Laserliner TX de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

12
NL
Lees de bedieningshandleiding en de bijgevoegde brochure ‚Garantie- en aanvullende
aanwijzingen‘ volledig door. Volg de daarin beschreven aanwijzingen op. Bewaar deze
documentatie en geef ze door als u het apparaat doorgeeft.
!
Functie / toepassing
– Lokaliseert telefoondraden, netwerkkabels, draden en kabels in elektrische systemen
– Controleert de netwerkbedrading (toewijzing van de afzonderlijke geleiders)
– Geïntegreerde doorgangstester
– Omvangrijke set toebehoren voor de controle van de meest gangbare steekverbindingen
(RJ11, RJ45, BNC, tv-coax, F-adapter)
– Universele testklem voor de aansluiting op willekeurige geleiders
– Hard signaalgeluid voor de eenvoudige identicatie van de geselecteerde kabels
– Zeer felle, witte led-zaklampfunctie
Algemene veiligheidsaanwijzingen
– Gebruik het apparaat uitsluitend doelmatig binnen de aangegeven speccaties.
– De meetapparaten en het toebehoren zijn geen kinderspeelgoed. Buiten het bereik van kinderen bewaren.
– De bouwwijze van het apparaat mag niet worden veranderd!
– Stel het apparaat niet bloot aan mechanische belasting, extreme temperaturen, vocht of sterke trillingen.
– Gebruik het apparaat niet in omgevingen met explosieve gassen of stoom.
– Vóór het openen van het batterijvakdeksel dient de verbinding van het apparaat naar alle meetkringen
te worden onderbroken.
– Het apparaat is niet geschikt voor de meting onder spanning. Controleer daarom altijd of de meetkring
spanningsvrij is. De spanningsvrijheid moet door middel van geschikte maatregelen gewaarborgd zijn.
– Let op dat alle hoogspanningscondensators ontladen zijn.
– De zender leidt de meetspanning in de te controleren leidingen. Gevoelige elektronica (bijv. netwerk-
kaarten) kunnen daardoor beïnvloed worden of beschadigd raken. Waarborg daarom vóór de meting
dat de te controleren leidingen niet zijn aangesloten op gevoelige elektronica.
– Gebruik uitsluitend de originele meetadapters.
Veiligheidsaanwijzingen
Omgang met kunstmatige, optische straling OStrV (verordening inzake kunstmatige optische straling)
Veiligheidsaanwijzingen
Omgang met elektromagnetische straling
– Het apparaat werkt met leds uit de risicogroep RG0 (vrij van gevaar)
overeenkomstig de geldende normen voor fotobiologische veiligheid (EN
62471:2008-09vv / IEC/TR 62471:2006-07vv) in de telkens actuele lezing.
– Stralingsvermogen: peak-golengte is 456 nm.
– De toegankelijke straling van de leds is bij doelmatig gebruik en onder
redelijkerwijs te voorziene voorwaarden ongevaarlijk voor het menselijk
oog en de menselijke huid.
– Het meettoestel voldoet aan de voorschriften en grenswaarden voor de elektromagnetische
compatibiliteit volgens de EMC-richtlijn 2014/30/EU.
– Plaatselijke gebruiksbeperkingen, bijv. in ziekenhuizen, in vliegtuigen, op pompstations of in
de buurt van personen met een pacemaker, moeten in acht worden genomen. Een gevaarlijk
effect op of storing van elektronische apparaten is mogelijk.
Uittree-opening led
MultiCable-Checker
13
15
18
17
16
19
21
20
22
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
1
NL
Zender TX Ontvanger RECV
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
RJ 45 kabelaansluiting
RJ 11 kabelaansluiting
AAN/UIT-toets / MODE-toets
(omschakeling SCAN / LAN-TEST)
Weergave kabelsequentie
Batterijvakje (achterzijde)
Statusweergave SCAN
Modusweergave SCAN
Modusweergave LAN-TEST
Statusweergave LAN-TEST
Verbindingselement voor ontvanger RECV
Zender TX
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
RJ 45 kabelaansluiting
Weergave kabelsequentie RJ 45
Luidsprekers (achterzijde)
Houder voor zender TX
Meetpunt
Zaklamp
Koptelefoonaansluiting
Volumeregelaar ontvangstsignaal
Statusweergave ontvangstsignaal
AAN/UIT-schakelaar zaklamp
Toets testmodus
Batterijvakje (achterzijde)
Ontvanger RECV
Plaatsen van de batterijen
Zender TX
Al naargelang de geselecteerde modus knippert
de statusweergave SCAN resp. de modusweergave
LAN-TEST langzaam.
Open het batterijvakje op de achterzijde van het apparaat en plaats een 9V batterij.
Let daarbij op de juiste polariteit.
Ontvanger RECV
Het volume van het signaalgeluid wordt zwakker,
ook al wordt de positie van het apparaat resp. de
volumeregelaar (18) niet veranderd.
14
3
2
ON / OFF
ON: 1x
OFF: 4x
4
RJ 11
5
NL
Kabelconfectie bij LAN-kabels controleren
Doorgangstest
De LAN-kabel (RJ 45) met de zender en de ontvanger verbinden en de zender in de LAN-TEST-modus
schakelen. Druk daarvoor op de MODE-toets (3) totdat de modusweergave LAN-TEST (8) brandt en de
statusweergave LAN-TEST (9) knippert. Vergelijk nu de lichtsequentie van de dioden 1 t/m 8 van zender
en ontvanger.
Zender TX Ontvanger RECV
Het apparaat is direct na het plaatsen van de batterijen
klaar voor gebruik. Het apparaat heeft geen aparte aan-/
uitschakelaar en is dus altijd actief.
Doorgang in de kabel is voorhanden:
– Lichtsequenties van zender en ontvanger zijn identiek: 1=1, 2=2 enz.
– Lichtsequentie van zender en ontvanger verschillen, bijv. 1=8, 2=7 enz: kabelaansluitingen gekruist.
– Als bovendien de diode G bij beide apparaten brandt,is de kabel afgeschermd.
Doorgang in de kabel is niet voorhanden:
– De dioden 1 t/m 8 branden niet: de kabel is beschadigd, bijv. door een kabelbreuk of steker zonder
contact.
– Gelijktijdig en onregelmatig knipperen van meerdere dioden (1 t/m 8): kortsluiting in de kabel.
Tip 1: De snelheid van de lichtsequentie kan in de LAN-TEST-modus worden omgezet door indrukken
van de toets (3). Bij de snelheid van de sequentie wordt een onderscheid gemaakt tussen langzaam en
snel knipperen van de statusweergave LAN-TEST (9).
Bij deze toepassing is alleen de zender vereist. Verbind
de kabelklemmen met de RJ 11-aansluiting, sluit de
kabelklemmen aan op het meetobject en schakel het
apparaat in de LAN-TEST-modus. Druk daarvoor op de
MODE-toets (3) totdat de modusweergave LAN-TEST (8)
brandt en de statusweergave LAN-TEST knippert.
Houd daarna de MODE-toets (3) ingedrukt, totdat de
statusweergave LAN-TEST (9) continu brandt. Als de
statusweergave LAN-TEST (9) brandt, is het testcircuit
gesloten. Als de statusweergave LAN-TEST (9) niet
brandt, is het meetcircuit onderbroken. Zie hiervoor
ook tip 1.
Geen meting in de buurt van resp. direct aan spanning- en signaalvoerende kabels uitvoeren!
Er bestaat gevaar voor levensgevaarlijke elektrische schokken en beschadiging van het apparaat.
!
– Schakel het meetcircuit spanningsvrij.
– Afschermingen in de kabel en in de omgeving (metalen afdekkingen,
metalen staanders) verminderen de lokalisatiediepte van de ontvanger.
!
Modusweergave
LAN-TEST (8) brandt
Modusweergave
LAN-TEST (8) brandt
niet
Leidingen traceren
MultiCable-Checker
15
a
6
RJ 45
BNC
tv-coax
tv-coax
F-adapter (SAT)
F-adapter
(SAT)BNC
RJ 11 / RJ 45
b
c
d
NL
Lokaliseren van een netwerk, telefoon-, multimediakabel
en afzonderlijke aders
Verbind de adapterkabel resp. de gezochte kabels met de zender en de ontvanger en schakel de zender in
de TEST-modus. Sluit de zender eventueel aan op een netwerk- resp. telefoondoos, zie afbeelding b. Sluit bij
metingen met de kabelklemmen de rode klem aan op de gezochte leiding en de zwarte op de massa (aard-
geleider of afscherming). Zoek vervolgens de aangesloten leiding met de ontvanger. Zie hiervoor ook tip 2.
Tip 3: Verminder het ontvangstsignaal stapsgewijs met de volumeregelaar (18) om de gezochte kabel beter
te kunnen lokaliseren. De gezochte kabel kan door volumeverschillen worden gelokaliseerd en wordt aan-
gegeven door het felste branden van de statusweergave (19) resp. de hoogste geluidssterkte van het signaal.
Tip 4: De beste zoekresultaten worden behaald als de meetpunt (15) een direct metalen contact maakt met
de gezochte leiding. In dat geval wordt door dit contact een aanzienlijk hogere signaalsprong gegenereerd.
Sterkere signalen ontvangt u ook aan de kabeluiteinden (afb. c) of direct aan de afzonderlijke aders (afb. d).
Tip 5: Eventueel optredende storingen (brommen enz.) kunnen worden verminderd door de retour- en
afschermgeleiding in de meetleiding te aarden. De aarding door de eigen hand of vinger kan daarbij al
voldoende zijn.
Verbind de kabelklemmen met de RJ 11-aan-
sluiting, sluit de kabelklemmen aan op de
gewenste leiding en schakel de zender in de
SCAN-modus. Druk daarvoor op de MODE-toets
(3) totdat de modusweergave SCAN (7) brandt
en de statusweergave SCAN (6) knippert. Zoek
vervolgens met behulp van de ontvanger en
ingedrukte testmodus-toets (21) de leiding, zie
afb. a. Stel het signaal bij de ontvanger in op
het hoogste volume (18) om de maximale meet-
diepte te bereiken.
Tip 2: Al naargelang de toepassing kan het zinvol zijn om de signaalsoort om te schakelen. Houd daarvoor
in de SCAN-modus de MODE-toets (3) ingedrukt, totdat de statusweergave SCAN (6) continu brandt. Door
het kort indrukken van de MODE-toets (3) wordt de signaalsoort weer teruggezet. Een knipperende status-
weergave SCAN (6) geeft het gemoduleerde signaal en een continu brandende weergave het constante
signaal aan.
Het ingevoerde zendsignaal van de toevoerleiding kan op andere geleidingen worden
overgedragen, zodra deze over langere afstanden parallel aan de toevoerleiding verlopen.
!
16
7
Opmerkingen inzake onderhoud en reiniging
Reinig alle componenten met een iets vochtige doek en vermijd het gebruik van reinigings-, schuur- en
oplosmiddelen. Verwijder de batterij(en) voordat u het apparaat gedurende een langere tijd niet gebruikt.
Bewaar het apparaat op een schone, droge plaats.
Koptelefoon
Met de bijgeleverde koptelefoon kunnen ontvangstsignalen exacter worden geanalyseerd BELANGRIJK:
stel de volumeregelaar eerst in op de kleinste stand voordat u de koptelefoon op de ontvanger (17)
aansluit en de koptelefoon opzet. Een te hoog volume in de koptelefoon kan leiden tot gehoorschade.
Tip 6: Parallel verlopende stroomleidingen kunnen een storend bromgeluid in de meetleiding veroorzaken.
Als de externe storing te sterk is, schakelt u indien mogelijk de huisverzorging tijdens de meting uit.
Tip 7: In het bijzonder de tv-dozen kunnen lters bevatten die metingen negatief beïnvloeden.
Demonteer in dat geval de tv-doos en meet direct aan de kabel.
Technische gegevens (Technische wijzigingen voorbehouden. 05.17)
Zender TX
Max. ingangsspanning 20V DC
Max. uitgaande stroomsterkte 10 mA
Max. signaalspanning 8 Vpp (piek piek)
Max. testlengte 3 km
Stroomvoorziejning 1 x 9V-blok, IEC LR6, alkali
Afmetingen (B x H x D) 49 x 127 x 34 mm
Gewicht (inkl. incl. batterij) 130 g
Ontvanger RECV
Max. ingangsspanning 20V DC
Max. uitgaande stroomsterkte 30 mA
Meetbereik SCAN-modus 0 ... 5 cm meetdiepte
Stroomvoorziejning 1 x 9V-blok, IEC LR6, alkali
Afmetingen (B x H x D) 39 x 187 x 30 mm
Gewicht (inkl. incl. batterij) 135 g
Zender TX / Ontvanger RECV
Werkomstandigheden
0 ... 40°C, Luchtvochtigheid max. 80 % rH,
niet-condenserend, Werkhoogte max. 2000 m
Opslagvoorwaarden -10°C ... 60°C, Luchtvochtigheid max. 80 % rH
EU-bepalingen en afvoer
Het apparaat voldoet aan alle van toepassing zijnde normen voor het vrije
goederenverkeer binnen de EU.
Dit product is een elektrisch apparaat en moet volgens de Europese richtlijn
voor oude elektrische en elektronische apparatuur gescheiden verzameld en
afgevoerd worden.
Verdere veiligheids- en aanvullende instructies onder:
http://laserliner.com/info?an=mucache
NL

Documenttranscriptie

! Lees de bedieningshandleiding en de bijgevoegde brochure ‚Garantie- en aanvullende aanwijzingen‘ volledig door. Volg de daarin beschreven aanwijzingen op. Bewaar deze documentatie en geef ze door als u het apparaat doorgeeft. Functie / toepassing – Lokaliseert telefoondraden, netwerkkabels, draden en kabels in elektrische systemen – Controleert de netwerkbedrading (toewijzing van de afzonderlijke geleiders) – Geïntegreerde doorgangstester – Omvangrijke set toebehoren voor de controle van de meest gangbare steekverbindingen (RJ11, RJ45, BNC, tv-coax, F-adapter) – Universele testklem voor de aansluiting op willekeurige geleiders – Hard signaalgeluid voor de eenvoudige identificatie van de geselecteerde kabels – Zeer felle, witte led-zaklampfunctie Algemene veiligheidsaanwijzingen – Gebruik het apparaat uitsluitend doelmatig binnen de aangegeven specficaties. – De meetapparaten en het toebehoren zijn geen kinderspeelgoed. Buiten het bereik van kinderen bewaren. – De bouwwijze van het apparaat mag niet worden veranderd! – Stel het apparaat niet bloot aan mechanische belasting, extreme temperaturen, vocht of sterke trillingen. – Gebruik het apparaat niet in omgevingen met explosieve gassen of stoom. – Vóór het openen van het batterijvakdeksel dient de verbinding van het apparaat naar alle meetkringen te worden onderbroken. – Het apparaat is niet geschikt voor de meting onder spanning. Controleer daarom altijd of de meetkring spanningsvrij is. De spanningsvrijheid moet door middel van geschikte maatregelen gewaarborgd zijn. – Let op dat alle hoogspanningscondensators ontladen zijn. – De zender leidt de meetspanning in de te controleren leidingen. Gevoelige elektronica (bijv. netwerkkaarten) kunnen daardoor beïnvloed worden of beschadigd raken. Waarborg daarom vóór de meting dat de te controleren leidingen niet zijn aangesloten op gevoelige elektronica. – Gebruik uitsluitend de originele meetadapters. Veiligheidsaanwijzingen Omgang met kunstmatige, optische straling OStrV (verordening inzake kunstmatige optische straling) – Het apparaat werkt met leds uit de risicogroep RG0 (vrij van gevaar) overeenkomstig de geldende normen voor fotobiologische veiligheid (EN 62471:2008-09vv / IEC/TR 62471:2006-07vv) in de telkens actuele lezing. – Stralingsvermogen: peak-golflengte is 456 nm. – De toegankelijke straling van de leds is bij doelmatig gebruik en onder redelijkerwijs te voorziene voorwaarden ongevaarlijk voor het menselijk oog en de menselijke huid. Uittree-opening led Veiligheidsaanwijzingen Omgang met elektromagnetische straling – Het meettoestel voldoet aan de voorschriften en grenswaarden voor de elektromagnetische compatibiliteit volgens de EMC-richtlijn 2014/30/EU. – Plaatselijke gebruiksbeperkingen, bijv. in ziekenhuizen, in vliegtuigen, op pompstations of in de buurt van personen met een pacemaker, moeten in acht worden genomen. Een gevaarlijk effect op of storing van elektronische apparaten is mogelijk. 12 NL MultiCable-Checker Zender TX Ontvanger RECV 15 16 17 1 11 2 12 13 3 6 18 19 20 21 7 4 Zender TX 1 RJ 45 kabelaansluiting 2 RJ 11 kabelaansluiting 3 AAN/UIT-toets / MODE-toets (omschakeling SCAN / LAN-TEST) 4 Weergave kabelsequentie 5 Batterijvakje (achterzijde) 6 Statusweergave SCAN 7 Modusweergave SCAN 8 Modusweergave LAN-TEST 9 Statusweergave LAN-TEST 10 Verbindingselement voor ontvanger RECV 8 Ontvanger RECV 9 11 RJ 45 kabelaansluiting 12 Weergave kabelsequentie RJ 45 10 14 13 Luidsprekers (achterzijde) 14 Houder voor zender TX 22 5 15 Meetpunt 16 Zaklamp 17 Koptelefoonaansluiting 18 Volumeregelaar ontvangstsignaal 19 Statusweergave ontvangstsignaal 20 AAN/UIT-schakelaar zaklamp 21 Toets testmodus 22 Batterijvakje (achterzijde) 1 Plaatsen van de batterijen Open het batterijvakje op de achterzijde van het apparaat en plaats een 9V batterij. Let daarbij op de juiste polariteit. Zender TX Al naargelang de geselecteerde modus knippert de statusweergave SCAN resp. de modusweergave LAN-TEST langzaam. Ontvanger RECV Het volume van het signaalgeluid wordt zwakker, ook al wordt de positie van het apparaat resp. de volumeregelaar (18) niet veranderd. NL 13 2 ON / OFF Zender TX ON: 1x OFF: 4x Ontvanger RECV Het apparaat is direct na het plaatsen van de batterijen klaar voor gebruik. Het apparaat heeft geen aparte aan-/ uitschakelaar en is dus altijd actief. 3 Kabelconfectie bij LAN-kabels controleren De LAN-kabel (RJ 45) met de zender en de ontvanger verbinden en de zender in de LAN-TEST-modus schakelen. Druk daarvoor op de MODE-toets (3) totdat de modusweergave LAN-TEST (8) brandt en de statusweergave LAN-TEST (9) knippert. Vergelijk nu de lichtsequentie van de dioden 1 t/m 8 van zender en ontvanger. Doorgang in de kabel is voorhanden: – Lichtsequenties van zender en ontvanger zijn identiek: 1=1, 2=2 enz. – Lichtsequentie van zender en ontvanger verschillen, bijv. 1=8, 2=7 enz: kabelaansluitingen gekruist. – Als bovendien de diode G bij beide apparaten brandt,is de kabel afgeschermd. Doorgang in de kabel is niet voorhanden: – De dioden 1 t/m 8 branden niet: de kabel is beschadigd, bijv. door een kabelbreuk of steker zonder contact. – Gelijktijdig en onregelmatig knipperen van meerdere dioden (1 t/m 8): kortsluiting in de kabel. Tip 1: De snelheid van de lichtsequentie kan in de LAN-TEST-modus worden omgezet door indrukken van de toets (3). Bij de snelheid van de sequentie wordt een onderscheid gemaakt tussen langzaam en snel knipperen van de statusweergave LAN-TEST (9). ! Geen meting in de buurt van resp. direct aan spanning- en signaalvoerende kabels uitvoeren! Er bestaat gevaar voor levensgevaarlijke elektrische schokken en beschadiging van het apparaat. 4 Doorgangstest RJ 11 Bij deze toepassing is alleen de zender vereist. Verbind de kabelklemmen met de RJ 11-aansluiting, sluit de kabelklemmen aan op het meetobject en schakel het apparaat in de LAN-TEST-modus. Druk daarvoor op de MODE-toets (3) totdat de modusweergave LAN-TEST (8) brandt en de statusweergave LAN-TEST knippert. Houd daarna de MODE-toets (3) ingedrukt, totdat de statusweergave LAN-TEST (9) continu brandt. Als de statusweergave LAN-TEST (9) brandt, is het testcircuit gesloten. Als de statusweergave LAN-TEST (9) niet brandt, is het meetcircuit onderbroken. Zie hiervoor ook tip 1. 5 Leidingen traceren ! 14 – Schakel het meetcircuit spanningsvrij. –A  fschermingen in de kabel en in de omgeving (metalen afdekkingen, metalen staanders) verminderen de lokalisatiediepte van de ontvanger. NL Modusweergave LAN-TEST (8) brandt Modusweergave LAN-TEST (8) brandt niet MultiCable-Checker Verbind de kabelklemmen met de RJ 11-aansluiting, sluit de kabelklemmen aan op de gewenste leiding en schakel de zender in de SCAN-modus. Druk daarvoor op de MODE-toets (3) totdat de modusweergave SCAN (7) brandt en de statusweergave SCAN (6) knippert. Zoek vervolgens met behulp van de ontvanger en ingedrukte testmodus-toets (21) de leiding, zie afb. a. Stel het signaal bij de ontvanger in op het hoogste volume (18) om de maximale meetdiepte te bereiken. a Tip 2: Al naargelang de toepassing kan het zinvol zijn om de signaalsoort om te schakelen. Houd daarvoor in de SCAN-modus de MODE-toets (3) ingedrukt, totdat de statusweergave SCAN (6) continu brandt. Door het kort indrukken van de MODE-toets (3) wordt de signaalsoort weer teruggezet. Een knipperende statusweergave SCAN (6) geeft het gemoduleerde signaal en een continu brandende weergave het constante signaal aan. 6 Lokaliseren van een netwerk, telefoon-, multimediakabel en afzonderlijke aders Verbind de adapterkabel resp. de gezochte kabels met de zender en de ontvanger en schakel de zender in de TEST-modus. Sluit de zender eventueel aan op een netwerk- resp. telefoondoos, zie afbeelding b. Sluit bij metingen met de kabelklemmen de rode klem aan op de gezochte leiding en de zwarte op de massa (aardgeleider of afscherming). Zoek vervolgens de aangesloten leiding met de ontvanger. Zie hiervoor ook tip 2. RJ 11 / RJ 45 BNC F-adapter F-adapter (SAT) (SAT) tv-coax RJ 45 ! BNC tv-coax Het ingevoerde zendsignaal van de toevoerleiding kan op andere geleidingen worden overgedragen, zodra deze over langere afstanden parallel aan de toevoerleiding verlopen. b c d Tip 3: Verminder het ontvangstsignaal stapsgewijs met de volumeregelaar (18) om de gezochte kabel beter te kunnen lokaliseren. De gezochte kabel kan door volumeverschillen worden gelokaliseerd en wordt aangegeven door het felste branden van de statusweergave (19) resp. de hoogste geluidssterkte van het signaal. Tip 4: De beste zoekresultaten worden behaald als de meetpunt (15) een direct metalen contact maakt met de gezochte leiding. In dat geval wordt door dit contact een aanzienlijk hogere signaalsprong gegenereerd. Sterkere signalen ontvangt u ook aan de kabeluiteinden (afb. c) of direct aan de afzonderlijke aders (afb. d). Tip 5: Eventueel optredende storingen (brommen enz.) kunnen worden verminderd door de retour- en afschermgeleiding in de meetleiding te aarden. De aarding door de eigen hand of vinger kan daarbij al voldoende zijn. NL 15 Tip 6: Parallel verlopende stroomleidingen kunnen een storend bromgeluid in de meetleiding veroorzaken. Als de externe storing te sterk is, schakelt u indien mogelijk de huisverzorging tijdens de meting uit. Tip 7: In het bijzonder de tv-dozen kunnen filters bevatten die metingen negatief beïnvloeden. Demonteer in dat geval de tv-doos en meet direct aan de kabel. 7 Koptelefoon Met de bijgeleverde koptelefoon kunnen ontvangstsignalen exacter worden geanalyseerd BELANGRIJK: stel de volumeregelaar eerst in op de kleinste stand voordat u de koptelefoon op de ontvanger (17) aansluit en de koptelefoon opzet. Een te hoog volume in de koptelefoon kan leiden tot gehoorschade. Opmerkingen inzake onderhoud en reiniging Reinig alle componenten met een iets vochtige doek en vermijd het gebruik van reinigings-, schuur- en oplosmiddelen. Verwijder de batterij(en) voordat u het apparaat gedurende een langere tijd niet gebruikt. Bewaar het apparaat op een schone, droge plaats. Technische gegevens (Technische wijzigingen voorbehouden. 05.17) Zender TX Max. ingangsspanning 20V DC Max. uitgaande stroomsterkte 10 mA Max. signaalspanning 8 Vpp (piek piek) Max. testlengte 3 km Stroomvoorziejning 1 x 9V-blok, IEC LR6, alkali Afmetingen (B x H x D) 49 x 127 x 34 mm Gewicht (inkl. incl. batterij) 130 g Ontvanger RECV Max. ingangsspanning 20V DC Max. uitgaande stroomsterkte 30 mA Meetbereik SCAN-modus 0 ... 5 cm meetdiepte Stroomvoorziejning 1 x 9V-blok, IEC LR6, alkali Afmetingen (B x H x D) 39 x 187 x 30 mm Gewicht (inkl. incl. batterij) 135 g Zender TX / Ontvanger RECV Werkomstandigheden 0 ... 40°C, Luchtvochtigheid max. 80 % rH, niet-condenserend, Werkhoogte max. 2000 m Opslagvoorwaarden -10°C ... 60°C, Luchtvochtigheid max. 80 % rH EU-bepalingen en afvoer Het apparaat voldoet aan alle van toepassing zijnde normen voor het vrije goederenverkeer binnen de EU. Dit product is een elektrisch apparaat en moet volgens de Europese richtlijn voor oude elektrische en elektronische apparatuur gescheiden verzameld en afgevoerd worden. Verdere veiligheids- en aanvullende instructies onder: http://laserliner.com/info?an=mucache 16 NL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68

Laserliner TX de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor