Danfoss Optyma Plus INVERTER Installatie gids

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Danfoss Optyma Plus INVERTER Installatie gids. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
Instructions
Condensing Units OP-MPLM, OP-MPPM
© Danfoss | DCS (CC) | 2018.06
FRCC.PI.041.A4.ML | 1
English / English p. 3
Dansk / Danish p. 8
Deutsch / German p. 13
Français / French p. 18
Español / Spanish p. 23
Svenska / Swedish p. 28
Nederlands / Dutch p. 33
Suomi / Finnish p. 38
Norsk / Norwegian p. 43
Polski / Polish p. 48
Instructies
© Danfoss | DCS (CC) | 2018.06 | 33
FRCC.PI.041.A4.10
De koelgroep mag uitsluitend worden ge-
bruikt waarvoor hij is ontworpen en binnen het
toepassingsbereik.
De voorwaarden van EN378 (of van andere
toepasselijke lokale veiligheidsvoorschriften)
moeten onder alle omstandigheden worden
nageleefd.
De koelgroep wordt geleverd met stikstofgas
onder druk (1 bar) en mag daarom niet met-
een worden aangesloten; raadpleeg het deel
"Installatie" voor meer informatie.
Ga steeds voorzichtig om met de koelgroep in
verticale positie (maximale uitwijking van de
verticale positie: 15°)
De compressor van de koelgroep kan nooit di-
rect worden aangesloten op het voedingsnet,
alleen via een originele frequentieomvormer
van Danfoss
OP-MPPM044VVLP01E
Code Number.: 114X4334
Application MBP IP 54
Refrigerant (1) R448A/R449A/R407F
M.W.P HP (1) 28 bar (2)
LP (1) 7 bar (2)
Voltage 380V-400V~3N~50Hz
LRA Inverter Driven MCC 12.1 A
Serial No. 123456CG1015
MADE IN INDIA
A
B
C
D
E
F
G
H
R407A/R404A (2)
I
J
MLK
N
O
P
Instructies - Optyma
Plus INVERTER
KOELGROEPEN OPMPLM, OPMPPM
Installatie en onderhoud van de koel-
groepen mag alleen worden uitgevoerd
door deskundig personeel. Volg deze
instructies en werk met erkende koelbedrijven
met betrekking tot de installatie, de ingebruik-
name, het onderhoud en de bediening.
A: Model
B: Bestelnummer
C: Toepassing
D: Koelmiddel
E: Werkdruk behuizing
F: Voedingsspanning, maximaal stroomverbruik
G: Serienummer en streepjescode
H: Bescherming
I: Openingen voor gestapelde montage
J: Elektronisch controllerscherm
K: Hoofdschakelaar
L: Kabelingangen
M: Warmtewisselaar met microkanalen
N: Kijkglas
O: Zuigleiding
P: Vloeistofleiding
Compressor ingeschakeld
Carterverwarming aan
Ventilator draait
Temperatuurwaarde voor de zuigdruk.
Druk op de onderste knop om over te
schakelen naar de temperatuurwaarde
voor de condensatiedruk.
Afbeelding 2: Elektronisch bedieningspaneel
W
Q
R
X
ZY
Q: Luchtaanvoer R: Luchtafvoer
Apparaat
W
[mm]
X
[mm]
Y
[mm]
Z
[mm]
Behuizing 3 250 760 581 581
Afbeelding 1: Minimale plaatsingsafstand
Afbeelding 3: Normale bekabeling
Afbeelding 4: Tijdelijke bekabeling
Deze unit is voorzien van een
frequentieomvormer en een EMI-filter
met condensatoren. Onderbreek de
netspanning en wacht minstens 4 minuten
totdat alle elektrische onderdelen zijn ontladen,
voordat u de deur opent om service- of
reparatiewerkzaamheden uit te voeren. Als u de
aangegeven wachttijd na onderbreking van de
voeding niet in acht neemt, kan dat leiden tot
ernstig of dodelijk letsel.
Instructies
34 | © Danfoss | DCS (CC) | 2018.06
FRCC.PI.041.A4.10
1 – Inleiding
Deze instructies zijn van toepassing op de
Optyma
Plus-koelgroepen OP-MPLM, OP-MPPM
die gebruikt worden voor koelsystemen. U vindt
er de nodige informatie over de veiligheid en het
correct gebruik van dit product.
De koelgroep bevat de volgende onderdelen:
Warmtewisselaar met microkanalen
Scrollcompressor met variabele snelheid
Vloeistofvat met afsluiter
• Olieafscheider
Kogelafsluiters
Kijkglas
Hoge- en lagedrukschakelaars
Filterdroger
Elektronische controller
Compressor met frequentieomvormer en
EMC-filter.
Hoofdstroomonderbreker (hoofdschakelaar met
overbelastingsbeveiliging)
Ventilatorcondensatoren
• Compressorschakelaar
Stevige weerbestendige behuizing
2 – Hanteren en opbergen
Wij raden u aan de verpakking pas te openen
als het apparaat zich in de ruimte bevindt waar
u het wilt installeren.
Ga voorzichtig om met het apparaat. Door de
verpakking is het mogelijk om een vorkhef-
truck of palletwagen te gebruiken. Gebruik ge-
schikte en veilige hefapparatuur.
Bewaar en transporteer het apparaat rechtop-
staand.
Bewaar het apparaat tussen -35°C en 50°C.
Stel de verpakking niet bloot aan regen of een
bijtende omgeving.
Controleer na het uitpakken of het apparaat
volledig en onbeschadigd is.
3 – Voorzorgsmaatregelen bij de installatie
Gebruik het apparaat nooit in een ontvlamba-
re atmosfeer.
Plaats het apparaat zodat het geen wandelzones,
deuren, ramen en dergelijke blokeert of hindert.
Zorg voor voldoende ruimte rond het apparaat
voor luchtcirculatie en om deuren te kunnen
openen. Zie afbeelding 1 voor de minimale af-
standen tussen het apparaat en een muur.
Vermijd installatie van het apparaat op een lo-
catie waar het dagelijks langdurig wordt bloot-
gesteld aan direct zonlicht.
Vermijd installatie van het apparaat in corrosie-
ve en stoffige omgevingen.
Zorg voor een vlakke ondergrond (helling van
minder dan 3°) die sterk en stabiel genoeg is
om het gewicht van het apparaat te dragen en
trillingen en storingen te elimineren.
De omgevingstemperatuur rond het apparaat
mag nooit meer dan 50°C bedragen tijdens de
uit-cyclus.
Zorg ervoor dat de voeding overeenkomt met de
eigenschappen van het apparaat (zie naamplaatje).
Gebruik bij de installatie van apparatuur voor
HFC-koelmiddelen uitsluitend apparatuur die ge-
schikt is voor HFC-koelmiddelen en die nog nooit
werd gebruikt voor CFC- of HCFC-koelmiddelen.
Gebruik schone en droge koperbuizen en sol-
deermateriaal van zilverlegering geschikt voor
gebruik in koelsystemen.
Gebruik schone en droge systeemonderdelen.
De zuigleiding die wordt aangesloten op de
compressor moet flexibel zijn in 3 richtingen
om trillingen te dempen. De leidingen moeten
bovendien worden geïnstalleerd zodat de olie
goed terugkeert naar de compressor en het ri-
sico op vloeistofslag in de compressor geëlimi-
neerd wordt.
4 – Installatie
De installatie waarin de koelgroep geïnstalleerd
wordt, moet voldoen aan de Richtlijn drukappa-
ratuur (PED) nr. 97/23/EG. De koelgroep zelf is
geen unit“ in de zin van deze richtlijn.
Wij raden u aan het apparaat op rubberen voetjes
of trillingsdempers te plaatsen (niet bijgeleverd).
Laat langzaam de beschermende stikstofvul-
ling vrij via het schraderventiel.
Sluit het apparaat zo snel mogelijk aan op het
systeem om vervuiling van de olie door vocht
in de lucht te voorkomen.
Zorg er bij het snijden van de buizen voor dat
er geen materiaal in het systeem terechtkomt.
Boor nooit gaten op plaatsen waar de bramen
niet kunnen worden verwijderd.
Soldeer voorzichtig door gebruik te maken van
de modernste technieken en ventileer de lei-
ding met stikstofgas.
Sluit de vereiste veiligheids- en controleappara-
ten aan. Als hiervoor het schraderventiel wordt
gebruikt, verwijdert u de interne klep.
Wij raden u aan de zuigleiding te isoleren met
isolatiemateriaal van 19 mm dik tot aan de
compressoringang.
5 – Lekdetectie
Zet het circuit nooit onder druk met zuurstof
of droge lucht. Dat kan brand of een ontploffing
veroorzaken.
Gebruik geen kleurstof voor lekdetectie
Voer een lekdetectietest uit op het volledige
systeem
De maximale testdruk bedraagt 32 bar.
Als er een lek wordt ontdekt, moet dat lek worden
hersteld en moet de lekdetectie worden herhaald.
6 – Vacuümdroging
Gebruik de compressor nooit om het systeem
leeg te maken.
Sluit een vacuümpomp aan op zowel de LP- als
de HP-zijde.
Laat de druk van het systeem zakken tot een
vacuüm van 500 µm Hg (0,67 mbar) absoluut.
Gebruik geen megger en zet de compressor
niet onder stroom terwijl deze vacuüm is aan-
gezien dat interne schade kan veroorzaken.
7 – Elektrische aansluitingen
Schakel de hoofdvoeding uit en koppel deze
volledig los.
Zorg ervoor dat de voeding niet kan ingescha-
keld worden tijdens de installatie.
Alle elektrische onderdelen moeten worden
gekozen op basis van de lokale normen en ap-
paraatvereisten.
Raadpleeg het bedradingsschema voor meer
informatie over de elektrische aansluitingen.
Zorg ervoor dat de voeding afgestemd is op
de eigenschappen van het apparaat en dat de
voeding stabiel is (nominaal voltage ±10 % en
nominale frequentie ±2,5 Hz)
Kies voor de geschikte voedingskabels op basis
van de apparaatgegevens voor het voltage en
de stroom.
Beveilig de voeding en zorg voor een correcte
aarding.
De aardlekstroom is groter dan 3,5 mA. DC-voe-
ding kan worden geleverd aan de aardleiding
Daar waar een aardlekschakelaar (RCD) wordt
gebruikt voor bescherming in geval van direct
of indirect contact, is alleen een type B RCD toe-
gestaan aan de voedingszijde van dit product.
Zorg ervoor dat de voeding afgestemd is op de
lokale normen en wettelijke vereisten.
Voor IT-voedingssystemen; open de RFI-scha-
kelaar door de RFI-schroef te verwijderen
aan de linker zijde van de frequentie-omvor-
mer (zie beknopte handleiding MG18Mxxx
§1.2.3).
De Koelgroep is uitgerust met een elektroni-
sche regelaar. Raadpleeg de handleiding RS-
8GDxxx voor meer informatie.
Het apparaat is uitgerust met een hoofdschake-
laar met overbelastingsbeveiliging. De overbe-
lastingsbeveiliging is standaard ingeschakeld.
Wij raden u echter aan deze waarde te controle-
ren vooraleer u het apparaat in gebruik neemt.
U vindt de waarde voor de overbelastingsbevei-
liging terug op het bedradingsschema op het
voorpaneel van het apparaat.
Het apparaat is uitgerust met hoge- en lage-
drukschakelaars, die in geval van activering de
voeding naar de compressor onmiddellijk af-
sluit. De parameters voor hoge- en lagedrukon-
derbrekingen zijn voorgeprogrammeerd in de
controller en zijn aangepast aan de compressor
die in het apparaat is geïnstalleerd.
De unit is uitgerust met een compressor-aandri-
jving voor toerentalregeling. Het is verplicht de
compressor via de aandrijving aan te sluiten zoals
weergegeven op de WD van deze instructie.
Let op de juiste fase-volgorde voor compressor-
rotatie.
De juiste compressor voedingsfasevolgorde
wordt gewaarborgd door de frequentie-omvor-
mer en fabrieksbedrading
aansluitingen van de frequentieomvormer naar
de compressorklemmen worden in het bedra-
dingsschema weergegeven
8 – Het systeem vullen
Start de compressor nooit terwijl deze vacuüm
is. Laat de compressor uitgeschakeld.
Gebruik uitsluitend het koelmiddel waarvoor
het apparaat is bestemd.
Voeg het koudemiddel in vloeibare vorm toe
aan de condensor of het vloeistofreservoir.
Zorg voor een langzame vulling van het sys-
teem tot 4 – 5 bar.
De resterende vulling wordt uitgevoerd tot de
installatie een stabiel nominaal niveau heeft
bereikt tijdens de werking.
De vulling moet de nominale systeemvulling zo
dicht mogelijk benaderen om werking bij lage
druk en extreme oververhitting te voorkomen.
Voor VLZ028-044, is de koelmiddelvulling beperkt
tot 3,6kg. Boven deze limiet; bescherm de com-
pressor tegen terugstromende vloeistof met een
pump down cyclus van niet lager dan
2,3
bar(g)
voor R448A/R449A /
2,3
bar(g) voor R407F /
2,3
bar(g) voor R407A /
2,3
bar(g) voor R404A of een
zuigleiding-accumulator.
Laat de vulcilinder nooit aangesloten op het
circuit.
9 – De elektronische controller instellen
Het apparaat is uitgerust met een elektronische
controller die voorgeprogrammeerd is met pa-
rameters die geschikt zijn voor gebruik met het
apparaat. Raadpleeg de handleiding RS8GDXXX
voor meer informatie.
Het scherm van de elektronische controller toont
standaard de temperatuurwaarde voor de aan-
zuigdruk in °C. Druk op de onderste knop (af-
beelding 2) om de temperatuurwaarde voor de
condensatiedruk weer te geven.
De elektronische regelaar wordt standaard inge-
steld om met koelmiddel R449A te werken. Als een
Instructies
© Danfoss | DCS (CC) | 2018.06 | 35
FRCC.PI.041.A4.10
ander koelmiddel wordt gebruikt, moet de koel-
middelinstelling worden gewijzigd. Parameter r12
moet eerst worden ingesteld op 0 (hoofdschake-
laar software = uit).
Druk gedurende enkele seconden op de boven-
ste knop. De eerste parametercode verschijnt.
Druk op de bovenste of onderste knop om para-
metercode o30 te zoeken.
Druk op de middelste knop tot de waarde voor
deze parameter wordt weergegeven.
Druk op de bovenste of onderste knop om de
nieuwe waarde te selecteren: 17 = R507A, 19
= R404A, 21=R407A, 37=R407F, 40=R448A,
41=R449A.
Druk op de middelste knop om de geselecteerde
waarde te bevestigen.
Ga terug naar parameter r12 en wijzig deze
naar 1.
Wijzig indien nodig ook parameter r23 naar de
gewenste zuigdruk (°C/°F).
Wijzig parameter c33 voor de pump down
waarde overeenkomstig uw behoeften.
10 – Controle voor ingebruikname
Gebruik veiligheidsapparatuur zoals een druk-
schakelaar en een mechanische veiligheidsklep in
overeenstemming met de algemene en plaatselijke
voorschriften en veiligheidsnormen. Zorg ervoor dat
deze apparatuur actief is en correct is ingesteld.
Controleer of de instellingen van hogedrukscha-
kelaars en veiligheidskleppen niet hoger zijn dan de
maximale werkdruk van de systeemonderdelen.
Controleer of alle elektrische verbindingen cor-
rect zijn doorgevoerd en voldoen aan de plaat-
selijke regelgeving.
Bij gebruik van een carterverwarming moet deze
minstens 12 uur voor de eerste opstart ingescha-
keld worden en moet dit opnieuw gebeuren als het
apparaat lang niet werd gebruikt om vloeibaar koel-
middel uit de compressor te laten verdampen. Ver-
wijder de DI1 plug uit de regelaar om te voorkomen
dat de compressor start en zet de hoofdschakelaar
AAN gedurende deze periode.
Het apparaat is uitgerust met een hoofdschake-
laar met overbelastingsbeveiliging. De overbe-
lastingsbeveiliging is standaard ingeschakeld. Wij
raden u echter aan deze waarde te controleren
vooraleer u het apparaat in gebruik neemt. U
vindt de waarde voor de overbelastingsbevei-
liging terug op het bekabelingsschema op het
voorpaneel van het apparaat.
11 – Opstarten
Start het apparaat nooit wanneer er geen koel-
middel is gevuld.
Alle kleppen moeten in de open positie staan.
Zorg ervoor dat het apparaat en de voeding op
elkaar afgestemd zijn.
Controleert of de carterverwarming werkt.
Controleer of de ventilator ongehinderd kan
draaien.
Breng de HP/LP-druk in evenwicht.
Bij het aanzetten van het apparaat moet deze
meteen starten. Als de compressor niet start,
controleer dan de bedrading en de spanning
op de aansluitingen.
Een omgekeerde draairichting van de driefasige
compressor wordt gedetecteerd door de regelaar
aan de hand van de volgende kenmerken; de com-
pressor bouwt geen druk op, maakt abnormaal
veel geluid en verbruikt abnormaal weinig energie.
Schakel in dat geval het apparaat onmiddellijk uit
en sluit de fases aan op de correcte aansluitingen.
Als de draairichting correct is, geeft de lagedru-
kaanduiding op de controller (of de lagedruk-
meter) een afnemende druk weer en geeft de
hogedrukaanduiding (of de hogedrukmeter) een
toenemende druk weer.
12 – Controleren met het apparaat ingeschakeld
Controleer de draairichting van de ventilator.
De lucht moet via de condensor naar de venti-
lator stromen.
Controleer het stroomverbruik en voltage.
Controleer op oververhitting van de afzuiging
om het risico op vloeistofslag te verminderen.
De optimale oververhitting in de zuigleiding
van de compressor is ongeveer 6K. De maxi-
maal toegestane oververhitting is 30K.
Bekijk het het oliepeil bij het opstarten en tijdens
bedrijf om te verifiëren of het oliepeil zichtbaar
blijft. Overmatige schuimvorming in het oliekijk-
glas is een aanwijzing voor koelmiddel in het carter.
Houd het oliepeil via het kijkglas gedurende 1
uur in de gaten om zeker te zijn van een goede
olieretour naar de compressor. Deze oliecontrole
moet over het gehele snelheidsbereik worden
uitgevoerd om te zorgen voor:
- een goede olieretour bij lage snelheden met
een minimale snelheid van het gas;
- een goed oliebeheer bij hoge snelheden met
een maximale oliedoorvoer.
Respecteer de werkingslimieten.
Controleer alle buizen op abnormale trillingen.
Bewegingen van meer dan 1,5 mm moeten
worden gecorrigeerd, bijvoorbeeld met lei-
dingbeugels.
Voeg indien nodig extra koelmiddel toe in vloei-
bare toestand aan de lagedrukzijde, zo ver moge-
lijk van de compressor verwijderd. De compres-
sor moet draaien tijdens dit proces.
Overlaad het systeem niet.
Laat nooit koelmiddel ontsnappen in de atmos-
feer.
Voer een algemene inspectie uit van de installa-
tie voordat u de locatie verlaat en controleer op
netheid, lawaai en lekken.
Noteer het type en de hoeveelheid koelmiddel
en ook de werkomstandigheden als referentie
voor toekomstige inspecties.
Compressor bouwt geen druk op: Controleer alle
omloopventielen in het systeem om na te gaan of ze
niet geopend zijn. Controleer ook of alle magneet-
ventielen zich in de juiste positie bevinden.
Abnormaal geluid tijdens werking: Controleer
of er geen vloeistof terugstroomt naar de com-
pressor door de temperatuur te meten van het
zuiggas en in het compressorcarter. De carter-
temperatuur moet minimaal 6 K hoger zijn dan
de verzadigde aanzuigtemperatuur bij statio-
naire bedrijfscondities.
De hogedrukschakelaar slaat aan: Controleer
de werking van de condensor (netheid van de
condensor, werking van de ventilator, waters-
troom en waterdrukventiel, waterfilter, enz.).
Als alles in orde is, kan het probleem te wijten
zijn aan een overvulling van koelmiddel of de
aanwezigheid van een niet-condenseerbaar
middel (bv. lucht, vocht) in het circuit.
De lagedrukschakelaar slaat aan: Controleer
de werking van de verdamper (netheid van de
spoel, werking van de ventilator, waterstroom,
waterfilter, enz.), dalingen in het debiet van het
vloeibare koelmiddel en de druk (magneetven-
tiel, filterdroger, expansieventiel, enz.), hoe-
veelheid koelmiddel.
Weinig koelmiddel: De correcte hoeveelheid
koelmiddel wordt aangegeven in het kijk-
glas, de condensor delta T in verhouding met
de koelmiddeldruktabellen (druk-tempera-
tuur), de oververhitting en onderkoeling, enz.
(raadpleeg hoofdstuk 8 als bijvullen nodig lijkt).
13 – Noodwerking zonder controller
Bij een storing van de controller, kunt u de koel-
groep blijven gebruiken als u de standaard bedra-
ding (WD1) wordt gewijzigd naar een tijdelijke be-
drading (WD5), zoals hieronder beschreven.
Deze aanpassing mag alleen door bevoegde
elektriciens worden uitgevoerd. Houd rekening
met de geldende wetgeving.
Koppel de voeding van de koelgroep los (zet
de hoofdschakelaar van de hardware uit).
Contact met de kamerthermostaat moet mo-
gelijk zijn om over te schakelen naar 250 Vac.
Verwijder draad 22 (veiligheidsingang DI3) en
draad 6 (ventilatorvoeding) en verbind deze.
Een ventilatordrukschakelaar (bijv. KP5) of een
ventilatorsnelheidsregelaar (bijv. XGE) kan se-
rieel worden aangesloten op kabel 6.
Verwijder draad 10 (aandrijving start) en draad
24 (ruimtethermostaat) en verbind deze met
elkaar.
Verwijder draad 11 (aandrijving start) en draad
25 (ruimtethermostaat) en verbind deze met
elkaar.
Verwijder draad 53 en 55 van de frequen-
tieomvormerklemmen en sluit een 10kOhm
potentiometer als volgt aan:
draad 1 naar klem 55
draad 2 naar klem 53
draad 3 naar klem 50
Draai de knop van de potentiometer naar de
middenstand, hetgeen overeenkomt met een
compressortoerental van bij benadering 50 tps
Koppel kabel 14 los (carterverwarming) en
verbind hem met de compressorschakelaar op
aansluiting 22.
Koppel kabel 12 los (voeding van de carterver-
warming), verleng deze kabel door middel van
een aansluitbrug van 250 V AC, 1,0 mm² en een
bruine kabel van 1,0 mm² en verbind hem met
de compressorschakelaar op aansluiting 21
Verwijder het grote aansluitingsblok van de
controlleraansluitingen 10 tot 19.
Schakel de voeding van de koelgroep in (zet de
hoofdschakelaar van de hardware aan).
Stel de potentiometer in om het gewenste
toerental te verkrijgen.
Vervang de regelaar zo snel mogelijk.
14 – Onderhoud
Schakel de unit altijd uit met de hoofdschake-
laar en wacht 4 minuten (condensator ontlaad-
tijd) voordat u de ventilatordeur(en) opent om
elektrische schokken te voorkomen.
Zelfs wanneer de hoofdschakelaar UIT is, staat
er spanning op de ingaande klemmen van de
hoofdschakelaar en hier moet rekening mee ge-
houden worden tijdens onderhoud en service.
De interne druk en oppervlaktetemperatuur
zijn gevaarlijk en kunnen permanente letsels ver-
oorzaken. Onderhoudstechnici en installateurs
moeten over de juiste vaardigheden en het juiste
materiaal beschikken. De leidingtemperatuur kan
meer dan 100°C bedragen en ernstige brandwon-
den veroorzaken.
Zorg voor periodieke onderhoudsinspecties
om de betrouwbaarheid van het systeem te ga-
randeren en te voldoen aan de plaatselijke voor-
schriften.
Om systeemgerelateerde problemen te voorko-
men, wordt het volgende periodieke onderhoud
aanbevolen:
Controleren of veiligheidsapparaten werken en
correct zijn ingesteld.
Het systeem controleren op lekken.
Het stroomverbruik van de compressor contro-
leren.
Instructies
36 | © Danfoss | DCS (CC) | 2018.06
FRCC.PI.041.A4.10
Controleren of het systeem werkt op een ma-
nier die vergelijkbaar is met vorige onder-
houdsverslagen en de omgevingsomstandig-
heden.
Controleren of alle elektrische aansluitingen
goed zijn bevestigd.
Het apparaat schoon houden en controleren
of er geen roest en oxidatie aanwezig is op de
onderdelen van het apparaat, de buizen en de
elektrische verbindingen.
De condensor moet minstens één keer per jaar
gecontroleerd worden op verstoppingen en moet
indien nodig gereinigd worden. U krijgt toegang
tot de binnenkant van de condensor door de ven-
tilatordeur te openen. De warmtewisselaars met
microkanalen raken eerder aan de buitenzijde
bestoft, waardoor deze gemakkelijker te reinigen
zijn dan warmtewisselaars met vinnen.
Schakel de koelgroep uit met de hoofdschake-
laar voordat u de ventilatordeur opent.
Verwijder stof, bladeren en ander vuil met een
stofzuiger waaraan een borstel of een andere
zacht opzetstuk bevestigd is. U kunt ook langs
de binnenzijde perslucht door de spoelen bla-
zen en deze schoonvegen met een zachte bor-
stel. Gebruik hiervoor geen draadborstel. Zorg
ervoor dat u niet tegen de spoel stoot met de
buis van de stofzuiger of de mond van de lucht-
blazer.
Als het koelsysteem geopend werd, moet het wor-
den gespoeld met droge lucht of stikstof om vocht
te verwijderen, en moet er een nieuwe filterdroger
worden geïnstalleerd. Als het koelmiddel afgelaten
moet worden, dient dit te gebeuren zodat er geen
koelmiddel kan ontsnappen.
15 - Waarborg
Vermeld altijd het modelnummer en serienummer
bij het indienen van een claim over dit product.
De productwaarborg kan in de volgende gevallen
vervallen:
Afwezigheid van het naamplaatje
Externe wijzingen; in het bijzonder, boren, las-
sen, gebroken steunvoet en schokmarkeringen
Compressor werd geopend of onverzegeld te-
ruggestuurd
Roest, water of lekdetectiekleurstof in de com-
pressor
Gebruik van een koelmiddel of smeermiddel
dat niet door Danfoss is goedgekeurd.
Afwijkingen van de aanbevolen installatie-, be-
dienings- of onderhoudsinstructies
Gebruik voor mobiele toepassingen
Gebruik in een omgeving met een explosieve
atmosfeer
Geen modelnummer of serienummer vermeld
op de waarborgclaim
16 – Verwijdering
Danfoss raadt aan koelgroepen en olie te
recycleren in en door een erkend bedrijf.
A1 : RFI-filter (Compressor)
A2 : Frequentieomvormer
A3 : RFI-filter (regelingen)
A4 : Optyma
Plus-regelaar
B1 : Druktransmitter condensordruk
B2 : Druktransmitter zuigdruk
B3 : Hogedrukpressostaat
B4 : Lagedrukschakelaar
B5* : Ventilatortoerenregelaar / druk-
schakelaar
C1 : Bedrijfscondensator (ventilator)
F1 : Zekering (stuurstroomcircuit)
K1 : Contactor
M1 : Compressor
M2 : Ventilatormotor
Q1 : Hoofdschakelaar
R1 : Omgevingstemp. Voeler
R2 : Perstemp. Voeler
R3 : Zuigtemp. Voeler
R4,R5 : Hulptemp. sensor (optioneel)
R6 : Carterverwarming
R7 : Olieafscheider verwarming
S1 : Ruimtethermostaat (optioneel)
X1 : Aansluiting
Supply : Voeding
Fan :Ventilator
Alarm: Alarm
Comp. : Compressor
CCH : Carterverwarming
Aux : Auxiliary (hulp)
(WD1) - OP-MPLM028-035-044, OP-MPPM028-035-044
Instructies
© Danfoss | DCS (CC) | 2018.06 | 37
FRCC.PI.041.A4.10
(WD2) - OP-MPLM028-035-044, OP-MPPM028-035-044 - Noodbedrading
A1 : RFI-filter (Compressor)
A2 : Frequentieomvormer
A3 : RFI-filter (regelingen)
A4 : Optyma
Plus-regelaar
B1 : Druktransmitter condensordruk
B2 : Druktransmitter zuigdruk
B3 : Hogedrukpressostaat
B4 : Lagedrukschakelaar
B5* : Ventilatortoerenregelaar / druk-
schakelaar
C1 : Bedrijfscondensator (ventilator)
F1 : Zekering (stuurstroomcircuit)
K1 : Contactor
M1 : Compressor
M2 : Ventilatormotor
Q1 : Hoofdschakelaar
R1 : Omgevingstemp. Voeler
R2 : Perstemp. Voeler
R3 : Zuigtemp. Voeler
R4,R5 : Hulptemp. sensor (optioneel)
R6 : Carterverwarming
R7 : Olieafscheider verwarming
R8 : Compressorsnelheid potentio-
meter
S1 : Ruimtethermostaat (optioneel)
X1 : Klem
Supply : Voeding
Fan : Ventilator
Alarm : Alarm
Comp. : Compressor
CCH : Carterverwarming
Aux : Auxiliary (hulp)
/