63
-knipperend H2O: onvoldoende koelvloeistof.
(Vloeistof toevoegen).
-knipperend OFF: Het apparaat is te snel uitgeschakeld en
weer ingeschakeld.
(Schakel het apparaat uit en wacht min
stens 5 seconden alvorens het opnieuw
in te schakelen).
-0-50 (Neem contact op met de technische
dienst).
-52 Schakelaar ingedrukt wanneer het appa
raat wordt ingeschakeld.
(Loslaten).
-53 Schakelaar ingedrukt wanneer de ther-
mostaat wordt teruggesteld.
(Loslaten).
-61-66 Probleem met de stroomvoorziening
(controleren)
3.6 ALGEMENE OPMERKINGEN
Lees voordat u dit lasapparaat gebruikt aandachtig de nor-
men CEI 26/9 - CENELEC HD 407 en CEI 26.11 - CENE-
LEC HD 433. Zorg er ook voor dat de isolatie van de kabels,
de elektrodehouders, aansluitingen en stekkers intact zijn en
dat de dikte en de lengte van de laskabels geschikt zijn voor
de gebruikte stroom.
3.7 LASSEN
• Het lascircuit mag nooit met opzet rechtstreeks of indirect in
contact worden gebracht met de aardingsdraad, behalve op
het werkstuk.
• Als het werkstuk met opzet wordt geaard door middel van
de aardingsdraad, moet de aansluiting zo rechtstreeks
mogelijk zijn en moet de diameter van de draad minimaal
gelijk zijn aan die van de massakabel. Hij moet tevens wor-
den aangesloten op het werkstuk, op hetzelfde punt als de
massakabel, met behulp van de massaklem of een tweede
massaklem juist ernaast.
• Neem alle nodige voorzorgsmaatregelen om de lekkage
van lasstroom te voorkomen.
3.7.1 MMA-LASSEN
• Gebruik elektrodehouders die overeenstemmen met de gel-
dende veiligheidsvoorschriften, zonder uitstekende schroeven.
• Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar op 0 staat en dat de
stekker van de voedingskabel niet in het stopcontact zit. Sluit
daarna de laskabels aan en neem de polariteit die door de
fabrikant van de gebruikte elektroden wordt voorgeschreven in
acht.
• Controleer of de voedingsspanning overeenstemt met de
voedingsspanning die is aangegeven op het typeplaatje van
het lasapparaat.
• Sluit de voedingskabel aan, ervoor zorgend dat de bruine,
de zwarte en de blauwe draad overeenkomen met de drie
fasen en dat de geel-groene draad overeenkomt met de aar-
dings-aansluiting van het systeem
• Het vermogen van de overbelastingsschakelaar of de zeke-
ringen die in serie met de voeding is (zijn) geïnstalleerd, moet
gelijk zijn aan de opgenomen stroomI1 van het apparaat.
• De opgenomen stroom I1 kan worden bepaald aan de hand
van de op het apparaat aangegeven technische specificaties,
op basis van de beschikbare voedingsspanning U1.
• Verlengkabels moeten bemeten zijn op de opgenomen
stroom I1 .
• Schakel het apparaat in met de hoofdschakelaar E.
• Raak de toorts of de elektrodehouder NIET gelijktijdig met
de massaklem aan.
Kies MMA op het bedieningspaneel met de drukknop A en
stel de stroom in met de knop AC.
Vergeet niet na het lassen het apparaat uit te schakelen
en de elektrode van de klem te verwijderen.
3.7.2 TIG-LASSEN
n de lasmodus TIG AC kunt u aluminium, aluminiumle-
geringen, messing en magnesium lassen, terwijl TIG DC
geschikt is voor het lassen van roestvrij staal, ijzer en
koper.
• Sluit de stekker van de massakabel aan op de positieve
pool (+) van het lasapparaat en verbind de klem met het
werkstuk, zo dicht mogelijk bij het laspunt, zodat er een goed
elektrisch contact is.
• Gebruik een TIG-toorts die geschikt is voor de lasstroom en
sluit de voedingsstekker aan op de negatieve pool (-) van het
lasapparaat.
• Sluit de toortsconnector aan op connector C van het lasap-
paraat.
• Sluit de gasslangaansluiting van de toorts aan op aanslui-
ting D op het apparaat en sluit de gasslang van de reduceer-
ventiel aan op de gasaansluiting op het achterpaneel.
• Controleer of de voedingsspanning overeenstemt met de
voedingsspanning die is aangegeven op het typeplaatje van
het lasapparaat.
• Sluit de voedingskabel aan, ervoor zorgend dat de bruine,
de zwarte en de blauwe draad overeenkomen met de drie
fasen en dat de geel-groene draad overeenkomt met de aar-
dings-aansluiting van het systeem
• Het vermogen van de overbelastingsschakelaar of de zeke-
ringen die in serie met de voeding is (zijn) geïnstalleerd, moet
gelijk zijn aan de opgenomen stroomI1 van het apparaat.
• De opgenomen stroom I1 kan worden bepaald aan de hand
van de op het apparaat aangegeven technische specificaties,
op basis van de beschikbare voedingsspanning U1.
• Verlengkabels moeten bemeten zijn op de opgenomen
stroom I1 .
• Schakel het apparaat in met de hoofdschakelaar E.
• Raak de toorts of de elektrodehouder NIET gelijktijdig met
de massaklem aan.
Bepaal het type en de diameter van de te gebruiken elektro-
de aan de hand van tabel A.
• Vergeet niet na het lassen het apparaat uit te schakelen
en het ventiel van de gascilinder te sluiten.
3.7.1 Klaarmaken van de elektrode
Wees vooral voorzichtig bij het klaarmaken van de elektrode-
tip. Slijp er verticale groeven in zoals getoond in fig.3.
WAARSCHUWING: LOSSE HETE METALEN DEELTJES
kunnen iemand verwonden, brand veroorzaken en het appa-
raat beschadigen; WOLFRAAMVERVUILING kan de kwali-
teit van de las verslechteren.
• Gebruik voor het aanbrengen van het profiel in de wolfraa-
melektrode een slijpmachine met geschikte veiligheidskap-
pen en bescherm uw gezicht, handen en lichaam met aan-
gepaste beschermingsuitrusting.
• Breng het profiel in het wolfraam aan met een harde slij-
pschijf met fijne korrel, die alleen voor dit doeleinde wordt
gebruikt.