3
Training
1. Lees de voorschriften aandachtig door. Maak uzelf
vertrouwd met de bedieningsorganen en het juiste
gebruik van de machine.
2. Sta nooit toe dat de grasmaaier gebruikt wordt door
kinderen of personen die niet vertrouwd zijn met
deze voorschriften. De bediening van de machine
kan gebonden zijn aan een plaatselijk wettelijk
bepaalde leeftijdsgrens.
3. Maai nooit terwijl er zich personen, in het bijzonder
kinderen, of huisdieren in de buurt van de machine
bevinden.
4. Denk eraan dat de bestuurder of gebruiker
verantwoordelijk is voor persoonlijke ongelukken of
schade toegebracht aan andermans eigendom.
5. Vervoer geen passagiers.
6. Alle bestuurders dienen professionele praktische
training te volgen. Bij zo’n instructie zou de nadruk
moeten liggen op:
• de noodzaak tot zorg en oplettendheid tijdens
het werken met zit-maaimachines.
• indien een zit-maaimachine gaat schuiven op
een helling, kan deze niet terug onder controle
gebracht worden door te remmen. De
belangrijkste oorzaken voor het verliezen van
de controle over de besturing zijn:
– onvoldoende grip van de wielen;
– rijden met te hoge snelheid;
– verkeerd remmen;
– het type machine is niet geschikt voor dit
soort werk;
– onvoldoende aandacht voor de gevolgen
van een bepaalde bodemgesteldheid,
vooral bij hellingen.
Voorbereiding
1. Draag altijd geschikt schoeisel en een lange broek
tijdens het maaien. Bedien de apparatuur niet indien
u blootsvoets bent of sandalen draagt.
2. Inspecteer het terrein waar de apparatuur gebruikt
gaat worden grondig, en verwijder alle voorwerpen
die door de machine weggeworpen zouden kunnen
worden.
3. WAARSCHUWING—Benzine is licht ontvlambaar.
• Bewaar brandstof in speciaal hiervoor bedoelde
tanks.
• Vul uitsluitend brandstof in de open lucht en
rook niet tijdens het tanken.
• Vul de brandstof bij voordat u de machine start.
Nooit de dop van de brandstoftank verwijderen
of brandstof toevoegen terwijl de machine
draait of heet is.
• Probeer niet de machine te starten indien er
benzine gemorst is, maar verwijder de machine
uit de buurt van de plek waar gemorst is en
voorkom ontbranding van wat dan ook totdat de
brandstofdampen volledig verdwenen zijn.
• Zorg dat alle brandstoftanks en afsluitdoppen
weer veilig teruggeplaatst worden.
4. Vervang alle defecte geluiddempers.
5. Controleer voor het gebruik altijd of de messen, de
bevestigingsbouten van de messen en de messenkooi
niet beschadigd of versleten zijn. Vervang versleten
of beschadigde messen of bouten steeds per set om
de balans te bewaren.
6. Ben extra voorzichtig met machines met meerdere
messen omdat door het bewegen van één van de
messen, andere messen mee kunnen draaien.
Gebruik
1. Gebruik de machine niet in een afgesloten ruimte
waar zich koolmonoxyde-dampen kunnen
verzamelen.
Veiligheid