2
SEMPELL VEERBEDIENDE VEILIGHEIDSTOESTELLEN
Veiligheid tijdens installatie en gebruik
CONTROLE VAN DE INSTELDRUK
Testen moeten worden uitgevoerd in
overeenstemming met de gedetailleerde
richtlijnen beschreven in de desbetreffende
handleiding voor bediening en onderhoud.
Model
Werkings- en
onderhoudsmanual
VSE 0 MA.270.01.xxxx
VSE 1, VSE 2, VSR 1, VSR 2 MA.271.01.xxxx
VSE 5, VSR 5 MA.273.01.xxxx
Series S MA.280.01.xxxx
Mini S MA.285.01.xxxx
Series SN SEMSB-0015
Series A SEMDR-0065
Onderhoudstechnici van Emerson zijn
beschikbaar voor het assisteren bij installatie
of het oplossen van problemen. Neem hiervoor
contact op met de dichtstbijzijnde Emerson
vestiging.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
• Houd altijd voldoende afstand van de uitlaat
van het veiligheidstoestel wanneer dit onder
druk staat.
• Zowel de uitlaat van de afsluiter als een
eventuele afzonderlijke drainage moeten
worden aangesloten op een veilige
afvoerleiding.
• Draag steeds aangepast veiligheidsmateriaal
om hoofd, ogen, oren, handen enz. te
beschermen wanneer men zich in de directe
omgeving begeeft van een onder druk staand
veiligheidstoestel.
• Verwijder nooit een veiligheidstoestel van een
systeem onder druk.
• Maak nooit aanpassingen aan, of voer geen
onderhoud uit op een veiligheidstoestel in
werking. Dit kan ernstige ongevallen tot
gevolg hebben. De afsluiter dient eerst te
worden geïsoleerd van de onder druk staande
leiding.
• Indien u de druk van het systeem wil testen,
dient u eerst het veiligheidstoestel te
verwijderen of te isoleren. Het is aanbevolen
dat veiligheidstoestellen met laseinden
hydrostatisch worden getest, gebruik
makend van de bijgeleverde hydrostatische
testpluggen.
• De veiligheid van mensen en bezittingen kan
afhangen van een goede werking van een
veiligheidstoestel. De afsluiter dient steeds
volgens de juiste en meest recente versie
van de bedienings- en onderhoudsinstructies
worden onderhouden. De afsluiter moet
regelmatig worden getest en in correcte
staat teruggebracht om een juiste werking te
garanderen. Er mogen uitsluitend originele
onderdelen worden gebruikt die direct
afkomstig zijn van de leverancier van het
veiligheidstoestel.
• Voor meer informatie over aanpassingen,
onderhoud, reinigen van de gepolijste
delen en gedetailleerde illustraties, kan de
overeenkomende handleiding bediening
en onderhoud worden aangevraagd bij
de fabriek of gedownload van de website
(Emerson.com/FinalControl). Gebruik hierbij
onderstaande tabel.
TOEVOERLEIDINGEN
Sluit het veiligheidstoestel zo dicht mogelijk
aan op het te beschermen drukvat of leiding.
De afsluiter moet altijd verticaal worden
gemonteerd op een nozzel of flensverbinding
die zich bevindt op het drukvat of de leiding.
Men dient er op te letten dat voortdurend een
ongehinderde stroming tussen drukvat en
afsluiter mogelijk is. Het op een andere dan
aanbevolen plaats installeren van de afsluiter
heeft nadelige gevolgen voor de werking ervan.
De afsluiter mag nooit worden geïnstalleerd
op een verbinding met een kleinere
binnendiameter dan de inlaat van de afsluiter.
AFVOERLEIDINGEN
Afvoerleidingen moeten eenvoudig en
direct zijn. Waar mogelijk heeft een
verbreekbare verbinding bij de uitlaat van
het veiligheidstoestel de voorkeur. Alle
afvoerleidingen moeten zo direct en recht
mogelijk naar het eindpunt voor opvang
lopen. De afsluiter moet altijd naar een veilige
opvangzone worden afgeleid.
Afvoerleidingen moeten grondig worden
gedraineerd om een opeenhoping van
producten aan de stroomafwaartse kant van de
afsluiter te voorkomen.
Het gewicht van de afvoerleidingen moet
worden opgevangen door afzonderlijke
steunen of ophangingen. De leidingen moeten
voldoende worden gesteund om de aanzienlijke
reactiekracht te weerstaan bij het openen van
de afsluiter. De ondersteuningen moeten ook
thermische schommelingen of trillingen van
het systeem kunnen opvangen.
Als de afsluiter afblaast in een systeem onder
druk, moet de afsluiter een gebalanceerd
type zijn. Tegendruk in de leidingen van een
niet-gebalanceerd type afsluiter zal nadelige
gevolgen hebben op de werking van de afsluiter
en de bescherming van het systeem.
Fittingen of leidingen met een kleinere
binnendiameter dan de uitlaat van de afsluiter
mogen nooit worden gebruikt.
De veerkappen van gebalanceerde
veiligheidstoestellen voorzien van een balg,
moeten zijn uitgerust met een ontluchtingsgat
om een goede werking te garanderen. Het
ontluchtingsgat is tevens een middel om
een falend balgelement te detecteren. Sluit
deze ontluchtingsgaten nooit af. In geval
van toepassing bij toxische of ontvlambare
producten is het ten zeerste aangeraden dit
ontluchtingsgat aan te sluiten op een veilige
afvoer.