KTM BRABUS de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2023
BRABUS 1300 R
Artikelnr. 3214764nl
BESTE KLANT,
*3214764nl*
3214764nl
16.02.2023
BESTE KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van deze motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne, sportieve
motorfiets en we zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 14)
Sleutelnummer ( pag. 14)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2023 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
BRABUS 1300 R (F9999W1, F9999W2)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 6
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 6
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 6
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 7
2.2 Onjuist gebruik .................................. 7
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ...................... 7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 8
2.6 Veilig gebruik .................................... 8
2.7 Beschermende kleding ....................... 9
2.8 Werkinstructies.................................. 9
2.9 Milieu............................................... 9
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 10
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 11
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 11
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 11
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren ...................................... 11
3.4 Service ........................................... 11
3.5 Afbeeldingen ................................... 11
3.6 Klantenservice................................. 11
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 13
5 SERIENUMMERS........................................ 14
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 14
5.2 Typeplaatje ..................................... 14
5.3 Sleutelnummer ................................ 14
5.4 Motornummer.................................. 14
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 15
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 15
5.7 Artikelnummer stuurdemper.............. 15
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 16
6.1 Koppelingshendel ............................ 16
6.2 Remhendel...................................... 16
6.3 Gashendel....................................... 16
6.4 Combinatieschakelaar links............... 16
6.5 Lichtschakelaar ............................... 17
6.6 Menutoetsen ................................... 17
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar ............. 17
6.8 Claxonknop ..................................... 18
6.9 Knoppen van de cruisecontrol ........... 18
6.10 +RES/-SET-knop.............................. 19
6.11 Combinatieschakelaar rechts............. 20
6.12 Noodknipperlichtschakelaar .............. 20
6.13 Startknop/noodstopschakelaar ........... 20
6.14 RACE-ON-knop ................................ 21
6.15 C1 en C2-schakelaar ........................ 21
6.16 Stuurslot (antenne) .......................... 21
6.17 Wegrijblokkering .............................. 22
6.18 RACE-ON-sleutel ............................. 22
6.19 USBaansluiting............................... 23
6.20 Tankdop openen .............................. 23
6.21 Tankdop sluiten ............................... 24
6.22 Versnellingshendel ........................... 24
6.23 Rempedaal...................................... 25
6.24 Zijstandaard .................................... 25
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 26
7.1 Gecombineerd instrument................. 26
7.2 Activering en test............................. 26
7.3 Dagnacht-modus............................. 27
7.4 Waarschuwingen .............................. 27
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek ........ 28
7.6 Controlelampjes............................... 28
7.7 Display ........................................... 30
7.8 TRACK-display................................. 31
7.9 Performancelayout .......................... 32
7.10 Widget klein .................................... 33
7.11 Widget groot.................................... 33
7.12 odometer......................................... 34
7.13 Toerental......................................... 34
7.14 Schakelindicator .............................. 34
7.15 Weergave van de cruisecontrol........... 35
7.16 Snelheid ......................................... 35
7.17 ABS Modeweergave......................... 35
7.18 Rideweergave ................................. 35
7.19 Dampweergave ............................... 36
7.20 Loadweergave................................. 36
7.21 Anti Diveweergave........................... 36
7.22 Forkweergave.................................. 36
7.23 Shockweergave ............................... 37
7.24 Versnellingsindicatie ........................ 37
7.25 Greepverwarming ............................. 37
7.26 Zadelverwarming.............................. 37
7.27 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 38
7.28 Brandstofpeilweergave...................... 38
7.29 Omgevingslucht-
temperatuurindicator........................ 38
7.30 Tijd ................................................ 39
7.31 Favoritesweergave ........................... 39
7.32 Navigationweergave......................... 39
7.33 Menu.............................................. 40
7.33.1 KTM MY RIDE............................. 40
7.33.2 Audio ......................................... 40
7.33.3 Navigation................................... 41
7.33.4 Navigatie informatie..................... 42
7.33.5 Volume ....................................... 42
7.33.6 Pairing........................................ 43
INHOUDSOPGAVE
3
7.33.7 Telefonie..................................... 45
7.33.8 Trip 1 ......................................... 45
7.33.9 Trip 2 ......................................... 46
7.33.10 General Info ............................... 46
7.33.11 TPMS ......................................... 46
7.33.12 Warnings..................................... 47
7.33.13 Service ....................................... 47
7.33.14 Extra Functions ........................... 48
7.33.15 Ride Mode .................................. 48
7.33.16 Track.......................................... 49
7.33.17 Throttle Response........................ 49
7.33.18 Anti Wheelie Mode....................... 49
7.33.19 Launch Control............................ 50
7.33.20 Slip Adjuster ............................... 50
7.33.21 Motorcycle .................................. 51
7.33.22 Heated Grips ............................... 51
7.33.23 Heated Seat ................................ 52
7.33.24 MTC+MSR .................................. 52
7.33.25 ABS............................................ 52
7.33.26 Quickshifter + ............................. 53
7.33.27 Suspension ................................. 53
7.33.28 Damping ..................................... 53
7.33.29 Preload Adjuster .......................... 54
7.33.30 Anti Dive..................................... 54
7.33.31 Fork............................................ 55
7.33.32 Shock ......................................... 55
7.33.33 Settings ...................................... 55
7.33.34 Knop C1 en C2............................ 56
7.33.35 Bluetooth.................................... 56
7.33.36 Headset Type .............................. 57
7.33.37 Display Theme............................. 57
7.33.38 Button Illumination...................... 57
7.33.39 Shift Light .................................. 58
7.33.40 Tijd en datum instellen ................ 58
7.34 Units .............................................. 59
7.35 Distance ......................................... 60
7.36 Temperature.................................... 60
7.37 Pressure.......................................... 60
7.38 Consumption ................................... 61
7.39 Language ........................................ 61
7.40 Heated Grips ................................... 61
7.41 Heated Seat .................................... 62
7.42 Widget klein .................................... 62
7.43 Widget groot.................................... 63
7.44 Widget KTM MY RIDE ...................... 63
7.45 Widget NAVIGATION ........................ 64
7.46 Widget FAVORITES .......................... 64
7.47 Widget INFO.................................... 65
7.48 Widget HEATING ............................. 65
7.49 Widget MUSIC................................. 66
8 ERGONOMIE .............................................. 67
8.1 Stuurpositie..................................... 67
8.2 Stuurstand instellen ..................... 67
8.3 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 68
8.4 Uitgangspositie van de remhendel
instellen.......................................... 68
8.5 Trapper van rempedaal instellen........ 68
8.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren...................................... 69
8.7 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ........... 69
8.8 Versnellingshendelvlak instellen ........ 70
8.9 Voetsteunhouder instellen ............. 70
8.10 Voetsteunen instellen .................... 72
8.11 Helling van het gecombineerde
instrument instellen ......................... 73
9 INBEDRIJFSTELLING.................................. 75
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 75
9.2 Motor inrijden.................................. 76
9.3 Voertuig beladen.............................. 76
10 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 78
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 78
10.2 Voertuig starten ............................... 78
10.3 Startvermogen van lithium-ion-
accu's bij lage temperaturen ............. 80
10.4 LaunchControl ................................ 80
10.5 Beginnen met rijden......................... 81
10.6 beginnen met rijden met
LaunchControl ................................ 81
10.7 Quickshifter +.................................. 82
10.8 Schakelen, rijden............................. 82
10.9 MSR............................................... 85
10.10 Afremmen ....................................... 85
10.11 Stoppen, parkeren............................ 87
10.12 Transporteren .................................. 88
10.13 Wegslepen bij pech .......................... 88
10.14 Brandstof tanken ............................. 89
11 SERVICESCHEMA ....................................... 91
11.1 Extra informatie ............................... 91
11.2 Servicewerkzaamheden..................... 91
12 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 93
12.1 Voorvork/schokdemper ...................... 93
12.2 PreloadAdjuster .............................. 93
12.3 Suspension Mode............................. 94
12.4 Stuurdemper instellen ...................... 94
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 96
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ........................................ 96
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen ............................................ 96
INHOUDSOPGAVE
4
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ........................................ 96
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ..... 97
13.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen .... 97
13.6 Bestuurderszadel verwijderen ............ 98
13.7 Bestuurderszadel monteren............... 98
13.8 Brandstoftankspoiler links
demonteren..................................... 99
13.9 Brandstoftankspoiler links
monteren ........................................ 99
13.10 Einddemper demonteren ............. 100
13.11 Einddemper monteren ................ 101
13.12 Kettingvervuiling controleren........... 102
13.13 Ketting reinigen ............................. 102
13.14 Kettingspanning controleren ........... 103
13.15 Kettingspanning instellen ............... 104
13.16 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............ 105
13.17 Vloeistofpeil hydraulische
koppeling controleren/corrigeren...... 106
14 REMSYSTEEM.......................................... 108
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............. 108
14.2 Remschijven controleren................. 109
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 110
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 110
14.5 Remvoeringen en
remvoeringborging van de
voorwielrem controleren.................. 111
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 112
14.7 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 113
14.8 Remvoeringen en
remvoeringborging van de
achterwielrem controleren............... 114
15 WIELEN, BANDEN .................................... 116
15.1 Voorwiel demonteren .................. 116
15.2 Voorwiel monteren ...................... 116
15.3 Achterwiel demonteren ............... 118
15.4 Achterwiel monteren ................... 118
15.5 Bandentoestand controleren............ 119
15.6 Bandenspanning controleren ........... 120
15.7 Gebruik van bandenreparatiespray ... 121
16 ELEKTRONICA.......................................... 122
16.1 Dimlicht........................................ 122
16.2 Groot licht..................................... 122
16.3 12V-accu demonteren ................. 122
16.4 12V-accu monteren .................... 123
16.5 12V-accu laden .......................... 124
16.6 RACE-ON-sleutelbatterij
vervangen...................................... 126
16.7 Hoofdzekering vervangen ................ 127
16.8 Zekeringen in zekeringenblok
vervangen...................................... 128
16.9 Koplampinstelling controleren ......... 129
16.10 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 129
16.11 USB-kabel aansluiten..................... 130
16.12 USB-kabel loskoppelen................... 130
16.13 Diagnosestekker............................. 131
16.14 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 131
16.15 ACC1 en ACC2 achterzijde.............. 131
17 KOELSYSTEEM......................................... 132
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir
controleren.................................... 132
17.2 Koelmiddelpeil in
compensatiereservoir corrigeren....... 132
18 MOTORAFSTEMMING ............................... 134
18.1 Ride Mode .................................... 134
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC)........ 134
18.3 Anti-wheelie-modus........................ 135
18.4 Slipaanpassing .............................. 135
18.5 Throttle Response .......................... 135
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 136
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 136
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 136
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 139
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 141
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 141
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 142
21 STALLING ................................................ 144
21.1 Stalling......................................... 144
21.2 Inbedrijfstelling na stalling ............. 145
22 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 146
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 148
23.1 Motor............................................ 148
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 149
23.3 Vulhoeveelheden............................ 151
23.3.1 Motorolie .................................. 151
23.3.2 Koelmiddel ............................... 151
23.3.3 Brandstof.................................. 152
23.4 Chassis ......................................... 152
23.5 Elektronica.................................... 153
23.6 Banden......................................... 153
23.7 Voorvork........................................ 153
23.8 Schokdemper ................................ 154
INHOUDSOPGAVE
5
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 154
24 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 159
24.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 159
24.2 Landspecifieke
verklaringen van overeenstemming
(KTM RACE ON) ............................ 159
24.3 Landspecifieke verklaringen van
overeenstemming (CCU-2) .............. 160
25 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 161
26 HULPSTOFFEN......................................... 163
27 NORMEN ................................................. 164
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 165
29 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 166
30 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 167
30.1 Rode pictogrammen ....................... 167
30.2 Gele of oranje pictogrammen........... 167
30.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 167
INDEX ............................................................. 168
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
6
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat deze
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage. Daar
wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde spe-
ciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is ontworpen en gebouwd om bestand te zijn tegen de gebruikelijke belastingen van normaal wegge-
bruik en gebruik op het circuit. Dit voertuig is alleen geschikt voor gebruik op geasfalteerde wegen.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rij-
den. In de bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger
maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel
kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals bij stoffige omgeving, sterke regen,
hoge temperaturen of met zware bagage, kunnen componenten zoals luchtfilter, aandrijving, remsystemen of
veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken
van het volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S05153-10
1Koppelingshendel ( pag. 16)
2Bestuurdersvoetsteunen
3Versnellingshendel ( pag. 24)
4Zijstandaard ( pag. 25)
5Kijkglas motorolie
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S05154-10
1Tankdop
2Combinatieschakelaar links ( pag. 16)
3Startknop/noodstopschakelaar ( pag. 20)
3RACE-ON-knop ( pag. 21)
3Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 20)
3C1 en C2-schakelaar ( pag. 21)
4Gashendel ( pag. 16)
5Remhendel ( pag. 16)
6Compensatiereservoir koelsysteem
7Rempedaal ( pag. 25)
5 SERIENUMMERS
14
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402324-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
Het voertuigidentificatienummer staat ook op het typeplaatje.
5.2 Typeplaatje
402174-10
Het typeplaatje 1is rechts op de framebuis aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
S05185-10
Het sleutelnummer Code number 1staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te
bestellen. De KEYCODECARD op een veilig plaats bewaren.
5.4 Motornummer
402296-10
Het motornummer 1is aan rechterkant van de motor gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
15
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402798-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
5.7 Artikelnummer stuurdemper
H01060-10
Het artikelnummer van de stuurdemper 1is aan de onderkant
van de stuurdemper gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.1 Koppelingshendel
S05155-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
S05156-10
De remhendel 1is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
S05156-11
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Combinatieschakelaar links
De linker combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
S05157-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1Lichtschakelaar ( pag. 17)
2Knoppen van de cruisecontrol ( pag. 18)
3Menutoetsen ( pag. 17)
4Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 17)
5Claxonknop ( pag. 18)
6+RES/-SET-knop ( pag. 19)
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.5 Lichtschakelaar
S05158-10
De lichtschakelaar 1is links op de combinatieschakelaar aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand A. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand B. In
deze stand zijn het groot licht en het achterlicht inge-
schakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand C. In deze
stand wordt het seinlicht bediend. De lichtschakelaar
springt na het bedienen terug in de stand A.
6.6 Menutoetsen
S05157-11
De menutoetsen zijn centraal op de gecombineerde schakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets 1is de UPtoets.
Toets 2is de RIGHTtoets.
Toets 3is de DOWNtoets.
Toets 4is de LEFTtoets.
Toets 5is de SET-toets.
Toets 6is de BACK-toets.
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar
S05157-12
De richtingaanwijzerschakelaar 1is aan de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
naar het schakelaarhuis geduwd.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
Info
Als softwarefunctie is een automatische richtingaanwijzer-
uitschakelaar (ATIR) beschikbaar.
De ATIR-functie gebruikt een tijdklok en een rijafstandsme-
ter.
Als de richtingaanwijzer gedurende minimaal 10 seconden
en 150 meter rijafstand ingeschakeld is geweest, wordt de
richtingaanwijzer uitgeschakeld.
Als het voertuig stilstaat, worden de beide meters gestopt.
Als de richtingaanwijzerschakelaar opnieuw wordt bediend,
worden beide meters gereset.
6.8 Claxonknop
S05157-13
De claxonknop 1is op de gecombineerde schakelaar links aan-
gebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie.
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6.9 Knoppen van de cruisecontrol
S05159-10
De knoppen 1,2en 3van de cruisecontrol zijn links op de
combinatieschakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Knop van cruisecontrol in de uitgangspositie.
Knop +RES kort ingedrukt. De als laatste opgeslagen doel-
snelheid wordt weer geactiveerd. Elke keer dat de schakelaar
wordt aangetikt, wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph
verhoogd.
Knop +RES ingedrukt houden. De doelsnelheid neemt staps-
gewijs toe met 5 km/h of 5 mph.
Knop SET ingedrukt. De cruisecontrol wordt geactiveerd
en de actuele snelheid wordt aangehouden. Elke keer dat
de schakelaar wordt aangetikt, wordt de doelsnelheid met
1 km/h of 1 mph verlaagd.
Knop SET ingedrukt houden. De doelsnelheid neemt staps-
gewijs af met 5 km/h of 5 mph.
Info
Na activering van de cruisecontrol kan de gashendel in de
uitgangspositie teruggedraaid worden. De gekozen snelheid
blijft behouden.
Als nog geen doelsnelheid is opgeslagen, kan deze eenma-
lig met de +RES-knop worden opgeslagen.
Als de doelsnelheid door verdraaien van de gashendel voor
minder dan 30 seconden wordt overschreden, blijft de crui-
secontrol geactiveerd.
Voor het uitschakelen van de cruisecontrol-functie de knop van de
cruisecontrol indrukken.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
De cruisecontrol wordt bovendien in de onderstaande situaties
gedeactiveerd:
bediening van de remhendel
bediening van het rempedaal
bediening van de koppelingshendel
Versnelling schakelen zonder Quickshifter+
Dichtdraaien van de gashendel verder dan de uitgangspositie
regeling van de motorfiets-tractiecontrole (MTC)
slip aan het achterwiel of omhoog komend voorwiel
Optreden van een fout die de functie van de cruisecontrol
beïnvloedt
overschrijden van de doelsnelheid bij een inhaalmanoeuvre
gedurende meer dan 30 seconden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe cruiscontrol-functie is niet voor
alle rijsituaties geschikt.
De gekozen doelsnelheid wordt onderschreden als op een
helling het motorvermogen niet voldoende is.
De gekozen doelsnelheid wordt overschreden als op een
helling de motorremwerking niet voldoende is.
Gebruik de cruisecontrol-functie niet op wegen met
veel bochten.
Gebruik de cruisecontrol-functie niet op een glad weg-
dek (bijvoorbeeld regen, ijs, sneeuw), bij slecht zicht
of op een onverharde ondergrond (bijvoorbeeld zand,
stenen, grind).
Gebruik de cruisecontrol-functie niet als de verkeerssi-
tuatie geen constante snelheid toelaat.
De cruisecontrol is alleen bij geactiveerde motorfiets-
tractiecontrole (MTC) beschikbaar.
Als de motorfiets-tractiecontrole (MTC) wordt uitgeschakeld, wordt
de cruiscontrol eveneens uitgeschakeld.
De cruisecontrol kan tijdens een sterke acceleratie niet worden
geactiveerd.
De cruisecontrol kan alleen in de 3e, 4e, 5e en 6e versnelling wor-
den geactiveerd.
Het regelbereik loopt van 40 tot 200 km/h of van 25 tot 125 mph.
6.10 +RES/-SET-knop
S05159-11
De +RES-knop 1is linksvoor op het stuur aangebracht.
De SET-knop 2is linksachter op het stuur aangebracht.
Info
De knoppen +RES en SET worden bij geactiveerde
cruisecontrol-functie voor het regelen van de cruisecontrol
gebruikt.
Als de cruisecontrol-functie is gedeactiveerd en de
rijmodus Performance of Track is ingesteld, worden de
knoppen +RES en SET gebruikt voor het instellen van
het Slip Adjuster.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.11 Combinatieschakelaar rechts
De rechter combinatieschakelaar is rechts op het stuur aange-
bracht.
S05160-10
Overzicht combinatieschakelaar rechts
1C1 en C2-schakelaar ( pag. 21)
2Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 20)
3RACE-ON-knop ( pag. 21)
4Startknop/noodstopschakelaar ( pag. 20)
6.12 Noodknipperlichtschakelaar
S05160-12
De noodknipperlichtschakelaar 1is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van
noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontste-
king of tot 60 seconden na het uitschakelen van de ontste-
king worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist
nodig is, aangezien dit de 12V-accu ontlaadt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier knipperlichten
en de groene controlelampjes op het gecombineerde
instrument knipperen.
6.13 Startknop/noodstopschakelaar
S05160-13
De startknop/noodstopschakelaar 1is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop/noodstopschakelaar uit (bovenste stand)
In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande
motor kan niet worden gestart. Er verschijnt een mel-
ding op het display.
Startknop/noodstopschakelaar aan (middelste stand)
Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontste-
kingscircuit is gesloten.
Startmotor aan (onderste stand) In deze stand wordt
de startmotor geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.14 RACE-ON-knop
S05160-11
De RACE-ONknop 1is op de combinatieschakelaar rechts aan-
gebracht.
Info
De RACE-ONknop heeft bij dit voertuig de functie van con-
tactslot.
De besturing kan alleen worden geblokkeerd als het stuur
naar links is gedraaid.
Mogelijke toestanden
RACE-ON-knop in de uitgangspositie.
RACE-ON-knop kort ingedrukt Kort indrukken schakelt
het contact in en ontgrendelt de stuurvergrendeling of scha-
kelt het contact uit. Het RACE-ON-controlelampje brandt een
keer kort ter bevestiging.
RACE-ON-knop lang ingedrukt Lang indrukken schakelt
het contact uit en vergrendelt tegelijkertijd de stuurvergrende-
ling.
6.15 C1 en C2-schakelaar
S05161-10
De schakelaar C1 en C2 is op de combinatieschakelaar aange-
bracht.
Info
De C1 en C2-schakelaar dient als snelle toegang tot ver-
schillende menu’s.
De C1 en C2-schakelaar kan vrij worden geconfigureerd.
6.16 Stuurslot (antenne)
S05162-10
Bij dit voertuig wordt het contact- en stuurslot door een contact-
loze sleutel met transponder (RACE-ONsleutel ( pag. 22)) ver-
vangen.
Om de stuurvergrendeling te activeren, moet het stuur naar links
gedraaid zijn.
Het stuur wordt via de RACE-ONknop ( pag. 21) elektrome-
chanisch ver- en ontgrendeld.
Als de batterijspanning van de RACE-ONsleutel te laag is, de
RACE-ONsleutel of de zwarte contactsleutel in het bereik A
positioneren en de startprocedure herhalen.
Info
Zodra de motor is gestart, de contactsleutel weer veilig
opbergen.
Mogelijke toestanden
Contact uit, besturing geblokkeerd In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken en de besturing geblokkeerd.
Contact uit, stuur ontgrendeld In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken en de besturing ontgrendeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
Contact aan, besturing ontgrendeld In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en de besturing ontgrendeld.
6.17 Wegrijblokkering
S03841-10
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen
gebruik door onbevoegden.
Zodra het contact via de RACE-ONknop ( pag. 21) wordt uit-
geschakeld, is de wegrijblokkering geactiveerd en de motorelektro-
nica geblokkeerd.
Het RACE-ONcontrolelampje 1kan door knipperen fouten aan-
geven.
Als de optionele alarminstallatie is geïnstalleerd, knippert het
RACE-ON-controlelampje 1als het contact is uitgeschakeld en
de alarminstallatie is ingeschakeld.
6.18 RACE-ON-sleutel
S05163-10
De RACE-ON-sleutel 1heeft bij dit voertuig alles functies van
een klassieke contactsleutel.
Met de knop 2wordt de sleutelbaard uitgeklapt. De sleutelbaard
wordt alleen gebruikt om de koffers (optioneel) te openen.
De zwarte contactsleutel 3is alleen voor situaties bedoeld
waarin de RACE-ON-sleutel niet beschikbaar is of niet werkt.
De zwarte contactsleutel kan voor het starten van het voertuig wor-
den gebruikt als de batterijspanning van de RACE-ONsleutel te
laag is en de transponder van het voertuig niet wordt herkend. Ook
kunnen met de zwarte contactsleutel de koffers (optioneel) worden
geopend.
Info
De RACE-ON-sleutel zo dicht mogelijk bij een ontvanger
bewaren.
De contactsleutels zijn uitgerust met elektronische compo-
nenten. Altijd een afstand van meerdere centimeter aan-
houden tot andere apparaten met elektronische componen-
ten.
Een verloren contactsleutel moet door een geautoriseerde KTM-
werkplaats worden gedeactiveerd om te voorkomen dat onbevoeg-
den met het voertuig gaan rijden.
De meegeleverde contactsleutels zijn in de leveringstoestand geac-
tiveerd.
Er kunnen in totaal tot vier contactsleutels onder vermelding van
het sleutelnummer bij een geautoriseerde KTM-werkplaats worden
geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
23
6.19 USBaansluiting
S05164-10
Aan de linkerkant van van het gecombineerde instrument bevindt
zich een USB-aansluiting 1voor de voedingsspanning van
externe apparaten.
De USB-aansluiting wordt ingeschakeld met het contact.
USBaansluiting
Spanning 5 V
Maximale
stroomopname
2,1 A
6.20 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
De motor is uit.
Het contact is ingeschakeld of sinds minder dan 1 minuut uitge-
schakeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
24
S05165-10
Afdekking 1langzaam omhoog klappen.
De tankdop ontgrendelt.
Tankdop 2omhoogklappen.
6.21 Tankdop sluiten
S05165-11
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar en
schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Tankdop 1omlaag klappen en omlaag drukken.
De tankdop klikt hoorbaar vast.
6.22 Versnellingshendel
402299-10
De versnellingshendel 1is aan de motor links aangebracht.
402299-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De vrije stand bevindt zich tussen 1e en 2e versnelling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
25
6.23 Rempedaal
402301-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.24 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard ingeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk Stoppen, par-
keren.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
26
7.1 Gecombineerd instrument
S03758-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functiesegmenten.
1Controlelampjes ( pag. 28)
2Display
7.2 Activering en test
S03842-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingssequentie en de controle-
lampjes branden kort voor een functiecontrole.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor
niet draait. Als de motor loopt en het controlelampje sto-
ring brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang
de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en het waar-
schuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de
geldende verkeersregels stoppen en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TCcontrolelampje
blijven branden totdat een snelheid van ca. 6 km/h (ca. 4
mph) of meer is bereikt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
27
7.3 Dagnacht-modus
S03748-01
De dagmodus wordt in lichte kleuren weergegeven.
S03749-01
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument
meet de helderheid van de omgeving en schakelt het dis-
play automatisch in dag- of nachtmodus. Afhankelijk van
de helderheid die de omgevingslichtsensor meet, wordt het
display lichter of donkerder of in de andere modus gescha-
keld.
In het menu Display Theme kan de weergavemodus tus-
sen AUTOMATIC en NIGHT handmatig worden gewisseld.
7.4 Waarschuwingen
S03763-01
Waarschuwingen verschijnen aan de onderste rand van het display.
Afhankelijk van hun relevantie krijgen ze een gele of rode achter-
grond.
Gele waarschuwingen tonen fouten of informatie die een snelle
interventie of aanpassing van de rijstijl vereisen.
Rode waarschuwingen tonen fouten of informatie die een onmid-
dellijke interventie vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige knop te drukken.
Alle bestaande waarschuwingen worden in het
menu Warnings weergegeven totdat ze niet meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
28
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek
S03767-10
Het verschijnen van de waarschuwing voor glad wegdek wijst op
een verhoogd risico op gladde wegen.
De waarschuwing voor glad wegdek wordt in het gedeelte 1
van het display weergegeven.
De waarschuwing voor glad wegdek verschijnt op het display
wanneer de omgevingstemperatuur onder de aangegeven waarde is
gedaald.
Temperatuur 4 °C
De waarschuwing voor glad wegdek verdwijnt weer van het dis-
play wanneer de omgevingstemperatuur weer boven de aangegeven
waarde is gestegen.
Temperatuur 6 °C
Info
Wanneer de waarschuwing voor glad wegdek oplicht, ver-
schijnt ook de waarschuwing ICE WARNING.
7.6 Controlelampjes
S03764-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
29
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor loopt en het contro-
lelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en
het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen en de
motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TCcontrolelampje blijven branden totdat een snelheid van ca.
6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
RACE-ONcontrolelampje brandt/knippert geel/rood Status- of foutmelding bij het race-on-
systeem/bij de alarminstallatie.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Bij geactiveerde
ABS-modus Supermoto wordt SM op het display weergegeven.
TC-controlelampje brandt/knippert geel De MTC ( pag. 134) is niet actief, regelt momen-
teel of een Launch-Control start wordt uitgevoerd. Het TC-controlelampje brandt ook als er een
fout wordt herkend. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje
knippert als de motorfietstractiecontrole actief ingrijpt.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Controlelampje cruisecontrol brandt geel De functie cruisecontrol is ingeschakeld, maar de
cruisecontrol is niet actief.
Controlelampje cruisecontrol brandt groen De functie cruisecontrol is ingeschakeld en de
cruisecontrol is actief.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
Het rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richting-
aanwijzer rechts is ingeschakeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
7.7 Display
S03766-10
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument. Als het menu geopend is, wordt
verder de snelheid weergegeven.
1Toerenteller
1Schakelindicator ( pag. 34)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2Snelheid
3Eenheid voor de snelheidsindicatie
4Brandstofpeilweergave ( pag. 38)
5ABS Modeweergave ( pag. 35)
6Ride Mode ( pag. 134)
7Versnellingsindicatie
8Tijd ( pag. 39)
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
31
7.8 TRACK-display
S03768-10
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument bij geactiveerde rijmodus TRACK.
Als het menu geopend is, wordt verder de snelheid weergegeven.
1Anti-wheelie-modus ( pag. 135)
2LaunchControl ( pag. 80)
3
Slipaanpassing ( pag. 135)
Bij wijziging van de slipaanpassing in de widget wordt deze weergave enkele seconden vervangen door de
weergave van de slipaanpassing.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
7.9 Performancelayout
S03769-10
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument in de geactiveerde rijmodus TRACK in de
performance-layout.
In de performance-layout kan KTM MY RIDE in de TRACK-modus worden gebruikt.
Als het menu geopend is, wordt verder de snelheid weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
33
7.10 Widget klein
S03785-01
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument met geopende kleine widget.
In de kleine widget kan informatie worden opgeroepen.
7.11 Widget groot
S03786-01
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument met geopende grote widget.
In de grote widget kan informatie worden opgeroepen en geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
7.12 odometer
S03757-01
De odometer kan in de widget FAVORITES als Trip 1 worden weerge-
geven. Hiervoor moet deze informatie in de widget zijn geconfigu-
reerd.
Informatie over de totale afstand kan in het menu General Info
onder het menupunt ODO worden opgeroepen of als
widget-informatie worden geconfigureerd.
In het menu Trip 1 wordt verdere informatie weergegeven.
Informatie over een verder traject kan in het menu Trip 2 worden
opgeroepen.
7.13 Toerental
S03750-01
Het toerental wordt in het gedeelte 1van het display weergege-
ven.
Het toerental wordt in omwentelingen per minuut weergegeven.
7.14 Schakelindicator
S03751-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïnte-
greerd.
In het menu Settings onder Shift Light kan het toerental voor de
schakelindicator worden ingesteld. Tijdens de inrijfase (tot
1000 km/621 mi) is de schakelindicator altijd actief. Pas daarna
kan de schakelindicator worden gedeactiveerd en kunnen de
waarden voor RPM 1 en RPM 2 worden ingesteld. Bij RPM 1
knippert de schakelindicator langzaam en bij RPM 2 snel.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
brandt altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
RPM 1-
schakelindicator
knippert langzaam
RPM 2 Schakelindi-
cator
knippert snel
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
35
7.15 Weergave van de cruisecontrol
S03770-10
De bedrijfstoestand van de geactiveerde cruisecontrol wordt in het
gedeelte 1van het display weergegeven.
De cruisecontrol wordt via de knoppen van de cruisecontrol
( pag. 18) aangestuurd.
7.16 Snelheid
S03771-10
De snelheid wordt in het gedeelte 1van het display weergege-
ven.
De eenheid van de snelheid kan in het menu Settings onder UNITS
worden geconfigureerd.
De snelheid wordt in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph
weergegeven.
7.17 ABS Modeweergave
S03772-10
De ingestelde ABS-modus wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
In het menu Motorcycle kan het ABS onder ABS Mode worden
geconfigureerd.
7.18 Rideweergave
S03774-10
De ingestelde rijmodus ( pag. 134) wordt in het bereik 1van
het display weergegeven.
In het menu Ride Mode kan de rijmodus worden geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
7.19 Dampweergave
S05144-10
In de widget SUSPENSION van het display wordt in het gedeelte 1
de ingestelde Damping modus weergegeven.
In het menu Motorcycle onder Damping kan de demping worden
geconfigureerd.
7.20 Loadweergave
S05144-11
In de widget SUSPENSION van het display wordt in het gedeelte 1
de ingestelde Load modus weergegeven.
De nuttige last kan in het menu Motorcycle onder Load worden
geconfigureerd.
De belading alleen in onbelaste toestand configureren.
7.21 Anti Diveweergave
S05144-12
In de widget SUSPENSION van het display wordt in het gedeelte 1
de Anti Dive modus weergegeven.
In het menu Motorcycle onder Anti Dive kan de functie worden
geactiveerd of gedeactiveerd.
7.22 Forkweergave
S05144-13
In de widget SUSPENSION van het display wordt in het gedeelte 1
de instelling van de voorvorkdemping weergegeven.
In het menu Motorcycle onder Fork kan de voorvorkdemping wor-
den geconfigureerd.
Info
De handmatige instelmogelijkheid van de voorvorkdemping
is alleen in de ADVANCED modus van de demping mogelijk.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
37
7.23 Shockweergave
S05144-14
In de widget SUSPENSION van het display wordt in het gedeelte 1
de instelling van de schokdemper-demping weergegeven.
In het menu Motorcycle onder Shock kan de
schokdemper-demping worden geconfigureerd.
Info
De handmatige instelmogelijkheid van de schokdemper-
demping is alleen in de ADVANCED modus van de demping
mogelijk.
7.24 Versnellingsindicatie
S03775-10
De actuele versnelling wordt in het gedeelte 1van het display
weergegeven.
7.25 Greepverwarming
S03776-10
In de widget HEATING van het display wordt bij geactiveerde hand-
greepverwarming het Heated Grips-symbool in het bereik 1weer-
gegeven.
De handgreepverwarming kan in het menu Motorcycle onder Hea-
ted Gripsof in de widget HEATING onder Heated Grips worden gecon-
figureerd.
7.26 Zadelverwarming
S03777-10
In de widget HEATING van het display wordt bij geactiveerde zadel-
verwarming het Heated Seat-symbool in het bereik 1weergege-
ven.
De zadelverwarming kan in het menu Motorcycle
onder Heated Seatof in de widget HEATING onder Heated Seat
worden geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
38
7.27 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
S03778-11
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Info
Bij het knipperen van alle balkjes verschijnt ook de waar-
schuwing ENGINE TEMP HIGH.
Mogelijke toestanden
Motor koud Geen van de acht balkjes brandt.
Motor warm Vier balkjes branden.
Motor heet Vijf tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes knipperen rood.
7.28 Brandstofpeilweergave
S03779-10
De inhoud van de brandstoftank wordt in het gedeelte 1van het
display weergegeven.
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer
balkjes er branden, hoe meer brandstof zich in de brandstoftank
bevindt.
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt,
knippert een balkje rood en verschijnt bovendien de
waarschuwing LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
7.29 Omgevingslucht-temperatuurindicator
S03780-10
In de grote widget INFO wordt de omgevingsluchttemperatuur in
het bereik 1weergegeven.
De eenheid van de omgevingstemperatuur kan in het
menu Settings onder Units worden geconfigureerd.
De omgevingstemperatuur wordt in °C of °F weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
39
7.30 Tijd
S03781-10
De tijd wordt in het gedeelte 1van het display weergegeven.
In alle talen kan de tijd in 24 uursformaat of 12 uursformaat wor-
den weergegeven.
In het menu Settings onder Clock/Date kan de tijd worden geconfi-
gureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld, nadat de stroomvoorziening
onderbroken was.
7.31 Favoritesweergave
S03782-10
In de widget FAVORITES kan kan verschillende informatie worden
geconfigureerd.
In de grote widget FAVORITES kunnen tot vier informatie-elementen
worden geconfigureerd en weergegeven.
Info
De vier informatie-elementen van de grote widget worden in
de kleine widget weergegeven.
Elke informatie wordt op twee regels weergegeven.
Elke informatie kan vrij op een geselecteerde plaats worden
opgeslagen.
7.32 Navigationweergave
S03783-10
In de kleine widget NAVIGATION worden de richtingspijl, de afstand
tot het volgende routepunt en de straatnaam bij geactiveerde navi-
gatiefunctie weergegeven.
In de grote widget NAVIGATION worden aanvullende de
aankomsttijd en de afstand tot de eindbestemming weergegeven.
Het volume van de navigatie kan eveneens in de grote widget
worden ingesteld.
In het menu KTM MY RIDE onder Navigation kan informatie over de
navigatie worden opgeroepen en het volume worden ingesteld.
Info
De Audio-functie kan gelijktijdig met de navigatiefunctie
worden gebruikt.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand van
het gecombineerde instrument weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
40
7.33 Menu
S03759-10
Info
Om het menu te openen op het startscherm op de
RIGHTknop 1drukken.
Met de RIGHT-knop 1de LEFT-knop 2de
DOWN-knop 3de UP-knop 4en de SET-knop 5in het
menu navigeren.
Door de BACK-knop 6in te drukken, wordt het actuele
menu resp. het menuoverzicht gesloten.
7.33.1 KTM MY RIDE
S03789-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd.
Bluetooth®is geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon of headset via
Bluetooth®met het gecombineerde instrument worden verbonden
en de navigatiefunctie worden geconfigureerd.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
De standaard Bluetooth®2.1 moet ondersteund worden.
7.33.2 Audio
S03790-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte Blue-
tooth®-headset verbonden.
Muziekplayer van de telefoon is geopend.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
41
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Indrukken van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Indrukken van de DOWNknop verlaagt het audiovolume.
Indrukken van de RIGHTknop wisselt naar de volgende
audiotitel.
Door kort of twee keer kort drukken op de LEFT-knop wordt
afhankelijk van het telefoonmodel naar de vorige audiotitel
gewisseld of de actuele audiotitel opnieuw van voren afge-
speeld.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pau-
zeert de audiotitel.
Tip
Bij gebruik van een bekabelde headset kan het volume
niet via het gecombineerde instrument worden aange-
stuurd.
Bij sommige mobiele telefoons moet de audioplayer van
de mobiele telefoon worden gestart, voordat de weer-
gave mogelijk is.
Voor eenvoudigere bediening kan de C1- of C2-knop
met de Audio-functie worden bezet.
7.33.3 Navigation
S03791-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app is op een geschikte telefoon (Android-
apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten vanaf versie 10)
geïnstalleerd en geopend.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket is
in de KTM MY RIDE app gedownload.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de RIGHT-knop in te drukken, wordt de selectie
bevestigd.
In het menu Navigation kan informatie over de navigatie worden
opgeroepen en het volume worden ingesteld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
42
Info
De routebegeleiding wordt in de kleine en grote
widget NAVIGATION weergegeven.
De Audio-functie kan gelijktijdig met de navigatiefunctie
worden gebruikt.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand van
het gecombineerde instrument weergegeven.
Bij ingeschakelde navigatiefunctie en verbonden apparaat
verschijnt het GPS-symbool op het display van het gecombi-
neerde instrument.
7.33.4 Navigatie informatie
S03793-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app is op een geschikte telefoon (Android-
apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten vanaf versie 10)
geïnstalleerd en geopend.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de RIGHT-knop in te drukken, wordt de selectie
bevestigd.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation Information is gese-
lecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Info
Arrival Time toont de geschatte aankomsttijd van de
mobiele telefoon.
Distance to Target toont de afstand tot de eindbestem-
ming.
In de widget NAVIGATION kan informatie over de actuele navigatie
worden bekeken.
7.33.5 Volume
S03792-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd.
De KTM MY RIDE-app is op een geschikte telefoon (Android-
apparaten vanaf versie 6.0, iOS-apparaten vanaf versie 10)
geïnstalleerd en geopend.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
43
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte Bluetooth-headset verbonden en een geschikt
taalpakket is in de KTM MY RIDE-app gedownload.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de RIGHT-knop in te drukken, wordt de selectie
bevestigd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Volume is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UPknop ingedrukt houden om het audiovolume te verhogen.
DOWNknop ingedrukt houden om het audiovolume te verlagen.
In de grote widget NAVIGATION kan het volume van de navigatie
worden ingesteld.
7.33.6 Pairing
S03795-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE geactiveerd.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het gewenste menupunt
Phone of Headset is gemarkeerd.
In het submenu Phone kan een geschikte mobiele telefoon met
het gecombineerde instrument worden verbonden.
In het submenu Headset kan een geschikte headset met het
gecombineerde instrument worden verbonden.
Door de RIGHT-knop in te drukken, wordt de selectie
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
44
Info
Er kunnen nooit twee mobiele telefoons tegelijkertijd
met het gecombineerde instrument worden verbon-
den. Slechts één mobiele telefoon en één headset per
submenu kunnen tegelijkertijd met het gecombineerde
instrument worden verbonden.
Als het headsettype voor een bekabelde headset
is ingesteld, kan geen Bluetooth®-headset worden
gebruikt.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken het submenupunt Pairing
bevestigen.
Info
Bij verbinding van het gecombineerde instrument met
een mobiele telefoon: op het gecombineerde instrument
verschijnt een melding, dat deze nu gereed is voor ver-
binding. Door bevestiging van de Passkey op de tele-
foon en op het gecombineerde instrument met de SET-
knop wordt de verbinding succesvol afgesloten.
Bij verbinding van het gecombineerde instrument met
een headset: de naam van de headset verschijnt op het
gecombineerde instrument. Door indrukken van de SET-
knop wordt het apparaat geselecteerd en door opnieuw
indrukken van de SET-knop met Confirm bevestigd. De
verbinding van een headset met het gecombineerde
instrument wordt hier succesvol afgesloten.
Info
Bij succesvolle koppeling met een geschikt apparaat
wordt de naam van de gekoppelde mobiele telefoon of
headset in het desbetreffende menu Phone of Headset
weergegeven.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is
geschikt om met het gecombineerde instrument te
verbinden.
Als zich bij geactiveerde Bluetooth®-functie het als laatst ver-
bonden apparaat binnen bereik van het gecombineerde instru-
ment bevindt en eerder niet werd gewist:
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of Pai-
ring-procedure herhalen.
Om een verbonden apparaat te wissen, UP- of DOWN-knop
indrukken tot het verbonden apparaat is geselecteerd.
Door indrukken van de RIGHT-knop het delete Pairing-menu
openen en met de SET-knop bevestigen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
45
7.33.7 Telefonie
S03796-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
RIGHT-knop indrukken om een inkomend gesprek aan te
nemen.
LEFT-knop indrukken om een inkomend gesprek te weigeren.
UPknop ingedrukt houden om het audiovolume te verhogen.
DOWNknop ingedrukt houden om het audiovolume te verlagen.
BACK-knop kort indrukken, om de telefonieweergave te verklei-
nen.
Info
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele telefoon
wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
Bij geactiveerde, verkleinde telefonieweergave wordt
een klein venster in de bovenste rand van het display
van het gecombineerde instrument weergegeven.
Een binnenkomende oproep wordt bij actieve navigatie-
functie in een klein venster in de bovenste displayrand
van het gecombineerde instrument weergegeven.
7.33.8 Trip 1
S03798-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Trip 1 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip 1 loopt mee en telt tot 9999.
ØFuelCons1 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 1.
ØSpeed1 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 1
en Trip Time1.
Trip Time1 toont de rijtijd op basis van Trip 1 en loopt zodra een
snelheidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
46
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 1 worden gereset.
7.33.9 Trip 2
S03800-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Trip 2 geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip 2 loopt mee en telt tot 9999.
ØFuelCons2 toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip 2.
ØSpeed2 toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip 2
en Trip Time2.
Trip Time2 toont de rijtijd op basis van Trip 2 en loopt zodra een
snelheidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
SETknop
35 secon-
den ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 2 worden gereset.
7.33.10 General Info
S03797-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot General Info is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Date geeft de datum aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Battery geeft de accuspanning aan.
Oil Temp geeft de motorolietemperatuur aan.
7.33.11 TPMS
S03801-01
Voorwaarden
Model met TPMS.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
47
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet controlesysteem voor de
bandenspanning vormt geen vervanging voor de con-
trole voordat u gaat rijden.
Om valse alarmen te vermijden, worden de banden-
spanningswaarde over meerdere minuten geëvalueerd.
Controleer de bandenspanning voor iedere rit.
Corrigeer de bandenspanning als de deze afwijkt
van de opgegeven waarde.
Stop ook bij correcte bandenspanningswaarden
meteen als het gedrag van het voertuig op een
drukverlies in de band wijst.
UP- of DOWNknop indrukken tot TIRE AIR PRESSURE is geselec-
teerd.
Voorgeschreven waarde
Bandenspanning solo
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,5 bar
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In het menu TIRE AIR PRESSURE wordt de bandenspanning van
voor- en achterband weergegeven.
PRESS FRONT geeft de bandenspanning voor aan.
PRESS REAR geeft de bandenspanning achter aan.
7.33.12 Warnings
S03802-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warnings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
In het menu Warnings worden alle opgetreden waarschuwingen
weergegeven.
7.33.13 Service
S03803-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Service is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In het menu Service wordt de volgende vereiste service weergege-
ven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
48
7.33.14 Extra Functions
S03804-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
In Extra Functions worden de extra functies opgesomd.
Info
De actuele KTM PowerParts en beschikbare software staan
op de KTM-website.
7.33.15 Ride Mode
S03808-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot het menu Ride Mode op het
display is gemarkeerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop door het menu navigeren.
Met de SETknop op elkaar afgestemde instellingen van motor
en motorfiets-tractiecontrole selecteren.
Voorgeschreven waarde
Tijdens de selectie geen gas geven.
TRACK - Instelling met gehomologeerd vermogen en uiterst
directe respons. De motorfietstractiecontrole en de karak-
teristiek van de gasrespons kunnen individueel worden
ingesteld.
PERFORMANCE - Instelling met gehomologeerd vermogen
en uiterst directe respons. De motorfietstractiecontrole en
de karakteristiek van de gasrespons kunnen individueel
worden ingesteld. Combineert de functies van de TRACK-
modus met standaard-modi.
SPORT - Gehomologeerd vermogen met zeer directe res-
pons, de motorfietstractiecontrole laat een hogere slip aan
het achterwiel toe.
STREET - Gehomologeerd vermogen met evenwichtige res-
pons, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip
van het achterwiel toe.
RAIN - Gereduceerd gehomologeerd vermogen met zeer
zachte respons voor betere rijbaarheid, de motorfiets-
tractiecontrole laat een normale slip aan het achterwiel
toe.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
49
7.33.16 Track
S03825-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK is geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot TRACK is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Info
In TRACK kunnen instellingen van de TRACK- en PER-
FORMANCE-modus worden uitgevoerd.
Via LEAVE TRACK of LEAVE PERFORMANCE wordt bij
gesloten gashendel de desbetreffende rijmodus
beëindigd en automatisch naar de rijmodus STREET
gewisseld.
7.33.17 Throttle Response
S03830-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK of PERFORMANCE is geactiveerd.
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot TRACK is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Throttle Response is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWN-knop indrukken tot de gewenste modus is gese-
lecteerd.
Door de SET-knop in te drukken een modus bevestigen.
TRACK - Gehomologeerd vermogen met zeer directe res-
pons.
SPORT - Gehomologeerd vermogen met directe respons.
STREET - Gehomologeerd vermogen met uitgebalanceerde
respons.
De BACKknop indrukken om het Throttle Response-menu te
sluiten.
7.33.18 Anti Wheelie Mode
S03827-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK of PERFORMANCE is geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot TRACK is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Anti Wheelie Mode is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
50
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij gedeactiveerde
AntiWheeliemodus wordt steigeren van het
voorwiel niet meer door de motorfietstractiecontrole
tegengegaan.
Schakel de AntiWheeliemodus alleen uit, als u
over voldoende ervaring beschikt.
UP- of DOWNknop indrukken tot Anti Wheelie Mode OFF of ON is
geselecteerd.
Met de SET-knop de selectie bevestigen.
7.33.19 Launch Control
S03826-01
Voorwaarden
De rijmodus TRACK of PERFORMANCE is geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot TRACK is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Launch Control is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe Launch Control maakt zeer
snelle acceleratie mogelijk die voor onervaren bestuur-
ders moeilijkheden kan opleveren.
Gebruik de Launch Control alleen, als u over vol-
doende ervaring beschikt.
Gebruik de Launch Control niet op de openbare
weg.
UP- of DOWNknop indrukken tot Launch Control OFF of ON is
geselecteerd.
SET-knop indrukken om de selectie te bevestigen.
7.33.20 Slip Adjuster
S05145-10
Voorwaarden
De rijmodus TRACK of PERFORMANCE is geactiveerd.
MTC is geactiveerd.
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rijmo-
dus bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzien-
lijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde omstan-
digheden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de
ondergrond, het weer en de rijsituatie.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
51
Bij gesloten menu met de knoppen +RES en SET de gewenste
slip instellen.
Door de +RES- of SETknop in te drukken, kan de door de
motorfiets-tractiecontrole maximaal toegestane slip worden
ingesteld.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
De slipaanpassing is een functie van de motorfiets-tractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau 9 de minste slip.
Als de functie voor cruisecontrol is gedeactiveerd, kunnen de
knoppen +RES en SET in de hoofdweergave resp. in het menu
Slip Adjuster voor het instellen van de Slip Adjuster worden
gebruikt.
Info
De slipaanpassing is alleen beschikbaar in de rijmodus
TRACK en PERFORMANCE.
De slipaanpassing is alleen bij geactiveerde motorfiets-
tractiecontrole beschikbaar.
7.33.21 Motorcycle
S03805-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In Motorcycle kunnen instellingen voor het ABS, tractieregeling en
extra functies worden uitgevoerd.
7.33.22 Heated Grips
S03806-01
Voorwaarden
Menu Heated Grips geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Grips is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop het verwarmingsniveau of OFF selec-
teren.
Door de SET-knop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
Instellingen van de handgreepverwarming kunnen ook
in de widget HEATING worden uitgevoerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
52
7.33.23 Heated Seat
S03807-01
Voorwaarden
Menu Heated Seat geactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop het verwarmingsniveau of OFF selec-
teren.
Door de SET-knop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
Instellingen van de zadelverwarming kunnen ook in de
widget HEATING worden uitgevoerd.
7.33.24 MTC+MSR
S03809-01
Voorwaarden
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC+MSR is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWN- knop indrukken tot MTC+MSR OFF of ON is gese-
lecteerd.
Door de SET-knop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
Bij actieve rijmodus Track of ABS-modus Supermoto is
de MSR niet actief.
Na het inschakelen van het contact zijn de motorfiet-
stractiecontrole en de motorslipmomentregeling weer
actief.
7.33.25 ABS
S03810-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWN-knop de gewenste ABS-modus selecteren.
Door de SET-knop in te drukken de selectie bevestigen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
53
Info
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Supermoto actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel en de MSR is niet actief. Het
achterwiel wordt niet meer via het ABS geregeld; het
kan bij het remmen blokkeren.
7.33.26 Quickshifter +
S03824-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quickshifter + is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWN- knop indrukken tot Quickshifter + OFF of ON is
geselecteerd.
Door de SET-knop in te drukken de selectie bevestigen.
7.33.27 Suspension
S05147-10
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Suspension is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
In Suspension kunnen de modus van de vering en andere instellin-
gen met betrekking tot het chassis worden geconfigureerd.
7.33.28 Damping
S05148-01
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Suspension is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Damping is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Door de UP- of DOWNknop in te drukken, kan
de Damping Mode worden geselecteerd.
Door de SET-knop in te drukken de selectie bevestigen.
In het menu Damping kunnen verschillende afstemmingen voor de
demping van de ophangingscomponenten worden geselecteerd.
De instellingen Sport,Street,Comfort,Auto,Track en Advanced zijn
beschikbaar.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
54
Info
In de Damping Mode Auto wordt de demping van de voorvork
en de schokdemper automatisch door het systeem aan de
rijstijl van de bestuurder aangepast.
In de DampingAdvanced kan de demping van de voorvork en
de schokdemper individueel in het menu Fork resp. Shock
worden geconfigureerd.
7.33.29 Preload Adjuster
S05149-01
Voorwaarden
Het achterwiel is belast.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Suspension is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Preload Adjuster is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Door de UP- of DOWNknop in te drukken, kan de Preload Adjus-
ter worden geselecteerd.
Door de SET-knop in te drukken de selectie bevestigen.
In het menu Preload Adjuster kan de veervoorspanning aan de extra
belading worden aangepast. Er zijn 11 handmatige instellingen
(0% tot 100%) en 3 automatische instellingen Low,Standard en
High beschikbaar.
De instelling van de uitgaande demping wordt automatisch aan de
door het systeem herkende extra belading aangepast.
Info
De instelling van de preload-adjuster wordt alleen bij
lopende motor uitgevoerd.
In de automatische instellingen Low Standard en High wordt
de veervoorspanning automatisch tijdens het rijden aan de
door het systeem herkende extra belading aangepast.
In de automatische instellingen Low,Standard en High kan
bij stilstand eventueel geen verstellen van de veervoorspan-
ning worden herkend.
7.33.30 Anti Dive
S05150-01
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Suspension is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Anti Dive is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Door de UP- of DOWNknop in te drukken Anti Dive selecteren of
deselecteren.
Door de SET-knop in te drukken de selectie bevestigen.
Bij geactiveerde Anti Dive wordt bij een remprocedure door auto-
matisch aanpassen van de demping een sterk inschuiven van de
voorvork verminderd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
55
7.33.31 Fork
S05151-01
Voorwaarden
De Suspension Mode Advanced is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Suspension is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Fork is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Door de UP- of RIGHTknop in te drukken, kan Fork worden
geconfigureerd.
Door de SET-knop in te drukken de selectie bevestigen.
In het menu Fork zijn acht standen beschikbaar.
Door Fork wordt de demping van de voorvork geconfigureerd.
Softest komt overeen met de geringste demping, Hardest komt
overeen met de instelling met de hoogste demping.
7.33.32 Shock
S05152-01
Voorwaarden
De Suspension Mode Advanced is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Suspension is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shock is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Door de UP- of RIGHTknop in te drukken, kan Shock worden
geconfigureerd.
Door de SET-knop in te drukken de selectie bevestigen.
In het menu Shock zijn acht standen beschikbaar.
Door Shock wordt de demping van de schokdemper geconfigu-
reerd.
Softest komt overeen met de geringste demping, Hardest komt
overeen met de instelling met de hoogste demping.
7.33.33 Settings
S03811-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In Settings kan de weergave van het gecombineerde instrument
worden geconfigureerd. Er kunnen instellingen voor eenheden of
verschillende waarden worden uitgevoerd. Enkele functies kunnen
worden geactiveerd of gedeactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
7.33.34 Knop C1 en C2
S03812-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Custom Switch 1
of Custom Switch 2 is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop de gewenste knop selecteren en met
de SETknop bevestigen.
Info
In het menu Custom Switches kunnen aan de knoppen
C1 en C2 verschillende snelkeuzemogelijkheden wor-
den toegewezen, bijvoorbeeld ABS en MTC+MSR.
Met de C1schakelaar wordt het in Custom Switch 1
vastgelegde menu opgeroepen.
Met de C2schakelaar wordt het in Custom Switch 2
vastgelegde menu opgeroepen.
7.33.35 Bluetooth
S03794-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth®is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth®OFF of ON is gese-
lecteerd.
