Kaysun Casual Handleiding

Type
Handleiding
BELANGRIJK:
Lees deze handleiding zorgvuldig door alvorens uw nieuwe airconditioner te
installeren of gebruiken. Bewaar deze handleiding voor later raadplegen. Controleer
de betreffende toestellen, de technische gegevens, F- GAS (indien van toepassing)
en de informatie van de fabrikant van de “Gebruikershandleiding - Productblad” in de
verpakking van het buitentoestel.
CASUAL Series R-32
GEBRUIKERS- EN
INSTALLATIEHANDLEIDING
KAY-CF 26 DR9
KAY-CF 35 DR9
KAY-CF 52 DR8
KAY-CF 71 DR8
KAY-CD 26 DR9
KAY-CD 35 DR9
KAY-CD 51 DR8
KAY-CD 71 DR8
AKAY-CF 26 DR10
AKAY-CF 35 DR10
AKAY-CF 52 DR10
AKAY-CF 71 DR10
AKAY-CF 26 DR11
AKAY-CF 35 DR11
AKAY-CF 52 DR11
AKAY-CF 71 DR11
AKAY-C 26 DR11
AKAY-C 35 DR11
AKAY-C 52 DR11
AKAY-C 71 DR11
Inhoudsopgave
Pag.
Veiligheidsvoorschriften .................................................................................... 4
Gebruikershandleiding
1. Toestel Specificaties en Functies ............................................................... 7
1. Display binnentoestel ................................................................................. 7
2. Bedrijfstemperatuur .................................................................................... 8
3. Overige functies ......................................................................................... 8
4. De hoek van de luchtstroom instellen ........................................................ 9
5. Handmatige bediening (zonder afstandsbediening) ................................... 10
2. Gebruik en onderhoud ................................................................................. 11
3. Problemen oplossen .................................................................................... 13
Pag.
Installatiehandleiding
4. Hulpstukken .................................................................................................. 16
5. Installatie-overzicht - Binnentoestel ........................................................... 17
6. Onderdelen van het toestel ......................................................................... 18
7. Installatie binnentoestel .............................................................................. 19
1. Kies de plek van installatie ......................................................................... 19
2. Bevestig montageplaat aan de muur .......................................................... 19
3. Boor een gat in de muur voor de verbindingsleidingen .............................. 19
4. Prepareer koelleiding ................................................................................. 20
5. Verbind afvoerslang .................................................................................... 21
6. Verbind de signaalkabel ............................................................................. 21
7. Omwikkel leidingen en kabels .................................................................... 22
8. Monteer binnentoestel ................................................................................ 23
8. Installatie buitentoestel ............................................................................... 24
1. Kies de plek van installatie ......................................................................... 24
2. Installeer aftapkoppeling ............................................................................ 24
3. Veranker het buitentoestel .......................................................................... 25
4. Verbind signaal- en stroomkabels .............................................................. 26
9. Aansluiten koelleidingen ............................................................................. 27
A. Opmerking over pijplengte ......................................................................... 27
B. Instructies voor het verbinden van de koelleiding ...................................... 27
1. Leidingen afsnijden ............................................................................... 27
2. Verwijder bramen .................................................................................. 27
3. Pijpeinde optrompen ............................................................................. 27
4. Verbind de leidingen .............................................................................. 28
10. Ontluchten ................................................................................................... 30
1. Ontluchtingsinstructies ............................................................................... 30
2. Opmerking over het bijvullen van koelmiddel ............................................. 31
11. Controle op elektriciteits- en gaslekken .................................................... 32
12. Proefdraaien ................................................................................................. 33
Pag. 4
Lees de veiligheidsvoorschriften voorafgaand aan de installatie en werking
Onjuiste installatie als gevolg van het niet navolgen van de instructies kan ernstige schade of
letsel veroorzaken. Afhankelijk van de ernst van mogelijke schade of verwondingen maakt deze
handleiding onderscheid tussen WAARSCHUWING en LET OP.
WAARSCHUWING
Dit toestel mag niet worden bediend door kinderen vanaf 8 jaar oud en door mensen met beperkte fysieke, sensorische
en mentale vermogens, tenzij zij onder toezicht staan en geïnstrueerd zijn hoe het systeem correct en veilig te
gebruiken en de gevaren ervan begrijpen. Kinderen mogen niet spelen met dit apparaat. Kinderen mogen het apparaat
niet zonder toezicht reinigen en onderhouden (EN standaard norm).
Het toestel kan worden bediend door kinderen vanaf 8 jaar oud en door mensen met beperkte fysieke, sensorische en
mentale vermogens, mits zij zijn geïnstrueerd hoe het systeem correct en veilig te gebruiken. Kinderen moeten onder
toezicht staan en mogen niet met het toestel spelen (IEC standaard norm).
WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN DIT TOESTEL
Als zich een abnormale situatie voordoet (zoals een brandende geur), schakel het toestel dan onmiddellijk uit
en trek de stekker uit het stopcontact. Bel uw leverancier voor instructies hoe u elektrische ontlading, brand of
verwondingen kunt vermijden.
Steek geen vingers, staven of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Dit kan verwondingen opleveren,
aangezien de ventilator mogelijk op hoge snelheid draait.
Gebruik geen ontvlambare spray zoals haarlak, vernis of verf nabij het toestel. Dit kan tot brand of ontbranding
leiden.
Gebruik de airconditioner niet in de buurt van ontbrandbare gassen. Vrijkomend gas kan zich rond het toestel
verzamelen en een explosie veroorzaken.
Gebruik de airconditioner niet in een natte ruimte (zoals badkamer en washok). Overmatige blootstelling aan water
kan leiden tot kortsluiting in de elektrische onderdelen.
Stel uw lichaam niet gedurende langere tijd direct aan de koele lucht bloot.
Laat kinderen niet spelen met de airconditioner. Kinderen dienen altijd onder begeleiding te zijn als ze in de buurt
van het toestel komen.
Indien de airconditioner tegelijk met een brandhaard of andere verwarmingstoestellen wordt gebruikt, ventileer de
ruimte dan grondig om zuurstofgebrek te vermijden.
In sommige functionele omgevingen, zoals keukens, server-ruimtes, etc., wordt het gebruik van speciaal ontworpen
airconditioners ten zeerste aanbevolen.
WAARSCHUWINGEN BETREFFENDE REINIGEN EN ONDERHOUD
Zet het toestel uit en trek de stekker uit het stopcontact alvorens te reinigen. Dit nalaten kan leiden tot elektrische
ontlading.
Reinig de airconditioner niet met overvloedig water.
Reinig de airconditioner niet met brandbare schoonmaakmiddelen. Brandbare schoonmaakmiddelen kunnen
brand en vervorming van het toestel veroorzaken.
LET OP
Zet de airconditioner uit en trek de stekker uit het stopcontact indien u het STROOM voor langere tijd niet gaat
gebruiken.
Zet bij storm de airconditioner uit en trek de stekker uit het stopcontact.
Zorg ervoor dat het condenswater ongestoord uit het toestel kan lopen.
Bedien de airconditioner niet met natte handen. Dit kan tot elektrische ontlading leiden.
Gebruik het toestel niet voor enig ander doel dan waarvoor het is ontworpen.
Klim niet op het buitentoestel en plaats er ook geen voorwerpen op.
Gebruik de airconditioner niet gedurende langere tijd met ramen of deuren open en ook niet wanneer de
luchtvochtigheidsgraad bijzonder hoog is.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Dit symbool geeft de mogelijkheid van persoonlijk letsel
aan
LET OP
Dit symbool geeft de mogelijkheid van schade aan
eigendommen of ernstige gevolgen aan.
Pag. 5
WAARSCHUWINGEN BETREFFENDE ELEKTRICITEIT
Gebruik alleen de aangegeven stroomkabel. Indien de stroomkabel is beschadigd, dient deze te worden
vervangen door de fabrikant, een servicemonteur of vergelijkbaar gekwaliceerd technicus.
Houd de stekker schoon. Verwijder stof of vettigheid die zich rond de stekker ophoopt. Vuile stekkers kunnen
tot brand of elektrische ontlading leiden.
Trek niet aan de stroomkabel wanneer u de stekker uit het stopcontact wilt halen. Houd de stekker stevig
beet wanneer u die uit het stopcontact trekt. Aan de stroomkabel trekken kan deze beschadigen, mogelijk
leidend tot elektrische ontlading of brand.
Verander niet de lengte van de stroomkabel. Gebruik ook geen verlengsnoer.
Sluit geen andere apparaten op dezelfde stroomgroep aan. Onjuiste of onvoldoende stroomtoevoer kan
leiden tot brand of elektrische ontlading..
Dit toestel dient goed geaard te zijn om elektrische ontlading te voorkomen.
Volg voor de elektrische installatie de lokale en nationale bedradingsstandaarden, voorschriften en deze
installatiehandleiding. Verbind elektriciteitsdraden goed en verzeker ze met een klem om te voorkomen dat
krachten van buiten de terminal kunnen beschadigen. Onjuiste elektrische verbindingen kunnen leiden tot
oververhitting en brand, alsmede tot elektrische ontlading. Alle elektrische verbindingen dienen te worden
aangelegd volgens de Elektrische aansluitingen die op de panelen van binnen- en buitentoestel staan
aangegeven.
De bedrading moet zodanig zijn aangelegd, dat de deksel van het schakelkastje goed dicht kan. Is de deksel
van het schakelkastje niet goed gesloten, dan kan dit leiden tot corrosie en oververhitting van de contactpunten
in de terminal, met brand en elektrische ontlading tot gevolg.
Bij het verbinden van stroom op een vaste bedrading, in overeenstemming met de bedradingsvoorschriften,
dient een schakelaar te worden gebruikt die alle polen ontkoppelt, met een contactgat van ten minste 3mm.
De lekstroom mag meer dan 10 mA bedragen, zolang de aardlekschakelaar een bovengrens van maximaal
30 mA heeft.
NOTEER DE SPECIFICATIES VAN DE ZEKERINGEN
De printplaat (PCB) van deze airconditioner is voorzien van een zekering tegen overbelasting. De specicaties
van de zekering zijn te vinden op de printplaat, bijvoorbeeld:
Binnentoestel: T3.15AL/250VAC, T5AL/250VAC, T3.15A/250VAC, T5A/250VAC, etc.
Buitentoestel: T20A/250VAX (<= 18000Btu/h toestellen), T30A/250VAC (> 18000 Btu/h toestellen)
OPMERKING: Voor toestellen met R32-koelmiddel kan alleen de explosiebestendige keramische zekering
worden gebruikt.
WAARSCHUWINGEN BIJ DE INSTALLATIE VAN DIT TOESTEL
1. De installatie dient verricht te worden door een bevoegde leverancier of technicus. Onjuiste installatie kan
leiden tot waterlekkage, elektrische ontlading of brand.
2. De installatie dient overeenkomstig de Installatie instructies te worden uitgevoerd. Onjuiste installatie kan
leiden tot waterlekkage, elektrische ontlading of brand.
3. Zoek een bevoegd onderhoudstechnicus voor herstel en onderhoud aan uw toestel. Het toestel dient te
worden geïnstalleerd volgens nationale regelgeving.
4. Gebruik alleen de bijgeleverde hulpstukken en onderdelen voor de installatie. Het gebruik van andere
onderdelen kan leiden tot waterlekkage, elektrische ontlading en brand en kan ertoe leiden dat het toestel
kapot gaat.
5. Installeer het toestel op een stevige ondergrond die het gewicht van het toestel kan dragen. Indien de gekozen
plek het gewicht van het toestel niet kan dragen of indien de installatie onjuist is uitgevoerd, kan het toestel
naar beneden vallen en ernstige verwondingen en schade veroorzaken.
6. Installer de afvoerleiding volgens de instructies in deze handleiding. Een onjuiste afvoer kan leiden tot
waterschade aan uw woning en eigendommen.
7. Installeer toestellen die zijn voorzien van een extra elektrische verwarming niet binnen 1 meter (3 voet) van
brandbare materialen.
8. Niet het toestel installeren in een omgeving waar het aan lekkage van brandbare gassen kan blootstaan.
Hoopt brandbaar gas zich op rond het toestel, dan kan dit tot ontbranding leiden.
9. Schakel de stroom niet aan totdat alle werk voltooid is.
10. Wanneer de airconditioner moet worden verplaatst, neem contact op met en ervaren onderhoudstechnicus
voor de ontkoppeling en herinstallatie van het toestel.
11. Lees voor het installeren van het de toestellen op de ondersteuning de informatie in “Installatie van het
binnentoestel” en “Installatie van het buitentoestel”.
Europese afvalrichtlijnen
Pag. 6
Deze aanduiding op het product of de documentatie geeft aan dat elektrisch afval en elektrische apparaten niet
bij het huishoudelijk of ongesorteerd gemeentelijk afval mogen worden weggegooid.
Juiste verwerking van dit product
(Elektrisch afval en elektrische apparaten)
Dit toestel bevat koelmiddel en andere mogelijk schadelijke materialen. Wanneer u zich van dit apparaat wilt
ontdoen, vereist de wet een voorgeschreven wijze van inzameling en behandeling. Gooi dit toestel niet weg bij
het huishoudelijk of ongesorteerd gemeentelijk afval.
Wanneer u zich van dit toestel wenst te ontdoen, zijn er de volgende mogelijkheden:
Lever het toestel in bij een gemeentelijk inzamelingspunt voor elektronisch afval.
Wanneer u een nieuw toestel aanschaft, zal de verkoper het oude toestel zonder bijkomende kosten
terugnemen.
De fabrikant neemt het oude toestel zonder bijkomende kosten terug.
Verkoop het toestel aan een gecerticeerde handelaar in oud metaal.
Speciale opmerking
Dit toestel achterlaten in het bos of een andere natuurlijke omgeving is slecht voor het milieu en gevaarlijk voor
uw gezondheid. Schadelijke stoffen kunnen in het grondwater lekken en in de voedselketen belanden.
Opmerking over uorhoudende gassen
1. Deze airconditioner bevat uorhoudende broeikasgassen. Raadpleeg voor specieke informatie over het soortgas
en de hoeveelheid het label op het toestel of de “Gebruikershandleiding - productche” in de verpakking van het
buitentoestel.
2. Installatie, service, onderhoud en herstel van dit toestel dienen te worden uitgevoerd door een gecerticeerd
technicus.
3. De installatie en verwijdering dienen te geschieden door een gecerticeerde technicus.
4. Apparatuur dat geuoreerde broeikasgassen in hoeveelheden van 5 ton CO2-equivalent of meer bevat, maar minder
dan 50 ton CO2-equivalent, of wanneer er een lekkagedetectiesysteem geïnstalleerd, dient ten minste iedere 24
maanden te worden gecontroleerd op lekken. Indien het systeem is voorzien van een lekkage detectiesysteem,
dient het minimaal iedere 24 maanden op lekkage te worden gecontroleerd.
5. Wij raden ten zeerste aan om van alle uitgevoerde controles een logboek bij te houden.
WAARSCHUWINGEN bij het gebruik van R-32 koelmiddel
• Wanneer er ontvlambaar koelmiddel wordt gebruikt, moet de toepassing moet worden bewaard in een goed
geventileerde ruimte waarbij de grootte van de ruimte overeenkomt met de specicaties voor de bediening.
Het toestel dient te worden geïnstalleerd, te functioneren en te worden opgeslagen in een ruimte met een vloeroppervlak
van ten minste 4 m2.
Als het vloeroppervlak minder is dan 4 m2 mag het toestel niet worden geïnstalleerd in een ruimte zonder ventilatie
• Het gebruik van herbruikbare connectors en opgetrompte verbindingen is binnen niet toegestaan.
(EN standaard norm).
• Mechanische connectors dien binnen worden gebruiken mogen geen niveau hebben die hoger is dan 3g/jaar bij
25% van de maximaal toegestane druk Wanneer mechanische connectors binnen worden gebruikt, moeten de
afdichtingsonderdelen worden vervangen. Wanneer opgetrompte verbindingen binnen worden gebruikt, moeten het
opgetrompte onderdeel opnieuw worden gemaakt.
(UL standaard norm).
• Wanneer mechanische connectors binnen worden gebruikt, moeten de afdichtingsonderdelen worden vervangen.
Wanneer opgetrompte verbindingen binnen worden gebruikt, moeten het opgetrompte onderdeel opnieuw worden
(IEC standaard norm).
Frontpaneel Stroomkabel (Sommige Modellen)
Afstandsbediening Afstandsbedieningshouder
(sommige modellen)
Lamellen
Displayscherm (A) Displayscherm (B) Displayscherm (C) Displayscherm (D)
als de FRESH-functie is geactiveerd (sommige modellen)
als de ONTDOOIEN-functie is geactiveerd
als het binnentoestel aangeschakeld is
als de TIJDKLOK ingesteld is
als de draadloze bediening is aangeschakeld (sommige toestellen)
toont temperatuur, bedrijfsfunctie en foutcodes:
Als de ECO-functie is geactiveerd (sommige modellen):
"88" licht om de beurt op als E -- C -- O --
ingestelde temperatuur--E met interval van 1 seconde
"ON" 3 seconden wanneer:
TIMER ON is ingesteld (als het apparaat UIT staat, blijft de "ON aan als de TIJDKLOK AAN ingesteld is).
De FRESH-, ZWAAI-, TURBO- of STILTE-stand is aangeschakeld.
"OFF" 3 seconden wanneer:
TIJDKLOK UIT is ingesteld
De FRESH-, ZWAAI-, TURBO- of STILTE-stand is uitgeschakeld.
"cF wanneer de functie anti-koude lucht is aangeschakeld
"dF""" in antivriesstand (koel- en verwarmingstoestellen)
"SC" in zelfreinigende stand (sommige toestellen)
"FP" als de 8ºC verwarmingsmodus is aangeschakeld (sommige toestellen)
Betekenis
schermcodes
Pag. 7
1. Specificaties en Functies van het Toestel
Display binnentoestel
OPMERKING: De verschillende modellen hebben een ander frontpaneel en displayvenster. Niet alle aanduidingen
hieronder komen voor op de airconditioner die u heeft gekocht. Kijk op de display van het binnentoestel dat u heeft
gekocht.
De illustraties in deze handleiding zijn ter verduidelijking. De airconditioner die u hebt aangeschaft kan er enigszins
anders uit zien. Ga altijd uit van het door u gekochte model.
Pag. 8
KOELINGS-stand VERWARMINGS-
stand
VERWARMINGS-
stand
Kamertemperatuur 17°C - 32°C 0°C - 30°C 10°C - 32°C
Buitentemperatuur
0°C - 50°C
-15°C - 30°C
0°C - 50°C
-15°C - 50°C
(Voor modellen
die ook bij lage
temperatuur koelen)
0°C - 60°C
(Voor speciale
tropenmodellen)
0°C - 60°C
(Voor speciale
tropenmodellen)
Bedrijfstemperatuur
Gebruikt u de airconditioner buiten deze temperatuurgrenzen, dan kunnen veiligheidsfuncties in werking treden die
een optimale werking van het toestel blokkeren.
Variabel splitmodel
VOOR
BUITENTOESTELLEN MET
EEN EXTRA ELEKTRISCHE
VERWARMING
Wanneer de
buitentemperaturen onder
het vriespunt 0ºC dalen, dan
raden wij u ten zeerste aan
om het toestel te allen tijde
aangesloten te laten
voor een probleemloze
werking.
OPMERKING: Het relatieve vochtigheidsgehalte in de kamer dient minder dan 80% te zijn. Als de airconditioner in
werking is bij een hoger vochtigheidsgehalte kan de airconditioner condensatie produceren. Zet de lamellen maximaal
open (verticaal naar de vloer gericht) en kies HOGE ventilatiemodus.
Voor het verder optimaliseren van de werking van uw toestel raden wij het volgende aan:
Houd ramen deuren gesloten.
Beperk de energieconsumptie door de functies TIJDKLOK AAN en TIJDKLOK UIT te gebruiken.
Blokkeer de luchtinlaat en -uitlaat niet.
Controleer en reinig de luchtlters regelmatig.
In dit handleidingenpakket is geen handleiding voor het gebruik van de afstandsbediening aanwezig. Niet alle functies
zijn beschikbaar voor de airconditioner, Kijk op de display van het binnentoestel en de afstandsbediening die u heeft
gekocht.
Slaapfunctie
Koelingsmodus (+1ºC/2ºF) per uur in
de eerste twee uur
Verwarmingsmodus (-1ºC/2ºF) per uur
in de eerste twee uur
Ingestelde
temperatuur Instellen
temperatuur
Energie besparen tijdens het slapen
Bereik
Fig. A
Fig. B
Handschuif
Pag. 9
Overige functies
Auto-herstart (sommige modellen)
Als de stroomtoevoer plotseling uitvalt, dan zal het toestel
automatisch in dezelfde instelling opstarten wanneer de
stroom weer is aangeschakeld.
Antischimmel (sommige modellen)
Wanneer u het toestel uitschakelt in de KOELINGS-, AUTO
(KOELINGS)- OF DROGEN-stand zal de airconditioner op
zeer laag vermogen verder draaien om het condenswater
te drogen en daarmee schimmelvorming te voorkomen.
Afstandsbediening (sommige modellen)
Met draadloze bediening kunt u de airconditioner
bedienen vanaf uw mobiele telefoon met gebruik van een
draadloze verbinding.
Toegang tot, en vervanging en onderhoud van het USB-
apparaat dient te worden uitgevoerd door deskundig
personeel.
Geheugen lamellenhoek (sommige toestellen)
Wanneer u het toestel aanzet, nemen de lamellen
automatisch de laatst gebruikte hoek in.
Detectie koelmiddellekkage (sommige modellen)
Het binnentoestel geeft automatisch de boodschap "EC"
of "EL0C" weer of de LED-verlichting knippert (afhankelijk
van het model) wanneer een koelmiddellekkage is
ontdekt.
Slaapfunctie
De SLAAP-functie wordt gebruikt om energie te besparen
terwijl u slaapt (en niet dezelfde temperatuurinstelling
behoeft om comfortabel te zijn). Deze functie kan alleen
met de afstandsbediening worden ingesteld. De SLAAP
functie is niet beschikbaar in de FAN of DRY stand.
Druk vóórdat u in slaap valt op de SLAAP-knop. In de
KOELINGS-stand zal het toestel de temperatuur na een
uur met 1ºC verhogen en een uur later nogmaals met
1ºC. In de VERWARMINGS-stand zal het toestel de
temperatuur na een uur met 1ºC verlagen en een uur later
nogmaals met 1ºC.
De slaapfunctie stopt na 8 uur en het systeem blijft dan in
de laatste stand staan.
De hoek van de luchtstroom instellen
De verticale hoek van de luchtstroom instellen
Stel met het toestel aan de (verticale) richting van
de luchtstroom in met de ZWAAI/RICHTING-knop.
Raadpleeg de Afstandsbedieningshandleiding voor meer
informatie.
OPMERKING OVER DE LAMELLENHOEK
Houd de lamellen in de KOELINGS- of DROGEN-
stand niet gedurende langere tijd naar beneden
gericht. Hierdoor kan zich condenswater op de
lamellen vormen en op uw meubels druipen.
In de KOELINGS- of VERWARMINGS-stand kan een
te sterk naar beneden gerichte hoek van de lamellen
het rendement van het toestel verminderen doordat
de luchtstroom is beperkt.
(De automatische zwaaifunctie voor verticale lamellen is
een optionele functie)
De horizontale hoek van de luchtstroom instellen
De horizontale hoek van de luchtstroom kan
handmatig ingesteld worden. Pak de handschuif
(zie g. B) beet en richt de luchtstroom in de door u
gewenste richting.
Bij sommige modellen kan de horizontale richting van
de luchtstroom met de afstandsbediening worden
ingesteld. Zie de Afstandsbedieningshandleiding.
OPMERKING: Beweeg de lamellen niet met de hand.
Hierdoor raken de lamellen van de wijs. Is dit toch gebeurd,
schakel dat het toestel uit en trek voor enkele seconden
de stekker uit het stopcontact. Start vervolgens het toestel
opnieuw op. Hiermee worden de lamellen teruggezet.
LET OP
Houd uw vingers niet bij of in de luchtinvoer en -uitvoer
van het toestel. De hogesnelheidsventilator in het toestel
kan u verwonden.
HANDMATIGE
BEDIENING-knop
Pag. 10
Handmatige bediening (zonder
afstandsbediening)
LET OP
De handmatige knop is alleen bedoeld voor
testdoeluiteinden en in noodgevallen. Gebruik deze
functie niet, tenzij u de afstandsbediening kwijt bent
en geen andere keus hebt. Door het toestel met de
afstandsbediening te activeren, keert u terug naar de
normale bediening. Alvorens tot handmatige bediening
over te gaan, dient u het toestel eerst uit te zetten.
Uw toestel handmatig bedienen
1. U vindt de HANDMATIGE BEDIENING-knop aan de
rechterzijde van het toestel.
2. Druk de HANDMATIGE BEDIENING-knop een keer
in om de FORCED AUTO-stand te activeren.
3. Druk de HANDMATIGE BEDIENING-knop nogmaals
in om de GEFORCEERD KOELEN-stand te activeren.
4. Druk de HANDMATIGE BEDIENING-knop een derde
keer in om het toestel uit te zetten.
5. Open het frontpaneel
Filterknop
Verwijder het luchtverversingslter
van achter het grote lter (sommige
toestellen)
Pag. 11
2. Gebruik en onderhoud
Uw binnentoestel reinigen
ALVORENS TE REINIGEN OF
ONDERHOUD TE PLEGEN
SCHAKEL EERST UW AIRCONDITIONER UIT EN
TREKKER DE STEKKER UIT HET STOPCONTAT
ALVORENS TE REINIGEN OF ONDERHOUD TE
PLEGEN.
LET OP
Gebruik alleen een zachte, droge doek voor het
schoonvegen van het toestel. Als het toestel ernstig
vervuild is, dan kunt u een in warm water gedrenkte doek
gebruiken.
Gebruik geen chemicaliën of chemisch geprepareerde
doeken voor het reinigen van het toestel.
Gebruik geen benzine, verfverdunner, polijstpoeder
of andere oplosmiddelen voor het reinigen van het
toestel. Dit kan het kunststof oppervlak doen scheuren
of vervormen.
Gebruik geen water warmer dan 40ºC (104ºF) om het
frontpaneel te reinigen. Dit kan het paneel vervormen
of van kleur doen verschieten.
Het luchtlter reinigen
Een verstopte airconditioner vermindert het rendement
van uw toestel en is ook nog eens slecht voor de
gezondheid. Reinig het lter tweewekelijks.
1. Til het frontpaneel van het binnentoestel.
2. Pak het hendeltje aan het eind van de haak beet, til
het iets op en trek het dan naar u toe.
3. Trek nu het lter uit.
4. Beschikt uw lter over een klein luchtverversingslter,
klik het van het grotere lter los. Reinig dit
luchtverversingslter met een handbediende
stofzuiger.
5. Reinig het grotere luchtlter met warme zeepwater.
Gebruik een mild reinigingsmiddel.
6. Spoel het lter met schoon water en schud overtollig
water uit.
7. Droog het lter op een koele, droge plek waar het niet
aan direct zonlicht blootstaat.
8. Klik na te zijn gedroogd het luchtverversingslter
terug op het grotere lter en schuif dit weer in positie
in het binnentoestel.
9. Sluit het frontpaneel van het binnentoestel.
LET OP
Raak het (Plasma) luchtverversingslter pas na 10
minuten na het uitschakelen van het toestel aan.
Reinig alle luchtlters Zet de VENTILATOR-
functie aan tot het toestel
compleet droog is
Schakel het toestel uit
en trek de stekker uit
het stopcontact
Verwijder de
batterijen uit de
afstandsbediening.
Controleer op beschadigde
kabels
Reinig alle luchtlters
Controleer op lekkage Vervang de batterijen
Verzeker u ervan dat geen van de luchtinvoeren of
-uitvoeren geblokkeerd is.
Pag. 12
LET OP
Schakel het toestel uit en trek de stekker uit het
stopcontact alvorens het lter te vervangen of te
reinigen.
Raak bij het verwijderen van het lter niet de metalen
onderdelen van het toestel aan. U kunt zich aan de
scherpe randen snijden.
Reinig het interieur van het binnentoestel nooit met
water. Dit kan de isolatie beschadigen en elektrische
ontlading veroorzaken.
Leg het lter niet in de zon te drogen. Hierdoor kan
het lter krimpen.
Luchtfilterwaarschuwingen
(optioneel)
Luchtlter reinigingsherinnering
Na 240 uren gebruik knippert op het informatieschermpje
van het binnentoestel de code “CL”. Dit is een herinnering
dat het lter schoongemaakt dient te worden. Na 15
seconden keert het scherm na de voorgaande mededeling
terug.
Druk om de herinnering opnieuw in te stellen de LED-
knop op de afstandsbediening viermaal in of druk
driemaal op de HANDMATIGE BEDIENING-knop. Als u
de herinnering niet opnieuw instelt, dan zal de code “CL”
opnieuw knipperen wanneer u het toestel weer aanzet.
Luchtlter vervangingsherinnering
Na 2880 uren gebruik knippert op het informatieschermpje
van het binnentoestel de code “nF”. Dit is een herinnering
dat het lter vervangen dient te worden. Na 15 seconden
keert het scherm na de voorgaande mededeling terug.
Druk om de herinnering opnieuw in te stellen de LED-
knop op de afstandsbediening viermaal in of druk
driemaal op de HANDMATIGE BEDIENING-knop. Als u
de herinnering niet opnieuw instelt, dan zal de code “nF”
opnieuw knipperen wanneer u het toestel weer aanzet.
LET OP
Laat alleen een ofciële dealer of een gekwaliceerde
onderhoudsmonteur uw buitentoestel onderhouden
of reinigen.
Laat alleen een ofciële dealer of een gekwaliceerde
onderhoudsmonteur reparaties aan uw buitentoestel
verrichten.
Onderhoud - Langdurig buiten
gebruik
Als u de airconditioner gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, doe dan het volgende:
Onderhoud - Voorseizoeninspectie
Doe na perioden van langdurig ongebruik of vóórdat u het
toestel regelmatig gaat gebruiken het volgende:
Pag. 13
3. Problemen oplossen
Situatie Mogelijke oorzaken
Het toestel slaat niet aan na
het indrukken van de AAN/
UIT-knop.
Het toestel beschikt over een beschermingsfunctie van 3 minuten die het toestel
beschermt tegen overbelasting. Het toestel kan binnen een tijdsbestek van 3
minuten niet worden herstart.
Het toestel verandert
van de KOELINGS-/
VERWARMINGS-stand naar
de VENTILATOR-stand
Het toestel verandert de instelling om vorstafzetting op het toestel te voorkomen.
Zodra de temperatuur omhoog is gegaan, zal het toestel opnieuw in werking treden
in de eerder gekozen stand.
De ingestelde temperatuur is bereikt, op welk moment het toestel de compressor
uitschakelt. Het toestel treedt opnieuw in werking zodra de temperatuur is veranderd.
Er komt witte mist uit het
toestel
In vochtige gebieden kan een groot temperatuurverschil tussen de kamer en de
uitgeblazen lucht tot vorming van witte mist leiden.
Zowel het binnen- als het
buitentoestel blaast witte
mist uit
Indien het toestel herstart in de VERWARMINGS-stand, kan witte mist ontstaan als
gevolg van het vocht dat wordt geproduceerd bij het ontdooiingsproces.
Het binnentoestel maakt
geluiden
Wanneer de lamellen zichzelf terugzetten kan een ruisend geluid worden
opgevangen.
Het piepende geluid kan worden veroorzaakt doordat kunststof onderdelen van het
toestel in de VERWARMINGS-stand uitzetten of krimpen.
Zowel het binnen- als
het buitentoestel maakt
geluiden
Tijdens de werking kan een laag sissend geluid gehoord worden:
dit geluid wordt veroorzaakt door de koelvloeistof die door het binnen- en
buitentoestel stroomt.
Een laag sissend geluid kan worden gehoord wanneer het systeem opstart, zojuist
is afgeslagen of ontdooit. Dit is normaal en wordt veroorzaakt door het koelgas dat
stopt of van richting verandert.
Piepend geluid: Een piepend geluid kan worden veroorzaakt wanneer kunststof
onderdelen van het toestel door temperatuurveranderingen tijdens het functioneren
uitzetten of krimpen.
Veiligheidsvoorschriften
Als zich een van de volgende situaties voordoet, schakel uw toestel dan onmiddellijk uit!
De stroomkabel is beschadigd of abnormaal warm
U ruikt een brandende geur
Het toestel produceert harde of ongewone geluiden
Een zekering is doorgebrand of de aardlekschakelaar klapt regelmatig
Er is water of een voorwerp in of uit het toestel gevallen
PROBEER DEZE PROBLEMEN NIET ZELF OP TE LOSSEN! NEEM ONMIDDELLIJK CONTACT OP MET EEN
GEKWALIFICEERD ONDERHOUDSMONTEUR!
Veelvoorkomende situaties
In de volgende situaties is er geen sprake van een storing. Reparatie zal meestal niet nodig zijn.
Pag. 14
Situatie Mogelijke oorzaken
Het buitentoestel maakt
geluiden
Afhankelijk van de stand waarin het systeem staat, maakt het toestel verschillende
geluiden.
Het buitentoestel maakt
geluiden
Als het toestel langdurig buiten gebruik is, kan er stof ophopen, die wordt uitgeblazen
zodra het toestel in werking treedt. Dit kan worden voorkomen door het toestel
tijdens langdurige inactiviteit af te
Het toestel geeft een vieze
geur af
Het toestel kan luchtjes uit de omgeving opnemen (zoals van meubilair, koken,
sigaretten, enz.), die worden uitgestoten wanneer het toestel in werking is.
De lters van het toestel zijn schimmelig geworden en dienen te worden gereinigd.
De ventilator van het
buitentoestel werkt niet De lters van het toestel zijn schimmelig geworden en dienen te worden gereinigd.
Het toestel werkt
onregelmatig,
onvoorspelbaar, of in het
geheel niet
Interferentie van mobiele netwerktorens en signaalversterkers kan de werking van
het toestel negatief beïnvloeden.
Probeer in dit geval het volgende:
Haal de stekker uit het stopcontact en steek hem terug.
Druk op de knop AAN/UIT op de afstandsbediening om het toestel weer op te
starten
OPMERKING: Als het probleem blijft bestaan, neem dat contact op met uw leverancier of een gekwaliceerd
onderhoudsmonteur bij u in de buurt. Geef ze een uitgebreide beschrijving van het probleem en vergeet het
modelnummer niet te vermelden.
Problemen oplossen
Indien een probleem optreedt, loop dan eerst onderstaande punten na alvorens een herstelbedrijf te bellen.
Probleem Mogelijke oorzaken Oplossing
Slechte
koelprestaties
De ingestelde temperatuur is wellicht
hoger dan de kamertemperatuur. Stel de temperatuur lager in.
De warmtewisselaar op het binnen-
of het buitentoestel is vies. Reinig de betreffende warmtewisselaar.
Het luchtlter is vies. Verwijder het lter en reinig het volgens de instructies.
De luchtinvoer of -uitvoer van binnen-
of buitentoestel is geblokkeerd.
Schakel het toestel uit, verwijder de obstructie en zet het
weer aan.
Deuren en ramen staan open. Zorg dat alle ramen en deuren gesloten zijn wanneer het
toestel in werking is.
Het zonlicht zorgt voor bovenmatige
hitte.
Houd ramen en gordijnen gesloten tijdens periodes van
grote hitte of helder zonlicht.
Er zijn teveel warmtebronnen
aanwezig in de ruimte (mensen,
computers, elektronica, enz.)
Verminder het aantal warmtebronnen.
Er is onvoldoende koelmiddel als
gevolg van lekkage of langdurig
gebruik.
Controleer op lekkage, dicht opnieuw indien nodig en vul
koelmiddel bij.
De STILTE-functie is geactiveerd
(optionele functie)
De STILTE-functie leidt tot een verminderde prestatie
doordat het toestel in deze stand minder vaak aanslaat.
Zet de STILTE-functie uit.
Pag. 15
Probleem Mogelijke oorzaken Oplossing
Het toestel werkt
niet
Stroomstoornis. Wacht tot de stroom weer is aangeschakeld.
De stroom staat uit Schakel de stroom in.
De zekering is doorgebrand. Vervang de zekering.
De batterijen van de afstandsbediening
zijn leeg. Vervang de batterijen
De beschermingsfunctie van 3 minuten
van het toestel is geactiveerd.
Wacht drie minuten nadat u het toestel opnieuw
hebt opgestart.
De tijdklok is ingesteld. Zet de tijdklok uit.
Het toestel slaat
voortdurend aan
en af
Er zit teveel of juist te weinig koelmiddel in
het systeem.
Controleer op lekkage en vul het systeem bij
met koelmiddel
Onsamendrukbaar gas of vocht is het
systeem binnengedrongen Ontlucht en vul het systeem bij met koelmiddel.
De compressor is kapot. Vervang de compressor
De stroomspanning is te hoog of te laag. Installeer een manostaat om het voltage te
reguleren.
De verwarming
werkt niet goed
De stroomspanning is te hoog of te laag. Installeer een manostaat om het voltage te
reguleren.
Door ramen en deuren komt koude lucht
naar binnen.
Zorg dat alle ramen en deuren gesloten zijn
wanneer het toestel in werking is.
Door ramen en deuren komt koude lucht
naar binnen.
Controleer op lekkage, dicht opnieuw indien
nodig en vul koelmiddel bij.
De
indicatielampjes
knipperen
onophoudelijk
Het toestel kan ophouden te werken of in een veilige stand verdergaan. Blijven de
indicatielampjes knipperen of verschijnen foutcodes, wacht dan ongeveer 10 minuten. Het
probleem kan zichzelf verhelpen.
Zo niet, trek dan de stekker uit het stopcontact en steek hem weer in. Schakel het toestel
weer aan. Als het probleem blijft bestaan, neem dat contact op met uw leverancier of een
gekwaliceerd onderhoudsmonteur bij u in de buurt.
Foutcode wordt
getoond op het
display van het
binnentoestel en
begint met de
volgende letters:
E(x), P(x), F(x)
EH(xx), EL(xx),
EC(xx)
PH(xx), PL(xx),
PC(xx)
OPMERKING: Als het probleem ook na het langslopen van alle bovenstaande controles en diagnoses blijft bestaan,
schakel uw toestel dan onmiddellijk uit en neem contact op met een gekwaliceerd onderhoudsmonteur.
Pag. 16
4. Hulpstukken
Bij de airconditioner worden de volgende hulpstukken meegeleverd. Gebruik alle installatie-onderdelen en hulpstukken
voor het installeren van de airconditioner. Onjuiste installatie kan leiden tot waterlekkage, elektrische ontlading en
brand, of tot niet-functioneren van het apparaat. De onderdelen die niet bij de airconditioner worden geleverd moeten
apart aangeschaft worden.
Naam van hulpstuk Aant. (pc) Afbeelding Naam van hulpstuk Aant.
(pc) Afbeelding
Handleiding 2~3 Afstandsbediening 1
Aftapkoppeling
(voor modellen die koelen
en verwarmen) 1Batterij 2
Ring
(voor modellen die koelen
en verwarmen) 1Afstandsbedieningshouder
(optioneel) 1
Montageplaat 1
Schroef voor houder van
de afstandsbediening
(optioneel) 2
Verankering
5~8
(afhankelijk
van het
model)
Klein lter
(Moet worden geïnstalleerd
aan de achterkant van
het hoofdluchtlter door
een bevoegde technicus
tijdens de installatie van de
machine)
1~2
(afhankelijk
van het
model)
Schroef voor
montageplaat
5~8
(afhankelijk
van het
model)
Naam Afbeelding Aantal (PC)
Verbinding van de leidingen
Vloeistofzijde
Ø 6,35 (Ø 1/4”)
Onderdelen die u apart moet
aanschaffen. Neem contact op met de
leverancier over de juiste maat van het
toestel dat u heeft aangeschaft.
Ø 9,52 (Ø 3/8”)
Gaszijde
Ø 9,52 (Ø 3/8”)
Ø 12,7 (Ø 1/2”)
Ø 16 (Ø 5/8”)
Ø 19 (Ø 3/4”)
Magnetische ring en band
(raadpleeg, indien deze is
geleverd, het bedradingsschema
om te installeren aan de
verbindingskabel
Haal de band door het
gat van de magnetische
ring om hem te
bevestigen aan de kabel.
Varieert per model
Kies de plek van installatie uit Bepaal waar het gat in de
muur komt
Bevestig de Montageplaat
Boor een gat in de muur
Verbind de Leidingen Verbind de Bedrading
Verbind afvoerslang Omwikkel leidingen en kabels
Monteer het binnentoestel
Pag. 17
5. Installatie-overzicht - Binnentoestel
Pag. 18
6. Onderdelen van het toestel
OPMERKING: De installatie moet worden uitgevoerd volgens de plaatselijke en nationale standaarden. De installatie
kan in verschillende gebieden licht afwijken.
Luchtscheidingsschakelaar
(1) (2)
1. Bevestig de Montageplaat
2. Frontpaneel
3. Stroomkabel (Sommige Modellen)
4. Lamellen
5. Functioneel lter (aan de
achterzijde van het hoofdlter -
sommige modellen)
6. Afvoerslang
7. Signaalkabel
8. Koelmiddel
9. Afstandsbediening
10. Afstandsbedieningshouder
(sommige modellen)
11. Stroomkabel buitentoestel
(sommige modellen
OPMERKING BIJ DE ILLUSTRATIES
De illustraties in deze handleiding zijn ter verduidelijking. De airconditioner die u hebt aangeschaft kan er enigszins
anders uit zien. Ga altijd uit van het door u gekochte model.
15 cm (5,9 inch) of meer
2,3 m (90,55 inch) of meer
12 cm (4,75
inch) of meer
12 cm (4,75
inch) of meer
Binnen
Muur
Buiten
Pag. 19
Luchtscheidingsschakelaar
7. Installatie binnentoestel
Installatie-instructies - Binnentoestel
ALVORENS TE INSTALLEREN
Raadpleeg vóórdat u tot installeren overgaat het label
op de verpakking om zeker te zijn dat het modelnummer
op het binnentoestel overeenkomt met dat van het
buitentoestel.
Stap 1: Kies de plek van installatie uit
Voordat u tot installeren overgaat, dient u een geschikte
plek uit te kiezen. Onderstaande maatstaven helpen u
een geschikte plek voor het toestel kiezen.
Geschikte installatieplekken voldoen aan de volgende
maatstaven:
5Goede luchtcirculatie
5Geschikte waterafvoer
5Het geluid dat het toestel produceert hindert andere
personen niet.
5Een stevige ondergrond die niet meetrilt.
5Sterk genoeg om het gewicht van het toestel te dragen.
5Ten minste een meter verwijderd van andere elektrische
apparaten, zoals TV, radio, computer.
Installeer het toestel NIET op de volgende plekken:
Nabij een bron van hitte, stoom of brandbaar gas.
Nabij brandbare zaken als gordijnen en kleding.
Nabij een obstakel dat de luchtcirculatie kan hinderen.
Bij de deur.
Op een plek die direct door zonlicht wordt beschenen.
OPMERKING OVER HET GAT IN DE MUUR
Indien niet reeds een koelleiding aanwezig is:
Houd bij het kiezen van de installatieplek rekening met
voldoende ruimte voor een gat in de muur (zie de stap
Boor een gat in de muur voor de verbindingsleidingen)
waardoorheen de signaalkabel en de koelleiding lopen die
binnen- en buitentoestel verbinden. De standaard positie
voor verbindingen is de rechterzijde van het binnentoestel
(vooraanzicht). Het is evenwel mogelijk zowel links als
rechts leidingen aan te koppelen.
Zie onderstaan schema voor de juiste afstand tot
muren en plafond:
Stap 2: Bevestig montageplaat aan de muur
De montageplaat dient om het toestel aan de muur
te hangen.
Haal de montage van de achterkant van het
binnentoestel.
Bevestig de montageplaat aan de muur met behulp
van de meegeleverde schroeven. Verzeker u ervan
dat de montageplaat plat tegen de muur zit.
OPMERKING OVER BETONNEN EN
BAKSTENEN MUREN
Is de muur gemaakt van baksteen, beton of een
gelijksoortig materiaal, boor dan gaten van 5mm (0,2in)
in de muur en plaats de meegeleverde muurankers.
Bevestig vervolgens de montageplaat door de schroeven
direct in de ankers te draaien.
Stap 3: Boor een gat in de muur voor de
verbindingsleidingen
1. De plek voor het gat in de muur is afhankelijk van waar de
montageplaat is geplaatst. Raadpleeg de afmetingen van
de montageplaat.
2. Boor een gat in de muur met een kernboor van 65mm (2,5
inch) of 90mm (3,54 inch) (afhankelijk van het model). Boor
het gat onder een licht neerwaartse hoek, zodat de opening
aan de buitenzijde ongeveer 5 tot 7mm (0,2 - 0,275in)
lager is dan aan de binnenzijde. Dit zorgt voor een goede
waterafvoer.
3. Plaats de beschermende muurmanchet in het gat. Het
beschermt de randen van het gat en is van nut bij het
afwerken van het installatieproces.
LET OP
Zorg ervoor dat u bij het boren van het gat in de muur
kabels, leidingen en andere kwetsbare elementen omzeilt.
Juiste positionering van Montageplaat
Opening met plastic deksel
24k
9k, 12k, 18k
Pag. 20
AFMETINGEN MONTAGEPLAAT
Ieder model heeft zijn eigen montageplaat. Het kan zijn dat
de vorm van de montageplaat voor aanpassingsvereisten
iets afwijkt. Maar de installatie-afmetingen zijn van
dezelfde maat als het binnentoestel.
Zie Type A en Type B als voorbeeld:
OPMERKING: Wanneer de verbindingsleiding aan de
gaszijde Ø 16mm (5/8 in) of meer is, moet het gat in de
muur Φ 90 mm zijn (3.54 in).
Stap 4: Prepareer koelleiding
De koelleiding komt uit een geïsoleerde huls aan
de achterzijde van het toestel. U moet de leiding
prepareren alvorens deze door het gat in de muur
te steken.
1. Bepaal de zijde waar de leiding het toestel verlaat
aan de hand van de positie van het gat in de muur ten
opzichte van de montageplaat.
2. Bevindt het gat in de muur zich achter het toestel,
laat het verwijderbare paneeltje dan zitten. Bevindt het
gat in de muur zich terzijde van het toestel, neem dan
aan de betreffende kant het verwijderbare paneeltje
uit. U verkrijgt zo een gat waardoorheen de leiding het
toestel kan verlaten. Gebruik een nijptang als u het plastic
paneeltje niet met de hand kunt verwijderen.
3. Als er al een verbindingsleiding aanwezig is
in de muur, ga dan direct door naar de stap Afvoerpijp
verbinden. Als er geen leiding aanwezig is, koppel dan het
pijpeinde van het binnentoestel met de verbindingsleiding
die binnen- en buitentoestel met elkaar gaat verbinden. Zie
de sectie Aansluiten koelleidingen van deze handleiding
voor gedetailleerde instructies.
OPMERKING OVER DE BOCHT IN DE
LEIDING
De koelleiding kan het binnentoestel op vier
verschillende plekken verlaten: Linkerzijde, rechterzijde,
linkerachterzijde, rechterachterzijde.
LET OP
Wees bijzonder voorzichtig dat u de pijp niet deukt of
beschadigt onder het wegbuigen van het toestel. Deuken
in de leiding verminderen het rendement van het toestel.
CORRECT
Vermijd deuken en kinken in de
afvoerslang voor een correcte
waterafvoer.
NIET CORRECT
Kinken in de afvoerslang
creëren waterzakken.
NIET CORRECT
Kinken in de afvoerslang
creëren waterzakken.
NIET CORRECT
Plaats het uiteinde van de
afvoerslang niet in water of op
een plek waar zich water kan
verzamelen. Dit verhindert
een goede waterafvoer.
Pag. 21
Stap 5: Verbind afvoerslang
Gezien vanaf de achterzijde van het toestel, wordt de
afvoerslang bevestigd aan de linkerzijde van het toestel.
Ze kan evenwel ook aan de rechterzijde worden bevestigd.
Verbind de afvoerslang in elk geval aan dezelfde zijde als
waar de koelleiding zich bevindt. Verbind de afvoerslang
(apart aan te schaffen) aan de afvoerpijp.
Omwikkel het aankoppelpunt met tape voor een
stevige, lekvrije verbinding.
Omwikkel het deel van de afvoerslang dat binnen
blijft met isolatieschuim om condensatie te vermijden.
Verwijder het luchtlter en giet een beetje water in de
afvoervorm om er zeker van te zijn dat het water goed
afvloeit.
OPMERKING OVER HET
AANBRENGEN VAN DE
AFVOERSLANG
Plaats de afvoerslang volgens de onderstaande
afbeeldingen.
SLUIT HET ONGEBRUIKTE AFVOERGAT
AF
Om ongewenste lekkage te
voorkomen dient u het niet
gebruikte afvoergat af te sluiten met
de meegeleverde rubber stop.
LEES ALVORENS DE ELEKTRICITEIT
AAN TE LEGGEN DEZE
VOORSCHRIFTEN
1. Alle bedrading moet voldoen aan lokale en nationale
elektriciteitsvoorschriften en regelgeving, en dient
te worden geïnstalleerd door een gecerticeerd
elektricien.
2. Alle elektrische verbindingen dienen te worden
aangelegd volgens de Elektrische aansluitingen die
op de panelen van binnen- en buitentoestel staan
aangegeven.
3. Treedt er een veiligheidsprobleem met de
stroomtoevoer op, staak het werk dan onmiddellijk.
Leg de klant uit waarom u het werk hebt stilgelegd
en weiger verder te gaan alvorens het probleem is
hersteld.
4. Het voltage dient tussen 90 en 110% van het
aangeven voltage te zijn. Onjuiste of onvoldoende
stroomtoevoer kan leiden tot slecht functioneren,
brand of elektrische ontlading.
5. Sluit u de stroomtoevoer aan op bestaande bedrading,
installeer dan een overspanningsbeveiliging en een
hoofdschakelaar met een vermogen van 1,5 keer de
maximumstroom van het toestel.
6. Plaats dan in de vaste bedrading een schakelaar die
alle polen ontkoppelt, met een contactgat van ten
minste 3mm. De gekwaliceerde technicus dient een
goedgekeurde aardlekschakelaar aan te leggen.
7. Sluit het toestel op een aparte stroomgroep aan.
Verbind geen andere apparaten op hetzelfde
stopcontact.
8. Zorg ervoor dat de airconditioner goed is geaard.
9. Iedere draad moet stevig bevestigd worden. Losse
bedrading kan de terminal oververhitten, leidend tot
slecht functioneren en zelfs ontbranding.
10. Zorg ervoor dat de bedrading de koelleiding, de
compressor of bewegende onderdelen in het toestel
niet kan raken.
11. Installeer toestellen die zijn voorzien van een extra
elektrische verwarming niet binnen 1 meter (40in) van
brandbare materialen.
12. Raak de elektrische onderdelen na het uitschakelen
van de stroom niet direct aan, dit om elektrische
ontlading te voorkomen. Wacht na het uitschakelen
van de stroom altijd 10 minuten voordat u de
elektrische onderdelen aanraakt.
WAARSCHUWING
SLUIT DE STROOMTOEVOER NAAR HET SYSTEEM
AF ALVORENS ELEKTRISCH BEDRADINGSWERK
UIT TE VOEREN.
Stap 6: Verbind de signaalkabel
De signaalkabel verzorgt de communicatie tussen binnen-
en buitentoestel. Kies eerst de juiste kabeldikte alvorens
deze voor verbinding te
Kabeltypes
Stroomkabel binnen (indien van toepassing):
H05VVF- of H05V2V2-F.
Stroomkabel buiten: H07RN-F
Signaalkabel: H07RH-F
Terminalblok
Deksel
Schroef
Draadklem
Ruimte achter toestel
Koelleiding
Isolatietape
Binnentoestel
Signaaldraad
Afvoerslang
Pag. 22
Minimaal doorsnede oppervlak voor
stroom- en signaalkabels (ter referentie)
Vastgestelde
stroomsterkte apparaat
(A)
Nominaal doorsnede
oppervlak (mm2)
> 3 en ≤ 6 0,75
> 6 en ≤ 10 1
> 10 en ≤ 16 1,5
> 16 en ≤ 25 2,5
> 25 en ≤ 32 4
> 32 en ≤ 40 6
KIES DE CORRECTE KABELDIKTE
Het formaat van de stroomkabel, de signaalkabel,
de zekering en de schakelaar is afhankelijk van de
maximumstroom van het toestel. De maximumstroom is
aangegeven op het naamplaatje aan de zijkant van het
toestel. Raadpleeg dit naamplaatje voor het kiezen van
de juiste kabels, zekering en schakelaar.
1. Open het frontpaneel van het binnentoestel.
2. Open de deksel van schakelkastje aan de rechterzijde
van het toestel met behulp van een schroevendraaier.
U ziet nu het terminalblok.
WAARSCHUWING
ALLE BEDRADING DIENT STRIKT
IN OVEREENSTEMMING MET HET
BEDRADINGSSCHEMA OP DE BINNENZIJDE VAN
HET SCHAKELKASTJE TE WORDEN AANGELEGD.
3. Draai de draadklem onder het terminalblok los en leg
ze terzijde.
4. Vanaf de achterzijde van het toestel gezien, verwijder
het plastic paneel links onder.
5. Steek de signaaldraad door dit gat, vanaf de
achterzijde van het toestel naar voren.
6. Vanaf de voorzijde van het toestel gezien, verbind
bedrading volgens het bedradingsschema van het
toestel, verbind de polen (u-lug) en schroef elke
draad stevig aan de betreffende terminal.
LET OP
HOUD LEVENDE EN NEUTRALE DRADEN UIT
ELKAAR.
Het verwarren van de draden is gevaarlijk en kan leiden
tot slecht functioneren van de airconditioner.
7. Na te hebben gecontroleerd dat alle verbindingen
veilig zijn, zet de signaalkabel met de kabelklem vast
aan het toestel. Draai de klem stevig aan.
8. Plaats de deksel terug op het schakelkastje en het
plastic paneel op de achterzijde.
OPMERKING OVER BEDRADING
DE MANIER VAN VERBINDEN VAN DE BEDRADING
KAN PER TOESTEL EN PER REGIO LICHT
VERSCHILLEN.
Stap 7: Omwikkeling en kabels
Voordat u de leidingen, de afvoerslang en de signaalkabel
door het gat in de muur steekt, dient u ze bij elkaar te
binden om ruimte te besparen. Voorzie ze tevens van
isolatie.
1. Bind de afvoerslang, de koelleidingen en de
signaalkabel zoals hieronder getoond..
DE AFVOERSLANG MOET ONDER
ZITTEN
Zorg ervoor dat de afvoerslang onderaan de bundel
zit. Ligt de afvoerslang bovenop de bundel, dan kan de
afvoervorm overlopen, met brand of waterschade tot
gevolg.
Wig
Beweeg naar links of rechts
Pag. 23
VERSTRENGEL DE SIGNAALKABEL
NIET MET OVERIGE BEDRADING
Zorg ervoor dat de signaalkabel niet rondom andere
draden verwikkeld raakt wanneer u ze samenbindt.
2. Gebruik vinyltape en bind de afvoerslang onder de
koelleidingen.
3. Gebruik isolatietape om de signaalkabel, koelleidingen
en afvoerslang stevig samen te
OMWIKKEL DE UITEINDEN VAN DE
LEIDINGEN NIET
Laat bij het omwikkelen de uiteinden van de leidingen
vrij. U moet erbij kunnen wanneer u aan het einde
van het installatieproces op lekken controleert (zie de
sectie Controle op Gaslekken en Elektriciteit van deze
handleiding).
Stap 8: Monteer het binnentoestel
Als u nieuwe verbindingsleidingen aan het
buitentoestel heeft gekoppeld, doe dan het volgende:
1. Hebt u de leidingen reeds door het gat in de muur
gestoken, ga dan verder met Stap 4.
2. Zo niet, controleer of de uiteinden van de leidingen
zijn dichtgetaped om te voorkomen dat vuil in de
leidingen kan terechtkomen.
3. Steek de bijeengebonden koelleidingen, de
afvoerslang en de signaalkabel langzaam door het
gat in de muur.
4. Hang de bovenzijde van het binnentoestel aan de
bovenste haak van de montageplaat.
5. Controleer of het toestel goed hangt door er links en
rechts voorzichtig aan te trekken. Het toestel mag niet
wiebelen of verschuiven.
6. Druk evenredig de onderste helft van de het toestel
omlaag. Blijf naar beneden drukken tot het toestel
aan de haken aan de onderkant van de monteerplaat
klikt.
7. Controleer nogmaals of het toestel goed vast zit, door
links en rechts druk uit te oefenen.
Is reeds een koelleiding aanwezig, doe dan het
volgende:
1. Hang de bovenzijde van het binnentoestel aan de
bovenste haak van de montageplaat.
2. Gebruik een haak of een wig om de onderzijde van
het toestel voldoende naar voren te kantelen om de
koelleiding, de signaalkabel en de afvoerslang te
bevestigen..
3. Verbind de afvoerslang en de koelleidingen (zie de
sectie Aansluiten koelleidingen van deze handleiding
voor instructies).
4. Omwikkel het aansluitingspunt vooralsnog niet om
een lekkage test te kunnen uitvoeren (zie de sectie
Controle op Elektriciteit- en Gaslekken van deze
handleiding).
5. Na aoop van de lekkage test kunt u het aansluitpunt
met isolatietape omwikkelen.
6. Verwijder de haak of de wig die het toestel ondersteunt.
7. Druk evenredig de onderste helft van de het toestel
omlaag. Blijf naar beneden drukken tot het toestel
aan de haken aan de onderkant van de monteerplaat
klikt.
TOESTEL IS AANPASBAAR
Houd er rekening mee dat de haken op de montageplaat
kleiner zijn dan de gaten achterin het toestel. Hebt u
niet genoeg ruimte om het binnentoestel met de reeds
aanwezige leidingen te verbinden, verschuif dan het
toestel naar rechts of links. Afhankelijk van het model kunt
u het 30--50mm (1,25--1,95in) verschuiven.
60 cm (24 inch)
naar boven
30 cm (12 inch)
van de achterwand
30 cm (12 inch)
aan de linkerkant
60 cm (24 inch)
aan de rechterkant
200 cm (79 inch)
aan de voorkant
Windschot
Harde wind
Harde wind
Harde
wind
Pag. 24
8. Installatie buitentoestel
Installeer het toestel volgens de plaatselijke codes en
regelgeving, deze kunnen per regio licht:
Installatie-instructies - Buitentoestel
Stap 1: Kies de plek van installatie uit
Voordat u tot installeren overgaat, dient u een geschikte
plek uit te kiezen. Onderstaande maatstaven helpen u
een geschikte plek voor het toestel.
Geschikte installatieplekken voldoen aan de volgende
maatstaven:
5De ruimtelijke vereisten zoals aangegeven in
Ruimtelijke Vereisten voor Installatie
5Goede luchtcirculatie en ventilatie
5Een plek die stevig genoeg is om het toestel te
dragen en niet te vibreren
5Het geluid dat het toestel produceert hindert andere
personen niet
5Afgeschermd tegen langdurige blootstelling aan
direct zonlicht of regen
5Wanneer er sneeuw wordt voorspeld, plaats het
toestel dan boven de basishoogte om ijsvorming en
schade aan de spoelen te voorkomen. Plaats het
toestel hoger dan de gemiddelde sneeuwophoping
bij sneeuwval. De minimale hoogte moet 18 inches
zijn.
Installeer het toestel NIET op de volgende plekken:
[Nabij een obstakel dat de luchttoevoer en -uitvoer
blokkeert
[Nabij een openbare straat, drukke zones of andere
plekken waar het geluid overlast kan veroorzaken
[Nabij dieren of planten die schade kunnen
ondervinden van de uitgeblazen hete lucht
[Nabij een bron van brandbaar gas
[Een plek die is blootgesteld
aan grote hoeveelheden stof.
Een plek die is blootgesteld aan grote hoeveelheden
zoute lucht
BIJZONDERE OVERWEGINGEN TEN
AANZIEN VAN EXTREEM WEER
Indien het toestel is blootgesteld aan zware wind:
Installeer het toestel zodanig, dat de ventilator van de
luchtuitlaat haaks op de richting van de wind staat. Richt
zo nodig een scherm op om het toestel tegen zeer zware
winden te beschermen.
Zie afbeelding hieronder.
Indien het toestel vaak is blootgesteld aan zware
regen of sneeuw:
Bouw een afdakje boven het toestel om het tegen regen of
sneeuw te beschermen. Zorg ervoor dat de luchtcirculatie
rond het toestel niet gehinderd wordt.
Indien het toestel vaak is blootgesteld aan zoute lucht
(aan zee):
Gebruik het buitentoestel dat is speciaal is ontworpen om
corrosie te weerstaan.
Stap 2: Installeer aftapkoppeling (alleen bij
toestellen met warmtepomp)
Voordat u het buitentoestel vastzet, moet u eerst de
aftapkoppeling in de bodem van het toestel aanbrengen.
Merk op dat er twee soorten aftapkoppelingen zijn,
afhankelijk van het model buitentoestel.
Indien de aftapkoppeling van een rubberen ring is
voorzien (zie Fig. A), doe dan het volgende:
1. Breng de rubber ring aan op de aftapkoppeling die
aan het buitentoestel bevestigd gaat worden.
2. Steek de aftapkoppeling in het gat aan de onderzijde
van het toestel.
3. Draai de koppeling 90º totdat deze in positie klikt, met
het uiteinde naar de voorzijde van het toestel.
4. Verbind aan de aftapkoppeling een afvoerpijp (niet
bijgeleverd) om tijdens het verwarmen water te
kunnen afvoeren.
Indien de aftapkoppeling niet van een rubberen ring
is voorzien (zie Fig. B), doe dan het volgende:
5. Steek de aftapkoppeling in het gat aan de onderzijde
van het toestel. De koppeling klikt op zijn plaats.
6. Verbind aan de aftapkoppeling een afvoerpijp (niet
bijgeleverd) om tijdens het verwarmen water te
kunnen afvoeren.
Uitgang aan de
onderzijde van het
buitentoestel
Ring
Ring
Aftapkoppeling
(A) (B)
Ontluchting
Luchtinlaat
Luchtuitlaat
Pag. 25
IN KOUDE KLIMATEN
Zorg er in koude klimaten voor dat de afvoerslang zo
verticaal mogelijk loopt om een snelle waterafvoer mogelijk
te maken. Loopt het water te langzaam af, dan kan het
bevriezen in de slang en het toestel doen overstromen.
Stap 3: Veranker het buitentoestel
Het buitentoestel kan in de bodem verankerd worden of op
een beugel aan de muur met een bout (M10). Prepareer
de installatiebasis van het toestel volgens onderstaande
formaten.
MONTAGE-AFMETINGEN TOESTEL
Hieronder volgt een lijst van verschillende afmetingen
voor buitentoestellen en de bijbehorende afstanden
tussen de montagepunten. Prepareer de installatiebasis
van het toestel volgens onderstaande formaten
Afmetingen Buitentoestel (mm) Montageafmetingen
W x H x D Afstand A (mm) Afstand B (mm)
681 x 434 x 285 (26,8" x 17,1" x 11,2") 460 (18,1") 292 (11,5”)
700 x 550 x 270 (27,5" x 21,6" x 10,6") 450 (17.7") 260 (10,2”)
700 x 550 x 275 (27,5" x 21,6" x 10,8") 450 (17.7") 260 (10,2”)
720 x 495 x 270 (28,3" x 19,5" x 10,6") 452 (17.7") 255 (10,0”)
728 x 555 x 300 (28,7" x 21,8" x 11,8") 452 (17.8") 302 (11,9”)
765 x 555 x 303 (30,1" x 21,8" x 11,9") 452 (17.8") 286 (11.3”)
770 x 555 x 300 (30,3" x 21,8" x 11,8") 487 (19.2") 298 (11,7”)
805 x 554 x 330 (31,7" x 21,8" x 12,9") 511 (20,1") 317 (12,5”)
800 x 554 x 333 (31,5" x 21,8" x 13,1") 514 (20,2") 340 (13,4”)
845 x 702 x 363 (33,3" x 27,6" x 14,3") 540 (21.3") 350 (13,8”)
890 x 673 x 342 (35,0" x 26,5" x 13,5") 663 (26.1") 354 (13,9”)
946 x 810 x 420 (37,2" x 31,9" x 16,5") 673 (26.5") 403 (15,9”)
946 x 810 x 410 (37,2" x 31,9" x 16,1") 673 (26.5") 403 (15,9”)
Deksel
Schroef
Pag. 26
Installeert u het toestel op de bodem of op een
betonnen ondergrond, doe dan het volgende:
1. Markeer de posities van de vier keilbouten aan de
hand van de afmetingenschema.
2. Boor de gaten voor de keilbouten.
3. Plaats op iedere keilbout een moer.
4. Sla de keilbouten in de boorgaten.
5. Verwijder de moeren en plaats het buitentoestel over
de bouten.
6. Schuif een ring over de bouten en plaats de moeren
terug.
7. Draai de moeren vast met een sleutel.
WAARSCHUWING
OOGBESCHERMING WORDT ALTIJD AANGERADEN
WANNEER U IN BETON BOORT.
Als u het toestel op beugels aan de muur installeert,
doe dan het volgende:
LET OP
Verzeker u ervan dat de muur is gemaakt van solide
baksteen, beton of een ander even sterk materiaal. De
muur moet minimaal vier keer het gewicht van het
toestel kunnen dragen.
1. Markeer de posities van de vier beugelgaten aan de
hand van de afmetingenschema.
2. Boor de gaten voor de keilbouten.
3. Plaats op iedere keilbout een ring en een moer.
4. Steek de keilbouten door de gaten in de beugels, zet
de beugels op hun plaats en sla de bouten in de muur.
5. Controleer of de beugels waterpas zijn.
6. Til het toestel voorzichtig op en zet het met de
montagevoeten op de beugels.
7. Draai het toestel stevig op de beugels vast.
8. Indien toegestaan, kunt u rubberen pakkingen
gebruiken om trillingen en lawaai te verminderen.
Stap 4: Verbind signaal- en stroomkabels
Het terminal blok van het buitentoestel is voorzien van
een beschermend deksel aan de zijkant van het toestel.
Aan de binnenkant van de deksel vindt u een volledig
bedradingsoverzicht.
WAARSCHUWING
SLUIT DE STROOMTOEVOER NAAR HET SYSTEEM
AF ALVORENS ELEKTRISCH BEDRADINGSWERK
UIT TE VOEREN.
1. Prepareer de kabel voor verbinding.
GEBRUIK DE JUISTE KABELS
Stroomkabel binnen (indien van toepassing):
H05VV-F of H05V2V2-F
Stroomkabel buiten: H07RN-F
Signaalkabel: H07RN-FF
KIES DE CORRECTE KABELDIKTE
Het formaat van de stroomkabel, de signaalkabel,
de zekering en de schakelaar is afhankelijk van de
maximumstroom van het toestel. De maximumstroom is
aangegeven op het naamplaatje aan de zijkant van het
toestel. Raadpleeg dit naamplaatje voor het kiezen van
de juiste kabels, zekering en schakelaar.
a. Gebruik een draadstripper om het rubberen
omhulsel van beide einden van de signaalkabel te
verwijderen, tot ongeveer 40 mm (1,57”) van de erin
liggende draden zichtbaar is.
b. Strip de beschermingslaag van de uiteinden van
de draden.
c. Gebruik een krimptang om polen (u-lugs) op het
uiteinde van de draden te klemmen.
LET OP DE STROOMDRAAD
Verzeker u ervan dat bij het krimpen van de draden de
stroomdraad (live wire - “L”) duidelijk onderscheidt van de
overige draden.
WAARSCHUWING
ALLE BEDRADING DIENT STRIKT TE WORDEN
AANGELEGD VOLGENS HET BEDRADINGSSCHEMA
OP DE BINNENZIJDE VAN HET SCHAKELKASTJE
VAN HET BUITENTOESTEL.
2. Schroef de deksel van het schakelkastje los en
verwijder het.
3. Draai de draadklem onder het terminalblok los en leg
ze terzijde.
4. Verbind de bedrading volgens het bedradingsschema
en schroef de pool van elke draad stevig op de
corresponderende terminal.
5. Controleer of alle verbindingen veilig zijn en draai dan
de kabels in een lus om te zorgen dat de deksel goed
dicht kan.
6. Zet de signaalkabel met de kabelklem vast aan het
toestel. Draai de klem stevig aan.
7. Isoleer ongebruikte draden met isolatietape. Zorg
ervoor dat ze geen elektrische of metalen onderdelen
kunnen raken.
8. Plaats de deksel terug op het schakelkastje en
schroef het vast.
Schuin Gerafeld Golvend
Pijp
Vijl
Neerwaarts
houden
Pag. 27
9. Aansluiten koelleidingen
Zorg er bij het verbinden van de koelleiding voor dat geen stoffen of gassen anders dan het aangegeven koelmiddel
in het toestel kunnen terechtkomen. De aanwezigheid van andere gassen of stoffen vermindert het rendement van het
toestel en kan leiden tot abnormaal hoge druk in het koelsysteem. Dit kan leiden tot explosie en verwonding.
Opmerking over pijplengte
De lengte van de koelleiding is van invloed op de prestaties en het rendement van het toestel. Het nominaal rendement
is getest op toestellen met een pijplengte van 5 meter. Zorg dat de pijplengte minimaal 3 meter bedraagt om trillingen
en excessief lawaai te minimaliseren.
Zie de tabel hieronder voor specicaties betreffende maximum lengte en hoogteverschil van de leidingen.
Model Vermogen (Btu/h) Max. lengte (m) Max. hoogteverschil
(m)
R-32 Refrigerant Split Air
<15.000 25 10
≥ 15.000 en < 24.000 30 20
≥ 24.000 en< 36.000 50 25
R-32 Fixed-speed Split Air
18.000 20 8
≥ 18.000 en ≤ 36.000 25 10
Instructies voor het verbinden van de
koelleiding
Stap 1: Leidingen afsnijden
Zorg er bij het preparen van de koelmiddelbuizen voor
dat u ze zorgvuldig snijdt en optrompt. Dit draagt bij aan
een efciënte werking en minimaliseert de noodzaak van
toekomstig onderhoud.
1. Meet de afstand tussen het binnen- en het
buitentoestel.
2. Gebruik een pijpsnijder en snij de pijp net iets langer
af dan de gemeten afstand.
3. Zorg ervoor dat de pijp keurig haaks (90º) is
afgesneden.
NIET DE PIJPEN VERVORMEN TIJDENS
HET SNIJDEN
Wees extra voorzichtig dat u de pijp niet beschadigt,
indeukt of vervormt onder het snijden. Dit leidt tot een
aanzienlijke vermindering van het verwarmingsvermogen
van het toestel.
Stap 2: Verwijder bramen
Bramen kunnen het luchtdicht verbinden van koelleidingen
verhinderen. Ze dienen geheel verwijderd te worden.
1. Houd de pijpmond naar beneden, om te voorkomen
dat er bramen in de pijp vallen.
2. Gebruik een vijl of ontbramer om de zaagsnee van
bramen te ontdoen.
Stap 3: Pijpeinde optrompen
Vakkundig optrompen is essentieel voor een luchtdichte
verbinding
1. Sluit na het verwijderen van de bramen de uiteinden
van de gesneden pijp met PVC tape af om te
voorkomen dat vreemde stoffen de pijp binnendringen.
2. Bedek de pijp met isolatiemateriaal.
3. Plaats aan beide einden van de pijp een optrompmoer.
Zorg ervoor dat ze de goede kant uitwijzen, want na
het optrompen kunt u ze niet meer aanbrengen of
omdraaien. Verwijder de PVC tape van het pijpeinde
wanneer u gereed bent om te gaan optrompen.
Optrompmoer
Koper leiding
Pijp
Tromptang
Radius 10 cm (4 inch)
Leidingwerk
Binnentoestel
Optrompmoer Pijp
Pag. 28
4. Verwijder de PVC tape van het pijpeinde wanneer u
gereed bent om te gaan optrompen.
5. Klem de trompvorm over het uiteinde van de pijp.
Het pijpeinde dient voorbij de trompvorm te steken,
volgens de afmetingen in de tabel hieronder.
PIJPUITEINDE VOORBIJ DE
TROMPVORM
Buitendiameter van
leiding (mm)
A (mm)
Min. Max.
Ø 6,35 (Ø 0,25”) 0,7 (0,0275”) 1,3 (0,05”)
Ø 9,52 (Ø 0.375”) 1,0 (0,04”) 1,6 (0,063”)
Ø 12,7 (Ø 0,5”) 1,0 (0,04”) 1,8 (0,07”)
Ø 16 (Ø 0,63”) 2,0 (0.078”) 2,2 (0.086”)
Ø19 (Ø 0,75") 2,0 (0.078”) 2,4 (0.094”)
6. Plaats de tromptang over de trompvorm.
7. Draai de tang met de klok mee totdat de pijp geheel
getrompt is.
8. Verwijder de tromptang en de trompvorm en controleer
de pijp op breuken en een gelijkmatige tromp.
Stap 4: Verbind de leidingen
Let er bij het verbinden van de koelleidingen op dat u niet
teveel torsiekracht gebruikt of de pijpen op enige manier
vervormt. Verbind eerst de lagedruk leiding, daarna de
hogedruk leiding.
OPMERKING OVER MINIMUM STRAAL
VAN EEN BOCHT
De minimale straal van een bocht in koelleiding is 10 cm.
Instructies voor het verbinden van de
leidingen aan het binnentoestel
1. Plaats de te verbinden buiseinden goed gecentreerd
tegenover elkaar.
2. Draai de optrompmoer met de hand aan.
1. Klem de moer op het pijpstuk van het binnentoestel
met een steeksleutel vast.
2. Draai de optrompmoer aan met behulp van een
momentsleutel, overeenkomstig de waarden in de
tabel Torsiewaarden hieronder. Draai de optrompmoer
ietsjes los en dan weer vast.
Klepdeksel
Pag. 29
TORSIEWAARDEN
Buitendiameter van pijp
(mm)
Torsiekracht
(Nm)
Trompafmeting (B)
(mm) Trompvorm
Ø 6,35 (Ø 0,25”) 18~20 (180~200 kgf·cm) 8,4~8,7 (0,33~0,34")
Ø 9,52 (Ø 0.375”) 32~39 (320~390 kgf·cm) 13.2~13.5 (0.52~0.53")
Ø 12,7 (Ø 0,5”) 49~59 (490~590 kgf·cm) 16.2~16.5 (0.64~0.65")
Ø 16 (Ø 0,63”) 57~71 (570~710 kgf·cm) 19,2~19.7 (0.76~0.78")
Ø 19 (Ø 0,75”) 67~101 (670~1010 kgf·cm) 23.2~23.7 (0.91~0.93")
GEBRUIK NIET TEVEEL TORSIEKRACHT
Teveel kracht kan de moer breken of de koelleiding beschadigen. Overschrijd niet de torsiewaarden zoals aangegeven
in de tabel hierboven.
Instructies voor het verbinden van de
leidingen aan het buitentoestel
1. Schroef het deksel van de hogedrukkraan (packed
valve) aan de zijkant van het buitentoestel.
2. Verwijder de beschermingsdoppen aan weerszijden
van de kranen.
3. Plaats tegen elke klep een opgetrompt pijpeinde en
draai de optrompmoer met de hand vast.
4. Klem de romp van de kraan met een schroefsleutel vast.
Raak niet de moer aan die het onderhoudstoegang
zekert.
5. Houd de romp van de klep stevig vast en draai de
optrompmoer aan met behulp van een momentsleutel,
volgens de correcte torsiewaarden.
6. Draai de optrompmoer ietsjes los en dan weer vast.
7. Herhaal stap 3 tot 6 voor de andere pijp
GEBRUIK EEN SCHROEFSLEUTEL
OM DE ROMP VAN DE KLEP BEET TE
PAKKEN
De torsie die gebruikt wordt voor het aanspannen van
de optrompmoer kan andere onderdelen van de klep
afbreken.
Meervoudige Meter
DrukmeterManometer
Hogedrukklep
-76cmHg
Vulslang
Lagedrukkraan
Vacuümpomp
Lagedrukkraan
Drukslang
Vulslang
Optrompmoer
Dop
Inbusgat/
klepventiel
Klepromp
Pag. 30
10. Ontluchten
Voorbereidingen en
voorzorgsmaatregelen
Lucht en vreemde stoffen in het koelcircuit kunnen tot
abnormaal hoge druk leiden, met tot mogelijk gevolg
schade aan de airconditioner, een verminderd rendement
en verwondingen. Gebruik een vacuümpomp en een
meervoudige meter om het koelleidingsysteem te
ontluchten en niet-condenseerbare gassen en vocht te
Ontluchten dient gedaan te worden direct na installatie of
wanneer het toestel is verplaatst.
VOOR HET ONTLUCHTEN
5Controleer of de verbindingsleidingen tussen het
binnen- en buitentoestel goed verbonden zijn.
5Controleer of alle bedrading correct is verbonden.
Ontluchtingsinstructies
1. Verbind de vulslang van de meervoudige meter met
de onderhoudstoegang op de lagedrukkraan van het
buitentoestel.
2. Verbind een andere vulslang van de meervoudige
meter met de vacuümpomp.
3. Open de lagedrukzijde van de meervoudige meter.
Houd de hogedrukzijde gesloten.
4. Zet de vacuümpomp aan om het systeem te
ontluchten.
5. Laat de pomp ten minste 15 minuten draaien, of totdat
de lagedrukmeter aangeeft -76cmHG (-105Pa).
6. Sluit de lagedrukzijde van de meervoudige meter en
zet de vacuümpomp uit.
7. Wacht 5 minuten en controleer of er verandering is
opgetreden in de systeemdruk.
8. Is de druk in het systeem veranderd, raadpleeg dan
de sectie controle op gaslekken voor informatie over
controle op lekken. Indien er geen verandering is
opgetreden in de systeemdruk, schroef dan de dop
van de ontluchtingsklep (hogedrukklep).
9. Plaats een inbussleutel in de hogedrukkraan (packed
valve) en open de kraan door de sleutel een kwartslag
naar links te draaien. Luister of u gas aan het systeem
hoort ontsnappen en sluit de kraan na 5 seconden.
10. Controleer de drukmeter gedurende een minuut
om zeker te zijn dat er geen verandering in de druk
optreedt. De drukmeter dient net iets boven de
atmosferische druk aan te geven.
11. Verwijder de vulslang van de onderhoudstoegang.
Gebruik een inbussleutel om zowel de hogedruk- als
de lagedrukkraan maximaal te openen.
12. Open met een inbussleutel zowel de hogedruk- als de
lagedrukkraan.
13. Draai de kraandoppen handvast aan op de
onderhoudstoegang, de hogedrukkraan en de
lagedrukkraan. U kunt ze desgewenst verder
aandraaien met een momentsleutel.
OPEN KLEPVENTIELEN VOORZICHTIG
Draai, om ventielen te openen, de inbussleutel totdat
deze tegen een stopper aanloopt. Probeer de klep niet
met kracht verder te openen.
Pag. 31
Opmerking over bijvullen koelmiddel
Afhankelijk van de pijplengte hebben sommige systemen een extra koelmiddel nodig. De standaard pijplengte is
afhankelijk van lokale voorschriften. De standaard pijplengte is 5m (16'). Het koelmiddel moet worden bijgevuld via
de onderhoudstoegang in de lagedrukklep van het buitentoestel. De hoeveelheid extra toe te dienen koelmiddel kan
worden berekend met de volgende formule:
TOE TE DIENEN KOELMIDDEL PER PIJPLENGTE
Totale pijplengte (m) Ontluchtingsmethode Extra koelmiddel
≤ Standaard pijplengte Vacuümpomp N/A
< Standaard pijplengte Vacuümpomp
Vloeistofzijde: Ø 6,35 (Ø
0,25”)
R-32
(Totale pijplengte - standaard
pijplengte) x 12 g/m
Vloeistofzijde: Ø 9,52 (Ø
0,375")
R-32
(Totale pijplengte - standaard
pijplengte) x 24g/m
LET OP
Meng GEEN verschillende types koelmiddel.
Controlepunt binnentoestel
Controlepunt buitentoestel
A: Lagedrukklep
B: Hogedrukklep
C & D: Optrompmoer binnentoestel
Pag. 32
11. Controle op elektrische en gaslekken
Voor het proefdraaien
Ga pas over op proefdraaien nadat u alle volgende
stappen hebt uitgevoerd:
Controle op elektrische veiligheid – Verzeker u
ervan dat het elektrisch systeem van het toestel veilig
is en naar behoren functioneert.
Controle op gaslekken – Controleer alle
optrompmoerverbindingen en stel vast dat het
systeem niet lekt
Controleer of alle gas- en vloeistof- (hogedruk- en
lagedruk-) kranen volledig open staan.
Controle op elektrische veiligheid
Controleer na installatie dat alle elektrische bedrading is
aangebracht in overeenstemming met lokale en nationale
voorschriften, alsmede met de Installatiehandleiding.
VOOR HET PROEFDRAAIEN
Controleer de aarding
Meet de aardingsweerstand visueel en met een tester van
aardingsweerstand. De aardingsweerstand dient minder
te zijn dan 0,1Ω.
TIJDENS HET PROEFDRAAIEN
Controle op elektrische lekkage
Gebruik tijdens het proefdraaien een spanningzoeker
en een multimeter voor een volledige test op elektrische
lekkage.
Ontdekt u elektrische lekkage, schakel het toestel dan
onmiddellijk uit en bel een gecerticeerd elektricien om
de oorzaak van de lekkage op te sporen en te verhelpen.
WAARSCHUWING - GEVAAR VOOR
ELEKTRISCH ONTLADING
ALLE BEDRADING MOET VOLDOEN EEN LOKALE
EN NATIONALE ELEKTRICITEITSVOORSCHRIFTEN
EN DIENT TE WORDEN GEÏNSTALLEERD DOOR EEN
GECERTIFICEERD ELEKTRICIEN.
Controle op gaslekken
Er zijn twee manieren om te controleren op gaslekken.
Zeepsopmethode
Breng met een zachte borstel zeepsop of vloeibare zeep
op alle pijpverbindingen aan binnen- en buitentoestel aan.
Het verschijnen van bellen duidt op een lek.
Lekdetectiemethode
Gebruikt u een lekdetector, raadpleeg dan de bijbehorende
instructiehandleiding voor de juiste gebruiksinstructies.
NA DE CONTROLE OP GASLEKKEN
Hebt u vastgesteld dat alle pijpverbindingen NIET lekken,
plaats dan de deksel van de kraan op het buitentoestel
terug.
HANDMATIGE
BEDIENING-knop
Pag. 33
12. Proefdraaien
Instructies voor het proefdraaien
U dient gedurende ten minste 30 minuten te proefdraaien.
1. Schakel de stroomtoevoer in.
2. Druk op de AAN/UIT-knop op de afstandsbediening
om het toestel op te starten.
3. Druk op de MODUS-knop en controleer één voor één
de volgende functies:
KOELEN - Kies de laagst mogelijke temperatuur
VERWARMEN - Kies de hoogst mogelijke
temperatuur
4. Laat iedere functie 5 minuten draaien en voor de
volgende controles uit:
Lijst met uit te voeren
controles JA/NEE
Geen lekkage van
elektriciteit
Toestel is goed geaard
Alle elektrische terminals
zijn goed afgedekt
Binnen- en buitentoestel
zijn stevig geïnstalleerd
Verbindingspunten van de
leidingen lekken niet
Buiten
(2):
Binnen
(2):
Water wordt goed
afgevoerd door de
afvoerslang
Alle leidingen zijn
voldoende geïsoleerd
Het toestel voert de
KOELINGS-functie
correct uit
Het toestel voert de
VERWARMING-functie
correct uit
De lamellen van
het binnentoestel
functioneren goed
Binnentoestel reageert op
de afstandsbediening
LOOP ALLE PIJPVERBINDINGEN
TWEEMAAL NA
Tijdens het functioneren neemt de druk in het koelcircuit
toe. Hierdoor kunnen lekken tevoorschijn komen die
bij de oorspronkelijke lekkage controle niet te zien
waren. Neem de tijd om tijdens het Proefdraaien
alle koelleidingverbindingen nogmaals op lekken te
controleren. Zie de sectie Controle op gaslekken voor
instructies.
5. Als het proefdraaien succesvol is uitgevoerd
en alle controles in de lijst van te volgen controles zijn
GESLAAGD, doe dan het volgende:
a. Stel met de afstandsbediening de normale
werkingstemperatuur op het toestel in.
b. Omwikkel alle koelleiding verbindingen die u
bloot hebt gelaten tijdens het installatieproces met
isolatietape.
INDIEN DE OMGEVINGSTEMPERATUUR
LAGER IS 17ºC (62ºF)
De afstandsbediening kan niet worden gebruikt
om de KOELINGS-functie aan te zetten als de
omgevingstemperatuur lager is dan 17 ºC. In dit geval kan
de knop HANDMATIGE BEDIENING worden gebruikt om
de KOELING-functie te testen.
1. Til het frontpaneel van het binnentoestel tot het in de
positie klikt.
2. De knop HANDMATIGE BEDIENING bevindt zich
aan de rechterzijde van het toestel. Druk het 2 keer in
om de KOELINGS-functie te selecteren.
3. Voer het proefdraaien normaal uit.
Productverbetering kan aanleiding zijn voor onaangekondigde aanpassingen
in ontwerp en specicaties. Raadpleeg verkoper of fabrikant voor details.
Updates aan de handleiding worden gepubliceerd op de website, raadpleeg de
website voor de laatste versie.
CS003UI-AF(B)
16122000008774
20191009
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36

Kaysun Casual Handleiding

Type
Handleiding