikbaar in e.
Opnamen maken met AF-vergrendeling
93
Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de
scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n en selecteer
[AF-Punt Zoom] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te
selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de sluiterknop half in.
X In [Gezichts-AiAf] (p. 90) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
X In [Centrum] (p. 90) wordt de inhoud van
het centrale AF-kader vergroot
weergegeven.
Het autofocuskader vergroten
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAf] als er geen gezicht
kan worden gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het
scherm. In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan
scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u digitale zoom (p. 57), Digitale
Tele-converter (p. 58), AF Tracking (p. 91), Servo AF (p. 96) gebruikt of
als de camera is aangesloten op een televisie (p. 83).
94
U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens
de opname maken.
Registreer 0 onder de knop
(p. 168).
Open de modus Gezichtsselectie.
Richt de camera op het gezicht van het
onderwerp en druk op de knop .
X Nadat [Gezichtsselectie: aan] wordt
weergegeven, verschijnt er een gezichtskader
rond het gezicht dat wordt gedetecteerd
als het hoofdonderwerp.
Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het
gezichtskader het onderwerp binnen een
bepaald bereik.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
verschijnt niet.
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
Als u op 0 drukt, wordt het gezichtskader
verplaatst naar een ander gezicht dat door de
camera is gedetecteerd.
Wanneer het kader alle herkende gezichten is
langsgegaan, wordt [Gezichtsselectie: uit]
weergegeven en verschijnt weer het scherm
van de modus AF-kader.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in. Als de camera
scherpstelt, verandert in .
Druk de sluiterknop helemaal in om de
opname te maken.
De persoon selecteren op wie u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie)
95
U kunt handmatig scherpstellen gebruiken wanneer automatisch scherpstellen
niet mogelijk is. Als u de sluiterknop half indrukt nadat u ruwweg handmatig
hebt scherpgesteld, kunt u de scherpstelling fijner afstellen.
Selecteer .
Druk eerst op de knop q en druk daarna op de
knoppen qr of draai de controleknop Ê om
te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
X en de MF-aanduiding worden
weergegeven.
Stel ruwweg scherp.
Op de balk aan de zijkant wordt het focuspunt
en een MF-afstandsaanduiding
weergegeven. Terwijl u naar het vergrote
gebied kijkt, draait u de controleknop Ê om
een geschikte scherpstelling te zoeken.
Pas de scherpstelling verder aan.
Als u de sluiterknop half indrukt, kunt u de
scherpstelling verder afstellen (veiligheids-MF).
Opnamen maken in de modus Handmatig
scherpstellen
MF-afstandsaanduiding
U kunt ook scherpstellen met de Ï-ring (p. 103).
U kunt de modus of de grootte van het AF-kader niet wijzigen als u
handmatig scherpstelt (p. 90) Als u de modus of de grootte van het
AF-kader wilt wijzigen, annuleert u eerst de modus Handmatig
scherpstellen.
U kunt de camera op een statief bevestigen om nauwkeurig scherp te
stellen.
Als u de digitale zoom (p. 57) of de Digitale Tele-converter (p. 58)
gebruikt, of wanneer u een televisie gebruikt voor de weergave (p. 83),
kunt u wel scherpstellen maar wordt het vergrote gebied niet
weergegeven.
Als u op de knop n drukt en [MF-Punt Zoom] instelt op [Uit] op het
tabblad 4, is de vergrote weergave niet beschikbaar.
Als u op n drukt om het tabblad 4 weer te geven en [Veiligheids
MF] instelt op [Uit], kunt u de scherpstelling niet verder afstellen, zelfs
niet als u de sluiterknop half indrukt.
96
De camera maakt automatisch drie continu-opnamen in deze volgorde: één
op de positie die is ingesteld voor handmatig scherpstellen, één waarbij de
focus verder weg is en één waarbij de focus dichterbij is. De focusaanpassing
kan in drie niveaus worden ingesteld.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr of draai de controleknop Ê
om te selecteren.
Stel het scherpstelbereik in.
Druk op de knop l
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om de instelling te maken.
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te
selecteren.
Focusbracketing (modus BKT-Focus)
In andere flits instellingen dan ! (p. 56) is Focusbracketing niet beschikbaar.
Continu opnamen maken (p. 86) is niet mogelijk in deze modus.
Als u stap 1 op p. 95 uitvoert om te selecteren en onmiddellijk op de
knop l drukt, verschijnt het focusbracketingscherm.
Er worden maar drie opnamen gemaakt, zelfs wanneer u (p. 61)
gebruikt om een ander aantal opnamen in te stellen.
Opnamen maken met Servo AF
De meetmethode wijzigen
97
Stel scherp.
De scherpstelling en de belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de sluiterknop
half indrukt.
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X De instelling verschijnt op het scherm.
In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet blauw,
ook niet als u de sluiterknop half indrukt. U kunt in dat geval de scherpstelling
en belichting instellen met het AF-kader.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de sluitertijd en
de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger van de sluiterknop
en druk deze opnieuw half in.
In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad
4
is niet beschikbaar in de modus Servo AF.
Niet beschikbaar wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt (p. 61).
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die
van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader) in
het midden van het scherm.
98
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en
belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor “Auto
Exposure” (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk op
de knop o terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X
Als verschijnt, is de belichting vergrendeld.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op
de knop o drukt, verdwijnt en wordt de
automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Net als met de AE lock kunt u de belichting vergrendelen voor het maken van
opnamen met de flitser. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE.
Dit staat voor “Flash Exposure”.
Selecteer h (p. 77).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk op
de knop o terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X De flitser gaat af en wanneer verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op
de knop o drukt, verdwijnt en wordt de
flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
Programmaverschuiving (Programma Shift)
Als u de belichting vergrendelt en vervolgens de controleknop Ê draait, kunt u de
combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen.
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
99
De camera neemt 3 continu-opnamen terwijl de belichting automatisch wordt
aangepast aan standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting, in die
volgorde.
Selecteer .
Druk eerst op de knop m en gebruik
daarna de knoppen op om te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr of draai de controleknop Ê
om te selecteren.
Stel de belichtingscompensatie in.
Druk op de knop l
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om de instelling aan te
passen.
Op basis van de standaardbelichting die
door de camera wordt ingesteld, kunt u de
belichtingscompensatie aanpassen met
stappen van 1/3 in een bereik van ±2. Als
de belichtingscompensatie (p. 76) al wordt
gebruikt, worden de instellingen
gedefinieerd met de compensatiewaarde
als basiswaarde.
Auto Exposure-bracketing (modus AEB )
In andere flits instellingen dan ! (p. 56) is de AEB-modus niet
beschikbaar.
Continu opnamen maken (p. 86) is niet mogelijk in deze modus.
Als u op de knop l drukt terwijl het scherm voor
belichtingscompensatie wordt weergegeven (p. 76), verschijnt het
instellingenscherm van de belichtingscompensatie.
Er worden maar 3 opnamen gemaakt, zelfs wanneer u (p. 61)
gebruikt om een ander aantal opnamen in te stellen.
100
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd die
u hebt ingesteld. M staat voor “Time value” (tijdwaarde).
Stel het programmakeuzewiel in op
M.
Kies de instelling.
Draai de Ï-ring om de sluitertijd in te
stellen.
Maak de opname.
Beschikbare sluitertijden.
2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft 1/160
seconde aan.
De sluitertijd instellen
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de
beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname.
Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt en
opnamen maakt met een statief (p. 167).
Wat als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven?
Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half
wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de
sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde wit wordt weergegeven. Safety shift kan
ook worden gebruikt (p. 101).
101
U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde die
u hebt ingesteld.
B staat voor “Aperture value” (diafragmawaarde), wat verwijst naar de
grootte van de diafragmaopening in de lens.
Stel het programmakeuzewiel in op
B.
Kies de instelling.
Draai de Ï-ring om de diafragmawaarde in
te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare diafragmawaarden
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet
beschikbaar.
De diafragmawaarde instellen
F2.0, F2.2, F2.5, F2.8, F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F4.9, F5.0, F5.6, F6.3, F7.1, F8.0
Wat als de sluitertijd oranje wordt weergegeven?
Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt
ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de
diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven. Safety shift kan
ook worden gebruikt.
Safety Shift
Met de modi M en B wordt de sluitertijd of diafragmawaarde automatisch
aangepast aan de juiste belichting wanneer deze niet op een andere manier kan
worden verkregen, als u op n drukt en [Safety Shift] instelt op [Aan] op het
tabblad 4.
Safety Shift is uitgeschakeld wanneer de flitser is ingeschakeld.
102
U kunt de sluitertijd en de diafragmawaarde handmatig instellen voor het
maken van opnamen. D staat voor “Manual” (handmatig).
Stel het programmakeuzewiel in
op D.
Kies de instelling.
Draai de controleknop Ê om de sluitertijd
in te stellen of draai de Ï-ring om de
diafragmawaarde in te stellen.
X Het ingestelde belichtingsniveau wordt
weergegeven. U kunt het verschil
controleren met het
standaardbelichtingsniveau.
X Als het verschil groter is dan ±2 stops,
wordt het ingestelde belichtingsniveau
oranje weergegeven. Als u de sluiterknop
half indrukt, wordt “–2” of “+2” oranje
weergegeven.
De diafragmawaarde en sluitertijd instellen
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Standaard
belichtingsniveau
Indicator
belichtingsniveau
Belichtingsniveau
De standaardbelichting wordt berekend volgens de geselecteerde
meetmethode (p. 97).
Als u de zoom gebruikt nadat u instellingen hebt opgegeven of de
compositie hebt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau mogelijk
aangepast.
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de
helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitsermodus is
ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het scherm niet.
Als u de knop o indrukt terwijl u de sluiterknop half indrukt, worden de
sluitertijd en diafragmawaarde automatisch aangepast om de juiste
belichting te verkrijgen (afhankelijk van de instellingen wordt mogelijk
niet de juiste belichting verkregen).
103
U kunt de functies wijzigen die zijn toegewezen aan de instelring. Bij het
uitvoeren van handelingen met de instelring, kunt u ervaren hoe het voelt een
volledig handmatige camera te gebruiken.
Een functie aan de Ï-ring
toewijzen.
Druk op de knop ringfunctiekiezer.
Druk op de knop ringfunctiekiezer, de
knoppen qr of draai de Ï-ring of
controleknop Ê om een optie te
selecteren.
Druk op de knop m om de instelling vast
te leggen.
Wijzig de instellingen.
Draai de Ï-ring of de controleknop Ê om
de instellingen van de toegewezen
functies te wijzigen.
U kunt wisselen tussen de twee functies
die aan de controleknop Ê zijn
toegewezen (p. 104), zoals de
diafragmawaarde en de sluitertijd als
is geselecteerd, door op de knop o te
drukken.
Instellingen maken met behulp van de
instelring
Instellingen maken met behulp van de instelring
104
Functies die kunnen worden toegewezen aan de instelring
De functies die u aan de instelring kunt toewijzen, zijn afhankelijk van de
opnamemodus. De functies die aan de controleknop zijn toegewezen,
veranderen ook.
Av: diafragmawaarde (p.101), Tv: ISO-waarde (p. 100), ISO: ISO-waarde (p. 82),
+/-: belichtingscompensatie (p. 76), MF: handmatige scherpstelling (p. 95).
Dezelfde functies als met ISO zijn met , , @ en toewijsbaar aan de
controleknop Ê.
Opnamemodus
D B M G
Toewijsbare
functies
Ï Av Av Tv ISO
Ê Tv +/- +/- +/-
Ï ISO ISO ISO ISO
Ê Av, Tv Av, +/- Tv, +/- +/-
Ï Tv +/- +/- +/-
Ê Av Av Tv ISO
Ï MF MF MF MF
Ê Av, Tv Av, +/- Tv, +/- +/-
Ï
U kunt de witbalans aanpassen (p 84).
Ï
U kunt in- en uitzoomen met Trapsgewijs zoomen (p. 59).
@
Ï
U kunt i-Contrast instellen (p. 106).
Ï
U kunt de verhouding wijzigen (p. 81).
U kunt zelf uw voorkeurfuncties toewijzen (p. 105).
Als rechtsonder in een pictogram verschijnt, kan deze functie niet
worden gebruikt in de huidige opnamemodus of functie-instelling.
Als u opnamen maakt in de modi A, K (behalve ), en in
filmmodi, wordt de Ï-ring gebruikt voor trapsgewijze zoom (p.59).
Instellingen maken met behulp van de instelring
105
Functies vastleggen op de instelring
U kunt vastleggen welke functies voor elke opnamemodus worden
toegewezen aan de instelring.
Selecteer .
Voer stap 1 op p. 103 uit om te
selecteren en druk op de knop n.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te
selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de
Ï-ring om een functie te selecteren die
aan de instelring wordt toegewezen.
X De functies die aan de controleknop zijn
toegewezen, zullen worden gewijzigd.
Druk op de knop m om de instelling vast
te leggen.
106
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid.
Dynamic Range-correctie wordt gebruikt om de felle belichting van de lichtere
delen te minimaliseren. Schaduwcorrectie wordt gebruikt om details in de schaduw
beter uit te laten komen.
Dynamic Range-correctie (DR-correctie)
U kunt kiezen uit de volgende methoden van Dynamic Range-correctie: ,
en .
Selecteer .
Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X Na de instelling verschijnt @ op het scherm.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 147).
U kunt de camera ook zo instellen dat wanneer u de Ï-ring draait, de
instellingen van de DR-correctie of schaduwcorrectie worden gewijzigd
(p. 103).
Niet beschikbaar in de modus of .
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
is alleen beschikbaar in (p. 82).
Met en gaat de ISO-waarde terug naar , zelfs als u een
waarde hoger dan hebt ingesteld.
Met gaat de ISO-waarde terug naar , zelfs als u een waarde hoger
dan hebt ingesteld.
Met gaat de ISO-waarde terug naar , zelfs als u een waarde hoger
dan hebt ingesteld.
Rode-ogencorrectie
107
Schaduwcorrectie
Selecteer .
Voer stap 1 op p. 106 uit om te selecteren
en druk op de knop l
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
X Na de instelling verschijnt @ op het scherm.
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn
gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n en selecteer
[Flits Instellingen] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knop m.
Wijzig de instelling.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Rode-Ogen] te
selecteren. Druk vervolgens op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt Œ
op het scherm.
Rode-ogencorrectie
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p 148).
Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt
en vervolgens op de knop n.
Zijn niet beschikbaar wanneer er wordt opgenomen in of .
108
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de camera
laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser. Tegelijkertijd kunt u
een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond die niet verlicht wordt door
de flitser, lichter te maken.
Selecteer .
Druk eerst op de knop r en druk daarna op de
knoppen qr of draai de controleknop Ê om
te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
onderwerp niet bewegen totdat het geluid van
de sluiterknop stopt.
Net als bij de belichtingscompensatie (p. 76) kunt u de belichting aanpassen
met stappen van 1/3 in een bereik van ±2 stops wanneer u de flitser gebruikt.
Selecteer de
belichtingscompensatie.
Nadat u op de knop
r
hebt gedrukt, moet u
onmiddellijk de
Ï
-ring draaien en de
belichtingscompensatie selecteren. Druk
vervolgens op de knop
m
.
X Na het instellen verschijnt ~ op het scherm.
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in
op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 167).
De flitsbelichtingscompensatie aanpassen
Veiligheids FE
De camera past automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan wanneer de flitser
flitst om overbelichting en felle belichting van de lichtere delen van de compositie te
voorkomen. Als u echter op n drukt om het tabblad 4 weer te geven en
[Veiligheids FE] instelt op [Uit] bij [Flits Instellingen], worden de sluitertijd en de
diafragmawaarde niet automatisch aangepast.
De flitsuitvoer aanpassen
109
In de modus D kunt u 3 niveaus selecteren voor flitsuitvoer.
Stel het programmakeuzewiel in
op D.
Selecteer het niveau voor
flitsuitvoer.
Nadat u op de knop r hebt gedrukt, moet
u onmiddellijk de Ï-ring draaien en het
niveau voor uitvoer selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
X Na het instellen verschijnt ~ op het
scherm.
U kunt ook de belichtingscompensatie instellen. Druk op n en
selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens
[Flitsbel. comp.] en druk op qr om een instelling te selecteren.
Als u op de knop r drukt en onmiddellijk op n drukt, verschijnt het
instellingenscherm.
De flitsuitvoer aanpassen
U kunt het niveau voor flitsuitvoer ook instellen. Druk op n en
selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Selecteer vervolgens
[Flits output] en druk op qr om een instelling te selecteren.
In de modi M en B kunt u de flitsuitvoer instellen als u op n
drukt om het tabblad 4 te selecteren, en vervolgens [Flits Instellingen]
selecteert en de optie [Flits mode] instelt op [Handmatig].
Als u op de knop r drukt en onmiddellijk op n drukt, verschijnt het
instellingenscherm.
110
U kunt veelgebruikte opnamemodi en instellingen naar voorkeur vastleggen. U zet
het programmakeuzewiel eenvoudigweg in de stand om tussen vastgelegde
instellingen te schakelen. Zelfs als u van opnamemodus wisselt of de camera
uitschakelt, worden instellingen die normaal gesproken worden geannuleerd
(zelfontspanner, enzovoort), opgeslagen.
Instellingen die kunnen worden vastgelegd:
opnamemodi (G, M, B en D);
items die zijn ingesteld in G, M, B of D (p. 76 102);
items in het opnamemenu;
zoompositie;
handmatige scherpstelpositie (p. 95);
items in My Menu (p. 169).
Selecteer de opnamemodus die u
wilt vastleggen en kies de
instellingen.
Selecteer [Opslaan].
Druk op de knop n en selecteer
[Opslaan] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knop m.
Leg de instellingen vast.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Opname-instellingen vastleggen
Als u een deel van de vooraf opgeslagen instellingen (met uitzondering van de
opnamemodus) wilt wijzigen, kiest u en brengt u de wijzigingen aan.
Daarna herhaalt u stap 2 en 3. Deze instellingen worden niet gereflecteerd in
andere opnamemodi.
Om instellingen die bij zijn vastgelegd, terug op de standaardwaarden in
te stellen, draait u het programmakeuzewiel naar en kiest u vervolgens
[Reset alle] (p. 52).
111
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof
worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om T te
selecteren.
Druk op de knop l
X Het ongewijzigde beeld en het beeld met de
gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur is
groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur. Druk
vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma uit te
breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op l om terug te keren naar het
opnamescherm.
De kleur wijzigen en opnamen maken
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
De kleur wijzigen en opnamen maken
112
Kleur wisselen
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om Y te
selecteren.
Druk op de knop l
X Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur. Druk
vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het is
gevuld met de gewenste kleur. Druk
vervolgens op de knop r.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Controleren op gesloten ogen
113
Geef het kleurengamma op dat u
wilt wisselen.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om het gewenste
kleurengamma te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma uit te
breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op l om terug te keren naar het
opnamescherm.
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, wordt weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop n en selecteer
[Knipperdetectie] op het tabblad 4. Druk op
de knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
X Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnt er een kader en .
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
Controleren op gesloten ogen
Indien in de modus of het aantal opnamen is ingesteld op twee of
meer, is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst gemaakte opname.
In de modi en is deze functie alleen beschikbaar voor de laatst
gemaakte opname.
Niet beschikbaar in de modus W, of .
114
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u
later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot
één panoramisch beeld.
Selecteer x of v.
Voer stap 1–2 op p. 63 uit om x of v te
selecteren.
Maak de eerste opname.
X De belichting en de witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Maak de volgende opnamen.
Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier.
Voltooi de opname.
Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen op een
computer.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen van
beelden.
Opnamen maken met Stitch Hulp
Deze functie is niet beschikbaar als u een televisie gebruikt als scherm
(p. 83).
Als u AF-vergrendeling wilt gebruiken, wijst u AFL toe aan de knop
(p. 168).
115
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten “Films
opnemen” en “Films bekijken” in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd
hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van films.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op de modus E.
Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken
van films. Hierbij wordt verondersteld dat u op 1 hebt gedrukt om de
afspeelmodus te activeren.
6
116
U kunt kiezen uit vier filmmodi.
Selecteer een filmmodus.
Druk eerst op de knop m en druk daarna op
de knoppen op of draai de controleknop Ê
om E te selecteren.
Druk op qr of draai de controleknop Ê om een
modus te selecteren. Druk op de knop m.
U kunt films maken die lijken op bewegende miniatuurmodellen.
U kunt het miniatuureffect verkrijgen door de bovenste en onderste gedeeltes
van de scène te selecteren die worden vervaagd, en de afspeelsnelheid te
selecteren. Hierdoor lijken mensen en objecten in de scène snel te bewegen
tijdens het afspelen. Geluid wordt niet opgenomen.
Selecteer .
Voer de bovenstaande stappen uit en
selecteer .
X Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
De filmmodus wijzigen
E Standaard De normale modus.
Miniatuureffect U kunt films maken die lijken op een miniatuurmodel .
> Kleur Accent
In deze opnamemodi kunt u bij het maken van opnamen alle
kleuren behalve de geselecteerde kleur omzetten in zwart-wit,
of de geselecteerde kleur omzetten in een andere kleur. Zie
“De kleur wijzigen en opnamen maken” (p. 111) voor meer
informatie. U moet de kleur selecteren die u wilt houden of
wijzigen voordat u de film opneemt.
z Kleur Wissel
In sommige omstandigheden worden kleuren niet weergegeven zoals
verwacht in de modi > en z.
Films maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Films maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect)
117
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop l
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen en druk op de
knoppen op om de kaderpositie te
wijzigen.
Selecteer een afspeelsnelheid.
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een afspeelsnelheid te
selecteren.
Druk op de knop n om naar het
opnamescherm terug te keren.
Maak de opname.
Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden
(voor clips van 1 min.)
Snelheid Afspeeltijd
12 sec.
6 sec.
3 sec.
Als u op m drukt in stap 2, wordt de horizontale/verticale oriëntatie van
het kader gewijzigd. U kunt op de knoppen qr drukken om de
kaderpositie te wijzigen wanneer het kader verticaal wordt
weergegeven.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
118
U kunt kiezen uit drie instellingen voor beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor de
beeldkwaliteit.
Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op het
scherm.
Beeldkwaliteittabel
*
-films worden op 30 fps afgespeeld.
Geschatte opnametijd
De beeldkwaliteit wijzigen
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Beschrijving
1280 x 720 pixels, 24 beelden/sec.*
Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit.
640 x 480 pixels, 30 beelden/sec. Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
320 x 240 pixels, 30 beelden/sec.
In dit geval is de opnameresolutie lager dan in ,
waardoor de beeldkwaliteit grof lijkt, maar u kunt
ongeveer drie keer zo lang opnemen.
Capaciteit van
geheugen-
kaart
Beeldkwaliteit
4 GB 16 GB
25 min. 8 sec. 1 uur 42 min. 57 sec.
43 min. 43 sec. 2 uur 59 min. 3 sec.
1 uur 58 min. 19 sec. 8 uur 4 min. 30 sec.
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er 29 minuten
en 59 seconden is opgenomen in of ongeveer 1 uur is opgenomen in of .
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte
nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
119
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een bereik
van ±2 voordat u een opname maakt.
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen.
Vergrendel de belichting.
Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten, drukt
u op de knop
o
om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop o om de
vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en draai de
controleknop Ê om de belichting aan te
passen.
Maak de opname.
Het windfilter onderdrukt lawaai als er harde wind is. Er kan echter een
onnatuurlijk geluid klinken als het windfilter wordt gebruikt voor opnamen
waarbij geen wind aanwezig is.
Druk op de knop n en selecteer
[Wind Filter] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te
selecteren.
AE lock/belichting
Het windfilter gebruiken
120
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. In de modi , > of z kunnen de functies die zijn voorzien van een *
op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Nader inzoomen op het onderwerp
- De optische zoom is tijdens het opnemen niet beschikbaar.
- Het geluid van het zoomen wordt opgenomen.
- De digitale zoom (p. 57) is beschikbaar in E.
- De digitale zoom is niet beschikbaar in ,
> of z. Stel de optische zoom in
voordat u opnamen maakt.
Opnemen met vooringestelde brandpuntafstanden (Trapsgew. zoom) (p. 59)
De zelfontspanner gebruiken (p. 61)*
Het aantal opnamen kan niet worden gewijzigd.
Het scherpstelbereik wijzigen (Macro) (p. 77)*
Macro-opname is niet beschikbaar in .
Opnamen maken via een tv (p. 83)*
De witbalans aanpassen (p. 84)
Witbalanscorrectie is niet beschikbaar.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 87)
Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 92)*
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen (p. 95)*
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 164)*
Weergegeven informatie wijzigen (p. 166)*
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 167)*
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
Functies toewijzen aan de knop (p. 168)*
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's.
Beelden wissen (p. 29)
Snel naar beelden zoeken (p. 124)
Beelden weergeven met de filterweergave (p. 125)
Diavoorstellingen bekijken (p. 127)
Beeldovergangen wijzigen (p. 130)
Beelden bekijken op een tv (p. 131)
Beelden weergeven op een hdtv (p. 132)
Beelden beveiligen (p. 134)
Beelden wissen (p. 138)
Beelden markeren als favoriet (p. 140)
Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 141)
Beelden roteren (p. 143)
Overige opnamefuncties
Afspeelfuncties
Bewerken
121
Overzicht van het filmbedieningspaneel in “Films bekijken”
(p. 32)
U kunt het begin en het einde van opgenomen films bijsnijden.
Selecteer *.
Voer stap 1 – 3 op p. 32 uit om * te
selecteren en druk op de knop m.
X Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Druk op de knoppen qr of draai controleknop
Ê om te verplaatsten.
toont een punt
waar de film bewerkt kan worden. Als u
selecteert, kunt u het einde van de film
bijsnijden vanaf . Als u selecteert, kunt
u het einde van de film bijsnijden vanaf .
Afsluiten
Afspelen
Afspelen in slow motion (U kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr
of de controleknop Ê. Geluid wordt niet afgespeeld)
Het eerste beeld weergeven
Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt)
Het laatste beeld weergeven
*
Bewerken
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer
(p. 150).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie.
Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
122
X Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de
linkerzijde bijgesneden wanneer wordt
geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het
dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt
bijgesneden wanneer wordt geselecteerd.
X Het gedeelte dat met is aangegeven, is het
deel van de film dat behouden blijft na het
bijsnijden.
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om (afspelen)
te selecteren en druk vervolgens op de knop
m. De bewerkte film wordt afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt
bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op
op en selecteert u . Druk eerst op de
knop m en druk daarna op de knoppen qr
of draai de controleknop Ê om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de
knop m.
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen
op
om te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen
opqr
of draai de
controleknop
Ê
om [Nieuw bestand] te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m
.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film
overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de
bewerkte film mogelijk niet opslaan.
Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of een
voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 39).
123
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de
camera bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn
gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (p. 144 148) kan niet worden gebruikt als er niet
voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
7
124
Beelden zoeken in de indexweergave
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer te geven.
Duw de zoomknop naar g.
X De beelden worden weergegeven in een index.
Het aantal beelden neemt toe elke keer
wanneer u de zoomknop naar g duwt.
Het aantal beelden neemt af elke keer
wanneer u de zoomknop naar k duwt.
Selecteer een beeld.
Draai de controleknop Ê om een ander beeld
weer te geven.
Druk op de knoppen opqr om een beeld te
selecteren.
X
Er wordt een oranje kader weergegeven om het
geselecteerde beeld.
Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Naar beelden zoeken met de controleknop
Als u de controleknop draait, worden de beelden achter elkaar weergegeven, zodat
u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de
opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u op de camera de enkelvoudige
weergave instelt en de controleknop Ê snel
draait, worden de beelden weergegeven
zoals u hier links ziet. Draai de controleknop
Ê om een beeld te selecteren.
Druk op de knop m om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Als u tijdens het bladeren op de knoppen op
drukt, kunt u naar beelden zoeken op basis
van de opnamedatum.
Snel naar beelden zoeken
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert u
[Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit].
125
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken met
een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen (p. 134) of
verwijderen (p. 138) terwijl ze worden gefilterd.
Zoeken op , , en
Selecteer een doelfilter.
Druk in de enkelvoudige weergave (exclusief
de uitgebreide informatieweergave) op de
knop o en druk vervolgens op de knoppen
op om een springmethode te selecteren.
Druk in , of op qr om een filter te
selecteren. Als u de controleknop Ê draait,
worden alleen beelden weergegeven die
overeenkomen met het filter van het
geselecteerde doelbeeld.
Druk op de knop l om te schakelen
tussen informatieweergave en geen
informatieweergave.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Bekijk de gefilterde beelden.
Als u op de knop m drukt, wordt de
filterweergave gestart en worden de
springmethode en een geel kader
weergegeven.
Als u op de knoppen qr drukt of de
controleknop Ê draait, worden de
geselecteerde doelbeelden weergegeven.
Als u op de knop o drukt, wordt [Gefilterd
afspelen Instellingen gewist] weergegeven.
Druk op de knop m om de filterweergave te
annuleren.
Naar favorieten Geeft beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 140).
Ga naar datum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn
opgenomen.
Ga naar My Category
De beelden in een ingestelde categorie worden
weergegeven (p. 141)
Ga naar foto/film Foto's of films worden weergegeven.
Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk.
Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk.
Beelden weergeven met de filterweergave
Doelfilters
Beelden weergeven met de filterweergave
126
Naar de volgende en beelden gaan
Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop o en druk vervolgens op de knoppen
op om een springmethode te selecteren.
Als u op de knoppen qr drukt, wordt het
beeld weergegeven dat het geselecteerde
aantal beelden verderop is.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
De instelring gebruiken om te verspringen
Draai de instelring om naar de beelden te gaan met gebruik van de functies
, , en .
Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop Ï en druk vervolgens op de knoppen
op om een springmethode te selecteren.
Als u aan de ring Ï draait, wordt het beeld
weergegeven dat het geselecteerde aantal
beelden verder is.
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
Filterweergave
In de filterweergave (stap 2) kunt u gefilterde beelden bekijken met “Snel naar beelden
zoeken” (p. 124), “Diavoorstellingen bekijken” (p. 127) en “Beelden vergroten” (p. 129).
U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de bewerkingen in “Beelden
beveiligen” (p. 134), “Alle beelden wissen” (p. 138) of “Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF)” (p. 153) als u alle gefilterde beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 141) of een beeld bewerkt en opslaat als een
nieuw beeld (p. 144), wordt er een bericht weergegeven en wordt de filterweergave
geannuleerd.
Als u tijdens de weergave van de index de ring Ï draait, gaat u naar de
beelden volgens de geselecteerde springmethode in de enkelvoudige
weergave. Wanneer u echter of selecteert, verandert de
springmethode in .
127
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch
afspelen.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om een item te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr om de
instelling aan te passen.
Selecteer [Start].
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld...] verschijnt.
U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
Diavoorstellingen bekijken
Herhalen Herhaalt het afspelen van beelden
Speeltijd Speeltijd voor elk beeld
Effect
Overgangseffecten bij het
schakelen tussen beelden
De focus controleren
128
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus te
controleren.
Druk op de knop l om naar de
focuscontroleweergave te gaan
(p. 46).
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond toen de
focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
X Het scherm links wordt weergegeven
Druk op de knop m om naar een ander kader
te gaan wanneer er meerdere kaders worden
weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau of de
locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met de
zoomknop en gebruik de knoppen
opqr
om
de weergavepositie te wijzigen terwijl u de
focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of de controleknop Ê
draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller
door de beelden bladeren.
De spaarstand (p. 53) werkt niet tijdens diavoorstellingen.
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
In de enkelvoudige weergave kunt u een diavoorstelling ook starten door de
knop m ingedrukt te houden en direct op de knop te drukken.
De focus controleren
129
Duw de zoomknop naar k.
De schermweergave zoomt in op het
beeld. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een
maximale factor van 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden om
terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Door de controleknop Ê te draaien, kunt u
tussen de ingezoomde beelden
schakelen.
De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen.
Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Selecteer [Smart Shuffle].
Druk op de knop n om [Smart
Shuffle] te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
X Er verschijnen vier beelden als
mogelijkheid.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
U kunt direct naar de enkelvoudige weergave gaan door op de knop
n te drukken terwijl het beeld vergroot is.
Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)
Beeldovergangen wijzigen
130
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om het beeld
te selecteren dat u wilt weergeven.
X Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende vier
mogelijkheden verschijnen.
Als u op de knop m drukt, verschijnt het
middelste beeld op volle grootte. Druk
nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
U kunt ook de zoomknop gebruiken.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de
enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
[Overgang] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knoppen qr om een
overgangseffect te selecteren.
U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn
gemaakt.
[Smart Shuffle] is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera zijn
gemaakt;
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle;
- tijdens de filterweergave.
Beeldovergangen wijzigen
131
Met de meegeleverde stereo-AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op
een televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig in
de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond in de
afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze in
op de ingang waarop de kabel is
aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera en
de tv uit en verwijdert u de kabel.
Beelden bekijken op een tv
Geel
Wit
Wit
Geel
Rood
Rood
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de
televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop
n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste
videosysteem in te stellen.
132
Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera aan te
sluiten op een hdtv voor een nog betere kijkbelevenis.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig in
de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker volledig in de
HDMI-aansluiting van de tv.
Geef beelden weer.
Voer stap 3 en 4 uit op p. 131 om de
beelden weer te geven.
Een afstandsbediening voor tv gebruiken om de
camera mee te bedienen
Wanneer u de camera op een HDMI CEC-compatibele tv aansluit, kunt u de
afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen en de
beelden af te spelen of diavoorstellingen bekijken.
Op sommige tv's is het nodig om bepaalde instellingen vast te leggen.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie.
Selecteer [Ctrl via HDMI]
Druk op n om [Ctrl via HDMI] te
selecteren op het tabblad 3 Druk
vervolgens op qr om [Aan] te selecteren.
Beelden weergeven op een hdtv
Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten
op een hdtv.
Beelden weergeven op een hdtv
133
Sluit de camera aan op de tv.
Voer stap 1 – 2 uit op p. 132 om de camera op
de tv aan te sluiten.
Geef beelden weer.
Zet de tv aan en druk op de knop 1 van de
camera.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het scherm
van de camera).
Gebruik de afstandsbediening van
de tv.
Druk op de knoppen qr van de
afstandsbediening om een beeld te selecteren.
Druk op de knop OK/selecteren om het
bedieningspaneel van de camera weer te
geven. Druk op de knoppen qr om een item
te selecteren en druk vervolgens op
nogmaals op de knop OK/selecteren.
Overzicht van het camerabedieningspaneel dat op de tv
wordt weergegeven
Terug Het menu wordt gesloten.
Film afspelen
Een film wordt afgespeeld (verschijnt alleen wanneer een
film is geselecteerd).
.
Diavoorstelling
Beelden automatisch afspelen U kunt tijdens het afspelen
op de knoppen qr van de afstandsbediening drukken om
tussen beelden te schakelen.
Index afspelen De beelden worden weergegeven in een index.
l
Display wijzigen De schermdisplay wordt gewijzigd (p. 46).
Wanneer u de camera bedient met de knoppen op de camera, kunt u de
camera niet besturen met de afstandsbediening van de tv totdat u
terugkeert naar de enkelvoudige weergave.
Sommige tv's kunnen de camera niet goed besturen, zelf al zijn de tv's
HDMI CEC-compatibel.
134
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de
camera kunnen worden gewist (p. 29, 138).
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n om [Beveilig] te
selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Beelden beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (p. 23, 53), worden beveiligde beelden
ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.
Beelden beveiligen
135
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Ê
om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
X verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Beveilig het beeld.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 134 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt
voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Beelden beveiligen
136
Druk op de knoppen qr
of draai de
controleknop
Ê
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Ê
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
U kunt geen beelden vóór het eerste beeld
selecteren.
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en
druk op de knop m.
Beelden selecteren met de controleknop Ê
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door de controleknop Ê te
draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven.
Beelden beveiligen
137
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 134 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Beveilig] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt
geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.
138
U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste
beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist.
Beveiligde beelden (p. 134) kunt u niet wissen.
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n om [Wissen] te
selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Kies een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
X Als u stap 2 op p. 135 uitvoert om beelden
te selecteren, wordt op het scherm
weergegeven.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Beelden wissen
Beelden wissen
139
Wis de beelden.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 138 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 uit op p. 135 om beelden
te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 138 uit om [Alle beelden]
te selecteren en druk op m.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
140
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze
beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren en
ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 125).
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop n om [Favorieten] te
selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
X verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Kies de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Beelden markeren als favoriet
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat
u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
( ) (behalve films en RAW-beelden).
141
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in de filterweergave (p. 125) en alle beelden tegelijk verwerken
met de onderstaande functies.
“Diavoorstellingen bekijken(p. 127), “Beelden beveiligen” (p. 134), “Beelden
wissen” (p. 138), “Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)” (p. 153)
Een selectiemethode selecteren
Selecteer [My Category].
Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om een selectiemethode
te kiezen. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld
aan de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn
opgenomen in de modus I of V.
: Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modus
A, of beelden die zijn opgenomen in de modus J of O.
: Beelden die zijn opgenomen in de modus w, S, P of t.
Beelden indelen in categorieën
(My Category)
Beelden indelen in categorieën (My Category)
142
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen op om een categorie
te selecteren en druk op de knop m.
X verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven procedure
als u meerdere beelden wilt selecteren.
Kies de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 141 uit om [Select.
Reeks] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 uit op p. 135 om beelden
te selecteren.
Als u een andere opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat
u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als 'My
Category'.
Beelden roteren
143
Selecteer een categorie.
Druk eerst op de knop p om een item te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr of draai de controleknop Ê
om een categorie te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knop p om [Selectie] te kiezen
en druk vervolgens op de knop m.
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n om [Roteren] te
selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te selecteren.
X Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt
het beeld 90° gedraaid.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
Beelden roteren
Films met een resolutie van kunnen niet worden gedraaid.
144
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n om [Veranderen] te
selecteren op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Ê
om een beeld te selecteren en
druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Ê
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op
qr of draai de controleknop Ê om
[OK] te selecteren en druk op m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Na een druk op de knop n verschijnt het
scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Druk op
qr of draai de controleknop Ê om
[Ja] te selecteren en druk vervolgens op m.
X Het opgeslagen beeld wordt weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
Beelden opgeslagen als in stap 3 kunnen niet worden bewerkt.
RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
145
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n, selecteer [Trimmen]
op het tabblad 1 en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai de
controleknop
Ê
om een beeld te selecteren en
druk vervolgens op de knop
m
.
Pas het snijgebied aan.
X Er verschijnt een kader rond het gedeelte van
het beeld dat u wilt bijsnijden.
X Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
Met de knoppen opqr kunt u het kader
verplaatsen.
Met de knop l wijzigt u de richting van
het kader.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door de controleknop Ê te
draaien.
Druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Voer stap 4 en 5 op p. 144 uit.
Trimmen
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 79) of
beelden die zijn omgezet naar (p. 144), kunnen niet worden bewerkt.
RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
Beelden die kunnen worden bijgesneden, hebben dezelfde breedte-
hoogteverhouding na het bijsnijden.
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
146
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een nieuw beeld. Zie p. 87 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop n, selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een menuoptie.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Voer stap 4 en 5 op p. 144 uit.
Effecten toepassen met de functie My Colors
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan
afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My
Colors (p. 87).
Instellingen van My Colors kunnen niet worden toegepast op RAW-
beelden.
147
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier
correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Voer stap 4 en 5 op p. 144 uit.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
niet juist aangepast.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is
gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Medium] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Contrastcorrectie kan niet worden toegepast op RAW-beelden.
148
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop n en selecteer [Rode-
Ogen Corr.] op het tabblad 1. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop m.
X Het gebied met rode ogen dat door de camera
wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en er
wordt een kader weergegeven om het
gecorrigeerde gedeelte.
U kunt het formaat van het beeld vergroten of
verkleinen met de procedures die worden
beschreven in “Beelden vergroten” (p. 129).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Druk op de knoppen opqr of draai de
controleknop Ê om [Nieuw bestand] te
selecteren en druk vervolgens op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Voer stap 5 op p. 144 uit.
Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde
beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld
wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
Rode-ogen correctie kan niet worden toegepast op RAW-beelden.
Als u opnamen maakt in , kan een rode-ogen correctie op het JPEG-beeld
worden toegepast, maar het originele beeld kan niet worden overschreven.
149
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u opnamen kunt selecteren om
af te drukken en hoe u kunt afdrukken met een PictBridge-compatibele
Canon-printer (apart verkrijgbaar) (p. 41).
Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken.
Canon PictBridge-compatibele printers
8
150
U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met de
meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer die compatibel is met
PictBridge (p. 2).
Schakel de camera en de printer
uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleinste
stekker van de bijgeleverde interfacekabel
(p. 2) stevig in de aansluiting van de
camera in de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X verschijnt op het scherm.
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken
151
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te
selecteren.
Druk de beelden af.
Druk op de knop c.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de interfacekabel.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer
informatie over afdrukken.
Zie p. 41 voor Canon PictBridge-compatibele printers.
Indexafdrukken (p. 153) zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon
PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
RAW-beelden kunnen niet worden afgedrukt.
152
Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) door op c te drukken.
Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order
Format).
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te
selecteren.
Druk op de knop 2 (RAW-beelden
en films zijn uitgesloten).
Voeg beelden toe aan de
afdruklijst.
Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken te selecteren, druk vervolgens
op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [Toevoegen] te
selecteren en druk op de knop m.
Als u het toevoegen van opnamen wilt
annuleren, herhaalt u stap 1 en 2 en drukt
u op de knoppen qr of draait u de
controleknop Ê om [Verwijderen] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
U kunt geen opnamen toevoegen aan de afdruklijst wanneer de camera
op de printer is aangesloten.
153
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren voor afdrukken en
instellingen opgeven zoals het gewenste aantal exemplaren, zodat deze samen
kunnen worden afgedrukt (p. 156) of worden verwerkt in een fotozaak. Deze
selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop n om [Print instellingen]
te selecteren op het tabblad 2. Druk
vervolgens op de knop m.
Wijzig de instellingen.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om een menu-item te
selecteren. Druk vervolgens op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF
data
Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen te
verwerken in de afdrukken.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen
van een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de
instellingen die u opgeeft op uw camera.
Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum tweemaal af.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
154
Het aantal exemplaren selecteren
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n om [Sel. beeld &
aantal] te selecteren op het tabblad 2. Druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
X U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Als u beelden selecteert in [Index], verschijnt
op het scherm. Druk nogmaals op de knop
m om de selectie van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om het aantal afdrukken in te
stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het
aantal afdrukken van elk beeld te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af te
drukken beelden selecteren (zoals getoond in
stap 2).
Druk op n om de instellingen te
bevestigen en terug te keren naar het
menuscherm.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 20).
Films en RAW-beelden kunnen niet worden geselecteerd.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
155
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Kies in stap 1 op p. 154 de optie [Select.
Reeks]. Druk vervolgens op de knop m.
Voer stap 2 en 3 uit op p. 135 om beelden
te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op om [Opdracht] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
In stap 1 op p. 154 selecteert u [Sel. alle
beelden] en drukt u op m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Selecteer [Wis alle selecties] in stap 1 op
p. 154 en druk vervolgens op de knop m.
Toegevoegde beelden afdrukken
156
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
U kunt beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan de afdruklijst als u de
camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer (p. 152) 155).
Sluit de camera aan op de printer.
Voer stap 1–4 op p. 150 uit.
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op om [Print] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken bij de
volgende afdruk.
Toegevoegde beelden afdrukken
Aantal af te drukken exemplaren
157
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt verschillende instellingen aanpassen aan uw opnamevoorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden handige en veelgebruikte
functies beschreven.
Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen
kunt aanpassen aan uw wensen.
9
158
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad 3
(p. 49).
Geluiden wijzigen
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een optie te
selecteren.
Hints en tips uitschakelen
Wanneer u een item selecteert in het menu ø (p. 48) of MENU (p. 49),
wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt
deze functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De camera-instellingen wijzigen
1, 2
Vooringestelde geluiden (kunnen niet
worden aangepast)
3
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software
gebruiken om de geluiden te wijzigen
(p. 2).
De camera-instellingen wijzigen
159
Het opstartscherm wijzigen
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een optie te selecteren.
Opgeslagen beelden vastleggen als
opstartscherm
Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een
beeld vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [3] te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om een beeld te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai de
controleknop Ê om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op m om de registratie te
voltooien.
Geen opstartbeeld
1, 2
Vooringestelde beelden (kunnen niet
worden aangepast)
3
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen en de
meegeleverde software gebruiken om de
beelden te wijzigen.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als
u een nieuw opstartbeeld registreert.
De camera-instellingen wijzigen
160
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde
software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde
software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
Continu
Ook als u opnamen maakt met
een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds
een oplopend nummer totdat u
een opname maakt en opslaat
met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe
geheugenkaart gebruikt of een
nieuwe map maakt, begint de
bestandsnummering weer bij
0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de
geheugenkaart vóór gebruik (p. 23).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
161
Mappen maken volgens opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt. U kunt
echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk vervolgens op
de knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren.
Beelden worden opgeslagen in mappen die
op elke opnamedatum worden gemaakt.
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u
op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 28). Als u wilt dat de lens
meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt, zet u de tijdsduur voor
het intrekken op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 53) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Automatisch Uit] te
selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen
qr om [Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet
u eraan denken de camera na gebruik uit te
schakelen.
De camera-instellingen wijzigen
162
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 53). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Display uit] te
selecteren. Gebruik de knoppen qr om
een tijd te selecteren.
Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.]
te selecteren om de batterij te sparen.
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en
tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones
van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en
tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
Stel de thuistijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de
knop m.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert u
eerst of het links afgebeelde scherm
verschijnt en drukt u vervolgens op de
knop m.
Druk op qr of draai de controleknop Ê
om de thuistijdzone te selecteren.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op
om te selecteren.
Druk op de knop m.
De camera-instellingen wijzigen
163
Stel de wereldtijdzone in.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [ Wereld] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Druk op qr of draai de controleknop Ê
om de bestemmingstijdzone te selecteren.
U kunt de zomertijd op dezelfde manier
instellen als bij stap 1.
Druk op de knop m.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
X wordt weergegeven in het
opnamescherm (p. 180).
Maateenheden wijzigen
U kunt de maateenheden die in de MF-aanduiding (p. 95) worden
weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in.
Selecteer [Maateenheid] en druk op de
knoppen qr om [ft/in] te selecteren.
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 21), worden de datum
en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.
164
Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 49).
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De flitstiming wijzigen
U kunt de timing van de flitser en de sluiter wijzigen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Sluiter sync.] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om een instelling te
selecteren.
Voordat u in een andere modus dan G een opname maakt met een functie
die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die
modus beschikbaar is (p. 184 187).
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
1e
gordijn
De flitser flitst direct nadat de sluiter
opengaat.
2e
gordijn
De flitser flitst vlak voordat de sluiter
dichtgaat.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
165
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Lamp Aan] te
selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De weergaveduur van het beeld meteen na de
opname wijzigen
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
2–10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven
totdat u de sluiterknop half indrukt.
Uit
De beelden worden niet
weergegeven.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
166
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
meteen na de opname wijzigen
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen
qr om een optie te selecteren.
Weergegeven informatie wijzigen
U kunt instellen welke informatie wordt weergegeven door met behulp van de
knop l tussen aangepaste weergaven te schakelen.
Selecteer [Custom Display] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen opqr of draai de
controleknop Ê om een item te selecteren en
druk vervolgens op de knop m.
verschijnt bij items die worden weergegeven.
X Items met een worden weergegeven.
Selecteer of om een aangepaste
weergave uit te schakelen en druk op de knop
m. Een -teken verschijnt. De aangepaste
weergave die momenteel in het
opnamescherm gebruikt wordt, kan echter
niet worden uitgeschakeld.
Uit
Geeft alleen het beeld weer.
Details
Uitgebreide informatieweergave (p. 182).
Focus
check
Het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de
focus kunt controleren. De procedure
is hetzelfde als in “De focus
controleren” (p. 128).
Opname Info
Opname-informatie
weergeven (p. 180).
Raster
Een raster wordt over het
scherm geplaatst.
Histogram
Er verschijnt een histogram
(p. 47) in de opnamemodi G,
M, B, D.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
167
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Selecteer IS modus en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Als u de sluiterknop half indrukt en teruggaat naar het opnamescherm
vanaf het scherm met instellingen voor aangepaste weergaven, worden de
instellingen niet opgeslagen.
Grijze items kunnen ook worden ingesteld, maar deze worden mogelijk
niet weergegeven, afhankelijk van de opnamemodus.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen in het beeld.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan. U
kunt het resultaat meteen
controleren op het scherm, waardoor
u gemakkelijk de compositie of de
focus kunt controleren en bijstellen.
Het vermindert niet alleen de
onscherpe weergave door
hoekvervorming, maar ook wordt de
onscherpe weergave door
zijdelingse verschuiving (hybride IS),
gewoon bij macro-foto's,
verminderd.
Opname
Beeldstabilisatie is alleen actief op
het moment van de opname.
Pan
Beeldstabilisatie compenseert alleen
op- en neerwaartse
camerabewegingen. Deze optie
wordt aanbevolen voor het maken
van opnamen van voorwerpen die
horizontaal bewegen.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op
een statief.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.
Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
168
Functies toewijzen aan de knop
Selecteer [Snelkiesknop] en druk
vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen opqr of draai de
controleknop Ê om de functies te
selecteren die u wilt registreren en druk
vervolgens op de knop m.
Als u op de knop drukt, wordt de
toegewezen functie opgeroepen.
Selecteer als u de knop weer op de standaardwaarden wilt instellen.
Als het symbool rechtsonder in een pictogram verschijnt, kan deze
functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus of functie-
instelling.
In worden bij elke druk op de knop witbalansgegevens
vastgelegd (p. 84) en worden de witbalansinstellingen gewijzigd in .
In % wordt bij elke druk op de knop de scherpstelling aangepast
en vergrendeld en verschijnt % op het scherm.
Als u op de knop drukt in , wordt het scherm uitgeschakeld.
Probeer een van de volgende acties om de displays te herstellen:
D
ru
k
op een w
ill
e
k
eur
i
ge
k
nop
b
e
h
a
l
ve
ON/OFF
Wijzig de verticale of horizontale stand van de camera.
169
U kunt maximaal 5 items van veelgebruikte menu’s vastleggen op het tabblad
, zodat u snel toegang tot deze items hebt vanuit een enkel scherm.
Selecteer [My Menu inst.].
Selecteer [My Menu inst.] op het tabblad .
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de menu-items die u wilt
vastleggen.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Select. items] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om een menu te selecteren
dat u wilt vastleggen (maximaal 5) en druk
vervolgens op de knop m.
X verschijnt op het scherm.
Als u de registratie wilt annuleren, drukt u op
de knop m. verdwijnt dan.
Druk op de knop n.
Wijzig de volgorde waarin de
menu-items worden weergegeven.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Sorteer] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen
op
of draai de
controleknop Ê om
het menu-item te
selecteren, dat u wilt verplaatsen. Druk
vervolgens op de knop
m
.
Drup op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om de volgorde te wijzigen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n.
Veelgebruikte opnamemenu’s vastleggen
(My Menu)
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
170
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1 te
drukken (p. 49).
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
begint
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Grijze items bij stap 2 kunnen ook worden ingesteld, maar deze zijn
mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de opnamemodus.
Selecteer [Standaard weergave] en druk op de knoppen qr om [Ja] te
selecteren. U kunt nu My Menu weergeven door op de knop n te
drukken in de opnamemodus.
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
171
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset en
Eye-Fi-kaart (beide afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken.
Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen
en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen.
1
0
172
Als u de voedingsadapterset ACK-DC40 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt,
kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over het
batterijniveau.
Schakel de camera uit.
Plaats de koppeling.
Voer stap 2 op p. 18 uit om het klepje te
openen en plaats de koppeling op de
afgebeelde wijze tot deze vastklikt.
Voer stap 5 op p. 18 uit om het klepje te
sluiten.
Sluit het snoer aan op de
koppeling.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens het
andere uiteinde in een stopcontact.
Schakel de camera in als u deze wilt
gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
Aansluitpunten
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd
raken.
173
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van Eye-Fi-
kaarten is toegestaan in het land of gebied waarin u de kaart wilt gebruiken (p. 17).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt u uw
beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of uploaden naar
een webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie over het
instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht van beelden,
raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt u contact op met de fabrikant.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het afspeelscherm
(korte informatieweergave).
verschijnt in de overgedragen beelden.
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
(Grijs) Niet verbonden
(Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt
(Wit) Stand-by voor overdracht
(Bewegend) Bezig met overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer aan.
Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met de kaart.)
De spaarstand werkt niet terwijl beelden worden overgezet (p. 53).
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Zelfs als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 174), kan de Eye-Fi-kaart nog
steeds radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt
voordat u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven
verboden is, zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de
instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de handleiding van de
kaart voor meer informatie.
Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even
duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de
beeldoverdracht worden onderbroken.
Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u
oplossen door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
174
Verbindingsgegevens controleren
U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart
controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Verbindingsinfo] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
X Het scherm Verbindingsinfo verschijnt.
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai de
controleknop Ê om [Eye-Fi trans.] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?
[Eye-Fi instellingen] verschijnt alleen als er een Eye-Fi-kaart in de camera is
geplaatst.
Als de Eye-Fi-kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u de
verbindingsstatus van de kaart niet controleren en kunt u [Eye-Fi trans]
niet instellen op [Uit] als het schuifje is vergrendeld.
175
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt
vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is (p. 15).
Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 18).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 18).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen
met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Verwarm de batterij,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de
camera in en opnieuw uit (p. 18).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 131).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk in de afspeelmodus (p. 22) de sluiterknop half in (p. 24).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 46).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in
films worden opgenomen.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder
worden.
Als u opnamen maakt bij TL-of LED-verlichting kan het scherm flikkeren.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig
rood) verschijnen op het scherm.
Een knipperende h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden
gemaakt, ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 27).
wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 56).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 167).
Stel de flitser in op h (p. 77).
Verhoog de ISO-waarde (p. 82).
Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u
opnamen maakt met een statief (p. 167).
Problemen oplossen
Problemen oplossen
176
Het beeld is wazig.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 24).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 190).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 164).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (p. 88, 92).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt de
camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt
het AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Stel de flitser in op h (p. 77).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 76).
Pas het beeld aan met i-Contrast (p. 106, 147).
Gebruik AE-vergrendeling of spotmeting om opnamen te maken (p. 97, 98).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Stel de flitser in op !. (p. 56)
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 76).
Gebruik AE-vergrendeling of spotmeting om opnamen te maken (p. 97, 98).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 27).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 77).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (p. 108, 109).
Verhoog de ISO-waarde (p. 82).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 77).
Stel de flitser in op !. (p. 56)
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (p. 108, 109).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de
flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in
de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 82).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u
opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 65).
Ogen worden rood weergegeven (p. 107).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 165). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat de lamp
(aan de voorkant van de camera) branden (p. 44). Terwijl de camera rode ogen
tegengaat, kunt u ongeveer 1 seconde geen opnamen te maken. Deze functie is
doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten
als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Problemen oplossen
177
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het
maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 53).
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu ø.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Zie “Beschikbare
functies per opnamemodus” en “Opnamemenu” (p. 184 187).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt
weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd
opgenomen (p. 23, 31).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen:
Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 53).
Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 118).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 118).
De zoomfunctie werkt niet.
U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar niet de optische
zoomfunctie (p. 120).
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden
of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie
over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart waarop een low-level format is uitgevoerd met deze
camera (p. 53).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of
kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Computer
Kan beelden niet overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer
de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop n ingedrukt
en druk vervolgens tegelijkertijd op de knoppen o en m. Druk in het scherm dat
verschijnt op de knoppen qr om [B] te selecteren. Druk daarna op de knop m.
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden overdragen (p. 173).
178
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de
juiste richting (p. 18).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of de
Eye-Fi-kaart is ingesteld op “LOCK”. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging
(p. 17, 18).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in
de juiste richting om opnamen te maken (p. 18).
Geheugenkaart fout (p. 53)
Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste
richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice (p. 18).
Te weinig kaartruimte
Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (p. 25,
30, 55, 75) of beelden te bewerken (p. 144 148). Wis de beelden (p. 29, 138) om
ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 18).
Vervang \ Verwissel accu (p. 15)
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 134)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI afspelen/
RAW
Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet
worden weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet
aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk om incompatibele beelden te vergroten (p. 129), in Smart Shuffle
af te spelen (p. 129), als favoriet te markeren (p. 140), te draaien (p. 143), te bewerken
(p. 144 148), te registreren als het opstartscherm (p. 159), in categorieën in te delen
(p. 141) of aan een afdruklijst toe te voegen (p. 152, 153).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden vergroot, worden afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet,
gedraaid, bewerkt, toegewezen aan het opstartscherm, gecategoriseerd of worden
toegevoegd aan een afdruklijst.
Het is niet mogelijk films te vergroten (p. 129), af te spelen in Smart Shuffle (p. 129),
te bewerken (p. 144 148), aan een afdruklijst toe te voegen (p. 152, 153) of te
registreren als het opstartscherm (p. 159).
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
179
Ongeldig selectiebereik
Bij het selecteren van de selectiereeks (p. 135, 139, 142, 155) hebt u geprobeerd een
beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een
laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder
dan 998 beelden (p. 154).
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 154).
U hebt voor 501 of meer beelden gekozen in Beveilig (p. 134), Wissen (p. 138),
Favorieten (p. 140) My Category (p. 141) of Print instellingen (DPOF) (p. 153).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de
geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met
dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is
bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 160) of
formatteer de geheugenkaart (p. 23).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de
camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van
Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
[Verkeerde flitspositie Herstart camera] verschijnt op het scherm (p. 27).
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet
vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact
op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is
met de camera.
180
Opname (informatieweergave)
* : Standaard, : Verticaal gehouden
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en
worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Daarnaast wordt de
richting gedetecteerd tijdens het afspelen, zodat u de camera zowel horizontaal als
verticaal kan houden. Het beeld wordt automatisch in de juiste richting geroteerd.
Het kan zijn dat deze functie niet juist werkt wanneer de camera recht naar beneden of
boven wijst.
Informatieweergave op het scherm
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 84)
Witbalanscorrectie
(p. 85)
My Colors (p. 87)
AEB-opname (p. 99)/
Focusbracketing (p. 96)
Transportmodus (p. 86)
Eye-Fi-verbindingsstatus
(p. 173)
Meetmethode (p. 97)
Histogram (p. 47)
Compressie
(Beeldkwaliteit) (p. 78) /
Filmbeeldkwaliteit
(p. 118), RAW (p. 80)
Foto's: Mogelijke
Opnamen (p. 79)
Films: Resterende tijd
(p. 31, 118)
Zelfontspanner (p. 61)
AF-kader (p. 90)
Brandpuntafstand (p. 59)
Spotmetingpuntkader
(p. 97)
Digitale zoom (p. 57)/
Digitale Tele-converter
(p. 58)
Scherpstelbereik
(p. 77, 95)
Opnamemodus (p. 184),
Compositiepictogram
(p. 181)
Flitsermodus
(p. 56, 77, 108)
Rode-ogencorrectie
(p. 148)
Flitsbelichtingscompensatie
/ flitsuitvoer (p. 108, 109)
Datum stempel (p. 60)
ISO-waarde (p. 82)
AE lock (p. 98)/
FE-lock (p. 98)
Raster (p. 166)
Sluitertijd (p. 100, 102)
Verhouding (p. 81)
Diafragmawaarde
(p. 101, 102)
Hoeveelheid
belichtingscompensatie
(p. 76)
i-Contrast (p. 106)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 167)
Belichtingsschuifbalk
Zoombalk (p. 25)
Knipperdetectie (p. 113)
Belichtingsniveau
(p. 102)
MF-aanduiding (p. 95)
Beeldstabilisatie (p. 167)
Tijdzone (p. 162)
Windfilter (p. 119)
Informatieweergave op het scherm
181
Compositiepictogrammen
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
bepaalde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld en
worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur
voor het onderwerp.
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
Onder-
werp
Mensen
Niet-
mense-
lijke onder-
werpen/
land-
schappen
Onder-
werpen van
dichtbij
Achter-
grondkleur
pictogram
Achter-
grond
In beweging
Met sterke
schaduw-
en op het
gezicht
Helder
Grijs
Tegen-
licht
Inclusief
blauwe
luchten
Lichtblauw
Tegen-
licht
Zonson-
dergangen
——
Oranje
Spotlights
Donker-
blauw
Donker
Met een
statief
*
*
Informatieweergave op het scherm
182
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
RGB-histogram (p. 47)
My Category (p. 141)
Opnamemodus (p. 184)
ISO-snelheid (p. 82),
Afspeelsnelheid (Films)
(p.117)
Belichtingscompensatie
(p. 76), belichting
(p. 119)
Witbalans (p. 84)
Histogram (p. 47)
Beeld bewerken
(p. 144 148)
Compressie
(Beeldkwaliteit) (p. 78)/
Resolutie (p. 78, 118),
RAW (p. 80),
MOV (Films)
Afdruklijst (p. 152, 153)
Eye-Fi-verbinding
compleet (p. 173)
Batterij-oplaadlampje
(p. 15)
Meetmethode (p. 97)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 160)
Nummer van
weergegeven beeld /
totaal aantal beelden
Sluitertijd (p. 100, 102),
Beeldkwaliteit (Films)
(p. 118)
Diafragmawaarde
(p. 101, 102)
i-Contrast (p. 106, 147)
Flitser (p. 77, 108),
Flitsbelichtingscompens
atie (p. 108)
Scherpstelbereik
(p. 77, 95)
Bestandsgrootte
(p. 79, 118)
Foto's: Resolutie (p. 78)
Films: Filmlengte (p. 118)
Beveilig (p. 134)
Favorieten (p. 140)
Witbalanscorrectie
(p. 85)/
Rode-ogencorrectie
(p. 107, 148)
My Colors (p. 87)
Opnamedatum en -tijd
(p.
20)
183
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de
camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u
dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard
drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als er
vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van
Canon Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon
garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van
de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de
tas haalt.
Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt
voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
184
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 Het aantal opnamen kan niet worden
opgegeven en de vertraging kan niet worden ingesteld op 0 seconden. *3 Niet selecteerbaar maar schakelt over naar
afhankelijk van de omstandigheden. *4 Kan niet worden geselecteerd, maar wordt gewijzigd in wanneer de flitser wordt
gebruikt. *5 Witbalansgegevens kunnen niet worden opgenomen. *6 h niet beschikbaar.
Opnamemodi
D B M G
A
Functie
Functies van instelring instellen (p. 105) *1
{{{{
——
Belichtingscompensatie (p. 76)
*1
{{{
{
Zelfontspanner (p. 61)
*1
{{{{{ {
*1
{{{{{ {
Flitser (p. 56, 77, 108)
*1 ———
{{{
*1
{{{{
——
*1
{
{
*3
*1
{{{{{ {
Programma Shift (p. 98) *1
{{{
——
AE lock (p. 98)/FE-lock (p. 98) *1
{{{
——
AE lock/belichting (p. 119) *1 ————
AF lock (indien toegewezen aan de knop ) (p. 168) *1
{{{{
——
Scherpstelbereik
(p. 77, 95)
*1
{{{{{ {
*1
{{{{
——
*1
{{{{
{
Gezichtsselectie (p. 94) *1
{{{{{ {
Menu FUNC.
DR-correctie (p. 106)
*1
{{{{
——
*1
{{{{ {
*1
{{{{
——
Schaduwcorrectie (p. 107)
*1
{{{{
——
*1
{{{{{ {
ISO-waarde (p. 82)
*1
{{{{ {
*1
{{{{
——
*1
{{{{
{
—————
{
Witbalans (p. 84)
*1
{{{{{ {
*1
{{{{
{
Witbalanscorrectie (p. 85) *1
{{{{
——
My Colors (p. 87)
*1
{{{{{ {
*1
{{{{
——
Bracketing (p. 96, 99)
*1
{{{{{ {
*1
{{{
——
*1
{{{{
——
Transportmodus (p. 86)
*1
{{{{{ {
*1
{{{{
{
Meetmethode (p. 97)
*1
{{{{{ {
*1
{{{{
——
Verhouding (p. 81)
*1
{{{{{
Beeldtype (p. 80) *1
{{{{
——
Resolutie (p. 78)/Compressieverhouding (Beeldkwaliteit) (p. 78)
*1
{{{{{
*8
Beeldkwaliteit (film) (p. 118)
*1 ————
Beschikbare functies per opnamemodus
h
!
e
hS
W
Beschikbare functies per opnamemodus
185
*7
.
*8
wordt weergegeven als de resolutie-instelling, en het beeld wordt vastgelegd op 1824 x 1368 pixels Het is mogelijk om
een compressieverhoudinginstelling (beeldkwaliteit) te selecteren.
*9 De resolutie-instelling kunt u niet selecteren.
{
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd.
K
E
I J V
TY
w
S
O P t
xv
E
>z
———————— ————————— ——
{{{{{{{
———
{{{{{{{{ {
——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ { {{ {
{{{
———
{{
*2
{
*2 *2
{{{{{
*2 *2 *2 *2
{{{{{{{{{
{{{{{{{
———
{{{{{{{{{
{{{{{{{
{
——
*2 —————— —————————
{
——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ {
——
———————— ————————— ——
———————— ————————— ——
———————— —————————
{
——
{{
————
{{{ {{{{{{{{
{{{{
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ { {{ {
————————
{
{
———
{
———
{{
{
{{{
———
{{{ {{{{{{{{
——
{{ {
{{{{{{{{{ {{
——
{{{{
———
Menu FUNC.
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ {
——
———————— ————————— ——
———————— ————————— ——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ {
——
———————— ————————— ——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ { {{ {
———————— ————————— ——
———————— ————————— ——
———————— ————————— ——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ { {{ {
———————— ————————— *5 *6 ——
———————— ————————— ——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ { {{ {
———————— —————————
{{
——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ { {{ {
———————— ————————— ——
———————— ————————— ——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ {
——
{{{
———
{{{
{{{{{{{
*7 ——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ { {{ {
———————— ————————— ——
{{{{{{{{{ {
———
{{{{{
——
———————— ————————— ——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ {
——
———————— —————————
{
*9
{
186
4 Opnamemenu
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 AiAF
*3 Kan niet worden geselecteerd, maar kan worden ingeschakeld met de knop o (p. 25). *4 [Aan] wanneer beweging wordt
gedetecteerd. *5 Altijd [Aan].
Opnamemodi
D B M G
A
Functie
AF-kader (p. 90)
Centrum
*1
{{{{
{
Gezichts-AiAF *1
{{{{{{
AF Tracking *1
{{{{
*3
{
Formaat AF-kader (p. 90) Normaal/Klein
*1
{{{{
——
Digitale zoom (p. 57)
Standaard *1
{{{{{
Uit *1
{{{{{{
Digitale Tele-converter (1.4x/2.3x)
*1
{{{{{
AF-Punt Zoom (p. 93) Aan/Uit *1
{{{{{{
Servo AF (p. 96) Aan/Uit *1
{{{{
*4
{
AF-hulplicht (p. 164)
Aan/Uit *1
{{{{{{
MF-Punt Zoom (p. 95) Aan/Uit *1
{{{{
{
Veiligheids-MF (p. 95) Aan/Uit *1
{{{{
{
Flits Instellingen
(p. 107, 108, 109, 164,
165)
Flits mode
Auto *1
{{{{{
Handmatig *1
{{{
———
Flitsbel. comp.
-2 tot +2 *1
{{{
——
Flits output
Minimum/Medium/
Maximum
*1
{{{
———
Sluiter sync.
1e gordijn/
2e gordijn
*1
{{{{
——
Rode-Ogen Aan/Uit *1
{{{{{{
Lamp Aan
Aan/Uit *1
{{{{{{
Veiligheids FE Aan/Uit *1
{{{
*5 *5
ISO autom. inst. (p. 83)
Maximale ISO-
waarde
400 – 1600
*1
{{{
——
Snelheid
Langzaam/
Standaard/Snel
*1
{
{
——
Safety Shift (p. 101) Aan/Uit *1
{{
———
Windfilter (p. 119) Aan/Uit *1 ——————
Bekijken (p. 165) Uit/2-10 sec./Vastzetten *1
{{{{{{
Terugkijken (p. 166) Uit/Details/Focus check
*1
{{{{{{
Knipperdetectie (p. 113) Aan/Uit
*1
{{{{{{
Custom Display (p. 166)
Opname Info, Raster
*1
{{{{{{
Histogram
*1
{{{{
*8 *8
IS modus (p. 167)
Continu/Uit
*1
{{{{
*9
{
Opname/Pan
*1
{{{{
{
Datum stempel (p. 60) Uit/Datum/Datum & Tijd
*1
{{{{{
Snelkiesknop (p. 168)
*1
{{{{{{
Opslaan (p. 110)
{{{{{
——
Menu's
Menu's
187
*6 [Uit] als de flitser wordt gebruikt. *7 Alleen beschikbaar als [Raster] is geselecteerd.
*8 Alleen beschikbaar als deze optie is geselecteerd in Custom Display. *9 Altijd [Continu].
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. – Kan niet worden geselecteerd
K
E
I J V
TY
w
S
O P t
xv
E
>z
{{{
———
{{{
{{
{{{{{ {
——
{{{{{{{{{ {{
——
{{{{
——*2 *2 *2
{{{
———
{{{
{
——
{{{{
———
————————————————— ——
{{{{{{{{
————
{{{{{
{
——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ { {{{
{{{{{{{{
————
{{{{{
——
{{
{{{{{{ {{
——
{{{{
———
{{
*5 ———
{{{
{
——
{{{{
———
{{{
*5
{{{{{ {{{{{{{{
{{{{
{{{
———
{{{{{
——
{{{{
———
{{{
———
{{{ {{{{{{{{
——
{{{
{{{{{{{{{
{{{{{{{
{
——
————————————————— ——
————————————————— ——
————————————————— ——
————————————————— ——
{{{{{{{{
————
{{{{
———
{{{{{{{{{
{{{{{{{
{
——
*5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 *5 ——
————————————————— ——
————————————————— ——
————————————————— ——
—————————————————
{
{
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ {
——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{
*6 ——
{{{{{{{{{
{
——
{
{{
———
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{
*7
{{{
*8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8 *8
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ { {{{
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ {
——
{{{{{{{{{ {
{{{{{{{
——
{{{{{{{{{ {{{{{{{{{ { {{{
————————————————— ——
Menu's
188
3 Menu Instellen
Menu My Menu
Item Beschrijving Zie pagina
mute Aan/Uit* p. 50
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 50
Geluidsopties De geluiden instellen voor elke
camerabewerking.
p. 158
Hints en tips Aan*/Uit p. 158
LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2. p. 51
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 159
Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
p. 23
, 53
Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 160
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 161
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 161
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
p. 53
, 161,
162
Tijdzone Thuis*/Wereld p. 162
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 21
Maateenheid m/cm* / ft/in p. 163
Video Systeem NTSC/PAL p. 131
Ctrl via HDMI Aan/Uit* p. 132
Eye-Fi instellingen Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt
alleen als een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 173
Taal Weergavetaal selecteren. p. 22
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 52
* Standaardinstelling
Item Beschrijving Zie pagina
Instellingen voor My
Menu
Items instellen die aan My Menu zijn
toegewezen.
p. 169
Menu's
189
1 Menu Afspelen
2 Menu Afdrukken
Item Beschrijving Zie pagina
Smart Shuffle Smart Shuffle starten. p. 129
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 127
Wissen Beelden wissen (Selecteer, Select. reeks, Alle
beelden)
p. 138
Beveilig Beelden beveiligen (Selecteer, Select. reeks,
Alle beelden).
p. 134
Roteren Beelden draaien. p. 143
Favorieten Beelden markeren als favoriet, of de markering
opheffen.
p. 140
My Category Beelden indelen in categorieën (Selecteer,
Select. reeks).
p. 141
i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's
corrigeren.
p. 147
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 148
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 145
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 144
My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 146
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 124
Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 170
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 130
* Standaardinstelling
Item Beschrijving Zie pagina
Print Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten
op een printer).
Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 154
Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
p. 155
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 155
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 155
Afdrukinstellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 153
190
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera Ongeveer 10,0 miljoen pixels
Lens
Brandpuntafstand............... 3,8x zoom: 6.0 (G) – 22.5 (T) mm (equivalent aan 35-mm film:
28 (G) – 105 (T) mm)
Scherpstelbereik ................ 5 cm – oneindig (G), 30 m – oneindig (T)
• Macro: 5 – 50 cm (G), 30 – 50 cm (T)
Beeldstabilisatiesysteem......... Type lensverschuiving
Beeldprocessor ....................... DIGIC4
LCD-monitor
Type ................................... TFT kleur (breedbeeld)
Formaat.............................. 7,5 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels ................. Ongeveer 461.000 pixels
Verhouding......................... 4:3
Functies.............................. Helderheidaanpassing (5 niveaus), Quick-bright LCD
Scherpstellen
Controlesysteem ................ Autofocus: Per beeld (Continu in automatische modus), Servo
AF (Servo AE)
Handmatig scherpstellen
AF-kader ............................ Gezichts-AiAF, Centrum, AF Tracking
Meetsysteem........................... Deelmeting, Gemiddelde centrum meeting, Spot
Belichtingscompensatie
(Foto's)/belichting
(Films) ..................................... Stappen van 1/3 stop in een bereik van ±2 stops
ISO-waarde
(standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex
index)....................................... Auto, ISO 80/100/125/160/200/250/320/400/500/640/800/1000/
1250/1600/2000/2500/3200
Witbalans................................. Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Flitser,
Onderwater, Aangepast
Sluitertijd.................................. 1 – 1/1600 sec.
15 – 1/1600 sec. (volledige sluitertijdbereik)
Diafragma
Type ................................... Iris
f/nummer............................ f/2.0 – f/8.0 (G), f/4.9 – f/8.0 (T)
Flitser
Modi ................................... Automatisch, Aan, Slow sync, Uit
Bereik: ................................ 50 cm – 6,5 m (G), 90 cm – 3,0 m (T)
Opnamemodus........................ C, M, Av, Tv, P, Auto, Weinig licht, SCN*
1
, Film*
2
*1 Portret, Landschap, Kinderen & Dieren, Smart Shutter*3,
Extra levendig, Poster-effect, Kleur Accent, Kleur Wissel,
High Dynamic Range, Nostalgisch, Fisheye-effect,
Miniatuureffect, Strand, Onderwater, Flora, Sneeuw,
Zonsondergang, Vuurwerk, Stitch Hulp
*2 Standaard, Miniatuureffect, Kleur Accent, Kleur Wissel
*3 Glimlach, Knipoogdetectie, Zelfontspanner gezicht
Specificaties
Specificaties
191
Digitale zoom........................... Foto's/Films: Ongeveer 4,0x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 15x) Veiligheidszoom, Digitale
Tele-converter
Continu-opnamen maken
Modus................................. Normaal, AF, LV
Snelheid (Normaal) ............ Ongeveer 1,9 opnamen/sec. (In P-modus)
Ongeveer 3,9 opnamen/sec. (in modus Weinig licht)
Aantal opnamen (bij benadering)
(Compatibel met CIPA)............ Ongeveer 200 opnamen
Opnamemedia......................... SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/SDXC memory card/
MultiMediaCard/MMCplus-geheugenkaart/HC MMCplus-
geheugenkaart
Bestandstype........................... Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto's.................................. Exif 2.3 (JPEG), RAW (CR2 (Canon Original))
Films................................... MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens: Linear PCM
(stereo))
Resolutie
Foto's.................................. 16:9
Groot: 3648 x 2048, Medium 1: 2816 x 1584,
Medium 2: 1920 x 1080, Klein: 640 x 360
3:2
Groot: 3648 x 2432, Medium 1: 2816 x 1880,
Medium 2: 1600 x 1064, Klein: 640 x 424
4:3
Groot: 3648 x 2736, Medium 1: 2816 x 2112,
Medium 2: 1600 x 1200, Klein: 640 x 480, RAW: 3648 x 2736
• Vastgesteld op 1824 x 1368 bij Weinig licht
1:1
Groot: 2736 x 2736, Medium 1: 2112 x 2112,
Medium 2: 1200 x 1200, Klein: 480 x 480
4:5
Groot: 2192 x 2736, Medium 1: 1696 x 2112,
Medium 2: 960 x 1200, Klein: 384 x 480
Films................................... Standaard, Kleur Accent, Kleur Wissel: 1280 x 720 (24 fps*
1
),
640 x 480 (30 fps*
2
), 320 x 240 (30 fps*
2
)
Miniatuureffect: 1280 x 720 (Opname: 6 fps/3 fps/1,5 fps,
Afspelen: 30 fps*
2
), 640 x 480 (Opname: 6 fps/3 fps/1,5 fps,
Afspelen: 30 fps*
2
)
*1 Werkelijke framesnelheid is 23,976 fps
*2 Werkelijke framesnelheid is 29,97 fps
Interface................................... Hi-Speed USB
HDMI-output
Analoge audio-uitvoer (stereo)
Analoge video-uitvoer (NTSC/PAL)
Direct Print-standaard.............. PictBridge
Voedingsbron .......................... Batterij NB-6L
Voedingsadaptorset ACK-DC40
Afmetingen .............................. 99,8 x 58,4 x 29,5 mm
• Volgens CIPA-normen
Gewicht (volgens CIPA-n) ....... Ongeveer 193 g (Inclusief de batterij en de geheugenkaart)
Ongeveer 170 g (alleen camerabehuizing)
Specificaties
192
Batterij NB-6L
Type ........................................ Oplaadbare lithium-ionbatterij
Spanning ................................. 3,7 V DC
Capaciteit ................................ 1000 mAh
Oplaadcycli..............................Ongeveer 300 keer
Bedrijfstemperatuur................. 0 - 40 °C
Afmetingen ............................. 34,4 x 41,8 x 6,9 mm
Gewicht ................................... Ongeveer 21 g
Batterijlader CB-2LY/2LYE
Nominale ingangsspanning.....1
00 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz), 0,085 A (100 V) – 0,05 A (240 V)
Nominale uitvoer ..................... 4,2 V DC, 0.7 A
Oplaadtijd ................................Ongeveer 1 uur en 55 min.
Bedrijfstemperatuur................. 0 - 40
°C
Afmetingen .............................. 58,66 x 86,4 x 24,1 mm
Gewicht ................................... Ongeveer 70 g (CB-2LY)
Ongeveer 61 g (CB-2LYE) (exclusief kabel)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
193
A
Aansluiting.................35, 131, 132, 150, 172
Accessoires ...............................................39
AEB-modus ...............................................99
AE-vergrendeling...............................98, 119
AF J Scherpstellen...............26, 90, 92, 180
AF Tracking ...............................................91
Afdrukken ................................................150
AF-kaders............................................26, 90
AF-Punt Zoom ...........................................93
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten.............130
AF-vergrendeling...............................92, 180
AUTO-modus (Opnamemodus)...........25, 44
Av (opnamemodus) .................................101
AV-kabel..................................................131
B
Batterij
Batterijlader.........................................14
Datum/tijd-batterij................................21
Oplaadlampje......................................15
Opladen ..............................................14
Spaarstand .................................53, 161
Batterijlader ...............................................39
Beelden
Afspelen J Bekijken
Beelden wissen...........................29, 138
Beveilig .............................................134
Bewerken J Bewerken
Weergaveduur ..................................165
Beelden bekijken op een tv .............131, 132
Beelden markeren als favoriet.................140
Beelden wissen .................................29, 138
Beeldkwaliteit J Compressieverhouding
Bekijken
Beelden op een tv.....................131, 132
Diavoorstelling ..................................127
Enkelvoudige weergave......................28
Filterweergave ..................................125
Indexweergave .................................124
Smart Shuffle....................................129
Vergrote weergave ...........................129
Belichting
AE-vergrendeling........................98, 119
Correctie .............................................76
FE-vergrendeling ................................98
Verschuiving .....................................119
Bestandsnummering................................160
Beveilig ....................................................134
Bewerken
Formaat veranderen (beelden kleiner
maken)..............................................144
i-Contrast ..........................................147
My Colors..........................................146
Rode-Ogen Corr. ..............................148
Trimmen............................................145
Bijgesloten items J Accessoires
Bracketing..........................................96, 180
Brandpuntafstanden ..................................59
Breed ...................................................78, 79
C
C (opnamemodus)...................................110
Camera
De camera vasthouden.......................13
Standaardinstellingen .........................52
Camerabeweging ........................27, 56, 167
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk...........2
Centrum (modus AF Frame)......................90
Compressie (Beeldkwaliteit) ......................78
Continu-opnamen maken ..........................86
Controleknop .............................................45
D
Datum en tijd J Datum/Tijd
Datum/Tijd
Datum/tijd-batterij................................21
Instelling..............................................20
Toevoegen aan beeld .........................60
Wereldklok........................................162
Wijzigen ..............................................21
Diavoorstelling.........................................127
Digitale Tele-converter ..............................58
Digitale zoom.............................................57
DPOF...............................................152, 153
Dynamic Range-correctie ........................106
Index
Index
194
E
Extra levendig (opnamemodus) ................ 65
Eye-Fi-kaart....................................... 17, 173
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
FE-vergrendeling............................... 98, 180
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden)................................. 118
Bekijken (Afspelen)..................... 32, 120
Bewerken.......................................... 121
Modi.................................................. 116
Opnametijd ................................. 31, 118
Filterweergave......................................... 125
Fisheye-effect (opnamemodus)................. 73
Flitser
Aan ..................................................... 77
Flitsbelichtingscompensatie.............. 108
Slow sync ......................................... 108
Uit ....................................................... 56
Flora (opnamemodus)............................... 64
Focus check ............................................ 128
Focusvergrendeling................................... 88
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken).......................... 144
Formatteren (geheugenkaart) ............. 23, 53
Formatteren J Geheugenkaarten
formatteren
Foutmeldingen......................................... 178
FUNC., menu
Beschikbare functies per
opnamemodus.................................. 184
menu................................................... 48
G
Geheugenkaarten...................................... 17
Beschikbare opnamen.................. 19, 79
Formatteren.................................. 23, 53
Opnametijd ................................. 31, 118
Geheugenkaarten J Kaart
Geluidsinstellingen .................................... 50
Gezichts-AiAF (modus AF Frame) ............ 90
Gezichtsselectie ........................................ 94
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) ........................................68
Glimlach (opnamemodus) ......................... 66
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken ...... 2
Handmatig scherpstellen
(AF-instelling) ............................................ 95
Handmatige witbalans...............................84
High Dynamic Range (opnamemodus) ..... 70
Hybride IS................................................ 167
I
i-Contrast.........................................106, 180
Instelring..................................................103
Interfacekabel................................ 2, 35, 150
ISO-waarde .......................................82, 180
K
Kinderen & dieren (opnamemodus) .......... 64
Kleur Wissel (opnamemodus) ......... 112, 116
Kleuraccent (opnamemodus) ..........111, 116
Klokfuncties...............................................54
Knipoogdetectie (opnamemodus) ............. 67
Knipperdetectie .......................................113
L
Lampje........................... 44, 45, 47, 164, 165
Landschap (opnamemodus)...................... 63
LCD-monitor J Scherm
Lichtnet....................................................172
M
M (opnamemodus) .................................. 102
Macro (AF-instelling) ................................. 77
Meetmethode ............................................ 97
Menu
Basishandelingen ...............................49
Lijst ................................................... 186
Miniatuureffect (Filmmodus)....................116
Miniatuureffect (opnamemodus)................ 74
MultiMediaCard/MMCplus J
Geheugenkaarten
My Category............................................ 141
My Colors .................................................. 87
N
Nostalgisch (opnamemodus).....................72
Index
195
O
Onderwater (opnamemodus).....................64
Opnamen maken
Aantal opnamen......................15, 19, 79
Opname Info.............................166, 180
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opnametijd .................................31, 118
Opnamen maken via een tv.......................83
Overzicht van de onderdelen.....................44
P
P (opnamemodus).....................................76
PictBridge ..........................................41, 150
Portret (opnamemodus).............................63
Poster-effect (opnamemodus)...................65
Problemen oplossen................................175
Programma automatische belichting .........76
R
Raster......................................................180
RAW ..........................................................80
Reizen naar het buitenland..........15, 39, 162
Resolutie (beeldgrootte) ............................78
Riem ..........................................................13
Rode-Ogen Corr..............................107, 148
Roteren....................................................143
S
Schaduwcorrectie.................................... 107
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven ..........................................46
Informatieweergave ..................180, 182
Menu J Menu FUNC., Menu
Taal van LCD-monitor.........................22
Scherpstelbereik........................................77
Handmatig scherpstellen ....................95
Scherpstellen
AF-kader.......................................26, 90
AF-Punt Zoom ....................................93
AF-vergrendeling ................................92
Gezichtsselectie..................................94
Servo AF.............................................96
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J
Geheugenkaarten
Sepiakleurig.........................................71, 87
Servo AF....................................................96
Smart Shuffle...........................................129
Sneeuw (opnamemodus) ..........................64
Software
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken.....................................33
Cd DIGITAL CAMERA Solution
Disk.......................................................2
Installatie.............................................34
Softwarehandleiding .............................2
Spaarstand ........................................53, 161
Standaardinstellingen ................................52
Stereo AV-kabel ..................................2, 131
Stitch Hulp (opnamemodus) ....................114
Strand (opnamemodus).............................64
T
Taal van LCD-monitor ...............................22
Transportmodus ........................................86
Trapsgew. zoom........................................59
Trimmen ..................................................145
Tv (opnamemodus) .................................100
V
Vergrote weergave ..................................129
Verhouding ................................................81
Video J Films
Voeding JSet van batterij en oplader,
voedingsadapterset
Voedingsadapterset...........................39, 172
Vuurwerk (opnamemodus) ........................65
W
Wereldklok...............................................162
Witbalans...................................................84
Z
Zelfontspanner
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)..................................68
Knipoogdetectie (opnamemodus).......67
Zoomen .........................................25, 30, 57
Zwart-witfoto's......................................71, 87
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te
allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
CEL-SP9GA280 © CANON INC. 2010
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196

Canon PowerShot S95 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor