CORRECT
Vermijd deuken en kinken in de
afvoerslang voor een correcte
waterafvoer.
NIET CORRECT
Kinken in de afvoerslang
creëren waterzakken.
NIET CORRECT
Kinken in de afvoerslang
creëren waterzakken.
NIET CORRECT
Plaats het uiteinde van de
afvoerslang niet in water of op
een plek waar zich water kan
verzamelen. Dit verhindert
een goede waterafvoer.
Pag. 21
Stap 5: Verbind afvoerslang
Gezien vanaf de achterzijde van het toestel, wordt de
afvoerslang bevestigd aan de linkerzijde van het toestel.
Ze kan evenwel ook aan de rechterzijde worden bevestigd.
Verbind de afvoerslang in elk geval aan dezelfde zijde als
waar de koelleiding zich bevindt. Verbind de afvoerslang
(apart aan te schaffen) aan de afvoerpijp.
• Omwikkel het aankoppelpunt met tape voor een
stevige, lekvrije verbinding.
• Omwikkel het deel van de afvoerslang dat binnen
blijft met isolatieschuim om condensatie te vermijden.
• Verwijder het luchtlter en giet een beetje water in de
afvoervorm om er zeker van te zijn dat het water goed
afvloeit.
OPMERKING OVER HET
AANBRENGEN VAN DE
AFVOERSLANG
Plaats de afvoerslang volgens de onderstaande
afbeeldingen.
SLUIT HET ONGEBRUIKTE AFVOERGAT
AF
Om ongewenste lekkage te
voorkomen dient u het niet
gebruikte afvoergat af te sluiten met
de meegeleverde rubber stop.
LEES ALVORENS DE ELEKTRICITEIT
AAN TE LEGGEN DEZE
VOORSCHRIFTEN
1. Alle bedrading moet voldoen aan lokale en nationale
elektriciteitsvoorschriften en regelgeving, en dient
te worden geïnstalleerd door een gecerticeerd
elektricien.
2. Alle elektrische verbindingen dienen te worden
aangelegd volgens de Elektrische aansluitingen die
op de panelen van binnen- en buitentoestel staan
aangegeven.
3. Treedt er een veiligheidsprobleem met de
stroomtoevoer op, staak het werk dan onmiddellijk.
Leg de klant uit waarom u het werk hebt stilgelegd
en weiger verder te gaan alvorens het probleem is
hersteld.
4. Het voltage dient tussen 90 en 110% van het
aangeven voltage te zijn. Onjuiste of onvoldoende
stroomtoevoer kan leiden tot slecht functioneren,
brand of elektrische ontlading.
5. Sluit u de stroomtoevoer aan op bestaande bedrading,
installeer dan een overspanningsbeveiliging en een
hoofdschakelaar met een vermogen van 1,5 keer de
maximumstroom van het toestel.
6. Plaats dan in de vaste bedrading een schakelaar die
alle polen ontkoppelt, met een contactgat van ten
minste 3mm. De gekwaliceerde technicus dient een
goedgekeurde aardlekschakelaar aan te leggen.
7. Sluit het toestel op een aparte stroomgroep aan.
Verbind geen andere apparaten op hetzelfde
stopcontact.
8. Zorg ervoor dat de airconditioner goed is geaard.
9. Iedere draad moet stevig bevestigd worden. Losse
bedrading kan de terminal oververhitten, leidend tot
slecht functioneren en zelfs ontbranding.
10. Zorg ervoor dat de bedrading de koelleiding, de
compressor of bewegende onderdelen in het toestel
niet kan raken.
11. Installeer toestellen die zijn voorzien van een extra
elektrische verwarming niet binnen 1 meter (40in) van
brandbare materialen.
12. Raak de elektrische onderdelen na het uitschakelen
van de stroom niet direct aan, dit om elektrische
ontlading te voorkomen. Wacht na het uitschakelen
van de stroom altijd 10 minuten voordat u de
elektrische onderdelen aanraakt.
WAARSCHUWING
SLUIT DE STROOMTOEVOER NAAR HET SYSTEEM
AF ALVORENS ELEKTRISCH BEDRADINGSWERK
UIT TE VOEREN.
Stap 6: Verbind de signaalkabel
De signaalkabel verzorgt de communicatie tussen binnen-
en buitentoestel. Kies eerst de juiste kabeldikte alvorens
deze voor verbinding te
Kabeltypes
• Stroomkabel binnen (indien van toepassing):
H05VVF- of H05V2V2-F.
• Stroomkabel buiten: H07RN-F
• Signaalkabel: H07RH-F