Simplicity 5900727 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

5102509
Herziening S
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC
5375 North Main Street
Munnsville, NY 13409
800-933-6175
Zitmaaier:
Modelnummer: Beschrijving
5900637 CCWKAV19CE
5900638 CCWKAV25CE
Maaidek:
Modelnummer: Beschrijving
5900646 CCW/48CE
5900647 CCW/52CE
Combinatiemodellen:
Modelnummer: Beschrijving
5900688 CCWKAV1948CE
5900689 CCWKAV2552CE
5900727 CCWKAV1948SDCE
5900991 CCWKAV2048RDCE
5900992 CCWKAV2652RDCE
5900556 CCWKAV2452RDCE
5900557 CCWKAV2148RDCE
GEBRUIKERS-
HANDLEIDING
Comfortbesturing serie DD
Handmaaiers
Not for
Reproduction
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC
Copyright © 2012 Briggs & Stratton Corporation
Milwaukee, WI, USA. Alle rechten voorbehouden.
Ferris is een handelsmerk van Briggs & Stratton
Corporation Milwaukee, WI, USA.
Contactgegevens:
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC
5375 N. Main St.
Munnsville, NY 13409-4003
(800) 933-6175
www.ferrisindustries.com
Zie paragraaf identificatienummers voor de locatie van
de identificatienummers.
WAARSCHUWING
De motoruitlaatgassen van dit product
bevatten chemische stoffen waarvan
bekend is in de staat Californië dat ze
kanker, geboorteafwijkingen of een ander
voortplantingsrisico veroorzaken.
WAARSCHUWING
Accucontactpennen, aansluitklemmen
en verwante accessoires bevatten lood
en loodverbindingen. Dit zijn chemicaliën
waarvan aan de staat Californië bekend is
dat deze kanker, geboorteafwijkingen of
andere nadelige effecten op de voortplanting
veroorzaken. Was uw handen na gebruik.
DE GEGEVENS VAN DE VERWIJZING VAN HET
PRODUCT
Het Modelaantal van de eenheid Het Serienummer van de eenheid
Het Modelaantal van het Dek van de
maaimachine
Het Serienummer van het Dek van de
maaimachine
De Naam van de handelaar Gekochte datum
DE GEGEVENS VAN DE VERWIJZING VAN DE
MOTOR
De motor maakt Het Model van de motor
Het Type/de Specificatie van motor. De Code/het Serienummer van de
motor
Hartelijk dank voor de aankoop van deze hoogwaardige
Ferris-machine. We zijn blij dat u vertrouwen stelt in de
Ferris-merkproducten. Uw Ferris-maaier zal u vele jaren
betrouwbare diensten bewijzen, wanneer u de machine
gebruikt en onderhoudt zoals vermeld in de instructies in
deze handleiding.
Deze handleiding bevat veiligheidsinformatie om u te
wijzen op de gevaren en risico’s verbonden aan deze
machine en hoe u deze kunt vermijden. Deze machine
is ontworpen en bedoeld voor gebruik en onderhoud
volgens de gebruiksaanwijzing en voor bediening door
opgeleide professionals voor het afgewerkt afmaaien
van bestaande gazons en is niet bedoeld voor enig
ander doel. Het is belangrijk dat u deze instructies leest
en begrijpt voordat u de maaier probeert te starten of te
bedienen. Bewaar deze originele handleiding voor
toekomstig gebruik.
Not for
Reproduction
Veiligheidsvoorschriften en -informatie ........... 2
Identificatienummers ......................................... 8
Waarschuwingsstickers ..................................... 9
Veiligheidsvergrendelsysteem ........................ 10
Veiligheidspictogrammen ................................ 11
Functies en bedieningselementen .................. 12
Bedieningsfuncties ................................................12
Bediening
Algemene gebruiksveiligheid ................................14
Controles vóór het starten ....................................14
De motor starten ...................................................15
De maaier stoppen ...............................................15
De maaier draaien ................................................16
Maaien ..................................................................18
Aanbevelingen voor maaien ..................................18
Maaimethoden ......................................................19
De maaier met de hand voortduwen ....................20
Opslag ...................................................................21
Starten na langdurige berging ..............................21
De maaihoogte aanpassen ...................................22
Specificaties ...................................................... 23
Hellingbepalingsgids ....................................... 24
OPM.: In deze handleiding gelden de aanduidingen
“links” en “rechts” zoals gezien vanuit het gezichtspunt
van de gebruiker.
Inhoudsopgave
1
Not for
Reproduction
2
Gebruiksveiligheid
Gefeliciteerd met uw aankoop van een kwalitatief superieur
toestel voor gazon- en tuinonderhoud. Onze producten zijn
ontworpen en gefabriceerd om te voldoen aan de in de branche
geldende normen inzake veiligheid of ze te overtreffen.
Gebruik deze machine niet tenzij u ervoor bent opgeleid. Deze
gebruikershandleiding lezen en begrijpen is een vorm van
opleiding voor uzelf.
Toestellen met motoraandrijving zijn maar zo veilig als de
gebruiker ervan. Als het toestel verkeerd wordt gebruikt of niet
goed wordt onderhouden, kan het gevaarlijk zijn! Vergeet niet dat
u verantwoordelijk bent voor uw veiligheid en die van personen in
uw omgeving.
Gebruik uw gezond verstand en denk na bij wat u doet. Als u niet
met zekerheid weet of de taak die u wil uitvoeren op een veilige
manier met het door u gekozen toestel kan worden uitgevoerd,
vraagt u raad aan een vakman: neem contact op met uw erkende
verdeler.
Lees de handleiding
In de gebruikershandleiding staat belangrijke
veiligheidsinformatie waarvan u op de hoogte moet zijn
VOOR u uw toestel gebruikt en waarvan u zich bewust
moet zijn TIJDENS het gebruik.
U vindt er technieken voor een veilig gebruik, een
toelichting bij de functies en bedieningselementen van
het toestel en onderhoudsinformatie om u te helpen uw
investering in het toestel maximaal te laten renderen.
Vergeet niet de veiligheidsvoorschriften en -informatie
op de volgende pagina’s volledig te lezen. Lees ook
het volledige hoofdstuk “Gebruik”.
Kinderen
Met kinderen kunnen zich tragische
ongevallen voordoen. Laat ze niet in de
buurt komen van de plaats waar u het toestel
gebruikt. Kinderen worden vaak aangetrokken
door de machine en het maaien. Ga er nooit
van uit dat kinderen op de plaats blijven waar
u ze het laatst zag. Als het risico bestaat dat
kinderen in de buurt komen van waar u aan
het maaien bent, laat u een verantwoordelijke
volwassene op hen passen.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
3
Gebruik op hellingen
Bij gebruik van deze machine op te steile hellingen kunt u ernstige
verwondingen oplopen. Als u de machine op een te steile helling
gebruikt zonder voldoende houvast en tractie (en controle over de
machine), kunt u de controle verliezen en eventueel slippen en
vallen of de machine kan omkantelen.
Maai altijd overdwars op hellingen, niet op en neer (u zou kunnen
slippen en vallen).
Merk ook op dat de toestand van de bodem van grote invloed is
op hoe veilig u deze machine kan gebruiken. Als u de zitmaaier op
natte of gladde hellingen gebruikt, kan de maaier beginnen glijden
en kan u de controle over de zitmaaier en het stuur verliezen.
Gebruik de machine niet op hellingen die glad of nat zijn of
waarvan de grond zacht is.
Rondvliegende voorwerpen
Dit toestel heeft ronddraaiende maaibladen. De maaibladen kunnen
afvalmateriaal opnemen en wegslingeren waardoor een omstander
ernstig gewond kan raken. Vergeet niet het te maaien gebied op te
ruimen en objecten die weggeslingerd zouden kunnen worden te
verwijderen VOOR u begint te maaien.
Gebruik de maaier niet zonder dat de volledige grasopvangzak of
afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
Laat ook niemand in de buurt van het toestel terwijl het draait! Als
toch iemand in de buurt komt, zet u het toestel onmiddellijk uit tot die
perso(o)n(en) weer weg is/zijn.
Bewegende delen
Dit toestel heeft vele bewegende delen waaraan u of
iemand anders zich kan verwonden. Als u echter in de
bestuurderszone blijft (op de bestuurdersstoel blijft zitten)
en de veiligheidsvoorschriften in deze handleiding naleeft,
is het toestel veilig in gebruik.
Het maaidek heeft ronddraaiende maaibladen die in staat
zijn om handen of voeten af te hakken. Laat niemand in
de buurt van het toestel wanneer het draait! Zorg ervoor
dat alle veiligheidsvoorzieningen (afdekplaten, kappen en
schakelaars) zijn aangebracht en werken.
Om u als bestuurder deze grasmaaier veilig te helpen
gebruiken is hij voorzien van een veiligheidssysteem dat
nagaat of de bestuurder correct op de bestuurdersstoel
zit. Probeer NIET om het systeem te wijzigen of te
overbruggen. Neem onmiddellijk contact op met
uw verdeler als het systeem niet alle tests van het
veiligheidsvergrendelsysteem doorstaat die u in deze
handleiding vindt.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
4
Besloten ruimtes
Gebruik deze machine uitsluitend
buitenshuis en uit de buurt van niet-
geventileerde ruimtes zoals in garages
en gesloten aanhangwagens. De motor
stoot giftig koolmonoxidegas uit en
langdurige blootstelling in een besloten
ruimte kan tot ernstige letsels en de
dood leiden.
Brandstof en onderhoud
U moet altijd alle aandrijvingen uitzetten, de motor
stilleggen en de sleutel uit het contact halen voor u de
machine schoonmaakt, bijvult, onderhoudt of naziet.
Benzine en benzinedampen zijn uiterst ontvlambaar.
Rook niet terwijl u met de zitmaaier werkt of benzine
bijvult . Vul geen brandstof bij wanneer de motor nog
warm is of draait. Laat de motor ten minste 3 minuten
afkoelen voor u brandstof bijvult.
Vul binnenshuis, in een gesloten aanhangwagen, garage
of andere besloten, niet goed geventileerde ruimte geen
brandstof bij. Gemorste brandstof moet meteen en voor u
de machine gebruikt worden opgenomen.
Brandstof moet altijd in een gesloten houder worden
bewaard die is goedgekeurd voor brandstof.
Correct onderhoud is cruciaal voor de veiligheid en de
prestaties van uw toestel. Zorg ervoor dat zich geen gras,
bladeren en olieresten opstapelen of afzetten in en op het
toestel. Voer zeker de onderhoudsprocedures uit die in
deze handleiding staan, en in het bijzonder het periodieke
testen van het veiligheidssysteem.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
5
Gebruiksveiligheid
voor u de motor start. Start de motor alleen vanop de
bestuurdersstoel. Gebruik de veiligheidsgordel als uw
machine ermee is uitgerust.
4. Zorg ervoor dat u uw evenwicht niet verliest wanneer
u al lopend een machine gebruikt, zeker wanneer u
achteruit loopt. Ga met een normaal tempo en ren niet.
Als u niet voldoende steun vindt, kan u uitglijden.
5. Vertraag en wees extra voorzichtig op hellingen. Vergeet
niet altijd in de aanbevolen richting op hellingen te
rijden/maaien. De toestand van de grasmat kan de
stabiliteit van de machine in het gedrang brengen. Wees
voorzichtig als u in de buurt van steile dalingen werkt.
6. Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk altijd
naar onderen en achter u voor en terwijl u achteruitrijdt.
7. Houd rekening met de afvoerrichting van de zitmaaier en
richt de afvoer nooit op iemand. Gebruik de maaier niet
zonder dat hetzij de volledige grasopvangzak hetzij de
afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
8. Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht
maakt en wanneer u op hellingen van richting verandert.
9. Breng het maaidek nooit omhoog terwijl de bladen draaien.
10. Laat de maaier nooit onbeheerd draaien. Schakel altijd
de PTO uit, activeer de parkeerrem, leg de motor stil en
haal de sleutels uit het contact voor u van de zitmaaier
stapt. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
11. Zet de PTO-schakelaar uit om de bladen te deactiveren
wanneer u niet aan het maaien bent.
12. Gebruik de machine nooit als de beschermkappen niet
stevig op hun plaats zijn aangebracht. Vergewis u ervan
dat alle veiligheidsvergrendelingen zijn aangebracht,
correct zijn afgesteld en naar behoren functioneren.
13. Gebruik de machine nooit met rechtopstaande,
verwijderde of gewijzigde deflector, tenzij u een
grasopvangzak gebruikt.
14. Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de
motor evenmin op.
15. Stop op een plaats waar de bodem waterpas is, laat
de hulpmiddelen zakken, schakel de aandrijvingen uit,
activeer de parkeerrem en leg de motor stil voor u de
bestuurdersstoel verlaat, wat de reden ook moge zijn,
met inbegrip van het leegmaken van een grasopvangzak
of het verwijderen van verstoppingen van de trechter.
16. Zet de machine uit en inspecteer de bladen nadat u een
object hebt geraakt of wanneer u abnormale trillingen
voelt. Herstel indien nodig voor u doorgaat met het
maaien.
17. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
18. Kijk achter u en naar beneden voor u achteruitrijdt om
er zeker van te zijn dat zich niets of niemand in de weg
bevindt.
19. Laat nooit iemand meerijden en houd dieren en
omstanders uit de buurt.
20. Gebruik het toestel niet onder invloed van alcohol of
drugs.
21. Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht
maakt en wanneer u wegen en voetpaden oversteekt.
Stop de maaibladen als u niet aan het maaien bent.
22. Wees voorzichtig wanneer u de zitmaaier op een
aanhangwagen of vrachtwagen zet of hem eraf haalt.
23. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht
kunnen beperken.
24. Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor dat er
zich geen gras, bladeren of olieresten op de zitmaaier
bevinden. Stop of parkeer niet boven droge bladeren,
gras of brandbare materialen.
TRAINING
1. Voor u begint, leest u alle instructies in de handleiding
en op het toestel en zorgt u ervoor dat u ze begrijpt; leef
ze ook na. Als de operator(en) of mechanicus/mechanici
de taal van de handleiding/documentatie niet begrijpen
is het de verantwoordelijkheid van de eigenaar om hen
uitleg te geven bij dit materiaal.
2. Maak uzelf vertrouwd met het veilige gebruik van
deze machine, de bedieningselementen en de
veiligheidspictogrammen.
3. Alle operatoren en mechanici moeten een opleiding
hebben gekregen. Het is de verantwoordelijkheid van de
eigenaar om de gebruikers een opleiding te geven.
4. Laat alleen verantwoordelijke volwassenen die vertrouwd
zijn met de instructies met de machine werken.
5. Laat nooit kinderen of niet-opgeleide personen
met of aan deze machine werken. In de plaatselijke
voorschriften kan een minimumleeftijd zijn vastgelegd
voor de operator.
6. De eigenaar/gebruiker kan ongevallen en letsels
met gevolgen voor zichzelf, anderen of voorwerpen
voorkomen en is hiervoor verantwoordelijk.
7. Uit gegevens blijkt dat gebruikers vanaf de leeftijd van
60 jaar betrokken zijn in een groot percentage van
ongevallen met zitmaaiers die letselschade tot gevolg
hebben. Gebruikers in die leeftijdcategorie moeten
nagaan of zij in staat zijn om de zitmaaier voldoende
veilig te gebruiken om zichzelf en anderen te behoeden
voor ernstige verwondingen.
VOORBEREIDING
1. Beoordeel het terrein om te bepalen welke hulpstukken
en appendages nodig zijn om de taak naar behoren en
op een veilige manier uit te oefenen. Gebruik alleen
hulpstukken en appendages die door de fabrikant zijn
goedgekeurd.
2. Draag geschikte kledij, met inbegrip van
veiligheidsschoeisel, een veiligheidsbril en
gehoorbescherming. Lang haar, loszittende kleding en
sierraden kunnen verstrikt raken in bewegende delen.
3. Inspecteer het gebied waar de machine moet worden
gebruikt en verwijder alle voorwerpen, zoals stenen,
speelgoed en draden die door de machine in het rond
kunnen worden geslingerd.
4. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine en
andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de dampen
zijn ontplofbaar.
a) Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
brandstof te bevatten.
b) Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit
brandstof bij terwijl de motor draait. Laat de motor
afkoelen voor u brandstof bijvult. Rook niet.
c) Brandstof mag nooit binnenshuis worden bijgevuld
of afgetapt.
5. Controleer of de voorzieningen die nagaan of
de bestuurder op de bestuurdersstoel zit, de
veiligheidsschakelaars en beschermkappen zijn
aangebracht en naar behoren werken. Gebruik de
machine niet tenzij ze naar behoren werken.
GEBRUIK
1. Laat de motor nooit draaien in een besloten ruimte.
2. Maai uitsluitend in daglicht of in goed kunstlicht, en blijf
uit de buurt van gaten en verborgen gevaren.
3. Vergewis u ervan dat alle aandrijvingen in de
vrijloopstand staan en dat de parkeerrem geactiveerd is
Lees deze veiligheidsvoorschriften en leef ze nauwgezet na. Het niet naleven van deze voorschriften
kan ertoe leiden dat u de controle over de zitmaaier verliest of kan leiden tot zware verwondingen
of de dood van u of personen in de buurt van het toestel of beschadiging van het toestel of andere
voorwerpen. Het maaidek is in staat om handen en voeten af te hakken en voorwerpen in het
rond te slingeren. De gevarendriehoek in de tekst wijst op belangrijke aandachtspunten of
waarschuwingen die nageleefd moeten worden.
Not for
Reproduction
6
Gebruiksveiligheid
25. Overeenkomstig de OSHA-voorschriften kan het
dragen van gehoorbescherming verplicht zijn bij
blootstelling aan geluidsniveaus van meer dan 85
dBA gedurende een periode van 8 uur.
GEBRUIK OP HELLINGEN
Hellingen vormen een belangrijke factor met betrekking
tot ongevallen door verlies van controle en kantelen
die tot ernstige letsels en de dood kunnen leiden. Op
elke helling is extra voorzichtigheid geboden. Als u de
helling niet achteruit op kan rijden of als u zich niet op
uw gemak voelt op de helling, rijdt u beter niet met de
zitmaaier op die helling.
Wat u wel moet doen:
1. Maai hellingen overdwars, en niet in de
hellingsrichting.
2. Verwijder obstakels zoals stenen, dikke takken,
enz.
3. Let op voor putten, voren of bulten. Als het terrein
oneffen is, kan de zitmaaier kantelen. Obstakels
kunnen door hoog gras aan het zicht worden
onttrokken.
4. Houd een lage snelheid aan. Kies een lage
snelheid zodat u niet hoeft te stoppen of van
snelheid hoeft te veranderen terwijl u zich op de
helling bevindt.
5. Wees extra voorzichtig met grasopvangzakken of
andere hulpstukken. Zij kunnen gevolgen hebben
voor de stabiliteit van de machine.
6. Voer alle bewegingen op hellingen traag en
geleidelijk uit. Verander niet bruusk van snelheid
of richting.
7. Neem contact op met uw erkende verdeler voor
aanbevelingen inzake gewichten om de stabiliteit
te verbeteren.
Wat u niet mag doen:
1. Vermijd op een helling te starten, stoppen of
draaien. Als de banden hun grip verliezen (d.w.z.
als de voorwaartse beweging van de zitmaaier op
een helling stopt), schakelt u het blad/de bladen
(PTO) uit en rijdt u langzaam van de helling.
2. Maak geen bochten op hellingen tenzij
noodzakelijk, en draai dan traag en gelijkmatig
indien mogelijk naar omhoog. Maai hellingen nooit
van boven naar beneden.
3. Maai niet in de buurt van steile dalingen, grachten
of wallen. De operator zou zijn steun en evenwicht
kunnen verliezen en de grasmaaier zou plotseling
kunnen kantelen als een wiel over de rand van
een klif of gracht raakt of als een rand inzakt.
4. Maai niet als het gras nat is. Onvoldoende steun
of tractie kan ertoe leiden dat u gaat glijden.
5. Probeer de machine niet te stabilizeren door uw
voet op de grond te zetten (bij zitmaaiers).
6. Maai niet op overdreven steile hellingen.
7. Gebruik geen grasopvangzak op steile hellingen.
8. Maai geen hellingen waar u niet achteruit op kan
rijden.
KINDEREN
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als
de gebruiker onvoldoende aandacht heeft voor de
aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden vaak
aangetrokken door de machine en de maaiactiviteit. Ga
er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven waar u
ze het laatst zag.
1. Houd kinderen uit de buurt van waar u aan het
maaien bent en laat een andere verantwoordelijke
volwassene goed op ze passen.
2. Wees attent en zet het toestel uit als kinderen in
de buurt komen.
3. Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter
u en naar beneden kijken zodat u kleine kinderen
op kan merken.
4. Voer nooit kinderen mee, zelfs niet als het blad/
de bladen is/zijn uitgeschakeld. Zij zouden kunnen
vallen en ernstig gewond raken of de veilige
bediening van de zitmaaier kunnen hinderen.
Kinderen die ooit al mee hebben mogen rijden
kunnen plotseling in het maaigebied opduiken
voor nog een ritje en daarbij vooruit of achteruit
omver worden gereden.
5. Laat kinderen nooit het toestel bedienen.
6. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen of andere voorwerpen
die het zicht kunnen beperken.
UITLAATGASSEN
1. De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten
chemische stoffen waarvan men weet dat
ze in bepaalde hoeveelheden kanker of
aangeboren afwijkingen veroorzaken of het
voortplantingssysteem schaden.
2. De relevante informatie inzake
duurzaamheidsperiode en luchtkwaliteit
van uitlaatgassen vindt u op het
motoruitlaatgassenlabel.
OPGEPAST
Deze machine produceert een
geluidsniveau van meer dan 85 dBA
aan het oor van de gebruiker en kan
gehoorverlies veroorzaken bij langdurige
blootstelling.
Draag gehoorbescherming wanneer u met de
machine werkt.
WAARSCHUWING
Gebruik op steile hellingen kan in
wegschuiven, kantelen en verlies van de
controle over het stuur resulteren.
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling
oprijdt. Wees extra voorzichtig wanneer u op
een helling maait met een op de achterkant
aangebrachte grasopvangzak.
Maai hellingen overdwars, niet in de
hellingsrichting, wees voorzichtig wanneer u van
richting verandert en START OF STOP NIET OP
EEN HELLING.
WAARSCHUWING
Overeenkomstig de California Public Resource Code
Section 4442 is het verboden de motor te gebruiken
in of in de buurt van een bos-, kreupelhout- of
grasgebied tenzij het uitlaatsysteem is uitgerust
met een vonkenvanger, zoals gedefinieerd in
Section 4442, die in goede staat wordt gehouden.
In andere deelstaten of landen gelden mogelijk
vergelijkbare wetten. Neem contact op met een
erkende servicedealer voor een vonkenvanger die
ontworpen is voor het uitlaatsysteem dat op uw motor
is geïnstalleerd.
Not for
Reproduction
7
Gebruiksveiligheid
ONDERHOUD
Om persoonlijke letsels en schade aan voorwerpen
te voorkomen, moet u erg voorzichtig zijn bij
de omgang met brandstof. Benzine is uiterst
ontvlambaar en de dampen zijn ontplofbaar.
Veilig omgaan met benzine
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere
ontstekingsbronnen.
2. Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
benzine te bevatten.
3. Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof
bij terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u
benzine bijvult.
4. Vul de machine nooit binnenshuis bij.
5. Berg de machine of de benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals in de
buurt van een watergeiser of ander toestel.
6. Vul houders nooit in een voertuig of in een laadbak met
plastic bekleding. Plaats houders steeds op de grond en
uit de buurt van uw voertuig voor u ze vult.
7. Haal toestellen die op benzine werken van de
vrachtwagen of aanhangwagen en vul ze op de grond
bij. Als dat niet mogelijk is, vult u de toestellen op een
aanhangwagen bij met een draagbare houder in plaats
van met een benzinepomppistool.
8. Houd het mondstuk steeds in contact met de rand van
de brandstoftank of houder tot het bijvullen is voltooid.
Gebruik geen voorzieningen die het mondstuk vanzelf
open houden.
9. Als u brandstof op uw kleding hebt gemorst, trekt u
onmiddellijk iets anders aan.
10. Doe de brandstoftank nooit te vol. Breng de dop weer
aan en draai ze stevig vast.
11. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine en
andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de dampen
zijn ontplofbaar.
12. Als u brandstof hebt gemorst, mag u de motor niet
proberen te starten maar verplaatst u de machine weg
van de plaats waar u hebt gemorst en vermijdt u het
creëren van elke mogelijke ontstekingsbron tot de
brandstofdampen zijn vervlogen.
13. Breng de dop van de brandstoftank en van de
brandstofhouder weer stevig aan.
Onderhoud en berging
1. Leef altijd de voorschriften inzake veilig bijvullen van
brandstof en omgang met brandstof na wanneer u het
toestel bijvult na transport of berging.
2. Volg steeds de instructies in de motorhandleiding voor
het voorbereiden van de berging voor u het toestel voor
zowel korte als lange periodes opbergt.
3. Volg altijd de instructies in de motorhandleiding voor
de correcte opstartprocedures wanneer u het toestel
opnieuw in gebruik neemt.
4. Berg de machine of een benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam, zoals in een watergeiser.
Laat het toestel afkoelen voor u het opbergt.
5. Schakel de brandstoftoevoer uit tijdens de berging of
het transport. Bewaar brandstof niet in de buurt van
vlammen en tap brandstof niet binnenshuis af.
6. Zorg ervoor dat al het montagemateriaal (moeren en
bouten), in het bijzonder de bevestigingsbouten van de
maaibladen, goed vastzit en houd alle onderdelen in een
goede toestand. Vervang alle versleten of beschadigde
stickers.
7. Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of ze nog naar behoren werken.
8. Schakel alle aandrijvingen uit, laat het hulpstuk zakken,
activeer de parkeerrem, leg de motor stil en haal
de sleutel uit het contact of maak de kabel van de
ontstekingsbougie los. Wacht tot alles tot stilstand is
gekomen voor u de machine afregelt, schoonmaakt of
herstelt.
9. Verwijder gras en afvalmateriaal van de maaibladen,
aandrijvingen, knalpotten en de motor om brand te
voorkomen. Neem gemorste olie of benzine op.
10. Laat de motor afkoelen voor u de machine opbergt en
berg ze niet op in de buurt van een vlam.
11. Stop en inspecteer de machine als u een voorwerp raakt.
Herstel indien nodig alvorens opnieuw te starten.
12. Parkeer de machine op een plaats waar de bodem
waterpas is. Laat ongeschoold personeel nooit aan de
machine werken.
13. Gebruik stutten om onderdelen te ondersteunen wanneer
dat nodig is.
14. Neem voorzichtig de spanning weg van onderdelen met
verzamelde energie.
15. Koppel de batterij af of verwijder de
ontstekingsbougiekabel voor u herstellingen uitvoert.
Koppel eerst de negatieve pool af en daarna de positieve.
Sluit eerst de positieve pool weer aan en pas daarna de
negatieve.
16. Wees voorzichtig als u de maaibladen controleert.
Omwikkel het blad/de bladen of draag handschoenen en
wees voorzichtig wanneer u aan de maaibladen werkt.
Vervang de bladen. Recht en las ze nooit.
17. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
bewegende onderdelen. Breng indien mogelijk geen
wijzigingen aan terwijl de motor draait.
18. Laad batterijen op in een goed geventileerde ruimte, uit
de buurt van vonken en vlammen. Trek de lader uit het
stopcontact voor u hem op de batterij aansluit of van
de batterij losmaakt. Draag beschermende kleding en
gebruik geïsoleerd gereedschap.
19. De onderdelen van grasopvangzakken zijn onderhevig
aan slijtage, beschadiging en verval, waardoor
bewegende delen bloot kunnen komen te liggen of
voorwerpen in het rond kunnen worden geslingerd.
Controleer de onderdelen regelmatig en vervang ze
wanneer nodig door onderdelen die door de farbikant
worden aanbevolen.
20. Controleer veelvuldig de remwerking. Regel bij en
herstel waar nodig.
21. Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten
reserveonderdelen wanneer u herstellingen uitvoert.
22. Houd u altijd aan de specificaties van de fabrikant voor
instellingen en bijregelingen.
23. Doe voor grote onderhoudsbeurten en herstellingen
uitsluitend een beroep op erkende servicepunten.
24. Probeer nooit grote herstellingen aan dit
toestel uit te voeren tenzij u daarvoor de nodige
opleiding hebt genoten. Onjuiste onderhouds- en
herstellingsprocedures kunnen leiden tot gevaar
tijdens het gebruik, beschadiging van het toestel en het
vervallen van de fabrieksgarantie.
25. Toestellen met hydraulische pompen, leidingen en
motoren: WAARSCHUWING: Hydrauliekvloeistof die
onder druk ontsnapt kan voldoende kracht hebben
om door de huid te dringen en ernstige verwondingen
te veroorzaken. Als lichaamsvreemde vloeistof onder
de huid terecht is gekomen, moet ze binnen de paar
uren chirurgisch worden verwijderd door een arts die
vertrouwd is met dit soort letsels, want anders kan
gangreen (koudvuur) optreden. Blijf met uw lichaam en
handen uit de buurt van de pengaten of spuitopeningen
die hydrauliekvloeistof onder hoge druk uitstoten.
Gebruik papier en karton in plaats van uw handen
om lekken op te sporen. Vergewis u ervan dat alle
hydrauliekvloeistofaansluitingen goed dicht zijn en alle
hydrauliekslangen en -leidingen in goede staat verkeren
voor u het systeem onder druk zet. Als er lekken
optreden, laat u uw machine onmiddellijk door een
erkend verdeler herstellen.
26. WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie.
De foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige
lichamelijke verwondingen leiden. Veren moeten door
een bevoegd technicus worden verwijderd.
27. Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator:
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde
energie. Om ernstige lichamelijke letsels door warme
koelvloeistof of ontsnappende stoom te voorkomen, mag
u de dop van de radiator nooit proberen te verwijderen
terwijl de motor draait. Leg de motor stil en wacht tot hij
is afgekoeld. Zelfs dan moet u nog erg voorzichtig zijn
wanneer u de dop verwijdert.
Not for
Reproduction
8
www.ferrisindustries.com
Identificatienummers
Noord-
Amerikaanse
modellen
CE-modellen
Wanneer u contact opneemt met uw erkend
verdeler voor reserveonderdelen, herstellingen
of informatie, MOET u over deze nummers
beschikken.
Noteer uw model-/serienummer en het serienummer
van de motor in de daartoe voorziene ruimte zodat
u ze bij de hand hebt. Deze nummers vindt u op de
afgebeelde locaties.
OPM.: Raadpleeg de motorhandleiding voor de
locatie van de motoridentificatienummers.
Identificatieplaatje
van opvoerpomp
Identificatienummers
Fig. 1. Locatie van identificatieplaatjes
Identificatieplaatje
van maaidek
MARKERINGEN VAN HET
CE-IDENTIFICATIELABEL
A. Productidentificatienummer van de fabrikant
B. Productbeschrijving
C. Serienummer
D. Adres van de fabrikant
E. CE-logo (als bevestiging dat aan de CE-vereisten
wordt voldaan)
F. Bouwjaar
G. Maximale motorsnelheid in toeren per minuut
H. Nominaal vermogen in kilowatt
I. Gewicht van de machine in kilogram
J. Geluidsniveau in decibel*
Deze machine voldoet aan de Europese geharmoniseerde
norm 836 voor grasmaaiers, de Europese machinerichtlijn
2006/42/EC en de Europese richtlijn 2004/108/EEC inzake
elektromagnetische compatibiliteit.
* Getest volgens 2000/14/EC
PRODUCT IDENTIFICATION
min
kW
kg
XXXX
XXX
XXX
20xx
XXX
Assembled in U.S.A
Briggs & Stratton Power Product Group, LLC
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
MODEL XXXXXXX
SERIAL
NO
XXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXX
0
123456 789012
A
B
C
D
E
F
J
I
H
G
PRODUCT IDENTIFICATION
min
kW
kg
XXXX
XXX
XXX
20xx
XXX
Assembled in U.S.A
Briggs & Stratton Power Product Group, LLC
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
MODEL XXXXXXX
SERIAL
NO
XXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXX
0
123456 789012
VOORBEELD
VOORBEELD
VOORBEELD
VOORBEELD
Not for
Reproduction
Waarschuwingsstickers
WAARSCHUWINGSSTICKERS
Deze machine is ontworpen en vervaardigd om u
de veiligheid en de betrouwbaarheid te bieden die
u verwacht van een toonaangevende fabrikant van
tuinmachines.
Hoewel u na het lezen van de handleiding en
veiligheidsvoorschriften over de basiskennis beschikt
voor veilig en effectief gebruik van deze machine,
hebben wij diverse veiligheidsstickers aangebracht
op de machine om u aan die belangrijke informatie te
herinneren wanneer u met uw machine werkt.
Alle informatie op uw zitmaaier met de melding
GEVAAR, WAARSCHUWING en VOORZICHTIG en
met instructies moeten zorgvuldig worden gelezen
en nauwgezet worden nageleefd. De instructies
niet naleven kan lichamelijk letsel veroorzaken. Het
gaat om belangrijke informatie die bedoeld is voor
uw veiligheid! De onderstaande veiligheidsstickers
bevinden zich op het tractorgedeelte en het maaidek
van uw (zit-)maaier.
Beschadigde of ontbrekende stickers moet u meteen
vervangen. Neem contact op met uw plaatselijke
verdeler voor reservestickers.
De stickers zijn gemakkelijk aan te brengen. Ze
vormen een constante visuele herinnering voor
u en andere gebruikers van de machine dat u de
veiligheidsvoorschriften die nodig zijn voor een veilig
en effectief gebruik moet naleven.
9
Deze sticker is alleen aangebracht op de accu van
CE-modellen.
1
2
3
4
5
2, 3
5
2, 3
1
4
Not for
Reproduction
10
www.ferrisindustries.com
Veiligheidsvergrendelsysteem/veiligheidspictogrammen
Veiligheidspictogrammen
Het waarschuwingssymbool wordt gebruikt om te
wijzen op gevaren die persoonlijk letsel kunnen
veroorzaken. Een signaalwoord (GEVAAR,
WAARSCHUWING of VOORZICHTIG) wordt samen
met het waarschuwingspictogram gebruikt om op de
kans op en mogelijke ernst van het letsel te wijzen.
Verder kan een gevarenpictogram worden gebruikt
om de gevarensoort aan te duiden. De
gevarenniveaus en -pictogrammen hebben de
volgende betekenis:
GEVAAR
Dit duidt op een risico dat, indien het niet wordt
vermeden, ernstig lichamelijk letsel of de dood tot
gevolg zal hebben.
WAARSCHUWING
Dit duidt op een risico dat, indien het niet wordt
vermeden, ernstig lichamelijk letsel of de dood tot
gevolg kan hebben.
VOORZICHTIG
Dit duidt op een risico dat, indien het niet wordt
vermeden, licht of matig lichamelijk letsel of de
dood tot gevolg zou kunnen hebben.
VOORZICHTIG of LET OP
Zonder het waarschuwingssymbool wijzen deze
instructies op een situatie die schade aan de machine
of materiële schade kan veroorzaken.
VEILIGHEIDS-
VERGRENDELSYSTEEM
Deze machine is uitgerust met veiligheids-
vergrendelingen. Deze veiligheidssystemen
zijn voorzien voor uw veiligheid. Probeer de
veiligheidsschakelaars niet te omzeilen en knoei
nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of ze nog werken.
Controle van de operationele VEILIGHEID
Test 1 — De motor mag NIET aanslaan als:
de PTO-schakelaar is ingeschakeld OF
de parkeerrem niet is ingeschakeld OF
de hendel voor het sturen van bewegingen niet in
NEUTRAAL staat.
Test 2 — De motor MOET aanslaan als:
de PTO-schakelaar NIET is ingeschakeld EN
de parkeerrem is ingeschakeld EN
de hendel voor het sturen van bewegingen in
NEUTRAAL staat.
Test 3 — De motor moet AFSLAAN als:
de gebruiker de hendels loslaat die verifiëren
of de gebruiker aanwezig en de PTO is
ingeschakeld OF
de gebruiker de hendels loslaat die verifiëren
of de gebruiker aanwezig en de parkeerrem is
uitgeschakeld.
Test 4 — Controle van remwerking van het
maaidek
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek
moeten volledig tot stilstand komen binnen de
zeven seconden nadat de elektrische PTO-
schakelaar is uitgeschakeld (of de bestuurder de
aanwezigheidshendels loslaat). Als de aandrijfriem
van de maaier niet binnen de zeven seconden stilvalt,
moet u contact opnemen met uw dealer.
OPM.: Zodra de motor tot stilstand is gekomen, moet
u de PTO-schakelaar uitschakelen, de parkeerrem
inschakelen en de hendel voor het sturen van
bewegingen terug in NEUTRAAL zetten om de motor
te starten.
WAARSCHUWING
Als uit een test blijkt dat niet alle
veiligheidsvoorzieningen correct werken, mag
u de machine niet gebruiken. Neem contact
op met uw erkende verdeler. Probeer in geen
geval het doel van de veiligheidsvergrendeling
te omzeilen.
Not for
Reproduction
11
CE-VEILIGHEIDSPICTOGRAMMEN
Waarschuwing: Lees de
gebruikershandleiding.
Zorg dat u de gebruikershandleiding
hebt gelezen en begrijpt voor u deze
machine gebruikt.
Gevaar: Rondvliegende voorwerpen.
Deze machine kan voorwerpen en
afval in het rond slingeren. Houd
iedereen uit de buurt.
Waarschuwing: Haal de sleutel uit
het contact voor u aan de zitmaaier
werkt.
Haal de sleutel uit het contact en
raadpleeg technische naslagwerken
voor u herstellingen of onderhoud
uitvoert.
Gevaar: Kantelen van de zitmaaier.
Gebruik op steile hellingen kan
wegschuiven, kantelen en verlies
van de controle over het stuur
veroorzaken.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Deze machine kan ledematen
afhakken. Houd iedereen en zeker
kinderen uit de buurt wanneer de
motor draait.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Dit maaidek kan ledematen afhakken.
Houd handen en voeten uit de buurt
van de bladen.
Gevaar: Koolmonoxidevergiftiging.
Gebruik de motor niet in een
ongeventileerde ruimte.
Gevaar: Brandgevaar.
Zorg dat er zich geen gras, gebladerte
en olieresidu opstapelt of afzet in en
op de machine. Voeg geen brandstof
toe terwijl de motor draait of heet is.
Leg de motor stil en laat hem ten minste 3 minuten afkoelen
alvorens brandstof toe te voegen. Voeg nooit brandstof toe
binnenshuis of in een afgesloten trailer, garage of andere
afgesloten ruimtes. Neem gemorste brandstof op. Niet
roken tijdens het bedienen van deze machine.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Deze machine kan pletten en snijden.
Houd handen uit de buurt van riemen
en riemschijven.
Gevaar: Kantelen van de zitmaaier.
Niet gebruiken op hellingen met
een natte of gladde ondergrond.
Niet gebruiken in de buurt van steile
afdalingen.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Deze machine kan pletten en snijden.
Handen uit de buurt houden van de
stang van het maaidek.
CE-veiligheidspictogrammen
NOORD-AMERIKAANSE
VEILIGHEIDSPICTOGRAMMEN
Waarschuwing: Brandgevaar.
Houd kinderen uit de buurt van de
accu. Hetzelfde geldt voor open
vlammen en vonken, die explosieve
gassen kunnen doen ontsteken.
Waarschuwing: Zwavelzuur kan
blindheid of ernstige brandwonden
veroorzaken.
Draag altijd een veiligheidsbril of een
gelaatsscherm als u aan of in de buurt
van een accu werkt.
Waarschuwing: Accu’s produceren
explosieve gassen.
Zorg dat u de gebruikershandleiding
hebt gelezen en begrijpt voor u deze
machine gebruikt.
Belangrijk: Gooi een accu niet
samen met gewoon afval weg.
Neem contact op met de plaatselijke
instanties voor het afvoeren en/of
recyclen van accu’s.
Gevaar Veiligheids-
pictogram
Gevaar Veiligheids-
pictogram
Waarschuwing
Amputering -
voet in
maaiblad
Toxische
gassen
Rond-
vliegende
voorwerpen
Lees de
handleiding
Bewaar
een veilige
afstand
Gevaar van
open vlam
Kinderen
uit de buurt
houden
Brandgevaar Heet
oppervlak
Amputering -
draaiende
delen
Draag
beschermuit-
rusting
Amputering -
hand in
maaiblad
Knelpunt
Not for
Reproduction
12
www.ferrisindustries.com
BEDIENINGSFUNCTIES
Hieronder volgt een korte toelichting van de functie van elk bedieningselement. Om te starten, stoppen, rijden en
maaien moet een combinatie van meerdere bedieningselementen in een specifieke volgorde worden gebruikt.
De combinatie en volgorde voor de diverse taken vindt u onder BEDIENING.
Neem even de tijd om de benaming, locatie
en functie van deze bedieningselementen
te leren kennen zodat u de veiligheids-
en bedieningsinstructies in deze
gebruiksaanwijzing beter kunt begrijpen.
Snelheidsregelhendel voor vooruit
Snelheidsregelhendels voor achteruit
Met deze hendels kunt u de rijsnelheid van de maaier
regelen.
De hendel voor vooruit regelt de voorwaartse
grondsnelheid van beide aandrijfwielen.
De linker snelheidsregelhendel voor achteruit regelt
de stuur- en achteruitgrondsnelheid van het linker
aandrijfwiel. De rechter snelheidsregelhendel voor
achteruit regelt de stuur- en achteruitgrondsnelheid
van het rechter aandrijfwiel.
OPM.: Hoe verder een hendel weg van de neutrale
stand wordt gezet, hoe sneller het aandrijfwiel zal
draaien.
Zie hoofdstuk Bediening voor de stuurinstructies.
Linkerhendel voor het uitschakelen
van vooruitversnelling
Rechterhendel voor het uitschakelen
van vooruitversnelling
De hendels voor het uitschakelen van de
vooruitversnelling zorgen voor extra tractie en
beheersbaarheid bij gebruik op hellingen en
hellingflanken.
Om de snelheid van de linkeraandrijfband te
verhogen, duwt u de linkerhendel voor het
uitschakelen van de vooruitversnelling naar beneden.
Om de snelheid van de rechteraandrijfband te
verhogen, duwt u de rechterhendel voor het
uitschakelen van de vooruitversnelling naar beneden.
Functies en bedieningselementen
S/N: 2014550198 & Hieronder
Not for
Reproduction
13
Functies en bedieningselementen
Terug naar neutraal-pedaal
Met het terug naar neutraal-pedaal kunt u de machine
zonder handen terug in neutraal zetten. Het pedaal
wordt samen met de snelheidsregelhendels voor
achteruit (B) gebruikt om de machine op de juiste
wijze te stoppen.
Zie hoofdstuk Bediening voor de stuurinstructies.
Dop brandstoftank
Naar links draaien om de dop te verwijderen.
Instelhendel voor de maaihoogte
De instelhendel voor de maaihoogte regelt de
maaihoogte van de maaier. De maaihoogte
aanpassen gebeurt als volgt: Breng de slingerhendel
naar rechts om de maaihoogte te vergroten. Breng
de slingerhendel naar links om de maaihoogte te
verlagen.
Contactschakelaar
Met de contactschakelaar wordt de motor gestart en
stopgezet; de schakelaar kan in drie standen staan:
UIT Zet de motor stop en schakelt het
elektrische systeem uit.
AAN Laat de motor draaien en activeert
het elektrische systeem.
START Zwengelt de motor aan om hem te
doen starten.
OPM.: Laat de contactschakelaar nooit op AAN staan
wanneer de motor niet draait – dit trekt de accu leeg.
Hendel van de parkeerrem
Om de parkeerrem los te zetten, duwt u de hendel
van de parkeerrem NAAR BENEDEN tot hij niet
verder kan. Om de parkeerrem in te schakelen, trekt u
de hendel NAAR BOVEN tot hij in het midden blokkeert.
PTO- (aftakas-) schakelaar
Met de PTO-schakelaar wordt de maaier geactiveerd
en gedeactiveerd. Trek de schakelaar OMHOOG om
de PTO te activeren en duw hem OMLAAG om hem
te deactiveren.
Hendels voor motor stilleggen/
aanwezigheid van de bestuurder
Deze hendels spelen een belangrijke rol
in het veiligheidsvergrendelsysteem van
de maaier. De hendels zijn niet met elkaar
verbonden. De veiligheidsschakelaars echter
wel. Eén hendel induwen volstaat dus om het
veiligheidsvergrendelsysteem te bedienen. De
gebruiker moet de hendels indrukken om het systeem
voor stilleggen van de motor te deactiveren. De
hendels moeten worden ingedrukt om de parkeerrem
te ontkoppelen en de PTO-schakelaar te activeren.
Gasklephendel
De gasklep bepaalt de motorsnelheid. Duw de
gasklephendel naar voren om de motorsnelheid te
doen toenemen en trek de hendel naar achteren om
de motorsnelheid te doen afnemen. Werk altijd met
VOLGAS.
Choke
Sluit de choke bij een koude start. Open de choke
zodra de motor start. Bij een warme motor is gebruik
van de choke eventueel overbodig. Trek de knop
OMHOOG om de choke te sluiten. Duw de knop
OMLAAG om de choke te openen.
S/N: 2014550198 & Boven
Not for
Reproduction
14
www.ferrisindustries.com
ALGEMENE GEBRUIKSVEILIGHEID
Vóór eerste gebruik:
Zorg dat u alle informatie onder Veiligheid en
Bediening hebt gelezen voordat u deze (zit-)
maaier probeert te gebruiken.
Zorg dat u alle bedieningsinstrumenten goed kent
en weet hoe u de zitmaaier moet stoppen.
Rij in een open omgeving zonder te maaien om te
wennen aan de machine.
CONTROLES VÓÓR HET STARTEN
Controleer of het carter gevuld is tot de VOL-
markering op de oliepeilstok (B, figuur 2).
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor
instructies en olietips.
Zorg dat alle moeren, bouten, schroeven en
pennen op hun plaats en vast zitten.
Vul de brandstoftank (A) met verse brandstof.
Raadpleeg de motorhandleiding voor
brandstoftips.
Controleer de hydraulische olietank (C) en zorg
dat het oliepeil tot aan de markering VOL KOUD
komt.
WAARSCHUWING
Trek voordat u de bestuurdersstoel om welke
reden dan ook verlaat de parkeerrem aan,
schakel de PTO uit, leg de motor stil en haal de
sleutel uit het contactslot.
Om brandgevaar te beperken, moet u ervoor
zorgen dat er zich geen gras, gebladerte of
olieresidu op de (zit-)maaier bevindt. Stop of
parkeer de zitmaaier niet op droge bladeren,
gras of brandbaar materiaal.
Wees voorzichtig met benzine. Het is een
uiterst ontvlambaar product. Voeg geen benzine
toe wanneer de motor nog warm is na recent
gebruik. Vermijd vonken en vuur en laat niet
toe dat er wordt gerookt in de onmiddellijke
omgeving. Voeg niet te veel brandstof toe en
veeg gemorste brandstof op.
Figuur 2. Controles vóór het starten
A. Vulhals van olietank
B. Vulopening voor carterolie
C. Vulopening voor hydraulische olie
A
Bediening
B
C
Not for
Reproduction
15
WAARSCHUWING
Als u niet begrijpt hoe een specifiek
bedieningselement werkt of het hoofdstuk
FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN, nog
niet grondig hebt gelezen, doe dat dan nu.
Gebruik de zitmaaier PAS als u volledig
vertrouwd bent met de locatie en functie van
ALLE bedieningselementen.
DE MOTOR STARTEN
1. Activeer de parkeerrem en controleer of de PTO-
schakelaar is uitgeschakeld en de hendel voor het
sturen van bewegingen in NEUTRAAL staat.
2. Zet de gashendel van de motor op VOLGAS. Sluit
de choke dan helemaal door de knop volledig UIT
te trekken.
OPM.: Bij een warme motor is gebruik van de
choke eventueel overbodig.
3. Steek de sleutel in het contactslot en draai hem in
de stand START.
4. Als de motor is gestart, zet de u choke geleidelijk
open (knop helemaal indrukken). Verlaag de
snelheid tot halve kracht en laat de motor
opwarmen.
Laat de motor opwarmen door hem ten minste één
minuut te laten draaien alvorens de PTO-schakelaar
in te schakelen of met de maaier te rijden.
5. Laat de maaier na het opwarmen van de
motor ALTIJD aan VOLGAS draaien tijdens het
maaien.
In een noodgeval kunt u de motor direct
stilleggen door de contactsleutel naar de stand
STOP te draaien. Gebruik deze methode uitsluitend
in noodsituaties. Om de motor op een normale manier
stil te leggen, volgt u de onder DE MAAIER STOPEN
beschreven werkwijze.
Bediening
DE MAAIER STOPPEN
1. Stop de machine door de twee stuurhendels
gelijkmatig in te knijpen.
2. Zodra de machine is gestopt, zet u de transmissies
in de neutrale stand door het pedaal voor neutraal/
achteruit hard in te drukken.
3. Deactiveer de PTO door de PTO-schakelaar
omlaag te drukken.
4. Zet de parkeerrem aan door de hendel omhoog en
achteruit te trekken tot hij stopt.
5. Zet de gasklephendel op gemiddelde snelheid en
draai de contactsleutel naar de stand UIT. Haal de
sleutel uit het contactslot.
Not for
Reproduction
16
www.ferrisindustries.com
Bediening
Figuur 3. Vooruitrijden
A. Snelheidsregelhendel voor vooruit
Figuur 4. Achteruitrijden
A. Stuurhendels voor achteruit
Figuur 5. Beweging voor naar links draaien
A. Linker stuurhendel
DE MAAIER DRAAIEN
OPM.: Zorg voordat u de maaier probeert te besturen
dat u het hoofdstuk Functies en bedieningselementen
hebt gelezen, de werking van de bedieningselementen
kent en weet waar ze zich bevinden.
De hydrostatische transmissie heeft een onbeperkt
aantal snelheden tussen volle snelheid vooruit en
achteruit. De hogere snelheden verkrijgt u door de
stuurhendel voor vooruit en de stuurhendels voor
achteruit helemaal in de uitslagrichting te zetten.
Voor normaal gebruik moet de gashendel helemaal
open staan en de grondsnelheid van de machine met
de snelheidsregelaar worden geregeld. Bij transport
van de machine of in- of uitladen van een truck of
aanhangwagen, moet u gedeeltelijk/halfgas gebruiken
om de reactietijd van de bedieningselementen te
vertragen en lawaai te beperken.
Oefen het manoeuvreren van de machine in aan een
lage motorsnelheid op een effen ondergrond met de
maaibladschakelaar in de stand UIT tot u vertrouwd
bent met de bedieningselementen.
VOORUITRIJDEN EN BIJHORENDE SNELHEID
INSTELLEN (zie figuur 3)
1. Zet de parkeerrem los.
2. Beweeg de snelheidsregelaar voor vooruit (A,
figuur 3) voorzichtig tot de gewenste snelheid is
bereikt.
ACHTERUIT RIJDEN (zie figuur 4)
1. Zet de parkeerrem los.
2. Knijp voorzichtig en gelijkmatig de twee
stuurhendels voor achteruit in (A, figuur 4) tot de
gewenste snelheid is bereikt.
DE MACHINE VERTRAGEN OF STOPPEN
1. Vertraag de machine door de twee stuurhendels
gelijkmatig in te knijpen.
2. Blijf de stuurhendels inknijpen om de machine te
stoppen.
3. Zodra de machine is gestopt, zet u de transmissies
in de neutrale stand door het pedaal voor neutraal/
achteruit hard in te drukken.
4. Activeer de parkeerrem.
OPM.: Als u nadat de machine is gestopt de stuurhendels
blijft inknijpen, gaat de machine achteruit.
DE MACHINE DRAAIEN
OPM.: VERTRAAG ALTIJD IN BOCHTEN.
Naar links draaien (zie figuur 5):
Knijp voorzichtig de linker stuurhendel in (A, figuur 5).
Om een scherpe of zachte bocht te nemen, past u de
hoeveelheid kracht aan die wordt uitgeoefend op de
stuurhendel.
A
A
A
Not for
Reproduction
17
Bediening
Figuur 7. Snelheid linkerwiel verhogen
A. Linkerhendel voor het uitschakelen van
vooruitversnelling
Figuur 8. Snelheid rechterwiel verhogen
A. Rechterhendel voor het uitschakelen van
vooruitversnelling
Figuur 6. Beweging voor naar rechts draaien
A. Rechter stuurhendel
Naar rechts draaien (zie figuur 6):
Knijp voorzichtig de rechter stuurhendel in (A, figuur 6).
Om een scherpe of zachte bocht te nemen, past u de
hoeveelheid kracht aan die wordt uitgeoefend op de
stuurhendel.
DE VOORUITRIJSNELHEID TIJDELIJK VERHOGEN
De hendels voor het uitschakelen van de
vooruitversnelling zorgen voor extra tractie en
beheersbaarheid bij gebruik op hellingen en
hellingflanken.
Zo verhoogt u de vooruitrijsnelheid voor het
linkerwiel (zie figuur 7):
Knijp voorzichtig de linkerhendel voor het uitschakelen
van de vooruitversnelling in (A, figuur 7) om de
snelheid voor het linkerwiel tijdelijk te verhogen.
Zo verhoogt u de vooruitrijsnelheid voor het
rechterwiel (zie figuur 8):
Knijp voorzichtig de rechterhendel voor het
uitschakelen van de vooruitversnelling in (A, figuur
8) om de snelheid voor het rechterwiel tijdelijk te
verhogen.
Zo verhoogt u de vooruitbewegingssnelheid:
Knijp voorzichtig beide hendels voor het uitschakelen
van de vooruitversnelling in om de vooruitrijsnelheid
van de machine tijdelijk te verhogen.
A
A
A
Not for
Reproduction
18
www.ferrisindustries.com
Bediening
MAAIEN
Vóór u maait moet u de maaihoogte afstellen zoals
beschreven in het hoofdstuk Problemen oplossen,
afstellingen en service.
1. Activeer de parkeerrem. Zorg dat de PTO-
schakelaar is uitgeschakeld en de hendel voor het
sturen van bewegingen in NEUTRAAL staat.
2. Start de motor (zie DE MOTOR STARTEN).
3. Zet de gashendel op VOL.
4. Activeer de PTO door de PTO-schakelaar omhoog
te trekken.
5. Begin te maaien.
6. Als u klaar bent, schakelt u de PTO uit.
7. Leg de motor stil (zie DE MOTOR STOPEN).
AANBEVELINGEN VOOR MAAIEN
Hoe goed uw machine gras maait, is afhankelijk van
verschillende factoren. Door de juiste maaitips te
volgen, kunt u de werking en de levensduur van uw
machine verbeteren.
Grashoogte
De maaihoogte is vaak een kwestie van persoonlijke
voorkeur. Doorgaans moet u het gras maaien als
het tussen 7,6 en 12,7 cm (3 en 5 duim) lang is. Het
juiste maaihoogtebereik voor een bepaald gazon
hangt af van verschillende factoren, waaronder de
grassoort, de hoeveelheid regenval, de heersende
temperaturen en de algemene toestand van het
gazon.
Te kort gemaaid gras wordt broos en gevoelig voor
beschadiging door droogte en ongedierte. Gras te
kort maaien veroorzaakt vaak meer schade dan het
gras iets langer houden.
Gras langer laten groeien — vooral als het warm
en droog is — reduceert de warmteophoping,
behoudt het nodige vocht en beschermt het gras
tegen hittebeschadiging en andere problemen. Door
het gras te lang te laten groeien, kunnen er dunne
plaggen en bijkomende problemen ontstaan.
Te veel in een keer maaien schokt het groeisysteem
van de begroeiing en verzwakt de grasplantjes. Een
goede vuistregel is de regel van 1/3: Maai niet
meer dan één derde van de graslengte en nooit
meer dan 2,5 cm (1 duim) in één keer.
De hoeveelheid gras die u kunt afmaaien in één
maaibeurt hangt ook af van het maaisysteem dat u
gebruikt. Zo kan een breedwerpig maaisysteem met
zijdelingse afvoerdekken een veel grotere hoeveelheid
gras verwerken dan bij het mulchen of het recyclen
van gras.
Lang gras moet gradueel worden
gemaaid.
Voor uitzonderlijk lang gras stelt u de maaihoogte
voor de eerste maaibeurt in op maximum. Voor een
tweede of derde maaibeurt zet u de maaihoogte op
de gewenste hoogte.
Bedek het grasoppervlak niet met een dikke
laag grassnippers. Overweeg eventueel om
een grasopvangsysteem te gebruiken en een
composthoop te maken.
Hier snijden bij
eerste maaibeurt
Hier
snijden
bij tweede
maaibeurt
1/3
2,5 cm
(1 duim)
Not for
Reproduction
19
Wanneer en hoe vaak maaien
Het verkregen maairesultaat wordt grotendeels
bepaald door het uur van de dag waarop u maait en
de toestand van het gras. Het beste resultaat verkrijgt
u met de volgende richtlijnen:
1. Maai als het gras 7,6 tot 12,7 cm (3 tot 5 duim)
hoog staat.
2. Maai met scherpe messen. Korte grassnippers
van 2,5 cm (1 duim) of korter breken sneller af
dan langere sprieten. Scherpe maaibladen snijden
het gras regelmatig en doeltreffend af zonder
uitgerafelde randen die het gras beschadigen.
3. Maai op een tijdstip van de dag dat het gras koel
en droog is. In de late namiddag of de vooravond
zijn de maaiomstandigheden ideaal.
4. Vermijd maaien na regen of zelfs zware dauw en
mulch nooit als het gras nat is (vochtig gras is
moeilijk te mulchen en klontert samen onder het
maaidek).
Maaipatronen
Begin altijd op een glad en egaal oppervlak te
maaien.
Welk maaipatroon het meest geschikt is, hangt af
van de grootte en het type van het te maaien terrein.
Houd ook rekening met hindernissen zoals bomen,
omheiningen, gebouwen en hellingen.
1. Maai in lange, rechte, licht overlappende stroken.
2. Verander waar mogelijk af en toe van patroon om
dof worden, een korrelige structuur of golven te
voorkomen.
3. Voor een echte professionele maaibeurt maait u
het gazon eerst in één richting en dan nog een
keer haaks op de eerste maairichting.
Opm.: Laat de motor altijd aan volgas draaien
tijdens het maaien.
Als u hoort dat de motor trager begint te draaien,
maait u te snel. Door de grondsnelheid te verlagen
kunnen de messen efficiënter maaien. Dit voorkomt
ook heel wat vaak voorkomende problemen. Gebruik
een grondsnelheid die is aangepast aan de dikte en
lengte van het gras dat u maait (3e versnelling of
lager voor handgeschakelde modellen). Als u hoort
dat de motor trager begint te draaien, maait u te snel
en moet u een lagere grondsnelheid gebruiken.
MAAIMETHODEN
Correct breedwerpig maaien
Bij breedwerpig maaien of zijdelingse afvoer worden
de grassnippers gelijkmatig over het hele gazon
verspreid. Golfterreinen werken vaak met deze
methode. Het diepe schotelvormige dek van uw
maaier maakt vrijere circulatie van grassnippers
mogelijk zodat ze gelijkmatig worden uitgestrooid over
het gazon.
MOTOR- EN GRONDSNELHEID VOOR BREEDWERPIG
MAAIEN
Laat de motor altijd aan volgas draaien tijdens het
maaien. Als u hoort dat de motor trager begint te
draaien, maait u te snel. Door de grondsnelheid te
verlagen kunnen de messen efficiënter maaien. Dit
voorkomt ook heel wat vaak voorkomende problemen.
Gebruik ALTIJD een grondsnelheid die is aangepast
aan de dikte en lengte van het gras dat u maait (3e
versnelling of lager voor handgeschakelde modellen).
Als u hoort dat de motor trager begint te draaien,
maait u te snel en moet u een lagere grondsnelheid
gebruiken.
HOEVEEL GRAS AFMAAIEN BIJ BREEDWERPIG
MAAIEN
Maai het gras als het 7,6 tot 12,7 cm (3 tot 5 duim)
hoog staat. Maai het gras niet korter dan 5,1 tot
6,4 cm (2 tot 2,5 duim). Maai niet meer dan 2,5 cm
(1 duim) gras af in één maaibeurt
Maai indien mogelijk een of twee keer langs de
buitenrand van het maaiterrein zodat het gras
OP het gazon belandt en niet op omheiningen en
wandelpaden.
Maai daarna in de tegenovergestelde richting
zodat de grassnippers NAAR BUITEN TOE worden
verspreid over het eerder gemaaide gedeelte.
Bediening
Not for
Reproduction
20
www.ferrisindustries.com
DE MAAIER MET DE HAND
VOORTDUWEN
1. Zet de PTO UIT, stel de parkeerrem in werking,
schakel de contactschakelaar UIT en haal de
sleutel uit het contactslot.
2. Om de transmissies (vrijwielstand) uit
te schakelen, tilt u de hydraulische
ontgrendelingshendels (A, figuur ) omhoog die
voor de benzinetank zitten. Vergrendel ze in
positie afgebeeld in figuur 9.
3. Zet de parkeerrem los.
U kunt de maaier nu met de hand voortduwen.
4. Nadat u de maaier hebt verplaatst, schakelt u de
transmissies (rijstand) weer in door de hendels los
te zetten en terug naar beneden te zetten. Als de
hendels niet helemaal naar beneden staan, kan
een gedeeltelijke overbrugging de transmissies
eventueel beschadigen.
DE MACHINE MAG NIET WORDEN
GETROKKEN
De machine verslepen veroorzaakt
schade aan de aandrijfas. Gebruik geen
ander voertuig om deze machine voort te
duwen of te trekken.
Figuur 9. Overbrugging van hydraulisch systeem
A. Hydraulische ontgrendelingshendels
Bediening
Correct mulchen
Voor mulchen wordt met een maaidek gewerkt
dat het gras maait en vervolgens tot kleine stukjes
versnippert, die OP het gazon worden geblazen.
Deze kleine stukjes breken snel af tot bijproducten
die goed zijn voor uw gazon. ONDER DE JUISTE
OMSTANDIGHEDEN zorgt uw mulchmaaier ervoor
dat er vrijwel geen grassnippers te zien zijn op het
gazonoppervlak.
OPM.: Bij mulchen onder zware maaiomstandigheden
hoort u eventueel een rommelend geluid. Dit is
normaal.
MULCHEN VEREIST UITSTEKENDE
MAAIOMSTANDIGHEDEN
Mulchmaaiers werken eventueel niet goed als het
gras nat is of gewoon te lang is om te maaien. Voor
mulchen is het nog belangrijker dan bij gewoon
maaien dat het gras droog is en de juiste hoeveelheid
wordt afgemaaid.
Gebruik de maaier niet in de mulchfunctie voor de
eerste twee of drie maaibeurten in de lente. De
lange grassprieten, snelle groei en vaak nattere
omstandigheden zijn beter geschikt voor breedwerpig
maaien (zijdelingse afvoer) of maaien met een
grasopvangzak.
MOTOR- EN GRONDSNELHEID VOOR BREEDWERPIG
MAAIEN
Laat de motor aan volgas draaien en gebruik een
lage grondsnelheid zodat de grassnippers in kleine
stukjes worden gesneden. De grondsnelheid tijdens
het mulchen moet de HELFT bedragen van de
snelheid voor breedwerpig maaien (zijdelings afvoer)
onder vergelijkbare omstandigheden. Omdat voor
mulchen meer paardenkracht vereist is dan voor
breedwerpig maaien, is een lagere grondsnelheid
essentieel voor goed mulchen.
HOEVEEL GRAS MULCHEN
Het beste mulchresultaat verkrijgt u doorgaans door
alleen de bovenste 1,3 tot 1,9 cm (1/2 tot 3/4 duim)
van de grasspriet af te snijden. Dit zorgt voor kort
maaisel dat goed afbreekt (veel sneller dan langer
maaisel). De ideale maaihoogte varieert afhankelijk
van het klimaat, de tijd van het jaar en de kwaliteit
van uw gazon. We raden u aan met de maaihoogte
en de grondsnelheid te experimenteren tot u het
beste maairesultaat bereikt. Begin met een hoge
maaihoogte en gebruik geleidelijk lagere instellingen
tot u een maaihoogte vindt die aansluit bij uw
maaiomstandigheden en voorkeur.
A
Not for
Reproduction
21
Bediening
OPSLAG
Tijdelijke berging (maximaal 30 dagen)
Denk eraan dat er nog benzine in de brandstoftank
zit. Bewaar de machine dus nooit binnenshuis of
ergens waar brandstofdampen in contact kunnen
komen met een ontstekingsbron. Brandstofdampen
zijn ook giftig bij inademing. Bewaar de machine dus
nooit in een gebouw waar mensen of dieren in wonen.
Hier is een checklist met wat u moet doen wanneer
u uw machine tijdelijk of tussen maaibeurten door
wegbergt:
Bewaar de machine uit de buurt van kinderen. Als
er kans bestaat op ongeoorloofd gebruik, moet u
de bougie(s) verwijderen en wegbergen op een
veilige plaats. Zorg dat de bougieopening met een
gepaste bedekking is afgeschermd tegen vreemde
voorwerpen.
Als de machine niet op een redelijk vlakke
ondergrond kan worden weggeborgen, moet u de
wielen blokkeren.
Verwijder alle grassnippers en vuil van de maaier.
Lange-termijnberging (langer dan 30 dagen)
Voor u de machine aan het einde van het seizoen
voor lange tijd opbergt, moet u de instructies voor
onderhoud en berging lezen in het onderdeel
Veiligheidsvoorschriften en vervolgens de volgende
stappen uitvoeren:
1. Tap de carterolie af terwijl de motor nog warm is
en vul het carter met de juiste oliesoort voor als u
de machine later weer gebruikt.
2. Het maaidek klaarmaken voor berging:
a. Haal het maaidek van de machine.
b. Reinig de onderkant van het maaidek.
c. Breng op alle onbedekte metalen oppervlakken
verf of een dun laagje olie aan om roesten te
voorkomen.
3. Reinig de buitenoppervlakken en de motor.
4. De motor klaarmaken voor berging. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de motor.
5. Verwijder alle vuil of gras van de koelribben van de
cilinderkop, het motorhuis en de luchtfilterelementen.
6. Dek het luchtfilter en de uitlaat stevig af met
plastic of een ander waterbestendig materiaal
om binnendringen van vocht, vuil en insecten te
voorkomen.
7. Vet en olie de machine volledig in volgens
de voorschriften in het hoofdstuk “Normaal
onderhoud”.
8. Veeg de machine schoon en breng verf of
een roestwerend middel aan op delen met
beschadigde of afschilferende verf.
9. Controleer of de accu volledig is geladen en
het waterpeil van de accu correct is. De batterij
gaat langer mee als u ze verwijdert, op een
koele en droge plaats bewaart en ongeveer een
keer per maand volledig oplaadt. Als u de accu
in de machine laat zitten, moet u de minkabel
loskoppelen.
WAARSCHUWING
Berg de machine nooit met brandstof
in de motor of brandstoftank in een
verwarmde bergplaats of een ingesloten,
slecht geventileerde afgesloten ruimte.
Brandstofdampen kunnen in contact komen
met een open vlam, vonk of waakvlam (zoals
een oven, watergeiser, droogtrommel etc.) en
een ontploffing veroorzaken.
Ga voorzichtig om met benzine. Het is een
uiterst brandbaar product en achteloos gebruik
kan ernstige brandwonden of brandschade
veroorzaken.
Tap de brandstof buiten af in een
goedgekeurde brandstofbus en uit de buurt van
een open vlam of vonken.
10. Tap het brandstofsysteem volledig af of voeg een
brandstofstabilisator toe aan het brandstofsysteem.
Als u voor een brandstofstabilisator opteert en het
brandstofsysteem niet hebt afgetapt, moet u alle
veiligheidsvoorschriften en voorzorgsmaatregelen
voor berging volgen in deze gebruiksaanwijzing
om brand door ontsteking van brandstofdampen te
vermijden. Denk eraan dat brandstofdampen zelfs
verafgelegen ontstekingsbronnen kunnen bereiken
en ontsteken, met ontploffings- en brandgevaar tot
gevolg.
OPM.: Als brandstof gedurende langere tijd (30 dagen
of meer) ongebruikt blijft staan, kan er een harsachtige
neerslag ontstaan die slecht is voor de carburator
en motorstoring kan veroorzaken. Voeg om dit te
vermijden een brandstofstabilisator toe aan de
brandstoftank en laat de motor een paar minuten
draaien. U kunt ook alle brandstof aftappen van de
machine alvorens ze weg te bergen.
STARTEN NA LANGDURIGE
BERGING
Alvorens de machine te starten na langdurige opslag,
moet u de volgende stappen uitvoeren:
1. Haal eventuele blokken van onder de machine
vandaan.
2. Installeer de accu als die werd verwijderd.
3. Haal de bescherming van de uitlaat en het
luchtfilter.
4. Vul de brandstoftank met nieuwe benzine. Raadpleeg
de handleiding van de motor voor aanbevelingen.
5. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de motor
en volg alle instructies voor het klaarmaken van
de motor na berging.
6. Controleer het oliepeil van het carter en voeg indien
nodig de juiste olie toe. Bij verdamping tijdens de
opslag moet u de carterolie aftappen en bijvullen.
7. Pomp de banden op tot de juiste spanning.
Controleer de vloeistofniveaus.
8. Start de motor en laat hem langzaam draaien.
Laat de motor onmiddellijk na het starten NIET
aan een hoge snelheid draaien. Laat de motor
alleen buiten of in een goed geventileerde ruimte
draaien.
Not for
Reproduction
22
www.ferrisindustries.com
Periodiek onderhoud
DE MAAIHOOGTE AANPASSEN
Zie figuur 10. U kunt de maaihoogte aanpassen door
de instelhendel voor de maaihoogte te verdraaien.
Het maaidek omhoog brengen:
Draai de instelhendel voor de maaihoogte (A, figuur 10)
naar rechts.
Het maaidek laten zakken:
Draai de instelhendel voor de maaihoogte naar links.
Figuur 10. De maaihoogte aanpassen
A. Instelhendel voor de maaihoogte
A
Not for
Reproduction
23
Specificaties
SPECIFICATIES
OPM.: De technische specificaties zijn correct bij het
ter perse gaan en kunnen worden gewijzigd zonder
voorafgaande kennisgeving.
MOTOR:
19 Bruto HP† Kawasaki
Merk Kawasaki
Model FH580V
Cilinderinhoud 585 cc (35,7 cu. in)
Elektrisch systeem 12 Volt, 13 ampère, alternator,
Accu: 340 CCA
Oliereservoir 1,8 l (3,8 pt.) met filter
20 Bruto HP† Kawasaki
Merk Kawasaki
Model FX600V
Cilinderinhoud 603 cc (36.8 cu. in)
Elektrisch systeem 12 Volt, 15 ampère, alternator,
Accu: 340 CCA
Oliereservoir 1.7 L (1.8 US qt.) met filter
20.5 Bruto HP† Kawasaki
Merk Kawasaki
Model FX651V-DS00-S
Cilinderinhoud 726 cc (44.3 cu. in)
Elektrisch systeem 12 Volt, 15 ampère, alternator,
Accu: 340 CCA
Oliereservoir 2.1 L (2.2 US qt.) met filter
23.5 Bruto HP† Kawasaki
Merk Kawasaki
Model FX730V-DS00-S
Cilinderinhoud 726 cc (44.3 cu. in)
Elektrisch systeem 12 Volt, 15 ampère, alternator,
Accu: 340 CCA
Oliereservoir 2.1 L (2.2 US qt.) met filter
25 Bruto HP† Kawasaki
Merk Kawasaki
Model FH721V
Cilinderinhoud 675 cc (41,2 cu. in)
Elektrisch systeem 12 Volt, 13 ampère, alternator,
Accu: 340 CCA
Oliereservoir 1,9 l (4,0 pt.) met filter
26 Bruto HP† Kawasaki
Merk Kawasaki
Model FX730V
Cilinderinhoud 726 cc (44,3 cu. in)
Elektrisch systeem 12 Volt, 15 ampère, alternator,
Accu: 340 CCA
Oliereservoir 2.1 L (2.2 US qt.) met filter
Nominaal vermogen: Alle vermogens worden weergegeven
als nominale paardenkracht conform SAE J2723 zoals bepaald
door Kawasaki getest conform de SAE J1995 teststandaard. De
nominale vermogencurves en andere informatie kunt u bekijken op
www.kawasaki-criticalpower.com
CHASSIS:
Brandstoftanks Inhoud: 18,9 l (5 gallons)
Achterwielen Bandenmaat: 17 x 7,50 -12
Bandenspanning: 1,03 bar (15 psi)
Voorwielen Bandenmaat: 9 x 3,5 - 6
TRANSMISSIE:
Eaton 771-101 en 771-102
Type Gegroepeerde aandrijfassen
Hydraulische vloeistof Mobil DTE26 hydraulische olie OF SAE
20W-20 motorolie OF SAE 30 motorolie
Snelheden Vooruit: 0-9,65 km/h (0-6 MPH)
@ 3400 omw./min. Achteruit: 0-3,22 km/h (0-2 MPH)
AFMETINGEN:
Model van 48 duim Model van 52 duim
Totale lengte
189 cm (74,5 duim) 194 cm (76,5 duim)
Totale breedte
124 cm (49 duim) 136 cm (53,5 duim)
Hoogte
107 cm (42 duim)
Gewicht (ong.)
335 kg (739 lbs.) 353,8 kg (780 lbs.)
Not for
Reproduction
DIT IS EEN HELLING VAN 15 °
INSTRUCTIES
1. Vouw deze pagina langs de
stippellijn zoals hierboven
aangegeven.
2. Breng de linkerhoek van deze
gids op één lijn met een
verticale boom, een
bovenleidingsmast, een
afrasteringspaal of een
verticale structuur.
3. Vergelijk de hoek van de vouw
met de hoek van de heuvel.
HELLINGBEPALINGSGIDS
BRENG DEZE RAND OP ÉÉN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK
(BOOM, MAST, AFRASTERINGSPAAL, GEBOUW ENZ.)
VERGELIJK DE HOEK
VAN DE VOUW MET DE
HOEK VAN DE HELLING
2
3
DIT IS EEN HELLING VAN 10 °
VOUW LANGS DE PASSENDE STIPPELLIJN
1
24
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
5410603ANL Rev -
BRIGGS & STRATTON PRODUCTEN GARANTIEBELEID September 2012
BEPERKTE GARANTIE
Briggs & Stratton garandeert dat het gedurende de hieronder opgegeven garantieperiode alle onderdelen van het apparaat met materiaal- en/of fabricagefouten gratis
zal repareren en/of vervangen. Transportkosten voor onderdelen die zijn ingezonden voor reparatie of vervanging onder deze garantie komen ten laste van de koper
Deze garantie is geldig voor- en onderhavig aan de onderstaande periodes en voorwaarden Voor garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde erkende servicedealer
vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op WWW.FERRISINDUSTRIES.COM. De koper moet contact opnemen met de erkende servicedealer en vervolgens het
product beschikbaar stellen aan de erkende servicedealer voor onderzoek en tests.
Er zijn geen andere expliciete garanties van toepassing. Impliciete garanties zoals verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel zijn beperkt
tot één jaar vanaf aankoop of tot mate die door de wet is toegestaan. Alle andere impliciete garanties zijn uitgesloten. Aansprakelijkheid voor incidentele
of gevolgschade wordt uitgesloten voor zover dit wettelijk toegestaan is. Bepaalde staten of landen staan geen beperkingen toe over hoe lang een impliciete
garantie geldig is en bepaalde staten of landen staan geen uitsluiting of beperking toe voor incidentele of gevolgschade, zodat de hoger vermelde beperking en
uitsluiting misschien niet op u van toepassing is. Deze garantie verleent u specifieke wettelijke rechten en het is mogelijk dat u ook andere rechten hebt die per staat of
per land verschillen.**
GARANTIEPERIODE
* Onderdelen betrokken bij emissie vallen onder de Emissie-garantieverklaring.
** In Australië: onze goederen worden geleverd met garanties die onder de Australische consumentenwetgeving niet kunnen worden uitgesloten. U hebt recht op
vervanging of terugbetaling voor een grote storing en voor compensatie voor alle andere redelijk te voorziene verliezen of schade. U hebt ook het recht om de goederen
te laten repareren of vervangen als de goederen niet van een aanvaardbare kwaliteit zijn en de schade niet een belangrijke storing is. Voor garantieservice kunt u de
dichtstbijzijnde erkende servicedealer vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op WWW.FERRISINDUSTRIES.COM/AU, of door 1300 274 447 te bellen, of door een
e-mail of brief te sturen aan salesenquires@briggsandstratton.com.au, Briggs & Stratton Australia Pty Ltd, 1 Moorebank Avenue, NSW, Australia, 2170.
De garantieperiode gaat in op de datum van aankoop door de eerste kleinhandelsgebruiker en is geldig gedurende de tijdsperiode vermeld in de tabel hierboven.
Er is geen garantieregistratie vereist om een garantie op Briggs & Stratton-producten te krijgen. Bewaar uw kwitantie als aankoopbewijs. Indien u geen
bewijs van de eerste aankoopdatum kunt overleggen op het moment dat om garantieservice verzocht wordt, dan zal de fabricagedatum van het product
gebruikt worden om de garantieperiode te bepalen.
OVER UW GARANTIE
U kunt altijd een beroep doen op onze reparatie onder garantie en we verontschuldigen ons voor het geleden ongemak. De garantieservice is uitsluitend beschikbaar via
erkende servicedealers van FERRIS. De meeste garantie zal routinematig afgehandeld worden, maar soms zijn verzoeken om garantieservice niet billijk Deze garantie
geldt alleen voor materiaal- en/of fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is veroorzaakt door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd onderhoud of reparatie,
normale slijtage of het gebruik van verschaalde of niet-goedgekeurde brandstof.
Verkeerd gebruik en misbruik - Het juiste, bedoelde gebruik van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Als u het product gebruikt op een manier die
niet is beschreven in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat het is beschadigd, vervalt uw garantie. Garantie is niet toegestaan als het serienummer
op het product is verwijderd of als het product op een of andere manier is gewijzigd of aangepast, of als het product blijkt te zijn mishandeld zoals herkenbaar is aan
inslagschade of beschadiging door water/chemische corrosie.
Verkeerd onderhoud of reparatie - Dit product moet worden onderhouden volgens de procedures en schema's in de gebruikershandleiding en voor service- en
reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs & Stratton-onderdelen worden gebruikt. Schade die is veroorzaakt door gebrekkig onderhoud of het gebruik van niet-
originele onderdelen valt niet onder de garantie.
Normale slijtage - Net zoals alle mechanische apparaten is ook uw apparaat onderhevig aan slijtage zelfs als het goed wordt onderhouden. Deze garantie dekt geen
reparaties wanneer normaal gebruik de levensduur van een onderdeel of machine heeft uitgeput. Onderdelen die moeten worden onderhouden en aan slijtage onderhevig
zijn zoals filters, riemen, snijbladen en remblokken (met uitzondering van motorremblokken) vallen niet onder de garantie als het uitsluitend om slijtagekenmerken gaat,
maar wel als er sprake is van materiaal- en/of fabricagefouten.
Verschaalde brandstof - Om goed te werken, heeft dit product brandstof nodig die voldoet aan de specificaties in de gebruikershandleiding. Schade die is veroorzaakt
door verschaalde brandstof (lekkage van de carburateur, verstopte brandstofslangen, vastzittende kleppen etc) valt niet onder de garantie.
Andere uitsluitingen - Deze garantie is niet op toepassing van schade als gevolg van ongelukken, misbruik, modificaties, veranderingen, onjuist onderhoud, bevriezen
of chemisch verval. Toevoegingen of toebehoren die oorspronkelijk niet met het product zijn meegeleverd, zijn eveneens uitgesloten. Er is geen garantiedekking voor
apparatuur gebruikt voor primair vermogen in plaats van een krachtinstallatie of op apparatuur die gebruikt wordt in toepassingen voor life support. Deze garantie sluit
defecten uit die te wijten zijn aan overmacht en andere niet te voorziene gebeurtenissen waarop de fabrikant geen invloed heeft.
Gedekte onderdelen Standaard garantieperiode Garantieperiode huur
Rijdende grasmaaiers 4 jaar (48 maanden) of 500 uur, wat het eerst komt.
Onbeperkte uren gedurende de eerste 2 jaar (24 maanden)
(+Behalve zoals hieronder gemeld)
90 dagen
Loopmaaiers
(snijbreedte groter dan 75 cm)
2 jaar (24 maanden) onbeperkte uren
(+Behalve zoals hieronder gemeld)
90 dagen
+Riemen, banden, remblokken, slangen,
accu, messen
90 dagen 90 dagen
+Hulpstukken 1 jaar 90 dagen
+Motor* Zie motorhandleiding Zie motorhandleiding
Not for
Reproduction
California, U.S. EPA, and Briggs & Stratton Corporation Emissions Control Warranty Statement
Your Warranty Rights And Obligations
September 2012
The California Air Resources Board, U.S. EPA, and Briggs & Stratton (B&S) are pleased
to explain the emissions control system warranty on your Model Year 2012--2013
engine/equipment. In California, new small off-road engines and large spark ignited
engines less than or equal to 1.0 liter must be designed, built, and equipped to meet the
State’s stringent anti-smog standards. B&S must warrant the emissions control system
on your engine/equipment for the periods of time listed below provided there has been
no abuse, neglect, or improper maintenance of your engine or equipment.
Your emissions control system may include parts such as the carburetor or fuel injection
system, fuel tank, ignition system, and catalytic converter. Also included may be hoses,
belts, connectors, sensors, and other emissions-related assemblies.
Where a warrantable condition exists, B&S will repair your engine/ equipment at no cost
to you including diagnosis, parts, and labor.
Manufacturers Warranty Coverage:
Small off-road engines and large spark ignited engines less than or equal to 1.0 liter, and
any related emissions components of the equipment, are warranted for two years*. If any
emissions-related part on your B&S engine/equipment is defective, the part will be
repaired or replaced by B&S.
* Two years or f or the time period listed in the respective engine or product warranty
statement, whichever is greater.
Owners Warranty Responsibilities:
As the engine/equipment owner, you are responsible for the performance of the
required maintenance listed in your owner’s manual. B&S recommends that you
retain all receipts covering maintenance on y our engine/equipment, but B&S cannot
deny warranty solely for the lack of receipts or your failure to ensure the performance
of all scheduled maintenance.
As the engine/equipment owner, you should however be aware that B&S may deny
you warranty coverage if your engine/equipment or a part has failed due to abuse,
neglect, improper maintenance, or unapproved modifications.
You are responsible for presenting your engine/equipment to a B&S distribution
center, servicing dealer, or other equivalent entity, as applicable, as soon as a
problem exists. The warranty repairs should be completed in a reasonable amount of
time, not to exceed 30 days. If you have any questions regarding your warranty
rights and responsibilities, you should contact B&S at (414) 259-5262.
Briggs & Stratton Emissions Control Warranty Provisions
The following are specific provisions relative to your Emissions Control Warranty Coverage. It is in addition to the B&S engine warranty for non-regulated engines found in the
Operator’s Manual.
1. Warranted Emissions Parts
Coverage under this warranty extends only to the parts listed below (the emissions
control systems parts) to the extent these parts were present on the B&S engine
and/or B&S supplied fuel system.
a. Fuel Metering System
Cold start enrichment system (soft choke)
Carburetor and internal parts
Fuel pump
Fuel line, fuel line fittings, c lamps
Fuel tank, cap and tether
Carbon canister
b. Air Induction System
Air cleaner
Intake manifold
Purge and vent line
c. Ignition System
Spark plug(s)
Magneto ignition system
d. Catalyst System
Catalytic converter
Exhaust manifold
Air injection system or pulse valve
e. Miscellaneous Items Used in Above Systems
Vacuum, temperature, position, time sensitive valves and switches
Connectors and assemblies
2. Length of Coverage
For a period of two years from date of original purchase, B&S warrants to the original
purchaser and each subsequent purchaser that the engine is designed, built, and
equipped so as to conform with all applicable regulations adopted by the Air
Resources Board; that it is free from defects in material and workmanship that could
cause the failure of a warranted part; and that it is identical in all material respects to
the engine described in the manufacturer’s application for certification. The warranty
period begins on the date the engine is originally purchased.
The warranty on emissions-related parts is as follows:
Any warranted part that is not scheduled for replacement as required
maintenance in the owner’s manual supplied, is warranted for the warranty
period stated above. If any such part fails during the period of warranty
coverage, the part will be repaired or replaced by B&S at no charge to the
owner. Any such part repaired or replaced under the warranty will be warranted
for the remaining warranty period.
Any warranted part that is scheduled only for regular inspection in the owner’s
manual supplied, is warranted for the warranty period stated above. Any such
part repaired or replaced under warranty will be warranted for the remaining
warranty period.
Any warranted part that is scheduled for replacement as required maintenance
in the owner’s manual supplied, is warranted for the period of time prior to the
first scheduled replacement point for t hat part. If the part fails prior to the first
scheduled replacement, the part will be repaired or replaced by B&S at no
charge to the owner. Any such part repaired or replaced under warranty will be
warranted for the remainder of the period prior to the first scheduled
replacement point for the part.
Add on or modified parts that are not exempted by the Air Resources Board
may not be used. The use of any non exempted add on or modified parts by the
owner will be grounds for disallowing a warranty claim. The manufacturer will
not be liable to warrant failures of warranted parts caused by the use of a non
exempted add on or modified part.
3. Consequential Coverage
Coverage shall extend to the failure of any engine components caused by the
failure of any warranted emissions parts.
4. Claims and Coverage Exclusions
Warranty claims shall be filed according to the provisions of the B&S engine
warranty policy. Warranty coverage does not apply to failures of emissions parts
that are not original equipment B&S parts or to parts that fail due to abuse, neglect,
or improper maintenance as set forth in the B&S engine warranty policy. B&S is not
liable for warranty coverage of failures of emissions parts caused by the use of
add-on or modified parts.
Look For Relevant Emissions Durability Period and Air Index Information
On Your Small Off-Road Engine Emissions Label
Engines that are certified to meet the California Air Resources Board (CARB) small
off-road Emissions Standard must display information regarding the Emissions Durability
Period and the Air Index. Briggs & Stratton makes this information available to the
consumer on our emissions labels. The engine emissions label will indicate certification
information.
The Emissions Durability Period describes the number of hours of actual running time
for which the engine is certified to be emissions compliant, assuming proper
maintenance in accordance with the Operating & Maintenance Instructions. The
following categories are used:
Moderate:
Engine is certified to be emissions compliant for 125 hours of actual engine running time.
Intermediate:
Engine is certified to be emissions compliant for 250 hours of actual engine running time.
Extended:
Engine is certified to be emissions compliant for 500 hours of actual engine running time.
For example, a typical walk-behind lawn mower is used 20 to 25 hours per year.
Therefore, the Emissions Durability Period of an engine with an intermediate rating
would equate to 10 to 12 years.
Briggs & Stratton engines are certified to meet the United States Environmental
Protection Agency (USEPA) Phase 2 or Phase 3 emissions standards. The Emissions
Compliance Period referred to on the Emissions Compliance label indicates the number
of operating hours for which the engine has been shown to meet Federal emissions
requirements.
For engines less than 225 cc displacement.
Category C = 125 hours, Category B = 250 hours, Category A = 500 hours
For engines of 225 cc or more displacement.
Category C = 250 hours, Category B = 500 hours, Category A = 1000 hours
Not for
Reproduction
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC
5375 North Main Street
Munnsville, NY 13409
800-933-6175
www.ferrisindustries.com
Comfortbesturing serie DD
Handmaaiers
GEBRUIKERS-
HANDLEIDING
Not for
Reproduction
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Simplicity 5900727 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor