Genius SPRINT11SW Handleiding

Categorie
Poortopener
Type
Handleiding
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 56
CE VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
Fabrikant: GENIUS S.p.A.
Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE
Verklaart dat: De elektronische apparatuur mod. SPRINT 11 SW
in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen:
2006/95/EG Laagspanningsrichtijn.
2004/108/EG richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit.
Aanvullende opmerking:
Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten).
Grassobbio, October 22, 2009
De Algemeen Directeur
D. Gianantoni
Opmerkingen voor het lezen van de instructies
Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product.
Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische systeem in
goede staat te houden.
Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product.
INHOUDSOPGAVE
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.57
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.57
2.1. ZEKERINGEN pag.57
Wacht minstens 5 minuten en schakel de spanning weer in. 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.57
4. LAY-OUT KAART pag.58
5. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.58
5.1. CONNECTOR JP1 pag.58
5.2. KLEMMENBORD CN1 pag.59
5.3. KLEMMENBORD CN2 pag.59
5.4. KLEMMENBORD CN4 pag.60
5.5. BATTERIJEN-KIT pag.60
6. ONTVANGERKAART INVOEREN pag.60
7. BEDRIJFSPARAMETERS pag.61
8. WERKING VIRTUELE ENCODER pag.61
9. REGELING KRACHT MOTOR pag.62
10. PROGRAMMERING pag.62
11. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING pag.63
11.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen 868 MHz pag.63
11.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen 433 MHz pag.63
11.3. Wissen van de radiocodes pag.64
12. CONTROLELEDS pag.64
13. PLAATSEN VAN MAGNETEN EINDSCHAKELAARS pag.64
14. BEDRIJFSLOGICA’S pag.65
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 57
1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN
Wij danken u dat u ons product hebt gekozen. Genius weet zeker dat het product u alle prestaties zal leveren die u nodig heeft.
Al onze producten zijn het resultaat van jarenlange ervaringen op het gebied van automatische systemen, en bovendien
maken wij deel uit van de groep die marktleider op wereldniveau is.
De besturingseenheid Sprint 11 SW is ontworpen en vervaardigd om aandrijvingen te bedienen voor schuifpoorten die gevoed
zijn met een spanning van 230Vac of 115Vac automatische herkenning van de netspanning en –frequentie. Het gaat dus om
één enkele kaart die onafhankelijk van de ingangsspanning is. Door het vernieuwde schakelnet zal de kaart geen invloeden
ondergaan van een eventuele verandering van de netspanning en wordt de waarde van de uitgangen zowel bij de motor
als bij de accessoires constant gehouden.
Doordat de voornaamste functies op zeer eenvoudige wijze kunnen worden geprogrammeerd, kan de installatie sneller worden
uitgevoerd, terwijl een serie ingebouwde leds voor een onmiddellijke diagnostiek zorgt van de staat van de veiligheidsinrichtingen,
de eindschakelaars, de STOP-ingang, de radio-ingangen OPEN A en OPEN B en van de aanwezigheid van de netspanning.
Doordat de motor continu wordt gecontroleerd (virtuele encoder) en de kracht van de motor kan worden ingesteld, kan de
besturingseenheid Sprint 11 SW, als deze op correcte wijze is geïnstalleerd en ingesteld, het aantal benodigde accessoires
verlagen dat nodig is om een conform de geldende veiligheidsvoorschriften installatie te verkrijgen.
2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Voedingsspanning en -frequentie 230Vac 50Hz / 115Vac 60Hz
Opgenomen vermogen 3 W
Max. aanloopvermogen 120 W
Max. belasting accessoires 500 mA
Omgevingstemperatuur -20°C — +55°C
Veiligheidszekeringen 4 (waarvan 3 zelfherstellend)
Bedrijfslogica’s
Automatisch / Automatisch “stap voor stap” /
Halfautomatisch /Halfautomatisch “stap voor stap”
Maximale openings-/sluitingstijd 120 seconden
Pauzetijd
Zelflerend tijdens de Programmeerfase
(maximaal 4 minuten)
Kracht motor Regelbaar via Trimmer
Ingangen op klemmenbord
Netvoeding / Eindschakelaar voor openen /
Eindschakelaar voor sluiten / STOP / Veiligheidsinrichtingen
/ OPEN A / OPEN B /Batterijen
Snelconnector Batterijenlader / Radio-ontvanger
Uitgangen op klemmenbord
Voeding motor / Voeding accessoires /
Waarschuwingslamp /
Afmetingen kaart 144 x 116 mm
2.1. ZEKERINGEN
In de centrale zitten 4 zekeringen ter bescherming van de voeding en de verschillende accessoires die op de kaart zijn aan-
gesloten:
Zekering Bescherming Zekering Bescherming
F1=T3.15A 250V 5x20 Netvoeding RW2= 700mA ZelfherstellendZelfherstellend Stroomkring batterijlader
RW1= 700mA Zelfherstellend Uitgang waarschuwingslamp RW3= 500mA ZelfherstellendZelfherstellend Voeding accessoires
Anders dan bij vervangbare zekeringen, waar het element kapot is, zorgt de hoge veiligheidsgraad van de zelfherstellende
zekeringen ervoor dat als een contact open gaat, de kaart wordt beschermd tegen eventuele overbelasting of kortsluiting.
Het ingrijpen van zelfherstellende zekeringen is alleen waarneembaar doordat de door de zekeringen beschermde accessoires
niet werken. Handel als volgt om te controleren of de zekering eventueel heeft ingegrepen:
Schakel de spanning naar de kaart uit.
Controleer of de niet werkende accessoires goed zijn aangesloten, en kijk met name of er geen kortsluiting is.
Controleer in de instructies wat de maximale toegestane belasting is.
Wacht minstens 5 minuten en schakel de spanning weer in. 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN
Het is belangrijk voor de veiligheid van personen, dat alle waarschuwingen en instructies in dit boekje in acht worden
genomen. Een foutieve installatie of foutief gebruik van het product kan ernstig persoonlijk letsel veroorzaken.
Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
Controleer of er stroomopwaarts van de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals voorgeschreven
door de geldende veiligheidsvoorschriften.
Installeer een alpolige magnetothermische schakelaar op het voedingsnet.
Controleer of er een geschikte aardingsinstallatie aanwezig is.
Gebruik geschikte harde en/of flexibele buizen bij het aanleggen van de kabels.
Houd de voedingskabels 230/115 Vac altijd gescheiden van de laagspanningskabels en gebruik daarbij verschillende
beschermingsmantels om iedere interferentie te vermijden.
1.
2.
3.
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 58
4. LAY-OUT KAART
Pos. Beschrijving Pos Beschrijving
CN1 Klemmenbord ingangen OPB
Drukknop opslag in geheugen radio-ingang
OPEN B
CN2 Klemmenbord uitgangen en batterijen RESET RESETknop
CN3 Klemmenbord voeding PROG Programmeerknop
JP1 Snelaansluiting voor eindschakelaar OPA Led status radio-ingang OPEN A
JP2 Snelaansluiting voor ontvangstmodule OPB Led status radio-ingang OPEN B
JP3
Snelaansluiting voor batterijen-kit in het ap-
paraat
FSW Led status FSW-ingang
DP Dipschakelaar voor programmering STOP Led status STOP-ingang
POWER
Trimmer voor instellen kracht motor/gevoeligheid
obstakeldetectie
FCA Led status FCA-ingang
F1
Veiligheidszekering voedingscircuit T3.15 A 250V
5x20
FCC Led status FCC-ingang
OPA
Drukknop opslag in geheugen radio-ingang
OPEN A
5. AANSLUITINGEN EN WERKING
5.1. CONNECTOR JP1
De connector “JP1” is bestemd voor de aansluiting van de sensor voor de eindschakelaar voor het openen en sluiten.
De connector kan slechts op een manier worden aangesloten, forceer hem niet.
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 59
5.2. KLEMMENBORD CN1
5.2.1. Open B
Klemmen OPB & COM”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige
impulsgever aan (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, het
commando moet geven voor gedeeltelijke opening van de poort.
De volledige opening heeft altijd voorrang op de gedeeltelijke opening van de
poort.
De gedeeltelijke opening van de poort komt overeen met ongeveer 50% van de
bij het programmeren opgeslagen openingswijdte.
Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten..
5.2.2. Open A
Klemmen OPA & COM”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige
impulsgever aan (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten,
het commando moet geven voor een totale opening van de poort. De werking van deze
ingang wordt bepaald door dipschakelaar 5 (zie paragraaf 7).
Meerdere impulsgevers die op deze ingang zijn aangesloten, moeten parallel worden
aangesloten.
5.2.3. FSW-FOtOcellen
Klemmen FSW & COM”. Normaal gesloten contact. Op deze contacten moeten de
eventuele veiligheidsvoorzieningen (bijv. fotocellen) worden aangesloten. Deze kunnen
actief zijn tijdens de sluitingsmanoeuvre van de poort of tijdens zowel de sluitings- als de
openingsmanoeuvre, afhankelijk van de instelling van dipschakelaar 4 (zie paragraaf 7). De
werking van de veiligheidsinrichtingen is beschreven in de tabellen van de bedrijfslogica’s in
paragraaf 13. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “FSW”.
Meerdere veiligheidsvoorzieningen moeten in serie worden aangesloten.
Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moeten de twee klemmen
worden verbonden (overbrugging).
5.2.4. StOp
Klemmen STOP & COM”. Normaal gesloten contact. Op deze twee klemmen moet een
willekeurige impulsgever (bijv. drukknop, sleutelschakelaar, enz.) worden aangesloten die,
door het contact te openen, het commando moet geven de poort onmiddellijk stil te zetten door iedere automatische functie
te deactiveren; alleen na een daarop volgende OPEN-impuls zal de poort de normale geprogrammeerde cyclus hervatten.
De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “STOP”.
Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten.
Als er geen STOP-inrichtingen worden gebruikt, moeten deze twee klemmen worden verbonden (overbrugging).
5.3. KLEMMENBORD CN2
5.3.1. VOeding mOtOr
Klemmen OP & CL”. Sluit op deze klemmen de voedingskabel van de motor
aan.
5.3.2. WAArScHuWingSlAmp
Klemmen LAMP & COM -”. Op deze klemmen moet de waarschuwingslamp
met voeding 24Vdc worden aangesloten. Tijdens de programmeerfase blijft
de waarschuwingslamp constant branden en gaat pas uit wanneer deze fase
is voltooid.
Gebruik een waarschuwingslamp waarvan de lamp blijft branden, het
knipperen wordt bestuurd door de besturingseenheid.
5.3.3. VOeding AcceSSOireS 24 Vdc
Klemmen 24V+ & COM -”. Gebruik deze klemmen voor de voeding van de
externe accessoires.
De maximale belasting voor deze klemmen bedraagt 500 mA.
De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij de voeding
van de accessoires de polen in acht.
5.3.4. VOeding BAtterijen (niet BijgeleVerd)
Klemmen +BAT & -BAT”. Op deze klemmen kunnen eventuele traditionele bufferbatterijen (optioneel)- loodbatterijen niet boven
4Ah - worden aangesloten. Raadpleeg paragraaf 5.5 voor de werking van de batterijen-kit en het oplaadcircuit.
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 60
5.4. KLEMMENBORD CN4
5.4.1. netVOeding
Klemmen F, PE & N”. Sluit op deze klemmen de voedingskabel van de netlijn
(115/230Vac) aan. De aardingskabel moet op de middelste klem, PE”,
aangesloten worden; deze aansluiting is nodig voor de correcte werking van
de besturingseenheid.
5.5. BATTERIJEN-KIT
Bij deze besturingseenheid kunnen twee verschillende soorten Batterijen-kits aangesloten worden, één in het apparaat en één
op afstand, beide zijn optioneel. Met de batterijen-kit kan het systeem blijven werken als de stroom uitvalt en wordt aan het
hek de nodige autonomie gegeven om enkele manoeuvres uit te voeren.
De twee batterijen-kits mogen absoluut niet samen gebruikt worden: men dient ofwel de batterijen-kit in het apparaat
ofwel de batterijen-kit op afstand te gebruiken..
Batterijen-kit in het apparaat (optioneel)
Deze batterijen-kit moet op de klem JP3worden aangesloten; raadpleeg de instructies van de motorreductor voor de
plaatsing in het apparaat. Zie de volgende paragraaf voor de werking van de batterijen-kit.
Batterijen-kit op afstand (niet bijgeleverd)
Om over meer autonomie te beschikken wanneer de stroom uitvalt, kan men een batterijen-kit op afstand van de
besturingseenheid aansluiten. De batterijen moeten in een behuizing worden geïnstalleerd, die niet is bijgeleverd. De batterijen-kit
op afstand moet op de klemmen +BAT & -BAT” worden aangesloten; er mogen uitsluitend traditionele loodbatterijen gebruikt
worden met een capaciteit die niet hoger dan 4Ah is. De werking van de batterijen-kit wordt in de volgende paragraaf
beschreven.
De behuizing waarin de batterijen op afstand worden geïnstalleerd moet over een opening beschikken, zoals voorzien door
de geldende regelgeving, om te voorkomen dat er zich binnen de behuizing explosiegevaarlijke gassen ophopen.
5.5.1. WerKing VAn de BAtterijen-Kit
Tijdens de normale werking zorgt de besturingseenheid ervoor dat de batterijen opgeladen blijven. Zij treden in werking op
het moment dat de netvoeding wegvalt.
Het aantal manoeuvres dat met het door de bufferbatterijen gevoede systeem kan worden uitgevoerd wordt
beïnvloed door de staat van de batterijen, de structuur van de poort, de tijd die is verstreken vanaf het uitvallen van
de elektriciteit, de op de besturingseenheid aangesloten accessoires, enz..
De voeding van het systeem door middel van bufferbatterijen moet als een noodsituatie worden beschouwd.
Voer de programmering van de besturingseenheid nooit uit wanneer deze alleen door de batterijen wordt gevoed
6. ONTVANGERKAART INVOEREN
De eenheid is uitgerust om er een radio-ontvangstmodule in te zetten (zie prijslijst), die moet worden geïnstalleerd op de speciale
connector “JP2”.
De ontvangstmodule kan op slechts een plaats worden aangesloten, forceer hem
niet.
Om de ontvangstmodule niet onherstelbaar te beschadigen, mag hij alleen geplaatst
en eventueel verwijderd worden na de spanning naar de installatie te hebben
uitgeschakeld.
Om de ontvangstmodule te verwijderen zonder de houder te beschadigen, moet een
lichte druk worden uitgeoefend op de zijden van de houder, op de aangegeven
punten, en moet op hetzelfde moment de module naar buiten worden getrokken.
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 61
7. BEDRIJFSPARAMETERS
Alle programmeerbare functies van de kaart worden gedefinieerd door de dipschakelaars “DP” in te stellen. In de volgende
tabel zijn de verschillende mogelijkheden weergegeven.
Dipschakelaar Beschrijving
Snelheid tijdens vertraging: met deze dipschakelaar wordt de snelheid van de motor tijdens de vertragingsfase geregeld.
Hoge snelheid
Lage snelheid
Lengte van de vertragingsweg: met deze dipschakelaar kan de lengte van de vertragingsweg in twee stappen geregeld
worden.
De vertragingsweg komt overeen met 5% van de in het geheugen opgeslagen opening (aangeraden
voor poorten met een lengte boven de 3 meter).
De vertragingsweg komt overeen met 15% van de in het geheugen opgeslagen opening (aangeraden
voor poorten met een lengte onder de 3 meter).
Automatische sluiting: men kan kiezen of de poort zich weer vanzelf moet sluiten of op een impuls voor sluiting moet wachten.
De pauzetijd wordt tijdens de programmeerfase van de kaart gedefinieerd
Automatische sluiting gedeactiveerd
Automatische sluiting geactiveerd
Ingrijpen veiligheidsinrichtingen:met deze dipschakelaar bepaalt men of de veiligheidsinrichtingen aangesloten op de “FSW”-
ingang alleen actief zijn tijdens het sluiten van de poort of tijdens het sluiten en openen van de poort.
Veiligheidsinrichtingen alleen actief tijdens de sluitingsfase van de poort
Veiligheidsinrichtingen actief tijdens zowel de sluitings- als de openingsfase
Ingang OPENA: met deze dipschakelaar kan men kiezen tussen twee soorten werking van de inrichtingen die op het com-
mando “OPENA” zijn aangesloten.
Iedere impuls van het commando veroorzaakt het omdraaien van de beweging van de poort: Opent/
Sluit/Opent/...
De omkeringen van de beweging van de poort worden onderbroken door STOP-commando’s: Opent/
Stop/Sluit/ Stop/Opent/…
Omkering bij sluiting: door het activeren van deze functie voert de poort, na afloop van de sluitingsfase, een korte omkering
van de beweging uit, zodat de ontgrendelingsvoorziening kan worden ontladen, waardoor de beweging, wanneer dit nodig
is, vereenvoudigd wordt.
Omkering bij sluiting gedeactiveerd
Omkering bij sluiting geactiveerd
Stel de dipschakelaars pas in na de spanning te hebben uitgeschakeld. Als dat niet is gedaan, kan dit ten koste gaan
van de goede werking van de besturingseenheid.
8. WERKING VIRTUELE ENCODER
Dankzij het controlecircuit van de motor (virtuele encoder) kan deze besturingseenheid, indien correct geïnstalleerd en ingesteld,
het aantal accessoires verlagen dat nodig is om een installatie conform de geldende veiligheidsregels te verkrijgen.
De controle van de motor is altijd actief tijdens de beweging van de poort en treedt als volgt in werking:
Poort gaat open
Als tijdens de openingsmanoeuvre de encoder ingrijpt wordt de beweging even omgekeerd en vervolgens gaat de
besturingseenheid op STOP, waardoor eventuele automatische functies worden uitgeschakeld om het obstakel te kunnen
verwijderen. Om de normale in het geheugen opgeslagen cyclus te hervatten moet nadat het obstakel is verwijderd een
OPEN-impuls worden gegeven.
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 62
Poort gaat dicht
Als tijdens de sluitingsmanoeuvre de encoder ingrijpt wordt de beweging even omgekeerd en vervolgens gaat de
besturingseenheid op STOP, waardoor eventuele automatische functies worden uitgeschakeld om het obstakel te kunnen
verwijderen. Om de normale in het geheugen opgeslagen cyclus te hervatten moet nadat het obstakel is verwijderd een
OPEN-impuls worden gegeven.
Als bij de vierde sluitingsmanoeuvre om een willekeurige reden het obstakel niet is verwijderd, wordt de poort stilgezet
zonder omkering. De volgende manoeuvre zal langzaam worden uitgevoerd om de eindschakelaars weer in het
geheugen op te kunnen slaan.
9. REGELING KRACHT MOTOR
Door aan de trimmer “TR1te draaien kan de kracht van de motor worden ingesteld. De instelling van de kracht van de motor
beïnvloedt ook de gevoeligheid voor obstakeldetectie. Om precies te zijn, als de kracht van de motor toeneemt, neemt de
gevoeligheid voor obstakeldetectie af, en andersom, als de kracht van de motor afneemt, neemt de gevoeligheid voor
obstakeldetectie toe.
Als de trimmer tegen de wijzers van de klok in wordt gedraaid neemt de kracht van de motor af, en andersom, als hij met de
wijzers van de klok mee wordt gedraaid, neemt de kracht van de motor toe.
De kracht van de motor moet worden ingesteld op grond van de eigenschappen van de poort (gewicht, wrijving, enz.).
Het is raadzaam de kracht van de motor in te stellen na de spanning van de besturingseenheid te hebben
uitgeschakeld.
10. PROGRAMMERING
Voer de programmering van de besturingseenheid nooit uit wanneer deze alleen door de batterijen wordt gevoed.
Nadat alle noodzakelijke aansluitingen zijn uitgevoerd voor een correcte werking van de aandrijving en de gewenste
bedrijfsparameters d.m.v. de dipschakelaars zijn ingesteld, moet er alvorens het automatisch systeem te gebruiken, een
programmeerprocedure worden uitgevoerd zodat de correcte werkingscyclus kan worden aangeleerd.
Volg de volgende instructies om de programmeerprocedure uit te voeren:
Schakel de spanning naar de installatie uit door op de differentieelschakelaar stroomopwaarts van de installatie te
drukken.
Zet de aandrijving op handbediening, zoals aangegeven in de instructies van de aandrijving, en zet de poort ongeveer
halverwege de hele openingswijdte.
Vergrendel de motorreductor weer en controleer of hij niet met de hand kan worden bewogen.
Schakel de voeding naar het systeem weer in.
Druk op de toets PROG en houd hem ongeveer 1 seconde ingedrukt, totdat de waarschuwingslamp aangaat en blijft
branden.
Stuur een impuls van totale opening met een willekeurige impulsgever die is aangesloten aan de ingang van OPENA.
De eerste manoeuvre die de poort moet uitvoeren is een sluitingsbeweging. Als de poort met een openingsmanoeuvre
begint, moet de beweging van de poort gestopt worden door op de toets RESET te drukken en moeten de twee
voedingsdraden van de motor, aangesloten op de klemmen “OP & CLvan het klemmenbord CN2, omgedraaid
worden.
Zodra de eindschakelaar voor het sluiten is bereikt, begint de poort met de openingsmanoeuvre, totdat de bijbehorende
eindschakelaar bereikt is.
Nadat de eindschakelaar voor het openen is bereikt kunnen zich, afhankelijk van de gekozen logica, de volgende
situaties voordoen:
Bij Handbediende of Handbediende stap voor stap logica: De programmeerfase is voltooid, stuur een OPEN A-impuls
om de programmeerfase te beëindigen en de poort te laten sluiten.
Bij Automatische of Automatische stap voor stap logica: de besturingseenheid begint met het aftellen van de pauzetijd.
Geef, zodra de gewenste tijd is verstreken, een OPEN A-impuls, de programmeerfase is voltooid en de poort begint
de sluitingsfase.
Gedurende de hele programmeerfase wordt de beweging van de poort vertraagd uitgevoerd.
Voor een succesvolle programmeerfase is het raadzaam om tijdens het programmeren de eventuele veiligheidsinrichtingen
(bijv. fotocellen) die op de besturingseenheid zijn aangesloten niet te bezetten.
Indien er geen netspanning is en zonder bufferbatterijen (of indien de batterijen leeg zijn) zal bij het herstel hiervan de
poort zich als volgt gedragen:
Poort dicht: bij de eerste impuls OPEN (OPEN A of OPEN B), voert de poort de openingsfase op langzame wijze uit
(nulstellingscyclus). Zodra de eindschakelaar voor opening bereikt is, is de cyclus voltooid en, afhankelijk van de
gekozen bedrijfslogica, wordt de poort na de pauzetijd weer gesloten of wordt er op een impuls OPEN (OPEN A of
OPEN B) gewacht om de poort te sluiten.
Poort open: bij het herstel van de netspanning, onafhankelijk van de gekozen bedrijfslogica, wordt er bij de eerste
impuls (OPEN A of OPEN B) een nulstellingscyclus uitgevoerd (opening op langzame wijze), maar aangezien de
eindschakelaar is bereikt, zal er geen beweging plaatsvinden en is de nulstelling voltooid. Afhankelijk van de gekozen
bedrijfslogica, wordt de poort na de pauzetijd weer gesloten of moet een impuls (OPEN A of OPEN B) gegeven worden
om de poort te sluiten.
Poort stil in iedere willekeurige stand (afgezien van de twee bovengenoemde gevallen): bij de eerste impuls OPEN
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
a–
b–
1.
2.
3.
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 63
(OPEN A of OPEN B), voert de poort de openingsfase op langzame wijze uit. Zodra de eindschakelaar voor opening
bereikt is, is de nulstellingscyclus voltooid en, afhankelijk van de gekozen bedrijfslogica, wordt de poort na de pauzetijd
weer gesloten of wordt er op een impuls OPEN (OPEN A of OPEN B) gewacht om de poort te sluiten.
Voor de hele duur van de manoeuvre van nulstelling deactiveert de besturingseenheid alle impulsgevers; alleen
de veiligheidsinrichtingen blijven actief. Zodra de nulstellingsfase voltooid is, wordt de normale bedrijfstoestand
hersteld.
11. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING
De besturingseenheid is voorzien van een geïntegreerd decoderingssysteem met twee kanalen. Met dit systeem kan, met behulp
van de ontvangstmodule, zowel het commando OPEN A als het commando OPEN B in het geheugen worden opgeslagen..
Met het decoderingssysteem kunnen zowel radioafstandsbedieningen met de frequentie 868 MHz als die met de frequentie
433 MHz worden opgeslagen.
Er kan slechts één radiocodering per keer worden gebruikt. Om van de ene codering naar de andere over te gaan,
moet de bestaande radiocodering worden gewist (zie paragraaf 11.3), de ontvangstmodule worden vervangen, en
moeten de programmeerfasen worden herhaald.
De ontvangstmodule mag uitsluitend worden geplaatst en eventueel worden verwijderd na de spanning naar de kaart
te hebben uitgeschakeld.
De ontvangstmodule kan op slechts één plaats erin worden gezet. Oriënteer de module correct, zonder hem te
forceren.
11.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen 868 MHz
Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN A en OPEN B.
Druk op de radioafstandsbediening tegelijkertijd de knoppen P1 en P2 in en houd ze ingedrukt (zie instructies
radioafstandsbediening).
Na ongeveer een seconde begint de led van de radioafstandsbediening te knipperen.
Laat beide knoppen los.
Druk op de knop OPA of OPB op de kaart, en houd hem ingedrukt, om respectievelijk het kanaal OPEN A of OPEN B in
het geheugen op te slaan. De bijbehorende led begint te knipperen.
Druk tegelijkertijd op de knop van de radioafstandsbediening waarmee u het gekozen commando wilt combineren.
Controleer of de led bij het commando dat in het geheugen wordt opgeslagen (OPA voor het kanaal OPEN A of OPB
voor het kanaal OPEN B) een paar seconden blijft branden, ter bevestiging dat het commando correct is opgeslagen.
Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer
kort achter elkaar worden ingedrukt.
Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius
bevinden.
Om het andere kanaal in het geheugen op te slaan, moet de hele procedure vanaf punt 1 worden herhaald.
Om verdere afstandsbedieningen toe te voegen, moet de code van de knop van de afstandsbediening die in het geheu-
gen is opgeslagen worden overgezet op de toe te voegen afstandsbedieningen, volgens de volgende procedure:
Druk op de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening de knoppen P1 en P2 tegelijkertijd in (zie instructies
radioafstandsbediening) en houd ze ingedrukt.
De led van de afstandsbediening begint te knipperen.
Laat beide knoppen los.
Houd de twee radioafstandsbedieningen aan de voorkant tegen elkaar.
Druk op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die bij het kanaal hoort dat u wilt overzetten,
en houd hem ingedrukt; de led van de radioafstandsbediening blijft branden.
Druk op de radioafstandsbediening die opgeslagen moet worden op de gewenste knop, en laat hem los als de
afstandsbediening twee keer heeft geknipperd.
Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer
kort achter elkaar worden ingedrukt.
Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius
bevinden.
11.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen 433 MHz
Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN A en OPEN B
Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u wenst op te slaan, OPA voor het kanaal OPEN A of OPB
voor het kanaal OPEN B.
De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen, laat de knop los.
Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het gekozen kanaal wilt combineren.
De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang, waarmee wordt aangegeven dat de
radioafstandsbediening is opgeslagen, om vervolgens weer te gaan knipperen.
In deze fase kunnen verdere radioafstandsbedieningen worden opgeslagen.
Na ongeveer 10 seconden verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende fase.
Herhaal de handelingen vanaf punt 1 om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen of het tweede kanaal op
te slaan.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 64
11.2.1. Op AFStAnd OpSlAAn VAn rAdiOAFStAndSBedieningen 433 mHz
Alleen bij radioafstandsbedieningen 433 is het mogelijk verdere afstandsbedieningen op afstand in het geheugen op te slaan,
d.w.z. zonder op de knoppen van de besturingseenheid te drukken, maar door een eerder opgeslagen radioafstandsbediening
te gebruiken.
Neem een radioafstandsbediening die al op een van de 2 kanalen is opgeslagen.
Ga vlakbij het automatisch systeem staan.
Druk op de knoppen P1 en P2 in en houd ze ongeveer 5 seconden tegelijkertijd ingedrukt (zie instructies
radioafstandsbediening).
Druk binnen 5 seconden op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die u op de nieuwe
radioafstandsbediening wilt overzetten. Hierdoor wordt op de besturingseenheid de zelflerende fase op het geselecteerde
kanaal geactiveerd.
Druk binnen 5 seconden op de nieuwe radioafstandsbediening op de knop die u met het gekozen kanaal wilt
combineren.
Na de nieuwe radioafstandsbediening te hebben opgeslagen, houdt de besturingseenheid de zelflerende modus op
het gekozen kanaal ongeveer 5 seconden actief.
Tijdens deze 5 seconden kunnen verdere radioafstandsbedieningen op de besturingseenheid worden opgeslagen,
eveneens in combinatie met het geactiveerde kanaal.
Als 5 seconden zijn verlopen na het opslaan van de laatste radioafstandsbediening, verlaat de besturingseenheid
automatisch de zelflerende procedure.
Om te controleren of de radioafstandsbediening correct in het geheugen is opgeslagen, moet na het invoeren van de
code 5 seconden worden gewacht.
11.3. Wissen van de radiocodes
Om alle codes van de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening te wissen, moet de volgende procedure worden
gevolgd:
Druk een van de knoppen OPA of OPB in, en houd hem ingedrukt.
De bijbehorende led begint te knipperen.
Na vijf seconden begint de led snel te knipperen.
Na nog eens vijf seconden blijven de beide leds, OPA en OPB, branden.
Laat de knop los.
Deze handeling kan niet ongedaan worden gemaakt, alle radioafstandsbedieningen die met zowel het commando
OPEN A als met het commando OPEN B zijn gecombineerd, worden gewist.
12. CONTROLELEDS
Op de besturingseenheid bevinden zich 6 controleleds die op ieder moment informatie verschaffen over de status van de
veiligheidsinrichtingen, de eindschakelaars en de radioafstandsbedieningen. In de volgende tabel is de betekenis van de
verschillende leds weergegeven.
LED Aan Uit
OPA Radiocommando voor OPEN A actief Radiocommando voor OPEN A niet actief
OPB Radiocommando voor OPEN B actief Radiocommando voor OPEN B niet actief
FSW Veiligheidsvoorzieningen vrij Veiligheidsvoorzieningen bezet
STOP STOP-commando niet actief STOP-commando actief
FCC Eindschakelaar sluiten bezet Eindschakelaar sluiten vrij
FCA Eindschakelaar openen bezet Eindschakelaar openen vrij
De conditie van de leds met gesloten poort in de ruststand is vetgedrukt weergegeven.
13. PLAATSEN VAN MAGNETEN EINDSCHAKELAARS
De motorreductoren voor schuifpoorten gebruiken als eindschakelaar een magnetische sensor in combinatie met twee
magneten die zich op de tandheugel van de poort bevinden. De twee magneten hebben de juiste polariteit en activeren
slechts een contact, dat van de eindschakelaar voor sluiting of dat van de eindschakelaar voor opening. Op de magneet
die het contact van de eindschakelaar voor opening inschakelt is een open slot afgebeeld, op de magneet die het contact
van de eindschakelaar van sluiting inschakelt een gesloten slot. Voor een correcte werking van de besturingseenheid moet de
magneet met het open slot in de buurt van de openingskant van de poort worden geplaatst en, andersom, moet de magneet
met de afbeelding van het gesloten slot zich aan de sluitingskant van de poort bevinden, zie de volgende afbeelding.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
1.
2.
3.
4.
5.
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 65
14. BEDRIJFSLOGICA’S
AUTOMATISCHE LOGICA DIPSCHAKELAAR 3=ON / DIPSCHAKELAAR 5=OFF
STATUS POORT
INGANGEN
OPEN A OPEN B STOP
FOTOCELLEN
DIPSCHAKELAAR 4=OFF DIPSCHAKELAAR 4=ON
GESLOTEN
Opent de poort en sluit weer
na een pauzetijd
Opent de poort gedeeltelijk
en sluit weer na de pauzetijd
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND IN PAUZE
Geen effect, gaat na de
pauzetijd weer dicht
Sluit onmiddellijk weer Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en als
hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 3
seconden weer
Blokkeert de werking en als
hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 3
seconden weer
GAAT DICHT
Keert de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van de
poort om
Blokkeert de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrij komt
GAAT OPEN Geen effect Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en
hervat de werking zodra hij
vrijkomt
AUTOMATISCHE LOGICA STAP VOOR STAP DIPSCHAKELAAR 3=ON / DIPSCHAKELAAR 5=ON
STATUS POORT
INGANGEN
OPEN A OPEN B STOP
FOTOCELLEN
DIPSCHAKELAAR 4=OFF DIPSCHAKELAAR 4=ON
GESLOTEN
Opent de poort en sluit weer
na een pauzetijd
Opent de poort gedeeltelijk
en sluit weer na de pauzetijd
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND IN PAUZE Sluit onmiddellijk weer Sluit onmiddellijk weer Blokkeert de werking
Blokkeert de werking en als
hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 3
seconden weer
Blokkeert de werking en als
hij vrij komt, sluit hij, als de
pauzetijd verstreken is, na 3
seconden weer
GAAT DICHT
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls open
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls open
Blokkeert de werking
Keert de beweging van de
poort om
Blokkeert de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrij komt
GAAT OPEN
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls dicht
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls dicht
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en
hervat de werking zodra hij
vrijkomt
SPRINT 11 SW
NEDERLANDS
Gids voor de installateur
Pagina 66
HANDBEDIENDE LOGICA DIPSCHAKELAAR 3=OFF / DIPSCHAKELAAR 5=OFF
STATUS POORT INGANGEN
OPEN A OPEN B STOP
FOTOCELLEN
DIPSCHAKELAAR 4=OFF DIPSCHAKELAAR 4=ON
GESLOTEN Opent de poort
Gedeeltelijke opening van
de poort
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND Sluit de poort Sluit de poort
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GAAT DICHT
Keert de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking
Keert de beweging van de
poort om
Blokkeert de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrij komt
GAAT OPEN
Keert de beweging van de
poort om
Geen effect Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en
hervat de werking zodra hij
vrijkomt
HANDBEDIENDE LOGICA STAP VOOR STAP DIPSCHAKELAAR 3=OFF / DIPSCHAKELAAR 5=ON
STATUS POORT INGANGEN
OPEN A OPEN B STOP
FOTOCELLEN
DIPSCHAKELAAR 4=OFF DIPSCHAKELAAR 4=ON
GESLOTEN Opent de poort
Gedeeltelijke opening van
de poort
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GEOPEND Sluit de poort Sluit de poort
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
Onderdrukt de
OPEN-commando’s
GAAT DICHT
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls open
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls open
Blokkeert de werking
Keert de beweging van de
poort om
Blokkeert de werking en keert
de beweging om zodra hij
vrij komt
GAAT OPEN
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls dicht
Stopt de beweging van de
poort, gaat bij de volgende
impuls dicht
Blokkeert de werking Geen effect
Blokkeert de werking en
hervat de werking zodra hij
vrijkomt
indicada en el presente manual. Cualquier uso diverso del previsto podría perjudicar
el funcionamiento del producto y/o representar fuente de peligro.
GENIUS declina cualquier responsabilidad derivada de un uso impropio o diverso
del previsto.
No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos infla-
mables constituye un grave peligro para la seguridad.
Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido
en las Normas EN 12604 y EN 12605.
Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas
nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las
Normas arriba indicadas.
GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación
de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran
intervenir en la utilización.
La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN
12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D.
Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar
cualquier intervención en la instalación.
Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar
con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja
usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar.
Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial
con umbral de 0,03 A.
Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las
partes metálicas del cierre.
La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido
por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de interven-
ción según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10.
Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas
de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento,
arrastre, corte.
Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así
como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor,
además de los dispositivos indicados en el “16”.
GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funciona-
miento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no sean
de producción GENIUS.
Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS
No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del
sistema de automación.
El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento
del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de
advertencias que se adjunta al producto.
No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto
durante su funcionamiento.
La aplicación no puede ser utilizada por niños, personas con reducida capacidad
física, mental, sensorial o personas sin experiencia o la necesaria formación.
Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor de
impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involuntariamente.
Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta.
El usuario debe abstenerse de intentar reparar o de intervenir directamente, y
debe dirigirse exclusivamente a personal cualificado GENIUS o a centros de
asistencia GENIUS.
Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe
entenderse como no permitido
DEUTSCH
HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER
ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN
ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung
aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter
Betrieb des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden
führen.
Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen
aufmerksam gelesen werden.
Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von
Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt.
Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen
zu können.
Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen
Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich
angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder
eine Gefahrenquelle darstellen.
Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder
nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab.
Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das
Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes
Sicherheitsrisiko dar.
Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604
und EN 12605 entsprechen.
Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung
eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen
Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten.
Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten Au-
sführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie bei
Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen.
Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen.
Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein.
Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung
und die Batterie abzunehmen.
Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öffnun-
gsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber hinaus
wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer Abschaltung
empfohlen.
Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer
Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist.
Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht augeführt wurde. Die
Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden.
Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den Quetsch-
schutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle erforderlich,
deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10 angegebenen
Vorschriften zu überprüfen.
Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller
Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel Quet-
schungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen.
Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem
Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten
Vorrichtungen einzusetzen.
Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien
Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden,
die nicht im Hause GENIUS hergestellt urden.
Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS ve-
rwendet werden.
Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine Verände-
rungen vorgenommen werden.
Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des
Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das
dem Produkt beigelegt ist, übergeben.
Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren
Nähe der Automation aufhalten.
Die Anwendung darf nicht von Kindern, von Personen mit verminderter körperlicher,
geistiger, sensorieller Fähigkeit oder Personen ohne Erfahrungen oder der erforderli-
chen Ausbildung verwendet werden.
Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Rei-
chweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der
Automation zu vermeiden.
Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig
geöffnetem Tor erfolgen.
Der Benutzer darf direkt keine Versuche für Reparaturen oder Arbeiten vornehmen
und hat sich ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal GENIUS oder an Kunden-
dienstzentren GENIUS zu wenden.
Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung vorge-
sehen sind, sind nicht zulässig
NEDERLANDS
WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig
wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product
kunnen ernstig persoonlijk letsel veroorzaken.
Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van
het product.
De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik
van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar.
Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst.
Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze documen-
tatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zou
het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar kunnen vormen.
GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit
oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem
is bedoeld.
Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid
van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid.
De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepa-
lingen van de normen EN 12604 en EN 12605.
Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken,
behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden
genomen.
GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen
zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor
vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik.
De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en
EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn.
Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding
worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld.
Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige
schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt
geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met
meerpolige onderbreking.
Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is
geplaatst met een limiet van 0,03 A.
Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen
delen van het sluitsysteem op aan.
Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklem-
ming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient
echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden
vermeld onder punt 10.
De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele gevaar-
lijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging, zoals
bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie.
Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken
alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en
sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die ge-
noemd zijn onder punt “16”.
GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de
goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt
wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd.
Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen.
Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automa-
tische systeem.
De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het
systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product
geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen.
De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke,
geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de
benodigde training.
Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van het
product terwijl dit in werking is.
Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik
van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan
worden aangedreven.
Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is.
De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of andere directe
ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd en geautoriseerd
GENIUS-personeel of een erkend GENIUS-servicecentrum.
Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
Le descrizioni e le illustrazioni del presente manuale non sono impegnative. GENIUS si riserva il diritto, lasciando inalterate
le caratteristiche essenziali dell’apparecchiatura, di apportare in qualunque momento e senza impegnarsi ad aggiornare
la presente pubblicazione, le modifiche che essa ritiene convenienti per miglioramenti tecnici o per qualsiasi altra esigenza
di carattere costruttivo o commerciale.
The descriptions and illustrations contained in the present manual are not binding. GENIUS reserves the right, whils leaving
the main features of the equipments unaltered, to undertake any modifications to holds necessary for either technical or
commercial reasons, at any time and without revising the present publication.
Les descriptions et les illustrations du présent manuel sont fournies à titre indicatif. GENIUS se réserve le droit d’apporter à tout
moment les modifications qu’elle jugera utiles sur ce produit tout en conservant les caractéristiques essentielles, sans devoir
pour autant mettre à jour cette publication .
Las descripciones y las ilustraciones de este manual no comportan compromiso alguno. GENIUS se reserva el derecho, dejando
inmutadas las características esenciales de los aparatos, de aportar, en cualquier momento y sin comprometerse a poner al
día la presente publicación, todas las modificaciones que considere oportunas para el perfeccionamiento técnico o para
cualquier otro tipo de exigencia de carácter constructivo o comercial.
Die Beschreibungen und Abbildungen in vorliegendem Handbuch sind unverbindlich. GENIUS behält sich das Recht vor, ohne
die wesentlichen Eigenschaften dieses Gerätes zu verändern und ohne Verbindlichkeiten in Bezung auf die Neufassung der
vorliegenden Anleitungen, technisch bzw, konstruktiv / kommerziell bedingte Verbesserungen vorzunehmen.
De beschrijvingen in deze handleiding zijn niet bindend. GENIUS behoudt zich het recht voor op elk willekeurig moment de
veranderingen aan te brengen die het bedrijf nuttig acht met het oog op technische verbeteringen of alle mogelijke andere
productie- of commerciële eisen, waarbij de fundamentele eigenschappen van het apparaat gehandhaafd blijven, zonder
zich daardoor te verplichten deze publicatie bij te werken.
Timbro rivenditore: / Distributor’s stamp: / Timbre de l’agent: / Sello del revendedor: / Fachhändlerstempel: / Stempel
dealer:
Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - BERGAMO-ITALY
tel. 0039.035.4242511 - fax. 0039.035.4242600
[email protected] - www.geniusg.com
00058I0827 Rev.1

Documenttranscriptie

Pagina 56 SPRINT 11 SW Gids voor de installateur INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN pag.57 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN pag.57 2.1. ZEKERINGEN pag.57 Wacht minstens 5 minuten en schakel de spanning weer in. 3. AANSLUITMOGELIJKHEDEN pag.57 4. LAY-OUT KAART pag.58 5. AANSLUITINGEN EN WERKING pag.58 5.1. CONNECTOR JP1 pag.58 5.2. KLEMMENBORD CN1 pag.59 5.3. KLEMMENBORD CN2 pag.59 5.4. KLEMMENBORD CN4 pag.60 5.5. BATTERIJEN-KIT pag.60 6. ONTVANGERKAART INVOEREN pag.60 7. BEDRIJFSPARAMETERS pag.61 8. WERKING VIRTUELE ENCODER pag.61 9. REGELING KRACHT MOTOR pag.62 10. PROGRAMMERING pag.62 11. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING pag.63 11.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen 868 MHz pag.63 11.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen 433 MHz pag.63 11.3. Wissen van de radiocodes pag.64 12. CONTROLELEDS pag.64 13. PLAATSEN VAN MAGNETEN EINDSCHAKELAARS pag.64 14. BEDRIJFSLOGICA’S pag.65 CE VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Fabrikant: GENIUS S.p.A. Adres: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - Bergamo - ITALIE Verklaart dat: De elektronische apparatuur mod. SPRINT 11 SW • in overeenstemming is met de fundamentele veiligheidseisen van de volgende EEG-richtlijnen: • 2006/95/EG Laagspanningsrichtijn. • 2004/108/EG richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit. NEDERLANDS Aanvullende opmerking: Dit product is getest in een specifieke homogene configuratie (alle door GENIUS S.p.A. vervaardigde producten). Grassobbio, October 22, 2009 De Algemeen Directeur D. Gianantoni Opmerkingen voor het lezen van de instructies Lees deze installatiehandleiding aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. Het symbool is een aanduiding voor belangrijke opmerkingen voor de veiligheid van personen en om het automatische systeem in goede staat te houden. Het symbool vestigt de aandacht op opmerkingen over de eigenschappen of de werking van het product. SPRINT 11 SW Pagina 57 Gids voor de installateur 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN Wij danken u dat u ons product hebt gekozen. Genius weet zeker dat het product u alle prestaties zal leveren die u nodig heeft. Al onze producten zijn het resultaat van jarenlange ervaringen op het gebied van automatische systemen, en bovendien maken wij deel uit van de groep die marktleider op wereldniveau is. De besturingseenheid Sprint 11 SW is ontworpen en vervaardigd om aandrijvingen te bedienen voor schuifpoorten die gevoed zijn met een spanning van 230Vac of 115Vac automatische herkenning van de netspanning en –frequentie. Het gaat dus om één enkele kaart die onafhankelijk van de ingangsspanning is. Door het vernieuwde schakelnet zal de kaart geen invloeden ondergaan van een eventuele verandering van de netspanning en wordt de waarde van de uitgangen zowel bij de motor als bij de accessoires constant gehouden. Doordat de voornaamste functies op zeer eenvoudige wijze kunnen worden geprogrammeerd, kan de installatie sneller worden uitgevoerd, terwijl een serie ingebouwde leds voor een onmiddellijke diagnostiek zorgt van de staat van de veiligheidsinrichtingen, de eindschakelaars, de STOP-ingang, de radio-ingangen OPEN A en OPEN B en van de aanwezigheid van de netspanning. Doordat de motor continu wordt gecontroleerd (virtuele encoder) en de kracht van de motor kan worden ingesteld, kan de besturingseenheid Sprint 11 SW, als deze op correcte wijze is geïnstalleerd en ingesteld, het aantal benodigde accessoires verlagen dat nodig is om een conform de geldende veiligheidsvoorschriften installatie te verkrijgen. 2. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN Voedingsspanning en -frequentie 230Vac 50Hz / 115Vac 60Hz Opgenomen vermogen 3W Max. aanloopvermogen 120 W 500 mA Max. belasting accessoires -20°C — +55°C Omgevingstemperatuur 4 (waarvan 3 zelfherstellend) Veiligheidszekeringen Automatisch / Automatisch “stap voor stap” / Halfautomatisch /Halfautomatisch “stap voor stap” Bedrijfslogica’s 120 seconden Maximale openings-/sluitingstijd Zelflerend tijdens de Programmeerfase (maximaal 4 minuten) Pauzetijd Regelbaar via Trimmer Kracht motor Netvoeding / Eindschakelaar voor openen / Eindschakelaar voor sluiten / STOP / Veiligheidsinrichtingen / OPEN A / OPEN B /Batterijen Ingangen op klemmenbord Batterijenlader / Radio-ontvanger Snelconnector Uitgangen op klemmenbord Voeding motor / Voeding accessoires / Waarschuwingslamp / 144 x 116 mm Afmetingen kaart 2.1. ZEKERINGEN In de centrale zitten 4 zekeringen ter bescherming van de voeding en de verschillende accessoires die op de kaart zijn aangesloten: Zekering F1=T3.15A 250V 5x20 RW1= 700mA Zelfherstellend Bescherming Zekering Netvoeding RW2= 700mA ��������������� Zelfherstellend Uitgang waarschuwingslamp RW3= 500mA ��������������� Zelfherstellend Bescherming Stroomkring batterijlader Voeding accessoires Anders dan bij vervangbare zekeringen, waar het element kapot is, zorgt de hoge veiligheidsgraad van de zelfherstellende zekeringen ervoor dat als een contact open gaat, de kaart wordt beschermd tegen eventuele overbelasting of kortsluiting. Het ingrijpen van zelfherstellende zekeringen is alleen waarneembaar doordat de door de zekeringen beschermde accessoires niet werken. Handel als volgt om te controleren of de zekering eventueel heeft ingegrepen: 1. Schakel de spanning naar de kaart uit. 2. Controleer of de niet werkende accessoires goed zijn aangesloten, en kijk met name of er geen kortsluiting is. 3. Controleer in de instructies wat de maximale toegestane belasting is. AANSLUITMOGELIJKHEDEN Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst. • Controleer of er stroomopwaarts van de installatie een geschikte differentieelschakelaar aanwezig is, zoals voorgeschreven door de geldende veiligheidsvoorschriften. • Installeer een alpolige magnetothermische schakelaar op het voedingsnet. • Controleer of er een geschikte aardingsinstallatie aanwezig is. • Gebruik geschikte harde en/of flexibele buizen bij het aanleggen van de kabels. • Houd de voedingskabels 230/115 Vac altijd gescheiden van de laagspanningskabels en gebruik daarbij verschillende beschermingsmantels om iedere interferentie te vermijden. NEDERLANDS Wacht minstens 5 minuten en schakel de spanning weer in. 3. Het is belangrijk voor de veiligheid van personen, dat alle waarschuwingen en instructies in dit boekje in acht worden genomen. Een foutieve installatie of foutief gebruik van het product kan ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. Pagina 58 SPRINT 11 SW Gids voor de installateur 4. LAY-OUT KAART Pos. CN1 Beschrijving Pos Klemmenbord ingangen Klemmenbord uitgangen en batterijen Klemmenbord voeding Snelaansluiting voor eindschakelaar Snelaansluiting voor ontvangstmodule Snelaansluiting voor batterijen-kit in het apJP3 paraat DP Dipschakelaar voor programmering Trimmer voor instellen kracht motor/gevoeligheid POWER obstakeldetectie Veiligheidszekering voedingscircuit T3.15 A 250V F1 5x20 Drukknop opslag in geheugen radio-ingang OPA OPEN A CN2 CN3 JP1 JP2 Beschrijving Drukknop opslag in geheugen radio-ingang OPEN B RESET RESETknop PROG Programmeerknop OPA Led status radio-ingang OPEN A OPB Led status radio-ingang OPEN B OPB FSW Led status FSW-ingang STOP Led status STOP-ingang FCA Led status FCA-ingang FCC Led status FCC-ingang NEDERLANDS 5. AANSLUITINGEN EN WERKING 5.1. CONNECTOR JP1 De connector “JP1” is bestemd voor de aansluiting van de sensor voor de eindschakelaar voor het openen en sluiten. De connector kan slechts op een manier worden aangesloten, forceer hem niet. SPRINT 11 SW Pagina 59 Gids voor de installateur 5.2. KLEMMENBORD CN1 5.2.1. Open B Klemmen “OPB & COM”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor gedeeltelijke opening van de poort. De volledige opening heeft altijd voorrang op de gedeeltelijke opening van de poort. De gedeeltelijke opening van de poort komt overeen met ongeveer 50% van de bij het programmeren opgeslagen openingswijdte. Meerdere impulsgevers moeten parallel worden aangesloten.. 5.2.2. Open A Klemmen “OPA & COM”. Normaal open contact. Sluit op deze klemmen een willekeurige impulsgever aan (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor een totale opening van de poort. De werking van deze ingang wordt bepaald door dipschakelaar 5 (zie paragraaf 7). Meerdere impulsgevers die op deze ingang zijn aangesloten, moeten parallel worden aangesloten. 5.2.3. FSW-fotocellen Klemmen “FSW & COM”. Normaal gesloten contact. Op deze contacten moeten de eventuele veiligheidsvoorzieningen (bijv. fotocellen) worden aangesloten. Deze kunnen actief zijn tijdens de sluitingsmanoeuvre van de poort of tijdens zowel de sluitings- als de openingsmanoeuvre, afhankelijk van de instelling van dipschakelaar 4 (zie paragraaf 7). De werking van de veiligheidsinrichtingen is beschreven in de tabellen van de bedrijfslogica’s in paragraaf 13. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “FSW”. Meerdere veiligheidsvoorzieningen moeten in serie worden aangesloten. Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden gebruikt, moeten de twee klemmen worden verbonden (overbrugging). 5.2.4. Stop Klemmen “STOP & COM”. Normaal gesloten contact. Op deze twee klemmen moet een willekeurige impulsgever (bijv. drukknop, sleutelschakelaar, enz.) worden aangesloten die, door het contact te openen, het commando moet geven de poort onmiddellijk stil te zetten door iedere automatische functie te deactiveren; alleen na een daarop volgende OPEN-impuls zal de poort de normale geprogrammeerde cyclus hervatten. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led “STOP”. Meerdere impulsgevers moeten in serie worden aangesloten. Als er geen STOP-inrichtingen worden gebruikt, moeten deze twee klemmen worden verbonden (overbrugging). 5.3. KLEMMENBORD CN2 5.3.1. Voeding motor Klemmen “OP & CL”. Sluit op deze klemmen de voedingskabel van de motor aan. 5.3.2. Waarschuwingslamp Klemmen “LAMP & COM -”. Op deze klemmen moet de waarschuwingslamp met voeding 24Vdc worden aangesloten. Tijdens de programmeerfase blijft de waarschuwingslamp constant branden en gaat pas uit wanneer deze fase is voltooid. Gebruik een waarschuwingslamp waarvan de lamp blijft branden, het knipperen wordt bestuurd door de besturingseenheid. De maximale belasting voor deze klemmen bedraagt 500 mA. De uitgang van deze klemmen heeft gelijkstroom, neem bij de voeding van de accessoires de polen in acht. 5.3.4. Voeding batterijen (Niet bijgeleverd) Klemmen “+BAT & -BAT”. Op deze klemmen kunnen eventuele traditionele bufferbatterijen (optioneel)- loodbatterijen niet boven 4Ah - worden aangesloten. Raadpleeg paragraaf 5.5 voor de werking van de batterijen-kit en het oplaadcircuit. NEDERLANDS 5.3.3. Voeding accessoires 24 Vdc Klemmen “24V+ & COM -”. Gebruik deze klemmen voor de voeding van de externe accessoires. Pagina 60 SPRINT 11 SW Gids voor de installateur 5.4. KLEMMENBORD CN4 5.4.1. Netvoeding Klemmen “F, PE & N”. Sluit op deze klemmen de voedingskabel van de netlijn (115/230Vac) aan. De aardingskabel moet op de middelste klem, “PE”, aangesloten worden; deze aansluiting is nodig voor de correcte werking van de besturingseenheid. 5.5. BATTERIJEN-KIT Bij deze besturingseenheid kunnen twee verschillende soorten Batterijen-kits aangesloten worden, één in het apparaat en één op afstand, beide zijn optioneel. Met de batterijen-kit kan het systeem blijven werken als de stroom uitvalt en wordt aan het hek de nodige autonomie gegeven om enkele manoeuvres uit te voeren. De twee batterijen-kits mogen absoluut niet samen gebruikt worden: men dient ofwel de batterijen-kit in het apparaat ofwel de batterijen-kit op afstand te gebruiken.. Batterijen-kit in het apparaat (optioneel) Deze batterijen-kit moet op de klem ”JP3” worden aangesloten; raadpleeg de instructies van de motorreductor voor de plaatsing in het apparaat. Zie de volgende paragraaf voor de werking van de batterijen-kit. Batterijen-kit op afstand (niet bijgeleverd) Om over meer autonomie te beschikken wanneer de stroom uitvalt, kan men een batterijen-kit op afstand van de besturingseenheid aansluiten. De batterijen moeten in een behuizing worden geïnstalleerd, die niet is bijgeleverd. De batterijen-kit op afstand moet op de klemmen “+BAT & -BAT” worden aangesloten; er mogen uitsluitend traditionele loodbatterijen gebruikt worden met een capaciteit die niet hoger dan 4Ah is. De werking van de batterijen-kit wordt in de volgende paragraaf beschreven. De behuizing waarin de batterijen op afstand worden geïnstalleerd moet over een opening beschikken, zoals voorzien door de geldende regelgeving, om te voorkomen dat er zich binnen de behuizing explosiegevaarlijke gassen ophopen. 5.5.1. Werking van de Batterijen-kit Tijdens de normale werking zorgt de besturingseenheid ervoor dat de batterijen opgeladen blijven. Zij treden in werking op het moment dat de netvoeding wegvalt. Het aantal manoeuvres dat met het door de bufferbatterijen gevoede systeem kan worden uitgevoerd wordt beïnvloed door de staat van de batterijen, de structuur van de poort, de tijd die is verstreken vanaf het uitvallen van de elektriciteit, de op de besturingseenheid aangesloten accessoires, enz.. De voeding van het systeem door middel van bufferbatterijen moet als een noodsituatie worden beschouwd. Voer de programmering van de besturingseenheid nooit uit wanneer deze alleen door de batterijen wordt gevoed 6. ONTVANGERKAART INVOEREN De eenheid is uitgerust om er een radio-ontvangstmodule in te zetten (zie prijslijst), die moet worden geïnstalleerd op de speciale connector “JP2”. NEDERLANDS De ontvangstmodule kan op slechts een plaats worden aangesloten, forceer hem niet. Om de ontvangstmodule niet onherstelbaar te beschadigen, mag hij alleen geplaatst en eventueel verwijderd worden na de spanning naar de installatie te hebben uitgeschakeld. Om de ontvangstmodule te verwijderen zonder de houder te beschadigen, moet een lichte druk worden uitgeoefend op de zijden van de houder, op de aangegeven punten, en moet op hetzelfde moment de module naar buiten worden getrokken. SPRINT 11 SW Pagina 61 Gids voor de installateur 7. BEDRIJFSPARAMETERS Alle programmeerbare functies van de kaart worden gedefinieerd door de dipschakelaars “DP” in te stellen. In de volgende tabel zijn de verschillende mogelijkheden weergegeven. Dipschakelaar Beschrijving Snelheid tijdens vertraging: met deze dipschakelaar wordt de snelheid van de motor tijdens de vertragingsfase geregeld. Hoge snelheid Lage snelheid Lengte van de vertragingsweg: met deze dipschakelaar kan de lengte van de vertragingsweg in twee stappen geregeld worden. De vertragingsweg komt overeen met 5% van de in het geheugen opgeslagen opening (aangeraden voor poorten met een lengte boven de 3 meter). De vertragingsweg komt overeen met 15% van de in het geheugen opgeslagen opening (aangeraden voor poorten met een lengte onder de 3 meter). Automatische sluiting: men kan kiezen of de poort zich weer vanzelf moet sluiten of op een impuls voor sluiting moet wachten. De pauzetijd wordt tijdens de programmeerfase van de kaart gedefinieerd Automatische sluiting gedeactiveerd Automatische sluiting geactiveerd Ingrijpen veiligheidsinrichtingen:met deze dipschakelaar bepaalt men of de veiligheidsinrichtingen aangesloten op de “FSW”ingang alleen actief zijn tijdens het sluiten van de poort of tijdens het sluiten en openen van de poort. Veiligheidsinrichtingen alleen actief tijdens de sluitingsfase van de poort Veiligheidsinrichtingen actief tijdens zowel de sluitings- als de openingsfase Ingang OPENA: met deze dipschakelaar kan men kiezen tussen twee soorten werking van de inrichtingen die op het commando “OPENA” zijn aangesloten. Iedere impuls van het commando veroorzaakt het omdraaien van de beweging van de poort: Opent/ Sluit/Opent/... De omkeringen van de beweging van de poort worden onderbroken door STOP-commando’s: Opent/ Stop/Sluit/ Stop/Opent/… Omkering bij sluiting: door het activeren van deze functie voert de poort, na afloop van de sluitingsfase, een korte omkering van de beweging uit, zodat de ontgrendelingsvoorziening kan worden ontladen, waardoor de beweging, wanneer dit nodig is, vereenvoudigd wordt. Omkering bij sluiting gedeactiveerd Omkering bij sluiting geactiveerd 8. WERKING VIRTUELE ENCODER Dankzij het controlecircuit van de motor (virtuele encoder) kan deze besturingseenheid, indien correct geïnstalleerd en ingesteld, het aantal accessoires verlagen dat nodig is om een installatie conform de geldende veiligheidsregels te verkrijgen. De controle van de motor is altijd actief tijdens de beweging van de poort en treedt als volgt in werking: Poort gaat open Als tijdens de openingsmanoeuvre de encoder ingrijpt wordt de beweging even omgekeerd en vervolgens gaat de besturingseenheid op STOP, waardoor eventuele automatische functies worden uitgeschakeld om het obstakel te kunnen verwijderen. Om de normale in het geheugen opgeslagen cyclus te hervatten moet nadat het obstakel is verwijderd een OPEN-impuls worden gegeven. NEDERLANDS Stel de dipschakelaars pas in na de spanning te hebben uitgeschakeld. Als dat niet is gedaan, kan dit ten koste gaan van de goede werking van de besturingseenheid. Pagina 62 SPRINT 11 SW Gids voor de installateur Poort gaat dicht Als tijdens de sluitingsmanoeuvre de encoder ingrijpt wordt de beweging even omgekeerd en vervolgens gaat de besturingseenheid op STOP, waardoor eventuele automatische functies worden uitgeschakeld om het obstakel te kunnen verwijderen. Om de normale in het geheugen opgeslagen cyclus te hervatten moet nadat het obstakel is verwijderd een OPEN-impuls worden gegeven. Als bij de vierde sluitingsmanoeuvre om een willekeurige reden het obstakel niet is verwijderd, wordt de poort stilgezet zonder omkering. De volgende manoeuvre zal langzaam worden uitgevoerd om de eindschakelaars weer in het geheugen op te kunnen slaan. 9. REGELING KRACHT MOTOR Door aan de trimmer “TR1” te draaien kan de kracht van de motor worden ingesteld. De instelling van de kracht van de motor beïnvloedt ook de gevoeligheid voor obstakeldetectie. Om precies te zijn, als de kracht van de motor toeneemt, neemt de gevoeligheid voor obstakeldetectie af, en andersom, als de kracht van de motor afneemt, neemt de gevoeligheid voor obstakeldetectie toe. Als de trimmer tegen de wijzers van de klok in wordt gedraaid neemt de kracht van de motor af, en andersom, als hij met de wijzers van de klok mee wordt gedraaid, neemt de kracht van de motor toe. De kracht van de motor moet worden ingesteld op grond van de eigenschappen van de poort (gewicht, wrijving, enz.). Het is raadzaam de kracht van de motor in te stellen na de spanning van de besturingseenheid te hebben uitgeschakeld. 10. PROGRAMMERING Voer de programmering van de besturingseenheid nooit uit wanneer deze alleen door de batterijen wordt gevoed. Nadat alle noodzakelijke aansluitingen zijn uitgevoerd voor een correcte werking van de aandrijving en de gewenste bedrijfsparameters d.m.v. de dipschakelaars zijn ingesteld, moet er alvorens het automatisch systeem te gebruiken, een programmeerprocedure worden uitgevoerd zodat de correcte werkingscyclus kan worden aangeleerd. Volg de volgende instructies om de programmeerprocedure uit te voeren: 1. Schakel de spanning naar de installatie uit door op de differentieelschakelaar stroomopwaarts van de installatie te drukken. 2. Zet de aandrijving op handbediening, zoals aangegeven in de instructies van de aandrijving, en zet de poort ongeveer halverwege de hele openingswijdte. 3. Vergrendel de motorreductor weer en controleer of hij niet met de hand kan worden bewogen. 4. Schakel de voeding naar het systeem weer in. 5. Druk op de toets PROG en houd hem ongeveer 1 seconde ingedrukt, totdat de waarschuwingslamp aangaat en blijft branden. 6. Stuur een impuls van totale opening met een willekeurige impulsgever die is aangesloten aan de ingang van OPENA. De eerste manoeuvre die de poort moet uitvoeren is een sluitingsbeweging. Als de poort met een openingsmanoeuvre begint, moet de beweging van de poort gestopt worden door op de toets RESET te drukken en moeten de twee voedingsdraden van de motor, aangesloten op de klemmen “OP & CL” van het klemmenbord CN2, omgedraaid worden. Zodra de eindschakelaar voor het sluiten is bereikt, begint de poort met de openingsmanoeuvre, totdat de bijbehorende eindschakelaar bereikt is. 8. Nadat de eindschakelaar voor het openen is bereikt kunnen zich, afhankelijk van de gekozen logica, de volgende situaties voordoen: a– Bij Handbediende of Handbediende stap voor stap logica: De programmeerfase is voltooid, stuur een OPEN A-impuls om de programmeerfase te beëindigen en de poort te laten sluiten. b– Bij Automatische of Automatische stap voor stap logica: de besturingseenheid begint met het aftellen van de pauzetijd. Geef, zodra de gewenste tijd is verstreken, een OPEN A-impuls, de programmeerfase is voltooid en de poort begint de sluitingsfase. 7. Gedurende de hele programmeerfase wordt de beweging van de poort vertraagd uitgevoerd. Voor een succesvolle programmeerfase is het raadzaam om tijdens het programmeren de eventuele veiligheidsinrichtingen (bijv. fotocellen) die op de besturingseenheid zijn aangesloten niet te bezetten. NEDERLANDS Indien er geen netspanning is en zonder bufferbatterijen (of indien de batterijen leeg zijn) zal bij het herstel hiervan de poort zich als volgt gedragen: 1. Poort dicht: bij de eerste impuls OPEN (OPEN A of OPEN B), voert de poort de openingsfase op langzame wijze uit (nulstellingscyclus). Zodra de eindschakelaar voor opening bereikt is, is de cyclus voltooid en, afhankelijk van de gekozen bedrijfslogica, wordt de poort na de pauzetijd weer gesloten of wordt er op een impuls OPEN (OPEN A of OPEN B) gewacht om de poort te sluiten. 2. Poort open: bij het herstel van de netspanning, onafhankelijk van de gekozen bedrijfslogica, wordt er bij de eerste impuls (OPEN A of OPEN B) een nulstellingscyclus uitgevoerd (opening op langzame wijze), maar aangezien de eindschakelaar is bereikt, zal er geen beweging plaatsvinden en is de nulstelling voltooid. Afhankelijk van de gekozen bedrijfslogica, wordt de poort na de pauzetijd weer gesloten of moet een impuls (OPEN A of OPEN B) gegeven worden om de poort te sluiten. 3. Poort stil in iedere willekeurige stand (afgezien van de twee bovengenoemde gevallen): bij de eerste impuls OPEN SPRINT 11 SW Pagina 63 Gids voor de installateur (OPEN A of OPEN B), voert de poort de openingsfase op langzame wijze uit. Zodra de eindschakelaar voor opening bereikt is, is de nulstellingscyclus voltooid en, afhankelijk van de gekozen bedrijfslogica, wordt de poort na de pauzetijd weer gesloten of wordt er op een impuls OPEN (OPEN A of OPEN B) gewacht om de poort te sluiten. Voor de hele duur van de manoeuvre van nulstelling deactiveert de besturingseenheid alle impulsgevers; alleen de veiligheidsinrichtingen blijven actief. Zodra de nulstellingsfase voltooid is, wordt de normale bedrijfstoestand hersteld. 11. OPSLAG IN GEHEUGEN RADIOCODERING De besturingseenheid is voorzien van een geïntegreerd decoderingssysteem met twee kanalen. Met dit systeem kan, met behulp van de ontvangstmodule, zowel het commando OPEN A als het commando OPEN B in het geheugen worden opgeslagen.. Met het decoderingssysteem kunnen zowel radioafstandsbedieningen met de frequentie 868 MHz als die met de frequentie 433 MHz worden opgeslagen. Er kan slechts één radiocodering per keer worden gebruikt. Om van de ene codering naar de andere over te gaan, moet de bestaande radiocodering worden gewist (zie paragraaf 11.3), de ontvangstmodule worden vervangen, en moeten de programmeerfasen worden herhaald. De ontvangstmodule mag uitsluitend worden geplaatst en eventueel worden verwijderd na de spanning naar de kaart te hebben uitgeschakeld. De ontvangstmodule kan op slechts één plaats erin worden gezet. Oriënteer de module correct, zonder hem te forceren. 11.1. Opslaan van radioafstandsbedieningen 868 MHz Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN A en OPEN B. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Druk op de radioafstandsbediening tegelijkertijd de knoppen P1 en P2 in en houd ze ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening). Na ongeveer een seconde begint de led van de radioafstandsbediening te knipperen. Laat beide knoppen los. Druk op de knop OPA of OPB op de kaart, en houd hem ingedrukt, om respectievelijk het kanaal OPEN A of OPEN B in het geheugen op te slaan. De bijbehorende led begint te knipperen. Druk tegelijkertijd op de knop van de radioafstandsbediening waarmee u het gekozen commando wilt combineren. Controleer of de led bij het commando dat in het geheugen wordt opgeslagen (OPA voor het kanaal OPEN A of OPB voor het kanaal OPEN B) een paar seconden blijft branden, ter bevestiging dat het commando correct is opgeslagen. Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt. Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius bevinden. 8. Om het andere kanaal in het geheugen op te slaan, moet de hele procedure vanaf punt 1 worden herhaald. Om verdere afstandsbedieningen toe te voegen, moet de code van de knop van de afstandsbediening die in het geheugen is opgeslagen worden overgezet op de toe te voegen afstandsbedieningen, volgens de volgende procedure: • Druk op de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening de knoppen P1 en P2 tegelijkertijd in (zie instructies radioafstandsbediening) en houd ze ingedrukt. • De led van de afstandsbediening begint te knipperen. • Laat beide knoppen los. • Houd de twee radioafstandsbedieningen aan de voorkant tegen elkaar. • Druk op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die bij het kanaal hoort dat u wilt overzetten, en houd hem ingedrukt; de led van de radioafstandsbediening blijft branden. • Druk op de radioafstandsbediening die opgeslagen moet worden op de gewenste knop, en laat hem los als de afstandsbediening twee keer heeft geknipperd. • Om het programmeren te beëindigen moet de knop van de in het geheugen opgeslagen afstandsbediening twee keer kort achter elkaar worden ingedrukt. Het automatisch systeem zal een openingsmanoeuvre uitvoeren, controleer of er zich geen obstakels binnen de actieradius bevinden. Er kunnen maximaal 250 codes worden opgeslagen, verdeeld over de twee kanalen, OPEN A en OPEN B 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Druk op de besturingseenheid op de knop van het kanaal dat u wenst op te slaan, OPA voor het kanaal OPEN A of OPB voor het kanaal OPEN B. De bijbehorende led op de besturingseenheid begint te knipperen, laat de knop los. Druk op de radioafstandsbediening op de knop waarmee u het gekozen kanaal wilt combineren. De led op de besturingseenheid brandt ongeveer een seconde lang, waarmee wordt aangegeven dat de radioafstandsbediening is opgeslagen, om vervolgens weer te gaan knipperen. In deze fase kunnen verdere radioafstandsbedieningen worden opgeslagen. Na ongeveer 10 seconden verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende fase. Herhaal de handelingen vanaf punt 1 om verdere radioafstandsbedieningen toe te voegen of het tweede kanaal op te slaan. NEDERLANDS 11.2. Opslaan van radioafstandsbedieningen 433 MHz Pagina 64 SPRINT 11 SW Gids voor de installateur 11.2.1. Op afstand opslaan van radioafstandsbedieningen 433 MHz Alleen bij radioafstandsbedieningen 433 is het mogelijk verdere afstandsbedieningen op afstand in het geheugen op te slaan, d.w.z. zonder op de knoppen van de besturingseenheid te drukken, maar door een eerder opgeslagen radioafstandsbediening te gebruiken. 1. Neem een radioafstandsbediening die al op een van de 2 kanalen is opgeslagen. 2. Ga vlakbij het automatisch systeem staan. 3. Druk op de knoppen P1 en P2 in en houd ze ongeveer 5 seconden tegelijkertijd ingedrukt (zie instructies radioafstandsbediening). 4. Druk binnen 5 seconden op de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening op de knop die u op de nieuwe radioafstandsbediening wilt overzetten. Hierdoor wordt op de besturingseenheid de zelflerende fase op het geselecteerde kanaal geactiveerd. 5. Druk binnen 5 seconden op de nieuwe radioafstandsbediening op de knop die u met het gekozen kanaal wilt combineren. 6. Na de nieuwe radioafstandsbediening te hebben opgeslagen, houdt de besturingseenheid de zelflerende modus op het gekozen kanaal ongeveer 5 seconden actief. 7. Tijdens deze 5 seconden kunnen verdere radioafstandsbedieningen op de besturingseenheid worden opgeslagen, eveneens in combinatie met het geactiveerde kanaal. 8. Als 5 seconden zijn verlopen na het opslaan van de laatste radioafstandsbediening, verlaat de besturingseenheid automatisch de zelflerende procedure. 9. Om te controleren of de radioafstandsbediening correct in het geheugen is opgeslagen, moet na het invoeren van de code 5 seconden worden gewacht. 11.3. Wissen van de radiocodes Om alle codes van de in het geheugen opgeslagen radioafstandsbediening te wissen, moet de volgende procedure worden gevolgd: 1. Druk een van de knoppen OPA of OPB in, en houd hem ingedrukt. 2. De bijbehorende led begint te knipperen. 3. Na vijf seconden begint de led snel te knipperen. 4. Na nog eens vijf seconden blijven de beide leds, OPA en OPB, branden. 5. Laat de knop los. Deze handeling kan niet ongedaan worden gemaakt, alle radioafstandsbedieningen die met zowel het commando OPEN A als met het commando OPEN B zijn gecombineerd, worden gewist. 12. CONTROLELEDS Op de besturingseenheid bevinden zich 6 controleleds die op ieder moment informatie verschaffen over de status van de veiligheidsinrichtingen, de eindschakelaars en de radioafstandsbedieningen. In de volgende tabel is de betekenis van de verschillende leds weergegeven. LED Aan Uit OPA Radiocommando voor OPEN A actief Radiocommando voor OPEN A niet actief OPB Radiocommando voor OPEN B actief Radiocommando voor OPEN B niet actief FSW Veiligheidsvoorzieningen vrij Veiligheidsvoorzieningen bezet STOP STOP-commando niet actief STOP-commando actief FCC Eindschakelaar sluiten bezet Eindschakelaar sluiten vrij FCA Eindschakelaar openen bezet Eindschakelaar openen vrij De conditie van de leds met gesloten poort in de ruststand is vetgedrukt weergegeven. 13. PLAATSEN VAN MAGNETEN EINDSCHAKELAARS NEDERLANDS De motorreductoren voor schuifpoorten gebruiken als eindschakelaar een magnetische sensor in combinatie met twee magneten die zich op de tandheugel van de poort bevinden. De twee magneten hebben de juiste polariteit en activeren slechts een contact, dat van de eindschakelaar voor sluiting of dat van de eindschakelaar voor opening. Op de magneet die het contact van de eindschakelaar voor opening inschakelt is een open slot afgebeeld, op de magneet die het contact van de eindschakelaar van sluiting inschakelt een gesloten slot. Voor een correcte werking van de besturingseenheid moet de magneet met het open slot in de buurt van de openingskant van de poort worden geplaatst en, andersom, moet de magneet met de afbeelding van het gesloten slot zich aan de sluitingskant van de poort bevinden, zie de volgende afbeelding. Sluit onmiddellijk weer Geen effect Geen effect Geen effect, gaat na de pauzetijd weer dicht Keert de beweging van de poort om Geen effect GESLOTEN GEOPEND IN PAUZE GAAT DICHT GAAT OPEN Opent de poort gedeeltelijk en sluit weer na de pauzetijd Sluit onmiddellijk weer Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls open Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls dicht Opent de poort en sluit weer na een pauzetijd Sluit onmiddellijk weer Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls open Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls dicht GESLOTEN GEOPEND IN PAUZE GAAT DICHT GAAT OPEN NEDERLANDS OPEN B OPEN A STATUS POORT Opent de poort gedeeltelijk en sluit weer na de pauzetijd Opent de poort en sluit weer na een pauzetijd Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Onderdrukt de OPEN-commando’s STOP INGANGEN Geen effect Blokkeert de werking Blokkeert de werking Blokkeert de werking Onderdrukt de OPEN-commando’s STOP INGANGEN Geen effect Blokkeert de werking en hervat de werking zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 3 seconden weer Blokkeert de werking en als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 3 seconden weer Keert de beweging van de poort om Onderdrukt de OPEN-commando’s DIPSCHAKELAAR 4=ON Onderdrukt de OPEN-commando’s DIPSCHAKELAAR 4=OFF FOTOCELLEN Blokkeert de werking en hervat de werking zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Blokkeert de werking en als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 3 seconden weer Blokkeert de werking en als hij vrij komt, sluit hij, als de pauzetijd verstreken is, na 3 seconden weer Keert de beweging van de poort om Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s DIPSCHAKELAAR 4=ON FOTOCELLEN DIPSCHAKELAAR 4=OFF AUTOMATISCHE LOGICA STAP VOOR STAP DIPSCHAKELAAR 3=ON / DIPSCHAKELAAR 5=ON OPEN B OPEN A STATUS POORT AUTOMATISCHE LOGICA DIPSCHAKELAAR 3=ON / DIPSCHAKELAAR 5=OFF 14. BEDRIJFSLOGICA’S SPRINT 11 SW Pagina 65 Gids voor de installateur Geen effect Geen effect Keert de beweging van de poort om Keert de beweging van de poort om GAAT DICHT GAAT OPEN Geen effect Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s Gedeeltelijke opening van de poort Sluit de poort Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls open Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls dicht Opent de poort Sluit de poort Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls open Stopt de beweging van de poort, gaat bij de volgende impuls dicht GESLOTEN GEOPEND GAAT DICHT GAAT OPEN Blokkeert de werking Blokkeert de werking Keert de beweging van de poort om Geen effect Blokkeert de werking en hervat de werking zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s DIPSCHAKELAAR 4=ON Blokkeert de werking en hervat de werking zodra hij vrijkomt Blokkeert de werking en keert de beweging om zodra hij vrij komt Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s DIPSCHAKELAAR 4=ON FOTOCELLEN DIPSCHAKELAAR 4=OFF STOP OPEN B INGANGEN HANDBEDIENDE LOGICA STAP VOOR STAP DIPSCHAKELAAR 3=OFF / DIPSCHAKELAAR 5=ON Blokkeert de werking Keert de beweging van de poort om OPEN A STATUS POORT Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s Sluit de poort Sluit de poort GEOPEND Blokkeert de werking Onderdrukt de OPEN-commando’s Onderdrukt de OPEN-commando’s Gedeeltelijke opening van de poort Opent de poort GESLOTEN FOTOCELLEN DIPSCHAKELAAR 4=OFF STOP OPEN B INGANGEN HANDBEDIENDE LOGICA DIPSCHAKELAAR 3=OFF / DIPSCHAKELAAR 5=OFF OPEN A STATUS POORT NEDERLANDS Pagina 66 SPRINT 11 SW Gids voor de installateur indicada en el presente manual. Cualquier uso diverso del previsto podría perjudicar el funcionamiento del producto y/o representar fuente de peligro. 5. GENIUS declina cualquier responsabilidad derivada de un uso impropio o diverso del previsto. 6. No instalen el aparato en atmósfera explosiva: la presencia de gas o humos inflamables constituye un grave peligro para la seguridad. 7. Los elementos constructivos mecánicos deben estar de acuerdo con lo establecido en las Normas EN 12604 y EN 12605. 8. Para los países no pertenecientes a la CEE, además de las referencias normativas nacionales, para obtener un nivel de seguridad adecuado, deben seguirse las Normas arriba indicadas. 9. GENIUS no es responsable del incumplimiento de las buenas técnicas de fabricación de los cierres que se han de motorizar, así como de las deformaciones que pudieran intervenir en la utilización. 10. La instalación debe ser realizada de conformidad con las Normas EN 12453 y EN 12445. El nivel de seguridad de la automación debe ser C+D. 11. Quiten la alimentación eléctrica y desconecten las baterías antes de efectuar cualquier intervención en la instalación. 12. Coloquen en la red de alimentación de la automación un interruptor omnipolar con distancia de apertura de los contactos igual o superior a 3 mm. Se aconseja usar un magnetotérmico de 6A con interrupción omnipolar. 13. Comprueben que la instalación disponga línea arriba de un interruptor diferencial con umbral de 0,03 A. 14. Verifiquen que la instalación de tierra esté correctamente realizada y conecten las partes metálicas del cierre. 15. La automación dispone de un dispositivo de seguridad antiaplastamiento constituido por un control de par. No obstante, es necesario comprobar el umbral de intervención según lo previsto en las Normas indicadas en el punto 10. 16. Los dispositivos de seguridad (norma EN 12978) permiten proteger posibles áreas de peligro de Riesgos mecánicos de movimiento, como por ej. aplastamiento, arrastre, corte. 17. Para cada equipo se aconseja usar por lo menos una señalización luminosa así como un cartel de señalización adecuadamente fijado a la estructura del bastidor, además de los dispositivos indicados en el “16”. 18. GENIUS declina toda responsabilidad relativa a la seguridad y al buen funcionamiento de la automación si se utilizan componentes de la instalación que no sean de producción GENIUS. 19. Para el mantenimiento utilicen exclusivamente piezas originales GENIUS 20. No efectúen ninguna modificación en los componentes que forman parte del sistema de automación. 21. El instalador debe proporcionar todas las informaciones relativas al funcionamiento del sistema en caso de emergencia y entregar al usuario del equipo el manual de advertencias que se adjunta al producto. 22. No permitan que niños o personas se detengan en proximidad del producto durante su funcionamiento. 23. La aplicación no puede ser utilizada por niños, personas con reducida capacidad física, mental, sensorial o personas sin experiencia o la necesaria formación. 24. Mantengan lejos del alcance los niños los telemandos o cualquier otro emisor de impulso, para evitar que la automación pueda ser accionada involuntariamente. 25. Sólo puede transitarse entre las hojas si la cancela está completamente abierta. 26. El usuario debe abstenerse de intentar reparar o de intervenir directamente, y debe dirigirse exclusivamente a personal cualificado GENIUS o a centros de asistencia GENIUS. 27. Todo lo que no esté previsto expresamente en las presentes instrucciones debe entenderse como no permitido DEUTSCH HINWEISE FÜR DEN INSTALLATIONSTECHNIKER ALLGEMEINE SICHERHEITSVORSCHRIFTEN ACHTUNG! Um die Sicherheit von Personen zu gewährleisten, sollte die Anleitung aufmerksam befolgt werden. Eine falsche Installation oder ein fehlerhafter Betrieb des Produktes können zu schwerwiegenden Personenschäden führen. 1. Bevor mit der Installation des Produktes begonnen wird, sollten die Anleitungen aufmerksam gelesen werden. 2. Das Verpackungsmaterial (Kunststoff, Styropor, usw.) sollte nicht in Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, da es eine potentielle Gefahrenquelle darstellt. 3. Die Anleitung sollte aufbewahrt werden, um auch in Zukunft Bezug auf sie nehmen zu können. 4. Dieses Produkt wurde ausschließlich für den in diesen Unterlagen angegebenen Gebrauch entwickelt und hergestellt. Jeder andere Gebrauch, der nicht ausdrücklich angegeben ist, könnte die Unversehrtheit des Produktes beeinträchtigen und/oder eine Gefahrenquelle darstellen. 5. Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung für Schäden, die durch unsachgemäßen oder nicht bestimmungsgemäßen Gebrauch der Automatik verursacht werden, ab. 6. Das Gerät sollte nicht in explosionsgefährdeten Umgebungen installiert werden: das Vorhandensein von entflammbaren Gasen oder Rauch stellt ein schwerwiegendes Sicherheitsrisiko dar. 7. Die mechanischen Bauelemente müssen den Anforderungen der Normen EN 12604 und EN 12605 entsprechen. 8. Für Länder, die nicht der Europäischen Union angehören, sind für die Gewährleistung eines entsprechenden Sicherheitsniveaus neben den nationalen gesetzlichen Bezugsvorschriften die oben aufgeführten Normen zu beachten. 9. Die Firma GENIUS übernimmt keine Haftung im Falle von nicht fachgerechten Ausführungen bei der Herstellung der anzutreibenden Schließvorrichtungen sowie bei Deformationen, die eventuell beim Betrieb entstehen. 10. Die Installation muß unter Beachtung der Normen EN 12453 und EN 12445 erfolgen. Die Sicherheitsstufe der Automatik sollte C+D sein. 11. Vor der Ausführung jeglicher Eingriffe auf der Anlage sind die elektrische Versorgung und die Batterie abzunehmen. 12. Auf dem Versorgungsnetz der Automatik ist ein omnipolarer Schalter mit Öffnungsabstand der Kontakte von über oder gleich 3 mm einzubauen. Darüber hinaus wird der Einsatz eines Magnetschutzschalters mit 6A mit omnipolarer Abschaltung empfohlen. 13. Es sollte überprüft werden, ob vor der Anlage ein Differentialschalter mit einer Auslöseschwelle von 0,03 A zwischengeschaltet ist. 14. Es sollte überprüft werden, ob die Erdungsanlage fachgerecht augeführt wurde. Die Metallteile der Schließung sollten an diese Anlage angeschlossen werden. 15. Die Automation verfügt über eine eingebaute Sicherheitsvorrichtung für den Quetschschutz, die aus einer Drehmomentkontrolle besteht. Es ist in jedem Falle erforderlich, deren Eingriffsschwelle gemäß der Vorgaben der unter Punkt 10 angegebenen Vorschriften zu überprüfen. 16. Die Sicherheitsvorrichtungen (Norm EN 12978) ermöglichen den Schutz eventueller Gefahrenbereiche vor mechanischen Bewegungsrisiken, wie zum Beispiel Quetschungen, Mitschleifen oder Schnittverletzungen. 17. Für jede Anlage wird der Einsatz von mindestens einem Leuchtsignal empfohlen 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. sowie eines Hinweisschildes, das über eine entsprechende Befestigung mit dem Aufbau des Tors verbunden wird. Darüber hinaus sind die unter Punkt “16” erwähnten Vorrichtungen einzusetzen. Die Firma GENIUS lehnt jede Haftung hinsichtlich der Sicherheit und des störungsfreien Betriebs der Automatik ab, soweit Komponenten auf der Anlage eingesetzt werden, die nicht im Hause GENIUS hergestellt urden. Bei der Instandhaltung sollten ausschließlich Originalteile der Firma GENIUS verwendet werden. Auf den Komponenten, die Teil des Automationssystems sind, sollten keine Veränderungen vorgenommen werden. Der Installateur sollte alle Informationen hinsichtlich des manuellen Betriebs des Systems in Notfällen liefern und dem Betreiber der Anlage das Anleitungsbuch, das dem Produkt beigelegt ist, übergeben. Weder Kinder noch Erwachsene sollten sich während des Betriebs in der unmittelbaren Nähe der Automation aufhalten. Die Anwendung darf nicht von Kindern, von Personen mit verminderter körperlicher, geistiger, sensorieller Fähigkeit oder Personen ohne Erfahrungen oder der erforderlichen Ausbildung verwendet werden. Die Funksteuerungen und alle anderen Impulsgeber sollten außerhalb der Reichweite von Kindern aufbewahrt werden, um ein versehentliches Aktivieren der Automation zu vermeiden. Der Durchgang oder die Durchfahrt zwischen den Flügeln darf lediglich bei vollständig geöffnetem Tor erfolgen. Der Benutzer darf direkt keine Versuche für Reparaturen oder Arbeiten vornehmen und hat sich ausschließlich an qualifiziertes Fachpersonal GENIUS oder an Kundendienstzentren GENIUS zu wenden. Alle Vorgehensweisen, die nicht ausdrücklich in der vorliegenden Anleitung vorgesehen sind, sind nicht zulässig NEDERLANDS WAARSCHUWINGEN VOOR DE INSTALLATEUR ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LET OP! Het is belangrijk voor de veiligheid dat deze hele instructie zorgvuldig wordt opgevolgd. Een onjuiste installatie of foutief gebruik van het product kunnen ernstig persoonlijk letsel veroorzaken. 1. Lees de instructies aandachtig door alvorens te beginnen met de installatie van het product. 2. De verpakkingsmaterialen (plastic, polystyreen, enz.) mogen niet binnen het bereik van kinderen worden gelaten, want zij vormen een mogelijke bron van gevaar. 3. Bewaar de instructies voor raadpleging in de toekomst. 4. Dit product is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het doel dat in deze documentatie wordt aangegeven. Elk ander gebruik, dat niet uitdrukkelijk wordt vermeld, zou het product kunnen beschadigen en/of een bron van gevaar kunnen vormen. 5. GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die ontstaat uit oneigenlijk gebruik of ander gebruik dan waarvoor het automatische systeem is bedoeld. 6. Installeer het apparaat niet in een explosiegevaarlijke omgeving: de aanwezigheid van ontvlambare gassen of dampen vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid. 7. De mechanische bouwelementen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de normen EN 12604 en EN 12605. 8. Voor niet-EEG landen moeten, om een goed veiligheidsniveau te bereiken, behalve de nationale voorschriften ook de bovenstaande normen in acht worden genomen. 9. GENIUS is niet aansprakelijk als de regels der goede techniek niet in acht genomen zijn bij de bouw van het sluitwerk dat gemotoriseerd moet worden, noch voor vervormingen die zouden kunnen ontstaan bij het gebruik. 10. De installatie dient te geschieden in overeenstemming met de normen EN 12453 en EN 12445. Het veiligheidsniveau van het automatische systeem moet C+D zijn. 11. Alvorens ingrepen te gaan verrichten op de installatie moet de elektrische voeding worden weggenomen en moeten de batterijen worden afgekoppeld. 12. Zorg op het voedingsnet van het automatische systeem voor een meerpolige schakelaar met een opening tussen de contacten van 3 mm of meer. Het wordt geadviseerd een magnetothermische schakelaar van 6A te gebruiken met meerpolige onderbreking. 13. Controleer of er bovenstrooms van de installatie een differentieelschakelaar is geplaatst met een limiet van 0,03 A. 14. Controleer of de aardingsinstallatie vakkundig is aangelegd en sluit er de metalen delen van het sluitsysteem op aan. 15. Het automatische systeem beschikt over een intrinsieke beveiliging tegen inklemming, bestaande uit een controle van het koppel. De inschakellimiet hiervan dient echter te worden gecontroleerd volgens de bepalingen van de normen die worden vermeld onder punt 10. 16. De veiligheidsvoorzieningen (norm EN 12978) maken het mogelijk eventuele gevaarlijke gebieden te beschermen tegen Mechanische gevaren door beweging, zoals bijvoorbeeld inklemming, meesleuren of amputatie. 17. Het wordt voor elke installatie geadviseerd minstens één lichtsignaal te gebruiken alsook een waarschuwingsbord dat goed op de constructie van het hang- en sluitwerk dient te worden bevestigd, afgezien nog van de voorzieningen die genoemd zijn onder punt “16”. 18. GENIUS aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor wat betreft de veiligheid en de goede werking van het automatische systeem, als er in de installatie gebruik gemaakt wordt van componenten die niet door GENIUS zijn geproduceerd. 19. Gebruik voor het onderhoud uitsluitend originele GENIUS-onderdelen. 20. Verricht geen wijzigingen op componenten die deel uitmaken van het automatische systeem. 21. De installateur dient alle informatie te verstrekken over de handbediening van het systeem in noodgevallen, en moet de gebruiker van de installatie het bij het product geleverde boekje met aanwijzingen overhandigen. 22. De toepassing mag niet worden gebruikt door kinderen, personen met lichamelijke, geestelijke en sensoriele beperkingen, of door personen zonder ervaring of de benodigde training. 23. Sta het niet toe dat kinderen of volwassenen zich ophouden in de buurt van het product terwijl dit in werking is. 24. Houd radio-afstandsbedieningen of alle andere impulsgevers buiten het bereik van kinderen, om te voorkomen dat het automatische systeem onopzettelijk kan worden aangedreven. 25. Ga alleen tussen de vleugels door als het hek helemaal geopend is. 26. De gebruiker mag zelf geen pogingen ondernemen tot reparaties of andere directe ingrepen, en dient zich uitsluitend te wenden tot gekwalificeerd en geautoriseerd GENIUS-personeel of een erkend GENIUS-servicecentrum. 27. Alles wat niet uitdrukkelijk in deze instructies wordt aangegeven, is niet toegestaan Le descrizioni e le illustrazioni del presente manuale non sono impegnative. GENIUS si riserva il diritto, lasciando inalterate le caratteristiche essenziali dell’apparecchiatura, di apportare in qualunque momento e senza impegnarsi ad aggiornare la presente pubblicazione, le modifiche che essa ritiene convenienti per miglioramenti tecnici o per qualsiasi altra esigenza di carattere costruttivo o commerciale. The descriptions and illustrations contained in the present manual are not binding. GENIUS reserves the right, whils leaving the main features of the equipments unaltered, to undertake any modifications to holds necessary for either technical or commercial reasons, at any time and without revising the present publication. Les descriptions et les illustrations du présent manuel sont fournies à titre indicatif. GENIUS se réserve le droit d’apporter à tout moment les modifications qu’elle jugera utiles sur ce produit tout en conservant les caractéristiques essentielles, sans devoir pour autant mettre à jour cette publication . Las descripciones y las ilustraciones de este manual no comportan compromiso alguno. GENIUS se reserva el derecho, dejando inmutadas las características esenciales de los aparatos, de aportar, en cualquier momento y sin comprometerse a poner al día la presente publicación, todas las modificaciones que considere oportunas para el perfeccionamiento técnico o para cualquier otro tipo de exigencia de carácter constructivo o comercial. Die Beschreibungen und Abbildungen in vorliegendem Handbuch sind unverbindlich. GENIUS behält sich das Recht vor, ohne die wesentlichen Eigenschaften dieses Gerätes zu verändern und ohne Verbindlichkeiten in Bezung auf die Neufassung der vorliegenden Anleitungen, technisch bzw, konstruktiv / kommerziell bedingte Verbesserungen vorzunehmen. De beschrijvingen in deze handleiding zijn niet bindend. GENIUS behoudt zich het recht voor op elk willekeurig moment de veranderingen aan te brengen die het bedrijf nuttig acht met het oog op technische verbeteringen of alle mogelijke andere productie- of commerciële eisen, waarbij de fundamentele eigenschappen van het apparaat gehandhaafd blijven, zonder zich daardoor te verplichten deze publicatie bij te werken. Timbro rivenditore: / Distributor’s stamp: / Timbre de l’agent: / Sello del revendedor: / Fachhändlerstempel: / Stempel dealer: Via Padre Elzi, 32 - 24050 - Grassobbio - BERGAMO-ITALY tel. 0039.035.4242511 - fax. 0039.035.4242600 [email protected] - www.geniusg.com 00058I0827 Rev.1
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Genius SPRINT11SW Handleiding

Categorie
Poortopener
Type
Handleiding