Canon Powershot SX150 IS Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding
door, met name het gedeelte 'Veiligheidsmaatregelen'.
Zo leert u de camera juist te gebruiken.
Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog
kunt raadplegen.
2
Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande
onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van
de camera.
De inhoud van de verpakking controleren
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA
Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt,
kunt u de vele functies van de camera gebruiken om
foto's met geavanceerdere instellingen te maken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten (p. 16).
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
Camera AA-alkalinebatterijen (x2)
Interfacekabel
IFC-400PCU
Polsriem
WS-800
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
Introductiehandleiding
3
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de
beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van
Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet
aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige
fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die
ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden
gelezen door apparaten.
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het
auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het
auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van
voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met
behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht
of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor
persoonlijk gebruik.
Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon
garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie
van Canon Klantenservice.
Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hoge-
precisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar
behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van
heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze
te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.
De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg
van een storing.
Lees dit eerst
4
4 Maak de opname
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten
(modus Auto) ................................................................................ 25
Gewoon foto’s maken (modus Easy)............................................ 31
Opnamen maken in de modus Discreet ....................................... 60
Scherpstellen op gezichten............................................... 25, 61, 85
Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan
worden gebruikt (de flitser uitschakelen) ...................................... 60
Foto’s maken met de zelfontspanner...................................... 54, 73
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen.............................. 53
Wat wilt u doen?
IwP
Op het strand
(p. 61)
In de sneeuw
(p. 62)
Portretten
(p. 61)
Mooie opnamen maken van mensen
J
Landschap
(p. 61)
O
Flora
(p. 62)
Diverse andere opnamen maken
t
Vuurwerk
(p. 62)
V
Kinderen en dieren
(p. 61)
Opnamen maken met speciale effecten
Weinig licht
(p. 61)
Miniatuureffect
(p. 65)
Fisheye-effect
(p. 64)
Levendige
kleuren (p. 63)
Poster-effect
(p. 63)
Speels effect
(p. 66)
Monochroom
(p. 67)
Wat wilt u doen?
5
1 Weergeven
Foto's bekijken.............................................................................. 29
Eenvoudig weergeven (modus Easy)........................................... 31
Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling)............................. 117
Foto's bekijken op een tv ............................................................ 164
Foto's bekijken op een computer.................................................. 35
Snel foto's zoeken .............................................................. 114, 115
Foto's wissen ........................................................................ 30, 125
E Films opnemen/bekijken
Films opnemen ..................................................................... 32, 103
Films bekijken............................................................................... 34
c Afdrukken
Foto's afdrukken ......................................................................... 138
Opslaan
Beelden opslaan op een computer............................................... 35
3 Overige
Geluid uitzetten............................................................................. 46
De camera gebruiken in het buitenland.............................. 157, 194
Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven...................... 175
6
De inhoud van de verpakking
controleren ........................................ 2
Lees dit eerst....................................... 3
Wat wilt u doen?.................................. 4
Inhoudsopgave.................................... 6
Veiligheidsmaatregelen....................... 9
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt .............................. 11
1
Aan de slag .......................13
De interne oplaadbare
lithium-ionbatterij recyclen .............. 14
Compatibele geheugenkaarten
(afzonderlijk verkrijgbaar) ............... 16
De batterijen en geheugenkaart
plaatsen .......................................... 16
De datum en tijd instellen.................. 20
De taal van het scherm instellen....... 22
Geheugenkaarten formatteren.......... 23
De ontspanknop indrukken ............... 24
Foto's maken (Smart Auto) ............... 25
Beelden bekijken............................... 29
Beelden wissen ................................. 30
Opnamen maken of bekijken in
de modus Easy ............................... 31
Films opnemen.................................. 32
Films bekijken ................................... 34
Beelden downloaden naar een
computer om te bekijken................. 35
2
Meer informatie ................39
Overzicht van de onderdelen ............ 40
Schermweergave .............................. 42
Lampje .............................................. 43
Menu FUNC. – Basishandelingen..... 44
MENU – Basishandelingen ............... 45
De geluidsinstellingen wijzigen..........46
De helderheid van het scherm
aanpassen.......................................48
De standaardinstellingen van
de camera herstellen .......................49
De functie spaarstand
(Automatisch Uit).............................50
Klokfunctie .........................................50
3
Veelgebruikte functies
voor opnamen ..................51
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)................................52
Datum en tijd aan de opname
toevoegen........................................53
De zelfontspanner gebruiken.............54
De resolutie wijzigen (beeldgrootte) ..56
De compressieverhouding wijzigen
(Beeldkwaliteit) ................................56
4
Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden ..............59
Opnames maken in de modus
Discreet ...........................................60
Speciale opnamen maken .................60
Effecten toevoegen aan de opname
(Creatieve filters) .............................63
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter) ...............................71
5
Zelf instellingen
selecteren .........................75
Opnamen maken in Programma
automatische belichting...................76
De flitser inschakelen.........................76
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
7
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)................ 77
De ISO-waarde wijzigen ................... 77
De witbalans aanpassen................... 78
Continu-opnamen maken.................. 79
De kleurtoon van een beeld
wijzigen (My Colors) ....................... 80
De helderheid corrigeren en
opnamen maken (i-Contrast).......... 81
Close-ups maken (macro)................. 82
Digitale Tele-converter ...................... 83
De modus AF Frame wijzigen........... 84
Het onderwerp selecteren waarop
u wilt scherpstellen (AF Tracking)... 86
Het autofocuskader vergroten........... 87
Opnamen maken in de modus
Handmatig scherpstellen ................ 88
Opnamen maken met Servo AF ....... 89
Opnamen maken met
AF-vergrendeling ............................ 90
De meetmethode wijzigen................. 90
Opnamen maken met de
AE-vergrendeling ............................ 91
Opnamen maken met de
FE-vergrendeling ............................ 91
De flitsbelichtingscompensatie
aanpassen ...................................... 92
Opnamen maken met Slow sync ...... 93
Rode-ogencorrectie .......................... 94
Controleren op gesloten ogen........... 95
6
Haal meer uit uw camera
..97
De sluitertijd instellen ........................ 98
De diafragmawaarde instellen .......... 99
De diafragmawaarde en sluitertijd
instellen......................................... 100
De flitsuitvoer aanpassen................ 101
7
Diverse functies voor het
opnemen van films ........103
Films opnemen in de modus
E
......104
De filmmodus wijzigen.....................104
Verschillende soorten films
opnemen .......................................105
Films opnemen die op een
miniatuurmodel lijken
(Miniatuureffect) ............................ 106
Beeldkwaliteit wijzigen..................... 108
AE-vergrendeling/belichting............. 109
Het windfilter gebruiken ...................109
Overige opnamefuncties.................. 110
Bewerken......................................... 111
8
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en
bewerken ........................113
Snel naar beelden zoeken............... 114
Beelden bekijken met gefilterd
afspelen .........................................115
Diavoorstellingen bekijken...............117
De focus controleren ....................... 118
Beelden vergroten ........................... 119
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle) ..............................119
Beeldovergangen wijzigen...............120
Beelden beveiligen ..........................121
Beelden wissen................................125
Beelden markeren als favoriet......... 127
Beelden indelen in categorieën
(My Category)................................ 128
Beelden roteren ............................... 130
Het formaat van beelden wijzigen ...131
Trimmen........................................... 132
Inhoudsopgave
8
Effecten toepassen met de functie
My Colors...................................... 133
De helderheid corrigeren
(i-Contrast) .................................... 134
Het rode-ogeneffect corrigeren ....... 135
9
Afdrukken .......................137
Beelden afdrukken .......................... 138
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF).......................................... 145
Beelden selecteren voor fotoboek .. 149
10
De camera-instellingen
aanpassen.......................151
De camera-instellingen wijzigen ..... 152
Instellingen voor opnamefuncties
wijzigen ......................................... 158
Instellingen voor afspeelfuncties
wijzigen ......................................... 162
11
Nuttige informatie ..........163
Beelden bekijken op een tv .............164
Aansluiten op het lichtnet.................165
Een Eye-Fi-kaart gebruiken.............167
Problemen oplossen ........................169
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen .......................172
Informatieweergave op
het scherm.....................................175
Functies en menulijsten ...................180
Specificaties..................................... 190
Accessoires .....................................193
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires....................................194
Index ................................................196
Voorzorgsmaatregelen ....................199
9
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij
andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die
ugebruikt.
Veiligheidsmaatregelen
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig
letsel of levensgevaar.
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur
afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner om
het product schoon te maken.
Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere
vloeistoffen.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterijen.
Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
Plaats de batterijen niet in de buurt van of in open vuur.
De batterijen kunnen exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of
brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat
batterijen lekken en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking
komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische
instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op
plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen
en medische instellingen.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden
van een cd-rom via een cd-speler voor muziek-cd's afspeelt (muziekspeler). Dit kan ook de
luidsprekers beschadigen.
Veiligheidsmaatregelen
10
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld aan schokken
en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterijen kunnen ontploffen,
wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een
heldere dag).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten
dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
Verwijder de batterijen en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterijen in de camera worden gelaten, kunnen deze gaan lekken.
Breng voordat u de batterijen weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterijen.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
U mag batterijen van uiteenlopende typen niet tegelijk opladen, of oude batterijen
samen met nieuwe batterijen gebruiken.
Let er bij het plaatsen van de batterijen op dat u de + en – polen niet verwisselt.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
11
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en
bedieningselementen van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aangeven, de controleknop en de knop
FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn
: Tips voor het oplossen van problemen
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen
: Aanvullende informatie
(p. xx): Referentiepagina's ('xx' geeft het paginanummer aan)
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de
standaardinstellingen hebben.
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als
u de camera in uw tas stopt.
Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
Knop Rechts
Knop FUNC./SET
Knop Omhoog
Knop Links
Knop Omlaag
Controleknop
12
13
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de
gemaakte foto's. In het laatste gedeelte van dit hoofdstuk wordt het
maken en bekijken van opnamen in de modus Easy, het maken
en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een
computer behandeld.
De polsriem bevestigen/de camera vasthouden
Bevestig de meegeleverde riem en doe deze om uw pols om te voorkomen
dat de camera valt tijdens het gebruik.
Houd uw armen tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera bij het
maken van opnamen stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers
de flitser niet blokkeren wanneer deze is uitgeklapt.
1
Riem
14
Verwijder, voordat u uw camera weggooit, eerst de interne oplaadbare
lithium-batterij zodat deze gerecycled kan worden volgens de plaatselijke
voorschriften.
Schroef de schroeven van
de behuizing los.
Schroef de schroeven van de behuizing
aan de bovenkant, de zijkanten en de
onderkant los. Een van de schroeven aan
de zijkant bevindt zich in het klepje van de
aansluiting. Een van de schroeven aan de
onderkant bevindt zich in het klepje van de
batterijhouder/geheugenkaartsleuf.
Verwijder de schroeven van
de behuizing en het klepje aan
de achterkant.
Draai de camera om en verwijder de
schroeven uit de behuizing aan de
achterkant.
Haal het klepje aan de achterkant los
van de camera.
Verwijder de schroef en maak
de lintkabel los.
Verwijder de schroef zoals weergegeven.
Maak de lintkabel los door deze er recht uit
te trekken.
De interne oplaadbare lithium-ionbatterij
recyclen
Raak de flitser nooit aan. Dit kan
leiden tot een elektrische schok.
De interne oplaadbare lithium-ionbatterij recyclen
15
Verwijder de batterij.
Nu het klepje van de geheugenkaartsleuf/
batterijhouder open is, kunt u de linkerkant
van het klepje aan de voorkant voldoende
lostrekken om de batterij te verwijderen.
16
De onderstaande kaarten kunnen worden gebruikt zonder beperkingen voor
de capaciteit.
SD-geheugenkaarten*
SDHC-geheugenkaarten*
SDXC-geheugenkaarten*
Eye-Fi-kaarten
* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-standaarden. Afhankelijk van het merk werken
sommige kaarten mogelijk niet goed.
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor
het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de kaart
niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied mag
worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
Plaats de meegeleverde batterijen en een geheugenkaart
(afzonderlijk verkrijgbaar).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen
opnamen maken als het schuifje is ingesteld
op vergrendeld. Duw het schuifje omhoog
totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
Verschuif de vergrendeling van het klepje en
houd dit vast ( ), schuif vervolgens het
klepje open ( ) zoals afgebeeld.
Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar)
Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden
SDXC-geheugenkaarten mogelijk zelfs niet herkend als u een kaartlezer
gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem SDXC-
geheugenkaarten ondersteunt.
Over Eye-Fi-kaarten
De batterijen en geheugenkaart plaatsen
De batterijen en geheugenkaart plaatsen
17
Plaats de batterijen.
Plaats de batterijen zoals weergegeven.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
Etiket
Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?
Als het schuifje voor schrijfbeveiliging in de vergrendelstand staat, verschijnt
op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen
of wissen.
De batterijen en geheugenkaart plaatsen
18
Duw de geheugenkaart naar binnen tot u
een klik hoort en laat de kaart langzaam los.
De geheugenkaart wipt nu omhoog.
Geschat aantal opnamen/Opname- en afspeeltijden
*1 Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de
CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
*2 De tijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen, het starten en stoppen van de opname,
het aan- en uitzetten van de camera en het gebruik van bewerkingen zoals de zoom.
*3 De tijden zijn gebaseerd op het herhaaldelijk maken van opnamen totdat de maximale
cliplengte is bereikt of het opnemen automatisch wordt gestopt.
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat kan worden gemaakt
kleiner en is de opnametijd korter dan hierboven is aangegeven.
Afhankelijk van het merk alkalinebatterijen kan het aantal opnamen dat kan worden
gemaakt en de opnametijd aanzienlijk variëren.
De waarden voor NiMH-batterijen zijn gebaseerd op volledig opgeladen batterijen.
Compatibele batterijen
Alkalinebatterijen van AA-formaat en NiMH-batterijen van AA-formaat van
Canon (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 194).
De geheugenkaart verwijderen
Voedingsbron
Alkalinebatterijen
(meegeleverd)
NiMH-batterijen
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Aantal opnamen*
1
Circa 110 Circa 320
Opnametijd film*
2
Circa 20 min. Circa 1 uur en 20 min.
Continu
Opnamen maken*
3
Circa 1 uur Circa 2 uur en 20 min.
Afspeeltijd Circa 7 uur Circa 9 uur
Kan ik andere batterijen gebruiken?
Het wordt niet aanbevolen om andere batterijen te gebruiken dan de hierboven
vermelde batterijen, omdat de prestaties heel erg kunnen variëren.
Waarom NiMH-batterijen?
NiMH-batterijen gaan veel langer mee dan alkalinebatterijen, vooral bij lage
temperaturen.
De batterijen en geheugenkaart plaatsen
19
Batterij-oplaadlampje
Wanneer de batterij leeg raakt, verschijnen op het scherm een pictogram
en een bericht. Als de batterijen zijn opgeladen, verschijnen dit pictogram
en bericht niet.
Aantal opnamen per geheugenkaart
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camera-
instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
Weergave Betekenis
Bijna leeg. Houd nieuwe batterijen bij de hand.
'Vervang de batterijen' Leeg. Vervang de batterijen.
Geheugenkaart 4GB 16GB
Aantal opnamen Circa 1058 Circa 4334
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als
de camera in de opnamemodus is ingesteld (p. 25).
20
Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor
het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw
opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een waarde in te stellen.
Als alle instellingen zijn voltooid, drukt u op
de knop m.
Stel de thuistijdzone in.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om uw tijdzone te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m om de instelling te
voltooien. Nadat een bevestigingsscherm
is weergegeven, wordt het opnamescherm
opnieuw weergegeven.
Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de
camera uitgeschakeld.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd en uw tijdzone niet goed hebt
ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
De datum en tijd instellen
21
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Kies [Datum/Tijd].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Datum/Tijd] te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Voer stap 2 op p. 20 uit om de instellingen
te wijzigen.
Druk op de knop n om het menu
te sluiten.
Zomertijd instellen
Als u bij stap 2 selecteert op p. 20 en met de knoppen op of de knop 5
de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld.
Datum en tijd wijzigen
De camera heeft een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij).
Neem contact op met een helpdesk van de Canon Klantenservice als het
menu Datum/Tijd verschijnt telkens wanneer u de camera aanzet, zelfs als
de datum/tijd al goed is ingesteld.
22
U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop m ingedrukt terwijl u op
de knop n drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop 5 om een taal te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm
gesloten.
De taal van het scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en
de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok
te sluiten en herhaalt u stap 2.
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken
en [Taal ] te selecteren op het tabblad 3.
23
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle
gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt
herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart
gaat formatteren.
Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 167) gaat formatteren, moet u de software van de
kaart op een computer installeren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5
om [Formateren] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Kies [OK].
Druk op de knoppen qr of draai de knop 5
om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op m.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m om te formatteren.
Als het formatteren is voltooid, verschijnt op
het scherm de melding [Geheugenkaart is
geformatteerd]. Druk op de knop m.
Geheugenkaarten formatteren
De ontspanknop indrukken
24
Druk de ontspanknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop
daarna volledig in om de foto te maken.
Druk de knop half in (Druk lichtjes
om de focus in te stellen).
Druk lichtjes totdat u tweemaal een
piepgeluid hoort en er AF-kaders
verschijnen waarop de camera scherpstelt.
Druk de knop volledig in (Druk
volledig in om de foto te maken).
U hoort het geluid van de sluiter als de
opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart
gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud wordt
gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een
geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van
de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op
de geheugenkaart.
Voer een Low Level Format (p. 153) van de geheugenkaart uit als de camera
niet goed werkt, als de opname-/leessnelheid van een geheugenkaart is
afgenomen, als het maken van continu-opnamen langzamer gaat of als het
opnemen van een film plotseling wordt afgebroken.
De ontspanknop indrukken
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
Als u de ontspanknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te
pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
25
De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen,
zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie
kunt laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
Het opstartscherm verschijnt.
Selecteer de modus A.
Stel het programmakeuzewiel in op A.
Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
Het pictogram voor de ingestelde
compositie en het IS modus-pictogram
verschijnen op het scherm (pp. 176, 177).
De camera stelt scherp op gedetecteerde
onderwerpen en geeft kaders weer rond
deze gezichten.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar i (telelens)
duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat
dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j
(groothoek) duwt, zoomt u uit op het
onderwerp zodat dit kleiner lijkt. (De
zoombalk, die de zoompositie aangeeft,
verschijnt op het scherm.)
Foto's maken (Smart Auto)
Scherpstelbereik
(bij benadering)
Zoombalk
Foto's maken (Smart Auto)
26
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp
te stellen.
Wanneer de camera scherpstelt, hoort u
tweemaal een piepgeluid en verschijnen er
AF-kaders waarop de camera scherpstelt.
Als de camera op meerdere punten
scherpstelt, verschijnen er meerdere
AF-kaders.
Als [Flitser Opklappen] op het scherm
verschijnt, klapt u de flitser handmatig uit.
Als u de flitser handmatig inklapt tot deze
sluit, flitst deze niet.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld
wordt vastgelegd. Als er weinig licht is en
als de flitser is uitgeklapt, wordt de flitser
automatisch geactiveerd.
De foto verschijnt circa twee seconden
op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de ontspanknop drukken om
een volgende foto te maken.
AF-kader
Foto's maken (Smart Auto)
27
Wat als...
Wat als de kleur en helderheid van de opnamen niet worden weergegeven
zoals verwacht?
Het weergegeven compositiepictogram (p. 176) past wellicht niet bij de werkelijke
compositie en mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Probeer in dat geval
opnamen te maken in de modus G (p. 75).
Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een
onderwerp richt?
Er verschijnt een wit kader rond het gezicht of onderwerp dat de camera heeft
gedetecteerd als hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt
een grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik.
Als het onderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen het
witte kader zichtbaar.
Wat als er geen kader wordt weergegeven om het onderwerp waarvan u een
opname wilt maken?
Het onderwerp is mogelijk niet gedetecteerd en de kaders worden wellicht op de
achtergrond weergegeven. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus
G (p. 75).
Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de ontspanknop
half indrukt?
Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt
gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast
(Servo AF).
Wat als er een knipperende verschijnt?
Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen
en daardoor het beeld onscherp maken.
Wat als de camera geen enkel geluid maakt?
U hebt mogelijk op de knop l gedrukt terwijl u de camera inschakelde,
waardoor alle geluiden zijn uitgeschakeld. Om het geluid in te schakelen, drukt u
op de knop n, selecteert u [mute] op het tabblad 3 en drukt u vervolgens
op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is
ongeveer 50 cm – 3,0 m met een maximale groothoekinstelling (j), en ongeveer
1,0 – 2,0 m met een maximale telelens (i).
Wat als de camera één keer piept wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt?
Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Loop, als de camera in de maximale
groothoekinstelling (j) staat, ongeveer 1 cm of meer weg van uw onderwerp en
maak de opname. Loop ongeveer 1 m of meer weg als de camera in de maximale
telelensinstelling (i) staat.
Wat als het lampje gaat branden wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken,
kan het lampje gaan branden bij opnamen in een omgeving met weinig licht.
Foto's maken (Smart Auto)
28
Wat als [Laden flitser] wordt weergegeven op het scherm, en het
pictogram h knippert terwijl u een opname probeert te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser
is opgeladen.
Wat als er op het scherm een pictogram verschijnt?
Het pictogram voor de ingestelde compositie en het IS modus-pictogram
verschijnen op het scherm. Zie 'Compositiepictogrammen' (p. 176) en 'IS modus-
pictogrammen' (p. 177) voor meer informatie over de pictogrammen
die verschijnen.
Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen
(AF Tracking)
Nadat u op de knop o hebt gedrukt en wordt weergegeven, richt u de camera
zo dat op het onderwerp staat waarop u wilt scherpstellen. Houd de
ontspanknop half ingedrukt totdat er een blauw kader wordt weergegeven waarin
de scherpstelling en de belichting blijven behouden (Servo AF). Druk de
ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
29
U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op de knop q drukt of de knop 5
naar links draait, doorloopt u de beelden
van het nieuwste beeld naar het oudste.
Als u op de knop r drukt of de knop 5
naar rechts draait, doorloopt u de beelden
van het oudste beeld naar het nieuwste.
De beelden volgen elkaar sneller op als
u de knoppen qr ingedrukt houdt,
maar ze worden grover weergegeven.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens
weer ingetrokken.
Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl
de lens wordt ingetrokken, wordt de
camera uitgeschakeld.
Beelden bekijken
Overschakelen naar de opnamemodus
Als u de ontspanknop half indrukt of aan het programmakeuzewiel draait
in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus.
30
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u
wilt wissen.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om het te wissen beeld weer te geven.
Wis het beeld.
Druk op de knop a .
Als [Wissen ?] wordt weergegeven op
het scherm, drukt u op de knoppen qr
of draait u de knop
5
om [Wissen]
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop
m
.
Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op
de knoppen qr of draait u de knop 5
om [Stop] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Beelden wissen
31
In de modus Easy worden bedieningsinstructies weergegeven op het scherm
en is de camera zo ingesteld dat alleen de knoppen, de zoomknop en de
filmknop (p. 32) die op deze pagina worden uitgelegd, werkzaam zijn.
Hiermee wordt verkeerd gebruik van de camera voorkomen, zodat zelfs
beginners zorgeloos foto's kunnen maken en bekijken.
Stel het programmakeuzewiel in op 9.
Voer stap 3 – 5 op pp. 25 – 26 uit om
opnamen te maken (zonder geluid).
Druk op de knop 1 en druk vervolgens op
de knoppen qr of draai de knop 5 om te
schakelen tussen beelden.
Druk op de knop 1 en druk vervolgens op
de knop m, zodat alle foto’s die u hebt
gemaakt gedurende 3 seconden worden
weergegeven. Druk nogmaals op de knop
m om de diavoorstelling te beëindigen.
Als u beelden wilt wissen, volgt u de
stappen op p. 30.
Opnamen maken of bekijken in
de modus Easy
Opnamen maken
Bekijken
32
De camera bepaalt het onderwerp en de opnameomstandigheden en
selecteert de beste instellingen voor de compositie. Het geluid wordt in
stereo opgenomen.
Stel de camera in op de modus
A en kies de compositie.
Voer stap 1 tot 3 op p. 25 uit om
de compositie te kiezen.
U kunt de resterende opnametijd
controleren op het scherm.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Boven en onder in het scherm verschijnen
zwarte balken. Deze gedeelten kunnen
niet worden opgenomen.
U hoort één pieptoon, de camera begint
met de filmopname en op het scherm
verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de filmknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
Raak de microfoons niet aan tijdens
de opname.
Gebruik tijdens de opname geen andere
knoppen dan de filmknop. Het geluid van
de knoppen wordt in de film opgenomen.
Films opnemen
Resterende tijd
Verstreken tijd
Microfoons
Films opnemen
33
Stop de opname.
Druk opnieuw op de filmknop.
De camera geeft twee pieptonen en stopt
met opnemen.
De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Opnametijd
De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
De maximale cliplengte is ongeveer 29 min. en 59 sec.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
In- en uitzoomen tijdens de opname.
Als u tijdens de opname de zoomknop beweegt, zoomt u in of uit op het
onderwerp. De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op A, verschijnt het
pictogram voor de ingestelde compositie (p. 176). De pictogrammen
'In beweging' worden echter niet weergegeven. Onder bepaalde
omstandigheden past het weergegeven pictogram niet bij de werkelijke
compositie.
U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als het
programmakeuzewiel in een andere stand dan A staat (p. 103).
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op E, kunt u elke instelling
voor filmopnamen aanpassen (p. 103).
Geheugenkaart 4GB 16GB
Opnametijd Circa 20 min. en 43 sec. Circa 1 uur, 24 min. en 54 sec.
34
U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
De laatst gemaakte opname verschijnt.
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een film te selecteren. Druk daarna
op de knop
m
.
Het filmbedieningspaneel verschijnt.
Speel de film af.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
De film wordt afgespeeld.
Druk op de knoppen op om het volume
aan te passen.
Als u op de knop m drukt, kunt u het
afspelen pauzeren of hervatten.
Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
Hoe kan ik films afspelen op een computer?
Installeer de meegeleverde software (p. 36).
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen.
De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt
af van de computercapaciteit. Gebruik de meegeleverde software om de film
weer naar de geheugenkaart te kopiëren, en speel de film vervolgens met de
camera af. Als u de camera aansluit op een televisie, kunt u de beelden op een
groter scherm bekijken.
35
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een
computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een
andere compacte digitale camera van Canon was meegeleverd, installeert u
de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt
overschreven.
Windows
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer.
Macintosh
Beelden downloaden naar een computer
om te bekijken
Systeemvereisten
Besturingssysteem
Windows 7 (inclusief Service Pack 1)
Windows Vista SP2
Windows XP SP3
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Pentium 1,3 GHz of hoger (foto’s),
Core 2 Duo 1,66 GHz of hoger (films)
RAM
Windows 7 (64 bits): 2 GB of meer
Windows 7 (32 bits), Windows Vista (64 bits, 32 bits): 1 GB of meer
Windows XP: 512 MB of meer (foto’s), 1 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
420 MB of meer*
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
Besturingssysteem
Mac OS X (v10.5 – v10.6)
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
CPU
Intel Processor (foto’s),
Core Duo 1,66 GHz of hoger (films)
RAM
Mac OS X v10.6: 1 GB of meer
Mac OS X v10.5: 512 MB of meer (foto’s), 1 GB of meer (films)
Interface
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
480 MB of meer
Weergave
1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
36
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5)
gebruikt.
Plaats de cd-rom in het cd-
romstation van de computer.
Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd
DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in
het cd-romstation van de computer.
Als de cd-rom in een Macintosh-computer
wordt geplaatst, verschijnt een
cd-rompictogram op het bureaublad.
Dubbelklik op het pictogram om de cd-rom
te openen en dubbelklik op wanneer
dit wordt weergegeven.
Installeer de software.
Voor Windows klikt u op [Easy Installation/
Eenvoudige installatie] en voor Macintosh
klikt u op [Install/Installeren]. Volg daarna
de instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
Als het scherm [User Account Control/
Beheer gebruikersaccount] wordt
weergegeven in Windows, volgt u de
instructies op het scherm om verder
te gaan.
Voltooi de installatie.
Voor Windows klikt u op [Restart/Opnieuw
opstarten] of [Finish/Voltooien] en
verwijdert u de cd-rom wanneer het
bureaublad wordt weergegeven.
Voor Macintosh klikt u op [Finish/Voltooien]
in het scherm dat wordt weergegeven
wanneer de installatie is voltooid en
verwijdert u de cd-rom wanneer het
bureaublad wordt weergegeven.
De software installeren
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
37
Sluit de camera aan op de computer.
Schakel de camera uit.
Open het klepje en steek de kleinste stekker
van de meegeleverde interfacekabel (p. 2)
stevig in de aansluiting van de camera in de
aangegeven richting.
Steek de grote stekker van de interfacekabel
in de USB-poort van de computer.
Raadpleeg de handleiding van de computer
voor meer informatie over de USB-poort van
de computer.
Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Voor Windows klikt u op [Downloads Images
From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-
camera via Canon CameraWindow
downloaden] wanneer dit op het scherm
wordt weergegeven. Wanneer er een
verbinding tot stand is gebracht tussen
de camera en de computer, wordt
CameraWindow weergegeven.
Voor Macintosh wordt CameraWindow
weergegeven als er een verbinding tot stand
is gebracht tussen de camera en
de computer.
Draag beelden over.
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred Images/
Niet-overgedragen beelden importeren].
Beelden worden overgedragen naar de
computer. Beelden worden gesorteerd op
datum en opgeslagen in afzonderlijke
mappen in de map Afbeeldingen.
Beelden overdragen en weergeven
CameraWindow
Beelden downloaden naar een computer om te bekijken
38
Wanneer de beeldoverdracht is voltooid,
sluit u CameraWindow en drukt u op de
knop 1 om de camera uit te schakelen.
Koppel vervolgens de kabel los.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het bekijken van
beelden op een computer.
Als CameraWindow niet verschijnt, zelfs nadat u stap 2 voor Windows
hebt uitgevoerd, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/
Alle programma's], gevolgd door [Canon Utilities], [CameraWindow]
en [CameraWindow].
Als CameraWindow niet verschijnt, zelfs nadat u stap 2 hebt uitgevoerd
voor Macintosh, klikt u op het pictogram CameraWindow in de taakbalk
onder aan het bureaublad.
Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow
weer te geven.
Klik op op de taakbalk.
In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het
programma te wijzigen.
Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon
CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
Dubbelklik op .
U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de beeldoverdrachtsfunctie
downloaden door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de
computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele
minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.
- Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk
in horizontale richting gedownload.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het
downloaden naar een computer.
- Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden
of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
- Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet
beschikbaar, zoals het bewerken van films en beeldoverdracht naar
de camera.
39
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie
op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
40
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Microfoons (p. 32)
Lampje (pp. 54, 71, 72, 73, 159)
Lens
Zoomknop
Opnamen maken: i (telelens) /
j (groothoek) (pp. 25, 52)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
(pp. 114, 119)
Ontspanknop (p. 24)
ON/OFF-knop (p. 20)
Programmakeuzewiel
Flitser (p. 76)
Luidspreker
Aansluiting statief
Geheugenkaartsleuf/batterijklepje (p. 16)
Klepvergrendeling (p. 16)
Kabelpoort gelijkstroomkoppeling (p. 165)
Riembevestigingspunt (p. 13)
Als u het programmakeuzewiel draait in de afspeelmodus, schakelt
de camera over naar de opnamemodus.
Filmmodus
Voor het maken van films
(
pp. 32
,
104
). U kunt een
film opnemen door op de
filmknop te drukken, zelfs
als het programmakeuze-
wiel in een andere stand
dan de filmmodus staat
(
p. 105
).
Modus Easy
U kunt foto’s maken door gewoon de
ontspanknop in te drukken (p. 31).
P-, Tv-, Av-, M-modus
U kunt instellingen kiezen voor diverse
soorten foto's (p. 76).
Auto-modus
U kunt de camera instellingen laten
selecteren voor volledig automatische
opnamen (pp. 25, 32).
Modus Discreet
U kunt opnamen maken terwijl de
flitser is uitgeschakeld en alle
camerageluiden zijn gedempt (p. 60).
Modus voor creatieve filters
U kunt diverse effecten toevoegen
aan uw opnamen (p. 63).
Modus voor speciale opnamen
U kunt opnamen maken met de optimale
instellingen voor de compositie (p. 60).
Overzicht van de onderdelen
41
Controleknop
Door aan de controleknop te draaien kunt
u verschillende bewerkingen uitvoeren
zoals het selecteren van items of het
schakelen tussen beelden. Op een paar
bewerkingen na zijn dezelfde bewerkingen
mogelijk met de knoppen opqr.
Scherm (LCD-monitor)
(pp. 42, 175, 178)
b-knop (Belichtingscompensatie)
(p. 77) / a-knop (1 beeld wissen)
(p. 30)
1 (afspeelknop) (pp. 29, 113)
A/V OUT-aansluiting (audio/video-
uitgang) (p. 164)
DIGITAL-aansluiting (pp. 37, 138)
Filmknop (pp. 32, 103)
(p. 77) / d (springen) (p. 115) /
o-knop
e (Macro) (p. 82) / f (handmatig
scherpstellen) (p. 88) / q-knop
Controleknop
m FUNC./SET-knop (p. 44)
h-knop (Flitser) (pp. 76, 93) / r-knop
Q-knop (zelfontspanner) (pp. 54, 55) /
p-knop
Lampje (p. 43)
l (weergaveknop) (pp. 27, 42)
n-knop (p. 45)
42
U kunt de schermweergave wijzigen met de knop l. Zie p. 175 voor
details over de informatie die op het scherm verschijnt.
Opnamen maken
Afspelen
Schermweergave
Heen en weer schakelen tussen weergaven
Informatieweergave Geen informatieweergave
U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op
de knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte
informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die
als eerste verschijnt wijzigen door op de knop n te drukken en dan
[Terugkijken] te kiezen op het tabblad 4 (p. 160).
Focuscontrole-
weergave (p. 118)
Uitgebreide
informatieweergave
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Lampje
43
Schermweergave in omstandigheden met weinig licht
Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt het LCD-
scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren
(nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de
helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter
verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het
onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed
op het opgenomen beeld.
Overbelichtingswaarschuwing tijdens afspelen
In de Uitgebreide informatieweergave (p. 42) knipperen de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram tijdens afspelen
De grafiek die verschijnt in de Uitgebreide
informatieweergave (p. 178) wordt
histogram genoemd. Het histogram toont
de distributie van de helderheid van een
beeld in horizontale richting en de sterkte
van de helderheid in verticale richting.
Op deze manier kunt u de belichting
controleren.
Het lampje op de achterkant van de camera (p. 41) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Helder
Donker
Hoog
Laag
Lampje
Kleur Status Bedieningsstatus
Groen
Brandt
Wanneer aangesloten op een computer (p. 37), scherm
uitgeschakeld
Knippert
Tijdens het opstarten van de camera, het opnemen/lezen/
verzenden van beeldgegevens
Als het lampje groen knippert, mag u de camera niet uitschakelen, het
klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen, of de camera
schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen
of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.
44
Met het menu FUNC. kunt u veelgebruikte opnamefuncties instellen.
De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus
(pp. 182 – 183).
Open het menu FUNC.
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een
menu-item te selecteren.
Onder aan het scherm verschijnen de
beschikbare opties voor het menu-item.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een optie te selecteren.
U kunt ook instellingen selecteren door op
de knop l te drukken bij opties waarbij
wordt weergegeven.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop m.
Het opnamescherm keert terug en u ziet
de geselecteerde instelling op het
LCD-scherm.
Menu FUNC. – Basishandelingen
Menu-items
Beschikbare opties
45
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (4) en voor afspelen
(1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de
afspeelmodus (pp. 184 – 189).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Beweeg de zoomknop of druk op
de knoppen qr om een tabblad
te selecteren.
Kies een item.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een item te selecteren.
Bij sommige items moet u op de knop m
of r drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
MENU – Basishandelingen
46
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [mute] te selecteren en druk
vervolgens op de knoppen qr om [Aan]
te selecteren.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het normale scherm.
De geluidsinstellingen wijzigen
Geluiden dempen
U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop l ingedrukt
te houden terwijl u de camera inschakelt.
Als u de camerageluiden dempt, wordt het geluid ook gedempt als u films
afspeelt (p. 34). Drukt u op de knop o bij het afspelen van een film,
dan wordt het geluid afgespeeld en kunt u het volume regelen met de
knoppen op.
U kunt de geluidsinstellingen niet wijzigen in de modus .
De geluidsinstellingen wijzigen
47
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5
om [Volume] te selecteren en druk
vervolgens op
m
.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een item te selecteren en druk
vervolgens op de knoppen qr om het
volume aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
Het volume aanpassen
48
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [LCD Helderheid] te selecteren.
Pas de helderheid aan.
Druk op de knoppen qr om de helderheid
aan te passen.
Druk tweemaal op de knop n om
terug te keren naar het normale scherm.
De helderheid van het scherm aanpassen
49
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Reset alle].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Reset alle] te selecteren en druk
vervolgens op m.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
De standaardinstellingen van de camera
herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
De [Datum/Tijd] (p. 21), [Taal ] (p. 22), [Tijdzone] (p. 157), [Video Systeem]
(p. 164) en het beeld dat wordt geregistreerd bij [opstart scherm] (p. 154) op
het tabblad 3.
De vastgelegde gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 78).
De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 68) of Kleur Wissel (p. 69).
De opnamemodus die is geselecteerd bij K (p. 60) of (p. 63).
De filmmodus (p. 104).
50
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnamen maken
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet
is ingetrokken en u de ontspanknop half indrukt (p. 24), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.
Spaarstand tijdens afspelen
De camera wordt uitgeschakeld nadat deze ongeveer 5 minuten lang niet
is gebruikt.
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
De huidige tijd verschijnt.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruik, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om de weergavekleur te wijzigen.
Druk nogmaals op m om de
klokweergave te annuleren.
De functie spaarstand (Automatisch Uit)
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 156).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 157).
Klokfunctie
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt
u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
51
Veelgebruikte functies
voor opnamen
In dit hoofdstuk wordt het gebruik van veelgebruikte functies uitgelegd,
zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
modus A. Wanneer u opnamen maakt in een andere modus controleert
u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 180 – 187).
3
52
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot maximaal 48x (bij benadering)
en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de
optische zoom.
Duw de zoomknop naar i.
Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het
beeld niet verslechtert. De zoomfactor
wordt weergegeven op het scherm als
u de zoomknop loslaat.
Duw de zoomknop naar i.
De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Nader inzoomen op het onderwerp
(Digitale Zoom)
Zoomfactor
De digitale zoom uitzetten
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom]
te selecteren op het tabblad 4. Daarna kiest u [Uit].
Als u de optische zoom in combinatie met de digitale zoom gebruikt, zijn
de brandpuntafstanden als volgt (alle brandpuntafstanden zijn equivalent
aan 35-mm film):
28 – 1344 mm (28 – 336 mm wanneer alleen de optische zoom
wordt gebruikt)
De beelden kunnen grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 56)
en de gebruikte zoomfactor.
53
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 20).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum stempel].
Beweeg de zoomknop om het tabblad 4
te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Datum stempel] te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om [Datum]
of [Datum & Tijd] te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Na de instelling verschijnt [DATUM]
op het scherm.
Maak de opname.
De datum of tijd van de opname wordt
weergegeven in de rechterbenedenhoek
van het beeld.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit]
bij stap 3.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en
afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter
doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum
en tijd tweemaal worden afgedrukt.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 145) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.
Gebruik de printerfuncties om af te drukken (p. 138).
54
De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de
fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden
nadat de ontspanknop is ingedrukt.
Selecteer ].
Druk eerst op de knop p en druk daarna
op de knoppen op of draai de knop 5
om ] te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals de knop m.
Na het instellen verschijnt ] op
het scherm.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner.
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnellen het geknipper en
het geluid (het lampje blijft branden terwijl
er wordt geflitst).
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de
knop n.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 1.
De zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner gebruiken
55
De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de ontspanknop
is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt wanneer de
ontspanknop wordt ingedrukt.
Selecteer [.
Voer stap 1 op p. 54 uit om [ te selecteren.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
[ op het scherm.
Voer stap 2 op p. 54 uit om de opname
te maken.
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen (1 – 10 opnamen)
instellen.
Selecteer $.
Voer stap 1 op p. 54 uit om $ te selecteren
en druk daarna op de knop n.
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een waarde te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Na het instellen verschijnt $ op het scherm.
Voer stap 2 op p. 54 uit om de opname
te maken.
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
De zelfontspanner aanpassen
Als er twee of meer opnamen zijn ingesteld, worden de instellingen voor
belichting en witbalans bij de eerste opname gemaakt. Als de flitser wordt
geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de
tussenpozen tussen de opnamen langer worden. De opname stopt
automatisch wanneer de geheugenkaart vol is.
Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het
lampje en het zelfontspannergeluid twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje blijft branden indien er wordt geflitst).
56
U kunt kiezen uit 5 instellingen voor de resolutie.
Selecteer de resolutie-instelling.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop
m
.
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 1 – 2.
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de
compressieverhouding.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop
m
.
De instelling verschijnt op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert u
bij stap 1 – 2.
De resolutie wijzigen (beeldgrootte)
Als u selecteert, kunt u de Digitale Zoom (p. 52) of de Digitale
Tele-converter (p. 83) niet gebruiken.
De compressieverhouding wijzigen
(Beeldkwaliteit)
De compressieverhouding wijzigen (Beeldkwaliteit)
57
Waarden voor resolutie en compressieverhouding
(bij benadering)
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Geschatte waarden voor papierformaat
Voor het verzenden van foto’s als
e-mailbijlage.
Voor de weergave op breedbeeld
hdtv’s met een verhouding van 16:9.
Resolutie
Compressie-
verhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschat aantal kB)
Aantal opnamen per
geheugenkaart
(Aantal opnamen bij
benadering)
4GB 16 GB
(Groot) 3.597 1058 4334
14M/4320x3240 1.719 2194 8985
(Medium 1) 1.897 1978 8101
7M/3072x2304 902 4022 16473
(Medium 2) 558 6352 26010
2M/1600x1200 278 12069 49420
(Klein) 150 20116 82367
0.3M/640x480 84 30174 123550
(Breedbeeld) 2.024 1856 7602
3744x2104 968 3771 15443
A2 (420 x 594 mm)
A3 – A5 (297 x 420 –
148 x 210 mm)
130 x 180 mm
Briefkaartformaat
90 x 130 mm
58
59
Effecten toevoegen en
opnamen maken in diverse
omstandigheden
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u effecten toevoegt en opnamen
maakt in diverse omstandigheden.
4
60
U kunt opnamen maken terwijl de camerageluiden zijn gedempt en de flitser
en lamp zijn uitgeschakeld. Gebruik deze modus als camerageluiden, lichten
en flitsen niet zijn toegestaan.
Selecteer de modus .
Stel het programmakeuzewiel in op .
Maak de opname.
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer de modus K.
Stel het programmakeuzewiel in op K.
Kies een opnamemodus.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om I te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een opnamemodus te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Maak de opname.
Opnames maken in de modus Discreet
Als de camera is ingesteld op de modus , blijven geluiden gedempt zelfs
wanneer de afspeelmodus wordt geactiveerd. Bedieningsgeluiden worden
ook gedempt, en er wordt geen geluid afgespeeld bij het weergeven
van films.
Speciale opnamen maken
Speciale opnamen maken
61
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
JLandschapsopnamen maken
(Landschap)
Hiermee kunt u majestueuze opnamen
van landschappen maken, met een echt
gevoel van diepte.
V Opnamen maken van kinderen
en dieren (Kinderen & dieren)
Hiermee kunt u foto's maken van
bewegende onderwerpen, zoals kinderen
en dieren, zodat u geen enkel leuk
moment hoeft te missen.
Loop bij een maximale groothoekinstelling
ongeveer 1 m of meer weg van uw
onderwerp. Loop bij een maximale
telelens ongeveer 3 m of meer weg van
uw onderwerp en maak de opname.
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
Hiermee kunt u opnamen maken in een
donkere omgeving, met gereduceerde
camerabewegingen en onscherpe
weergave.
w Op het strand (Strand)
Hiermee maakt u foto's van helder belichte
mensen op zandstranden waarop het
zonlicht sterk wordt gereflecteerd.
Speciale opnamen maken
62
OFoto's maken van flora (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of
bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
P In de sneeuw (Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
t Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet
kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast
de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 161).
In de modus V kunnen de beelden grof lijken omdat de ISO-waarde
(p. 77) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen.
In de modus wordt een resolutie ingesteld van
(1600 x 1200 pixels).
63
U kunt diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
Selecteer de modus .
Stel het programmakeuzewiel in op .
Kies een opnamemodus.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een opnamemodus te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Maak de opname.
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
Hiermee maakt u foto's in levendige,
intense kleuren.
Foto's maken met postereffect
(Poster-effect)
Hiermee maakt u foto's die lijken op oude
posters of illustraties.
Effecten toevoegen aan de opname
(Creatieve filters)
Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen
in de modi , , , en kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
64
U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om
te selecteren.
Kies een effectniveau.
Als u op de knop l drukt, wordt
[Effectniveau] weergegeven op
het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een effectniveau te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l.
U kunt het effect op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
65
De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect
van een miniatuurmodel krijgt.
Selecteer .
Voer stap 1–2 op p. 63 uit om
te selecteren.
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop l.
Beweeg de zoomknop om de grootte
van het kader te wijzigen en druk op
de knoppen op om de kaderpositie
te wijzigen. Druk vervolgens op
de knop l.
Maak de opname.
Opnamen maken die lijken op een
miniatuurmodel (Miniatuureffect)
Als u bij stap 2 op de knop m drukt, schakelt u tussen de horizontale en
verticale richting van het kader. Met de knoppen qr kunt u de positie
van het kader wijzigen wanneer het verticaal wordt weergegeven.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Zorg ervoor dat u (afspeelsnelheid) instelt voordat u een film met
Miniatuureffect maakt (p. 106).
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
66
Met dit effect worden de hoeken van het beeld donkerder en vager gemaakt
en wordt de algehele kleur aangepast zodat het lijkt alsof het beeld is
gemaakt met een speelgoedcamera.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om
te selecteren.
Selecteer een tint.
Druk op de knop l.
[Kleurtoon] wordt weergegeven op
het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een kleurtoon te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l.
U kunt de kleurtoon op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Standaard Het lijkt net of beelden zijn gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm Geeft beelden een warmere tint dan [Standaard].
Koel Geeft beelden een koelere tint dan [Standaard].
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
67
U kunt opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om
te selecteren.
Selecteer een tint.
Druk op de knop l.
[Kleurtoon] wordt weergegeven op
het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een kleurtoon te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l.
U kunt de kleurtoon op het scherm
controleren.
Maak de opname.
Opnamen maken in monochroom
Zwart/Wit Hiermee maakt u zwart-witfoto's.
Sepia Hiermee maakt u sepiakleurige foto’s.
Blauw Hiermee kunt u zwart-witbeelden maken.
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
68
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer T.
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om T
te selecteren.
Druk op de knop l.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
Kleur Accent worden afwisselend
weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om het gewenste kleurengamma
te wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op l om de instelling te voltooien
en terug te keren naar het opnamescherm.
Opnamen maken met Kleur Accent
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte
resultaten opleveren.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins grof worden
of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
69
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om Y
te selecteren.
Druk op de knop l.
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
de gewisselde kleur worden afwisselend
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Opnamen maken met Kleur Wissel
Effecten toevoegen aan de opname (Creatieve filters)
70
Geef het kleurengamma op dat
u wilt wisselen.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om het kleurengamma aan te passen
dat moet worden gewisseld.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op l om de instelling te voltooien
en terug te keren naar het opnamescherm.
Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte
resultaten opleveren.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins grof worden
of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
71
De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd,
ook zonder dat u op de ontspanknop drukt.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 60 uit om
te selecteren en druk daarna op de
knop l.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop l.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en
wordt een foto gemaakt.
Druk op de knop p om de lachdetectie te
pauzeren. Druk nogmaals op de knop p
om de lachdetectie te hervatten.
Een gezicht detecteren en opnemen
(Smart Shutter)
Een glimlach detecteren en opnemen
Wat als een glimlach niet wordt herkend?
Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht
en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
U kunt ook foto’s maken door gewoon de ontspanknop in te drukken.
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
72
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop volledig in.
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog
wordt gedetecteerd.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 60 uit om
te selecteren en druk daarna op de
knop l.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop l.
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of er een groen kader verschijnt
rondom het gezicht van de persoon die
zal knipogen.
Druk de ontspanknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt
[Glimlach voor foto].
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer
twee seconden nadat een knipoog is
gedetecteerd van de persoon binnen
het kader.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de
knop n.
De knipoogdetectie gebruiken
Wat als een knipoog niet wordt gedetecteerd?
Knipoog langzaam.
Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren
of een hoed, of als diegene een bril draagt.
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
73
De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw
gezicht wordt gedetecteerd (p. 85). U kunt dit gebruiken om een groepsfoto
te maken waar de fotograaf zelf ook op staat.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 60 uit om
te selecteren en druk daarna op de
knop l.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop l.
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en of
de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
De camera staat nu stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
Het lampje gaat knipperen en u hoort het
geluid van de zelfontspanner.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook gedetecteerd als
een knipoog.
Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer
15 seconden ontgrendeld.
Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de
ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat
een persoon in de compositie komt en knipoogt.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)
74
Ga bij de anderen staan en kijk
naar de camera.
Als de camera een nieuw gezicht
detecteert, worden het geknipper en het
geluid van de zelfontspanner versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt
de sluiter ontgrendeld.
Om het maken van opnamen met de
zelfontspanner te annuleren nadat het
aftellen al is begonnen, drukt u op de
knop n.
Het aantal opnamen wijzigen
Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent
gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.
75
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G
uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op de modus G.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 180 – 187).
5
76
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan
uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Het scherpstelbereik is ongeveer 5 cm – oneindig bij een maximale
groothoekinstelling (j) en ongeveer 1 m – oneindig bij een maximale
telelensinstelling (i).
Selecteer de modus G.
Stel het programmakeuzewiel in op G.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 76 – 95).
Maak de opname.
U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.
De werkzame flitsafstand is ongeveer 50 cm – 3,0 m met een maximale
groothoekinstelling (
j
) en ongeveer 1,0 – 2,0 m met een maximale telelens (
i
).
Klap de flitser uit.
Selecteer h.
Druk eerst op de knop
r
en druk daarna op
de knoppen
qr
of draai de knop
5
om
h
te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
m
.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt h
op het scherm.
Opnamen maken in Programma
automatische belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden
weergegeven?
Als u de ontspanknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden
verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven.
Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
De flitser inschakelen (zie hieronder)
Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 77)
De flitser inschakelen
Wat als het instellingenscherm niet verschijnt, ook niet als
udrukt op r?
De flitser is ingeklapt. Klap de flitser handmatig uit.
77
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Selecteer de belichtings-
compensatiemodus.
Druk op de knop b.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm en draai de knop 5
om de helderheid aan te passen.
Druk vervolgens op de knop b.
De belichtingscompensatie verschijnt
op het scherm.
Selecteer de ISO-waarde.
Druk eerst op de knop o en gebruik
daarna de knoppen op of draai aan
de knop 5 om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
De helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan
de opnamemodus en –omstandigheden.
Laag
Hoog
Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.
Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.
De ISO-waarde wijzigen
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld scherper
wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter grof lijken.
Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken om
de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
78
Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk
ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.
Selecteer de witbalansfunctie.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop
m
.
De instelling verschijnt op het scherm.
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar
is op de opnamelocatie.
Selecteer bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met
een vlak, witgekleurd onderwerp en druk
vervolgens op de knop l.
De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.
Bewolkt Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht
Voor opnamen bij lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat
bestaat uit 3 golflengten.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht
dat bestaat uit 3 golflengten.
TL licht H
Voor opnamen bij daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit
3 golflengten.
Custom
Voor het handmatig instellen van een aangepaste witbalans
(zie hieronder).
Aangepaste witbalans
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de
camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
79
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's.
Selecteer een transportmodus.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Maak de opname.
Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
* In de modus t (p. 62), AF lock (p. 90) of de modi voor handmatig scherpstellen (p. 88)
verandert in .
Continu-opnamen maken
Modus
Maximale snelheid
(beeld/sec. bij
benadering)
Beschrijving
Continu 0,9
De camera maakt continu opnamen met de
ingestelde scherpstelling en belichting wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Continue
Opname AF
0,6
De camera maakt continu opnamen en wordt
scherpgesteld.
[AF Frame] is ingesteld op [Centrum].
Continue
Opname LV*
0,6
De camera maakt continu opnamen waarbij de
scherpstelling is vastgezet in de stand die bij
handmatige scherpstelling is ingesteld. In de
modus t wordt de scherpstelling bij de eerste
opname vergrendeld.
Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 54,).
De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus (p. 61).
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en de
zoompositie kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van
opnamen of daalt de opnamesnelheid.
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.
Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
W
80
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto bijvoorbeeld wijzigen
in sepia of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk op de knop m en vervolgens op de
knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop
m
.
De instelling verschijnt op het scherm.
De kleurtoon van een beeld wijzigen
(My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Hiermee maakt u een beeld sepiakleurig.
Zwart/Wit Hiermee maakt u beelden in zwart-wit.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 81).
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 78).
In en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af
van de huidskleur.
De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast)
81
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood,
groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op
5 verschillende niveaus.
Voer stap 2 op p. 80 uit om te selecteren
en druk daarna op de knop
l
.
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr of draai de knop 5 om
een waarde te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of donkerder
(huidtint) het effect wordt, en hoe meer
deze waarde naar links ligt, hoe zwakker
of lichter (huidtint) het effect wordt.
Druk op de knop l om de instelling
te voltooien.
De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden,
die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld
niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken van de opname
automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Auto] te selecteren.
Na de instelling verschijnt @ op
het scherm.
Custom Kleur
De helderheid corrigeren en opnamen
maken (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 134).
82
Als u de camera instelt op e, wordt er alleen scherpgesteld op onderwerpen
die dichtbij zijn. Het scherpstelbereik is ongeveer 1 – 50 cm vanaf het uiteinde
van de lens met een maximale groothoekinstelling (j).
Selecteer e.
Druk eerst op de knop q en druk daarna
op de knoppen qr of draai de knop 5
om e te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Na de instelling verschijnt e op het
scherm.
Close-ups maken (macro)
De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.
Hoe kan ik betere close-ups maken?
Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met [, zodat
de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 55).
e wordt grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk, en er wordt
niet scherpgesteld.
83
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer 1,7x of
2,1x. Hierdoor wordt een hoger sluitertijd mogelijk en is er minder kans op
cameratrillingen dan de zoom (inclusief digitale zoom) die alleen wordt
gebruikt met dezelfde zoomfactor.
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op de knop n en selecteer
[Digitale Zoom] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om een optie te selecteren.
Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Digitale Tele-converter
De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.7x] en [2.1x]
zijn 47,6 – 571,2 mm and 58,8 – 705,6 mm (equivalent aan 35-mm film).
De beelden kunnen grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw
weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 56)
van of en de gebruikte zoomfactor.
U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken (p. 52).
De sluitertijd kan gelijk zijn bij de maximale telelens i, en wanneer
is ingezoomd op het onderwerp met step 2 op p. 52.
84
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van
de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk op de knop n en selecteer
[AF Frame] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om een optie te selecteren.
Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt
scherpstellen op een bepaald punt.
De compositie van de opname wijzigen met de
focusvergrendeling
De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de
ontspanknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen
en de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld, en druk
de ontspanknop half in.
Controleer of het AF-kader op het
onderwerp groen is.
De modus AF Frame wijzigen
Centrum
U kunt het AF-kader kleiner maken
Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4.
Selecteer vervolgens [Klein].
Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 52),
de Digitale Tele-converter (p. 83) of handmatig scherpstellen (p. 88) gebruikt.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt .
De modus AF Frame wijzigen
85
Maak een nieuwe compositie.
Druk de ontspanknop half in en beweeg
de camera om een nieuwe compositie
te maken voor de opname.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in.
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de
andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.
Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen,
en vervolgens de opname maken (p. 86).
Gezicht detecteren
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd of er alleen grijze kaders
(geen wit kader) worden weergegeven, verschijnt er een AF-kader in
het midden van het scherm wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd wanneer Servo AF (p. 89) is
ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden van het scherm
als u de ontspanknop half indrukt.
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
- onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;
- onderwerpen die donker of licht zijn;
- gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
AF Tracking
86
U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen,
en vervolgens de opname maken.
Selecteer [AF Tracking].
Druk op de knop n om [AF Frame]
te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [AF Tracking] te selecteren.
verschijnt in het midden van
het scherm.
Selecteer het onderwerp waarop
u wilt scherpstellen.
Richt de camera zo dat op het
onderwerp staat waarop u wilt
scherpstellen en druk op de knop q.
De camera piept en verschijnt zodra
er een onderwerp is gedetecteerd.
De camera blijft het onderwerp binnen
een bepaald bereik volgen, zelfs als het
onderwerp beweegt.
Als het onderwerp niet door de camera
wordt gedetecteerd, verschijnt op
het scherm.
Druk nogmaals op de knop q als u het
volgen wilt annuleren.
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in. verandert
in een blauw dat het onderwerp volgt
terwijl de scherpstelling en de belichting
worden aangepast (Servo AF) (p. 89).
Druk de ontspanknop helemaal in om
de opname te maken.
Zelfs nadat de opname is gemaakt,
verschijnt en blijft de camera het
onderwerp volgen.
Het onderwerp selecteren waarop u wilt
scherpstellen (AF Tracking)
Het autofocuskader vergroten
87
Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de
scherpstelling controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n om [AF-Punt
Zoom] te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de ontspanknop half in.
In [Gezicht det.] (p. 85) wordt het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
vergroot weergegeven.
In [Centrum] (p. 84) wordt de inhoud van
het centrale AF-kader vergroot
weergegeven.
De camera detecteert een onderwerp, zelfs wanneer u de ontspanknop
half ingedrukt houdt zonder op de knop q te drukken. Nadat de opname
is gemaakt, verschijnt in het midden van het scherm.
Servo AF (p. 89) is ingesteld op [Aan].
Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te
snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond
te gering is.
Druk bij opnamen in (p. 88) de knop q langer dan één seconde in.
Niet beschikbaar in e.
Het autofocuskader vergroten
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht
wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm.
In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 52) of de
Digitale Tele-converter (p. 83), AF Tracking (p. 86), Servo AF (p. 89)
of een tv als scherm gebruikt (p. 164).
88
U kunt handmatig scherpstellen gebruiken wanneer automatisch scherpstellen
niet mogelijk is. Als u de ontspanknop half indrukt nadat u ruwweg handmatig
hebt scherpgesteld, kunt u de scherpstelling fijner afstellen.
Selecteer .
Druk eerst op de knop q en druk daarna
op de knoppen qr of draai de knop 5
om te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
en de MF-indicator worden
weergegeven.
Stel ruwweg scherp.
Op de balk aan de zijkant wordt het
focuspunt en een weergave van de
afstand voor de MF-indicator getoond.
Terwijl u naar het vergrote gebied kijkt,
draait u de knop 5 om een geschikte
scherpstelling te zoeken.
Pas de scherpstelling verder aan.
Als u de ontspanknop half indrukt, kunt
u de scherpstelling verder afstellen
(Veiligheids MF).
Opnamen maken in de modus Handmatig
scherpstellen
MF-indicator
U kunt de modus of de grootte van het AF-kader niet wijzigen als u
handmatig scherpstelt (p. 84). Als u de modus of de grootte van het
AF-kader wilt wijzigen, annuleert u eerst de modus voor handmatig
scherpstellen.
U kunt de camera op een statief bevestigen om nauwkeurig scherp
te stellen.
Als u de digitale zoom (p. 52) of de Digitale Tele-converter (p. 83) gebruikt,
of wanneer u een televisie gebruikt voor de weergave (p. 164), kunt u wel
scherpstellen maar wordt het vergrote gebied niet weergegeven.
Als u op de knop
n
drukt om het tabblad
4
weer te geven en
[MF-Punt Zoom] instelt op [Uit], is de vergrote weergave niet beschikbaar.
Als u op de knop
n
drukt om het tabblad
4
weer te geven en
[Veiligheids MF] instelt op [Uit] kunt u de scherpstelling niet verder
afstellen, zelfs niet als u de ontspanknop half indrukt.
89
Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en
belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende
onderwerpen zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop n en selecteer
[Servo AF] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Stel scherp.
De scherpstelling en belichting blijven
behouden als het blauwe AF-kader wordt
weergegeven wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
Opnamen maken met Servo AF
In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet
blauw, ook niet als u de ontspanknop half indrukt. U kunt in dat geval
de scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.
Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de
sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger
van de ontspanknop en druk deze opnieuw half in.
In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.
De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar in
de modus Servo AF.
De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (p. 54).
90
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de ontspanknop
loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
op de knop q.
De scherpstelling wordt vergrendeld en
en de MF-indicator verschijnen op
het scherm.
Haal uw vinger van de ontspanknop, druk
nogmaals op de knop q en gebruik daarna
de knoppen qr of draai de knop 5 om
te selecteren. De scherpstelling wordt
ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
De instelling verschijnt op het scherm.
Opnamen maken met AF-vergrendeling
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van
achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum
meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend,
maar het midden krijgt meer nadruk.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader)
in het midden van het scherm.
91
U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling
en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor
'Auto Exposure' (automatische belichting).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop b terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
Als verschijnt, is de belichting
vergrendeld.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop b drukt, verdwijnt en wordt
de automatische belichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Als u één opname maakt, verdwijnt
en wordt de automatische belichting
ontgrendeld.
Net als met de AE-vergrendeling (zie hierboven) kunt u de belichting
vergrendelen voor het maken van opnamen met de flitser. FE staat voor
'Flash Exposure' (flitsbelichting).
Selecteer h (p. 76).
Vergrendel de flitsbelichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop b terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt.
Opnamen maken met de AE-vergrendeling
Program Shift
Als u de belichting vergrendelt en vervolgens aan de knop 5 draait, kunt u de
combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen.
Opnamen maken met de FE-vergrendeling
De flitsbelichtingscompensatie aanpassen
92
De flitser gaat af en wanneer
verschijnt, wordt de flitsuitvoer
vastgehouden.
Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals
op de knop b drukt, verdwijnt en wordt
de flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Als u één opname maakt, verdwijnt en
wordt de flitsbelichting ontgrendeld.
Net als bij de belichtingscompensatie (p. 77) kunt u de belichting aanpassen
met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2 wanneer u de flitser gebruikt.
Selecteer X.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om X te selecteren.
Stel de flitsbelichtings-
compensatie in.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om de flitsbelichtingscompensatie te
selecteren. Druk daarna op de knop m.
Na het instellen verschijnt X op
het scherm.
De flitsbelichtingscompensatie
aanpassen
Veiligheids FE
De camera past automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan wanneer
de flitser flitst om overbelichting en felle belichting van de lichtere delen van de
compositie te voorkomen. Als u echter op de knop n drukt om het tabblad
4 weer te geven en [Veiligheids FE] bij [Flits Instellingen] op [Uit] instelt, worden
de sluitertijd en diafragmawaarde niet automatisch aangepast.
93
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de
camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.
Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond
die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.
Klap de flitser uit.
Selecteer Z.
Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen qr of draai de knop 5
om Z te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
Z op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt.
U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen door op de knop
n te drukken om [Flits Instellingen] (p. 94) te selecteren op het
tabblad 4. Selecteer vervolgens [Flitsbel. comp.] en druk op de knoppen
qr om een instelling te selecteren.
Als u op de knop r drukt en direct op de knop n drukt terwijl
de flitser is uitgeklapt, wordt het instellingenscherm weergegeven.
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen,
waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus]
in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 161).
Wat als het instellingenscherm niet verschijnt, ook niet als
udrukt op r?
De flitser is ingeklapt. Klap de flitser handmatig uit.
94
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser
zijn gemaakt.
Selecteer [Flits Instellingen].
Druk op de knop n om [Flits
Instellingen] te selecteren op het tabblad
4. Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de instelling.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Rode-Ogen] te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
R op het scherm.
Rode-ogencorrectie
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan
rode ogen. Bijvoorbeeld als rode make-up rond de ogen is gebruikt.
U kunt opgeslagen beelden ook corrigeren (p. 135).
Als u op de knop r drukt en onmiddellijk op de knop n drukt terwijl
de flitser is uitgeklapt, verschijnt het scherm in stap 2.
95
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, wordt op het scherm weergegeven.
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop n om
[Knipperdetectie] te selecteren op het
tabblad 4. Druk daarna op de knoppen
qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
Als een persoon met gesloten ogen wordt
gedetecteerd, verschijnen een kader en
op het scherm.
Controleren op gesloten ogen
Deze functie is alleen beschikbaar voor de laatste gemaakte opname
indien het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer in de modus
of $.
Niet beschikbaar in de modus W, of .
96
97
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in de modi M, B
en D.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op
de bijbehorende modus.
6
98
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd
die u hebt ingesteld.
M staat voor 'Time value' (tijdwaarde).
Stel het programmakeuzewiel
in op
M.
Wijzig de instelling.
Draai de knop 5 om de sluitertijd in
te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare sluitertijden
2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft 1/160
seconde aan.
De snelste sluitertijd bij gebruik van de flitser is 1/2000 seconde. De camera stelt
de sluitertijd automatisch in op 1/2000 seconde als er een kortere sluitertijd wordt
geselecteerd.
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitersnelheden niet beschikbaar.
De sluitertijd instellen
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden
bewerkt om ruis te verminderen na het maken van de opname. Hiervoor
is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten
voordat u de volgende opname kunt maken.
Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt
en opnamen maakt met een statief (p. 161).
Wat als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven?
Als de diafragmawaarde oranje wordt weergegeven wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten.
Pas de sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde wit wordt weergegeven
(Safety Shift kan ook worden gebruikt (p. 99)).
99
U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde
die u hebt ingesteld.
B staat voor 'Aperture value' (diafragmawaarde), wat verwijst naar
de grootte van de diafragmaopening in de lens.
Stel het programmakeuzewiel
in op B.
Wijzig de instelling.
Draai de knop 5 om de diafragmawaarde
in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare diafragmawaarden
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet beschikbaar.
De diafragmawaarde instellen
F3.4, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F6.3, F7.1, F8.0
Wat als de sluitertijd oranje wordt weergegeven?
Als de sluitertijd oranje wordt weergegeven wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de
diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven. Safety Shift
kan ook worden gebruikt (zie onder).
Safety Shift
Als u in de modus M of B op de knop n drukt om het tabblad 4 weer
te geven en vervolgens [Safety Shift] instelt op [Aan], wordt de sluitertijd of
diafragmawaarde automatisch aangepast aan de juiste belichting wanneer
deze niet op een andere manier kan worden verkregen.
Safety Shift is uitgeschakeld wanneer de flitser is ingeschakeld.
100
U kunt de sluitertijd en diafragmawaarde handmatig instellen voor het maken
van opnamen met de gewenste belichting.
D staat voor 'Manual' (handmatig).
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Selecteer een instelling.
Druk op de knop b om de sluitertijd
of diafragmawaarde te selecteren.
Draai de knop 5 om een waarde
in te stellen.
Het ingestelde belichtingsniveau wordt
weergegeven. U kunt het verschil
controleren met het
standaardbelichtingsniveau.
Als het verschil groter is dan ±2 stops,
wordt het ingestelde belichtingsniveau
oranje weergegeven. Als u de
ontspanknop half indrukt, wordt '–2' of '+2'
oranje weergegeven.
De diafragmawaarde en sluitertijd
instellen
Sluitertijd
Diafrag-
mawaarde
Standaard-
belichtingsniveau
Indicator
belichtingsniveau
Belichtingsniveau
De standaardbelichting wordt berekend volgens de geselecteerde
lichtmeetmethode (p. 90).
Als u de zoom gebruikt of de compositie wijzigt nadat u instellingen hebt
opgegeven, wordt het belichtingsniveau mogelijk aangepast.
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de
helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitser is uitgeklapt
en ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het scherm niet.
Als u de knop b indrukt terwijl u de ontspanknop half indrukt, wordt
de sluitertijd of diafragmawaarde (datgene wat niet is geselecteerd bij
stap 2) automatisch aangepast om de juiste belichting te verkrijgen
(afhankelijk van de instellingen wordt mogelijk niet de juiste belichting
verkregen).
101
In de modus D kunt u 3 niveaus voor flitsuitvoer selecteren.
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Selecteer het niveau voor
de flitsuitvoer.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om X te selecteren.
Voltooi de instelling.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om het niveau voor de flitsuitvoer
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
Na het instellen verschijnt X op
het scherm.
De flitsuitvoer aanpassen
U kunt het niveau voor de flitsuitvoer ook instellen door op de knop
n te drukken om [Flits Instellingen] (p. 94) te selecteren op het
tabblad 4. Selecteer vervolgens [Flits output] en druk op de knoppen
qr om een instelling te selecteren.
In de modi M en B kunt u het niveau voor de flitsuitvoer instellen door
op de knop n te drukken om [Flits Instellingen] te selecteren op
het tabblad 4 en vervolgens de optie [Flits mode] in te stellen op
[Handmatig].
Als u op de knop r drukt en dan direct op de knop n drukt terwijl
de flitser is uitgeklapt, wordt het instellingenscherm weergegeven.
102
103
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten 'Films
opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe
u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van films.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op E. Maar ook als het programmakeuzewiel in een andere
stand dan E staat, kunt u een film opnemen door op de filmknop
te drukken.
Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het afspelen en bewerken
van films. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop 1 hebt gedrukt om
de afspeelmodus te activeren.
7
104
Selecteer de modus E.
Stel het programmakeuzewiel in op E.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 104 – 110).
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
U kunt kiezen uit 2 verschillende filmmodi.
Selecteer een filmmodus.
Nadat u op de knop m hebt gedrukt,
drukt u op de knoppen op om E
te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een filmmodus te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
*1 Type video dat door Apple wordt aanbevolen.
*2 U kunt iFrame-films snel bewerken en opslaan met de meegeleverde software.
Films opnemen in de modus E
De filmmodus wijzigen
E Standaard Maakt filmopnamen met een standaardkwaliteit.
iFrame-film
Maakt filmopnamen die kunnen worden bewerkt met
software
*2
of apparatuur die met iFrame
*1
compatibel is.
Er wordt een resolutie ingesteld van (p. 108).
Zelfs in de modi E en kunt u foto´s maken wanneer u op de
ontspanknop drukt. Maar dit is niet mogelijk terwijl u een film opneemt.
105
Net als bij het maken van foto´s kunt u, terwijl u films opneemt, de camera
de beste instellingen voor de compositie laten selecteren of diverse effecten
toevoegen.
Kies een opnamemodus.
Voer stap 1 en 2 op p. 60 uit of voer stap 1
en 2 op p. 63 uit om een opnamemodus
te selecteren.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Afhankelijk van de opnamemodus of
kwaliteit van de filmbeelden (p. 108) die u
selecteert, kunnen boven en onder in het
scherm zwarte balken verschijnen.
Deze gebieden worden niet vastgelegd.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
Verschillende soorten films opnemen
I Portret p. 61 T Kleur Accent p. 68
J Landschap p. 61 Y Kleur Wissel p. 69
Miniatuureffect p. 106 w Strand p. 61
Monochroom p. 67 O Flora p. 62
Extra levendig p. 63 P Sneeuw p. 62
Poster-effect p. 63 t Vuurwerk p. 62
U kunt ook films opnemen in andere opnamemodi door op de filmknop
te drukken.
Bepaalde instellingen die zijn gemaakt in het menu FUNC. en de
opnamemenu's, kunnen dan automatisch worden gewijzigd naar
instellingen voor filmopnamen.
106
U kunt films opnemen die op een bewegend miniatuurmodel lijken. U maakt
het miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van de
opname te selecteren die onscherp worden gemaakt. Ook selecteert u de
afspeelsnelheid zodat mensen en objecten in de opname snel bewegen
tijdens het afspelen. Er wordt geen audio opgenomen.
Selecteer .
Voer stap 1 – 2 op p. 63 uit om
te selecteren.
Op het scherm verschijnt een wit kader
rondom het gebied dat scherp blijft.
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
Druk op de knop l.
Beweeg de zoomknop om de grootte
van het kader te wijzigen en druk op de
knoppen op om de kaderpositie
te wijzigen.
Selecteer een afspeelsnelheid.
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een afspeelsnelheid te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
opnamescherm.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
Films opnemen die op een
miniatuurmodel lijken (Miniatuureffect)
Films opnemen die op een miniatuurmodel lijken (Miniatuureffect)
107
Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden
(voor clips van 1 minuut)
Snelheid Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
De beeldkwaliteit wordt vastgezet op als een resolutie-instelling van
wordt gekozen, en op als een resolutie-instelling van wordt
gekozen (p. 56).
Als u bij stap 2 op de knop m drukt, schakelt u tussen de horizontale en
verticale richting van het kader. Met de knoppen qr kunt u de positie van
het kader wijzigen wanneer het verticaal wordt weergegeven.
Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet
de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele
proefopnamen maken.
108
U kunt kiezen uit 2 verschillende instellingen voor de beeldkwaliteit.
Kies de instelling voor de
beeldkwaliteit.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop
m
.
De optie die u hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Beeldkwaliteit en opnametijd per geheugenkaart
*1 13 min. en 35 sec. voor iFrame-films (p. 104).
*2 55 min. en 38 sec. voor iFrame-films (p. 104).
Volgens de testnormen van Canon.
Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er
ongeveer 29 minuten en 59 seconden lang is opgenomen in en ongeveer 1 uur
in .
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
Beeldkwaliteit wijzigen
Beeld-
kwaliteit
Resolutie, aantal
beelden
Beschrijving
Capaciteit geheugenkaart
4GB 16 GB
1280 x 720 pixels,
30 beelden/sec.
Voor filmopnamen
van HD-kwaliteit.
Circa 20 min. en
43 sec.*
1
Circa 1 uur,
24 min. en
54 sec.*
2
640 x 480 pixels,
30 beelden/sec.
Voor filmopnamen
van SD-kwaliteit.
Circa 43 min. en
43 sec.
Circa 2 uur,
59 min. en
3sec.*
2
In verschijnen zwarte balken boven en onder in het scherm.
Deze gedeelten kunnen niet worden opgenomen.
109
U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een
bereik van –2 tot +2 voordat u een opname maakt.
Vergrendel de belichting.
Druk op de knop o om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop o om
de vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en draai de knop 5
om de belichting in te stellen.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
Druk nogmaals op de filmknop om
de opname te stoppen.
Het windfilter onderdrukt lawaai als er harde wind is. Er kan echter een
onnatuurlijk geluid klinken als het windfilter wordt gebruikt voor opnamen
waarbij geen wind aanwezig is.
Druk op de knop n om [Wind Filter]
te selecteren op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Aan] te selecteren.
AE-vergrendeling/belichting
Het windfilter gebruiken
110
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor
foto's. Maar afhankelijk van de opnamemodus zijn instellingen mogelijk niet
beschikbaar of werken niet.
Nader inzoomen op het onderwerp
Het geluid van zoombewerkingen wordt opgenomen.
De zelfontspanner gebruiken (p. 54)
U kunt niet het aantal opnamen instellen.
De witbalans aanpassen (p. 78)
Witbalanscorrectie is niet beschikbaar.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 80)
Close-ups maken (macro) (p. 82)
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen (p. 88)
Opnamen maken met AF-vergrendeling (p. 90)
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 159)
De sjabloon weergeven (p. 160)
[Uitsnede] is niet beschikbaar.
Instellingen van de IS-modus wijzigen (p. 161)
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
Opnamen maken via een tv (p. 164)
Overige opnamefuncties
111
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden.
Selecteer *.
Voer stap 1 – 3 op p. 34 uit om * te
selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Als u op de knoppen qr drukt of de knop
5 draait om te verplaatsen, verschijnt
op punten waar de film kan worden
bewerkt. Als u selecteert, kunt u het
begin van de film bijsnijden vanaf . Als
u selecteert, kunt u het einde van de
film bijsnijden vanaf .
Zelfs als u verplaatst naar een punt waar
niet wordt weergegeven, wordt alleen
het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde
aan de linkerzijde bijgesneden wanneer
wordt geselecteerd. Alleen het
gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan
de rechterzijde wordt bijgesneden
wanneer wordt geselecteerd.
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m. De bewerkte film wordt afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
112
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u
op op en selecteert u . Druk eerst op
de knop m, druk daarna op de knoppen
qr of draai de knop 5 om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens nogmaals
op de knop m.
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen op om te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Druk op de knoppen opqr of draai
de knop 5 om [Nieuw bestand] te
selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
De film wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterijen halverwege het opslaan leeg raken, zijn de bewerkte
films mogelijk niet opgeslagen.
Gebruik tijdens het bewerken van films batterijen met voldoende lading,
volledig opgeladen NiMH-batterijen van AA-formaat (p. 194) of een
voedingsadapterset en een gelijkstroomkoppeling (allemaal afzonderlijk
verkrijgbaar) (p. 194).
113
Diverse functies gebruiken
voor afspelen en bewerken
In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het
afspelen en bewerken van beelden.
Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de
camera bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pp. 131 – 135) kan niet worden gebruikt als er
niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
8
114
U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer
te geven.
Duw de zoomknop naar g.
De beelden worden weergegeven in
een index.
Het aantal beelden neemt toe elke keer
wanneer u de zoomknop naar g duwt.
Het aantal beelden neemt af elke keer
wanneer u de zoomknop naar k duwt.
Selecteer een beeld.
Draai de knop 5 om tussen beelden
te schakelen.
Druk op de knoppen opqr om een
beeld te selecteren.
Er wordt een oranje kader weergegeven
om het geselecteerde beeld.
Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld afzonderlijk weer te geven.
Als u aan de knop 5 draait, worden de beelden achter elkaar weergegeven,
zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de
opnamedatum (beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u op de camera de enkelvoudige
weergave instelt en snel aan de knop 5
draait, worden de beelden weergegeven
zoals u hier links ziet. Draai de knop 5
om een beeld te selecteren.
Druk op de knop m om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Druk tijdens het bladeren op de knoppen
op om naar beelden te zoeken op basis
van de opnamedatum.
Snel naar beelden zoeken
Naar beelden zoeken in de Indexweergave
Naar beelden zoeken door te bladeren
Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert
u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit].
115
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken
met een opgegeven filter. U kunt ook beelden tegelijk beveiligen (p. 121) of
wissen (p. 125) terwijl ze worden gefilterd.
Selecteer een doelfilter.
Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop d en druk vervolgens op de knoppen
op om een springmethode te selecteren.
Druk in , of op de knoppen qr
om een filter te selecteren. Als u aan de
knop 5 draait, worden alleen beelden
weergegeven die overeenkomen met het
filter van het geselecteerde doelbeeld.
Druk op de knop l om te schakelen
tussen informatieweergave en geen
informatieweergave.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Bekijk de gefilterde beelden.
Druk op de knop m om gefilterd afspelen
te starten. De springmethode en een geel
kader worden weergegeven.
Als u op de knoppen qr drukt of aan de
knop 5 draait, worden de geselecteerde
doelbeelden weergegeven.
Als u op de knop d drukt, wordt [Gefilterd
afspelen Instellingen gewist] op het
scherm weergegeven. Druk op de knop
m om gefilterd afspelen te annuleren.
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
Naar favorieten
Geeft de beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet
(p. 127)
Ga naar datum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn
opgenomen.
Ga naar My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 128).
Ga naar foto/film Geeft foto's of films weer.
Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk.
Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk.
Zoeken op , , en
Doelfilters
Beelden bekijken met gefilterd afspelen
116
Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop d en druk vervolgens op de knoppen
op om een springmethode te selecteren.
Als u op de knoppen qr drukt, wordt het
beeld weergegeven dat het geselecteerde
aantal beelden verderop is.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.
Gefilterd afspelen
In gefilterd afspelen (stap 2) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar
beelden zoeken' (p. 114) 'Diavoorstellingen bekijken' (p. 117) en 'Beelden
vergroten' (p. 119). U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de
bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 121), 'Beelden wissen' (p. 125),
'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 145) of 'Beelden selecteren
voor fotoboek' (p. 149) als u alle gefilterde beelden selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 128) of een beeld bewerkt en opslaat
als een nieuw beeld (p. 131), wordt er een bericht weergegeven en wordt gefilterd
afspelen geannuleerd.
Naar de volgende en beelden gaan
117
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch
afspelen.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een menu-item te selecteren en
druk vervolgens op de knoppen qr om
de instelling aan te passen.
Selecteer [Start].
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld..] op het scherm
verschijnt.
U kunt de diavoorstelling onderbreken of
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
Diavoorstellingen bekijken
Herhalen Herhaalt het afspelen van beelden
Speeltijd Speeltijd voor elk beeld
Effect
Overgangseffecten bij het
schakelen tussen beelden
Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan de knop 5
draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt,
kunt u sneller door de beelden bladeren.
De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 50).
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
118
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt om de focus te controleren.
Druk op de knop l om naar de
focuscontroleweergave te gaan
(p. 42).
Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader zich bevond toen de focus
werd ingesteld.
Een grijs kader verschijnt rond een gezicht
dat tijdens de weergave wordt herkend.
Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
Het scherm links wordt weergegeven.
Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere
kaders worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau
of de locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
De focus controleren
De focuscontroleweergave is niet beschikbaar voor films.
119
Duw de zoomknop naar k.
De schermweergave zoomt in op het
beeld. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een
maximale factor van circa 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit te
zoomen, of blijf de knop vasthouden
om terug te keren naar de enkelvoudige
weergave.
Door aan de knop 5 te draaien,
kunt u tussen de ingezoomde beelden
schakelen.
De camera kiest 4 beelden op basis van het weergegeven beeld.
Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw 4 beelden
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Dit werkt het
beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.
Selecteer [Smart Shuffle].
Druk op de knop n, selecteer
[Smart Shuffle] op het tabblad 1 en
druk op de knop m.
Er verschijnen vier beelden als
mogelijkheid.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
Druk in de vergrote weergave op de knop n om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Films kunnen niet worden vergroot.
Diverse beelden weergeven
(Smart Shuffle)
Beeldovergangen wijzigen
120
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen opqr om het beeld
te selecteren dat u wilt weergeven.
Het gekozen beeld verschijnt in het
midden, en de volgende 4 mogelijkheden
verschijnen.
Als u op de knop m drukt, verschijnt het
middelste beeld op volle grootte. Druk
nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
U kunt kiezen uit 3 overgangseffecten voor het wisselen van beelden
in de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
[Overgang] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om een overgangseffect te selecteren.
U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera
zijn gemaakt.
[Smart Shuffle] is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera
zijn gemaakt
- als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle
- tijdens gefilterd afspelen
Beeldovergangen wijzigen
121
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de
camera kunnen worden gewist (pp. 30, 125).
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop n om [Beveilig]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Beelden beveiligen
Een selectiemethode selecteren
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 23, 153), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de
camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.
Beelden beveiligen
122
Selecteer [Selectie].
Volg stap 2 op p. 121 om [Selectie] te
selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Beveilig het beeld.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Afzonderlijke beelden selecteren
Als u de opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3
hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.
Beelden beveiligen
123
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 2 op p. 121 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer [Laatste
beeld] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
U kunt geen beelden vóór het eerste beeld
selecteren.
Een reeks selecteren
Beelden beveiligen
124
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 121 om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5
om [Beveilig] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Beelden selecteren met de knop 5
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de knop 5
te draaien wanneer het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven.
Alle beelden selecteren
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u 'Een reeks selecteren' hebt
geselecteerd, of stap 2 als u 'Alle beelden selecteren' hebt geselecteerd.
125
U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste
beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist.
Beveiligde beelden (p. 121) kunt u niet wissen.
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n, selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk op
de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Als u stap 2 op p. 122 volgt om beelden te
selecteren, verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Beelden wissen
Een selectiemethode selecteren
Afzonderlijke beelden selecteren
Beelden wissen
126
Wis de beelden.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 2 op p. 125 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 123 uit om beelden
te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer [Alle beelden].
Volg stap 2 op p. 125 om [Alle beelden]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk
vervolgens op m.
Een reeks selecteren
Alle beelden selecteren
127
Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze
beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren
en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 115).
Selecteer [Favorieten].
Druk op de knop n om [Favorieten]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
verschijnt op het scherm.
Druk nogmaals op de knop m om de
markering van het beeld ongedaan te
maken. Vervolgens verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Beelden markeren als favoriet
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd
als favoriet.
Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden
downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren
( ) (behalve films).
128
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in gefilterd afspelen (
p. 115
) en alle beelden tegelijk verwerken
met behulp van de onderstaande functies.
'Diavoorstellingen bekijken' (p. 117), 'Beelden beveiligen' (p. 121),
'Beelden wissen' (p. 125), 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)'
(p. 145), 'Beelden selecteren voor fotoboek' (p. 149)
Selecteer [My Category].
Druk op de knop n, selecteer
[My Category] op het tabblad 1 en
druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een beeld te selecteren.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld
aan de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen
in I of V.
: Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modi A
of 9 of beelden die zijn opgenomen in J of O.
: Beelden die zijn opgenomen in w, P of t.
Een selectiemethode selecteren
Afzonderlijke beelden selecteren
Beelden indelen in categorieën (My Category)
129
Selecteer een categorie.
Druk op de knoppen
op
om een categorie
te selecteren en druk op de knop
m
.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Voltooi de instelling.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
een bevestigingsscherm.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 2 op p. 128 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 en 3 op p. 123 uit om beelden
te selecteren.
Selecteer een categorie.
Druk eerst op de knop p om een item
te selecteren, en druk vervolgens op de
knoppen qr of draai de knop 5 om
een categorie te selecteren.
Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat
u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My Category.
Een reeks selecteren
Beelden roteren
130
Voltooi de instelling.
Druk op de knop p om [Selectie] te kiezen
en druk vervolgens op de knop m.
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n om [Roteren]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een beeld te selecteren.
Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt
het beeld 90° geroteerd.
Druk op de knop n om terug te keren
naar het menuscherm.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. reeks] opheffen.
Beelden roteren
Films met een beeldkwaliteit van kunnen niet worden geroteerd.
Beelden kunnen niet worden geroteerd (p. 162) als [Autom. draaien]
is ingesteld op [Uit].
131
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de
gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n om [Veranderen]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop
m
.
[Nieuw beeld opslaan?] verschijnt op
het scherm.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Als u op de knop n drukt, verschijnt
[Nieuw beeld weergeven?] op het scherm.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [Ja] te selecteren, en druk
vervolgens op de knop m.
Het opgeslagen beeld wordt weergegeven.
Het formaat van beelden wijzigen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 56) of die
in stap 3 zijn opgeslagen als , kunnen niet worden bewerkt.
Films kunnen niet worden bewerkt.
132
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een
nieuw beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n om [Trimmen]
te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Pas het snijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen.
Met de knoppen opqr kunt u het kader
verplaatsen.
Druk op de knop l om de richting van
het kader te wijzigen.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de
gezichten linksboven in het beeld. U kunt
deze kaders gebruiken voor bijsnijden.
U kunt schakelen tussen kaders door aan
de knop 5 te draaien.
Druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 131.
Trimmen
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Resolutie na bijsnijden
133
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een nieuw beeld. Zie p. 80 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop n, selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 131.
Beelden die zijn opgenomen met de resolutie of (p. 57), of
beelden die zijn omgezet naar (p. 131) kunnen niet worden bewerkt.
De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden
veranderd, is 4:3.
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
Films kunnen niet worden bewerkt.
Effecten toepassen met de functie
My Colors
Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan
afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie
My Colors (p. 80).
De instellingen van My Colors kunnen niet worden toegepast op films.
134
De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die
te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen
automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele
beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de
camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier
correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Volg stap 4 en 5 op p. 131.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het
grof worden.
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Films kunnen niet worden aangepast.
135
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop n en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een beeld te selecteren.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop m.
Het gebied met rode ogen dat door de
camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde
gedeelte.
U kunt het beeld vergroten of het formaat
van het beeld wijzigen met behulp van de
procedures die worden beschreven in
'Beelden vergroten' (p. 119).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Druk op de knoppen opqr of draai
de knop 5 om [Nieuw bestand] te
selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Volg stap 5 op p. 131.
Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-
gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
Films kunnen niet worden aangepast.
136
137
Afdrukken
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor
afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een afzonderlijk verkrijgbare
Canon PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar).
Canon PictBridge-compatibele printers
In dit hoofdstuk worden Canon printers uit de SELPHY CP-serie gebruikt.
Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven vensters en
beschikbare functies verschillen. Raadpleeg ook de handleiding van
de printer.
9
138
U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met
behulp van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) aansluit op een printer
die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar).
Schakel de camera en de printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleinste
stekker stevig in de aansluiting van de
camera in de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
verschijnt op het scherm.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Beelden afdrukken
Easy Print
Beelden afdrukken
139
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Print] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit
en verwijdert u de interfacekabel.
Zie p. 195 voor Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon PictBridge-
compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
Beelden afdrukken
140
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1 – 5 op p. 138 om het venster
links weer te geven.
Selecteer een menuoptie.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een optie te selecteren.
Selecteer de optie-instellingen.
Druk op de knoppen qr om de optie-
instelling te selecteren.
Afdrukinstellingen kiezen
Stand.
Hiermee worden de instellingen van de printer
gevolgd.
Datum Hiermee wordt de datum afgedrukt.
File No. Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Beiden
Hiermee worden zowel de datum als het
bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Stand.
Hiermee worden de instellingen van de printer
gevolgd.
Uit
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om
de afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1 Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Aantal
exemplaren
Hiermee selecteert u het aantal exemplaren (p. 141).
Trimmen Hiermee selecteert u het afdrukgebied (p. 142).
papier inst.
Hiermee worden het papierformaat en de indeling
ingesteld.
Beelden afdrukken
141
Trimmen en afdrukken (Trimmen)
U kunt een deel van een beeld selecteren om af te drukken.
Selecteer [Trimmen].
Voer stap 1 en 2 op p. 140 uit om
[Trimmen] te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
Selecteer het snijgebied.
Beweeg de zoomknop om de grootte van
het kader te wijzigen.
Druk op de knoppen opqr om de
positie van het kader te wijzigen.
Druk op de knop l om het kader
te draaien.
Druk op de knop m om de instelling
te voltooien.
Druk de beelden af.
Volg stap 6 op p. 139 om af te drukken.
U kunt beelden mogelijk niet bijsnijden wanneer deze te klein zijn of een
bepaalde verhouding hebben.
Als u een beeld bijsnijdt waar een datum aan is toegevoegd, wordt de
datum mogelijk niet meer goed weergegeven.
Beelden afdrukken
142
Het papierformaat en de indeling selecteren voor afdrukken
Selecteer [papier inst.]
Voer stap 1 – 2 op p. 140 uit om [papier
inst.] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer een papierformaat.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de papiersoort.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de indeling.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr om het aantal
afdrukken in te stellen wanneer [N-plus]
is geselecteerd.
Druk de beelden af.
Beelden afdrukken
143
Beschikbare indelingsopties
Id-foto's afdrukken
Selecteer [ID Foto]
Voer stap 1 – 4 op p. 142 uit om [ID Foto]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de lengte van de lange
zijde en de korte zijde.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een optie te selecteren.
Druk op de knoppen qr om de lengte
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer het afdrukgebied.
Volg stap 2 op p. 141 om het afdrukgebied
te selecteren.
Druk de beelden af.
Standaard Hiermee worden de instellingen van de printer gevolgd.
Randen Hiermee wordt afgedrukt met randen.
Randloos Hiermee wordt zonder randen afgedrukt.
N-plus
Hiermee wordt geselecteerd hoeveel exemplaren van een beeld
op een vel worden afgedrukt.
ID Foto
Hiermee worden id-foto's afgedrukt.
Alleen beelden met een resolutie van L kunnen worden
geselecteerd.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
Kies uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede afdrukken.
Beelden afdrukken
144
Sluit de camera aan op de printer.
Volg stap 1 – 5 op p. 138 om een film
te selecteren.
Druk op de knoppen qr om c te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
m om het venster links weer te geven.
Selecteer een afdrukmethode.
Druk op de knoppen op of draai aan de
controleknop 5 om te selecteren.
Gebruik de knoppen qr om een
afdrukmethode te selecteren.
Druk de beelden af.
Afdrukopties voor films
Films afdrukken
Enkel Hiermee word het weergegeven beeld als foto afgedrukt.
Reeks
Hiermee wordt een reeks beelden van een specifieke scène op een
enkel vel papier afgedrukt. Als [Onderschrift] is ingesteld op [Aan], kunt
u het mapnummer, bestandsnummer en de verstreken tijd voor het
kader op hetzelfde moment afdrukken.
Druk tijdens het afdrukken op de knop m om het afdrukken te annuleren.
[ID Foto] en [Reeks] kunnen niet worden geselecteerd voor Canon
PictBridge-compatibele printers, modellen CP720/CP730 of eerder.
145
U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af
te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te
specificeren, zodat als een serie kunnen worden afgedrukt (p. 148) of worden
verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-
normen (Digital Print Order Format).
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd
voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop n om [Print
instellingen] te selecteren op het tabblad
2. Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een instelling.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een menu-item te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
een optie te selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Beelden selecteren voor afdrukken
(DPOF)
U kunt geen films selecteren.
Afdrukinstellingen
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
146
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n om [Sel. beeld &
aantal] te selecteren op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u 1 foto per pagina af.
Index
Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per
pagina af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten
afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF data
Aan
Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken
verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
instellingen te verwerken in de afdrukken.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Als u instellingen wijzigt met
deze camera, worden alle bestaande instellingen overschreven.
Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum
tweemaal af.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie
[Datum/Tijd] op het tabblad 3, dat u kunt selecteren nadat u op de knop
n hebt gedrukt (p. 20).
Het aantal exemplaren selecteren
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
147
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
U kunt het aantal af te drukken exemplaren
instellen.
Als u beelden selecteert in [Index],
verschijnt op het scherm. Druk
opnieuw op de knop m om de selectie
van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om het aantal afdrukken in te stellen
(maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en
het aantal afdrukken van elk beeld te
selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen de
af te drukken beelden selecteren (zoals
getoond in stap 2).
Druk op
n
om de instelling te voltooien
en terug te keren naar het menuscherm.
Selecteer [Select. reeks].
Voer stap 1 op p. 146 uit om [Select. reeks]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Selecteer de beelden.
Voer stap 2 – 3 op p. 123 uit om beelden
te selecteren.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op om [Opdracht]
te selecteren en druk vervolgens op
de knop m.
Reeks selecteren
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
148
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 1 op p. 146 uit om [Sel. alle
beelden] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Selecteer [Wis alle selecties].
Voer stap 1 op p. 146 uit en selecteer
[Wis alle selecties]. Druk vervolgens op
de knop m.
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Alle selecties wissen
Geselecteerde beelden afdrukken (DPOF)
Als er afbeeldingen aan de afdruklijst zijn
toegevoegd (pp. 145 – 148), wordt het venster
links weergegeven wanneer u de camera aansluit
op een PictBridge-compatibele printer. Druk op
de knoppen op om [Print nu] te selecteren, druk
vervolgens op de knop m om eenvoudig beelden
af te drukken die aan de afdruklijst zijn
toegevoegd.
Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start,
begint het afdrukken bij de volgende afdruk.
149
Als u beelden op een geheugenkaart selecteert voor gebruik in fotoboeken
(maximaal 998 beelden) en de meegeleverde software gebruikt om de
beelden over te dragen naar een computer, worden de geselecteerde
beelden gekopieerd naar een speciale map. Deze functie is nuttig bij het
online bestellen van fotoboeken en voor het afdrukken van fotoboeken
op een printer.
Selecteer [Fotoboek instellen].
Druk op de knop n om [Fotoboek
instellen] te selecteren op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om een selectiemethode te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Kies [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te
kiezen en druk vervolgens op de knop m.
Beelden selecteren voor fotoboek
Een selectiemethode selecteren
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met
afdrukinstellingen van een andere camera. Als u instellingen wijzigt met
deze camera, worden alle bestaande instellingen overschreven.
Nadat u de beelden hebt overgebracht naar een computer, kunt u de
meegeleverde Softwarehandleiding of handleiding van de printer
raadplegen voor meer informatie.
Afzonderlijke beelden selecteren
Beelden selecteren voor fotoboek
150
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
verschijnt op het scherm.
Druk opnieuw op de knop m om de
selectie van het beeld ongedaan te maken.
verdwijnt dan.
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden wilt
selecteren.
Druk op n om de instelling te
voltooien en terug te keren naar het
menuscherm.
Selecteer [Sel. alle beelden].
Voer stap 2 op p. 149 uit om [Sel. alle
beelden] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Selecteer [Wis alle selecties].
Voer stap 2 op p. 149 uit en selecteer
[Wis alle selecties]. Druk vervolgens
op de knop m.
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op m.
Alle beelden selecteren
Alle selecties wissen
151
De camera-instellingen
aanpassen
U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en
veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe
u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.
10
152
U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad
3
(p. 45).
U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.
Selecteer [Geluidsopties] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om een menu-item te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 44) of MENU (p. 45),
wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt
deze functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De camera-instellingen wijzigen
Geluiden wijzigen
1
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde geluiden
U kunt de meegeleverde software
gebruiken om de geluiden te wijzigen
(p. 2).
U kunt de geluidsinstellingen niet wijzigen in de modus .
Hints en tips uitschakelen
De camera-instellingen wijzigen
153
Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout]
verschijnt, als de camera niet goed werkt, als u denkt dat de opname-/
leessnelheid van een geheugenkaart is afgenomen, als het maken van
continu-opnamen langzamer gaat of als het opnemen van een film plotseling
wordt afgebroken. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen,
moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.
Selecteer [Low Level Format].
Selecteer [Formateren] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Low Level Format] te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr om
weer te geven.
Druk op de knoppen opqr of draai
de knop 5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Start de Low Level Format.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Als de Low Level Format is voltooid,
verschijnt op het scherm de melding
[Geheugenkaart is geformatteerd].
Voltooi de Low Level Format.
Druk op de knop m.
Low Level Format geheugenkaart
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 23),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door
[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de
gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen
blijven gebruiken.
De camera-instellingen wijzigen
154
U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera
inschakelt.
Selecteer [opstart scherm] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om een optie te selecteren.
Opgeslagen beelden vastleggen als opstartscherm
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Selecteer [opstart scherm].
Selecteer [opstart scherm] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [2] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5
om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om [OK] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m om
de registratie te voltooien.
Het opstartscherm wijzigen
Geen opstartbeeld
1
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde beelden
U kunt vastgelegde beelden instellen en de
meegeleverde software gebruiken om de
beelden te wijzigen.
De camera-instellingen wijzigen
155
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers
wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven
als u een nieuw opstartbeeld registreert.
Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde
software
U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde
software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
gedetailleerde informatie.
De bestandsnummering wijzigen
Continu
Ook als u opnamen maakt met
een nieuwe geheugenkaart,
krijgen de bestanden steeds een
oplopend nummer totdat u een
opname maakt en opslaat met het
nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map
maakt, begint de
bestandsnummering weer
bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de
geheugenkaart vóór gebruik (p. 23).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
De camera-instellingen wijzigen
156
Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.
U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk vervolgens
op de knoppen
qr
om [Dagelijks]
te selecteren.
Beelden worden opgeslagen in mappen die
op elke opnamedatum worden gemaakt.
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in een opnamemodus (p. 29). Als u wilt
dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop 1 drukt,
zet u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
U kunt de spaarstandfunctie (p. 50) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Automatisch Uit] te selecteren.
Gebruik vervolgens de knoppen qr om
[Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet,
moet u eraan denken de camera na
gebruik uit te schakelen.
Mappen maken volgens opnamedatum
De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken
De spaarstandfunctie uitschakelen
De camera-instellingen wijzigen
157
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 50). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Display uit] te selecteren. Gebruik
de knoppen qr om een tijd te selecteren.
Het is raadzaam een tijd onder [1 min.] te
selecteren om de batterij te sparen.
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en
tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones
van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en
tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum/tijd (p. 20) en uw tijdzone
correct instellen.
Stel de wereldtijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [ Wereld] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai de knop
5 om de wereldtijdzone te selecteren.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op
om te selecteren.
Druk op de knop m.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [ Wereld] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.
verschijnt op het opnamescherm
(p. 175).
Spaarstand van het scherm instellen
De wereldklok gebruiken
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
158
U kunt de maateenheden die in de MF-indicator (p. 88) en op de zoombalk
(p. 25) worden weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in.
Selecteer [Maateenheid] en druk op de
knoppen qr om [ft/in] te selecteren.
Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 45).
De camera stelt scherp op alles waar de camera op gericht wordt, zelfs
wanneer u de ontspanknop niet indrukt. U kunt de camera echter zo instellen
dat deze alleen scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Selecteer [Continu] en druk op de knoppen
qr om [Uit] te selecteren.
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 21), worden de datum
en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.
De weergegeven maateenheden wijzigen
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in deze sectie wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie
in die modus beschikbaar is (pp. 184 – 187).
De focusinstelling veranderen
Aan
Aangezien de camera continu
scherpstelt tot u de ontspanknop half
indrukt, kunt u opnamen maken zonder
mooie fotokansen te missen.
Uit
De camera stelt niet continu scherp,
zodat u de batterij spaart.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
159
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U kunt dit
licht uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te
verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een
donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Lamp Aan] te selecteren en
gebruik vervolgens de knoppen qr om
[Uit] te selecteren.
U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname
worden weergegeven.
Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Het AF-hulplicht uitschakelen
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
De weergaveduur van het beeld meteen na
de opname wijzigen
2–10 sec.
Geeft de beelden de ingestelde tijd
lang weer.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven totdat
u de ontspanknop half indrukt.
Uit
De beelden worden niet
weergegeven.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
160
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname
wijzigen.
Selecteer [Terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven of een uitsnede om het
afdrukbare gebied voor 90 x 130 mm en voor een briefkaart aan te duiden.
Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
De wijze waarop het beeld wordt weergegeven
meteen na de opname wijzigen
Uit Geeft alleen het beeld weer.
details
Uitgebreide informatieweergave
(p. 178).
Focus check
Het gebied binnen het AF-kader
wordt vergroot weergegeven,
zodat u de focus kunt controleren.
De procedure is hetzelfde als in
'De focus controleren' (p. 118).
De sjabloon weergeven
Uit
Raster
Een raster wordt over het scherm
geplaatst.
Uitsnede
Boven en onder in het scherm
verschijnen grijze balken. Dit
gebied wordt niet afgedrukt als
u afdrukt op papier met een
verhouding van 3:2.
Beiden
De rasterlijnen en de uitsnede
worden beide weergegeven.
In kunt u [Uitsnede] of [Beiden] niet instellen.
De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn
gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de
gedeelten in de grijze gebieden.
Instellingen voor opnamefuncties wijzigen
161
Selecteer [IS-instellingen] en druk op
de knop m.
Druk op de knoppen op om [IS modus]
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen qr om een optie te selecteren.
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] als u films
opneemt.
De functie Powered IS uitschakelen
Door Powered IS worden lichte camerabewegingen verminderd tijdens het
maken van filmopnamen met maximale telelens. Als u echter opnamen
maakt tijdens het lopen of bij lange panopnamen moet u Powered IS op [Uit]
zetten. Het gebruik van Powered IS kan in deze situaties leiden tot
onverwachte resultaten.
Selecteer [IS-instellingen] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op om [Powered IS]
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Continu
Hiermee wordt de optimale
beeldstabilisatie voor de
compositie ingesteld (Intelligente
IS) (p. 177).
Opnamen
maken*
Beeldstabilisatie staat alleen aan
op het moment dat u opnamen
maakt.
Uit Schakelt beeldstabilisering uit.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op
een statief.
De instellingen voor [Powered IS] worden uitgeschakeld als [IS modus] op
[Uit] wordt ingesteld.
162
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1
te drukken (p. 45).
Als u beelden weergeeft op de camera worden beelden die in verticale
richting zijn opgenomen automatisch gedraaid en verticaal weergegeven.
U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Autom. draaien] en druk
vervolgens op de knoppen qr om [Uit]
te selecteren.
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen
De functie Automatisch draaien uitschakelen
Beelden kunnen niet worden geroteerd (p. 130) als [Autom. draaien]
is ingesteld op [Uit]. Ook gedraaide beelden verschijnen in hun
originele stand.
In Smart Shuffle (p. 119) worden beelden die verticaal zijn gemaakt
verticaal weergegeven, zelfs als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit],
terwijl gedraaide beelden in hun gedraaide stand verschijnen.
Het beeld selecteren waarmee het afspelen
begint
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
163
Nuttige informatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de accessoires en Eye-Fi-
kaarten (beide afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 194) kunt gebruiken.
Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen
en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen.
11
164
Met de apart verkrijgbare stereo videokabel STV-250N (p. 195) kunt u de
camera aansluiten op een tv om opgenomen beelden te bekijken.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de kabel volledig
in de aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond
in de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze in
op de ingang waarop de kabel is
aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent, schakelt u de camera
en de tv uit en verwijdert u de kabel.
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
Volg bovenstaande stappen om de camera op de tv aan te sluiten.
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
Beelden bekijken op een tv
Geel
Wit
Wit
Geel
Rood
Rood
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op
de televisie?
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop
n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste
videosysteem in te stellen.
Opnamen maken via een tv
165
Als u de voedingsadapterset ACK800 en gelijkstroomkoppeling DR-DC10
(beide afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder
dat u zich zorgen hoeft te maken over de lading in de batterijen.
Schakel de camera uit.
Open het klepje.
Voer stap 2 op p. 16 uit om het klepje van
de geheugenkaart/batterij te openen.
Open de kabelpoort van de koppeling
zoals wordt weergegeven.
Plaats de koppeling.
Plaats de koppeling zoals weergegeven.
Zorg ervoor dat de koppelingkabel door de
poort wordt geleid.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
Aansluiten op het lichtnet
Kabelpoort
Kabel
Aansluiten op het lichtnet
166
Sluit het netsnoer aan.
Steek de adapterstekker in de stekker van
het snoer van de koppeling.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
Schakel de camera in als u deze wilt
gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.
Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera
beschadigd raken.
167
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van
de Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 16).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt
u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of
uploaden naar een webservice.
Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie
over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht
van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt
u contact op met de fabrikant.
Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus
controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het
afspeelscherm (korte informatieweergave).
verschijnt in de overgedragen beelden.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 168), kan de Eye-Fi-kaart nog steeds
radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat
u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is,
zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.
Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de
instellingen van de kaart of de computer.
Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie.
Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even
duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht
worden onderbroken.
Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u oplossen
door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
(Grijs) Niet verbonden
(Knippert wit) Er wordt verbinding gemaakt
(Wit) Verbonden
(Bewegend) Bezig met overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer
aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met
de kaart.)
De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden (p. 50).
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
168
U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart
controleren.
Selecteer [Verbindingsinfo].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Verbindingsinfo] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Het verbindingsinfoscherm verschijnt.
U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai de knop
5 om [Eye-Fi trans.] te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen qr
om [Uit] te selecteren.
Verbindingsgegevens controleren
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?
[Eye-Fi instellingen] wordt niet weergegeven als er geen Eye-Fi-kaart in de
camera is geplaatst en wanneer het schuifje voor schrijfbeveiliging in de
vergrendelstand staat. Daarom kunnen instellingen niet worden gewijzigd voor
Eye-Fi-kaarten met een schuifje voor schrijfbeveiliging wanneer het schuifje in
de vergrendelstand staat.
169
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterijen van het juiste type zijn en niet leeg zijn (p. 19).
Controleer of de batterijen goed zijn geplaatst (p. 16).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 17).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterijen enige malen opnieuw.
De batterijen zijn snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterijen warm,
bijvoorbeeld door ze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet in contact komen met
metalen voorwerpen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera
in en weer uit (p. 17).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 164).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Stel het programmakeuzewiel in op een opnamemodus (p. 40).
Druk in de afspeelmodus (p. 22) de ontspanknop half in (p. 24).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 43).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd,
maar wel in films worden opgenomen.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm
donkerder worden.
Het scherm kan flikkeren als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood)
verschijnen op het scherm.
Als u de ontspanknop indrukt, schakelt het scherm uit en kunt u geen
opnamen maken (p. 28).
wordt weergegeven wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 27).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 161).
Klap de flitser uit en stel deze in op h (p. 76).
Verhoog de ISO-waarde (p. 77).
Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen
maakt met een statief (p. 161).
Problemen oplossen
Problemen oplossen
170
Het beeld is wazig.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 24).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 190).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 159).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 84, 90).
Ook als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt
de camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
ontspanknop half indrukt, of als u de ontspanknop meerdere malen half indrukt,
verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Klap de flitser uit en stel deze in op h (p. 76).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 77).
Pas het beeld aan met i-Contrast (pp. 81, 134).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 90, 91).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Klap de flitser in en stel deze in op ! (p. 26).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 77).
Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken (pp. 90, 91).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 27).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 76).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 92, 101).
Verhoog de ISO-waarde (p. 77).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 76).
Klap de flitser in en stel deze in op ! (p. 26).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 92, 101).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen
in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 77).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als
u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 62).
Ogen worden rood weergegeven (p. 94).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 159). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat de lamp
branden (p. 40) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen
tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het
onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting
binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Corrigeer beelden met rode-ogencorrectie (p. 135).
Problemen oplossen
171
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het
maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 153).
Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg
'Beschikbare functies per opnamemodus' en 'Opnamemenu' (pp. 180 – 187).
Kan de knoppen niet bedienen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen niet
worden gebruikt (p. 31).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan
opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven,
heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 23, 33).
verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen:
Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera (p. 153).
Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 108).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 108).
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of
films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over
mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart waarop een Low Level Format is uitgevoerd met deze
camera (p. 153).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het
afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of
kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Kan de knoppen niet bedienen.
Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen niet
worden gebruikt (p. 31).
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen
wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.
Druk eerst op de knop 1 om de afspeelmodus te activeren en houd de knop n ,
o en m tegelijk ingedrukt. Druk in het scherm dat wordt weergegeven op de knoppen
qr om [B] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
172
Eye-Fi-kaart
Kan geen beelden overdragen (p. 167).
Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in
de juiste richting (p. 17).
Geheugenkaart op slot
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of
Eye-Fi-kaart is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging
(pp. 16, 17).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart
in de juiste richting om opnamen te maken (p. 17).
Geheugenkaart fout (p. 153)
Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste
richting is geplaatst, neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice
(p. 17).
Kaart bijna vol, kan niet alles selecteren
Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 25, 31,
32, 51, 59, 75, 97, 103) of beelden te bewerken (pp. 131 – 135). Wis de beelden
(pp. 30, 125) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege
geheugenkaart (p. 16).
Vervang de batterijen (p. 16).
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 121)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI/RAW
afspelen
Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden
weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden weergegeven.
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
173
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet
aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 119), af te spelen in Smart
Shuffle (p. 119), te markeren als favoriet (p. 127), te roteren (p. 130), te bewerken
(pp. 131 – 135), toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 154), te categoriseren (p. 128)
of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 145).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden vergroot, afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd,
bewerkt, toegewezen aan het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan
een afdruklijst.
Films kunnen niet worden vergroot (p. 119), afgespeeld in Smart Shuffle (p. 119),
bewerkt (pp. 131 – 135), toegevoegd aan een afdruklijst (p. 145), Beelden selecteren
voor fotoboek (p. 149), of toegewezen aan het opstartscherm (p. 154).
Ongeldig selectiebereik
Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 123, 126, 129, 147) hebt u geprobeerd een
beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een
laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
Selectielimiet bereikt
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder
dan 998 beelden (p. 145).
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal
geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 145).
U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 121), Wissen (p. 125),
Favorieten (p. 127), My Category (p. 128) of Print instellingen (p. 145).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.
Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming.
De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met
dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is
bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 155) of formatteer
de geheugenkaart (p. 23).
Lens fout
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als
u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
174
Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet
vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact
op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met
de camera.
bestandsfout
Foto's van andere camera's of beelden die zijn aangepast met computersoftware
kunnen mogelijk niet worden afgedrukt.
Print fout
Controleer de papierinstellingen. Als dit bericht wordt weergegeven wanneer de
instellingen correct zijn, schakelt u de printer uit en weer in en geeft u de instellingen
opnieuw op.
Absorptiekussen inkt vol
Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice voor een vervangend
inktabsorptiekussen.
175
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden
de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de
camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan
roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet
naar behoren.
Informatieweergave op het scherm
Opname (informatieweergave)
Batterij-oplaadlampje
(p. 19)
Camerastand*
Witbalans (p. 78)
My Colors (p. 80)
Transportmodus (p. 79)
Zelfontspanner (pp. 54, 55)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 27)
Meetmethode (p. 90)
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 167)
Stilstaand beeld
(Compressie) (p. 56),
Resolutie (p. 56)
Aantal opnamen (p. 57)
De sjabloon weergeven
(p. 160)
Resolutie voor films
(p. 108)
Resterende tijd (p. 108)
Digitale zoom (p. 52) /
Digitale Tele-converter
(p. 83)
Scherpstelbereik
(pp. 82, 88), AF lock
(p. 90), IS modus-
pictogram (p. 177)
Opnamemodus (p. 180),
Compositiepictogram
(p. 176)
Flitsermodus (pp. 76, 93)
Rode-ogencorrectie (p. 94)
Flitsbelichtings-
compensatie / flitsuitvoer
(pp. 92, 101)
Spotmetingpuntkader
(p. 90)
Datum stempel (p. 53)
ISO-waarde (p. 77)
AE-vergrendeling (p. 91),
FE-vergrendeling (p. 91)
Belichtingsschuifbalk
Sluitertijd (pp. 98, 100)
Belichtingscompensatie-
balk (p. 77)
Diafragmawaarde
(pp. 99, 100)
Belichtingscompensatie
(p. 77)
AF-kader (p. 84)
i-Contrast (p. 81)
Zoombalk (p. 25)
Knipperdetectie (p. 95)
Belichtingsniveau (p. 100)
MF-indicator (p. 88)
Tijdzone (p. 157)
Beeldstabilisatie (p. 161)
Informatieweergave op het scherm
176
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
vastgestelde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld
en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur
voor het onderwerp.
* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.
Compositiepictogrammen
Onderwerp Mensen
Niet-menselijke
onderwerpen
Achtergrond-
kleur
pictogram
Achtergrond
In
beweging
Met veel
schaduw
in het
gezicht
In
beweging
Dichtbij
Helder
Grijs
Tegenlicht
Inclusief
blauwe luchten
Lichtblauw
Tegenlicht
Zonsonder-
gangen
Oranje
Spotlight
Donkerblauw
Donker
Met een
statief
*— *
Informatieweergave op het scherm
177
Hiermee wordt de optimale beeldstabilisatie voor de compositie ingesteld
(Intelligente IS) en worden de volgende pictogrammen weergegeven in
modus A.
* Verschijnt op het scherm bij het volgen van de beweging van een onderwerp bij het maken van
panopnamen. Als u een bewegend onderwerp horizontaal volgt, worden alleen de verticale
camerabewegingen verminderd (horizontale beeldstabilisatie wordt uitgeschakeld). Daarnaast
worden, als u een bewegend onderwerp verticaal volgt, alleen de horizontale
camerabewegingen verminderd.
IS modus-pictogrammen
Vermindert camerabewegingen
bij het maken van foto’s.
Vermindert camerabewegingen
bij het opnemen van films,
inclusief sterke
camerabewegingen bij het
opnemen van films tijdens het
lopen (Dynamic-modus).
Vermindert camerabewegingen
bij het maken van panopnamen*.
Vermindert lichte
camerabewegingen tijdens het
maken van films bij maximale
telelens (Powered IS).
Vermindert camerabewegingen
voor macrofotografie.
Schakelt beeldstabilisatie uit
voor opnamen waarbij de
camera op een statief is
geplaatst en beeldstabilisatie
overbodig is.
Als [IS modus] op [Uit] (p. 161) wordt ingesteld, wordt beeldstabilisatie
uitgeschakeld en verschijnen de pictogrammen niet op het scherm.
Informatieweergave op het scherm
178
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
My Category (p. 128)
Opnamemodus (p. 180)
ISO-waarde (p. 77),
Afspeelsnelheid (p. 107)
Belichtingscompensatie
(p. 77), Belichting
(p. 109)
Witbalans (p. 78)
Histogram (p. 43)
Beeld bewerken
(pp. 131 – 135)
Compressie
(Beeldkwaliteit) (p. 56) /
Resolutie (pp. 56, 108),
MOV (Films)
Eye-Fi-overdracht
voltooid (p. 167)
Batterij-oplaadlampje
(p. 19)
Meetmethode (p. 90)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 155)
Nummer van
weergegeven beeld /
totaal aantal beelden
Sluitertijd (foto's) (p. 98),
Beeldkwaliteit / aantal
beelden (films) (p. 108)
Diafragmawaarde
(pp. 99, 100),
Beeldkwaliteit (Films)
(p. 108)
i-Contrast (pp. 81, 134)
Flitser (pp. 76, 93), Flits-
belichtingscompensatie
(p. 92)
Scherpstelbereik
(pp. 82, 88)
Bestandsgrootte
(pp. 57, 108)
Foto's: Resolutie (p. 57)
Films: Filmlengte (p. 108)
Beveilig (p. 121)
Favorieten (p. 127)
My Colors (pp. 80, 133)
Rode-ogencorrectie
(pp. 94, 135)
Opnamedatum en -tijd
(p. 20)
Sommige informatie wordt wellicht niet weergegeven bij het bekijken van
beelden op tv (p. 164).
Informatieweergave op het scherm
179
Overzicht van het filmbedieningspaneel in 'Films bekijken'
(p. 34)
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
Afsluiten
Afspelen
Slow-motion (gebruik de knoppen qr of draai de knop
5
om de snelheid
aan te passen. Geluid wordt niet afgespeeld.)
Achteruit springen* (doorgaan met terug springen als u de knop m ingedrukt
houdt.)
Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt)
Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt)
Vooruit springen* (doorgaan met springen als u de knop m ingedrukt houdt.)
Bewerken (p. 111)
Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer
(p. 138).
U kunt vooruit of achteruit springen tijdens de weergave van films door
op de knoppen qr te drukken.
*
c
180
Functies en menulijsten
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
D B M G
A
9
Functie
Belichtingscompensatie (p. 77) ——
ISO-waarde (p. 77)

——
Scherpstelbereik (p. 82)

e ——
(p. 88)/AF lock (p. 90) ——
Flitser (pp. 76, 93)
———
h ——
Z
*1 *1
! ——————
Zelfontspanner (p. 54)

] [ $ 
Instellingen voor zelfontspanner
(p. 55)
Vertraging
*3

Beelden
*4

Av/Tv-instellingen (pp. 98, 99)
Av ———
Tv ———
AF Tracking (p. 85) 
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling (p. 91)
*5
——
AE-vergrendeling (film)/belichting (p. 109)
Program Shift (p. 91) ——
Schermweergave (p. 42)
Geen informatieweergave 
Informatieweergave 
*1 Kan niet worden ingesteld, maar schakelt over naar Z afhankelijk van de omstandigheden. *2 Kan niet worden
ingesteld, maar schakelt over naar Z wanneer de flitser flitst. *3 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden modi
waarin het aantal opnamen niet kan worden ingesteld. *4 Vastgezet op 1 opname in modi waarin het aantal
opnamen niet kan worden ingesteld.
Functies en menulijsten
181
K E
I J V w O P t T Y E
——— ——

——————————————————————

———— 
———— 
 ———
  ———
*2
————————————————————
—————————— ———————— ——

——— 
——— 
——————
——————————————————————
——————————————————————
—————————
——————————————————————
————————————————————
——————————————————————
—————————

*5 FE-vergrendeling is niet beschikbaar wanneer ingesteld op !.
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
182
Menu FUNC.
Opnamemodi
D B M G
A
9
Functie
Witbalans (p. 78)

——
My Colors (p. 80)

*1 *1
*2
——
Transportmodus (p. 79)

——
*3
——
Flitsbelichtingscompensatie (p. 92) ——
Flitsuitvoerinstellingen (p. 101) ———
Meetmethode (p. 90)

——
Resolutie (p. 56)


——————


Compressieverhouding (p. 56)


Filmkwaliteit (p. 108)


*1 Witbalanscorrectie kan niet worden geselecteerd. *2 U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en
kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten instellen op 5 verschillende niveaus. *3 wordt ingesteld
wanneer , AF Lock of t is ingesteld. *4 Synchroniseert met de resolutie-instelling en wordt automatisch
ingesteld (p. 107).
Functies en menulijsten
183
K E
I J V w O P t T Y E

———————————————

————————————————

—————
—————
——————————————————————
——————————————————————

——————————————————————
 
 ————————
—————— ———————————————
 ————————
  —————— ——



*4


*4

Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
184
4 Opnamemenu
Opnamemodi
D B M G
A
9
Functie
AF-kader (p. 84)
Centrum ——
Gezichtsdetectie
*1

AF Tracking 
*2
Formaat AF-kader (p. 84)
*3
Normaal ——
Klein ——
Digitale Zoom (p. 52)
Standaard 
Uit 
Digitale Tele-converter (1.7x/2.1x) ——
AF-Punt Zoom (p. 87)
Aan 
Uit 
Servo AF (p. 89)
Aan ——
Uit
*4

Continu AF (p. 158)
Aan 
Uit ——
AF-hulplicht (p. 159)
Aan 
*5
Uit 
MF-Punt Zoom (p. 88)
Aan ——
Uit 
Veiligheids MF (p. 88)
Aan ——
Uit 
Flits Instellingen (pp. 92, 94, 101,
159)
Flits mode
Automatisch 
Handmatig ———
Flitsbel. comp. ——
Flits output ———
Rode-Ogen
Aan 
Uit 
Lamp Aan
Aan 
Uit 
Veiligheids FE
Aan 
Uit ——
i-Contrast (p. 81)
Automatisch 
Uit ——
Safety Shift (p. 99)
Aan ———
Uit 
Wind Filter (p. 109) Aan/Uit 
*1 [Centrum] indien geen gezichten worden gedetecteerd. *2 Alleen beschikbaar door op de knop
o
te drukken (p. 28).
*3 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op [Centrum]. *4 [Aan] wanneer bewegende mensen worden
gedetecteerd in de modus
A
.
Functies en menulijsten
185
K E
I J V w O P t T Y E
——— 
———
—————————
——— 
——————
 ————————

——————————————————————
 ——————

—————————
 ——
   
—————
  
 
——————————

———— 

 ———
——————————————————————
——————————————————————
——————————————————————
————————————
 ———
 ———
 ———
 ———
——————————————————————
—————— ———————————————
 ——
——————————————————————

 
*5 [Aan] wanneer de flitser is ingesteld op .
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
186
Opnamemodi
D B M G
A
9
Functie
Bekijken (p. 159)
Uit 
2 sec. 
3 – 10 sec./Vastzetten 
Terugkijken (p. 160)
Uit 
Details/Focus check 
Knipperdetectie (p. 95)
Aan 
Uit 
De sjabloon weergeven (p. 160)
Uit 
Raster 
Uitsnede/Beide 
IS-instellingen (p. 161)
IS modus
Uit 
Continu 
Opname ——
Powered IS
Aan 
Uit 
Datum stempel (p. 53)
Uit 
Datum/Datum & Tijd 
Functies en menulijsten
187
K E
I J V w O P t T Y E
——
——
——
——
——
———————



——


——



 ———————— ——
Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.
Functies en menulijsten
188
3 Menu Instellen
Item Beschrijving Zie pagina
mute Aan/Uit* p. 46
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 47
Geluidsopties
De geluiden instellen voor elke
camerabewerking.
p. 152
Hints en tips Aan*/Uit p. 152
LCD Helderheid
De helderheid van het scherm instellen
(5 niveaus).
p. 48
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartbeeld. p. 154
Formateren
Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd.
pp. 23, 153
Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 155
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 156
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 156
Spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min
pp. 50, 156,
157
Tijdzone Thuis*/Wereld p. 157
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen. p. 21
Maateenheid m/cm*/ft/in p. 158
Video Systeem NTSC/PAL p. 164
Eye-Fi instellingen
Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen
als een Eye-Fi-kaart is geplaatst)
p. 167
Taal Weergavetaal selecteren. p. 22
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 49
* Standaardinstelling
Functies en menulijsten
189
1 Menu Afspelen
Item Beschrijving Zie pagina
Smart Shuffle Smart Shuffle starten. p. 119
Diavoorstelling Beelden worden automatisch afgespeeld. p. 117
Wissen
Beelden wissen (Selectie, Select. reeks,
Alle beelden).
p. 125
Beveilig
Beelden beveiligen (Selectie, Select. reeks,
Alle beelden).
p. 121
Roteren Beelden draaien. p. 130
Favorieten
Beelden markeren als favoriet of de markering
opheffen.
p. 127
My Category
Beelden indelen in categorieën (Selectie,
Select. reeks).
p. 128
Fotoboek instellen
Selecteert of schakelt instellingen voor het
fotoboek voor beelden uit.
p. 149
i-Contrast Donkere delen en contrast van foto's corrigeren. p. 134
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 135
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 132
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 131
My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 133
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 114
Autom. draaien Aan*/Uit p. 162
Ga verder Laatst gez*/Laatste f. p. 162
Overgang Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit p. 120
* Standaardinstelling
2 Menu Print
Item Beschrijving Zie pagina
Print
Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten
op een printer).
Sel. beeld & aantal
Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 146
Select. Reeks
Eerste en laatste beeld selecteren van een
reeks die u wilt afdrukken.
p. 147
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 148
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 148
Afdrukinstellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 145
190
Beeldsensor
Effectieve pixels in camera .............Ongeveer 14,1 miljoen pixels
Lens
Brandpuntsafstand .........................5.0 (G) – 60.0 (T) mm
(equivalent aan 35-mm film: 28 (G) – 336 (T) mm)
Zoom...............................................12x
Scherpstelbereik .............................1 cm – oneindig (G), 1 m – oneindig (T)
Macro: 1 – 50 cm (G)
Beeldstabilisatiesysteem (IS)..........Type lensverschuiving
Beeldprocessor ..................................DIGIC 4
LCD-monitor
Type ................................................TFT-kleurenmonitor (breedbeeld)
Grootte ............................................7,5 cm (3,0 inch)
Effectieve pixels ..............................Ongeveer 230.000 pixels
Verhouding......................................4:3
Functies ..........................................Helderheidaanpassing (5 niveaus)
Focus
Controlesysteem .............................Autofocus: Enkel (continu in modus Auto en Easy),
Servo AF/Servo AE
Handmatig scherpstellen
AF Frame ........................................Gezicht detecteren, AF Tracking, Centrum
Meetsysteem.......................................Deelmeting, Centrummeting, Spot
Belichtingscompensatie
(Foto’s) /
Belichting (Films).................................±2 stops met stappen van 1/3
ISO-waarde (standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex)..............Auto, ISO 80/100/200/400/800/1600
Witbalans.............................................Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Custom
Sluitertijden..........................................1 – 1/2500 sec.
15 – 1/2500 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Diafragma
Type ................................................Iris
f/nummer.........................................f/3.4 – f/8.0 (G), f/5.6 – f/8.0 (T)
Flitser
Modi ................................................Auto, Aan, Slow sync, Uit
Bereik..............................................50 cm – 3,0 m (G), 1,0 – 2,0 m (T)
Specificaties
Specificaties
191
Opnamemodi.......................................M, Av, Tv, P, Auto*
1
, Easy, SCN*
2
, Creatieve Filters*
3
,
Discreet, Film*
4
Films opnemen is mogelijk met de filmknop
*1 Smart Auto is ook verkrijgbaar voor films
*2 Portret, Landschap, Kinderen & dieren, Smart
Shutter*
5
, Weinig Licht, Strand, Flora, Sneeuw, Vuurwerk
*3 Fisheye-effect, Miniatuureffect, Speels effect,
Monochroom, Extra levendig, Poster-effect,
Kleur Accent, Kleur Wissel
*4 Standaard, iFrame-film
*5 Glimlach, Knipoogdetectie, Zelfontspanner Gezicht
Digitale Zoom ......................................Foto's/films: Ongeveer 4x (in combinatie met de optische
zoomfunctie maximaal ongeveer 48x)
Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter
Continu-opnamen maken
Modus selecteren............................Continue Opname, Continue Opname AF, Continue
Opname LV
Snelheid ..........................................Ongeveer 0,9 beelden/sec. (in modus P)
Ongeveer 3,2 beelden/sec. (in de modus Weinig licht)
Aantal opnamen
(volgens CIPA-normen).......................Alkaline: ongeveer 110 beelden
NiMH: ongeveer 320 beelden
Opnamemedia.....................................SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC-
geheugenkaart
Bestandstype.......................................Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard,
compatibel met DPOF (versie 1.1)
Gegevenstype
Foto's...............................................Exif 2.3 (JPEG)
Films................................................MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens:
Linear PCM (stereo))
Resolutie
Foto's...............................................Groot: 4320 x 3240, Medium 1: 3072 x 2304, Medium 2:
1600 x 1200, Klein: 640 x 480, Breedbeeld: 3744 x 2104
Films................................................Miniatuureffect: 1280 x 720*
1
/ 640 x 480*
1
iFrame-film: 1280 x 720 (30 fps*
2
)
Anders dan hierboven: 1280 x 720 (30 fps*
2
) / 640 x 480
(30 fps*
2
)
*1 Opnamen maken 6 fps, 3 fps, 1,5 fps Afspelen: 30 fps*
2
*2 Werkelijk aantal beelden is 29,97 fps.
Interface...............................................Hi-speed USB
Analoge audio-uitgang (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Specificaties
192
Standaard voor direct afdrukken ......... PictBridge
Voedingsbron ......................................AA-alkaline batterijen (AA NiMH-batterijen NB-3AH) x 2
Compacte voedingsadapter CA-PS800 (meegeleverd
met voedingsadapterset ACK800)
U hebt de DR-DC10 (deze is afzonderlijk verkrijgbaar)
echter nodig.
Afmetingen (volgens CIPA-normen)....113,3 x 73,2 x 45,8 mm
Gewicht (volgens CIPA-normen).........Ongeveer 306 g (inclusief batterijen en geheugenkaart)
Ongeveer 258 g (alleen camerabehuizing)
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
193
Accessoires
194
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige
accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in
sommige regio's.
Voedingsadapterset ACK800
Met deze set kunt u de camera aansluiten
op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een
computer of printer. U kunt op deze manier
niet de batterijen in de camera opladen.
Gelijkstroomkoppeling DR-DC10 is vereist
om de voedingsadapterset aan te sluiten
op de camera.
Gelijkstroomkoppeling DR-DC10
Voor gebruik met de voedingsadapterset.
Set van batterij en oplader CBK4-300
Deze speciale batterijladerset bevat
batterijlader CB-5AH en vier oplaadbare
NiMH (nikkel-metaalhydride)-batterijen
NB-3AH van AA-formaat. Deze set wordt
aanbevolen wanneer u de camera
gedurende langere tijd wilt gebruiken.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
Voedingen
U kunt ook NiMH-batterij NB4-300 apart aanschaffen: dit is een set
van vier oplaadbare NiMH-batterijen van AA-formaat.
De set van batterij en oplader CBK4-200 kan ook worden gebruikt.
Accessoires gebruiken in het buitenland
De batterij en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden met
een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).
Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter
gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit
kan leiden tot beschadigingen.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
195
Krachtige flitser HF-DC2
Met deze losse flitser kunt u foto-
onderwerpen vastleggen die te ver weg
zijn om door de ingebouwde flitser te
worden belicht. Krachtige flitser HF-DC1
kan ook worden gebruikt.
Stereo videokabel STV-250N
Gebruik deze kabel om de camera aan te
sluiten op een tv om beelden te maken en
weer te geven.
Canon PictBridge-compatibele printers
Als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer, kunt u uw
beelden afdrukken zonder een computer
te gebruiken.
Ga voor meer informatie naar een winkel
bij u in de buurt waar Canon-producten
worden verkocht.
Flitser
Overige accessoires
Printers
SELPHY-
serie
Inkjet-
printers
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk
voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die
worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk
(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze
garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking
van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel
tegen betaling kunt laten uitvoeren.
196
A
Aangepaste witbalans ............................... 78
Aansluiting......................... 37, 138, 164, 166
Accessoires............................................. 194
AE-vergrendeling............................... 91, 109
Afdrukken ................................................ 138
AF Frames........................................... 26, 84
AF Scherpstellen
AF-Punt Zoom........................................... 87
Afspelen Bekijken
Afspelen met overgangseffecten............. 120
AF Tracking............................................... 86
AF-vergrendeling....................................... 90
AUTO-modus (Opnamemodus) .......... 25, 40
Av (opnamemodus)................................... 99
B
Batterijen ........................................... 16, 194
Oplaadlampje ..................................... 19
Set van batterij en oplader................ 194
Spaarstand ......................... 50, 156, 157
Beelden
Afspelen Bekijken
Beelden wissen .......................... 30, 125
Beveiligen......................................... 121
Bewerken Bewerken
Weergaveduur.................................. 159
Beelden bekijken op een tv ..................... 164
Beelden markeren als favoriet................. 127
Beelden wissen ................................. 30, 125
Beeldkwaliteit Compressieverhouding
Bekijken
Beelden op een tv............................. 164
Beeld scrollen................................... 114
Diavoorstelling.................................. 117
Enkelvoudige weergave ..................... 29
Gefilterd afspelen ............................. 115
Indexweergave ................................. 114
Smart Shuffle.................................... 119
Vergrote weergave ........................... 119
Belichting
AE-vergrendeling........................ 91, 109
Correctie............................................. 77
FE-vergrendeling................................ 91
Verschuiving..................................... 109
Bestandsnummering ............................... 155
Beveilig....................................................121
Bewerken
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken) ................... 131
i-Contrast..........................................134
My Colors ......................................... 133
Rode-ogencorrectie.......................... 135
Trimmen ........................................... 132
Bijgesloten items Accessoires
Breed (Resolutie) ................................ 56, 57
C
Camera
De camera vasthouden ...................... 13
Standaardinstellingen ......................... 49
Camerabeweging .............................. 27, 161
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk .......... 2
Centrum (modus AF Frame) ..................... 84
Compressieverhouding (Beeldkwaliteit) .... 56
Continu-opnamen maken .......................... 79
Creatieve filters (opnamemodus) .............. 63
D
Datum/Tijd
Instelling ............................................. 20
Toevoegen aan beeld......................... 53
Wereldklok........................................ 157
Wijzigen ..............................................21
Datum en tijd Datum/Tijd
Diavoorstelling......................................... 117
Digitale Tele-converter .............................. 83
Digitale Zoom ............................................ 52
Discreet (opnamemodus) .......................... 60
Donkere omgeving (opnamemodus) ......... 61
DPOF ...................................................... 145
E
Easy (Opname-/afspeelmodus)................. 31
Extra levendig (opnamemodus) ................ 63
Eye-Fi-kaart....................................... 16, 167
Index
Index
197
F
Fabrieksinstellingen Standaardinstellingen
FE-vergrendeling.......................................91
Films
Beeldkwaliteit (resolutie/
aantal beelden).................................108
Bekijken (Afspelen)............................. 34
Bewerken..........................................111
Modi..................................................104
Opnametijd .................................33, 108
Fisheye-effect (opnamemodus).................64
Flitser
Aan ..................................................... 76
Flitsbelichtingscompensatie................92
Slow sync............................................93
Flora (opnamemodus) ...............................62
Focus
AF Frames....................................26, 84
AF-Punt Zoom ....................................87
AF-vergrendeling ................................90
Servo AF.............................................89
Focus check ............................................118
Focusvergrendeling...................................84
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)..........................131
Formatteren (geheugenkaart)............23, 153
Formatteren Geheugenkaarten
formatteren
Fotoboeken..............................................149
Foutmeldingen.........................................172
G
Geheugenkaarten......................................16
Beschikbare opnamen..................19, 57
Formatteren ................................23, 153
Opnametijd .................................33, 108
Gelijkstroomkoppeling .....................165, 194
Geluidsinstellingen ....................................46
Gezichtsdetectie (modus AF Frame)......... 85
Gezicht-zelfontspanner (opnamemodus) ..73
Glimlach (opnamemodus) .........................71
H
Handmatig scherpstellen (AF-instelling).... 88
I
i-Contrast...........................................81, 134
iFrame-film (filmmodus)...........................104
Interfacekabel ................................2, 37, 138
ISO-waarde ...............................................77
K
Kinderen & dieren (opnamemodus)...........61
Kleur Accent (opnamemodus)...................68
Kleur Wissel (opnamemodus) ...................69
Klokfunctie.................................................50
Knipoogdetectie (opnamemodus)..............72
Knipperdetectie..........................................95
L
Lampje...................................40, 41, 43, 159
Landschap (opnamemodus)......................61
LCD-monitor Scherm
Lichtnet ....................................................165
M
M (opnamemodus) ..................................100
Macro (AF-instelling) .................................82
Meetmethode.............................................90
Menu
Basishandelingen ...............................45
Lijst ...................................................180
Menu FUNC.
Basishandelingen ...............................44
Lijst ...................................................182
Miniatuureffect (opnamemodus)........65, 106
Monochroom (opnamemodus) ..................67
My Category ............................................128
My Colors (Afspelen) ...............................133
My Colors (opname) ..................................80
O
Opnamen maken
Aantal opnamen............................19, 57
Opnamedatum en -tijd Datum/Tijd
Opname Info.....................................175
Opnametijd .........................................33
Sjabloon weergeven .........................160
Opnamen maken via een tv.....................164
Overzicht van de onderdelen.....................40
Index
198
P
P (opnamemodus)..................................... 76
PictBridge........................................ 138, 195
Polsriem Riem
Portret (opnamemodus) ............................ 61
Poster-effect (opnamemodus)................... 63
Powered IS.............................................. 161
Problemen oplossen................................ 169
Programma automatische belichting......... 76
R
Raster...................................................... 160
Reizen naar het buitenland ............. 157, 194
Resolutie (beeldgrootte)............................ 56
Riem...................................................... 2, 13
Rode-Ogen Correctie ................................ 94
Rode-ogencorrectie................................. 135
Roteren.................................................... 130
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven.......................................... 42
Informatieweergave.................. 175, 178
Menu FUNC. Menu, Menu
Taal van LCD-scherm......................... 22
Scherpstelbereik
Handmatig scherpstellen.................... 88
macro.................................................. 82
SCN (opnamemodus)................................ 60
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart
Geheugenkaarten
Sepiakleurig............................................... 80
Servo AF ................................................... 89
Set van batterij en oplader ...................... 194
Smart Shuffle (opnamemodus) ............... 119
Smart Shutter (opnamemodus)................. 71
Sneeuw (opnamemodus) .......................... 62
Software
Beelden downloaden naar
een computer om te bekijken ............. 35
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk.... 2
Installatie ............................................ 36
Softwarehandleiding............................. 2
Spaarstand................................ 50, 156, 157
Speels effect (opnamemodus) .................. 66
Standaardinstellingen................................49
Stereo videokabel.................................... 164
Strand (opnamemodus)............................. 61
T
Taal van LCD-scherm ............................... 22
Transportmodus ........................................ 79
Trimmen .................................................. 132
Tv (opnamemodus) ................................... 98
U
Uitsnede .................................................. 160
V
Vergrote weergave..................................119
Video Films
Voeding Batterijen, set van batterij
en oplader, voedingsadapterset
Voedingsadapterset ........................ 165, 194
Vuurwerk (opnamemodus) ........................62
W
Wereldklok............................................... 157
Witbalans................................................... 78
Z
Zelfontspanner ..........................................54
2 seconden-zelfontspanner ................ 55
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) .................................73
Knipoogdetectie (opnamemodus)....... 72
Vertraging en aantal opnamen
wijzigen............................................... 55
Zoomen ............................................... 25, 52
Zwart-witfoto's ........................................... 80
199
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica.
Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling
aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm,
wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven
of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
Gebruik een in de handel verkrijgbare lensblazer om stof en vuil te
verwijderen van de lens. Voor vuil dat moeilijk is te verwijderen, kunt u
contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme
omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van
de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een
luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de
temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit
de tas haalt.
Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen
met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder
de batterijen en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is
verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Voorzorgsmaatregelen
200
Informatie over handelsmerken
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven
door Microsoft.
Het iFrame-logo en het iFrame-symbool zijn handelsmerken van Apple Inc.
Over MPEG-4-licenties
This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and
may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding
MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and
non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T
patents to provide MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
CEL-SR8HA280 © CANON INC. 2011
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201

Canon Powershot SX150 IS Handleiding

Type
Handleiding