Danfoss Optyma™ Control AK-RC 111, AK-RC 113 Installatie gids

Categorie
Ruimteverwarmingstoestellen
Type
Installatie gids

Deze handleiding is ook geschikt voor

6 | AN30923034432301-000101
© Danfoss | DCS (vt) | 2019.08
NEDERLANDS
Variabelen Verklaring Waarde Fabr. Inst.
r0 Temperatuur differentie vergeleken met het SETPOINT 0.2 – 10 °C 2 °C
d0 Ontdooi interval (Uur)
indien d0 = 0 cyclische ontdooiing Uit
0 – 24 uur 4 uur
d2 Ontdooiing setpoint
Ontdooiing wordt niet uitgevoerd als de waarde van de temperatuur hoger is dan "d2".
(Als de sensor defect is wordt de ontdooiing op tijd uitgevoerd)
-35 – 45 °C 15°C
d3 Maximale ontdooitijd (minuten) 1 – 240 min 25 min
d7 Duur druptijd (minuten)
Na een ontdooibeëindiging blijven de compressor en ventilator gedurende tijd d7
stilstaan, De ontdooi LED op het frontpaneel knippert.
0 – 10 min 0 min
F5 Ventilatorpauze na ontdooiing (minuten)
De ventilator blijft na de druptijd stilstaan gedurende tijd F5. Deze tijd begint na het
einde van de druptijd. Als er geen druptijd is ingesteld start de ventilatorpauze direct
na het einde van de ontdooiing.
0 – 10 min 0 min
A1 Minimum temperatuuralarm
Maakt het mogelijk voor de gebruiker om een minimum ruimtetemperatuur in te
stellen. Beneden waarde A1 schakelt het alarmcontact: het alarm LED knippert,
weergave temperatuur knippert en de zoemer gaat aan om het probleem te melden.
-45 – (A2-1) °C -45 °C
A2 Maximum temperatuuralarm
Maakt het mogelijk voor de gebruiker om een maximum ruimtetemperatuur in te
stellen. Boven waarde A2 schakelt het alarmcontact: het alarm LED knippert, weergave
temperatuur knippert en de zoemer gaat aan om het probleem te melden.
(A1+1) – 99 °C 45 °C
tEu Verdampersensor temperatuurweergave Geeft verdampertemperatuur weer
(geeft niets weer als dE =1)
Alleen lezen
Variabelen Verklaring Waarde Fabr. Inst.
F3 Ventilatorstatus bij compressor uit 0 = ventilatoren draaien continue
1 = ventilatoren alleen in bedrijf als compressor
in bedrijf is
2 = Fans uitgeschakeld
1
F4 Ventilator pauze tijdens ontdooiing 0 = ventilatoren draaien tijdens ontd.
1 = ventilatoren staan stil tijdens ontd.
1
F6 Verdamperventilatoren activeren voor luchtrecirculatie.
De ventilatoren worden gedurende een door F7 gedefinieerde tijd geactiveerd als ze
niet voor de F6-tijd zijn begonnen te werken. Als de activeringstijd samenvalt met de
ontdooitijd, wacht u het einde van het ontdooien.
0 – 240 min
0 = (functie niet geactiveerd)
0 min
F7 Verdamper ventilatieduur voor luchtrecirculatie.
Fans werktijd voor F6
0 – 240 sec 10 sec
dE Sensor aanwezigheid
Als de verdampersensor Is aangesloten worden ontdooiingen uitgevoerd volgens
cyclusperiode d0: ontdooiing eindigt als een externe sensor aanspreekt en het remote
ontdooicontact schakelt en sluit of als tijd d3 afloopt.
0 = verdampersensor aanwezig
1 = geen verdampersensor
0
d1 Type ontdooicyclus, omkeersysteem (heet gas) of met ontdooi-elementen 0 = verwarmingselement
1 = heet gas
2 = kachel met temperatuurregeling
0
dPo Ontdooien bij inschakelen 0 = uitgeschakeld
1 = ontdooien bij inschakelen (indien mogelijk)
0
dSE Slim ontdooien 0 = uitgeschakeld
1 = ingeschakeld
0
dSt Smart Defrost Setpoint (indien dSE = 1)
Het tellen van de tijd tussen het ontdooien wordt alleen geïncrementeerd als de
compressor AAN staat en de verdampertemperatuur lager is dan dSt.
-30 – 30 °C 1 °C
Lijst met niveau 1 variabelen (gebruikersniveau)
Lijst met niveau 2 variabelen (installateursniveau)
Functie Pers
Voor setpoint
Modificeren setpoint
Modificeren menu “Gebruikers
niveau”
Menu verlaten
Modificeren menu
“Installateursniveau”
Menu verlaten
+
+
+
+
+
/
(3 seconden)
(3 seconden)
(3 seconden)
+
(3 seconden)
© Danfoss | DCS (vt) | 2019.08
AN30923034432301-000101 | 7
Variabelen Verklaring Waarde Fabr. Inst.
dFd Weergave weergeven tijdens ontdooien 0 = huidige temperatuur
1 = temperatuur aan het begin van het
ontdooien
2 = "DEF"
1
Ad Modbus Netwrok-adres 1 – 247 (con SEr=1) 0
Bdr Modbus baudrate 0 = 300 baud
1 = 600 baud
2 = 1200 baud
3 = 2400 baud
4 = 4800 baud
5 = 9600 baud
6 = 14400 baud
7 = 19200 baud
8 = 38400 baud
8
Prt Modbus pariteitscontrole 0 = none
1 = even
2 = odd
1
Ald Minimum- en maximum temperatuur signalering en alarm weergave vertraging 0 – 240 min 120 min
C1 Minimum tijd tussen uit- en inschakelen van de compressor. 0 – 15 min 0 min
CAL Ruimtesensor waarde correctie -10 – 10 °C 0 °C
CE1 Duur van de inschakeltijd van de compressor in het geval van een defecte
omgevingssonde (noodmodus).
Als CE1 = 0 blijft de noodmodus in aanwezigheid van fout E0 uitgeschakeld, de
compressor blijft uitgeschakeld en ontdooien wordt voorkomen om de resterende
koude te behouden.
0 – 240 min
0 = uitgeschakeld
0 min
CE2 Duur van de UIT-tijd van de compressor in het geval van een defecte
omgevingssonde (noodmodus).
5 – 240 min 5 min
doC Compressor veiligheidstijd voor deurschakelaar: als de deur open is schakelt de
verdamperventilator en de compressor zal continue werken gedurende tijd doC,
daarna schakelt hij uit.
0 – 5 minuten 0 min
tdo Compressor herstarttijd na opening van de deur.
Wanneer de deur wordt geopend en na de tdo-tijd, is het teruggekeerd naar de
normaal functionerende deur open alarm (ED). Als de deurschakelaar is gesloten en
het lampje langer blijft branden dan wordt het Tdo-lichtcelalarm gesignaleerd (E9).
Met tdo = 0 is de parameter uitgeschakeld.
0 – 240 min
0 = uitgeschakeld
0 min
Fst Ventilator uitschakeltemperatuur
De ventilator stopt als de temperatuur waarde van de verdampersensor hoger is dan
deze waarde.
-45 – 99 °C 99 °C
Fd Differentie voor parameter "Fst" 1 – 10 °C 2°C
LSE Minimum waarde in te stellen setpoint. -45 – (HSE-1) °C -45 °C
HSE Maximum waarde in te stellen setpoint. (LSE+1) – 99 °C 99 °C
AU1 Besturing relais hulp/alarm 1 6 (NC) = relais gedeactiveerd tijdens stand-by
-5 (NC) = Contact voor
behuizingelementcontrole (AUX-relais
gesloten met compressoruitgang
inactief).
-4 (NC) = pump-down-functie (NC, zie CHAP
5.16)
-3 (NC) = automatisch hulprelais beheerd door
StA temp. instelling met differentieel
van 2 ° C (NC)
-2 (NC) = handmatig hulprelais geregeld via
AUX-toets (NC)
-1 (NC) = alarmrelais (NC)
0 = relais gedeactiveerd
1 (NO) = alarmrelais (NO)
2 (NO) = handmatig hulprelais geregeld via AUX-
sleutel (NO)
3 (NO) = automatisch hulprelais beheerd door
StA temp. instelling met differentieel
van 2 °C (NO)
4 (NO) = pump-down-functie (NEE, zie CHAP
5.16)
5 (NO) = vrij spanningscontact voor
condensoreenheid (parallel AUX-relais
en compressorrelais)
6 (NO) = relais geactiveerd tijdens stand-by
-1
AU2 Besturing relais hulp/alarm 2 (zoals AU1) 5
StA Temp. instelling voor aux. relais -45 – 99 °C 0 °C
nSc Correctiefactor voor de SET-knop tijdens nachtbedrijf
(energiebesparend) (met In1 of In2 = 8 of -8)
Tijdens nachtbedrijf is de controleset:
Set Control = Set + nSC
In de nachtmodus knippert de komma.
-20 – 20 °C 0 °C
8 | AN30923034432301-000101
© Danfoss | DCS (vt) | 2019.08
Variabelen Verklaring Waarde Fabr. Inst.
In1 INP-1-ingangsinstelling 8 = digitale ingang nachtmodus
(energiebesparing, N.O.)
7 = Stop met ontdooien op afstand (N.O.) (geeft
de stijgende flank van de impuls aan)
6 = Ontdooien op afstand starten (N.O.) (geeft de
stijgende flank van de impuls aan)
5 = Stand-by op afstand (N.O.) (Om de Stand-By-
modus aan te geven, toont het scherm 'In5'
afgewisseld met de huidige weergave)
4 = Pump-down drukschakelaar (N.O.)
3 = Man-in-room alarm (N.O.)
2 = Compressorbeveiliging (N.O.)
1 = Deurschakelaar (N.O.)
0 = uitgeschakeld
-1 = Deurschakelaar (N.C.)
-2 = Compressorbeveiliging (N.C.)
-3 = Alarm man-in-kamer (N.C.)
-4 = Pump-down drukschakelaar (N.C.)
-5 = Stand-by op afstand (N.C.) (Om de Stand-By-
modus aan te geven, toont het display 'In5',
afgewisseld met de huidige weergave)
-6 = Start ontdooien op afstand (N.C.) (leest
dalende flank van de impuls)
-7 = Stop met ontdooien op afstand (N.C.) (leest
de dalende flank van de impuls)
-8 = digitale ingang nachtmodus
(energiebesparing, N.C.)
2
In2 INP-2-ingangsinstelling (zoals In1) 1
bEE Zoemer inschakelen 0 = uitgeschakeld
1 = Hot-functie
(in deze modus zijn ontdooien en ventilator
uitschakelen Fst uitgesloten)
0
mOd Thermostaat werkende modus 0 = Koude functie
1 = Hot-functie
(in deze modus zijn ontdooien en ventilator
uitschakelen Fst uitgesloten)
0
P1 Wachtwoord beveiliging
(actief als PA niet gelijk is 0)
0 = alleen weergave van setpoint
1 = weergave setpoint, AUX, verlichting toegang
2 = toegang tot programmering niet toegestaan
3 = toegang tot tweede programmeerniveau is
niet toegestaan
3
P2 Wachtwoord
(zie P1 voor het type beveiliging)
0...999
0 = niet actief
0
reL Software versie weergave software versie (Alleen uitleesbaar)
Alarm code Mogelijke oorzaak Oplossing
E0 Koelcel temperatuursensor werkt niet optimaal. Controleer of de koelcel temperatuursensor goed werkt.
Blijft het probleem bestaan, vervang dan de sensor.
E1 Ontdooisensor werkt niet goed (In dit geval duurt de ontdooiing tijd d3 ) Controleer of de ontdooisensor goed werkt.
Blijft het probleem zich voordoen, vervang dan de sensor.
E2 Eeprom alarm
Een EEPROM geheugen alarm was gedetecteerd.
(alle uitgangen, muv het alarm worden uitgeschakeld)
Zet het toestel uit en opnieuw aan
E8 Man in koelcel alarm Reset het alarm binnen in de koelcel
Ec Compressor beveiliging aangesproken (thermische beveiliging of max druk
pressostaat)
(alle uitgangen, muv het alarm worden uitgeschakeld)
Controleer of de compressor goed werkt.
Controleer het compressorvermogen.
Blijft het probleem zich voordoen, neem dan contact op met de
leverancier.
Ed Open deur Alarm. Wanneer de deur is geopend wordt na de tdo tijd de regelaar terug
op normaal gezet en schakelt hij het deur alarm uit
Controleer de deurschakelaar
Controleer de aansluitingen
Blijft het probleem zich voordoen, neem dan contact op met de
leverancier.
E9 Cellicht alarm.
Het licht van de cel brandt langer dan tdo.
Doe het licht uit
EH Maximum temperatuur alarm.
De temperatuur in de koude ruimte heeft de max. temperatuuralarminstelling (zie
variabelen A2, gebruikers-
programmeerniveau)
Controleer of de compressor correct werkt.
Sensor leest de temperatuur niet goed of de compressor start / stop-
controle werkt niet.
EL Minimum temperatuur alarm.
De temperatuur in de koude ruimte heeft de min. temperatuuralarminstelling (zie
variabelen A1, gebruikers-
programmeerniveau)
Controleer of de compressor correct werkt.
Sensor leest de temperatuur niet goed of de compressor start / stop-
controle werkt niet.
Probleemoplossing

Documenttranscriptie

NEDERLANDS Functie Pers Voor setpoint Modificeren setpoint + / Modificeren menu “Gebruikers niveau” + (3 seconden) Menu verlaten + (3 seconden) Modificeren menu “Installateursniveau” + + Menu verlaten + (3 seconden) (3 seconden) Lijst met niveau 1 variabelen (gebruikersniveau) Variabelen Verklaring Waarde Fabr. Inst. r0 Temperatuur differentie vergeleken met het SETPOINT 0.2 – 10 °C 2 °C d0 Ontdooi interval (Uur) indien d0 = 0 cyclische ontdooiing Uit 0 – 24 uur 4 uur d2 Ontdooiing setpoint -35 – 45 °C Ontdooiing wordt niet uitgevoerd als de waarde van de temperatuur hoger is dan "d2". (Als de sensor defect is wordt de ontdooiing op tijd uitgevoerd) 15°C d3 Maximale ontdooitijd (minuten) 1 – 240 min 25 min d7 Duur druptijd (minuten) Na een ontdooibeëindiging blijven de compressor en ventilator gedurende tijd d7 stilstaan, De ontdooi LED op het frontpaneel knippert. 0 – 10 min 0 min F5 Ventilatorpauze na ontdooiing (minuten) De ventilator blijft na de druptijd stilstaan gedurende tijd F5. Deze tijd begint na het einde van de druptijd. Als er geen druptijd is ingesteld start de ventilatorpauze direct na het einde van de ontdooiing. 0 – 10 min 0 min A1 Minimum temperatuuralarm Maakt het mogelijk voor de gebruiker om een minimum ruimtetemperatuur in te stellen. Beneden waarde A1 schakelt het alarmcontact: het alarm LED knippert, weergave temperatuur knippert en de zoemer gaat aan om het probleem te melden. -45 – (A2-1) °C -45 °C A2 Maximum temperatuuralarm (A1+1) – 99 °C Maakt het mogelijk voor de gebruiker om een maximum ruimtetemperatuur in te stellen. Boven waarde A2 schakelt het alarmcontact: het alarm LED knippert, weergave temperatuur knippert en de zoemer gaat aan om het probleem te melden. 45 °C tEu Verdampersensor temperatuurweergave Alleen lezen Geeft verdampertemperatuur weer (geeft niets weer als dE =1) Lijst met niveau 2 variabelen (installateursniveau) Variabelen Verklaring Waarde Fabr. Inst. F3 Ventilatorstatus bij compressor uit 0 = ventilatoren draaien continue 1 = ventilatoren alleen in bedrijf als compressor in bedrijf is 2 = Fans uitgeschakeld 1 F4 Ventilator pauze tijdens ontdooiing 0 = ventilatoren draaien tijdens ontd. 1 = ventilatoren staan stil tijdens ontd. 1 F6 Verdamperventilatoren activeren voor luchtrecirculatie. De ventilatoren worden gedurende een door F7 gedefinieerde tijd geactiveerd als ze niet voor de F6-tijd zijn begonnen te werken. Als de activeringstijd samenvalt met de ontdooitijd, wacht u het einde van het ontdooien. 0 – 240 min 0 = (functie niet geactiveerd) 0 min F7 Verdamper ventilatieduur voor luchtrecirculatie. Fans werktijd voor F6 0 – 240 sec 10 sec dE Sensor aanwezigheid Als de verdampersensor Is aangesloten worden ontdooiingen uitgevoerd volgens cyclusperiode d0: ontdooiing eindigt als een externe sensor aanspreekt en het remote ontdooicontact schakelt en sluit of als tijd d3 afloopt. 0 = verdampersensor aanwezig 1 = geen verdampersensor 0 d1 Type ontdooicyclus, omkeersysteem (heet gas) of met ontdooi-elementen 0 = verwarmingselement 1 = heet gas 2 = kachel met temperatuurregeling 0 dPo Ontdooien bij inschakelen 0 = uitgeschakeld 1 = ontdooien bij inschakelen (indien mogelijk) 0 dSE Slim ontdooien 0 = uitgeschakeld 1 = ingeschakeld 0 dSt Smart Defrost Setpoint (indien dSE = 1) Het tellen van de tijd tussen het ontdooien wordt alleen geïncrementeerd als de compressor AAN staat en de verdampertemperatuur lager is dan dSt. -30 – 30 °C 6 | AN30923034432301-000101 1 °C © Danfoss | DCS (vt) | 2019.08 Variabelen Verklaring dFd Weergave weergeven tijdens ontdooien Ad Modbus Netwrok-adres Bdr Waarde Fabr. Inst. 0 = huidige temperatuur 1 = temperatuur aan het begin van het ontdooien 2 = "DEF" 1 – 247 (con SEr=1) 1 Modbus baudrate 0 = 300 baud 1 = 600 baud 2 = 1200 baud 3 = 2400 baud 4 = 4800 baud 5 = 9600 baud 6 = 14400 baud 7 = 19200 baud 8 = 38400 baud 8 Prt Modbus pariteitscontrole 1 Ald Minimum- en maximum temperatuur signalering en alarm weergave vertraging 0 = none 1 = even 2 = odd 0 – 240 min 120 min C1 Minimum tijd tussen uit- en inschakelen van de compressor. 0 – 15 min 0 min CAL Ruimtesensor waarde correctie -10 – 10 °C 0 °C CE1 Duur van de inschakeltijd van de compressor in het geval van een defecte omgevingssonde (noodmodus). Als CE1 = 0 blijft de noodmodus in aanwezigheid van fout E0 uitgeschakeld, de compressor blijft uitgeschakeld en ontdooien wordt voorkomen om de resterende koude te behouden. 0 – 240 min 0 = uitgeschakeld 0 min CE2 Duur van de UIT-tijd van de compressor in het geval van een defecte omgevingssonde (noodmodus). 5 – 240 min 5 min doC Compressor veiligheidstijd voor deurschakelaar: als de deur open is schakelt de verdamperventilator en de compressor zal continue werken gedurende tijd doC, daarna schakelt hij uit. Compressor herstarttijd na opening van de deur. Wanneer de deur wordt geopend en na de tdo-tijd, is het teruggekeerd naar de normaal functionerende deur open alarm (ED). Als de deurschakelaar is gesloten en het lampje langer blijft branden dan wordt het Tdo-lichtcelalarm gesignaleerd (E9). Met tdo = 0 is de parameter uitgeschakeld. 0 – 5 minuten 0 min 0 – 240 min 0 = uitgeschakeld 0 min -45 – 99 °C 99 °C Fd Ventilator uitschakeltemperatuur De ventilator stopt als de temperatuur waarde van de verdampersensor hoger is dan deze waarde. Differentie voor parameter "Fst" LSE Minimum waarde in te stellen setpoint. -45 – (HSE-1) °C -45 °C HSE Maximum waarde in te stellen setpoint. (LSE+1) – 99 °C 99 °C AU1 Besturing relais hulp/alarm 1 6 (NC) = relais gedeactiveerd tijdens stand-by -5 (NC) = Contact voor behuizingelementcontrole (AUX-relais gesloten met compressoruitgang inactief ). -4 (NC) = pump-down-functie (NC, zie CHAP 5.16) -3 (NC) = automatisch hulprelais beheerd door StA temp. instelling met differentieel van 2 ° C (NC) -2 (NC) = handmatig hulprelais geregeld via AUX-toets (NC) -1 (NC) = alarmrelais (NC) 0 = relais gedeactiveerd 1 (NO) = alarmrelais (NO) 2 (NO) = handmatig hulprelais geregeld via AUXsleutel (NO) 3 (NO) = automatisch hulprelais beheerd door StA temp. instelling met differentieel van 2 °C (NO) 4 (NO) = pump-down-functie (NEE, zie CHAP 5.16) 5 (NO) = vrij spanningscontact voor condensoreenheid (parallel AUX-relais en compressorrelais) 6 (NO) = relais geactiveerd tijdens stand-by AU2 Besturing relais hulp/alarm 2 (zoals AU1) 5 StA Temp. instelling voor aux. relais -45 – 99 °C 0 °C nSc Correctiefactor voor de SET-knop tijdens nachtbedrijf (energiebesparend) (met In1 of In2 = 8 of -8) Tijdens nachtbedrijf is de controleset: Set Control = Set + nSC In de nachtmodus knippert de komma. -20 – 20 °C 0 °C tdo Fst © Danfoss | DCS (vt) | 2019.08 1 – 10 °C 0 2°C -1 AN30923034432301-000101 | 7 Variabelen Verklaring Waarde Fabr. Inst. In1 INP-1-ingangsinstelling 8 = digitale ingang nachtmodus (energiebesparing, N.O.) 7 = Stop met ontdooien op afstand (N.O.) (geeft de stijgende flank van de impuls aan) 6 = Ontdooien op afstand starten (N.O.) (geeft de stijgende flank van de impuls aan) 5 = Stand-by op afstand (N.O.) (Om de Stand-Bymodus aan te geven, toont het scherm 'In5' afgewisseld met de huidige weergave) 4 = Pump-down drukschakelaar (N.O.) 3 = Man-in-room alarm (N.O.) 2 = Compressorbeveiliging (N.O.) 1 = Deurschakelaar (N.O.) 0 = uitgeschakeld -1 = Deurschakelaar (N.C.) -2 = Compressorbeveiliging (N.C.) -3 = Alarm man-in-kamer (N.C.) -4 = Pump-down drukschakelaar (N.C.) -5 = Stand-by op afstand (N.C.) (Om de Stand-Bymodus aan te geven, toont het display 'In5', afgewisseld met de huidige weergave) -6 = Start ontdooien op afstand (N.C.) (leest dalende flank van de impuls) -7 = Stop met ontdooien op afstand (N.C.) (leest de dalende flank van de impuls) -8 = digitale ingang nachtmodus (energiebesparing, N.C.) 2 In2 INP-2-ingangsinstelling (zoals In1) 1 bEE Zoemer inschakelen 0 = uitgeschakeld 1 = Hot-functie (in deze modus zijn ontdooien en ventilator uitschakelen Fst uitgesloten) 0 mOd Thermostaat werkende modus 0 = Koude functie 1 = Hot-functie (in deze modus zijn ontdooien en ventilator uitschakelen Fst uitgesloten) 0 P1 Wachtwoord beveiliging (actief als PA niet gelijk is 0) 3 P2 Wachtwoord (zie P1 voor het type beveiliging) 0 = alleen weergave van setpoint 1 = weergave setpoint, AUX, verlichting toegang 2 = toegang tot programmering niet toegestaan 3 = toegang tot tweede programmeerniveau is niet toegestaan 0...999 0 = niet actief reL Software versie weergave software versie 0 (Alleen uitleesbaar) Probleemoplossing Alarm code Mogelijke oorzaak Oplossing E0 Koelcel temperatuursensor werkt niet optimaal. • Controleer of de koelcel temperatuursensor goed werkt. • Blijft het probleem bestaan, vervang dan de sensor. E1 Ontdooisensor werkt niet goed (In dit geval duurt de ontdooiing tijd d3 ) • Controleer of de ontdooisensor goed werkt. • Blijft het probleem zich voordoen, vervang dan de sensor. E2 Eeprom alarm Een EEPROM geheugen alarm was gedetecteerd. (alle uitgangen, muv het alarm worden uitgeschakeld) • Zet het toestel uit en opnieuw aan E8 Man in koelcel alarm • Reset het alarm binnen in de koelcel Ec Compressor beveiliging aangesproken (thermische beveiliging of max druk pressostaat) (alle uitgangen, muv het alarm worden uitgeschakeld) • Controleer of de compressor goed werkt. • Controleer het compressorvermogen. • Blijft het probleem zich voordoen, neem dan contact op met de leverancier. Ed Open deur Alarm. Wanneer de deur is geopend wordt na de tdo tijd de regelaar terug • Controleer de deurschakelaar op normaal gezet en schakelt hij het deur alarm uit • Controleer de aansluitingen • Blijft het probleem zich voordoen, neem dan contact op met de leverancier. E9 Cellicht alarm. Het licht van de cel brandt langer dan tdo. • Doe het licht uit EH Maximum temperatuur alarm. De temperatuur in de koude ruimte heeft de max. temperatuuralarminstelling (zie variabelen A2, gebruikersprogrammeerniveau) • Controleer of de compressor correct werkt. • Sensor leest de temperatuur niet goed of de compressor start / stopcontrole werkt niet. EL Minimum temperatuur alarm. De temperatuur in de koude ruimte heeft de min. temperatuuralarminstelling (zie variabelen A1, gebruikersprogrammeerniveau) • Controleer of de compressor correct werkt. • Sensor leest de temperatuur niet goed of de compressor start / stopcontrole werkt niet. 8 | AN30923034432301-000101 © Danfoss | DCS (vt) | 2019.08
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Danfoss Optyma™ Control AK-RC 111, AK-RC 113 Installatie gids

Categorie
Ruimteverwarmingstoestellen
Type
Installatie gids
Deze handleiding is ook geschikt voor