Toro 62" Guardian Recycler Mower Handleiding

Type
Handleiding
GEBRUIKERS-
HANDLEIDING
FORM NO. 3318-404 NL Rev A
MODEL NR. 30569—60001 & HOGER
GUARDIAN
®
62" RECYCLER
®
®
© The TORO Company 1996
MODEL NR. 30569TE—60001 & HOGER
2
FOREWORD
De Guardian® 62" Recycler® Maaimachine maakt gebruik van geavanceerde concepten op gebied van
techniek, design en veiligheid. Als u de machine op juiste wijze onderhoudt zult u er uitstekende
resultaten mee behalen.
De Guardian is een kwaliteitsprodukt en Toro voelt zich betrokken bij het toekomstig gebruik van de
machine en de veiligheid van de gebruiker. Lees daarom deze handleiding om uzelf vertrouwd te maken
met de juiste configuratie, bediening en onderhoudsvoorschriften van de machine. De belangrijkste
onderdelen van de handleiding zijn:
Bepaalde informatie in deze handleiding is benadrukt. De boodschappen GEVAAR,
WAARSCHUWING en LET OP duiden op informatie die betrekking heeft op uw persoonlijke
veiligheid. BELANGRIJK duidt op mechanische informatie waarvoor uw speciale aandacht gevraagd
wordt. Zorg ervoor dat u deze aanwijzingen zorgvuldig doorleest omdat hier informatie wordt gegeven
die betrekking heeft op mogelijke beschadigingen van een onderdeel of onderdelen van de machine.
N.B. geeft aan dat er algemene informatie volgt die voor u van belang is.
Als u vragen hebt en onderhoud wenst, kunt u contact opnemen met uw plaatselijke officiële Toro
Dealer. Behalve het volledige assortiment accessoires en geschoolde technici op het gebied van
gazonverzorging heeft de dealer ook een compleet assortiment aan originele TORO (reserve-)onderdelen
om uw machine naar behoren te laten functioneren. Houd uw TORO volledig TORO. Koop originele
TORO onderdelen en accessoires.
VEILIGHEID 3-5
OVERZICHT VAN GEBRUIKTE SYMBOLEN 6-8
SPECIFICATIES 9
VOOR HET GEBRUIK 9
Het controleren van het oliepeil in de tandwielkast 9
Het afstellen van de maaihoogte 10
Het afstellen van de ski's 11
Het smeren van de maai-eenheid 11
GEBRUIKSAANWIJZING 11
Gebruikerstips 11
ONDERHOUD 12-20
SMERING 12
Het smeren van lagers, lagerbussen en tandwielkast 12
Het oplossen van problemen 14
De maai-eenheid van de tractie-eenheid afkoppelen 15
De maai-eenheid vastkoppelen aan de tractie-eenheid 15
Het vervangen van de aandrijfriem 16
Onderhoud aan de voorste lagerbussen in de zwenkwielarmen 17
Onderhoud aan de zwenkwielen en lagers 17
Het verwijderen van de messen 18
Het inspecteren en scherpen van het mes 19
Afgestemde instellingen van de maai-eenheid 20
IDENTIFICATIE EN BESTELLING 21
Inhoud
3
Training
1. Lees de voorschriften aandachtig door. Maak uzelf
vertrouwd met de bedieningsorganen en het juiste
gebruik van de machine.
2. Sta nooit toe dat de grasmaaier gebruikt wordt door
kinderen of personen die niet vertrouwd zijn met
deze voorschriften. De bediening van de machine
kan gebonden zijn aan een plaatselijk wettelijk
bepaalde leeftijdsgrens.
3. Maai nooit terwijl er zich personen, in het bijzonder
kinderen, of huisdieren in de buurt van de machine
bevinden.
4. Denk eraan dat de bestuurder of gebruiker
verantwoordelijk is voor persoonlijke ongelukken of
schade toegebracht aan andermans eigendom.
5. Vervoer geen passagiers.
6. Alle bestuurders dienen professionele praktische
training te volgen. Bij zo'n instructie zou de nadruk
moeten liggen op:
de noodzaak tot zorg en oplettendheid tijdens
het werken met zit-maaimachines.
indien een zit-maaimachine gaat schuiven op
een helling, kan deze niet terug onder controle
gebracht worden door te remmen. De
belangrijkste oorzaken voor het verliezen van
de controle over de besturing zijn:
onvoldoende grip van de wielen;
rijden met te hoge snelheid;
verkeerd remmen;
het type machine is niet geschikt voor dit
soort werk;
onvoldoende aandacht voor de gevolgen
van een bepaalde bodemgesteldheid,
vooral bij hellingen;
Voorbereiding
1. Draag altijd geschikt schoeisel en een lange broek
tijdens het maaien. Bedien de apparatuur niet indien
u blootsvoets bent of sandalen draagt.
2. Inspecteer het terrein waar de apparatuur gebruikt
gaat worden grondig, en verwijder alle voorwerpen
die door de machine weggeworpen zouden kunnen
worden.
3. WAARSCHUWING—Benzine is licht ontvlambaar.
Bewaar brandstof in speciaal hiervoor bedoelde
tanks.
Vul uitsluitend brandstof in de open lucht en
rook niet tijdens het tanken.
Vul de brandstof bij voordat u de machine start.
Nooit de dop van de brandstoftank verwijderen
of brandstof toevoegen terwijl de machine
draait of heet is.
Probeer niet de machine te starten indien er
benzine gemorst is, maar verwijder de machine
uit de buurt van de plek waar gemorst is en
voorkom ontbranding van wat dan ook totdat de
brandstofdampen volledig verdwenen zijn.
Zorg dat alle brandstoftanks en afsluitdoppen
weer veilig teruggeplaatst worden.
