60
NEDERLANDS
NL
5.7.1 Controles
Draai het stuur kort heen en weer. Er mag geen
speling in de stuurkettingen zitten.
5.7.2 Afstelling
Stel indien nodig de stuurkabels als volgt af:
Span de stuurkabels door de moer vaster te draaien
(afb. 10). Belangrijk! De schroefuiteinden van de
stuurkabel moeten tijdens het bijstellen worden
vastgehouden, zodat de kabel niet draait. Gebruik
een instelbare sleutel of vergelijkbaar gereedschap
en zet die op de schroeven aan de kabeluiteinden.
Span de stuurkabels aan tot er geen speling meer
is.
Span de stuurkabels niet te strak. Daarmee wordt
het sturen zwaarder, terwijl de slijtage van de
kabels toeneemt.
5.8 ACCU
Overlaad de accu nooit. Overladen kan
de accu beschadigen.
Zorg dat de accupolen geen kortsluiting
maken,want dan kunnen er vonken en
brand ontstaan. Zorg dat metalen sier-
aden niet in contact kunnen komen met
de accupolen.
Als er schade is ontstaan aan de behuiz-
ing, het deksel of de contactpunten van
de accu of als er interferentie optreedt
bij de strip die over de kleppen ligt,
moet de accu vervangen worden.
De accu wordt gereguleerd door kleppen en geeft
een uitgangsspanning van 12 V. De accuvloeistof
kan en mag niet worden gecontroleerd of aange-
vuld. U hoeft de accu alleen maar op te laden, bi-
jvoorbeeld als u deze lang niet hebt gebruikt.
De accu moet volledig zijn opgeladen
voordat u deze voor de eerste keer gaat
gebruiken. De accu moet altijd volledig
opgeladen worden bewaard, anders
kan deze beschadigd raken.
5.8.1 Accu opladen met motor
De accu kan als volgt worden opgeladen met de
dynamo van de motor.
1. Plaats de accu in de machine zoals hieronder af-
gebeeld.
2. Zet de machine buiten of zorg dat de uitlaatgas-
sen kunnen worden afgevoerd.
3. Start de motor volgens de instructies in de han-
dleiding.
4. Laat de motor 45 minuten lopen.
5. Zet de motor af. De accu is nu volledig opgelad-
en.
5.8.2 Accu opladen met oplader
Als de accu wordt opgeladen met een oplader, di-
ent deze een constante spanning te hebben.
Neem contact op met uw leverancier voor een
dergelijke oplader.
De accu kan beschadigd raken als er een stand-
aard oplader wordt gebruikt.
5.8.3 Verwijderen/Plaatsen
De accu zit onder de motorkap. Zie afbeelding 11.
Bij het verwijderen of plaatsen van de accu dient u
rekening te houden met het volgende:
• Bij het verwijderen. Maak eerst de zwarte kabel
los van de negatieve accuklem (-). Maak daarna
de rode kabel los van de positieve accuklem (+).
• Bij het plaatsen. Sluit eerst de rode kabel aan op
de positieve accuklem (+). Sluit dan de zwarte
kabel aan op de negatieve accuklem (-).
Als u de kabels niet in de goede volgo-
rde aansluit of losmaakt, kan er korts-
luiting ontstaan en kan de accu
beschadigd raken.
Als u de kabels verwisselt, raken de dy-
namo en de accu beschadigd.
Zet de kabels stevig vast. Losse kabels
kunnen brand veroorzaken.
De accu moet altijd aangesloten zijn als
u de motor wilt laten lopen. Anders
kunnen de dynamo en het elektrische
systeem beschadigd raken.
5.8.4 Reiniging
Indien de accupolen geoxideerd zijn, moeten deze
schoongemaakt worden. Reinig de accupolen met
een staalborstel en smeer ze in met vet.
5.9 LUCHTFILTER
Het voorfilter (schuimplastic filter) (12:S) moet na
25 werkuren worden gereinigd/vervangen.
Het luchtfilter (papierfilter) (12:T) moet na 100
werkuren worden gereinigd/vervangen.
LET OP! Reinig/vervang beide filters vaker indien
de machine in stoffige omstandigheden moet
werken.
Verwijder/installeer de luchtfilters als volgt:
1. Maak voorzichtig schoon rond de luchtfilterkap
(7:R).
2. Demonteer de luchtfilterkap door de twee klem-
men te verwijderen.
3. Demonteer het filter. Het voorfilter wordt over
het luchtfilter geplaatst. Zorg ervoor dat de car-
burateur niet vuil wordt. Maak de behuizing van
het luchtfilter schoon.