Kaysun Onnix 2.0 Handleiding

Type
Handleiding
OWNER’S MANUAL
ONNIX
AKAY-D 26 DR10
AKAY-D 35 DR10
AKAY-D 52 DR10
EIGENAARS- EN INSTALLATIEHANDLEIDING
BELANGRIJKE OPMERKING:
Lees deze gebruiksaanwijzing en VEILIGHEIDSHANDLEIDING (indien van toepassing) zorgvuldig voordat u
uw nieuwe airconditioningsysteem installeert en in gebruik neemt. Bewaar deze handleiding voor naslag
in de toekomst.
Controleer de toepasselijke modellen, technische gegevens, F-GAS (indien van toepassing) en informatie
van de fabrikant uit de "Gebruikershandleiding - Productgegevens” in de verpakking van de buitenunit.
Gebruikershandleiding
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorzorgsmaatregelen...................................................03
Gegevens en functies van het apparaat .........................................07
1. Display van de binnenunit.............................................................................................................07
2. Bedrijfstemperatuur ......................................................................................................................08
3. Andere functies ............................................................................................................................09
4. Hoek van de luchtstroom instellen ................................................................................................11
5. Handmatige bediening (zonder afstandsbediening).......................................................................11
Verzorging en onderhoud................................................................12
Foutopsporing...................................................................................14
Installatiehandleiding
Accessoires ........................................................................................17
Installatieoverzicht - Binnenunit......................................................18
Onderdelen van de unit ...................................................................19
Installatie van de binnenunit...........................................................20
1. Installatieplaats kiezen ..................................................................................................................20
2. De montageplaat aan de muur bevestigen....................................................................................20
3. Een gat in de muur boren voor verbindingsbuizen.........................................................................21
4. Koelmiddelleidingen voorbereiden ................................................................................................22
5. Afvoerslang aansluiten..................................................................................................................22
6. Signaal- en voedingskabels aansluiten...........................................................................................23
7. Leiding en kabels bundelen...........................................................................................................24
8. Binnenunit monteren....................................................................................................................25
Installatie van de buitenunit............................................................26
1. Installatieplaats kiezen ..................................................................................................................26
2. Afvoerverbinding installeren..........................................................................................................27
3. Buitenunit bevestigen ...................................................................................................................27
4. Signaal- en voedingskabels aansluiten...........................................................................................29
Aansluiting koelmiddelleidingen.....................................................30
A. Opmerking over lengte van de leiding ..........................................................................................30
B. Aansluitinstructies - Koelmiddelleidingen ......................................................................................30
1. Leiding doorsnijden ..................................................................................................................30
2. Bramen verwijderen..................................................................................................................31
3. Uiteinden van leidingen felsen..................................................................................................31
4. Leidingen aansluiten.................................................................................................................31
Ontluchting .......................................................................................33
1. Ontluchtingsinstructies..................................................................................................................33
2. Opmerking over het toevoegen van koelmiddel ............................................................................34
Elektrische controles en controles op gaslekken............................35
Proefdraaien......................................................................................36
Het apparaat in- en uitpakken.........................................................37
Safety
Pag. 3
WAARSCHUWING
WAARSCHUWINGEN VOOR PRODUCTGEBRUIK
Veiligheidsvoorzorgsmaatregelen
WAARSCHUWINGEN VOOR REINIGING EN ONDERHOUD
WAARSCHUWING ATTENTIE
Lees de veiligheidsmaatregelen vóór gebruik en installatie
Een onjuiste installatie door het negeren van de instructies kan ernstige schade of letsel veroorzaken.
De ernst van mogelijke schade of letsel wordt geclassificeerd als WAARSCHUWING of ATTENTIE.
Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en personen met verminderde fysieke, zintuig-
lijke of mentale vermogens of een gebrek aan ervaring en kennis, indien zij onder toezicht staan of instruc-
ties hebben gekregen over het gebruik van het apparaat op een veilige manier en de gevaren ervan begrij-
pen. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud mag niet door kinderen
worden uitgevoerd zonder toezicht (EU-landen).
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (inclusief kinderen) met verminderde lichamelijke,
zintuiglijke of geestelijke vermogens of met gebruik aan ervaring en kennis, tenzij zij onder toezicht staan
van of instructies hebben gekregen over het gebruik van het apparaat van een persoon die verantwoordelijk
is voor hun veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht staan om ervoor te zorgen dat ze niet met het
apparaat spelen.
• Als zich een abnormale situatie voordoet (zoals een brandlucht), schakel dan het apparaat onmiddellijk uit
en haal de stekker uit het stopcontact. Neem contact op met uw dealer voor instructies om elektrische
schokken, brand of letsel te voorkomen.
• Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Dit kan verwondingen
veroorzaken, aangezien de ventilator op hoge snelheden kan draaien.
• Gebruik geen brandbare spray zoals haarlak, lak- of verfspuit in de buurt van de unit. Dit kan brand of
verbranding veroorzaken.
• Gebruik de airconditioner niet op plaatsen in de buurt van brandbare gassen. Uitgestoten gas kan zich
rond het apparaat verzamelen en een explosie veroorzaken.
• Gebruik de airconditioner niet in een natte ruimte zoals een badkamer of wasruimte. Te veel blootstelling
aan water kan kortsluiting in elektrische onderdelen veroorzaken.
• Stel uw lichaam niet gedurende langere tijd direct bloot aan koele lucht.
• Laat kinderen niet met de airconditioner spelen. Kinderen moeten te allen tijde onder toezicht zijn wan-
neer ze zich in de buurt van het apparaat bevinden.
• Als de airconditioner samen met branders of andere verwarmingstoestellen wordt gebruikt, moet de
ruimte grondig worden geventileerd om zuurstofgebrek te voorkomen.
• In bepaalde functionele omgevingen, zoals keukens, serverruimtes, enz. wordt het gebruik van speciaal
ontworpen airconditioningunits sterk aanbevolen.
• Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het schoonmaakt. Doet u dit
niet, dan kan er een elektrische schok ontstaan.
• Reinig de airconditioner niet met te veel water.
• Reinig de airconditioner niet met brandbare reinigingsmiddelen. Brandbare reinigingsmiddelen kunnen
brand of vervorming veroorzaken.
Dit symbool geeft de mogelijkheid van
persoonlijk letsel aan.
Dit symbool geeft de mogelijkheid van
materiële schade of ernstige gevolgen aan.
Veiligheidsvoor-
zorgsmaatregelen
Pag. 4
ATTENTIE
WAARSCHUWINGEN BETREFFENDE ELEKTRICITEIT
LET OP DE GEGEVENS VAN DE ZEKERING
UV-C-lamp (Alleen van toepassing op het apparaat met een UV-C-lamp)
Veiligheidsvoor-
zorgsmaatregelen
• Zet de airconditioner uit en haal de stekker uit het stopcontact als u hem lange tijd niet gaat gebruiken.
• Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer.
• Zorg ervoor dat condenswater ongehinderd uit het apparaat kan weglopen.
• Gebruik de airconditioner niet met natte handen. Dit kan een elektrische schok veroorzaken.
• Gebruik het apparaat niet voor andere doeleinden dan waarvoor het bedoeld is.
• Klim niet op de buitenunit en plaats er geen voorwerpen op.
• Laat de airconditioner niet gedurende lange tijd met geopende deuren of ramen werken, of als de lucht-
vochtigheid erg hoog is.
Gebruik alleen het gespecificeerde netsnoer. Als het netsnoer beschadigd is, moet het worden vervangen
door de fabrikant, diens serviceagent of een vergelijkbare gekwalificeerde persoon om gevaren te voorkomen.
Houd de stekker schoon. Verwijder stof of vuil dat zich op of rond de stekker ophoopt. Vuile stekkers kunnen
brand of elektrische schokken veroorzaken.
Trek niet aan het netsnoer om de stekker uit het stopcontact te halen. Houd de stekker stevig vast en trek
hem uit het stopcontact. Als u rechtstreeks aan het snoer trekt, kan het beschadigd raken, wat kan leiden tot
brand of een elektrische schok.
Wijzig de lengte van het netsnoer niet en gebruik geen verlengsnoer om het apparaat van stroom te voorzien.
Deel het stopcontact niet met andere apparaten. Een verkeerde of onvoldoende stroomvoorziening kan
brand of elektrische schokken veroorzaken.
Het product moet op het moment van installatie goed geaard zijn, anders kan er een elektrische schok
ontstaan.
Volg voor alle elektrische werkzaamheden alle lokale en nationale normen en regelgeving met betrekking tot
de bedrading en de installatiehandleiding. Sluit kabels stevig aan en klem ze goed vast om te voorkomen dat
externe krachten de aansluiting beschadigen. Onjuiste elektrische aansluitingen kunnen oververhit raken en
brand veroorzaken. Ook kunnen ze schokken veroorzaken. Alle elektrische aansluitingen moeten worden
gemaakt volgens het schakelschema op de panelen van de binnen- en buitenunits.
Alle bedrading moet op de juiste manier worden aangebracht om ervoor te zorgen dat het deksel van de
printplaat goed kan sluiten. Als het deksel van de printplaat niet goed gesloten is, kan dit leiden tot corrosie
en kunnen de aansluitpunten op de aansluitklem warm worden, vlam vatten of elektrische schokken veroor-
zaken.
Bij het aansluiten van stroom op vaste bedrading moet een alpolige uitschakelinrichting met minstens 3 mm
vrije ruimte in alle polen en met een lekstroom die 10 mA kan overschrijden, de aardlekschakelaar (RCD) met
een nominale resterende bedrijfsstroom van niet meer dan 30 mA, en de uitschakeling in de vaste bedrading
worden opgenomen in overeenstemming met de bedradingsvoorschriften.
De printplaat (PCB) van de airconditioner is voorzien van een zekering om overstroombeveiliging te bieden.
De gegevens van de zekering zijn afgedrukt op de printplaat, zoals: T3.15AL/250VAC, T5AL/250VAC,
T3.15A/250VAC, T5A/250VAC, T20A/250VAC, T30A/250VAC,etc. OPMERKING: Voor de units die R32
koelmiddel gebruiken, kan alleen de explosieveilige keramische zekering worden gebruikt.
Dit apparaat bevat een UV-C-lamp. Lees de onderhoudsinstructies voordat u het apparaat opent.
1. Gebruik geen UV-C-lampen buiten het apparaat.
2. Apparaten die duidelijk beschadigd zijn, mogen niet gebruikt worden.
3. Onbedoeld gebruik van het apparaat of schade aan de behuizing kan leiden tot het ontsnappen
van gevaarlijke UV-C-straling. UV-C-straling kan, zelfs in kleine doses, schadelijk zijn voor de
ogen en de huid.
Pag. 5
WAARSCHUWINGEN VOOR PRODUCTINSTALLATIE
Opmerking over geuoreerde gassen
Veiligheidsvoor-
zorgsmaatregelen
4. Voordat u deuren en toegangspanelen met het gevarensymbool ULTRAVIOLETTE STRALING opent voor
het uitvoeren van GEBRUIKERSONDERHOUD, wordt het aanbevolen om de stroom uit te schakelen.
5. De UV-C-lamp kan niet gereinigd, gerepareerd of vervangen worden.
6. UV-C-BARRIÈRES met het gevarensymbool ULTRAVIOLETTE STRALING mogen niet verwijderd worden.
WAARSCHUWING Dit apparaat bevat een UV-zender. Staar niet naar de lichtbron.
1. De installatie moet worden uitgevoerd door een erkende dealer of specialist. Een gebrekkige installatie
kan waterlekkage, elektrische schokken of brand veroorzaken.
2. De installatie moet worden uitgevoerd volgens de installatie-instructies. Onjuiste installatie kan water-
lekkage, elektrische schokken of brand veroorzaken.
(In Noord-Amerika mag de installatie alleen door bevoegd personeel worden uitgevoerd volgens de
vereisten van NEC en CEC).
3. Neem contact op met een bevoegde servicemonteur voor reparatie of onderhoud van dit apparaat. Dit
apparaat moet worden geïnstalleerd in overeenstemming met de nationale regelgeving betreffende
bedrading.
4. Gebruik alleen de meegeleverde accessoires, onderdelen en gespecificeerde elementen voor de installa-
tie. Het gebruik van niet-standaard onderdelen kan waterlekkage, elektrische schokken of brand
veroorzaken en kan ertoe leiden dat het apparaat defect raakt.
5. Installeer het apparaat op een stevige plek die het gewicht van het apparaat kan dragen. Als de geko-
zen locatie het gewicht van het apparaat niet kan dragen, of als de installatie niet correct wordt uitge-
voerd, kan het apparaat vallen en ernstig letsel en schade veroorzaken.
6. Installeer afvoerleidingen volgens de instructies in deze handleiding. Een slechte afvoer kan waterscha-
de aan uw huis en eigendommen veroorzaken.
7. Installeer apparaten met een elektrische bijverwarming niet binnen 1 meter van brandbare materialen.
8. Installeer het apparaat niet op een plaats waar brandbaar gas kan lekken. Als zich brandbaar gas rond
het apparaat ophoopt, kan dit brand veroorzaken.
9. Schakel de stroomtoevoer niet in voordat alle werkzaamheden zijn voltooid.
10. Raadpleeg bij het verplaatsen van de airconditioner ervaren onderhoudstechnici voor het loskoppelen
en opnieuw installeren van het apparaat.
11. Lees de informatie voor details in de hoofdstukken “Installatie binnenunit" en "Installatie buitenunit”
over hoe u het apparaat op de steun installeert.
1. Deze airconditioning bevat gefluoreerde broeikasgassen. Raadpleeg voor specifieke informatie over het
soort gas en de hoeveelheid het betreffende etiket op de unit zelf of de "Gebruiksaanwijzing -
Productgegevens” in de verpakking van de buitenunit. (Alleen producten uit de Europese Unie).
2. Installatie, service, onderhoud en reparatie van dit apparaat moeten worden uitgevoerd door een
gecertificeerde technicus.
3. Het product demonteren en recyclen moet worden uitgevoerd door een gecertificeerde technicus.
4. Apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat in hoeveelheden van 5 ton CO2-equivalent of meer,
maar minder dan 50 ton CO2-equivalent, als er een lekdetectiesysteem geïnstalleerd, moet minstens
om de 24 maanden op lekken worden gecontroleerd.
5. Wanneer de unit wordt gecontroleerd op lekken, wordt het sterk aanbevolen om alle controles goed
bij te houden.
Pag. 6
Europese richtlijnen voor afvalverwerking
Speciale kennisgeving
Correcte verwijdering van dit product
(afgedankte elektrische en elektronische apparatuur)
WAARSCHUWING voor gebruik van R32 koelmiddel
Veiligheidsvoor-
zorgsmaatregelen
• Wanneer brandbaar koelmiddel wordt gebruikt, moet het apparaat worden opgeslagen in een goed
geventileerde ruimte waarvan de grootte overeenkomt met de ruimte zoals aangegeven voor gebruik.
• Voor modellen met het koelmiddel R32:
• Het apparaat moet geïnstalleerd, bediend en opgeslagen worden in een ruimte met een vloeroppervlak
van meer dan 4 m2.
• Herbruikbare mechanische connectoren en flare-koppelingen zijn binnenshuis niet toegestaan.
(EN standaardeisen).
• Mechanische connectoren die binnenshuis worden gebruikt, mogen niet meer dan 3g per jaar bij 25%
van de maximaal toelaatbare druk hebben. Wanneer mechanische connectoren binnenshuis worden
hergebruikt, moeten de afdichtingsonderdelen worden vernieuwd. Wanneer flare-koppelingen binnens-
huis worden hergebruikt, moet het flaregedeelte opnieuw worden gefabriceerd.
(UL standaardeisen)
• Wanneer mechanische connectoren binnenshuis worden hergebruikt, moeten de afdichtingsonderdelen
worden vernieuwd. Wanneer flare-koppelingen binnenshuis worden hergebruikt, moet het flaregedeelte
opnieuw worden gefabriceerd.
(IEC standaardeisen)
• Mechanische connectoren die binnenshuis worden gebruikt, moeten voldoen aan ISO 14903.
Deze markering op het product of in de literatuur geeft aan dat afgedankte elektrische en
elektronische apparatuur niet met het normale huishoudelijke afval gemengd mag worden.
Dit apparaat bevat koelmiddel en andere potentieel gevaarlijke stoffen. Wanneer dit apparaat wordt
weggegooid, vereist de wet een speciale inzameling en verwerking. Gooi dit product niet weg als
huishoudelijk afval of ongesorteerd stedelijk afval.
Bij het weggooien van dit apparaat hebt u de volgende opties:
• Verwijder het apparaat bij de daarvoor bestemde gemeentelijke inzamelpunten voor elektronisch
afval.
• Bij aankoop van een nieuw apparaat neemt de verkoper het oude apparaat gratis terug.
• De fabrikant neemt het oude apparaat gratis terug.
• Verkoop het apparaat aan gecertificeerde schroothandelaren.
• Het weggooien van dit apparaat in het bos of in een andere natuurlijke omgeving brengt uw
gezondheid in gevaar en is slecht voor het milieu. Gevaarlijke stoffen kunnen in het grondwater
lekken en in de voedselketen terechtkomen.
Pag. 7
Gegevens en functies van het apparaat
Display van de binnenunit
Voorpaneel
Luchtfilter
Luchtinlaat
Luchtuitlaat
Horizontale ventilatieklep
Verticale ventilatieklep
Functioneel filter
(Aan de achterkant van het hoofdfilter - sommige units)
“ ” gedurende 3 seconden wanneer:
• TIMER ON is ingesteld
• De functies FRESH, SWING, TURBO, ECO, BREEZE AWAY, CASCADE of SILENCE
zijn ingeschakeld
“ ” gedurende 3 seconden wanneer:
• TIMER OFF is ingesteld
• De functies FRESH, SWING, TURBO, ECO, BREEZE AWAY, CASCADE of SILENCE
zijn uitgeschakeld
“ ” Geeft de temperatuur, bedieningsfunctie en foutcodes weer:
” bij ontdooien (voor koel- en verwarmingsunits)
” wanneer de functie Active Clean (actief reinigen) is ingeschakeld
” wanneer 8°C verwarmingsmodus is ingeschakeld (sommige units)
” wanneer de ECO-functie is geactiveerd (sommige units)
” wanneer de draadloze bedieningsfunctie is geactiveerd (sommige units)
Afstandsbediening Houder voor afstandsbediening
(sommige units)
Betekenissen van
de codes op het
display
Gegevens en
functies van het
apparaat
OPMERKING: Verschillende modellen hebben een verschillend voorpaneel en display. Niet alle hieron-
der beschreven indicatoren zijn beschikbaar voor de airconditioner die u hebt gekocht. Controleer het
display aan de binnenkant van het apparaat dat u hebt gekocht.
De illustraties in deze handleiding dienen ter verduidelijking. De werkelijke vorm van uw binnenunit kan
iets afwijken. De huidige vorm is geldig.
Pag. 8
Bedrijfstemperatuur
16°C-32°C 0°C-30°C 10°C-32°C
18°C-43°C
-7°C-24°C
11°C-43°C
-7°C-43°C
(Voor modellen met koelsystemen op lage temperatuur) 18°C-43°C
18°C-52°C
(voor speciale modellen voor tropische gebieden)
18°C-52°C (Voor speciale
modellen voor tropische gebieden)
COOL-modus
COOL mode HEAT mode DRY mode
Kamertemperatuur 16°C - 32°C 0°C - 30°C 10°C - 32°C
Buitentemperatuur
0°C - 50°C
-15°C - 24°C 0°C - 50°C
0°C - 52°C 0°C - 52°C
-15°C - 50°C
Type met vaste snelheid
DRY-modus
HEAT-modus
Inverter split-type
Kamertem-
peratuur
Buitentempe-
ratuur
Gegevens en
functies van het
apparaat
Wanneer uw airconditioner buiten de volgende temperatuurbereiken wordt gebruikt, kunnen bepaalde
veiligheidsfuncties in werking treden waardoor het apparaat wordt uitgeschakeld.
OPMERKING: Relatieve luchtvochtigheid in de kamer minder dan 80%. Als de airconditioner boven deze
waarde werkt, kan het oppervlak van de airconditioner condens aantrekken. Stel de verticale ventilatieklep
in op de maximale hoek (verticaal ten opzichte van de vloer) en stel de ventilatorstand HIGH (hoog) in.
Doe het volgende om de prestaties van uw apparaat verder te optimaliseren:
• Houd de deuren en ramen gesloten.
• Beperk het energieverbruik door de functies TIMER ON en TIMER OFF te gebruiken.
• Blokkeer de luchtinlaten en -uitlaten niet.
• Controleer en reinig de luchtfilters regelmatig.
VOOR BUITENUNITS MET
ELEKTRISCHE BIJVER-
WARMING
Wanneer de buitentempe-
ratuur onder 0°C is, raden
we ten zeerste aan om de
stekker van het apparaat
altijd in het stopcontact te
houden om een soepele
werkingte garanderen.
(Voor modellen
met koelsyste-
men op lage
temperatuur.)
(Voor speciale
modellen voor
tropische
gebieden)
(Voor speciale
modellen voor
tropische
gebieden)
Pag. 9
Andere functies
Gegevens en
functies van het
apparaat
Een handleiding voor het gebruik van de infra-
rood-afstandsbediening is niet opgenomen in
deze literatuurverpakking. Niet alle functies zijn
beschikbaar voor de airconditioner, controleer de
display aan de binnenkant en de afstandsbedie-
ning van de unit die u hebt aangeschaft.
Automatisch herstarten
(sommige units)
Als de stroom uitvalt, zal het apparaat auto-
matisch opnieuw opstarten met de vorige
instellingen zodra de stroom is hersteld.
Verwarming lage
omgevingstemperatuur
- De geavanceerde omvormertechnologie
om de meest extreme weersomstandighe-
den te weerstaan U kunt genieten van een
comfortabele en verwarmde lucht, zelfs
wanneer de buitentemperatuur zo laag is
als -30°C
- In de verwarmingsmodus kan de warme
lucht verticaal worden uitgeblazen, waar-
door uw voeten en de hele kamer snel
warm worden.
Koeling lage omgevingstemperatuur
Met de koelfunctie voor lage omgevingstem-
peraturen kan de snelheid van de buitenven-
tilator gewijzigd worden naargelang de
condensortemperatuur en kan de airconditio-
ner probleemloos werken bij een tempera-
tuur van tot -15°C.
Draadloze bediening (sommige units)
Met draadloze bediening kunt u uw aircondi-
tioner bedienen via uw mobiele telefoon en
een draadloze verbinding. Toegang tot het
USB-apparaat, vervanging en onderhoud
moet worden uitgevoerd door vakkundig
personeel.
Geheugen ventilatieklephoek
(sommige units)
Wanneer u uw apparaat inschakelt, wordt de
ventilatieklep automatisch weer in de voor-
gaande hoek gezet.
Air Fresh-functie (luchtverfrisser)
(sommige units)
De ionengenerator staat onder stroom en
helpt de lucht in de kamer te zuiveren.
Anti-mildew (anti-schimmel)
(sommige units)
Wanneer u het apparaat uitschakelt vanuit de
modi COOL, AUTO (COOL) of DRY, blijft de
airconditioner op zeer laag vermogen werken
om gecondenseerd water op te drogen en
schimmelgroei te voorkomen.
Active Clean-functie (actief reinigen)
(sommige units)
- De Active Clean Technologie spoelt stof
weg wanneer het zich aan de warmtewis-
selaar hecht door de vorst automatisch te
bevriezen en vervolgens snel te ontdooien.
U hoort een piepgeluid. De Active
Clean-functie wordt gebruikt om meer
gecondenseerd water te produceren om
het reinigingseffect te verbeteren en de
koude lucht wordt uitgeblazen. Na het
reinigen blijft de interne windturbine met
hete lucht werken om de verdamper droog
te blazen, zodat de binnenkant schoon
blijft.
- Wanneer deze functie is ingeschakeld,
verschijnt op het display van de binnenunit
"CL", na 20 tot 130 minuten schakelt het
apparaat automatisch uit en wordt de
Active Clean-functie geannuleerd.
- Bij sommige apparaten start het systeem
het reinigingsproces bij hoge temperatuur
en is de temperatuur van de luchtuitlaat
erg hoog. Blijf er uit de buurt. Dit zou
kunnen lijden tot een stijging van de
kamertemperatuur.
Detectie van koelmiddellekkage
(sommige units)
De binnenunit geeft automatisch "EL0C"
weer wanneer hij koelmiddellekkage detec-
teert.
Pag. 10
1hr 1hr
Breeze Away omhoog
Cascade omhoog
Breeze Away omlaag
Cascade omlaag
SLEEP-functie
Energie besparen tijdens de slaap
• Slaapstand
De SLEEP-functie wordt gebruikt om het
energieverbruik te verminderen terwijl u
slaapt (en niet dezelfde temperatuurinstel-
lingen nodig hebt voor een comfortabel
gevoel). Deze functie kan alleen via de
afstandsbediening worden geactiveerd. En
de slaapfunctie is niet beschikbaar in de
FAN- (ventilator) of DRY-modus (drogen).
Druk op de SLEEP-knop wanneer u klaar
bent om naar bed te gaan. In de COOL-mo-
dus (koelen) zal het apparaat de tempera-
tuur na 1 uur met 1°C verhogen en na nog
eens 1 uur met nog eens 1°C. In de
HEAT-modus (verwarmen) zal het apparaat
de temperatuur na 1 uur met 1°C verlagen
en na nog eens 1 uur met nog eens 1°C
verlagen.
De slaapfunctie zal na 8 uur stoppen
waarna het systeem zoals in de laatste
situatie zal werken.
Breeze Away-functie
- Druk op de knop Breeze Away op de afstandsbe-
diening om te vermijden dat de lucht direct op het
lichaam wordt geblazen.
- Bij gebruik van Breeze Away zal het systeem de
hoeken van de ventilatiekleppen en de ventilator-
snelheid automatisch aanpassen. U kunt de venti-
latorsnelheid ook kiezen met de afstandsbedie-
ning.
- Tijdens de Breeze Away-functie beweegt de venti-
latieklep zoals hieronder wordt afgebeeld:
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar
in de modus COOL, DRY of FAN.
• Cascade-functie
- Druk op de knop Cascade op de afstandsbedie-
ning om de Cascade-functie te activeren.
- Met het nieuw verbeterde ontwerp van de
behuizing, kan de luchtleiding 180 graden draai-
en, wat voor een sneller en sterker koeleffect
zorgt. En de hele kamer kan snel en gelijkmatig
gekoeld worden.
- Het systeem zal de hoeken van de ventilatieklep-
pen en de ventilatorsnelheid automatisch aanpas-
sen. U kunt de ventilatorsnelheid ook kiezen met
de afstandsbediening.
- Deze functie is alleen beschikbaar in de modus
COOL of FAN.
- Tijdens de Cascade-functie beweegt de ventilatie-
klep zoals hieronder wordt afgebeeld:
Cool-modus (+1 C/2 F) per uur
gedurende de eerste twee uur
Heat-modus (-1 C/2 F) per uur
gedurende de eerste twee uur
Tempe-
ratuur
instellen
Blijven
werken
Gegevens en
functies van het
apparaat
Pag. 11
Hoek van de luchtstroom instellen
OPMERKING OVER VENTILATIEKLEPHOEKEN
ATTENTIE
• Hoek van de luchtstroom instellen
ATTENTIE
Handmatige bediening
(zonder afstandsbediening)
Bereik
Manual Control-knop
Gegevens en
functies van het
apparaat
Terwijl het apparaat is ingeschakeld, kunt u met
de SWING-knop (zwaaien) op de afstandsbedie-
ning de richting (verticale/horizontale hoek) van
de luchtstroom regelen. Zie de handleiding van
de afstandsbediening voor meer informatie.
Wanneer u de COOL- of DRY-modus gebruikt,
zat de ventilatieklep dan iet gedurende langere
tijd in een te verticale hoek. Hierdoor kan er
water op de ventilatieklep condenseren. Het
condenswater kan vervolgens op de vloer of op
meubels vallen.
Wanneer u de COOL- of HEAT-modus gebruikt,
kan het instellen van de ventilatieklep onder een
te kleine hoek de prestaties van het apparaat
verminderen door een beperkte luchtstroom.
OPMERKING: Stel de ventilatieklep met verticale
luchtstroom volgens de relatieve normvereisten
in op de maximale hoek tijdens de test van het
verwarmingsvermogen.
OPMERKING: Beweeg de ventilatieklep niet met
de hand. Hierdoor zal de ventilatieklep niet meer
synchroon lopen. Als dit gebeurt, schakel dan het
apparaat uit en trek de stekker enkele seconden
uit het stopcontact. Start het apparaat daarna
opnieuw op. Hiermee wordt de ventilatieklep
gereset.
Steek uw vingers niet in of bij de blaas- en
zuigzijde van het apparaat. De hogesnelheids-
ventilator in het apparaat kan letsel veroorzaken.
De handbedieningsknop is alleen bedoeld voor
testdoeleinden en noodbediening. Gebruik deze
functie alleen als u de afstandsbediening kwijt bent en
het absoluut noodzakelijk is. Gebruik de afstandsbe-
diening om het apparaat weer normaal te laten
functioneren. Het apparaat moet worden uitgescha-
keld voordat het handmatig wordt bediend.
Handbediening van uw apparaat:
1. Open het voorpaneel van de binnenunit.
2. Zoek de knop MANUAL CONTROL (handbediening)
aan de rechterkant van het displayvakje.
3. Druk één keer op de knop MANUAL CONTROL om
de modus FORCED AUTO (geforceerd automatisch)
te activeren.
4. Druk nogmaals op de knop MANUAL CONTROL om
de modus FORCED COOLING (geforceerd koelen) te
activeren.
5. Druk een derde keer op de knop MANUAL CON-
TROL om het apparaat uit te schakelen.
6. Sluit het voorpaneel.
Pag. 12
Uw binnenunit reinigen
VÓÓR REINIGING OF
ONDERHOUD
ATTENTIE
Uw luchtlter reinigen Uw ventilatieklep reinigen
Verzorging en onderhoud
ATTENTIE
Filterlipjes
a
a
bc
b c
d
Verwijder het luchtverfrissingsfilter van
de achterkant van het grotere filter
(sommige units)
Verzorging en
onderhoud
SCHAKEL UW AIRCONDITIONINGSYSTEEM ALTIJD UIT EN
KOPPEL DE VOEDING ERVAN LOS VOORDAT U HET SYSTEEM
SCHOONMAAKT OF ONDERHOUD ERAAN UITVOERT.
Gebruik alleen een zachte, droge doek om het
apparaat schoon te vegen. Als het apparaat erg vuil
is, kunt u het met een in warm water gedrenkte
doek schoonvegen.
Gebruik geen chemicaliën of chemisch behandel-
de doekjes om het apparaat schoon te maken.
Gebruik geen benzeen, verfverdunner, polijstpoe-
der of andere oplosmiddelen om het apparaat te
reinigen. Hierdoor kan het kunststof oppervlak
barsten of vervormen.
Gebruik geen water dat heter is dan 40°C om het
voorpaneel te reinigen. Hierdoor kan het paneel
vervormen of verkleuren.
Een verstopte airconditioner kan de koelingsefficiëntie
van uw apparaat verminderen en kan ook slecht zijn
voor uw gezondheid. Zorg ervoor dat u het filter om de
twee weken schoonmaakt.
1. Druk de knoppen aan weerszijden van het paneel in
en til het paneel op totdat het vastklikt.
2. Pak het lipje aan het uiteinde van het filter vast, til
het op en trek het naar u toe.
3. Trek nu het filter eruit.
4. Als uw filter een klein luchtverfrissingsfilter heeft,
maak dat dan los van het grotere filter. Reinig dit
luchtverfrissingsfilter met een handstofzuiger.
5. Reinig het grote luchtfilter met warm zeepwater.
Gebruik een mild schoonmaakmiddel.
6. Spoel het filter met schoon water en schud het
overtollige water eraf.
7. Droog het op een koele, droge plaats en stel het niet
bloot aan direct zonlicht.
8. Als het droog is, klik het luchtverfrissingsfilter dan
weer op het grotere filter en schuif het terug in de
binnenunit.
9. Sluit het voorpaneel van de binnenunit.
Raak het luchtverfrissingsfilter (Plasma) gedurende minstens
10 minuten na het uitschakelen van het apparaat niet aan.
Gebruik alleen een zachte, droge doek om het apparaat
schoon te vegen. Als de ventilatieklep (rooster) erg vuil is,
verwijder het dan en was het met water.
1. Houd de knoppen MODE en SWING op de afstands-
bediening samen gedurende één seconde ingedrukt,
de deflector zal in een bepaalde hoek openen.
2. Houd de ventilatieklep vast en verwijder hem zoals
hieronder afgebeeld.
Verwijder de ventilatie-
klep aan de linkerkant.
Maak de
vergrendeling
aan de
linkerkant los.
Maak de
vergrende-
ling in het
midden los.
Verwijder
de kleine
afdekking
aan de
rechterkant.
Indrukken
3. Was het met water en droog het op een koele, droge
plaats.
4. Installeer de ventilatieklep opnieuw, sluit de stroomtoe-
voer weer aan, waarna de ventilatieklep wordt gereset.
Pag. 13
Herinneringen luchtlter (optioneel)
Onderhoud - Lange periodes
buiten gebruik
Onderhoud - Inspectie
voorafgaand aan het seizoen
ATTENTIE
ATTENTIE
Verzorging en
onderhoud
Schakel het apparaat uit en ontkoppel de
stroomtoevoer voordat u het filter vervangt of
schoonmaakt.
Raak bij het verwijderen van het filter geen
metalen onderdelen in het apparaat aan. U kunt
zich snijden aan scherpe metalen randen.
Gebruik geen water om de binnenkant van de
binnenunit te reinigen. Dit kan de isolatie vernie-
tigen en elektrische schokken veroorzaken.
Stel het filter tijdens het drogen niet bloot aan
direct zonlicht. Hierdoor kan het filter krimpen.
Onderhoud en reiniging van de buitenunit moet
worden uitgevoerd door een erkende dealer of
een erkende dienstverlener.
Reparaties aan het apparaat moeten worden
uitgevoerd door een erkende dealer of een
erkende dienstverlener.
Herinnering aan het reinigen van het luchtfilter
Na 240 uur gebruik knippert "CL" op het display van
de binnenunit. Dit is een herinnering dat u het filter
moet schoonmaken. Na 15 seconden keert het
apparaat terug naar het vorige scherm.
Druk 4 keer op de LED knop op uw afstandsbedie-
ning of 3 keer op de MANUAL CONTROL-knop om
de herinnering te resetten. Als u de herinnering niet
reset, zal de "CL"-indicator opnieuw knipperen
wanneer u het apparaat opnieuw opstart.
Herinnering aan de vervanging van het
luchtfilter
Na 2.880 uur gebruik knippert "nF" op het display
van de binnenunit. Dit is een herinnering dat het
filter moet worden vervangen. Na 15 seconden keert
het apparaat terug naar het vorige scherm.
Druk 4 keer op de LED knop op uw afstandsbedie-
ning of 3 keer op de MANUAL CONTROL-knop om
de herinnering te resetten. Als u de herinnering niet
reset, zal de "nF"-indicator opnieuw knipperen
wanneer u het apparaat opnieuw opstart.
Als u van plan bent uw airconditioner langere tijd niet
te gebruiken, doe dan het volgende:
Doe het volgende nadat u het apparaat lange tijd niet
gebruikt heeft of voordat u het veelvuldig gaat gebruiken:
Reinig alle filters Schakel de FAN-functie
(ventilator) in totdat het
apparaat volledig droog is
Schakel de unit uit en
haal de stekker uit het
stopcontact
Verwijder de batterijen uit
de afstandsbediening
Controleer of er
bedrading is beschadigd
Reinig alle filters
Controleer op lekken Vervang batterijen
Maak alle filters schoon
Pag. 14
Algemene problemen
De volgende problemen duiden niet op een slechte werking en vergen in de meeste situaties geen reparaties.
Probleem Mogelijke oorzaken
Foutopsporing
VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Foutopsporing
Het apparaat heeft een 3-minutenbeveiligingsfunctie die overbelasting van het
apparaat voorkomt. Het apparaat kan niet binnen drie minuten na het uitscha-
kelen opnieuw worden gestart.
Het apparaat kan de instelling wijzigen om vorstvorming op het apparaat te
voorkomen. Zodra de temperatuur stijgt, begint het apparaat weer te werken
in de van tevoren geselecteerde modus.
Als de ingestelde temperatuur is bereikt, schakelt de unit de compressor uit. De
unit zal weer in werking worden gesteld wanneer de temperatuur weer schom-
melt.
In vochtige gebieden kan een groot temperatuurverschil tussen de lucht in de
ruimte en de geconditioneerde lucht witte nevel veroorzaken.
Wanneer het apparaat na het ontdooien in de HEAT-modus opnieuw wordt
gestart, kan er witte nevel vrijkomen als gevolg van vocht dat vrijkomt bij het
ontdooiproces.
Er kan een ruisend luchtgeluid optreden wanneer de ventilatieklep de positie reset.
Er kan een piepend geluid optreden nadat het apparaat in de HEAT-modus is ingescha-
keld als gevolg van uitzetting en inkrimping van de plastic onderdelen van de unit.
Een laag sissend geluid tijdens het gebruik: Dit is normaal en wordt veroorzaakt
door koelgas dat door zowel binnen- als buitenunits stroomt.
Laag sissend geluid wanneer het systeem start, net gestopt is met draaien of
aan het ontdooien is: Dit geluid is normaal en wordt veroorzaakt door het
stoppen van het koelgas of het veranderen van richting.
Piepend geluid: De normale uitzetting en krimping van plastic en metalen onderdelen
door temperatuurveranderingen tijdens het gebruik kan piepende geluiden veroorzaken.
Het apparaat wordt niet
ingeschakeld wanneer u
op de ON/OFF-knop drukt.
Het apparaat schakelt
over van de
COOL/HEAT-modus
naar de FAN-modus
De binnenunit stoot
witte nevel uit
Zowel de binnen- als
de buitenunits stoten
witte nevel uit.
De binnenunit maakt
geluid
Zowel de binnen- als
de buitenunit maken
geluid
Schakel het apparaat onmiddellijk uit als EEN VAN de volgende situaties zich
voordoet!
• Het netsnoer is beschadigd of abnormaal warm
• U ruikt een brandlucht
• Het apparaat maakt harde of abnormale geluiden
• Een stroomzekering springt door of de stroomonderbreker springt vaak los
• Water of andere voorwerpen vallen in of uit het apparaat
PROBEER HET NIET ZELF TE REPAREREN! NEEM ONMIDDELLIJK CONTACT
OP MET EEN ERKENDE DIENSTVERLENER!
Pag. 15
Probleem Mogelijke oorzaken
Foutopsporing
Als er problemen ontstaan, controleer dan de volgende punten voordat u contact opneemt met
een reparatiebedrijf.
Probleem Mogelijke oorzaken Mogelijke oorzaken
Foutopsporing
De buitenunit
maakt geluid
Er komt stof uit de
binnen- of buiten-
unit.
Het apparaat ruikt
vies
De ventilator van de
buitenunit werkt niet
De werking is
onregelmatig,
onvoorspelbaar of
het apparaat
reageert niet
Slechte
koelprestaties
De unit maakt verschillende geluiden op basis van de werkingsmodus waarin
hij zich bevindt.
Het apparaat kan als het langere perioden buiten gebruik is stof ophopen, dat bij het
inschakelen van het apparaat wordt uitgestoten. Dit kan worden beperkt door het
apparaat gedurende lange perioden van inactiviteit af te dekken.
Het apparaat kan geuren uit de omgeving absorberen (zoals meubels, gekookt
voedsel, sigaretten, enz.) die tijdens het gebruik worden uitgestoten.
De filters van het apparaat zijn muf en moeten worden gereinigd.
Tijdens de werking wordt de ventilatorsnelheid geregeld om de werking van het
product te optimaliseren.
Interferentie van zendmasten voor mobiele telefonie en externe versterkers kan ertoe
leiden dat het apparaat niet goed werkt.
Probeer in dit geval het volgende:
Ontkoppel de stroomtoevoer en sluit deze vervolgens weer aan.
Druk op de ON/OFF-knop op de afstandsbediening om de werking opnieuw te starten.
De temperatuurinstelling kan hoger
zijn dan de omgevingstemperatuur
De warmtewisselaar in de
binnen- of buitenunit is vies
Het luchtfilter is vies
De luchtinlaat of -uitlaat van een
van de units is geblokkeerd
Er staan deuren en ramen open
Een te hoge temperatuur wordt
veroorzaakt door zonlicht
Te veel warmtebronnen in de
kamer (mensen, computers,
elektronica, enz.)
Laag koelmiddelpeil door lekkage
of langdurig gebruik
De SILENCE-functie is geactiveerd
(optionele functie)
Maak de desbetreffende warmtewisselaar
schoon
Stel een lagere temperatuur in
Verwijder het filter en maak het schoon
volgens de instructies
Zet het apparaat uit, verwijder het obstakel
en zet het weer aan
Zorg ervoor dat alle deuren en ramen zijn
gesloten wanneer het apparaat in werking is
Sluit de ramen en gordijnen tijdens de warmste
momenten van de dag of bij fel zonlicht
Verminder de hoeveelheid warmtebronnen
Controleer op lekken, dicht zo nodig weer af
en vul koelmiddel bij
De SILENCE-functie kan de prestaties van het
product verlagen door de werkingsfrequentie
te verlagen. Schakel de SILENCE-functie uit.
OPMERKING: Als het probleem aanhoudt, neem dan contact op met een plaatselijke dealer of het dichtstbijzijnde klantenservi-
cecentrum. Geef hen een gedetailleerde beschrijving van het defect en het modelnummer van het apparaat.
Pag. 16
Probleem Mogelijke oorzaken Oplossing
Foutopsporing
Het apparaat werkt
niet
Het apparaat start
en stopt vaak
Slechte verwarm-
prestaties
Controlelampjes
blijven knipperen
Er verschijnt een
foutcode die begint
met de volgende
letters op het display
van de binnenunit:
E(x), P(x), F(x)
EH(xx), EL(xx), EC(xx)
PH(xx), PL(xx), PC(xx)
Stroomuitval
De stroomtoevoer is uitgeschakeld
De zekering is doorgebrand
De batterijen van de afstands-
bediening zijn leeg
De 3-minutenbeveiliging van
het apparaat is ingeschakeld
De timer is geactiveerd
Er is te veel of te weinig
koelmiddel in het systeem
Er is niet-samengeperst gas of
vocht in het systeem gekomen.
De compressor is kapot
De spanning is te hoog of te
laag
De buitentemperatuur is
extreem laag
Er komt koude lucht via
deuren en ramen naar binnen
Laag koelmiddelpeil door
lekkage of langdurig gebruik
Wacht tot de stroomtoevoer weer is
hersteld
Schakel de stroomtoevoer in
Vervang de zekering
Vervang batterijen
Wacht drie minuten en start daarna
de unit opnieuw
Schakel de timer uit
Controleer op lekken en vul het
systeem bij met koelmiddel.
Laat het systeem leeglopen en vul het
bij met koelmiddel
Vervang de compressor
Installeer een manostaat om de
spanning te regelen
Gebruik de bijverwarming
Zorg ervoor dat alle deuren en ramen
zijn gesloten tijdens gebruik
Controleer op lekken, dicht zo nodig
weer af en vul koelmiddel bij
Het apparaat kan stoppen met werken of veilig blijven werken. Als de
controlelampjes blijven knipperen of als er foutcodes verschijnen,
wacht dan ongeveer 10 minuten. Het probleem gaat misschien vanzelf
over.
Als dit niet het geval is, haal dan de stekker uit het stopcontact en sluit
deze weer aan. Schakel de unit uit. Als het probleem aanhoudt, haal
dan de stekker uit het stopcontact en neem contact op met het
dichtstbijzijnde klantenservicecentrum.
OPMERKING:
Als het probleem aanhoudt na het uitvoeren van de bovenstaande controles en diagnoses,
schakel het apparaat dan onmiddellijk uit en neem contact op met een erkend servicecentrum.
Pag. 17
Accessoires
1 2 3
Naam Vorm Hoeveelheid (st)
Vloeistofzijde
Gaszijde
Φ6.35(1/4 in)
Φ9.52(3/8in)
Φ9.52(3/8in)
Φ12.7(1/2in)
Φ 16(5/8in)
Φ 19(3/4in)
2~3
1
Naam van het accessoire
Hoev. (st) Vorm
1
1
Naam van het accessoire
Hoev. (st) Vorm
1
2
1
2
1~2
(afhankelijk
van het
model)
5~8
(afhankelijk
van het model)
5~8
(afhankelijk
van het model)
Accessoires
Het airconditioningsysteem wordt geleverd met de volgende accessoires. Gebruik alle installa-
tieonderdelen en -accessoires om de airconditioner te installeren. Een verkeerde installatie kan
leiden tot waterlekkage, elektrische schokken en brand of defecten aan de apparatuur. De
artikelen die niet bij de airconditioner worden geleverd, moeten apart worden aangeschaft.
Handleiding
Afvoerverbinding
(voor koel- en verwar-
mingsmodellen)
Afdichting (voor
koel- en verwar-
mingsmodellen)
Montageplaat
Ankerbout
Bevestigingsbout
voor montageplaat
Afstandsbediening
Batterij
Houder voor
afstandsbediening
(optioneel)
Bevestigingsbout voor
afstandsbedienings-
houder (optioneel)
Klein lter
(moet op de achterkant
van het hoofdluchtfilter
worden geïnstalleerd door
de bevoegde monteur
tijdens de installatie van
de machine)
Verbindingsleiding
Magneetring en riem
(indien meegeleverd,
raadpleeg het schakel-
schema om deze op de
aansluitkabel te
installeren.)
Onderdelen moet u apart
aanschaffen. Vraag de
dealer over de juiste
buismaat van het apparaat
dat u hebt gekocht.
Verschilt per model
Steek de riem door het
gat van de magneet-
ring om hem aan de
kabel te bevestigen
Pag. 18
Installatieoverzicht - Binnenunit
De installatieplaats kiezen
De montageplaat bevestigen
De positie van het muurgat bepalen
123
Een gat in de muur boren
4
12cm
(4.75in)
2.3m (90.55in)
12cm
(4.75in)
15cm (5.9in)
Binnenunit monteren
STEP 8
Leidingen aansluiten
De afvoerslang voorbereiden
456
78
9
Bedrading aansluiten (niet
van toepassing op sommige
locaties in Noord-Amerika)
Leidingen en kabels afdekken (niet van toepassing
op sommige locaties in Noord-Amerika)
Installatieoverzicht -
Binnenunit
Pag. 19
OPMERING BIJ DE ILLUSTRATIES
De illustraties in deze handleiding dienen ter verduidelijking. De werkelijke vorm van uw
binnenunit kan iets afwijken. De huidige vorm is geldig.
Montageplaat voor aan de wand
Netsnoer (sommige units)
Koelmiddelleidingen
Signaalkabel
Afstandsbediening
Afvoerpijp
Ventilatieklep
Houder voor afstandsbediening
(sommige units)
Functioneel filter (aan de achterkant
van het hoofdfilter - sommige units)
Voorpaneel
Netsnoer voor buitenunit
(sommige units)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
1) (2
1
23
4
6
7
8
910
11
Luchtremschakelaar
3
1
2
4
5
6
7
8
11
5
Onderdelen van de unit
Onderdelen
van de unit
OPMERKING: De installatie moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de
plaatselijke en nationale normen. De installatie kan per gebied enigszins verschillen.
Pag. 20
Installatie-instructies - Binnenunit
VÓÓR DE INSTALLATIE
Stap 1: Installatieplaats kiezen
De juiste installatieplaatsen voldoen
aan de volgende normen:
Installeer de unit NIET op de volgende
plaatsen:
OPMERKING OVER HET GAT IN DE MUUR:
Raadpleeg het volgende schema om de juiste
afstand tot muren en plafond te bepalen:
Stap 2: De montageplaat aan de muur
bevestigen
12cm (4.75in)
of meer
2.3m (90.55in) of meer
12cm (4.75in)
of meer
15cm (5.9in) of meer
OPMERKING VOOR BETONNEN OF BAKSTENEN MUREN:
Schroef
Installatie van de binnenunit
Raadpleeg voordat u de binnenunit installeert het
etiket op de productdoos om te controleren of
het modelnummer van de binnenunit overeen-
komt met het modelnummer van de buitenunit.
Installatie van
de binnenunit
Voordat u de binnenunit installeert, moet u
een geschikte locatie kiezen. Hieronder vindt u
normen die u zullen helpen bij het kiezen van
een geschikte locatie voor het apparaat.
Goede luchtcirculatie
Gemakkelijke afvoer
Het geluid van het apparaat zal andere
mensen niet storen
Stevig en sterk - de locatie trilt niet
Sterk genoeg om het gewicht van het appa-
raat te dragen
Een locatie op ten minste één meter afstand
van alle andere elektrische apparaten (bijv. tv,
radio, computer)
In de buurt van een warmtebron, stoom of
brandbaar gas
In de buurt van brandbare voorwerpen zoals
gordijnen of kleding
In de buurt van obstakels die de luchtcircula-
tie kunnen belemmeren
Bij de deuropening
Op een plek met direct zonlicht
Als er geen vaste koelmiddelleidingen zijn: Let er bij
het kiezen van een plaats op dat u voldoende
ruimte vrijlaat voor een gat in de muur (zie stap Gat
in de muur boren voor aansluitleidingen) voor
de signaalkabel en de koelmiddelleidingen die
binnen- en buitenunits met elkaar verbinden. De
standaardpositie voor alle leidingen is de rechter-
kant van de binnenunit (met het gezicht naar de
unit gericht). Het apparaat is echter geschikt voor
leidingen naar zowel links als rechts.
De montageplaat is het hulpmiddel waarop u de
binnenunit monteert.
Verwijder de schroef waarmee de montage-
plaat aan de achterkant van de binnenunit is
bevestigd.
Bevestig de montageplaat aan de muur met
de bijgeleverde schroeven. Zorg ervoor dat de
montageplaat vlak tegen de muur zit.
Als de muur van baksteen, beton of een soortgelijk
materiaal is, boor dan gaten met een diameter van 5
mm (0,2 inch) in de muur en breng de meegeleverde
ankerbouten aan. Bevestig de montageplaat vervol-
gens aan de muur door de schroeven rechtstreeks in
de clipankerbouten te draaien.
Pag. 21
Schets van de binnenunit
Eenheid: mm (inch)
Stap 3: Een gat in de muur boren voor
verbindingsbuizen
Muur
Binnen
5-7mm )ni572.0-2.0(
Fig.3.2
AFMETINGEN MONTAGEPLAAT
Juiste oriëntatie van montageplaat
ATTENTIE
920(36.2)
40(1.6)
110(4.3)
Φ
leidinggat
65(2.5)
50(1.9)
Φ
leidinggat
65(2.5)
410(16.1)
321(12.6)
49(1.9)
FROM EDGE TO HOLE CENTER:50mm
FROM EDGE TO HOLE CENTER:100mm
150
100 100
100
50
50 50
2
2
2
4
44
6
RECOMMAND
LIQUID GAS
BUBBLE
LEVEL
mm inch
mm
inch
FROM EDGE TO HOLE CENTER:50mm
mm
001:
RETN
EC
ELOH
OT
E
GDE
M
ORF
150
100 100
100
50
50 50
2
2
2
4
44
6
RECOMMAND
LIQUID GAS
BUBBLE
LEVEL
mm inch
mm
inch
FROM EDGE TO HOLE CENTER:50mm
FROM EDGE TO HOLE CENTER:100mm
150
100 100
100
50
50 50
2
2
2
4
44
6
RECOMMAND
LIQUID GAS
BUBBLE
LEVEL
mm inch
mm
inch
Buiten
Installatie van
de binnenunit
1. Bepaal de plaats van het gat in de muur op
basis van de positie van de montageplaat. Zie
Afmetingen montageplaat.
2. Boor met een kernboor van 65 mm of 90 mm
(afhankelijk van het model) een gat in de muur.
Zorg ervoor dat het gat onder een licht neer-
waartse hoek wordt geboord, zodat het uitein-
de van het gat aan de buitenkant ongeveer 5
mm tot 7 mm lager is dan het uiteinde aan de
binnenkant. Dit zorgt voor een goede wateraf-
voer.
OPMERKING: Wanneer de verbindingsleiding
van de gaszijde 16 mm of meer is, dan moet
het gat in de muur 90 mm bedragen.
Zorg er bij het boren van het gat in de
muur voor dat u draden, afvoerbuizen en
andere gevoelige onderdelen vermijdt.
Verschillende modellen hebben verschillende
montageplaten. Voor het installatiegemak
zijn de afmetingen op de montageplaat
gekerfd. Installeer de plaat en boor het gat
in de muur volgens de informatie op de
montageplaat. Zie de afbeelding hieronder.
3. Plaats de beschermmanchet in het gat. Dit
beschermt de randen van het gat en zal helpen
om het af te dichten wanneer u klaar bent met
het installatieproces.
Pag. 22
Stap 4: Koelmiddelleidingen voorbereiden
OPMERKING OVER LEIDINGENHOEK
Knock-out-paneel
ATTENTIE
Stap 5: Afvoerslang aansluiten
OPMERKING OVER DE PLAATSING
VAN DE AFVOERSLANG
VUL HET ONGEBRUIKTE AFVOERGAT OP
Installatie van
de binnenunit
De koelmiddelleidingen zitten in een isolatiehuls die
aan de achterkant van de unit is bevestigd. U moet
de leidingen voorbereiden voordat u ze door het gat
in de muur leidt.
1. Kies op basis van de positie van het gat in de
muur ten opzichte van de montageplaat de kant
vanwaar de leidingen de unit uitgaan.
2. Als het gat in de muur zich achter het apparaat
bevindt, houd dan het ‘knock-out’-paneel op zijn
plaats. Als het gat in de muur zich aan de zijkant
van de binnenunit bevindt, verwijder dan het
plastic ‘knock-out’-paneel aan die kant van de unit.
Koelmiddelleidingen kunnen de binnenunit
vanuit vier verschillende hoeken verlaten: links,
rechts, linksachter en rechtsachter.
Wees uiterst voorzichtig dat u geen deuken in
de leidingen maakt of ze beschadigt terwijl u ze
van het apparaat wegbuigt. Eventuele deuken
in de leidingen zullen de prestaties van de unit
beïnvloeden.
De afvoerslang is standaard bevestigd aan de
rechterkant van het apparaat (als u naar de achter-
kant van de unit kijkt).
Omwikkel het aansluitpunt stevig met teflontape
voor een goede afdichting en om lekken te
voorkomen.
Verwijder het luchtfilter en giet een kleine
hoeveelheid water in de afvoerbak om ervoor te
zorgen dat het water soepel uit het apparaat
stroomt.
Zorg ervoor dat u de afvoerslang plaatst
volgens de onderstaande afbeeldingen.
Om ongewenste lekkage te
voorkomen, moet u het
ongebruikte afvoergat afslui-
ten met de meegeleverde
rubberen plug.
CORRECT
Zorg dat er geen knikken of
deuken in de afvoerslang zitten
voor een goede afvoer.
NIET CORRECT
Knikken in de afvoerslang
zorgen voor de ophoping
van water.
NIET CORRECT
Knikken in de afvoerslang
zorgen voor de ophoping
van water.
NIET CORRECT
Plaats het uiteinde van de
afvoerslang niet in water of in
wateropvangbakken. Dit
voorkomt een goede afvoer.
3. Als er verbindingsbuizen in de muur zitten, ga dan
direct door naar de stap Afvoerslang aanslui-
ten. Als er geen ingebouwde buizen zijn, sluit dan
de koelmiddelleidingen van de binnenunit aan op
de verbindingsleidingen die de binnen- en buiten-
units met elkaar verbinden. Zie het gedeelte
Aansluiting koelmiddelleidingen in deze
handleiding voor gedetailleerde instructies.
Pag. 23
LEES DEZE VOORSCHRIFTEN
VOORDAT U ELEKTRISCHE
TAKEN UITVOERT
WAARSCHUWING
Stap 6: Signaal- en voedingskabels aansluiten
OPMERKING: In Noord-Amerika kiest u het
kabeltype volgens de plaatselijke regel- en
wetgeving inzake elektriciteit.
Minimale doorsnede van voedings- en
signaalkabels (ter referentie)
(Niet van toepassing voor Noord-Amerika)
Nominale stroom
van apparaat (A)
Nominale doorsnede
(mm2)
> 3 en 6 0.75
> 6 en 10 1
> 10 en 16 1.5
> 16 en 25 2.5
> 25 en 32 4
> 32 en 40 6
KIES DE JUISTE KABELMAAT
Installatie van
de binnenunit
1. Alle bedrading moet voldoen aan de plaatselijke
en landelijke regel- en wetgeving inzake elektrici-
teit en moet worden geïnstalleerd door een
erkende elektricien.
2. Alle elektrische aansluitingen moeten worden
gemaakt volgens het schakelschema op de pane-
len van de binnen- en buitenunits.
3. Stop het werk onmiddellijk als er een ernstig
veiligheidsprobleem is met de voeding. Leg uw
redenering uit aan de klant en weiger het appa-
raat te installeren totdat het veiligheidsprobleem
naar behoren is opgelost.
4. De voedingsspanning moet binnen 90-110% van
de nominale spanning liggen. Onvoldoende
stroomtoevoer kan storingen, elektrische schok-
ken of brand veroorzaken.
5. Als u stroom aansluit op vaste bedrading, moet u
een overspanningsbeveiliging en hoofdschakelaar
installeren.
6. Als u stroom aansluit op vaste bedrading, moet
een schakelaar of stroomonderbreker die alle
polen uitschakelt en een contactscheiding van
minstens 3 mm heeft, in de vaste bedrading
worden opgenomen. De gekwalificeerde elektri-
cien moet een goedgekeurde stroomonderbreker
of schakelaar gebruiken.
7. Sluit het apparaat alleen aan op een afzonderlijk
aftakcircuit/stopcontact. Sluit geen ander appa-
raat op dat stopcontact aan.
8. Zorg ervoor dat u de airconditioner goed
geaard is.
9. Elke draad moet stevig zijn aangesloten. Losse
bedrading kan ertoe leiden dat de aansluitklem
oververhit raakt, wat kan leiden tot defecten aan
het product en mogelijk brand.
10. Zorg dat de draden de koelmiddelleidingen, de
compressor of andere bewegende delen in de unit
niet aanraken of er tegenaan rusten.
11. Als de unit een elektrische bijverwarming heeft,
moet deze op minstens 1 meter afstand van
brandbare materialen worden geïnstalleerd.
12. Raak de elektrische onderdelen nooit aan kort
nadat de voeding is uitgeschakeld om een elektri-
sche schok te voorkomen. Wacht na het uitscha-
kelen van de stroom altijd 10 minuten of langer
voordat u de elektrische onderdelen aanraakt.
SCHAKEL DE HOOFDSTROOMTOEVOER NAAR
HET SYSTEEM UIT VOORDAT U TAKEN AAN HET
STROOMNET OF DE BEDRADING UITVOERT.
De signaalkabel maakt communicatie tussen de
binnen- en buitenunits mogelijk. U moet eerst de
juiste kabelmaat kiezen voordat u deze klaarmaakt
voor aansluiting.
Soorten kabels
Stroomkabel voor binnen (indien van toepas-
sing): H05VV-F of H05V2V2-F
Stroomkabel voor buiten: H07RN-F of
H05RN-F
• Signaalkabel: H07RN-F
De maat van de benodigde voedingskabel,
signaalkabel, zekering en schakelaar wordt
bepaald door de maximale stroom van het
apparaat. De maximale stroom wordt aangege-
ven op het typeplaatje op het zijpaneel van het
apparaat. Raadpleeg dit typeplaatje om de
juiste kabel, zekering of schakelaar te kiezen.
OPMERKING: Kies in Noord-Amerika de juiste
kabeldiameter volgens de minimale stroom-
sterkte die op het typeplaatje van het apparaat
staat aangegeven.
Pag. 24
Aansluitblok
Draadafdekking
Schroef
Kabelklem
WAARSCHUWING
ATTENTIE
DE AFVOERSLANG MOET AAN DE ONDERKANT ZITTEN
VERSTRENGEL DE SIGNAALKABEL NIET
MET ANDERE DRADEN
BUNDEL DE UITEINDEN VAN DE LEIDINGEN NIET
OPMERKING OVER BEDRADING
Binnenunit
Ruimte achter unit
Koelmiddelleiding
Afvoerslang
Signaalkabel
Isolatietape
Stap 7: Leidingen en kabels bundelen
Installatie van
de binnenunit
1. Open het voorpaneel van de binnenunit.
2. Open met een schroevendraaier het deksel van
de kabeldoos aan de rechterkant van het
apparaat. Hierdoor wordt het klemmenblok
zichtbaar.
ALLE BEDRADING MOET STRIKT IN OVER-
EENSTEMMING MET HET SCHAKELSCHE-
MA OP DE ACHTERKANT VAN HET VOOR-
PANEEL VAN DE BINNENUNIT WORDEN
UITGEVOERD.
HAAL GEEN STROOMVOERENDE EN STROOM-
LOZE DRADEN DOOR ELKAAR
Dit is gevaarlijk en kan ervoor zorgen dat de aircon-
ditioner slecht werkt.
HET AANSLUITPROCES VAN DE BEDRA-
DING KAN PER UNIT EN REGIO ENIGS-
ZINS VERSCHILLEN.
Voordat u de leiding, afvoerslang en signaalkabel
door het gat in de muur leidt, moet u ze bundelen
om ruimte te besparen, ze te beschermen en te
isoleren (Niet van toepassing in Noord-Amerika).
1. Bundel de afvoerslang, koelmiddelleiding en
signaalkabel zoals hieronder afgebeeld:
Zorg ervoor dat de afvoerslang zich onderaan
de bundel bevindt. Als u de afvoerslang
bovenaan de bundel legt, kan de afvoerbak
overlopen, wat kan leiden tot brand of water-
schade.
Als u deze onderdelen samenbundelt, mag u
de signaalkabel niet verstrengelen of kruisen
met andere bedrading.
Houd bij het bundelen de uiteinden van de
leidingen vrij. U moet erbij kunnen om ze aan
het einde van het installatieproces op lekken te
testen (zie het gedeelte Elektrische controles
en Lekkagecontroles in deze handleiding).
3. Schroef de kabelklem onder het klemmenblok
los en leg hem opzij.
4. Verwijder het plastic paneel linksonder met uw
gezicht naar de achterkant van het apparaat
gericht.
5. Voer de signaalkabel door deze gleuf, van de
achterkant van het apparaat naar de voorkant.
6. Kijk naar de voorkant van het apparaat en sluit
de draden aan volgens het schakelschema van
de binnenunit, sluit de vorkklem aan en schroef
elke draad stevig vast op de bijbehorende
aansluitklem.
7. Gebruik, nadat u gecontroleerd heeft of alle
verbindingen goed vastzitten, de kabelklem om
de signaalkabel aan het apparaat vast te
maken. Schroef de kabelklem stevig vast.
8. Plaats de draadafdekking weer aan de voorkant
van het apparaat en het plastic paneel aan de
achterkant.
2. Bevestig de afvoerslang met zelfklevende
vinyltape aan de onderkant van de koelmiddel-
leidingen.
3. Wikkel de signaalkabel, koelmiddelleiding en
afvoerslang stevig samen met isolatietape.
Controleer dubbel of alle onderdelen goed
gebundeld zijn.
Pag. 25
Naar links of rechts verschuiven
50mm
(1.96in)
50mm
(1.96in)
DE UNIT IS VERSTELBAAR
Stap 8: Binnenunit monteren
Installatie van
de binnenunit
Als u nieuwe verbindingsleidingen naar de
buitenunit hebt geïnstalleerd, doe dan het
volgende:
1. Als u de koelmiddelleidingen al door het gat
in de muur hebt geleid, ga dan naar stap 4.
2. Controleer anders of de uiteinden van de
koelmiddelleidingen goed zijn afgesloten om
te voorkomen dat er vuil of vreemde materi-
alen in de leidingen terechtkomen.
3. Leid de bundel van koelmiddelleiding,
afvoerslang en signaalkabel langzaam door
het gat in de muur.
4. Haak de bovenkant van de binnenunit aan
de bovenste haak van de montageplaat.
5. Controleer of het apparaat stevig vastge-
haakt is door lichte druk uit te oefenen op
de linker- en rechterkant van het apparaat.
Het apparaat mag niet wiebelen of verschui-
ven.
6. Druk de onderste helft van het apparaat
gelijkmatig naar beneden. Blijf naar beneden
duwen totdat het apparaat vastklikt op de
haken aan de onderkant van de montage-
plaat.
7. Controleer opnieuw of het apparaat stevig
gemonteerd is door lichte druk uit te oefe-
nen op de linker- en rechterkant van het
apparaat.
Als de koelmiddelleidingen al in de muur
zijn ingebouwd, doe dan het volgende:
1. Haak de bovenkant van de binnenunit aan
de bovenste haak van de montageplaat.
2. Gebruik een beugel of wig om de unit op
zijn plaats te houden, zodat u genoeg ruimte
hebt om de koelmiddelleidingen, signaalka-
bel en afvoerslang aan te sluiten.
Houd er rekening mee dat de haken op de
montageplaat kleiner zijn dan de gaten aan de
achterkant van het apparaat. Als u merkt dat u
niet voldoende ruimte hebt om ingebouwde
leidingen op de binnenunit aan te sluiten, kan de
unit ongeveer 50 mm naar links of rechts worden
versteld, afhankelijk van het model.
Wig
3. Sluit de afvoerslang en de koelmiddelleidingen
aan (zie het gedeelte Aansluiting koelmid-
delleidingen in deze handleiding voor instruc-
ties).
4. Houd het aansluitpunt van de leiding vrij om de
lektest uit te voeren (zie het gedeelte Elektri-
sche controles en lektests in deze handlei-
ding).
5. Bundel het aansluitpunt na de lektest in met
isolatietape.
6. Verwijder de beugel of wig die het apparaat
ondersteunt.
7. Druk de onderste helft van het apparaat gelijk-
matig naar beneden. Blijf naar beneden duwen
totdat het apparaat vastklikt op de haken aan
de onderkant van de montageplaat.
Pag. 26
Installation
60cm (24in) boven
60cm (24in)
rechts
30cm (12in)
links
200cm (79in)
aan de voorkant
30cm (12in)
van de achterwand
Installatie-instructies - Buitenunit
Stap 1: Installatieplaats kiezen
De juiste installatieplaatsen voldoen aan
de volgende normen:
SPECIALE OVERWEGINGEN VOOR
EXTREEM WEER
Harde
wind
Harde wind
Harde wind
Windscherm
Installatie van de buitenunit
Installatie van
de buitenunit
Installeer het apparaat volgens de plaatselijke
regel- en wetgeving. Er kunnen kleine verschillen
zijn tussen de verschillende regio's.
Voordat u de buitenunit installeert, moet u een
geschikte locatie kiezen. Hieronder vindt u
normen die u zullen helpen bij het kiezen van
een geschikte locatie voor het apparaat.
Voldoet aan alle ruimtelijke vereisten die hierboven in de
Eisen voor de installatieruimte worden weergegeven.
Goede luchtcirculatie en ventilatie
Stevig en sterk. De plaats is geschikt om het apparaat
te dragen en trilt niet
Het geluid van het apparaat zal andereniet storen
Beschermd tegen langdurig direct zonlicht of regen
Als er sneeuwval wordt verwacht, neem dan de juiste
maatregelen om ijsafzetting en schade aan de spoel te
voorkomen.
Installeer de unit NIET op de volgende
plaatsen:
In de buurt van een obstakel dat luchtinlaten en
-uitlaten blokkeert
In de buurt van een openbare straat, drukke plaatsen
of waar lawaai van het apparaat anderen zal storen
In de buurt van dieren of planten die schade kunnen
ondervinden van heteluchtuitstoot
In de buurt van een bron van brandbaar gas
Op een plaats die blootstaat aan grote hoeveelheden
stof
Op een plaats die blootstaat aan een overmatige
hoeveelheid zoute lucht
Als het apparaat wordt blootgesteld aan
storm: Installeer het apparaat zo dat de ventilator
van de luchtuitlaat een hoek van 90° maakt ten
opzichte van de windrichting. Bouw zo nodig een
barrière voor het apparaat om het te beschermen
tegen extreem harde wind. Zie onderstaande
afbeeldingen.
Als het apparaat vaak wordt blootge-
steld aan hevige regen- of sneeuwval:
Bouw een afdak boven het apparaat om het
tegen regen of sneeuw te beschermen. Zorg
ervoor dat u de luchtstroom rond het appa-
raat niet belemmert.
Als het apparaat vaak wordt blootge-
steld aan hevige zoute lucht (vlakbij de
zee):
Gebruik een buitenunit die speciaal ontwor-
pen is om corrosie te weerstaan.
Pag. 27
Stap 2: Afvoerverbinding installeren
(alleen warmtepompunit)
Afdichting
Afvoerverbinding
(A) (B)
Gat in de afvoerbak van
de buitenunit
Afdichting
IN KOUDE KLIMATEN
Stap 3: Buitenunit bevestigen
AFMETINGEN VOOR DE MONTAGE VAN DE UNIT
A
W
B
D
Luchtinlaat
Luchtuitlaat
Luchtinlaat
W
H
Installatie van
de buitenunit
Voordat u de buitenunit vastschroeft, moet u de
afvoerverbinding aan de onderkant van de unit
installeren. Er zijn twee verschillende afvoerverbindin-
gen, afhankelijk van het type buitenunit.
Als de afvoerverbinding een rubberen afdichting
heeft (zie afb. A), doe dan het volgende:
1. Plaats de rubberen afdichting op het uiteinde van
de afvoerverbinding dat op de buitenunit zal
aansluiten.
2. Steek de afvoerverbinding in het gat in de opvang-
bak van de unit.
3. Draai de afvoerverbinding 90° totdat deze vastklikt
in de richting van de voorkant van het apparaat.
4. Sluit een verlengstuk voor de afvoerslang (niet
inbegrepen) aan de afvoerverbinding om water uit
het apparaat af te tappen tijdens de verwarmings-
modus.
Als de afvoerverbinding geen rubberen afdich-
ting heeft (zie afb B), doe dan het volgende:
1. Steek de afvoerverbinding in het gat in de opvang-
bak van de unit. De afvoerverbinding klikt vast.
2. Sluit een verlengstuk voor de afvoerslang (niet
inbegrepen) aan de afvoerverbinding om water uit
het apparaat af te tappen tijdens de verwarmings-
modus.
Zorg er in gebieden met een koud klimaat
voor dat de afvoerslang zo verticaal mogelijk
zit, zodat het water snel afgevoerd wordt.
Als het water te langzaam wordt afgevoerd,
kan het in de slang bevriezen en het appa-
raat overstromen.
De buitenunit kan met een bout (M10) aan
de grond of aan een muurbeugel worden
bevestigd. Bereid de ondergrond waarop
het apparaat wordt geïnstalleerd voor
volgens de onderstaande afmetingen.
Hieronder vindt u een lijst met verschillen-
de afmetingen van de buitenunit en de
afstand tussen de montagevoeten. Bereid
de ondergrond waarop het apparaat
wordt geïnstalleerd voor volgens de
onderstaande afmetingen.
Pag. 28
WAARSCHUWING
ATTENTIE
Afmetingen buitenunit (mm)
B x H x D
Montageafmetingen
Afstand A (mm)
681x434x285 (26.8”x17.1”x11.2”) 460 (18.1”) 292 (11.5”)
700x550x270 (27.5”x21.6”x10.6”) 450 (17.7”) 260 (10.2”)
728x555x300 (28.7”x21.8”x11.8”) 452 (17.8”) 302(11.9”)
765x555x303 (30.12”x21.8”x11.9”) 452 (17.8”) 286(11.3”)
890x673x342 (35.0”x26.5”x13.5”)
946x810x420 (37.2”x31.9”x16.5”)
663 (26.1”)
673 (26.5”)
354 (13.9”)
403 (15.9”)
946x810x410 (37.2”x31.9”x16.1”) 673 (26.5”) 403 (15.9”)
720x495x270 (28.3”x19.5”x10.6”) 452 (17.8”) 255 (10.0”)
845x702x363 (33.3”x27.6”x14.3”) 540 (21.3”) 350 (13.8”)
700x550x275 (27.5”x21.6”x10.8”) 450 (17.7”) 260 (10.2”)
770x555x300 (30.3”x21.8”x11.8”) 487 (19.2”) 298 (11.7”)
800x554x333 (31.5”x21.8”x13.1”) 514 (20.2”) 340 (13.4”)
805x554x330 (31.7”x21.8”x12.9”) 511 (20.1”) 317 (12.5”)
Afstand B (mm)
Installatie van
de buitenunit
Als u het apparaat op de grond of op een
betonnen montageplatform gaat installe-
ren, doe dan het volgende:
1. Markeer de posities voor vier expansiebouten
op basis van de maattabel.
2. Boor alvast gaten voor de expansiebouten.
3. Breng een moer aan op het uiteinde van elke
expansiebout.
4. Sla de expansiebouten in de voorgeboorde
gaten.
5. Verwijder de moeren van de expansiebouten
en plaats de buitenunit op de bouten.
6. Plaats een sluitring op elke expansiebout en
plaats dan de moeren terug.
7. Draai elke moer vast met een sleutel.
1. Markeer de positie van de beugelgaten op basis
van de maattabel.
2. Boor alvast gaten voor de expansiebouten.
3. Breng een sluitring en moer aan op het uiteinde
van elke expansiebout.
4. Steek de expansiebouten door de gaten in de
montagebeugels, plaats de montagebeugels op
hun plaats en sla de expansiebouten in de muur.
5. Controleer of de montagebeugels waterpas zijn.
6. Til het apparaat voorzichtig op en plaats de
montagepoten op de beugels.
7. Schroef de unit stevig vast aan de beugels.
8. Installeer de unit indien toegestaan met rubberen
pakkingen om trillingen en geluid te
verminderen.
BIJ HET BOREN IN BETON WORDT TE
ALLEN TIJDE OOGBESCHERMING
AANBEVOLEN.
Als u het apparaat aan een muurbeugel
gaat installeren, doe dan het volgende:
Zorg ervoor dat de muur gemaakt is van stevig
baksteen, beton of een vergelijkbaar sterk materiaal.
De muur moet minstens vier keer het gewicht
van het apparaat kunnen dragen.
Pag. 29
WAARSCHUWING
LET OP DE STROOMDRAAD
WAARSCHUWING
In North America
Afdekking
Schroef
G
Draadafdekking
Meer dan 40 mm (1,57 inch)
Aansluitblok
Verdeelpaneel
Aansluitkabel
Netsnoer
Drie maten gaten: klein, groot en middelgroot
Sluiting
GEBRUIK DE JUISTE KABEL
KIES DE JUISTE KABELMAAT
Installatie van
de buitenunit
Stap 4: Signaal- en voedingskabels aansluiten
Het aansluitblok van de buitenunit wordt beschermd
door een deksel voor de elektrische bedrading aan de
zijkant van de unit. Aan de binnenkant van het deksel
van de bedrading vindt u een uitvoerig schakelschema.
a. Strip met een striptang het rubberen omhulsel van
beide uiteinden van de kabel, zodat u ongeveer 40
mm van de draden binnenin ziet.
b. Strip de isolatie van de uiteinden van de draden.
c. Gebruik een draadkrimper en krimp vorkklemmen
op de uiteinden van de draden.
1. Maak de kabel klaar voor aansluiting:
SCHAKEL DE HOOFDSTROOMTOEVOER NAAR
HET SYSTEEM UIT VOORDAT U TAKEN AAN HET
STROOMNET OF DE BEDRADING UITVOERT.
Kies de juiste kabel, zie “Soorten kabels” op
pagina 23.
De maat van de benodigde voedingskabel, signaal-
kabel, zekering en schakelaar wordt bepaald door
de maximale stroom van het apparaat. De maxima-
le stroom wordt aangegeven op het typeplaatje op
het zijpaneel van het apparaat.
OPMERKING: Kies in Noord-Amerika de juiste
kabeldiameter volgens de minimale stroomsterkte
die op het typeplaatje van het apparaat staat
aangegeven.
Zorg er bij het krimpen van draden voor dat u de stroomvoe-
rende draad ("L") duidelijk onderscheidt van de andere draden.
ALLE BEDRADING MOET STRIKT IN OVEREEN-
STEMMING MET HET SCHAKELSCHEMA AAN
DE BINNENKANT VAN DE DRAADAFDEKKING
VAN DE BUITENUNIT.
OPMERKING: Als de kabelklem er als volgt uitziet,
kies dan het juiste doorvoergat op basis van de
diameter van de draad.
Als de kabel niet vast genoeg zit, gebruik dan de sluiting om hem
omhoog te houden, zodat hij goed vastgeklemd kan worden.
1. Verwijder de draadafdekking van het apparaat door
de 3 schroeven los te draaien.
2. Demonteer de doppen op het verdeelpaneel.
3. Monteer de doorvoerbuizen (niet meegeleverd) op
het verdeelpaneel.
4. Sluit zowel de voeding als de laagspanningslijnen
goed aan op de bijbehorende aansluitklemmen van
het aansluitblok.
5. Aard het apparaat in overeenstemming met de
plaatselijke voorschriften.
6. Zorg ervoor dat elke draad enkele centimeters langer
is dan de lengte die nodig is voor de bedrading.
7. Gebruik borgmoeren om de buizen vast te zetten.
Kies het juiste doorvoergat op basis van de
diameter van de diameter van de draad.
2. Schroef het deksel van de elektrische bedrading los en
verwijder het.
3. Schroef de kabelklem onder het klemmenblok los en
leg hem opzij.
4. Sluit de draden aan volgens het schakelschema en
schroef de vorkklem van elke draad stevig op de
bijbehorende aansluiting.
5. Maak, nadat u gecontroleerd hebt of alle aansluitin-
gen goed vastzitten, een lus rond de draden om te
voorkomen dat regenwater in de aansluitklem
stroomt.
6. Bevestig de kabel met de kabelklem aan het apparaat.
Schroef de kabelklem stevig vast.
7. Isoleer ongebruikte draden met elektrische PVC-tape.
Plaats ze zo dat ze geen elektrische of metalen
onderdelen raken.
8. Plaats de draadafdekking weer aan de zijkant van het
apparaat en schroef het op zijn plaats vast.
Pag. 30
Opmerking over lengte van de leiding
Aansluitinstructies - Koelmiddelleidingen
Stap 1: Leidingen doorsnijden
Schuin Ruw
90°
VERVORM DE LEIDING NIET
TIJDENS HET SNIJDEN
Model Vermogen (BTU/u)
R32 inverter split
airconditioner
< 15,000 25 (82ft) 10 (33ft)
15,000 en < 24,000 30 (98.5ft) 20 (66ft)
24,000 en < 36,000 50 (164ft) 25 (82ft)
Aansluiting koelmiddelleidingen
Maximale lengte en valhoogte van koelmiddelleidingen per unitmodel
Max. lengte (m) Max. valhoogte (m)
Scheef getrokken
Aansluiting
koelmiddellei-
dingen
Laat bij het aansluiten van koelmiddelleidingen geen andere stoffen of gassen dan het gespecifi-
ceerde koelmiddel in het apparaat terechtkomen. De aanwezigheid van andere gassen of stoffen
verlaagt het vermogen van de unit en kan een abnormaal hoge druk in de koelcyclus veroorza-
ken. Dit kan een explosie en letsel veroorzaken.
De lengte van de koelmiddelleidingen beïnvloedt de prestaties en energie-efficiëntie van het
apparaat. De nominale efficiëntie wordt getest op units met een leidinglengte van 5 meter (16,5
ft) (In Noord-Amerika is de standaard buislengte 7,5 meter (25 inch). Een minimale leidinglengte
van 3 meter is vereist om trillingen en overmatig geluid tot een minimum te beperken.
Raadpleeg de onderstaande tabel voor specificaties over de maximale lengte en valhoogte van
leidingen.
Zorg er bij het voorbereiden van koelmiddellei-
dingen voor dat u ze goed afsnijdt en afrondt.
Dit zorgt voor een efficiënte werking en mini-
maliseert de behoefte aan toekomstig onder-
houd.
1.Meet de afstand tussen de binnen- en
buitenunits.
2.Snijd de leiding met een leidingcutter iets
langer dan de gemeten afstand.
3.Zorg ervoor dat de leiding in een perfecte
hoek van 90° wordt gesneden.
Wees extra voorzichtig dat u de leiding niet
beschadigt, indeukt of vervormt tijdens het
snijden. Dit zal de verwarmefficiëntie van
het apparaat aanzienlijk verminderen.
Pag. 31
Stap 4: Leidingen aansluiten
MINIMALE BUIGRADIUS
10cm (4in)
Radius
Instructies voor het aansluiten
van de leidingen op de binnenunit
Leidingaanleg van de binnenunit Felsmoer Leiding
Max.
Stap 2: Bramen verwijderen
Leiding
Ruimer
Punt omlaag
Stap 3: Uiteinden van leidingen felsen
Felsmoer
Koperen leiding
VERLENGING VAN DE LEIDING BUITEN DE FELSVORM
Buitendiameter
van leiding (mm)
A (mm)
Min. Max.
Ø 6.35 (Ø 0.25”) 0.7 (0.0275”) 1.3 (0.05”)
Ø 9.52 (Ø 0.375”) 1.0 (0.04”) 1.6 (0.063”)
Ø12.7 ( Ø 0.5”) 1.0 (0.04”) 1.8 (0.07”)
Ø 16 ( Ø 0.63”)
Ø 19 ( Ø 0.75”)
2.0 (0.078”) 2.2 (0.086”)
2.0 (0.078”) 2.4 (0.094”)
Felsvorm
Leiding
A
Aansluiting
koelmiddellei-
dingen
Bramen kunnen de luchtdichte afsluiting van de
koelmiddelleiding aantasten. Ze moeten volledig
worden verwijderd.
1. Houd de leiding in een neerwaartse hoek om te
voorkomen dat er bramen in de leiding vallen.
2. Verwijder met een ruimer of ontbraamgereed-
schap alle bramen van het doorgesneden deel van
de leiding.
Het goed felsen is zeer belangrijk voor een lucht-
dichte afdichting.
1. Nadat u de bramen van de doorgesneden leiding
hebt verwijderd, sluit u de uiteinden af met
PVC-tape om te voorkomen dat er vreemde
materialen in de leiding terechtkomen.
2. Omhul de leiding met isolatiemateriaal.
3. Breng felsmoeren aan beide uiteinden van de
leiding aan. Zorg ervoor dat ze in de juiste richting
wijzen, want u kunt ze na het felsen niet meer
aanbrengen of de richting ervan wijzigen.
Let er bij het aansluiten van koelmiddelleidingen dat u
geen overmatige torsie gebruikt of de leidingen op
enigerlei wijze vervormt. U moet eerst de lagedruklei-
ding aansluiten en daarna de hogedrukleiding.
Bij het buigen van aansluitende koelmiddelleidin-
gen is de minimale buigradius 10 cm.
1. Lijn het midden van de twee leidingen die u gaat
verbinden uit.
4. Verwijder de PVC-tape van de uiteinden van de
leiding wanneer u klaar bent om te felsen.
5. Klem de felsvorm op het uiteinden van de leiding.
Het uiteinde van de leiding moet buiten de rand
van de felsvorm uitsteken volgens de afmetingen
in de onderstaande tabel.
6. Breng het felsapparaat op de vorm.
7. Draai de hendel van het felsgereedschap met de
klok mee totdat de leiding volledig is gefelst.
8. Verwijder het felsgereedschap en de felsvorm en
controleer het uiteinde van de leiding op scheuren
en gelijkmatig felsen.
Pag. 32
Instructies voor het aansluiten van de leidingen op de buitenunit
GEBRUIK EEN MOERSLEUTEL OM HET HOOFDDEEL
VAN DE AFSLUITER VAST TE PAKKEN
KOPPELEISEN
Buitendiameter van
leiding (mm)
Aanhaalmoment
(N•m)
Felsafmeting (B)
(mm) Felsvorm
Ø 6.35 (Ø 0.25”) 8.4~8.7 (0.33~0.34”)
13.2~13.5 (0.52~0.53”)
16.2~16.5 (0.64~0.65”)
19.2~19.7 (0.76~0.78”)
23.2~23.7 (0.91~0.93”)
18~20(180~200kgf.cm)
32~39(320~390kgf.cm)
49~59(490~590kgf.cm)
57~71(570~710kgf.cm)
67~101(670~1010kgf.cm)
Ø 9.52 (Ø 0.375”)
Ø 12.7 (Ø 0.5”)
Ø 16 (Ø 0.63”)
Ø 19 (Ø 0.75”)
GEBRUIK GEEN OVERMATIG KOPPEL
Afdekking afsluiter
R0.4~0. 8
45 °±2
90 °
±4
B
Aansluiting
koelmiddellei-
dingen
2. Draai de felsmoer met de hand zo strak mogelijk
vast.
3. Pak met een moersleutel de moer op de leiding
van de unit vast.
4. Terwijl u de moer op de leiding van de unit
stevig vasthoudt, gebruikt u een momentsleutel
om de felsmoer vast te draaien volgens de
koppelwaarden in de onderstaande tabel voor
koppeleisen. Draai de felsmoer iets los en draai
hem daarna weer vast.
Te veel kracht kan de moer breken of de koelmiddelleidingen beschadigen. U mag de koppeleisen in de
bovenstaande tabel niet overschrijden.
1. Schroef het deksel van de afsluiter aan de zijkant
van de buitenunit los.
2. Verwijder de beschermkapjes van de uiteinden
van de afsluiters.
3. Lijn het uiteinde van de gefelste leiding uit met
elke afsluiter en draai de felsmoer met de hand zo
strak mogelijk vast.
4. Pak met een moersleutel de moer op het hoofd-
deel van de afsluiter vast. Pak de moer die de
afnamekraan afsluit niet vast.
Door het aandraaien van de felsmoer kunnen
andere onderdelen van de afsluiter afbreken.
5. Terwijl u het hoofddeel van de afsluiter stevig
vasthoudt, gebruikt u een momentsleutel om de
felsmoer vast te draaien volgens de juiste
momentwaarden.
6. Draai de felsmoer iets los en draai hem daarna
weer vast.
7. Herhaal stap 3 tot en met 6 voor de resterende
leiding.
Pag. 33
Voorbereidingen en voorzorgsmaatregelen
VOORDAT U DE ONTLUCHTING UITVOERT
Ontluchtingsinstructies.
Manometer
Volumemeter
-76cmHg
Lagedrukklep
Hogedrukklep
Drukslang/
Vulslang
Vulslang
Vacuümpomp
Manometer
Lagedrukklep
Felsmoer
Dop
Hoofddeel
afsluiter Klepsteel
KLEPSTELEN VOORZICHTIG OPENEN
Ontluchting
Ontluchting
Lucht en vreemde stoffen in het koelmiddelcircuit
kunnen abnormale drukstijgingen veroorzaken,
waardoor de airconditioner beschadigd kan raken,
minder efficiënt kan werken en u letsel kunt oplopen.
Gebruik een vacuümpomp en manometer om het
koelmiddelcircuit luchtledig te maken, waarbij alle
niet-condenseerbare gassen en vocht uit het systeem
worden verwijderd.
Ontluchting moet worden uitgevoerd bij de eerste
installatie en wanneer het apparaat wordt verplaatst.
Controleer of de verbindingsleidingen tussen
de binnen- en buitenunits goed zijn
aangesloten.
Controleer of alle bedrading goed is
aangesloten.
1. Sluit de vulslang van de manometer aan op de
servicepoort van de lagedrukklep van de buiten-
unit.
2. Sluit een andere vulslang aan vanaf de manome-
ter van het spruitstuk naar de vacuümpomp.
3. Open de lagedrukzijde van de manometer. Houd
de hogedrukzijde gesloten.
4. Zet de vacuümpomp aan om het systeem te
ontluchten.
5. Laat het vacuüm minstens 15 minuten draaien
of totdat de volumemeter -76 cmHG (-105 Pa)
aangeeft.
Draai bij het openen van de klepstelen de zeskants-
leutel totdat deze tegen de stop aankomt. Probeer
de afsluiter niet te forceren om hem verder open te
draaien.
6. Sluit de lagedrukzijde van de manometer en
schakel de vacuümpomp uit.
7. Wacht 5 minuten en controleer dan of er geen
verandering in de systeemdruk is opgetreden.
8. Als de druk in het systeem verandert, raadpleeg
dan het gedeelte Gaslekcontrole voor informatie
over het controleren op lekken. Als er geen
verandering in de systeemdruk optreedt, draai
dan de dop
9. van de afsluiter (hogedrukklep) los. Steek de
zeskantsleutel in de afsluiter (hogedrukklep) en
open de afsluiter door de sleutel 1/4 linksom te
draaien. Luister of er gas uit het systeem komt
en sluit de afsluiter na 5 seconden.
10. Houd de manometer één minuut in de gaten om
er zeker van te zijn dat de druk niet verandert.
De manometer moet iets meer dan de atmosferi-
sche druk aangeven.
11. Verwijder de vulslang uit de servicepoort.
12. Open met een zeskantsleutel zowel de hoge-
druk- als lagedrukklep volledig.
13. Draai de doppen van alle drie afsluiters (service-
poort, hoge druk, lage druk) met de hand vast.
Indien nodig kunt u hem verder aandraaien met
een momentsleutel.
Pag. 34
Opmerking over het toevoegen van koelmiddel
ATTENTIE Meng GEEN verschillende soorten koelmiddel.
EXTRA KOELMIDDEL PER LEIDINGLENGTE
Extra koelmiddel
< Standaard leidinglengte N.v.t.
> Standaard
leidinglengte Vacuümpomp
Vacuümpomp
Lengte verbin-
dingsleiding (m)
Ontluchtings-
methode
Ontluchting
Sommige systemen moeten extra worden bijgevuld, afhankelijk van de lengte van de leidingen. De
standaard leidinglengte varieert afhankelijk van de plaatselijke voorschriften. In Noord-Amerika is de
standaard leidinglengte bijvoorbeeld 7,5 m (25’). In andere gebieden is de standaard leidinglengte 5 m
(16’). Het koelmiddel moet worden bijgevuld via de servicepoort op de lagedrukklep van de buitenunit.
Het extra koelmiddel dat moet worden bijgevuld, kan met de volgende formule worden berekend:
Vloeistofzijde: Ø 6,35 (ø 0,25”)
R32:
(Leidinglengte - standaardlengte) x 12 g/m
(Leidinglengte - standaardlengte) x 0,13 oZ/ft
Vloeistofzijde: Ø 9,52 (ø 0,375”)
R32:
(Leidinglengte - standaardlengte) x 24g/m
(Leidinglengte - standaardlengte) x 0.26oz/ft
Pag. 35
Elektrische veiligheidscontroles
VOOR HET PROEFDRAAIEN
TIJDENS HET PROEFDRAAIEN
Gaslekcontroles
NA HET UITVOEREN VAN GASLEKCONTROLES
WAARSCHUWING: RISICO OP
ELEKTRISCHE SCHOKKEN
Voor het proefdraaien
Controlepunt van binnenunit
Controlepunt van buitenunit
A
BC
D
Elektrische controles en controles op gaslekken
Elektrische contro-
les en controles
op gaslekken
Laat het apparaat alleen proefdraaien nadat
u de volgende stappen hebt voltooid:
Elektrische veiligheidscontroles - Con-
troleer of het elektrische systeem van de
unit veilig is en goed werkt
• Gaslekcontroles - Controleer alle
felsmoerverbindingen en check of het
systeem niet lekt
Controleer of de gas- en vloeistofkleppen
(hoge en lage druk) volledig geopend zijn
Controleer na de installatie of alle elektrische
bedrading is aangesloten volgens de plaatselijke
en landelijke voorschriften en volgens de instal-
latiehandleiding.
Aarding controleren
Meet de aardingsweerstand door visuele detectie
en met een aardingsweerstandstester. De aardings-
weerstand moet minder dan 0,1 bedragen.
Opmerking: Dit is op sommige locaties in
Noord-Amerika wellicht niet vereist.
Controleer op elektrische lekkage
Gebruik tijdens het proefdraaien een elektro-
sonde en multimeter om een uitgebreide elek-
trische lektest uit te voeren.
Als u een elektrische lekkage vaststelt, schakel
dan het apparaat onmiddellijk uit en bel een
erkende elektricien om de oorzaak van de
lekkage op te sporen en te verhelpen.
Opmerking: Dit is op sommige locaties in
Noord-Amerika wellicht niet vereist.
ALLE BEDRADING MOET VOLDOEN AAN DE
PLAATSELIJKE EN LANDELIJKE REGEL- EN WETGE-
VING INZAKE ELEKTRICITEIT EN MOET WORDEN
GEÏNSTALLEERD DOOR EEN ERKENDE ELEKTRICIEN
Er zijn twee verschillende methoden om gaslek-
ken te controleren.
Water- en zeepmethode
Breng met een zachte borstel zeepwater of
vloeibaar reinigingsmiddel aan op alle aansluit-
punten van de leidingen van de binnen- en
buitenunit. De aanwezigheid van zeepbellen
duidt op een lek.
Lekdetectiemethode
Raadpleeg bij gebruik van een lekdetector de
gebruiksaanwijzing van het apparaat voor de
juiste gebruiksinstructies.
Plaats, nadat u gecontroleerd hebt of GEEN van
de aansluitpunten van de leidingen een lek heeft,
de afdekking van de afsluiter weer op de
buitenunit.
A: Lagedruksluitklep
B: Hogedruksluitklep
C en D: Felsmoeren binnenunit
Pag. 36
Proefdraai-instructies
Lijst van uit te voeren controles
CONTROLEER DE LEIDINGVERBINDINGEN TWEEMAAL
ALS DE OMGEVINGSTEMPERATUUR
LAGER IS DAN 16°C
Proefdraaien
Manual Control-knop
GESLAAGD/MISLUKT
Proefdraaien
U moet minstens 30 minuten proefdraaien.
1. Sluit de stroom aan op het apparaat.
2. Druk op de ON/OFF-knop op de afstandsbediening
om het apparaat in te schakelen.
3. Druk op de MODE-knop om één voor één door de
volgende functies te bladeren:
• COOL (koelen) – Kies de laagst mogelijke
temperatuur
• HEAT (verwarmen) – Kies de hoogst mogelijke
temperatuur
4. Laat elke functie 5 minuten draaien en voer de
volgende controles uit:
Tijdens de werking neemt de druk in het koelmid-
delcircuit toe. Dit kan lekken aan het licht brengen
die niet aanwezig waren tijdens uw eerste lektest.
Neem tijdens het proefdraaien de tijd om te
controleren of geen van de aansluitpunten van de
koelmiddelleidingen lekken vertonen. Raadpleeg
het gedeelte Gaslekcontrole voor instructies.
U kunt de afstandsbediening niet gebruiken om de
COOL-functie in te schakelen wanneer de omge-
vingstemperatuur lager is dan 16°C. In dit geval
kunt u de knop MANUAL CONTROL gebruiken om
de COOL-functie te testen.
1. Til het voorpaneel van de binnenunit op en breng
het omhoog totdat het vastklikt.
2. De knop MANUAL CONTROL (handbediening)
bevindt zich aan de rechterkant van het display-
vakje. Druk er twee keer op om de COOL-functie
te selecteren.
3. Laat het apparaat zoals normaal proefdraaien.
Geen elektrische lekkage
Apparaat is goed geaard
Alle elektrische aansluitingen
goed afgedekt
Binnen- en buitenunits zijn
stevig geïnstalleerd
Geen van de aansluitpunten
van leidingen lekken
Het water loopt goed weg
via de afvoerslang
Alle leidingen zijn goed
geïsoleerd
Het apparaat werkt naar
behoren in de COOL-functie
Het apparaat werkt naar
behoren in de HEAT-functie
De ventilatiekleppen van de
binnenunit draaien goed
De binnenunit reageert op de
afstandsbediening
Buiten
(2):
Binnen
(2):
5. Nadat het proefdraaien is voltooid en u hebt
bevestigd dat alle controlepunten in de Lijst met uit
te voeren controles GESLAAGD zijn, kunt u het
volgende doen:
a. Breng het apparaat met behulp van de
afstandsbediening terug naar de normale
bedrijfstemperatuur.
b. Omwikkel de aansluitpunten van de koelmid-
delleidingen van de binnenunit die u tijdens de
installatie daarvan onbedekt hebt gelaten met
isolatietape.
Pag. 37
Het apparaat in- en uitpakken
Het apparaat
in- en uitpakken
Instructies voor het uit- en inpakken van het apparaat:
Uitpakken
Binnenunit:
1. Snijd de afsluitingstape op de doos met een mes los, één snede links, één snede in het midden en
één snede rechts.
2. Gebruik de handschroef om de sluitnagels aan de bovenkant van het karton eruit te halen.
3. Open de doos.
4. Verwijder de middelste steunplaat als deze is meegeleverd.
5. Neem de verpakking met accessoires eruit en neem de aansluitdraad eruit als die erbij zit.
6. Til het apparaat uit de doos en leg het plat neer.
7. Verwijder het linker en rechter verpakkingsschuim of het bovenste en onderste verpakkingsschuim
en maak de verpakkingszak los.
Buitenunit
1. Snijd de verpakkingsband door.
2. Neem het apparaat uit de doos.
3. Verwijder het schuim van het apparaat.
4. Verwijder de verpakkingszak van het apparaat.
Inpakken:
Binnenunit:
1. Doe de binnenunit in de verpakkingszak.
2. Breng het linker en rechter verpakkingsschuim of het bovenste en onderste verpakkingsschuim
aan op het apparaat.
3. Doe het apparaat in de doos en doe er dan het pakket met accessoires in.
4. Sluit de doos en plak deze dicht met de tape.
5. Gebruik indien nodig de verpakkingsband.
Buitenunit:
1. Doe de buitenunit in de verpakkingszak.
2. Doe het onderste schuim in de doos.
3. Doe het apparaat in de doos en leg vervolgens het bovenste verpakkingsschuim op het apparaat.
4. Sluit de doos en plak deze dicht met de tape.
5. Gebruik indien nodig de verpakkingsband.
CS017UI-XT
16122000010075
20210702
Het ontwerp en de specicaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving
worden gewijzigd ter verbetering van het product. Neem contact op met de
verkoper of fabrikant voor meer informatie. Updates van de handleiding
worden naar de servicewebsite geüpload. Controleer of u de nieuwste
versie hebt.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41

Kaysun Onnix 2.0 Handleiding

Type
Handleiding