4. Vervang alle defecte geluiddempers.
5. Controleer voor het gebruik altijd of de messen, de
bevestigingsbouten van de messen en de messenkooi
niet beschadigd of versleten zijn. Vervang versleten
of beschadigde messen of bouten steeds per set om
de balans te bewaren.
6. Ben extra voorzichtig met machines met meerdere
messen omdat door het bewegen van één van de
messen, andere messen mee kunnen draaien.
Gebruik
1. Gebruik de machine niet in een afgesloten ruimte
waar zich koolmonoxyde-dampen kunnen
verzamelen.
Veiligheid
4
2. Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht.
3. Zet alle hendels van de messenaandrijving in de
neutraalstand voordat u de machine gaat starten.
4. Maaien op hellingen:
Maai nooit zijwaarts op hellingen van meer dan
5º;
Maai nooit klimmend op hellingen van meer
dan 10º;
Maai nooit dalend op hellingen van meer dan
15º.
5. Denk eraan dat er niet zoiets bestaat als een
“veilige” helling. U moet bijzonder goed opletten als
u op met gras begroeide hellingen rijdt. Om te
voorkomen dat u omkiept:
niet plotseling stoppen of wegrijden als u daalt
of klimt;
schakel langzaam de versnelling in, houd de
machine altijd in de versnelling, vooral tijdens
het dalen;
de snelheid van de machine moet laag
gehouden worden op hellingen en tijdens het
maken van scherpe bochten;
blijf uitkijken voor bobbels en kuilen en andere
verborgen gevaren;
maai nooit dwars over het hellingoppervlak
tenzij de grasmaaier speciaal hiervoor
ontworpen is.
6. Voorzichtigheid is geboden wanneer zware lasten
getrokken worden of wanneer zwaar materiaal
gebruikt wordt.
Gebruik uitsluitend koppelingspunten die
goedgekeurd zijn voor trekstangen.
Beperk uw ladingen tot wat u veilig onder
controle kunt houden.
Maak geen scherpe bochten. Let op bij
achteruitrijden.
Gebruik contragewicht(en) of wielgewichten
indien nodig volgens het handboek.
7. Let op voor het verkeer wanneer u in de buurt van
wegen bent of wegen oversteekt.
8. Zorg dat de messen stilstaan voordat u oppervlakken
oversteekt die niet met gras begroeid zijn.
9. Stoot geen materiaal uit in de richting van
omstanders en laat personen nooit in de buurt van de
machine komen als u met accessoires werkt.
10. Gebruik de grasmaaier nooit met defecte bescherm-
of afdekplaten of zonder dat de beveiligingen op hun
juiste plaats zitten.
11. Verander de regulateurinstelling niet en laat de
motor niet te snel draaien. Door de machine met te
hoge snelheid te laten werken neemt het risico op
lichamelijk letsel toe.
12. Voordat u de bestuurdersstoel verlaat:
zet de aftakas in de neutraalstand en laat de
hulpstukken zakken;
zet de machine in de neutraalstand en zet hem
op de parkeerrem;
stop de motor en verwijder de sleutel uit het
contact.
13. Ontkoppel de aandrijving naar de hulpstukken, stop
de motor en maak de bougie-kabel(s) los of
verwijder de sleutel uit het contact...
voordat blokkages weggehaald worden of de
afvoer ontstopt wordt;
voordat de grasmaaier nagekeken, gereinigd of
gerepareerd wordt;
nadat de machine een vreemd voorwerp geraakt
heeft. Controleer de grasmaaier op schade en
repareer indien nodig voordat opnieuw gestart
wordt en de apparatuur weer bediend wordt.
als de machine abnormaal begint te vibreren
(onmiddellijk nakijken).
14. Ontkoppel de aandrijving naar de hulpstukken
wanneer de machine vervoerd wordt of niet in
gebruik is.
15. Stop de motor en ontkoppel de aandrijving naar de
hulpstukken...
vóór het bijtanken;
5
voordat u de grasopvangbak verwijdert;
voordat de hoogte-instelling veranderd wordt,
behalve wanneer de instelling vanuit de
bestuurdersstoel veranderd kan worden.
16. Neem gas terug terwijl de motor uitloopt en als de
motor is uitgerust met een benzinekraantje zet dan
de brandstoftoevoer dicht nadat u klaar bent met
maaien.
Onderhoud en Opslag
1. Zorg dat alle moeren, bouten en schroeven goed
vastgedraaid zijn zodat er veilig met de apparatuur
gewerkt kan worden.
2. Parkeer de apparatuur nooit in een gebouw terwijl er
nog brandstof in de tank zit en waar de dampen in
contact kunnen komen met open vuur of vonken.
3. Laat de machine eerst afkoelen voordat u deze
parkeert in een afgesloten ruimte.
4. Houd de machine, demper, accu-behuizing en de
brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en
bladeren om brandgevaar te voorkomen.
5. Controleer regelmatig de grasopvangbak op slijtage
of beschadigingen.
6. Vervang, veiligheidshalve, beschadigde of versleten
onderdelen.
7. Het legen van de brandstoftank, indien nodig, moet
gebeuren in de open lucht.
8. Ben voorzichtig met machines met meerdere messen
omdat door het bewegen van één van de messen,
andere messen mee kunnen draaien.
9. Indien de machine geparkeerd, opgeslagen of alleen
gelaten wordt moeten de messen neergelaten worden
behalve als er een stevige mechanische
vergrendeling gebruikt wordt.
Geluids- en trillingsviveau
Geluidsniveau
Deze machine heeft een equivalent continu A-gewogen
geluidsdrukniveau bij het oor van de bestuurder van: 90
dB(A), gebaseerd op metingen bij identieke machines
volgens procedures zoals vastgelegd in 84/538/EEC.
Deze machine heeft een geluidsintensiteitniveau van: 105
dB(A) /1 pW, gebaseerd op metingen bij identieke
machines volgens procedures zoals samengevat in
richtlijn 79/113/EEC en de wijzigingen daarvan.
Trillingsniveau
Deze machine heeft een trillingsniveau van 5,0 m/s
2
aan
de achterzijde, gebaseerd op metingen bij identieke
machines volgens procedures zoals vastgelegd in ISO
2631.
Deze machine heeft een trillingsniveau aan de achterzijde
dat niet hoger is dan 0,5 m/s
2
, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd
in ISO 2631.
6
Overzicht van gebruikte symbolen
Bijtende vloei-
stoffen, chemische 
brandwonden aan 
vingers of hand
Giftige dampen 
of gassen, 
verstikking
Elektrische 
schokken, 
elektrokutie
Vloeistof onder 
hoge druk, kan 
lichaam 
binnendringen
Hogedruk-stralen, 
beschadiging van 
weefsel
Hogedruk-stralen,
beschadiging 
van weefsel
Bekneld raken 
vingers of hand, 
druk van bovenaf
Bekneld raken 
tenen of voet, druk 
van bovenaf
Bekneld raken 
gehele lichaam 
van bovenaf
Zijwaardse 
beknelling 
bovenlichaam
Zijwaardse 
beknelling vingers 
of hand
Bekneld raken 
gehele lichaam
Bekneld raken 
hoofd, bovenlich-
aam en armen
Afsnijden vingers 
of hand
Afsnijden voet
Zijwaardse 
beknelling been
Afsnijden vingers 
of hand, 
messenkooi
Afsnijden tenen 
of voet, 
messenkooi
Afsnijden tenen 
of vingers, mes 
cirkelmaaier
Afsnijden, ge-
grepen worden 
voet, ronddraai-
ende vijzel
Afsnijden voet, 
ronddraaiende 
messen
Afsnijden vingers 
of hand, 
schoepenrad
Afsnijden lede-
maten, maai-
machine in voor-
waartse rijrichting
(motor voor)
Afsnijden lede-
maten, maai-
machine in achter-
waartse rijrichting 
(motor voor)
Afsnijden 
vingers of hand, 
motorventilator
Gehele lichaam kan gegrepen 
worden door aandrijflijn
Vingers of hand-
en kunnen ge-
grepen worden, 
kettingaan-
drijving
Hand & arm 
kunnen gegrepen 
worden, riemaan-
drijving
Weggeworpen of 
rondvliegende 
voorwerpen, 
blootstelling 
gehele lichaam
Weggeworpen of 
rondvliegende 
voorwerpen, 
blootstelling 
gezicht
Weggeworpen of 
rondvliegende 
voorwerpen, 
cirkelmaaier
Overrijden 
voertuig
Omkiepen 
machine, zitmaai-
machine
Omkiepen 
machine, ROPS 
(maaier met 
motor achter)
Opgeslagen 
energie, terugslag 
of opwaartse 
beweging
Hete opperv-
lakken, ver-
branden vingers 
of handen
Ontploffing Vuur of open 
vlammen
Liftcilinder vastzetten 
met borgstang 
alvorens gevaarlijk 
terrein te betreden
Betreedt de 
laadvloer niet 
indien de aftakas 
aan de tractor 
gekoppeld is en 
de motor loopt
Niet betreden Wacht totdat alle 
machine-
onderdelen 
volledig stil 
staan voordat u 
ze aanraakt
Motor afzetten en 
sleutel verwijder-
en alvorens 
onderhoud of 
reparaties uit te 
voeren
Blijf op veilige 
afstand van de 
machine
Blijf op veilige 
afstand van de 
aankoppeling als 
de motor loopt
Veiligheids-
schermen niet 
openen of 
verwijderen terwijl 
de motor loopt
Meerijden op deze 
machine is uitsluit-
end toegestaan op 
de passagiersstoel 
en uitsluitend indien 
het uitzicht van de 
chauffeur niet 
belemmerd wordt
7
Veiligheidsgordels 
vastmaken
Waarschuwings-
driehoek
Waarschuwings-
driehoek met 
waarschuwings-
symbool
Lees gebruikers-
handleiding
Vuur, open licht 
en roken 
verboden
Oogbescherming 
verplicht
Raadpleeg 
technische hand-
leiding voor 
de juiste onder
houdsprocedures
Gehoorbescherm-
ing verplicht
Gevaar, giftige 
stoffen
Veiligheidshelm 
verplicht
Spoelen met 
water
Motor Overbrenging Hydraulisch 
systeem
Eerste hulp
Olie Koelvloeistof
(water)
Luchtinlaat Uitlaatgassen Druk Peilindicator Vloeistofpeil
Remsysteem
Uitschakelen
Filter Temperatuur Defect Startschakelaar/
mechanisme
Aan/starten Af/stoppen Inschakelen
Plus/toename/
positieve pool
Min/afname/
negatieve pool
Claxon
Batterijlaad-
conditie
Urenteller/
verstreken 
bedrijfsuren
Snel Langzaam Traploos regelbaar, 
lineair
Volume leeg Volume vol Rijrichting 
machine, vooruit/
achteruit
Besturings
hendel rijrichting, 
twee richtingen
Besturingshend-
el rijrichting, 
meerdere 
richtingen
Met wijzers van 
de klok meedraai-
end
Tegen wijzers van 
de klok indraaiend
Smeernippel
Olie-smeerpunt Hefpunt Krik/steunpunt
Aftappen/legen Motor(smeer)olie
Motor(smeer)
oliedruk
Motor(smeer)
oliepeil
Motor(smeer)
oliefilter
Motor(smeer)
olietemperatuur
Motorkoelvloeistof Motorkoelvloei-
stofdruk
Motorkoelvloei-
stoffilter
Motorkoelvloei-
stoftemperatuur
Motorinlaat/
verbrandings-
lucht
Motorinlaat/
verbrandings-
luchtdruk
Motorinlaat/
luchtfilter
8
Starten motor Stoppen motor Motorisch defect Motortoerental/
frequentie
Choke Injectiepompje 
(starthulpmiddel)
Elektrisch voorglo-
eien (hulpmiddel
starten bij lage 
temperaturen)
n/min
Transmissieolie
Transmissieolie-
druk
Transmissieolie-
temperatuur
Defect transmissie
Koppeling
Neutraalstand Hoog Laag Vooruit
NHLF
Achteruit Parkeerstand Eerste 
versnelling
Tweede 
versnelling
Derde versnelling (er 
kunnen andere 
nummers worden ge-
bruikt totdat het maxim
ale aantal voorwaartse 
versnellingen bereikt is)
Hydraulische 
olie
Hydraulische 
oliedruk
Hydraulisch 
oliepeil
RP 231
Hydraulisch 
oliefilter
Hydraulische 
olietemperatuur
Defect 
hydraulische 
oliedruk
Brandstofpeil
Parkeerrem Brandstof
Brandstoffilter Defect brandstof-
systeem
Vergrendelen/
vergrendeld
Ontgrendelen/
ontgrendeld
Differentieel-
grendel
4-wielaandrijving Aftakas
Dieselbrandstof Ongelode 
brandstof
Koplampen
Neerlaten 
maai-eenheid
Vastzetten 
maai-eenheid
Vrijhangen 
maai-eenheid
Maai-eenheid Ophalen 
maai-eenheid
Toerental aftakas Messenkooi Messenkooi-
hoogteafstelling
Transportpositie 
maai-eenheid
Ophalen maai-
eenheid in 
transportpositie
Neerlaten maai-
eenheid in 
transportpositie
Neerlaten 
appendages
Ophalen 
appendages
Afstand Sneeuwruimer, 
verzamelvijzel
Voortbeweging
Boven werk-
temperatuur-
bereik
Boren Handmatig 
metaal-boog-
lassen
Handmatig
Waterpomp Droog houden Gewicht Niet in het afval 
werpen
CE logo
Afbeelding 1
1. Vuldop 2. Controleplug
Maaibreedte: 62 inch
Maaihoogte: Instelbaar van 1,5" tot 4,5" in stappen van 0,5".
Behuizing maai-eenheid: De 4" diepe behuizing is gemaakt van
2,7 mm staal en versterkt met kokerplaten van 3,5 mm
Aandrijving maai-eenheid: De versnellingsbak met geïsoleerde
ophanging op de maai-eenheid wordt aangedreven door een aftakas.
Het vermogen wordt overgebracht op de messen door een
zeskantige “AA”- V-snaar. De spilassen hebben een doorsnede van 1
inch en worden ondersteund door twee tapse kogellagers die
gesmeerd kunnen worden.
Messen van de maai-eenheid: Drie Recycler messen van 21-
3
/4"
lang en 0,25" dik thermisch behandeld staal.
Zwenkwielen: De zwenkwielen voor en achter hebben hard rubber
banden van 8 inch x 3,50 inch en kogellagers.
Liftbediening maai-eenheid: Onafhankelijke liftarmen en
hydraulische gewichtsoverdracht zorgen voor een zwevende maai-
eenheid.
Gewicht: 340 lb.
Wijzigingen in specificaties en ontwerp voorbehouden.
HET CONTROLEREN VAN HET OLIEPEIL
IN DE TANDWIELKAST
In de tandwielkast moet tandwielsmeer van het type SAE 80-90 W
gebruikt worden. Hoewel de tandwielkast door de fabriek geleverd
wordt met tandwielsmeer, moet u het peil controleren voordat u de
maai-eenheid gaat gebruiken.
1. Plaats de machine en de maai-eenheid op een horizontaal
oppervlak.
2. Verwijder de controleplug uit de zijkant van de tandwielkast en
controleer of de smeer tot aan het gaatje zit. Indien het
9
Specificaties
Voor het gebruik
Afbeelding 2
1. Zwenkwiel voor
2. Klemkapje
3. Afstandsblokken
4. Drukringen
Afbeelding 3
1. Zwenkwiel achter
2. Klemkapje
3. Afstandsblokken
4. Drukringen
10
smeerpeil te laag is, moet de vuldop bovenop de tandwielkast
verwijderd worden en voldoende smeer toegevoegd worden
totdat het smeer tot aan het gaatje aan de zijkant staat.
HET AFSTELLEN VAN DE MAAIHOOGTE
(Afb. 2–3)
De maaihoogte is instelbaar van 1-
1
/2 tot 4-
1
/2" inch in stappen van
1
/2 inch, door een gelijk aantal afstandsblokken toe te voegen aan of
te verwijderen van de voorste en achterste vorken van de
zwenkwielen. Het onderstaande maaihoogte-overzicht geeft de
combinaties aan hoe de afstandsblokken gebruikt moeten worden
voor alle hoogte-afstellingen.
Maaihoogte Afstandsblokken Onder Zwenkwielarmen
Afstelling Voor Achter
1,5 inch 0 0
2 inch 1 1
2,5 inch 2 2
3 inch 3 3
3,5 inch 4 4
4 inch 5 5
4,5 inch 6 6
1. Start de motor en haal de maai-eenheid op zodat de
maaihoogte gewijzigd kan worden. Stop de motor nadat de
maai-eenheid opgehaald is.
VOORSTE ZWENKWIELEN
1. Verwijder de klemkapjes van de spilas en schuif de as uit de
voorste zwenkwielarm. Verwijder de drukring van de spilas.
Schuif afstandsbussen op de spilas om de gewenste maaihoogte
te verkrijgen en schuif vervolgens de drukring weer op de as.
2. Druk de zwenkwielas door de voorste as van het zwenkwiel,
doe de andere drukring en de overige afstandsblokken op de
spil en zet de klemkapjes vast zodat het onderdeel goed vast
zit.
ACHTERSTE ZWENKWIELEN
1. Verwijder de klemkapjes van de spilas.
N.B.: De achterste zwenkwielvork hoeft niet van de
zwenkwielarm verwijderd te worden om de maaihoogte te
wijzigen.
Afbeelding 4
1. Ski
2. Verwijder C-vormige afstandsblokken toe of verwijder ze
op/van het dunne gedeelte van de spilas onder de
zwenkwielarm om de gewenste maaihoogte te bereiken.
Controleer of de drukringen en niet de afstandsblokken contact
maken met de boven- en onderkant van de zwenkwielarm.
3. Zet het klemkapje vast zodat het onderdeel goed vast zit.
4. Controleer of alle vier de zwenkwielen ingesteld zijn op
dezelfde maaihoogte.
HET AFSTELLEN VAN DE SKI'S (Afb. 4)
1. Stel de ski's af door de flensmoeren te verwijderen, de ski's in de
juiste positie te zetten en de flensmoeren weer terug te plaatsen.
HET SMEREN VAN DE MAAI-EENHEID
Voordat de maai-eenheid gebruikt wordt, moet deze gesmeerd
worden: zie Smering. Indien de maai-eenheid niet op de juiste manier
gesmeerd wordt dan zullen belangrijke onderdelen te snel slijten.
GEBRUIKERSTIPS
1. MAAI ALS HET GRAS DROOG IS—Maai laat in de ochtend
om dauw te vermijden waardoor het gras op kluitjes bij elkaar
gaat zitten, of laat in de middag om te voorkomen dat het
directe zonlicht het gevoelige, pas gemaaide gras schaadt.
2. KIES DE JUISTE MAAIHOOGTE-INSTELLING,
AANGEPAST AAN DE OMSTANDIGHEDEN—Verwijder
circa een inch (2-
1
/2 cm) of niet meer dan
1
/3 van de
grassprieten bij het maaien. Bij zeer lang, mals en dicht gras
kan het zijn dat u de maaihoogte-instelling een stap omhoog
moet zetten.
3. MAAIEN ONDER EXTREME OMSTANDIGHEDEN—Voor
het maaien van het gras en het kort snijden van het gras in de
maaibehuizing is lucht nodig, stel de maaihoogte daarom niet
te hoog of te laag in of sluit de maaimachine niet volledig in
met ongemaaid gras. Probeer altijd een kant van de
maaimachine vrij te houden van ongemaaid gras, waardoor er
lucht naar binnen gezogen kan worden. Wanneer u een eerste
baan door het midden van een stuk ongemaaid gazon maait,
11
Gebruiksaanwijzing
Afbeelding 5
moet de machine langzamer dan normaal gebruikt worden en
moet de maaier achteruit gehaald worden als deze verstopt
begint te raken.
4. MAAI MET GELIJKE TUSSENPOZEN—Onder de meeste
normale condities moet u om de 4 à 5 dagen uw gazon maaien.
U moet echter in gedachten houden dat gras onregelmatig
groeit. Om dezelfde maaihoogte aan te houden, wat wij wel
aanbevelen, moet u vroeg in de lente vaker maaien en als het
gras midden in de zomer minder snel groeit moet u slechts
iedere 8–10 dagen maaien. Indien gedurende een langere
periode niet kunt maaien door de weersomstandigheden of om
andere redenen, moet u de eerstvolgende keer niet te kort
maaien; vervolgens 2 à 3 dagen later met een lagere
maaihoogte-instelling maaien.
5. MAAI ALTIJD MET SCHERPE MESSEN—Een scherp mes
maait netjes en zonder de grassprieten te beschadigen zodat het
lijkt of ze dood zijn. Door het inscheuren en kapot trekken van
het gras wordt het gras aan de punten bruin, waardoor de groei
geschaad wordt en het gras vatbaarder wordt voor ziektes.
6. STOPPEN—Indien de voortbeweging tijdens het maaien
gestopt moet worden, kan er een kluitje gemaaid gras op het
gazon achterblijven. Volg deze procedure om te stoppen tijdens
het maaien:
A. Als de messenkooi in werking is, moet u de machine
verplaatsen naar een stuk dat reeds gemaaid is.
B. Zet de machine in de neutraalstand, zet de gashendel in de
LANGZAAM-positie [SLOW] en draai de sleutel in het
contact naar AF [OFF].
7. NA HET MAAIEN—Om optimale resultaten te waarborgen
moet de onderkant van de maaierbehuizing, vooral rond de
inlaten “kickers” na iedere maaibeurt gereinigd worden. Als
zich grasresten op kunnen hopen in de maaierbehuizing en op
de inlaten, zullen de maairesultaten verslechteren.
SMERING
HET SMEREN VAN LAGERS, LAGER-
BUSSEN EN TANDWIELKAST (Afb. 5–8)
De maai-eenheid moet regelmatig gereinigd worden. Indien de
machine onder normale condities gebruikt wordt, moeten de lagers
en de lagerbussen van de zwenkwielen na iedere 8 bedrijfsuren of
12
Onderhoud
Afbeelding 6
Afbeelding 7
Afbeelding 8
1. Vuldop
2. Controleplug
3. Aftapplug
anders dagelijks gesmeerd worden met Nr. 2 vet op lithium- of
molybdeenbasis voor algemene doeleinden.
1. De maai-eenheid heeft lagers en lagerbussen die gesmeerd
moeten worden, en deze smeerpunten bevinden zich op de
volgende plaatsen: aslagerbussen van de voorste zwenkwielen
(Afb. 5); spilas van de achterste zwenkwielen (Verwijder de as
van de zwenkarm en smeer de zeskantige as iedere 50 uur in
met een laag vet (Afb. 6); kogellagers van de zwenkwielen
(Afb. 5 & 6); lagerbussen van de messenassen (Afb. 7) en de
linker- en rechter kogelgewrichten (Afb. 7).
2. Plaats de machine en de maai-eenheid op een horizontaal
oppervlak en laat de maai-eenheid zakken. Verwijder de
controleplug uit de zijkant van de tandwielkast (Afb. 8) en
controleer of de smeer tot aan het gaatje zit. Indien het
smeerpeil te laag is, moet de vuldop bovenop de tandwielkast
verwijderd worden en voldoende SAE 80-90 W smeer
toegevoegd worden totdat het smeer tot aan het gaatje aan de
zijkant staat.
13
HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
14
MACHINE MAAIT NIET OF SLECHT
Inspecteer
messen
Inspecteer
asbouten
OK
OK
OK
OK
OK
OK
Los of
gebroken
Los of
gebroken
Los of
gebroken
Gebroken
Gebroken
Los
Bot of
scheef
Los of
gebroken
Los of
gebroken
OK
OK
Inspecteer
snaren van de
messenkooi
Inspecteer
poelie van de
tandwielkast
Inspecteer
assen van de
tandwielkast
Slijpen of
vervangen
Vast draaien
115-149 Nm
Vastdraaien of
vervangen
Vastdraaien of
vervangen
Vervangen
Inspecteer
poelie van
motor output-as
Inspecteer
aftakas
Inspecteer
aftakas poelie
Inspecteer
snaar aftakas
Vervangen
Vervangen
Vastdraaien of
vervangen
Vastdraaien of
vervangen
Afbeelding 9
1. Zwenkwielarm
2. Kogelgewricht
Afbeelding 10
1. Aftakas
DE MAAI-EENHEID VAN DE TRACTIE-
EENHEID AFKOPPELEN (Afb. 9–10)
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-
eenheid op de grond zakken, zet de lifthendel in de vrije
positie, schakel de machine uit en activeer de parkeerrem.
2. Verwijder de tapbouten, volgringen en borgmoeren waarmee de
kogelgewrichten aan de zwenkwielarmen op de maai-eenheid
bevestigd zijn.
3. Rol de maai-eenheid weg van de tractie-eenheid waardoor het
“mannelijke” van het “vrouwelijke” deel van de aftakas
gescheiden worden.
DE MAAI-EENHEID VASTKOPPELEN AAN
DE TRACTIE-EENHEID (Afb. 9–10)
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de
motor uit.
2. Plaats de maai-eenheid in positie voor de tractie-eenheid.
15
De motor kan per ongeluk opgestart worden.
Indien de motor per ongeluk opgestart wordt, kan
dit ernstige verwondingen voor de bestuurder of
omstanders tot gevolg hebben.
Schakel de machine uit en verwijder de sleutel uit
het contact voordat u enig onderhoud of
afstellingen uit gaat voeren.
LET OP
De motor kan per ongeluk opgestart worden.
Indien de motor per ongeluk opgestart wordt, kan
dit ernstige verwondingen voor de bestuurder of
omstanders tot gevolg hebben.
Schakel de machine uit en verwijder de sleutel uit
het contact voordat u enig onderhoud of
afstellingen uit gaat voeren.
LET OP
Afbeelding 11
1. Vrijlopende poelie
Afbeelding 12
1. Afdekplaat tandwielkast
2. Tapbouten & moeren
Afbeelding 13
Snaar-schema
3. Schuif het “mannelijke” deel van de aftakas in het
“vrouwelijke” deel van de aftakas.
4. Zet de lifthendel in de VRIJ-positie [FLOAT]. Druk de
liftarmen naar beneden totdat de gaten in de kogelgewrichten
gelijk komen met de gaten in de zwenkwielarmen.
5. Bevestig de kogelgewrichten aan de zwenkwielarmen met
behulp van de tapbouten, volgringen en flensmoeren. Zet de
volgringen aan de buitenkant van de zwenkwielarm.
HET VERVANGEN VAN DE
AANDRIJFRIEM (Afb. 11–13)
De aandrijfriem, die gespannen wordt door de vaste vrijlopende
poelie, is erg duurzaam. Echter, na vele gebruiksuren zal de riem
tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het
slijten is zijn: het gieren tijdens het draaien van de riem, als de
messen slippen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken
en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert.
1. Laat de maai-eenheid zakken op de vloer van de werkplaats
zakken. Verwijder de afdekplaten van de snaar van de
bovenkant van de maai-eenheid en zet de afdekplaten weg.
2. Draai de flensmoer los waarmee de vrijlopende poelie aan de
maai-eenheid gemonteerd is. Beweeg de poelie van de snaar af
zodat de snaarspanning verminderd wordt.
3. Verwijder de rijtuigschroeven waarmee de tandwielkast aan de
maai-eenheid bevestigd is. Licht de afdekplaat van de
tandwielkast en de tandwielkast van de maai-eenheid en leg
deze boven op de maai-eenheid.
4. Verwijder de oude riem van de spilpeolies en de vrijlopende
poelie.
5. Stuur de nieuwe riem rond de spilpoelies en de vrijlopende
poelie, zoals afgebeeld in Afbeelding 13.
6. Plaats de afdekplaat weer op de maai-eenheid en stuur de riem
rond de poelie van de tandwielkast. Bevestig de afdekplaat van
de tandwielkast aan de maai-eenheid met de rijtuigschroeven
en flensmoeren die u eerder verwijderd hebt.
7. Schuif de vrijlopende poelie tegen de riem en oefen een druk
uit van 50 lbs.
8. Houd de poelie in positie en draai de moer vast.
9. Monteer de afdekplaten van de riem weer op hun plaats.
16
Afbeelding 14
1. Voorste buis van de zwenkarm
2. Lagerbussen
Afbeelding 15
1. Zwenkwiel
2. Tapbout & borgmoer
3. Lagerbus (2)
4. Hol asje (spanner)
5. Kogellager
17
ONDERHOUD AAN DE VOORSTE
LAGERBUSSEN IN DE
ZWENKWIELARMEN (Afb. 14)
In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten
lagerbussen gedrukt die na vele gebruiksuren zullen slijten. Om de
lagerbussen te controleren moet de zwenkwielvork van voor naar
achter en van links naar rechts op en neer bewogen worden. Indien
de zwenkwielas los in de lagerbussen zit, zijn de lagerbussen
versleten en moeten deze vervangen worden.
1. Haal de maai-eenheid op zodat de wielen vrij komen van de
grond en zet hem vast zodat deze niet per ongeluk naar
beneden kan vallen.
2. Verwijder het klemkapje, astandsblok(ken) en drukring van de
bovenkant van de zwenkwielas.
3. Trek de zwenkwielas uit de buis waarin deze bevestigd is. Laat
de drukring en afstandsblok(ken) onder op de as zitten.
4. Sla een drevel in de boven- of onderkant van de
bevestigingsbuis en sla de lagerbus uit de buis. Sla ook de
andere lagerbus uit de buis. Reinig de binnenkant van de buis
om zodoende eventueel vuil te verwijderen.
5. Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe
lagerbussen. Druk de lagerbussen in de bevestigingsbuis met
behulp van een hamer en een vlakke plaat.
6. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze indien
beschadigd.
7. Steek de zwenkwielas door de lagerbussen en de
bevestigingsbuis. Schuif de drukring en de afstandsblok(ken)
op de as. Installeer het klemkapje op de zwenkwielas om alle
onderdelen op hun plaats te houden.
ONDERHOUD AAN DE ZWENKWIELEN
EN LAGERS (Afb. 15)
Het zwenkwiel draait op een kogellager van hoge kwaliteit en wordt
ondersteund door een hol asje. Zelfs na vele bedrijfsuren zal de
slijtage van de lagers minimaal zijn, mits de lagers steeds goed
gesmeerd zijn. Indien echter het lager niet goed gesmeerd wordt, zal
versnelde slijtage optreden. Een wiebelend zwenkwiel duidt
normaliter op een versleten lager.
Afbeelding 16
1. Bevestigingsbout mes
2. Volgring
3. Afschaaf-bescherming
18
1. Verwijder de borgmoer van de tapbout waarmee de
zwenkwielgeheel in de zwenkwielvork bevestigd is. Pak het
zwenkwiel vast en schuif de tapbout uit de vork.
2. Trek het holle asje uit de wielnaaf.
3. Verwijder de lagerbus uit de wielnaaf en laat het lager eruit
vallen. Verwijder de lagerbus vanaf de andere kant als waar de
wielnaaf zit.
4. Controleer lager, spanner en binnenkant van de wielnaaf op
slijtage. Vervang defecte onderdelen.
5. Voor het in elkaar zetten van het zwenkwiel drukt u de
lagerbus in de wielnaaf. Schuif het lager in de wielnaaf. Druk
de andere lagerbus in het open uiteinde van de wielnaaf om
het lager in de wielnaaf vast te zetten.
6. Schuif voorzichtig de spanner door de lagerbussen en de
wielnaaf.
7. Plaats het zwenkwielgeheel tussen de zwenkwielvork en zet
deze op zijn plaats vast met behulp van een tapbout en een
borgmoer.
8. Smeer het lager van het zwenkwiel door de smeernippel, met
smeervet Nr. 2 voor algemene doeleinden op lithiumbasis.
HET VERWIJDEREN VAN DE MESSEN
(Afb. 16)
De messen moeten worden vervangen als een vast voorwerp
geraakt is, het mes uit balans of krom is. Gebruik altijd originele
TORO messen ter vervanging zodat u zeker bent van veiligheid en
optimale prestaties. Gebruik nooit messen die door andere
producenten gemaakt zijn ter vervanging omdat deze gevaarlijk
kunnen zijn.
1. Haal de messenkooi op in de hoogste positie, schakel de
motor uit en activeer de parkeerrem. Zet de maai-eenheid vast
zodat deze niet per ongeluk naar beneden kan vallen.
2. Pak het uiteinde van het mes vast met behulp van een doek of
een dik gevoerde handschoen. Verwijder de bout waarmee het
mes is vastgezet, de volgring, de bescherming tegen afschaven
en het mes van de spilas.
3. Installeer het mes – met het opstaand randje naar de maai-
eenheid gericht en de bescherming tegen afschaven en de
bevestigingsbout van het mes. Draai de bevestigingsbout vast
met 85-100 ft-lb.
Afbeelding 17
1. Opstaand randje
2. Slijtage
3. Groefvorming
Afbeelding 18
1. Uitsluitend scherpen onder deze hoek
HET INSPECTEREN EN SCHERPEN VAN
HET MES (Afb. 17–18)
1. Haal de messenkooi op naar de hoogste positie, schakel de
motor uit en activeer de parkeerrem. Zet de maai-eenheid vast
zodat deze niet per ongeluk naar beneden kan vallen.
2. Inspecteer nauwkeurig de uiteinden van de messen, vooral op
de punten waar de gebogen delen van het mes vlak worden
(Afb. 17A). Omdat zand en schurend materiaal het metaal dat
de vlakke met de gebogen delen verbindt doet slijten, moet het
mes gecontroleerd worden voordat de machine gebruikt wordt.
Indien er slijtage geconstateerd wordt (Afb. 17B), dan moet het
mes vervangen worden: zie Het verwijderen van de messen.
3. Inspecteer de snijkanten van alle messen. Scherp de snijkanten
indien deze bot of beschadigd zijn. Scherp uitsluitend de top
van de snijkant en handhaaf de oorspronkelijke snijhoek om
deze zo goed mogelijk scherp te houden (Afb. 18). Het mes zal
in balans blijven als dezelfde hoeveelheid metaal aan beide
uiteinden weggehaald wordt.
4. Om te controleren of het mes recht en parallel is, moet u het
mes op een horizontaal oppervlak leggen en de uiteinden
controleren. De uiteinden van het mes moeten een klein beetje
lager liggen dan het midden, en de snijkant moet lager zijn dan
de hiel van het mes. Dit mes zal een goede maaikwaliteit
leveren en minimaal vermogen van de motor vergen.
Daarentegen moet een mes waarbij de uiteinden hoger liggen
dan het midden, waarbij de snijkant hoger is dan de hiel of
indien het mes gebogen of krom is, vervangen worden.
5. Installeer het mes – met het opstaand randje naar de maai-
eenheid gericht en de bescherming tegen afschaven en de
bevestigingsbout van het mes. Draai de bevestigingsbout vast
met 115–149 Nm.
19
Het proberen een krom mes te richten of een
gebroken of gescheurd mes te lassen kan tot
ernstige verwondingen leiden en/of tot gevolg
hebben dat de veiligheidscertificatie van het
produkt vervalt.
Probeer geen kromme messen te richten, en las
nooit aan een gebroken of gescheurd mes.
Een beschadigd mes moet altijd vervangen worden.
LET OP
gewenste afwijking blijven.
BELANGRIJK: Gebruik niet meer dan drie
opvulstukken voor één gat. Gebruik (steeds)
minder opvulstukken in naastgelegen gaten
indien er meer dan één opvulstuk voor één gat
is gebruikt.
8. Stel de vrijlopende poelie opnieuw af. Monteer de
afdekplaten van de snaar weer op hun plaats.
IDENTIFICATIE EN BESTELLING
MODEL- EN SERIENUMMERS
De maaimachine heeft twee identificatienummers: een
modelnummer en een serienummer. Deze twee
nummers zijn in een typeplaatje geponst dat zich
bevindt op de links achter aan de sleephaak van de
maai-eenheid. Vermeldt in alle correspondentie
betreffende de maaimachine de model- en
serienummers om ervoor te zorgen dat u de juiste
informatie en (reserve-)onderdelen krijgt.
Bij het bestellen van reserve-onderdelen bij een
geautoriseerde TORO Dealer moet u de volgende
informatie geven:
1. Model- en serienummers van de machine.
2. Het nummer van het onderdeel, de omschrijving en
het aantal artikelen dat u wenst.
N.B.: Indien er catalogus gebruikt wordt, moet u
niet het referentienummer maar het
onderdeelnummer gebruiken.
AFGESTEMDE INSTELLINGEN
VAN DE MAAI-EENHEID
Indien de messen niet op gelijke hoogte afgesteld zijn,
zullen er na het maaien strepen te zien zijn op het
gazon. Dit probleem kan gecorrigeerd worden door de
messen recht te zetten en ervoor te zorgen dat alle
messen op hetzelfde niveau maaien.
1. Gebruik een waterpas van ongeveer een meter lang
en zoek een horizontaal oppervlak op de vloer van
de werkplaats.
2. Stel de maaihoogte in op de hoogste positie: zie
Het afstellen van de maaihoogte.
3. Laat de maai-eenheid zakken op een horizontaal
oppervlak. Verwijder de afdekplaten die bovenop
de maai-eenheid zitten.
4. Draai de flensmoer los waarmee de vrijlopende
poelie vastgezet is, waardoor u de snaarspanning te
vermindert.
5. Draai de messen totdat de uiteinden naar voor en
achter gericht zijn. Meet van de vloer tot het
voorste uiteinde van de snijkant en onthoud deze
afstand. Verdraai vervolgens hetzelfde mes zodat
het andere uiteinde voor komt en meet opnieuw. De
twee metingen mogen niet meer dan
1
/8 inch van
elkaar afwijken. Indien dit wel het geval is, is het
mes krom en moet het vervangen worden. Zorg
ervoor dat u alle messen meet.
6. Vergelijk de metingen van de buitenste messen met
het middelste mes. Het middelste mes mag niet
meer dan
3
/8 inch lager zijn dan de buitenste
messen. Indien het middelste mes meer dan
3
/8
inch lager is dan de buitenste messen, ga dan
verder met stap 7 en plaats opvulstukken tussen het
ashuis en de onderkant van de maai-eenheid.
7. Verwijder de tapbouten, volgringen en moeren van
de buitenste as waar de opvulstukken geplaatst
moeten worden. Om het mes hoger of lager te
zetten moet een opvulstuk, Onderdeel Nr. 3256-24
tussen het ashuis en de onderkant van de maai-
eenheid geplaatst worden. Ga verder en controleer
de uitlijning van de messen en plaats opvulstukken
totdat de uiteinden van de messen binnen de
20
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Toro 62" Guardian Recycler Mower Handleiding

Type
Handleiding