Kaysun Cassettes 600×600 Handleiding

Type
Handleiding
BELANGRIJK:
Lees deze handleiding zorgvuldig door alvorens uw nieuwe airconditioner te installeren of gebruiken.
Bewaar deze handleiding voor later raadplegen.
Controleer de betreffende toestellen, de technische gegevens, F- GAS (indien van toepassing) en de
informatie van de fabrikant van de “Gebruikershandleiding - Productblad” in de verpakking van het
buitentoestel. (Alleen producten binnen de Europese Unie)
KCI-26 DMR14
KCIA-35 DVR14
KCI-35 DR14
KUE-35 DVR13
KCIA-52 DVR14
KCI-52 DR14
KUE-52 DVR13
Compact Cassette 600x600 &
Superslim Cassette 840x840
KCISA-71 DVR14
KCIS-71 DR14
KUE-71 DVR13
KCISA-90 DVR14
KCIS-90 DR14
KUE-90 DVR13
KCISA-105 DVR14
KCIS-105 DR14
KUE-105 DVR13
KCISA-105 DTR14
KCIS-105 DR14
KUE-105 DTR13
KCISA-125 DVR14
KCIS-125 DR14
KUE-125 DVR13
KCISA-140 DTR14
KCIS-140 DR14
KUE-140 DTR13
KCISA-160 DTR14
KCIS-160 DR14
KUE-160 DTR13
GEBRUIKERS- EN
INSTALLATIE-HANDLEIDING
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften ................................................................................. 04
Gebruikershandleiding
Specificaties en Functies van het Toestel ................................................... 08
1. Display binnentoestel ...................................................................................................................................................................... 08
2. Bedrijfstemperatuur ......................................................................................................................................................................... 09
3. Overige functies ................................................................................................................................................................................ 10
Gebruik en onderhoud ................................................................................... 11
Problemen oplossen ...................................................................................... 13
Installatiehandleiding
Hulpstukken ........................................................................................................ 16
Overzicht installatie ............................................................................................ 17
Onderdelen van het toestel ................................................................................ 18
Installatie binnentoestel ...................................................................................... 20
1. Kies de plek van installatie ................................................................................................................................................................. 20
2. Ophangen binnentoestel .................................................................................................................................................................... 22
3. Boor een gat in de muur voor de verbindingsleidingen ........................................................................................................ 24
4. Verbind afvoerslang .............................................................................................................................................................................. 25
Installatie buitentoestel ..................................................................................... 27
1. Kies de plek van installatie ................................................................................................................................................................. 27
2. Installeer aftapkoppeling .................................................................................................................................................................... 28
3. Veranker het buitentoestel ................................................................................................................................................................. 28
Aansluiten koelleidingen ..................................................................................... 30
A. Opmerking over pijplengte ................................................................................................................................................................ 30
B. Instructies voor het verbinden van de koelleiding ................................................................................................................... 31
1. Leidingen afsnijden ............................................................................................................................................................................... 31
2. Verwijder bramen ................................................................................................................................................................................... 31
3. Pijpeinde optrompen ............................................................................................................................................................................ 31
4. Verbind de leidingen ............................................................................................................................................................................ 32
C. Installatie van de Gasklep (sommige modellen) 33
Bedrading ............................................................................................................. 34
1. Bedrading buitentoestel ...................................................................................................................................................................... 35
2. Bedrading binnentoestel ..................................................................................................................................................................... 36
Ontluchten ............................................................................................................. 39
1. Ontluchtingsinstructies ........................................................................................................................................................................ 39
2. Opmerking over het bijvullen van koelmiddel ........................................................................................................................... 40
Installatie van de deksel ................................................................................... 41
Proefdraaien ........................................................................................................ 46
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
Lees de veiligheidsvoorschriften voorafgaand aan de installatie en werking
Onjuiste installatie als gevolg van het niet navolgen van de instructies kan ernstige
schade of letsel veroorzaken.
Afhankelijk van de ernst van mogelijke schade of verwondingen maakt deze handleiding onderscheid tussen
WAARSCHUWING of LET OP.
WAARSCHUWING
Dit symbool geeft de mogelijkheid van
persoonlijk letsel.
LET OP
Dit symbool geeft de mogelijkheid van schade
aan eigendommen of ernstige gevolgen aan.
WAARSCHUWING
Het toestel kan worden bediend door kinderen vanaf 8 jaar oud en door mensen met beperkte fysieke,
sensorische en mentale vermogens, mits zij onder toezicht staan en geïnstrueerd zijn hoe het systeem correct
en veilig te gebruiken en de gevaren ervan begrijpen. Kinderen mogen niet spelen met dit apparaat. Kinderen
mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen en onderhouden (EN standaard norm).
Het toestel kan worden bediend door kinderen vanaf 8 jaar oud en door mensen met beperkte fysieke,
sensorische en mentale vermogens, mits zij zijn geïnstrueerd hoe het systeem correct en veilig te gebruiken.
Kinderen moet onder toezicht staan en mogen niet met het toestel spelen.
WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN DIT TOESTEL
Als zich een abnormale situatie voordoet (zoals een brandende geur), schakel het toestel dan onmiddellijk
uit en trek de stekker uit het stopcontact. Bel uw leverancier voor instructies hoe u elektrische ontlading,
brand of verwondingen kunt vermijden.
Steek geen vingers, staven of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Dit kan verwondingen
opleveren, aangezien de ventilator mogelijk op hoge snelheid draait.
Gebruik geen ontvlambare spray zoals haarlak, vernis of verf nabij het toestel. Dit kan tot brand of
ontbranding leiden.
Gebruik de airconditioner niet in de buurt van ontbrandbare gassen. Vrijkomend gas kan zich rond het
toestel verzamelen en een explosie veroorzaken.
Gebruik de airconditioner niet in een natte ruimte, zoals een badkamer of washok. Overmatige blootstelling
aan water kan leiden tot kortsluiting in de elektrische onderdelen.
Stel uw lichaam niet gedurende langere tijd direct aan de koele lucht bloot.
Laat kinderen niet spelen met de airconditioner. Kinderen dienen altijd onder begeleiding te zijn als ze in
de buurt van het toestel komen.
Indien de airconditioner tegelijk met een brandhaard of andere verwarmingstoestellen wordt gebruikt,
ventileer de ruimte dan grondig om zuurstofgebrek te vermijden.
In sommige functionele omgevingen, zoals keukens, server-ruimtes, etc., wordt het gebruik van speciaal
ontworpen airconditioners ten zeerste aanbevolen.
WAARSCHUWINGEN BETREFFENDE REINIGEN EN ONDERHOUD
Zet het toestel uit en trek de stekker uit het stopcontact alvorens te reinigen. Dit nalaten kan leiden tot
elektrische ontlading.
Reinig de airconditioner niet met overvloedig water.
Reinig de airconditioner niet met brandbare schoonmaakmiddelen. Brandbare schoonmaakmiddelen
kunnen brand en vervorming van het toestel veroorzaken.
LET OP
Zet de airconditioner uit en trek de stekker uit het stopcontact indien u het STROOM voor langere tijd niet
gaat gebruiken.
Zet bij storm de airconditioner uit en trek de stekker uit het stopcontact.
Zorg ervoor dat het condenswater ongestoord uit het toestel kan lopen.
Bedien de airconditioner niet met natte handen. Dit kan tot elektrische ontlading leiden.
Gebruik het toestel niet voor enig ander doel dan waarvoor het is ontworpen.
Klim niet op het buitentoestel en plaats er ook geen voorwerpen op.
Gebruik de airconditioner niet gedurende langere tijd met ramen of deuren open en ook niet wanneer de
luchtvochtigheidsgraad bijzonder hoog is.
WAARSCHUWINGEN BETREFFENDE ELEKTRICITEIT
Gebruik alleen de aangegeven stroomkabel. Indien de stroomkabel is beschadigd, dient deze te worden
vervangen door de fabrikant, een servicemonteur of vergelijkbaar gekwalificeerd technicus.
Houd de stekker schoon. Verwijder stof of vettigheid die zich rond de stekker ophoopt. Vuile stekkers
kunnen tot brand of elektrische ontlading leiden.
Trek niet aan de stroomkabel wanneer u de stekker uit het stopcontact wilt halen. Houd de stekker stevig
beet wanneer u die uit het stopcontact trekt. Aan de stroomkabel trekken kan deze beschadigen, mogelijk
leidend tot elektrische ontlading of brand.
Verander niet de lengte van de stroomkabel. Gebruik ook geen verlengsnoer.
Sluit geen andere apparaten op dezelfde stroomgroep aan. Onjuiste of onvoldoende stroomtoevoer kan
leiden tot brand of elektrische ontlading..
Dit toestel dient goed geaard te zijn om elektrische ontlading te voorkomen.
Volg voor de elektrische installatie de lokale en nationale bedradingsstandaarden, voorschriften en deze
installatiehandleiding. Verbind elektriciteitsdraden goed en verzeker ze met een klem om te voorkomen dat
krachten van buiten de terminal kunnen beschadigen. Onjuiste elektrische verbindingen kunnen leiden tot
oververhitting en brand, alsmede tot elektrische ontlading. Alle elektrische verbindingen dienen te worden
aangelegd volgens de Elektrische aansluitingen die op de panelen van binnen- en buitentoestel staan
aangegeven.
De bedrading moet zodanig zijn aangelegd, dat de deksel van het schakelkastje goed dicht kan. Is de deksel
van het schakelkastje niet goed gesloten, dan kan dit leiden tot corrosie en oververhitting van de contactpunten
in de terminal, met brand en elektrische ontlading tot gevolg.
Bij het verbinden van stroom op een vaste bedrading, in overeenstemming met de bedradingsvoorschriften,
dient een schakelaar te worden gebruikt die alle polen ontkoppelt, met een contactgat van ten minste 3mm.
De lekstroom mag meer dan 10 mA bedragen, zolang de aardlekschakelaar een bovengrens van maximaal 30
mA heeft.
NOTEER DE SPECIFICATIES VAN DE ZEKERINGEN
De printplaat (PCB) van deze airconditioner is voorzien van een zekering tegen overbelasting.
De specificaties van de zekering zijn te vinden op de printplaat, bijvoorbeeld:
T3.15A/250VAC, T5A/250VAC, etc.
T20A/250VAC(<=24000Btu/h toestel), T30A/250VAC(>24000Btu/h toestel)
OPMERKING: Voor toestellen met R32-koelmiddel kan alleen de explosiebestendige keramische zekering worden
gebruikt.
Pag. 5
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvo
orschriften
WAARSCHUWINGEN BIJ DE INSTALLATIE VAN DIT TOESTEL
1. De installatie dient verricht te worden door een bevoegde leverancier of technicus. Onjuiste installatie
kan leiden tot waterlekkage, elektrische ontlading of brand.
2. De installatie dient overeenkomstig de Installatie instructies te worden uitgevoerd. Onjuiste installatie
kan leiden tot waterlekkage, elektrische ontlading of brand.
3. Zoek een bevoegd onderhoudstechnicus voor herstel en onderhoud aan uw toestel. Het toestel dient
te worden geïnstalleerd volgens nationale regelgeving.
4. Gebruik alleen de bijgeleverde hulpstukken en onderdelen voor de installatie. Het gebruik van andere
onderdelen kan leiden tot waterlekkage, elektrische ontlading en brand en kan ertoe leiden dat het
toestel kapot gaat.
5. Installeer het toestel op een stevige ondergrond die het gewicht van het toestel kan dragen. Indien de
gekozen plek het gewicht van het toestel niet kan dragen of indien de installatie onjuist is uitgevoerd,
kan het toestel naar beneden vallen en ernstige verwondingen en schade veroorzaken.
6. Installer de afvoerleiding volgens de instructies in deze handleiding. Een onjuiste afvoer kan leiden tot
waterschade aan uw woning en eigendommen.
7. Installeer toestellen die zijn voorzien van een extra elektrische verwarming niet binnen 1 meter van
brandbare materialen.
8. Niet het toestel installeren in een omgeving waar het aan lekkage van brandbare gassen kan
blootstaan. Hoopt brandbaar gas zich op rond het toestel, dan kan dit tot ontbranding leiden.
9. Schakel de stroom niet aan totdat alle werk voltooid is.
10. Wanneer de airconditioner moet worden verplaatst, neem contact op met en ervaren
onderhoudstechnicus voor de ontkoppeling en herinstallatie van het toestel.
11. Lees voor het installeren van het de toestellen op de ondersteuning de informatie in “Installatie van het
binnentoestel” en “Installatie van het buitentoestel”.
Opmerking over fluorhoudende gassen
1. Deze airconditioner bevat fluorhoudende broeikasgassen. Raadpleeg voor specifieke informatie over
het soortgas en de hoeveelheid het label op het toestel of de “Gebruikershandleiding - productfiche”
in de verpakking van het buitentoestel. (Alleen producten binnen de Europese Unie).
2. Installatie, service, onderhoud en herstel van dit toestel dienen te worden uitgevoerd door een
gecertificeerd technicus.
3. De installatie en verwijdering dienen te geschieden door een gecertificeerde technicus.
4. Apparatuur dat gefluoreerde broeikasgassen in hoeveelheden van 5 ton CO2-equivalent of meer bevat,
maar minder dan 50 ton CO2-equivalent, of wanneer er een lekkagedetectiesysteem geïnstalleerd, dient
ten minste iedere 24 maanden te worden gecontroleerd op lekken.
5. Wij raden ten zeerste aan om van alle uitgevoerde controles een logboek bij te houden.
WAARSCHUWINGEN bij het gebruik van R-32 koelmiddel
Wanneer er ontvlambaar koelmiddel wordt gebruikt, moet de toepassing moet worden bewaard in een
goed geventileerde ruimte waarbij de grootte van de ruimte overeenkomt met de specificaties voor de
bediening.
Voor modellen met R-32 koelmiddel:
Het toestel dient te worden geïnstalleerd, te functioneren en te worden opgeslagen in een ruimte met
een vloeroppervlak van ten minste X m2. Als het vloeroppervlak minder is dan X m2 mag het toestel niet
worden geïnstalleerd in een ruimte zonder ventilatie (Zie de volgende formulier).
Model
Vermogen (Btu/h)
Hoeveelheid toe te dienen
koelmiddel (kg)
Installatiehoogte
Min. omgevingsruimte
(m2)
<12000
<1,11
2,2m
1
18000
<1,65
2,2m
2
24000
<2,58
2,2m
5
30000
<3,08
2,2m
7
36000
<3,84
2,2m
10
42000-48000
<4,24
2,2m
12
60000
<4,39
2,2m
13
Het gebruik van herbruikbare connectors en opgetrompte verbindingen is binnen niet toegestaan. (EN standaard
norm).
Mechanische connectors dien binnen worden gebruiken mogen geen niveau hebben die hoger is dan 3g/jaar
bij 25% van de maximaal toegestane druk Wanneer mechanische connectors binnen worden gebruikt, moeten
de afdichtingsonderdelen worden vervangen. Wanneer opgetrompte verbindingen binnen worden gebruikt,
moeten het opgetrompte onderdeel opnieuw worden gemaakt. (UL standaard norm)
Wanneer mechanische connectors binnen worden gebruikt, moeten de afdichtingsonderdelen worden
vervangen. Wanneer opgetrompte verbindingen binnen worden gebruikt, moeten het opgetrompte onderdeel
opnieuw worden gemaakt. (IEC standaard norm)
Mechanische connectors die binnen worden gebruikt moeten voldoen aan de ISO 14903-norm.
Europese afvalrichtlijnen
Deze aanduiding op het product of de documentatie geeft aan dat elektrisch afval en elektrische apparaten niet bij
het huishoudelijk of ongesorteerd gemeentelijk afval mogen worden weggegooid.
Juiste verwerking van dit product
(Elektrisch afval en elektrische apparaten)
Dit toestel bevat koelmiddel en andere mogelijk schadelijke materialen. Wanneer u zich van dit apparaat wilt
ontdoen, vereist de wet een voorgeschreven wijze van inzameling en behandeling. Gooi dit toestel NIET weg alsof
het huishoudelijk of ongesorteerd gemeentelijk afval betreft.
Wanneer u zich van dit toestel wenst te ontdoen, zijn er de volgende mogelijkheden:
Lever het toestel in bij een gemeentelijk inzamelingspunt voor elektronisch afval.
Wanneer u een nieuw toestel aanschaft, zal de verkoper het oude toestel zonder bijkomende kosten
terugnemen.
De fabrikant neemt het oude toestel zonder bijkomende kosten terug.
Verkoop het toestel aan een gecertificeerde handelaar in oud metaal.
Bijzondere opmerking
Dit toestel achterlaten in het bos of een andere natuurlijke omgeving is slecht voor het milieu en gevaarlijk voor
uw gezondheid. Schadelijke stoffen kunnen in het grondwater lekken en in de voedselketen belanden.
Pag. 7
Veiligheidsvoorschriften
Specificaties en functies
van het
Specificaties en Functies van het Toestel
Display binnentoestel
OPMERKING: Ieder model heeft een andere display. Niet alle aanduidingen hieronder komen voor op de
airconditioner die u heeft gekocht. Kijk op de display van het binnentoestel dat u heeft gekocht. De illustraties
in deze handleiding zijn ter verduidelijking. De airconditioner die u hebt aangeschaft kan er enigszins anders
uit zien. Ga altijd uit van het door u gekochte model.
Het informatiepaneel op het binnentoestel kan worden gebruikt om het toestel te bedienen indien de
afstandsbediening kwijt is of zonder batterijen.
Informatiepaneel
Lamellen
Luchtuitlaat
Luchtinlaat
LED-
scherm
Infrarood
ontvanger
Handbedienin
gsknop
Bedrijfsindicator
Tijdklok-
indicator
Alarmindicator
PRE-DEF (voorverwarming/
ontdooiing)-indicator
Informatiepaneel
Lamellen
Luchtinlaat
Luchtuitlaat
Elektrische
verwarmingsindicator
(sommige modellen)
LED-scherm
Tijdklok-
indicator
Alarmindicator
Als de draadloze bediening
is aangeschakeld (sommige
toestellen)
PRE-DEF indicator
(voorverwarming/
ontdooiing)
Bedrijfsindicator
Handbedieningsknop: Deze knop selecteert de stand in een vaste volgorde: AUTO, GEFORCEERDE
KOELING, UIT.
GEFORCEERDE KOELINGS-stand: In de GEFORCEERDE KOELINGS-stand licht het bedrijfslampje op. Het
systeem keert terug naar AUTO nadat het gedurende 30 minuten met hoge windsnelheid heeft staan
koelen. De afstandsbediening werkt gedurende deze operatie niet.
UIT-stand: Wanneer op het paneel de UIT-stand is gekozen, slaat het toestel af en werkt de
afstandsbediening weer.
Specificaties en Functies
van het Toestel
Bedrijfstemperatuur
Gebruikt u de airconditioner buiten deze temperatuurgrenzen, dan kunnen veiligheidsfuncties in werking treden
die een optimale werking van het toestel blokkeren.
Variabel splitmodel
KOELINGS-stand
VERWARMINGS
-stand
DROGEN-
stand
VOOR BUITENTOESTELLEN
MET EEN EXTRA ELEKTRISCHE
VERWARMING
Wanneer de
buitentemperaturen onder 0ºC
dalen, dan raden wij u ten
zeerste aan om het toestel te
allen tijde aangesloten te laten
voor een probleemloze
werking.
Kamertemperatuur
16°C - 32°C
0°C - 30°C
10°C -32°C
0°C - 50°C
-15°C - 24°C
0°C - 50°C
Buitentemperatuur
-15°C - 50°C
(Voor modellen die
ook bij lage
temperatuur
koelen)
0°C - 52°C
(Voor speciale
tropenmodellen)
0°C - 52°C
(Voor speciale
tropenmodellen
)
Model met vaste snelheid
KOELINGS-stand
VERWARMINGS-
stand
DROGEN-stand
Kamertemperat
uur
16°C-32°C
0°C-30°C
10°C-32°C
Buitentemperat
uur
18°C-43°C
-7°C -24°C
11°C-43°C
-7°C -43°C
(Voor modellen die ook bij lage temperatuur
koelen)
18°C-43°C
18°C-52°C(Voor speciale tropenmodellen)
18°C-52°C(Voor speciale
tropenmodellen)
OPMERKING: Het relatieve vochtigheidsgehalte in de kamer dient minder dan 80% te zijn. Als de airconditioner
in werking is bij een hoger vochtigheidsgehalte kan de airconditioner condensatie produceren. Zet de lamellen
maximaal open (verticaal naar de vloer gericht) en kies HOGE ventilatiemodus.
Voor het verder optimaliseren van de werking van uw toestel raden wij het volgende aan:
Houd ramen deuren gesloten.
Beperk de energieconsumptie door de functies TIJDKLOK AAN en TIJDKLOK UIT te gebruiken.
Blokkeer de luchtinlaat en -uitlaat niet.
Controleer en reinig de luchtfilters regelmatig.
Overige functies
Standaard instelling
Indien de airconditioner opnieuw opstart na een
stroomstoornis, zal hij automatisch de
fabrieksinstellingen kiezen (AUTO-stand, AUTO-
ventilator, 24ºC). Dit kan leiden tot tegenstrijdige
instellingen op afstandsbediening en paneel.
Vernieuw de status met behulp van de
afstandsbediening.
Auto-herstart (sommige modellen)
Bij een stroomstoornis stopt het systeem
onmiddellijk. Zodra de stroomtoevoer is hersteld,
zal het lichtje In Bedrijf op het toestel oplichten.
Om het toestel opnieuw op te starten, drukt u op
de knop AAN/UIT op de afstandsbediening. Indien
het systeem over een auto-herstart functie
beschikt, zal het toestel dezelfde instellingen
kiezen.
Drie minuten bescherming-functie (sommige
modellen)
Indien u de airconditioner na gebruik onmiddellijk
weer aanzet, zal deze functie ervoor zorgen dat het
toestel pas na 3 minuten geactiveerd wordt.
Geheugen lamellenhoek (sommige modellen)
Sommige modellen beschikken over een
geheugen voor de lamellenhoek. Wanneer het
toestel weer opstart na een stroomstoornis,
nemen de lamellen automatisch de oude positie
weer in. Stel de hoek van de lamellen niet te
klein in, om te voorkomen dat zich condensatie
afzet die vervolgens in het toestel lekt. Om de
lamellen terug te zetten, drukt u op de
handbedieningsknop, waarna de lamellen de
oorspronkelijke instelling aannemen.
Koelmiddellekkage detectiesysteem (sommige
modellen)
In geval van lekkage van het koelmiddel
vertoont het LED-scherm de foutmelding voor
koelvloeistoflek en licht het lampje van de LED-
indicator op.
Page10
Specificaties en
Functies van het
Toestel
Gebruik en
onderhoud
Gebruik en onderhoud
Uw binnentoestel reinigen
ALVORENS TE REINIGEN OF
ONDERHOUD TE PLEGEN
SCHAKEL EERST UW AIRCONDITIONER UIT
EN TREKKER DE STEKKER UIT HET
STOPCONTAT ALVORENS TE REINIGEN OF
ONDERHOUD TE PLEGEN.
LET OP
Gebruik alleen een zachte, droge doek voor het
schoonvegen van het toestel.
Als het toestel ernstig vervuild is, dan kunt u een in
warm water gedrenkte doek gebruiken.
Gebruik geen chemicaliën of chemisch
geprepareerde doeken voor het reinigen van
het toestel.
Gebruik geen benzine, verfverdunner,
polijstpoeder of andere oplosmiddelen voor het
reinigen van het toestel. Dit kan het kunststof
oppervlak doen scheuren of vervormen.
Gebruik geen water warmer dan 40ºC om het
frontpaneel te reinigen. Dit kan het paneel
vervormen of van kleur doen verschieten.
Het luchtfilter reinigen
Een verstopte airconditioner vermindert het
rendement van uw toestel en is ook nog eens
slecht voor de gezondheid. Reinig het filter
tweewekelijks.
WAARSCHUWING VERWIJDER OF
REINIG HET FILTER NIET ZELF
Verwijderen en schoonmaken van het filter kan
gevaarlijk zijn. Verwijdering en onderhoud dienen
te worden uitgevoerd door een gecertificeerde
technicus.
1. Verwijder het luchtfilter.
2. Reinig het luchtfilter met een stofzuiger of was
het in warm water met een mild
schoonmaakmiddel.
3. Was het filter met schoon water en laat het
drogen in de lucht. Laat het filter NIET in direct
zonlicht drogen.
4. Plaats het filter terug.
Gebruikt u water, draai de
toevoerkant dan naar beneden,
dus weg van de waterstroom.
Gebruikt u een stofzuiger, houd de
mond dan tegen de toevoerkant
van het filter.
LET OP
Schakel het toestel uit en trek de stekker uit het
stopcontact alvorens het filter te vervangen of te
reinigen.
Raak bij het verwijderen van het filter niet de
metalen onderdelen van het toestel aan. U kunt
zich aan de scherpe randen snijden.
Reinig het interieur van het binnentoestel nooit
met water. Dit kan de isolatie beschadigen en
elektrische ontlading veroorzaken.
Leg het filter niet in de zon te drogen. Hierdoor
kan het filter krimpen.
LET OP
Laat alleen een officiële dealer of een
gekwalificeerde onderhoudsmonteur uw
buitentoestel onderhouden of reinigen.
Laat alleen een officiële dealer of een
gekwalificeerde onderhoudsmonteur reparaties
aan uw buitentoestel verrichten.
Pag. 11
Onderhoud -
Langdurig buiten gebruik
Als u de airconditioner gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, doe dan het volgende:
Reinig alle luchtfilters
Zet de VENTILATOR-functie aan tot
het toestel compleet droog is
Schakel het toestel uit
en trek de stekker uit
het stopcontact
Verwijder de batterijen
uit de afstandsbediening.
Onderhoud - Voorseizoeninspectie
Doe na perioden van langdurig ongebruik of
vóórdat u het toestel regelmatig gaat gebruiken
het volgende:
Controleer op beschadigde kabels
Reinig alle luchtfilters
Controleer op lekkage
Vervang de batterijen
Verzeker u ervan dat geen van de luchtinvoeren of -uitvoeren geblokkeerd is.
Pag. 12
Gebruik en
onderhoud
Problemen oplossen
Veiligheidsvoorschriften
Als zich een van de volgende situaties voordoet, schakel uw toestel dan onmiddellijk uit!
De stroomkabel is beschadigd of abnormaal warm
U ruikt een brandende geur
Het toestel produceert harde of ongewone geluiden
Een zekering is doorgebrand of de aardlekschakelaar klapt regelmatig
Er is water of een voorwerp in of uit het toestel gevallen
PROBEER DEZE PROBLEMEN NIET ZELF OP TE LOSSEN! NEEM
ONMIDDELLIJK CONTACT OP MET EEN GEKWALIFICEERD
ONDERHOUDSMONTEUR!
Veelvoorkomende situaties
In de volgende situaties is er geen sprake van een storing. Reparatie zal meestal niet nodig zijn.
Situatie
Mogelijke oorzaken
Het toestel slaat niet
aan na het indrukken
van de AAN/UIT-knop.
Het toestel beschikt over een beschermingsfunctie van 3 minuten die het toestel beschermt
tegen overbelasting. Het toestel kan binnen een tijdsbestek van 3 minuten niet worden herstart.
Modellen met koeling en verwarming: Indien het bedrijfslichtje en de PRE-DEF
(Voorverwarmen/Ontdooien)-indicatoren opgelicht zijn, is de buitentemperatuur te laag en
wordt de anti-koude wind geactiveerd om het toestel te ontdooien.
Modellen met alleen koeling: Indien de “Alleen ventilator”-indicator oplicht, is de
buitentemperatuur te laag en wordt de antivriesbescherming geactiveerd om het toestel te
ontdooien.
Het toestel verandert
van de KOELINGS-
/VERWARMINGS-stand
naar de VENTILATOR-
stand
Het toestel verandert de instelling om vorstafzetting op het toestel te voorkomen. Zodra de
temperatuur omhoog is gegaan, zal het toestel opnieuw in werking treden in de eerder gekozen
stand.
De ingestelde temperatuur is bereikt, op welk moment het toestel de compressor uitschakelt.
Het toestel treedt opnieuw in werking zodra de temperatuur is veranderd.
Er komt witte mist uit
het toestel
In vochtige gebieden kan een groot temperatuurverschil tussen de kamer en de uitgeblazen
lucht tot vorming van witte mist leiden.
Zowel het binnen- als
het buitentoestel blaast
witte mist uit
Indien het toestel herstart in de VERWARMINGS-stand, kan witte mist ontstaan als gevolg van
het vocht dat wordt geproduceerd bij het ontdooiingsproces.
Het binnentoestel maakt
geluiden
Wanneer de lamellen zichzelf terugzetten kan een ruisend geluid worden opgevangen.
Wanneer het systeem UIT staat of in de KOEL-stand, kan een piepend geluid worden gehoord.
Het geluid wordt ook gehoord wanneer de condenswaterpomp (optioneel) in werking is.
Het piepende geluid kan worden veroorzaakt doordat kunststof onderdelen van het toestel in
de VERWARMINGS-stand uitzetten of krimpen.
Zowel het binnen- als
het buitentoestel maakt
geluiden
Tijdens de werking kan een laag sissend geluid gehoord worden: Dit is normaal en wordt
veroorzaakt door koelgas dat door zowel binnen- als buitentoestel stroomt.
Een laag sissend geluid kan worden gehoord wanneer het systeem opstart, zojuist is afgeslagen
of ontdooit. Dit is normaal en wordt veroorzaakt door het koelgas dat stopt of van richting
verandert.
Piepend geluid: Een piepend geluid kan worden veroorzaakt wanneer kunststof onderdelen van
het toestel door temperatuurveranderingen tijdens het functioneren uitzetten of krimpen.
Problemen
oplossen
Pag. 13
Situatie
Mogelijke oorzaken
Het buitentoestel
maakt geluiden
Afhankelijk van de stand waarin het systeem staat, maakt het toestel verschillende geluiden.
Er komt stof uit het
binnen- of het
buitentoestel
Als het toestel langdurig buiten gebruik is, kan er stof ophopen, die wordt uitgeblazen zodra het
toestel in werking treedt. Dit kan worden voorkomen door het toestel tijdens langdurige
inactiviteit af te dekken.
Het toestel geeft een
vieze geur af
Het toestel kan luchtjes uit de omgeving opnemen (zoals van meubilair, koken, sigaretten, enz.),
die worden uitgestoten wanneer het toestel in werking is.
De filters van het toestel zijn schimmelig geworden en dienen te worden gereinigd.
De ventilator van het
buitentoestel werkt
niet
Voor een optimale werking wordt de ventilatorsnelheid gecontroleerd.
OPMERKING: Als het probleem blijft bestaan, neem dat contact op met uw leverancier of een
gekwalificeerd onderhoudsmonteur bij u in de buurt. Geef ze een uitgebreide beschrijving
van het probleem en vergeet het modelnummer niet te vermelden.
Problemen oplossen
Indien een probleem optreedt, loop dan eerst onderstaande punten na alvorens een herstelbedrijf te bellen.
Probleem
Mogelijke oorzaken
Oplossing
Slechte koelprestaties
De ingestelde temperatuur is wellicht
hoger dan de kamertemperatuur
Stel de temperatuur lager in
De warmtewisselaar op het binnen-
of het buitentoestel is vies
Reinig de betreffende warmtewisselaar
Het luchtfilter is vies
Verwijder het filter en reinig het volgens de instructies
De luchtinvoer of -uitvoer van
binnen- of buitentoestel is
geblokkeerd.
Schakel het toestel uit, verwijder de obstructie en zet
het weer aan.
Deuren en ramen staan open
Zorg dat alle ramen en deuren gesloten zijn wanneer
het toestel in werking is
Het zonlicht zorgt voor bovenmatige
hitte.
Houd ramen en gordijnen gesloten tijdens periodes
van grote hitte of helder zonlicht
Er zijn teveel warmtebronnen
aanwezig in de ruimte (mensen,
computers, elektronica, enz.)
Verminder het aantal warmtebronnen
Er is onvoldoende koelmiddel als
gevolg van lekkage of langdurig
gebruik.
Controleer op lekkage, dicht opnieuw indien nodig en
vul koelmiddel bij
Pag. 14
Problemen
oplossen
Problemen
oplossen
Probleem
Mogelijke oorzaken
Oplossing
Het toestel werkt niet
Stroomstoornis
Wacht tot de stroom weer is aangeschakeld
De stroom staat uit
Schakel de stroom in
De zekering is doorgebrand
Vervang de zekering
De batterijen van de
afstandsbediening zijn leeg
Vervang de batterijen
De beschermingsfunctie van 3
minuten van het toestel is
geactiveerd
Wacht drie minuten nadat u het toestel opnieuw hebt
opgestart
De tijdklok is ingesteld
Zet de tijdklok uit
Het toestel slaat
voortdurend aan en af
Er zit teveel of juist te weinig
koelmiddel in het systeem
Controleer op lekkage en vul het systeem bij met
koelmiddel
Onsamendrukbaar gas of vocht is
het systeem binnengedrongen
Ontlucht en vul het systeem bij met koelmiddel
Een van de circuits van het
systeem is geblokkeerd
Bepaal welk circuit is geblokkeerd en vervang het niet-
werkende onderdeel.
De compressor is kapot
Vervang de compressor
De stroomspanning is te hoog
of te laag
Installeer een manostaat om het voltage te reguleren
De verwarming werkt
niet goed
De buitentemperatuur is
extreem laag
Gebruik een extra verwarmingstoestel
Door ramen en deuren komt
koude lucht naar binnen
Zorg dat alle ramen en deuren gesloten zijn wanneer het
toestel in werking is
Er is onvoldoende koelmiddel
als gevolg van lekkage of
langdurig gebruik.
Controleer op lekkage, dicht opnieuw indien nodig en vul
koelmiddel bij
De indicatielampjes
knipperen
onophoudelijk
Het toestel kan ophouden te werken of in een veilige stand verdergaan. Blijven de
indicatielampjes knipperen of verschijnen foutcodes, wacht dan ongeveer 10 minuten. Het
probleem kan zichzelf verhelpen.
Zo niet, trek dan de stekker uit het stopcontact en steek hem weer in. Schakel het toestel
weer aan.
Als het probleem blijft bestaan, neem dat contact op met uw leverancier of een
gekwalificeerd onderhoudsmonteur bij u in de buurt.
Foutcode wordt
getoond op het display
van het binnentoestel
en begint met de
volgende letters:
E(x), P(x), F(x)
EH(xx), EL(xx), EC(xx)
PH(xx), PL(xx), PC(xx)
OPMERKING: Als het probleem ook na het langslopen van alle bovenstaande controles en diagnoses blijft
bestaan, schakel uw toestel dan onmiddellijk uit en neem contact op met een gekwalificeerd
onderhoudsmonteur.
Pag. 15
Hulpstukken
Bij de airconditioner worden de volgende hulpstukken meegeleverd. Gebruik alle installatie-onderdelen en
hulpstukken voor het installeren van de airconditioner. Onjuiste installatie kan leiden tot waterlekkage, elektrische
ontlading en brand, of tot niet-functioneren van het apparaat. De onderdelen die niet bij de airconditioner
worden geleverd moeten apart aangeschaft worden.
Naam van hulpstuk
Q‘ty (pc)
Afbeelding
Naam van hulpstuk
Q‘ty (pc)
Afbeelding
Handleiding
2~4
Papieren pasvorm
(sommige modellen)
1
Geluiddichte isolatiehuls
(sommige modellen)
1
Anti-schok rubber
1
Geluiddichte isolatiehuls
(sommige modellen)
1
Aftapkoppeling
(sommige modellen)
1
Afvoerpijp (sommige
modellen)
1
Sluitring (sommige
modellen)
1
Afvoerpijp-klemring
(sommige modellen)
1
Koperen moer
2
Plafondhaak (sommige
modellen)
4
Magnetische ring (wikkel
de elektriciteitsdraden
S1 & S2 (P & Q & E)
tweemaal rond de
magnetische ring)
(sommige modellen)
1
Hangbout (sommige
modellen)
4
Magnetische ring (plaats
het na installatie over de
verbindingskabel tussen
binnentoestel en
buitentoestel.) (sommige
modellen)
Varieert
per
model
Gasklep (sommige
modellen)
1
Tapschroef (sommige
modellen)
4
Band
(sommige modellen)
4
Slangklem (sommige
modellen)
2
Kanaalinstallatieplaat
(sommige modellen)
1
Optionele hulpstukken
Er zijn twee soorten afstandsbediening: met draad en draadloos.
Kies een afstandsbediening volgens de wensen van uw klant en installeer deze op een geschikte plek.
Raadpleeg catalogi en technische lectuur voor het kiezen van een geschikte afstandsbediening.
Naam
Afbeelding
Aantal (PC)
Verbinding van de leidingen
Vloeistofzijde
Ø 6,35(1/4 in)
Onderdelen die u apart moet
aanschaffen. Neem contact op met de
leverancier over de juiste maat van
het toestel dat u heeft aangeschaft.
Ø 9,52 (3/8 in)
Ø 12,7 (1/2 in)
Gaszijde
Ø 9,52 (3/8 in)
Ø 12,7 (1/2 in)
Ø 16 (5/8 in)
Ø 19 (3/4 in)
Ø 22 (7/8 in)
Pag. 16
Hulpstukken
Overzicht installatie
Overzicht installatie
Installeer het binnentoestel.
Installeer de afvoerpijp
Installeer het buitentoestel
Ontlucht het koelsysteem
Verbind de bedrading
Verbind de koelleidingen
Installeer het frontpaneel
Proefdraaien
Pag. 17
Onderdelen van het toestel
OPMERKING: De installatie moet worden uitgevoerd volgens de plaatselijke en nationale standaarden.
De installatie kan in verschillende gebieden licht afwijken.
Luchtuitlaat
Luchtinlaat
Rooster voorzijde
Informatiepaneel
Afstandsbediening
Afvoerpijp
Verbindingsleiding
Luchtinlaat
Luchtuitlaat
Pag. 18
Onderdelen van het
toestel
Luchtuitlaat
Luchtinlaat
Rooster voorzijde
Informatiepaneel
Afstandsbediening
Afvoerpijp
Verbindingsleiding
Luchtinlaat
Luchtuitlaat
OPMERKING BIJ DE ILLUSTRATIES
De illustraties in deze handleiding zijn ter verduidelijking. De airconditioner die u hebt
aangeschaft kan er enigszins anders uit zien. Ga altijd uit van het door u gekochte
model.
Onderdelen van
het toestel
Pag. 19
Installatie binnentoestel
Installatie-instructies - Binnentoestel
OPMERKING: Installeer de display pas nadat de leidingen en de bedrading zijn gemonteerd.
Stap 1: Kies de plek van installatie uit
Voordat u tot installeren overgaat, dient u een
geschikte plek uit te kiezen. Onderstaande
maatstaven helpen u een geschikte plek voor het
toestel kiezen.
Geschikte installatieplekken voldoen aan
de volgende maatstaven:
! Zorg dat er voldoende ruimte is om installatie
en onderhoud mogelijk te maken.
! Zorg dat er voldoende ruimte is voor de
verbinding van de leiding en afvoerslang.
! Het plafond is horizontaal en sterk genoeg
om het gewicht van het toestel te dragen.
! De toevoer en afvoer van lucht worden niet
gehinderd.
! De luchtstroom kan de gehele ruimte
bereiken.
! Er is geen directe straling van
verwarmingselementen.
Installeer het toestel NIET op de volgende
locaties:
Gebieden waar naar olie of gas wordt
geboord.
Kustgebieden met een hoog zoutgehalte in
de lucht.
Gebieden met bijtende gassen, zoals nabij
hete bronnen.
Op plaatsen waar de stroomsterkte kan
fluctueren, zoals in fabrieken
Afgesloten plekken, zoals kasten
Keukens waar aardgas wordt gebruikt
Op plaatsen met sterke elektromagnetische
golven
Op plaatsen waar ontvlambare materialen
en gassen zijn opgeslagen.
Kamers met een hoog vochtgehalte, zoals
badkamers en washokken.
Aanbevolen afstanden tussen het binnentoestel en het plafond
De afstand tussen het gemonteerde binnentoestel en het plafond dient aan de volgende specificaties te
voldoen.
Plafond
Plafondbedekkin
g
(Gat in het plafond)
Frontpaneel
Grond
Pag. 20
Installatie
binnentoestel
Afstand tot plafond afhankelijk van de hoogte van het binnentoestel
MODEL
MODEL
Lengte A (mm/inch)
Lengte H (mm/inch)
Lengte B (mm/inch)
Supersmalle
modellen
18-24
205/8
> 235/9,3
24
245/9,6
> 275/10,8
30
205/8
> 235/9,3
880/34,5
30-48
245/9,6
> 275/10,8
48-60
287/11,3
> 317/12,5
48-60
287/11,3
> 317/12,5
940/37,0
Compacte modellen
260/10,2
> 290/11,4
600/23,6
Plafond
Binnentoestel
Ventilator
Binnentoestel
Plafond
Grond
Plafond
Plafondbedekking
(Gat in het
plafond)
Frontpaneel
Afstand tot plafond afhankelijk van de hoogte van het binnentoestel
MODEL
Lengte A (mm/inch)
Lengte H (mm/inch)
Lengte B (mm/inch)
18-24
205/8,03
230/9,06
30-42
245/9,65
271/10,7
900/35,4
42-60
287/11,3
313/12,3
Pag. 21
Installatie
binnentoestel
Verlichting
Stap 2: Ophangen binnentoestel
1. Gebruik de bijgesloten papieren pasvorm om een rechthoekig gat in het plafond te maken op ten
minste 1m afstand van alle wanden. Het gat moet 4 cm (1,6”) groter zijn dan de behuizing.
Markeer de plekken waar de gaten voor de plafondhaken worden geboord.
Zijde koelleiding
Zijde afvoerpijp
Zijde koelleiding
Zijde afvoerpijp
18-48K Afmeting plafondgat voor supersmalle
modellen
60K Afmeting plafondgat voor supersmalle
modellen
Zijde afvoerpijp
Zijde koelleiding
Afmeting plafondgat voor compacte modellen
Installatie
binnentoestel
Pag. 22
Installatie
binnentoestel
Zijde koelleiding
Zijde afvoerpijp
5. Monteer het binnentoestel. Er zijn twee
personen nodig om het op te tillen en te
bevestigen. Steek de hangbouten door de
ophanggaten in het toestel. Bevestig het
toestel op de hangbouten met behulp van de
bijgeleverde sluitringen en moeren.
LET OP
De romp van het toestel dient nauwkeurig in het gat
te passen. Zorg dat het toestel en het gat dezelfde
afmetingen hebben voordat u verder gaat.
2. (A)
Boor 4 gaten van 5cm (2”) diep op de plekken waar
de plafondhaken in het binnenplafond worden
aangebracht. Zorg ervoor dat de boormachine haaks
op het plafond staat.
(B)
Boor 4 gaten van 12cm -15,5cm (4,7” -6,1”) diep op de
plekken waar de plafondhaken in het binnenplafond
worden aangebracht. Zorg ervoor dat de boormachine
haaks op het plafond staat.
3. Plaats de plafondhaken met behulp van een hamer
in de voorgeboorde gaten. Bevestig de haak met
behulp van de bijgeleverde sluitringen en moeren.
4. Plaats de vier hangbouten.
OPMERKING: De onderkant van het toestel dient
10-18 mm (0,4”-0,7") (voor supersmalle modellen) of
24 mm (0,9”) (compacte modellen) hoger te liggen
dan de plafondbedekking. In het algemeen dient L
(hieronder aangegeven) de helft van de lengte van
de hangbout te zijn, of in elk geval lang genoeg om
te voorkomen dat de moeren kunnen losraken.
Muur
Romp van het
toestel
Plafondbedekking
Pag. 23
(B)
OPMERKING: De onderzijde van het toestel dient 10
- -25mm (0,4--0,98”) hoger te liggen dan de
plafondbedekking. In het algemeen dient L
(hieronder aangegeven) de helft van de lengte van
de hangbout te zijn, of in elk geval lang genoeg
om te voorkomen dat de moeren kunnen losraken.
LET OP
Zorg ervoor dat het toestel waterpas is. Onjuiste
installatie kan ertoe leiden dat het afvoerwater
terug in het toestel loopt of dat lekkage optreedt.
OPMERKING: Zorg ervoor dat het binnentoestel
waterpas is. Het toestel is voorzien van een
ingebouwde condenswaterpomp en
vlotterschakelaar. Indien het toestel tegen de
richting van de condensstromen scheef staat (de
zijde van de afvoerpijp is hoger), functioneert de
vlotterschakelaar mogelijk niet goed, met lekkage
als gevolg. (voor sommige modellen)
Waterpas
OPMERKING VOOR INSTALLEREN IN NIEUWBOUW
Wanneer u het toestel in nieuwbouw installeert,
kunnen de plafondhaken van tevoren worden
aangebracht. Zorg ervoor dat de haken niet kunnen
losraken als gevolg van betonkrimp. Na het
installeren van het binnentoestel kunt u de
papieren pasvorm met bouten op het toestel
bevestigen om van tevoren de afmetingen en
positie van het gat in het plafond te bepalen.
Volg voor de rest van de installatie de instructies
hierboven.
Papieren patroon voor installatie
(sommige Modellen)
Opening midden in
het plafond
Bouten
Stap 3: Boor een gat in de muur voor de
verbindingsleidingen
1. De plek voor het gat in de muur is afhankelijk van
waar het buitentoestel geplaatst wordt.
2. Boor een gat in de muur met een kernboor van
65mm (2,56 inch) of 90mm (3,54 inch). Boor het
gat onder een licht neerwaartse hoek, zodat de
opening aan de buitenzijde ongeveer 12mm (0.5’’)
lager is dan aan de binnenzijde. Dit zorgt voor
een goede waterafvoer.
3. Plaats de beschermende muurmanchet in het gat.
Het beschermt de randen van het gat en is van
nut bij het afwerken van het installatieproces.
Pag. 24
Installatie
binnentoestel
Installatie
binnentoestel
LET OP
Zorg ervoor dat u bij het boren van het gat
in de muur kabels, leidingen en andere
kwetsbare elementen
Muur
Buiten
Binnen
Stap 4: Verbind afvoerslang
De afvoerpijp dient om water uit het toestel af te
voeren. Onjuiste installatie kan leiden tot schade
aan het toestel en eigendommen.
LET OP
Isoleer alle leidingen om condensatie en
daarmee waterschade te voorkomen
Indien de afvoerpijp is gebogen of onjuist
gemonteerd, kan er lekkage optreden. Dit kan
leiden tot slecht functioneren van de
waterniveauschakelaar.
In de VERWARMINGS-stand voert het
buitentoestel water af. Zorg ervoor dat de
afvoerpijp zodanig is geplaatst dat geen
waterschade of slipgevaar.
Trek de afvoerpijp NIET met kracht uit. Hij kan
hierdoor loslaten.
OPMERKING OVER HET KOPEN VAN PIJPEN
Voor de installatie is een buis van polyethyleen
nodig (externe diameter = 2,5cm of 3,7-3,9cm)
(afhankelijk van model) die verkrijgbaar is bij uw
plaatselijke ijzerhandel of leverancier.
Installatie afvoerpijp binnen
Installeer de afvoerpijp als hieronder aangegeven.
Afvoerslang
Verbindingspunt
afvoerpijp
Metalen klem
Isolatie
Neerwaartse helling
Neerwaartse helling
Pag. 25
OPMERKING OVER HET INSTALLEREN VAN DE
AFVOERPIJP
Wanneer u een verlengde afvoerpijp gebruikt,
voorzie de verbinding binnenshuis dan van een
stuk beschermende buis om te voorkomen dat ze
kan worden losgetrokken.
De afvoerpijp moet aflopen onder een helling van
ten minste 1/100 om te voorkomen dat het water
terug de airconditioner inloopt.
Bevestig de buis elke 1-1,5m (39--59”) om
doorhangen te voorkomen.
Indien de uitgang van de afvoerpijp zich op een
hoger punt bevindt dan het afvoerpunt op het
toestel, breng dan een hoogteoverbrugging aan
direct voorbij het afvoerpunt van het
binnentoestel. Dit overbruggingsstuk mag niet tot
meer dan 75cm (29.5”) boven de
plafondbedekking reiken en tot niet meer dan
30cm (11.8”) boven het afvoerpunt van het toestel
(afhankelijk van het model).
Onjuiste installatie kan ertoe leiden dat het water
terug het toestel in stroomt.
Om luchtbellen te voorkomen, dient u de
afvoerpijp waterpas te houden, ofwel licht
omhoog gekanteld (<75mm / 3’’) (sommige
Modellen).
OPMERKING: Indien u meerdere afvoerpijpen
installeert, verbind ze dan op de wijze zoals
hieronder aangegeven.
Steek de afvoerpijp door het gat in de muur.
Zorg ervoor dat het water wordt afgevoerd naar een
veilige plek waar het niet kan leiden tot waterschade
of uitglijden.
OPMERKING: De mond van de afvoerbuis dient zich
ten minste 5cm (1.9”) boven de grond te bevinden.
Indien ze de grond raakt, zou het toestel kunnen
blokkeren en slecht functioneren. Indien u het water
direct afvoert in het riool, plaats dan in de buis een
U- of S-stuk om te vermijden dat nare luchtjes het
huis binnendringen.
Installeren van de kanaalinstallatieplaat (indien
bijgeleverd)
1. Bevestig de warmteconnector (niet bijgeleverd) aan
het bedradingsgat van de kanaalinstallatieplaat.
2. Bevestig de kanaalinstallatieplaat op de behuizing
van het toestel.
Pag. 26
Installatie
binnentoestel
Ontluchting
Plafond
Behuizing
Kanaalinstallatieplaat
Schroeven (niet
bijgeleverd)
Kabelkanaal
Kanaalinstallatieplaat
Installatie
buitentoestel
Installatie buitentoestel
Installeer het toestel volgens de plaatselijke codes en
regelgeving, deze kunnen per regio licht verschillen.
Installatie-instructies - Buitentoestel
Stap 1: Kies de plek van installatie uit
Voordat u tot installeren overgaat, dient u een
geschikte plek uit te kiezen. Onderstaande
maatstaven helpen u een geschikte plek voor het
toestel kiezen.
Geschikte installatieplekken voldoen aan de
volgende maatstaven:
! De ruimtelijke vereisten zoals aangegeven in
Ruimtelijke Vereisten voor Installatie.
! Goede luchtcirculatie en ventilatie
! Een plek die stevig genoeg is om het toestel
te dragen en niet te vibreren
! Het geluid dat het toestel produceert hindert
andere personen niet
! Afgeschermd tegen langdurige blootstelling
aan direct zonlicht of regen
! Wanneer er sneeuw wordt voorspeld, plaats
het toestel dan boven de basishoogte om
ijsvorming en schade aan de spoelen te
voorkomen. Plaats het toestel hoger dan de
gemiddelde sneeuwophoping bij sneeuwval. De
minimale hoogte moet 18 inches zijn
Installeer het toestel NIET op de volgende
plekken:
Nabij een obstakel dat de luchttoevoer en -
uitvoer blokkeert
Nabij een openbare straat, drukke zones of
andere plekken waar het geluid overlast kan
veroorzaken
Nabij dieren of planten die schade kunnen
ondervinden van de uitgeblazen hete lucht
Nabij een bron van brandbaar gas
Een plek die is blootgesteld aan grote
hoeveelheden stof
Een plek die is blootgesteld aan grote
hoeveelheden zoute lucht
BIJZONDERE OVERWEGINGEN TEN AANZIEN
VAN EXTREEM WEER
Indien het toestel is blootgesteld aan zware
wind:
Installeer het toestel zodanig, dat de ventilator van
de luchtuitlaat haaks op de richting van de wind
staat. Richt zo nodig een scherm op om het toestel
tegen zeer zware winden te beschermen.
Zie afbeelding hieronder.
Harde wind
Windschot
Harde wind
Indien het toestel vaak is blootgesteld aan
zware regen of sneeuw:
Bouw een afdakje boven het toestel om het
tegen regen of sneeuw te beschermen. Zorg
ervoor dat de luchtcirculatie rond het toestel
niet gehinderd wordt.
Indien het toestel vaak is blootgesteld aan
zoute lucht (aan zee):
Gebruik het buitentoestel dat is speciaal is
ontworpen om corrosie te weerstaan.
Pag. 27
Stap 2: Installeer aftapkoppeling (alleen bij
toestellen met warmtepomp)
Voordat u het buitentoestel vastzet, moet u eerst de
aftapkoppeling in de bodem van het toestel aanbrengen.
Merk op dat er twee soorten aftapkoppelingen zijn,
afhankelijk van het model buitentoestel.
Indien de aftapkoppeling van een rubberen ring
is voorzien (zie Fig. A), doe dan het volgende:
1. Breng de rubber ring aan op de aftapkoppeling die
aan het buitentoestel bevestigd gaat worden.
2. Steek de aftapkoppeling in het gat aan de onderzijde
van het toestel.
3. Draai de koppeling 90° totdat deze in positie klikt,
met het uiteinde naar de voorzijde van het toestel.
4. Verbind aan de aftapkoppeling een afvoerpijp (niet
bijgeleverd) om tijdens het verwarmen water te kunnen
afvoeren.
Indien de aftapkoppeling niet van een rubberen
ring is voorzien (zie Fig. B), doe dan het
volgende:
1. Steek de aftapkoppeling in het gat aan de onderzijde
van het toestel. De koppeling klikt op zijn plaats.
2. Verbind aan de aftapkoppeling een afvoerpijp (niet
bijgeleverd) om tijdens het verwarmen water te kunnen
afvoeren.
Uitgang aan de
onderzijde van het
buitentoestel
Ring
Ring
Aftapkoppeling
IN KOUDE KLIMATEN
Zorg er in koude klimaten voor dat de afvoerslang
zo verticaal mogelijk loopt om een snelle
waterafvoer mogelijk te maken. Loopt het water te
langzaam af, dan kan het bevriezen in de slang en
het toestel doen overstromen.
Stap 3: Veranker het buitentoestel
Het buitentoestel kan in de bodem verankerd
worden of op een beugel aan de muur met een
bout (M10). Prepareer de installatiebasis van het
toestel volgens onderstaande formaten.
MONTAGE-AFMETINGEN TOESTEL
Hieronder volgt een lijst van verschillende
afmetingen voor buitentoestellen en de
bijbehorende afstanden tussen de
montagepunten. Prepareer de installatiebasis van
het toestel volgens onderstaande formaten.
Buitentoestel - modellen en specificaties
Splitmodel buitentoestel
Pag. 28
Installatie
buitentoestel
Installatie
buitentoestel
(eenheid: mm/inch)
Afmetingen Buitentoestel
Montageafmetingen
W x H x D
Afstand A
Afstand B
760x590x285 (29,9x23,2x11,2)
530 (20.85)
290 (11.4)
810x558x310 (31,9x22x12,2)
549 (21,6)
325 (12.8)
845x700x320 (33,27x27,5x12,6)
560 (22)
335 (13.2)
900x860x315 (35,4x33,85x12,4)
590 (23.2)
333 (13.1)
945x810x395 (37,2x31,9x15,55)
640 (25.2)
405 (15,95)
990x965x345 (38,98x38x13,58)
624 (24.58)
366 (14.4)
938x1369x392 (36,93x53,9x15,43)
634 (24.96)
404 (15.9)
900x1170x350 (35,4x46x13,8)
590 (23.2)
378 (14.88)
800x554x333 (31,5x21,8x13,1)
514 (20.24)
340 (13.39)
845x702x363 (33,27x27,6x14,3)
540 (21.26)
350 (13.8)
946x810x420 (37,24x31,9x16,53)
673 (26.5)
403 (15.87)
946x810x410 (37,24x31,9x16,14)
673 (26.5)
403 (15.87)
952x1333x410 (37,5x52,5x16,14)
634 (24.96)
404 (15.9)
952x1333x415 (37,5x52,5x16,34)
634 (24.96)
404 (15.9)
890x673x342 (35x26,5x13,46)
663 (26.1)
354 (13.94)
765x555x303 (30,1x 21,8x 11,9)
452 (17.8)
286 (11,3)
805x554x330 (31,7x 21,8x 12,9)
511 (20,1)
317 (12.5)
Serie-installatie
De relaties tussen H, A en L zijn als volgt:
L
A
L ≤ H
L ≤ 1/2H
25 cm / 9,8” of meer
1/2H < L< H
30 cm / 11,8” of meer
L> H
Kan niet worden geïnstalleerd
Pag. 29
Aansluiten koelleidingen
Zorg er bij het verbinden van de koelleiding voor dat geen stoffen of gassen anders dan het
aangegeven koelmiddel in het toestel kunnen terechtkomen. De aanwezigheid van andere gassen of
stoffen vermindert het rendement van het toestel en kan leiden tot abnormaal hoge druk in het
koelsysteem. Dit kan leiden tot explosie en verwonding.
Opmerking over pijplengte
Zorg ervoor dat de lengte van de koelmiddelbuis, het aantal bochten en het hoogteverschil tussen binnen-
en buitentoestel in overeenstemming zijn met de volgende vereisten:
Maximum lengte en hoogteverschil per model. (Eenheid: m/ft.)
Model
Vermogen (Btu/h)
Pijplengte
Maximaal hoogteverschil
EU
frequentieconversie
splittype
<15K
25/82
10/32,8
≥15K-<24K
30/98,4
20/65,6
≥24K-<36K
50/164
25/82
≥36K-<60K
75/246
30/98,4
Overige Split
Modellen
12K
15/49
8/26
18K - 24K
25/82
15/49
30K - 36K
30/98,4
20/65,6
42K - 60K
50/164
30/98,4
LET OP
Oliesifon
Als de olie terugvloeit naar de compressor
van het buitentoestel kan hierdoor sprake
zijn van vloeistofcompressie of vertraging
van de olieterugkeer.
Dit kan worden voorkomen door een
oliesifon in de stijgende gasleiding.
Er dient dan elke op 6m (20ft) in de
verticale zuigleiding een oliesifon te worden
geplaatst. (<36000Btu/h unit).
Er dient dan elke op 10m (32,8ft) in de
verticale zuigleiding een oliesifon te worden
geplaatst. (≥36000Btu/h unit).
Binnentoestel/
buitentoestel
Gasleiding
Oliesifon
Binnentoestel/
buitentoestel
Vloeistoflei
ding
Pag. 30
Aansluiten
koelleidingen
Instructies voor het verbinden van de
koelleiding
LET OP
De leiding splitsing dient horizontaal te
worden aangebracht. Een hoek van meer dan
10° kan leiden tot slecht functioneren.
Installeer de verbindingsleiding pas NADAT
binnen- en buitentoestel zijn geïnstalleerd.
Isoleer zowel de gas- als de vloeistofleiding
om waterlekkage te voorkomen.
Stap 1: Leidingen afsnijden
Zorg er bij het preparen van de koelmiddelbuizen
voor dat u ze zorgvuldig snijdt en optrompt. Dit
draagt bij aan een efficiënte werking en
minimaliseert de noodzaak van toekomstig
onderhoud.
1. Meet de afstand tussen het binnen- en het
buitentoestel.
2. Gebruik een pijpsnijder en snij de pijp net iets
langer af dan de gemeten afstand.
3. Zorg ervoor dat de pijp keurig haaks is
afgesneden.
Schuin
Gerafeld
Golvend
NIET DE PIJPEN VERVORMEN
TIJDENS HET SNIJDEN
Wees extra voorzichtig dat u de pijp niet
beschadigt, indeukt of vervormt onder het
snijden. Dit leidt tot een aanzienlijke
vermindering van het
verwarmingsvermogen van het toestel.
Stap 2: Verwijder bramen.
Bramen kunnen het luchtdicht verbinden van
koelleidingen verhinderen. Ze dienen geheel
verwijderd te worden.
1. Houd de pijpmond naar beneden, om te
voorkomen dat er bramen in de pijp vallen.
2. Gebruik een vijl of ontbramer om de
zaagsnee van bramen te ontdoen.
Pijp
Neerwaarts
houden
Vijl
Stap 3: Pijpeinde optrompen
Vakkundig optrompen is essentieel voor een
luchtdichte sluiting
1. Sluit na het verwijderen van de bramen de
uiteinden van de gesneden pijp met PVC tape
af om te voorkomen dat vreemde stoffen de
pijp binnendringen.
2. Bedek de pijp met isolatiemateriaal.
3. Plaats aan beide einden van de pijp een
optrompmoer.
Zorg ervoor dat ze de goede kant uitwijzen,
want na het optrompen kunt u ze niet meer
aanbrengen of omdraaien.
Optrompmoer
Koper leiding
4. Verwijder de PVC tape van het pijpeinde
wanneer u gereed bent om te gaan
optrompen.
5. Klem de trompvorm over het uiteinde van de
pijp. Het pijpeinde dient voorbij de trompvorm
te steken.
Tromptang
Pijp
Pag. 31
6. Plaats de tromptang over de trompvorm.
7. Draai de tang met de klok mee totdat de pijp
geheel getrompt is. Tromp de pijp
overeenkomstig de afmetingen.
PIJPUITEINDE VOORBIJ DE TROMPVORM
Pijpdoor
snee
Torsiekracht
Tromp doorsnee (A)
(eenheid: mm/inch)
Trompvorm
Min.
Max.
Ø 6.35
18-20 N.m
(183-204 kgf.cm)
8,4/0,33
8,7/0,34
Ø 9.52
25-26 N.m
(255-265 kgf.cm)
13,2/0,52
13,5/0,53
Ø 12.7
35-36 N.m
(357-367 kgf.cm)
16,2/0,64
16,5/0,65
Ø 16
45-47 N.m
(459-480 kgf.cm)
19,2/0,76
19,7/0,78
Ø 19
65-67 N.m
(663-683 kgf.cm)
23,2/0,91
23,7/0,93
Ø 22
75-85N.m
(765-867 kgf.cm)
26,4/1,04
26,9/1,06
8. Verwijder de tromptang en de trompvorm en
controleer de pijp op breuken en een
gelijkmatige tromp.
Stap 4: Verbind de leidingen
Verbind de koperleidingen eerst met het
binnentoestel en daarna met het buitentoestel.
Verbind eerst de lagedruk leiding, daarna de
hogedruk leiding.
1. Breng vóór u de optrompmoeren verbindt een
dun laagje koelolie aan op de opgetrompte
uiteinden van de buis.
2. Plaats de te verbinden buiseinden goed
gecentreerd tegenover elkaar.
Leidingwerk binnentoestel
Optrompmoe
r
Pijp
3. Draai de optrompmoer met de hand aan.
4. Klem de moer op het pijpstuk van het
binnentoestel met een steeksleutel vast.
5. Draai de optrompmoer aan met behulp van
een momentsleutel, overeenkomstig de
waarden in bovenstaande tabel.
OPMERKING: Gebruik zowel een steeksleutel als een
momentsleutel wanneer u pijpen verbindt of
ontkoppelt van het toestel.
LET OP
Vergeet niet om de leiding met isolatiemateriaal
te omwikkelen. Direct contact met de leiding kan
leiden tot brandwonden of
bevriezingsverschijnselen.
Zorg ervoor dat de leiding goed is bevestigd. Te
strak aandraaien kan de toetermond beschadigen,
terwijl te slap aandraaien tot lekkage kan leiden.
OPMERKING OVER MINIMUM STRAAL VAN EEN
BOCHT
Buig de leiding voorzichtig in het midden, volgens
de afbeelding hieronder. Buig de leiding NIET
verder dan 90° en niet vaker dan 3 keer.
Buig de leiding met de duimen
min-radius 10cm (3,9”)
6. Bind, na het aansluiten van de koperleidingen op
het binnentoestel, de stroomkabel, de
signaalkabel en de leiding samen met behulp van
bindtape.
OPMERKING: Verstrengel de signaalkabel NIET met
overige bedrading. Zorg ervoor dat de signaalkabel
niet rondom andere draden verwikkeld raakt
wanneer u ze samenbindt.
Pag. 32
Aansluiten
koelleidingen
Aansluiten
koelleidingen
7. Steek de pijpleiding door de muur en verbind
deze met het buitentoestel.
8. Isoleer alle leidingen, inclusief de kranen op het
buitentoestel.
9. Open de sluitkranen op het buitentoestel om
het koelmiddel door binnen- en buitentoestel
rond te laten stromen.
LET OP
Verzeker u er na afloop van de
installatiewerkzaamheden van dat er geen koelmiddel
lekt. Lekt er koelmiddel, ventileer de ruimte dan
onmiddellijk en ontlucht het systeem (zie de sectie
Ontluchten van deze handleiding).
Installatie van de Gasklep (Sommige Modellen)
1 Gasklep
2 Vloeistofleiding
3 Gasleiding
LET OP
Voor een effectieve werking dient de gasklep zo
horizontaal mogelijk gemonteerd te worden.
Binnen
Buiten
Binnen
Buiten
Binnen
Buiten
Wikkel het meegeleverde anti• rubber om de
gasklep om geluid te dempen.
1 Anti-schok rubber
2 Gasklep
Pag. 33
Bedrading
LEES ALVORENS DE ELEKTRICITEIT
AAN TE LEGGEN DEZE
VOORSCHRIFTEN
1. Alle bedrading moet voldoen aan lokale en
nationale elektriciteitsvoorschriften en regelgeving,
en dient te worden geïnstalleerd door een
gecertificeerd elektricien.
2. Alle elektrische verbindingen dienen te worden
aangelegd volgens de Elektrische aansluitingen die
op de panelen van binnen- en buitentoestel staan
aangegeven.
3. Treedt er een veiligheidsprobleem met de
stroomtoevoer op, staak het werk dan onmiddellijk.
Leg de klant uit waarom u het werk hebt stilgelegd
en weiger verder te gaan alvorens het probleem is
hersteld.
4. Het voltage dient tussen 90 en 110% van het
aangeven voltage te zijn. Onjuiste of onvoldoende
stroomtoevoer kan leiden tot slecht functioneren,
brand of elektrische ontlading.
5. Als u de stroomtoevoer aansluit op bestaande
bedrading, installeer dan een
overspanningsbeveiliging en een hoofdschakelaar..
6. Plaats dan in de vaste bedrading een schakelaar
die alle polen ontkoppelt, met een contactgat van
ten minste 1/8in (3mm). De gekwalificeerde
technicus dient een goedgekeurde
aardlekschakelaar aan te leggen.
7. Sluit het toestel op een aparte stroomgroep aan.
Verbind geen andere apparaten op hetzelfde
stopcontact.
8. Zorg ervoor dat de airconditioner goed is geaard.
9. Iedere draad moet stevig bevestigd worden. Losse
bedrading kan de terminal oververhitten, leidend
tot slecht functioneren en zelfs ontbranding.
10. Zorg ervoor dat de bedrading de koelleiding, de
compressor of bewegende onderdelen in het
toestel niet kan raken.
11. Installeer toestellen die zijn voorzien van een extra
elektrische verwarming niet binnen 1 meter (40in)
van brandbare materialen.
12. Raak de elektrische onderdelen na het uitschakelen
van de stroom niet direct aan, dit om elektrische
ontlading te voorkomen. Wacht na het uitschakelen
van de stroom altijd 10 minuten voordat u de
elektrische onderdelen aanraakt.
13. Zorg ervoor dat stroomkabels en signaalkabels
niet verstrengeld zijn. Dit kan leiden tot
verstoring en interferentie.
14. Het toestel dient te zijn aangesloten op de
hoofdleiding. De stroomtoevoer beschikt
gewoonlijk over een weerstand van 32 Ohm.
15. Geen andere apparatuur mag op dezelfde
stroomgroep zijn aangesloten.
16. Verbind eerst de bedrading van het buitentoestel
en pas daarna die van het binnentoestel.
WAARSCHUWING
SLUIT DE STROOMTOEVOER NAAR
HET SYSTEEM AF ALVORENS
ELEKTRISCH BEDRADINGSWERK UIT
TE VOEREN.
OPMERKING OVER DE LUCHTSCHAKELAAR
Wanneer de maximale stroom van de
airconditioner meer dan 16A is, dient er een
luchtschakelaar of lekschakelaar te worden
gebruikt (niet bijgeleverd). Wanneer de maximale
stroom van de airconditioner minder dan 16A is,
dient de stroomkabel van de airconditioner te
worden uitgerust met een plug (niet bijgeleverd).
Luchtschakelaar
(niet bijgeleverd)
Stroombedrading
buitentoestel
Verbindingsbedrading
binnen& buiten
(niet bijgeleverd)
Buitentoeste
l
Binnentoest
el
Pag. 34
Bedrading
Bedrading
Stroombedrading
buitentoestel
Luchtschakelaar
(niet bijgeleverd)
Buitentoestel
Binnentoestel
Verbindingsbedrading
binnen& buiten (niet
bijgeleverd)
Luchtschakelaar
(niet bijgeleverd)
Stroombedrading buitentoestel
Luchtschakelaar
(niet bijgeleverd)
Stroombedrading buitentoestel
Buitentoestel
Binnentoestel
Verbindingsbedrading
binnen& buiten (niet
bijgeleverd)
OPMERKING: Deze illustratie is uitsluitend
bedoeld ter verduidelijking. Uw toestel
kan er enigszins anders uit zien. Ga altijd
uit van het door u gekochte model.
Bedrading Buitentoestel
WAARSCHUWING
Sluit de stroomtoevoer naar het systeem af
alvorens elektrisch bedradingswerk uit te voeren.
1. Prepareer de kabel voor verbinding.
a. Kies eerst de correcte kabeldikte Gebruik
altijd H07RN-F kabels.
Minimaal doorsnede oppervlak voor
stroom- en signaalkabels (ter referentie)
Vastgestelde
stroomsterkte
apparaat (A)
Nominale doorsnede
oppervlak (mm2)
> 3 en ≤ 6
0,75
> 6 en ≤ 10
1
> 10 en ≤ 16
1,5
> 16 en ≤ 25
2,5
> 25 en ≤ 32
4
> 32 en ≤ 40
6
KIES DE CORRECTE KABELDIKTE
Het formaat van de stroomkabel, de
signaalkabel, de zekering en de schakelaar is
afhankelijk van de maximumstroom van het
toestel. De maximumstroom is aangegeven op
het naamplaatje aan de zijkant van het toestel.
Raadpleeg dit naamplaatje voor het kiezen van
de juiste kabels, zekering en schakelaar.
b. Gebruik een draadstripper om het
rubberen omhulsel van beide einden van
de signaalkabel te verwijderen, tot
ongeveer 15cm (5.9”) van de erin
liggende draden zichtbaar is.
c. Strip de beschermingslaag van de
uiteinden.
d. Gebruik een krimptang om polen (u-lugs)
op het uiteinde van de draden te
klemmen.
OPMERKING: Volg bij het verbinden van de
bedrading nauwgezet het bedradingsschema die
te vinden is op de binnenzijde van de deksel van
het schakelkastje.
Pag. 35
2. Verwijder het elektriciteitsdeksel van het
buitentoestel. Beschikt het buitentoestel niet over
een deksel, draai dan de moeren los van het
onderhoudsbord en verwijder de
beschermingsplaat
3. Verbind de polen (u-lugs) met de terminals. Zorg
dat kleuren en labels overeenkomen met de labels
op het terminalblok. Schroef iedere pool stevig op
de corresponderende terminal.
4. Zet de draden vast met een draadklem.
5. Isoleer ongebruikte draden met isolatietape.
Houd ze weg van elektrische en metalen
onderdelen. Houd ze weg van elektrische en
metalen onderdelen.
6. Plaats de deksel van het schakelkastje terug.
Bedrading Binnentoestel
1. Prepareer de kabel voor verbinding.
a. Gebruik een draadstripper om het rubberen
omhulsel van beide einden van de signaalkabel
te verwijderen, tot ongeveer 15cm (5.9”) van
de draad zichtbaar is.
b. Strip de beschermingslaag van de draden.
c. Gebruik een krimptang om polen (u-lugs) op
het uiteinde van de draden te klemmen.
2. Open het frontpaneel van het binnentoestel.
Verwijder met een schroevendraaier de deksel van
het schakelkastje van het binnentoestel.
3. Steek de stroomkabel en de signaalkabel door de
draadopening.
4. Verbind de polen (u-lugs) met de terminals.
Zorg dat kleuren en labels overeenkomen met de
labels op het terminalblok Schroef iedere pool
stevig op de corresponderende terminal.
Raadpleeg Serienummer en Bedradingsschema, te
vinden op de deksel van het schakelkastje.
Supersmalle modellen
Schakelkastje
Draadopening
Schakelkastje
Bedradingsschema
Verbindingsschema bedrading
Magnetische ring (indien bijgeleverd bij de hulpstukken)
Haal de band door het gat
van de magnetische ring
om hem te bevestigen aan
de kabel.
Compacte modellen
1 Deksel schakelkastje
2 Label bedradingsschema
3 Terminal blok stroomtoevoer
4 Draadklem
5 Bedrading tussen toestellen
6 Kunststof omhulsel
7 Klem (stroomtoevoer)
Bedrading
Pag. 36
Bedrading
LET OP
Volg bij het verbinden van de bedrading nauwgezet het bedradingsschema.
Het koelmiddelcircuit kan zeer heet worden. Houd de verbindingskabel weg bij de koperleiding.
5. Zet de draden vast met een draadklem. De kabel mag niet loszitten en mag niet aan de polen trekken.
6. Plaats de deksel van het schakelkastje terug.
Stroomsterkte specificaties
OPMERKING: Voor elektrische hulpverwarming is een zekering/stroombreker van dan 10 A meer
nodig.
Stroomtoevoer specificaties binnen
MODEL (Btu/h)
≤18K
19K~24K
25K~36K
37K~48K
49K~60K
STROOM
FASE
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
VOLT
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
STROOMBREKER/ZEKERING
(A)
25/20
32/25
50/40
70/55
70/60
MODEL (Btu/h)
≤36K
37K~60K
≤36K
37K~60K
STROOM
FASE
3 Fase
3 Fase
3 Fase
3 Fase
VOLT
380-420V
380-420V
208-240V
208-240V
STROOMBREKER/ZEKERING (A)
25/20
32/25
32/25
45/35
Stroomtoevoer specificaties buiten
MODEL (Btu/h)
≤18K
19K~24K
25K~36K
37K~48K
49K~60K
STROOM
FASE
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
VOLT
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
STROOMBREKER/ZEKERING
(A)
25/20
32/25
50/40
70/55
70/60
MODEL (Btu/h)
≤36K
37K~60K
≤36K
37K~60K
STROOM
FASE
3 Fase
3 Fase
3 Fase
3 Fase
VOLT
380-420V
380-420V
208-240V
208-240V
STROOMBREKER/ZEKERING (A)
25/20
32/25
32/25
45/35
Pag. 37
Onafhankelijke stroomtoevoer specificaties
MODEL (Btu/h)
18K
19K~24K
25K~36K
37K~48K
49K~60K
STROOM
(binnen)
FASE
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
VOLT
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
STROOMBREKER/ZEKERING
(A)
15/10
15/10
15/10
15/10
15/10
STROOM
(buiten)
FASE
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
VOLT
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
STROOMBREKER/ZEKERING
(A)
25/20
32/25
50/40
70/55
70/60
MODEL (Btu/h)
36K
37K~60K
36K
37K~60K
STROOM
(binnen)
FASE
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
VOLT
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
STROOMBREKER/ZEKERING (A)
15/10
15/10
15/10
15/10
STROOM
(buiten)
FASE
3 Fase
3 Fase
3 Fase
3 Fase
VOLT
380-420V
380-420V
208-240V
208-240V
STROOMBREKER/ZEKERING (A)
25/20
32/25
32/25
45/35
Stroomspecificaties wisselrichter model A/C
MODEL (Btu/h)
18K
19K~24K
25K~36K
37K~48K
49K~60K
STROOM
(binnen)
FASE
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
VOLT
220-240 V
220-240 V
220-240 V
220-240 V
220-240 V
STROOMBREKER/ZEKERING
(A)
15/10
15/10
15/10
15/10
15/10
STROOM
(buiten)
FASE
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
VOLT
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
208-240V
STROOMBREKER/ZEKERING
(A)
25/20
25/20
40/30
50/40
50/40
MODEL (Btu/h)
36K
37K~60K
36K
37K~60K
STROOM
(binnen)
FASE
1 Fase
1 Fase
1 Fase
1 Fase
VOLT
220-240 V
220-240 V
220-240 V
220-240 V
STROOMBREKER/ZEKERING (A)
15/10
15/10
15/10
15/10
STROOM
(buiten)
FASE
3 Fase
3 Fase
3 Fase
3 Fase
VOLT
380-420V
380-420V
208-240V
208-240V
STROOMBREKER/ZEKERING (A)
25/20
32/25
32/25
40/30
Pag. 38
Bedrading
Ontluchten
Ontluchten
Voorbereidingen en
voorzorgsmaatregelen
Lucht en vreemde stoffen in het koelcircuit kunnen
tot abnormaal hoge druk leiden, met tot mogelijk
gevolg schade aan de airconditioner, een
verminderd rendement en verwondingen. Gebruik
een vacuümpomp en een meervoudige meter om
het koelleidingsysteem te ontluchten en niet-
condenseerbare gassen en vocht te verwijderen.
Ontluchten dient gedaan te worden direct na
installatie of wanneer het toestel is verplaatst.
VOOR HET ONTLUCHTEN
! Controleer of de verbindingsleidingen tussen
het binnen- en buitentoestel goed verbonden
zijn.
! Controleer of alle bedrading correct is
verbonden.
Ontluchtingsinstructies
1. Verbind de vulslang van de meervoudige
meter met de onderhoudstoegang op de
lagedrukkraan van het buitentoestel.
2. Verbind een andere vulslang van de
meervoudige meter met de vacuümpomp.
3. Open de lagedrukzijde van de meervoudige
meter. Houd de hogedrukzijde gesloten.
4. Zet de vacuümpomp aan om het systeem te
ontluchten.
5. Laat de pomp ten minste 15 minuten draaien,
of totdat de lagedrukmeter aangeeft -76cmHG
(-105Pa).
Meervoudige meter
Manometer
Drukmeter
Lagedrukkraan
Hogedrukklep
Drukslang
Vulslang
Vulslang
Vacuümpomp
Lagedrukkraan
6. Sluit de lagedrukzijde van de meervoudige
meter en zet de vacuümpomp uit.
7. Wacht 5 minuten en controleer of er
verandering is opgetreden in de systeemdruk.
8. Is de druk in het systeem veranderd, raadpleeg
dan de sectie controle op gaslekken voor
informatie over controle op lekken. Indien er
geen verandering is opgetreden in de
systeemdruk,
9. schroef dan de dop van de ontluchtingsklep
(hogedrukklep). Plaats een inbussleutel in de
hogedrukkraan (packed valve) en open de kraan
door de sleutel een kwartslag naar links te
draaien. Luister of u gas aan het systeem hoort
ontsnappen en sluit de kraan na 5 seconden.
10. Controleer de drukmeter gedurende een minuut
om zeker te zijn dat er geen verandering in de
druk optreedt. De drukmeter dient net iets
boven de atmosferische druk aan te geven.
11. Verwijder de vulslang van de
onderhoudstoegang.
Optrompmoer
klepromp
Dop
inbusgat/klepventiel
12. Open met een inbussleutel zowel de hogedruk-
als de lagedrukkraan.
13. Draai de kraandoppen handvast aan op de
onderhoudstoegang, de hogedrukkraan en de
lagedrukkraan. U kunt ze desgewenst verder
aandraaien met een momentsleutel.
OPEN KLEPVENTIELEN VOORZICHTIG
Draai, om ventielen te openen, de inbussleutel
totdat deze tegen een stopper aanloopt. Probeer de
klep niet met kracht verder te openen.
Pag. 39
Opmerking over bijvullen koelmiddel
Afhankelijk van de pijplengte hebben sommige systemen een extra koelmiddel nodig. De standaard pijplengte is
afhankelijk van lokale voorschriften. In andere gebieden is de standaard pijplengte 5m (16’). Het koelmiddel moet
worden bijgevuld via de onderhoudstoegang in de lagedrukklep van het buitentoestel. De hoeveelheid extra toe
te dienen koelmiddel kan worden berekend met de volgende formule:
Doorsnede vloeistofzijde
ф 6,35 (1/4”)
ф 9,52 (3/8”)
ф 12,7 (1/2”)
R-32
(Totale pijplengte -
standaard pijplengte) x
12g (0,13oZ)/m(ft)
(Totale pijplengte -
standaard pijplengte) x
24g (0,26oZ)/m(ft)
(Totale pijplengte -
standaard pijplengte) x
40g (0,42oZ)/m(ft)
LET OP:verschillende koelmiddelen NIET mengen.
Pag. 40
Ontluchten
Installatie van
de deksel
Installatie van de deksel
LET OP
Zet het paneel NIET met de voorzijde naar beneden
op de vloer, tegen de muur of op een oneffen
ondergrond.
(A)
Supersmalle modellen
Stap 1: Verwijder het rooster aan de voorzijde.
1. Duw beide knopjes gelijktijdig naar binnen toe
om de haak van het rooster te ontgrendelen.
2. Houd het rooster onder een hoek van 45°, til
een klein eindje op en ontkoppel het van de
romp.
Stap 2: Verwijder de installatiedoppen op de vier
hoeken door ze naar buiten te schuiven.
Stap 3: Installeer het paneel
Positioneer het frontpaneel over de romp,
rekening houdend met de plaatsing van de
leidingen en de afvoerzijden. Hang de vier
klemmen van het decoratieve paneel over de
haken aan het binnentoestel. Draai de
schroeven op de vier hoeken van het paneel
gelijkmatig aan.
OPMERKING: Draai de schroeven aan totdat
het schuim tussen romp en paneel is
samengeknepen tot 4-6mm (0,2-0,3”). De rand
van het paneel dient goed aan te sluiten op
het plafond.
U kunt het paneel iets bijdraaien om het gat
in het plafond geheel te bedekken.
Klem
Leidingzijde
Afvoerzijde
Schroevendraaier
1. Verbind de twee motorconnectors van de
draaipanelen met de corresponderende
draden in het schakelkastje.
Schakelkastje
Verbind de
motor van het
lamellen
Verbind de
motor van
het lamellen
Pag. 41
2. Verwijder de isolatieschuim aan de
binnenzijde van de ventilator.
3. Hang het voorzijderooster aan het paneel.
4. Verbind de kabel van het informatiepaneel
met de corresponderende draad op de
romp.
5. Sluit het voorzijderooster.
6. Zet de installatiedoppen op de vier hoeken
vast door ze naar binnen te schuiven.
OPMERKING: Indien u de hoogte van het
binnentoestel moet aanpassen, is dit mogelijk
door de openingen in de vier hoeken van het
paneel. Zorg ervoor dat de interne bedrading
en de afvoerpijp door deze aanpassing niet
worden geraakt.
Watercondensatie
LET OP
Het onvoldoende aandraaien van de
schroeven kan leiden tot waterlekkage.
Gat niet toegestaan
Draai bovenste moer los
Pas de onderste
moer aan
LET OP
Indien het toestel niet goed is opgehangen en er
is een gat te zien, dan moet het in hoogte
bijgesteld worden om van een goede werking
verzekerd te zijn. Het toestel kan in hoogte
worden bijgesteld door eerste de bovenste moer
los te draaien en daarna de onderste moer bij te
stellen.
Compacte modellen
Stap 1: Verwijder het rooster aan de voorzijde.
1. Duw beide knopjes gelijktijdig naar binnen toe
om de haak van het rooster te ontgrendelen.
Roosterhaak
2. Houd het rooster onder een hoek van 45°, til een
klein eindje op en ontkoppel het van de romp.
Stap 2: Installeer het paneel
Plaats het symbool "” op het decoratiepaneel
tegen het symbool "" op het toestel.
Bevestig het decoratiepaneel op het toestel met
behulp van de meegeleverde schroeven, zoals
aangegeven in de afbeelding hieronder.
Decoratiepaneel
Schroeven (M5)
(meegeleverd met
paneel)
Verzeker u er na plaatsing van het
decoratiepaneel van, dat er geen ruimte
overblijft tussen romp en paneel. Anders kan er
lucht ontsnappen, wat kan leiden tot
condensvorming. (Zie afbeelding hieronder)
Pag. 42
Installatie van
de deksel
Installatie van de
deksel
Stap 3: Monteer het toevoerrooster.
Zorg ervoor dat de haken aan de achterzijde
van het rooster netjes in de gleuf van het
paneel geplaatst zijn
Stap 4: Verbind de 2 draden van het
decoratiepaneel met het moederbord
het toestel.
5-Aderige kabel
10-Aderige kabel
Stap 5: Bevestig de deksel van het
schakelkastje met 2 schroeven.
Stap 6: Sluit het toevoerrooster en sluit de
roosterhaken.
(B)
Stap 1: Verwijder het rooster aan de voorzijde.
1. Duw beide knopjes gelijktijdig naar binnen
toe om de haak van het rooster te
ontgrendelen.
2. Houd het rooster onder een hoek van
45°, til een klein eindje op en ontkoppel
het van de romp.
Verwijder de schroeven van het rooster
Roosterschakelaar
Schroefbedekking op rooster
Stap 2: Verwijder de installatiedoppen op de
vier hoeken door ze naar buiten te
schuiven.
Pag. 43
Stap 3: Installeer het paneel
Positioneer het frontpaneel over de romp,
rekening houdend met de plaatsing van de
leidingen en de afvoerzijden. Hang de vier
klemmen van het decoratieve paneel over de
haken aan het binnentoestel. Draai de schroeven
op de vier hoeken van het paneel gelijkmatig
aan.
OPMERKING: Draai de schroeven aan totdat het
schuim tussen romp en paneel is
samengeknepen tot 4-6mm (0,2-0,3”). De rand
van het paneel dient goed aan te sluiten op het
plafond.
U kunt het paneel iets bijdraaien om het gat in
het plafond geheel te bedekken.
Pijpraakvlak
Afvoerraakvlak
Lamellenmotor
Romp van
het toestel
In de wind
Isolatieschuim op
de uitlaat
Plafond
Spons zijkant deksel
Deksel
Isolatieschuim
op deksel 1
Uit de wind
Schot
Isolatieschuim op
deksel 2
OPMERKING: Indien u de hoogte van het
binnentoestel moet aanpassen, is dit mogelijk
door de openingen in de vier hoeken van het
paneel. Zorg ervoor dat de interne bedrading
en de afvoerpijp door deze aanpassing niet
worden geraakt.
Watercondensatie
LET OP
Het onvoldoende aandraaien van de
schroeven kan leiden tot waterlekkage.
Draai bovenste moer
los
Gat niet toegestaan
Pas de onderste moer
aan
LET OP
Indien het toestel niet goed is opgehangen en er
is een gat te zien, dan moet het in hoogte
bijgesteld worden om van een goede werking
verzekerd te zijn. Het toestel kan in hoogte
worden bijgesteld door eerste de bovenste moer
los te draaien en daarna de onderste moer bij te
stellen.
Pag. 44
Installatie van
de deksel
Installatie van
de deksel
Hang het toevoerrooster aan de deksel en verbind
dan de hoofdconnectors van de lamellenmotor en
het schakelkastje op de deksel met de betreffende
connectors op de romp.
Bout
Breng omwikkeling aan
Paneelhaak
Terugzetten in het rooster.
Plaats de installatiedeksel terug.
Bevestig het koord van de installatiedeksel aan de
pin van de installatiedeksel en druk deze
voorzichtig in het paneel.
Wanneer de deksel is
geïnstalleerd, schuif
dan de schuiven in de
betreffende gleuven op
het paneel.
OPMERKING: Na installatie moeten de
stekkers van de display, lamellen, waterpomp
en andere bedrade onderdelen worden
geplaatst in de elektrische schakelkast.
Pag. 45
Proefdraaien
Vóórdat u proefdraait
Nadat de installatie van het gehele systeem is
afgerond, dient u proef te draaien. Controleer de
volgende punten alvorens te proefdraaien:
a) Binnen- en buitentoestel zijn goed geïnstalleerd.
b) Leidingen en kabels zijn correct geïnstalleerd.
c) Er mogen bij de toevoer en afvoer van het
toestel geen obstakels aanwezig zijn die voor
tegenvallende prestaties of een slechte werking
van het toestel kunnen zorgen.
d) Het koelsysteem lekt niet.
e) Het afvoersysteem is niet gehinderd en voert af
naar een veilige plek.
f) De warmte-isolatie is correct aangebracht.
g) De aardleidingen zijn correct geïnstalleerd.
h) De lengte van de leidingen en de
toevoercapaciteit van het koelmiddel zijn
genoteerd.
i) Het voltage van de stroomtoevoer is geschikt
voor deze airconditioner.
LET OP
Nalaten om proef te draaien kan resulteren in
schade aan het toestel en eigendommen of in
verwondingen.
Instructies voor het proefdraaien
1. Open de stopkranen van vloeistof en gas.
2. Schakel de stroomtoevoer in en laat het toestel
opwarmen.
3. Zet de airconditioner op de KOEL stand.
4. Voor het binnentoestel
a. Verzeker u ervan dat de afstandsbediening
en diens knoppen goed functioneren.
b. Controleer of de draaipanelen goed werken
en met de afstandsbediening kunnen
worden versteld.
c. Controleer tweemaal of de
kamertemperatuur juist wordt
weergegeven.
d. Verzeker u ervan dat de indicatoren op de
afstandsbediening en het informatiepaneel
op het binnentoestel goed werken.
e. Controleer of de handbediende knoppen
op het binnentoestel goed werken.
f. Controleer of het afvoersysteem niet is
geblokkeerd en gelijkmatig werkt.
g. Verzeker u ervan dat er tijdens het
functioneren geen trillingen of vreemde
geluiden optreden.
5. Voor het buitentoestel
a. Controleer of het koelsysteem niet lekt.
b. Verzeker u ervan dat er tijdens het
functioneren geen trillingen of vreemde
geluiden optreden.
c. Verzeker u ervan dat wind, lawaai en
water door het toestel geproduceerd
geen hinder of veiligheidsgevaar voor uw
buren opleveren.
6. Afvoertest
a. Controleer of de afvoerpijp gelijkmatig
afvoert. In nieuwbouw dient deze test te
worden uitgevoerd alvorens het plafond
af te werken.
b. Verwijder het omhulsel. Voeg 2.000ml
water toe aan de tank via de
bijbehorende slang.
c. Schakel de stroomtoevoer in en opereer
de airconditioner in de KOEL stand.
d. Luister naar de condenswaterpomp om
te horen of er vreemde geluiden zijn.
e. Controleer dat het water is afgevoerd.
Het kan tot een minuut duren voordat
het toestel met afvoeren begint,
afhankelijk van de lengte van de
afvoerpijp.
f. Verzeker u ervan dat er nergens in het
leidingwerk lekken optreden.
g. Zet de airconditioner stil. Schakel de
stroomtoevoer uit en plaats de deksel
terug.
OPMERKING: Werkt het toestel niet goed of
niet naar verwachting, raadpleeg dan eerst de
sectie Problemen oplossen in de
Gebruikershandleiding alvorens klantenservice
te bellen.
Pag. 46
Proefdraaien
Productverbetering kan aanleiding zijn voor onaangekondigde aanpassingen in
ontwerp en specificaties. Raadpleeg verkoper of fabrikant voor details. Updates
aan de handleiding worden gepubliceerd op de website, raadpleeg de website voor
de laatste versie.
QS002UI-Q4
16122500000728
20200831
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48

Kaysun Cassettes 600×600 Handleiding

Type
Handleiding