Door de SETknop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
De functie Bluetooth®kan alleen in combinatie
met KTM MY RIDE worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth®-functie verschijnen telefoon-
en helmsymbolen in de widget KTM MY RIDE. Zodra een ver-
binding met een mobiele telefoon en een headset bestaat,
worden de symbolen ingekleurd weergegeven. Bovendien
worden de signaalsterkte en de acculaadtoestand van de
telefoon weergegeven.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
7.33.36 Headset Type
S03831-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset Type is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot BT HEADSET of CORDED HEAD-
SET is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
In het menu Headset Type kan worden geconfigureerd,
of een Bluetooth®-headset of een bekabelde headset
wordt gebruik.
Bij een bekabelde headset kan het volume niet via het
gecombineerde instrument worden geregeld.
7.33.37 Display Theme
S03832-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Display Theme is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot AUTOMATIC of NIGHT is gese-
lecteerd.
Door de SETknop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
In de AUTOMATIC-modus wisselt het gecombineerde
instrument afhankelijk van de lichtsterkte automatisch
naar de dag- of nachtmodus.
In de NIGHT-modus blijft het gecombineerde instrument
permanent in de nachtmodus.
7.33.38 Button Illumination
S03833-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Button Illumination is geselec-
teerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot het gewenste
menupunt BRIGHT,MEDIUM,DARK of OFF is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken de selectie bevestigen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
Info
In het menu Button Illumination kan de lichtsterkte van
de toetsverlichting worden geconfigureerd.
7.33.39 Shift Light
S03813-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop het gewenste menupunt selecteren.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop de waarden voor RPM1 en RPM2
instellen en met de SET-knop bevestigen.
Info
Als het motortoerental de eerste ingestelde
waarde RPM1 bereikt, knippert de toerentalindicatie
langzaam.
Als het motortoerental de tweede ingestelde
waarde RPM2 bereikt, knippert de toerentalindicatie
snel.
Schakelindicator met de menupunten OFF of ON uit- of inscha-
kelen.
7.33.40 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
S03821-01
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock/Date is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
59
S03820-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste tijd is gemar-
keerd.
SET-knop indrukken.
Het uur naast Clock knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur is inge-
steld.
RIGHT-knop indrukken.
De minuut naast Clock knippert.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut is
ingesteld.
SET-knop indrukken.
Tijd wordt opgeslagen.
S03822-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de datum is gemarkeerd.
SET-knop indrukken.
De dag naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken tot de actuele dag is inge-
steld.
RIGHT-knop indrukken.
De maand naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken tot de actuele maand is inge-
steld.
RIGHT-knop indrukken.
Het jaar naast Date knippert.
UP- of DOWNknop indrukken tot het actuele jaar is inge-
steld.
SET-knop indrukken.
Datum wordt opgeslagen.
7.34 Units
S03814-01
Voorwaarden
Het voertuig staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In Units kunnen instellingen voor eenheden of verschillende waar-
den worden uitgevoerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
60
7.35 Distance
S03815-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.36 Temperature
S03816-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temperature is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.37 Pressure
S03817-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pressure is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
61
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.38 Consumption
S03818-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Consumption is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7.39 Language
S03819-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste taal beves-
tigd.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
7.40 Heated Grips
S03828-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Grips is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
62
UP- of DOWNknop indrukken tot NOT AVAILABLE of AVAILABLE
is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
In het Settings-menu wordt de handgreepverwarming
geactiveerd en gedeactiveerd. De regeling van de hand-
greepverwarming vindt plaats in het menu Motorcycle in
het submenu Heated Grips of in de widget HEATING.
7.41 Heated Seat
S03829-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de RIGHTknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat is geselecteerd.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Seat NOT AVAILABLE of
AVAILABLE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken de selectie bevestigen.
Info
In het Settings-menu wordt de zadelverwarming geacti-
veerd en gedeactiveerd. De regeling van de zadelverwar-
ming vindt plaats in het menu Motorcycle in het sub-
menu Heated Seat of in de widget HEATING.
7.42 Widget klein
S03787-01
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven wis-
selen.
Info
In de kleine widget kan tussen de afzonderlijke widgets
worden gewisseld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
63
7.43 Widget groot
S03788-01
Bij gesloten menu de UPknop twee keer indrukken.
De widget is groot en toont alle informatie van de desbe-
treffende informatieweergave.
7.44 Widget KTM MY RIDE
S03834-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget KTM MY RIDE wordt weergegeven.
De SETknop indrukken om de grote widget te openen.
In de widget KTM MY RIDE wordt verschillende statusinformatie
over de laadtoestand van de telefoon, telefoonontvangst en
over de Bluetooth®verbinding met de headset weergegeven.
Info
Als de symbolen zijn gevuld, bestaat een verbinding
tussen gecombineerd instrument en eindapparatuur.
Als de symbolen niet zijn gevuld, bestaat geen verbin-
ding tussen gecombineerd instrument en eindappara-
tuur.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
64
7.45 Widget NAVIGATION
S03836-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget NAVIGATION wordt weergegeven.
De SETknop indrukken om de grote widget te openen.
Info
De widget NAVIGATION is alleen beschikbaar, als de
navigatie-app actief is en de TRACK-modus is gedeac-
tiveerd.
In de grote widget NAVIGATION worden de richtingspijl,
de afstand tot het volgende routepunt, de straatnaam,
de tijd van aankomst en de afstand tot de bestemming
weergegeven.
Met de UP- of DOWN-knop kan het volume van de navi-
gatie worden geregeld.
7.46 Widget FAVORITES
S03837-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget FAVORITES wordt weergegeven.
De SETknop indrukken om de grote widget te openen.
Info
In de grote widget FAVORITES kunnen maximaal vier
bereiken met verschillende soorten informatie worden
geconfigureerd.
Met de LEFT- of RIGHT-knoppen tussen de afzonderlijke berei-
ken wisselen, tot het gewenste bereik is geselecteerd.
Met de UP- of DOWNknop het gewenste informatietype selecte-
ren.
Info
De selectie wordt na enkele seconden overgenomen.
Met het selectiepunt Item Add kan een bereik worden
toegevoegd.
Met het selectiepunt Item Remove kan een bereik wor-
den verwijderd.
Er kunnen maximaal vier bereiken worden geselecteerd
en geconfigureerd.
De bereiken een tot vier zijn gelijktijdig informatieweer-
gaven in de kleine widget FAVORITES.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
65
7.47 Widget INFO
S03838-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget INFO wordt weergegeven.
De SETknop indrukken om de grote widget te openen.
Info
In de kleine widget INFO worden de brandstofindicatie,
de koelmiddel-temperatuurindicatie en de resterende
reikwijdte weergegeven.
In de grote widget INFO worden aanvullend de totale
kilometerstand, de omgevingsluchttemperatuur en de
olietemperatuur weergegeven.
7.48 Widget HEATING
S03839-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget HEATING wordt weergegeven.
De ENTERknop indrukken om de grote widget te openen.
Met de LEFT- of RIGHTknop de zadelverwarming of handgreep-
verwarming selecteren.
Met de UP- of DOWNknop het gewenste verwarmingsniveau
selecteren.
Info
De widget HEATING is alleen beschikbaar, als deze in
het menu SETTINGS is geactiveerd.
Er kan tussen de verwarmingsniveaus OFF,MAX,MED of
MIN worden gekozen.
Het verwarmingsniveau wordt in de grote widget in
balkjes weergegeven. Hoe meer balkjes worden weer-
gegeven, hoe hoger het verwarmingsniveau.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
66
7.49 Widget MUSIC
S03840-10
Bij gesloten menu de UPknop een keer indrukken.
Met de LEFT- of RIGHT-knop tussen de informatieweergaven
wisselen, tot de widget MUSIC wordt weergegeven.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
De SETknop indrukken om de grote widget te openen.
UP-knop indrukken om het volume te verhogen.
DOWN-knop indrukken om het volume te verlagen.
RIGHT-knop kort indrukken om naar de volgende audiotitel wis-
selen.
LEFT-knop afhankelijk van het telefoonmodel kort of twee keer
indrukken, om naar de vorige audiotitel te wisselen of de actu-
ele audiotitel opnieuw af te spelen.
SET-knop indrukken om tussen weergave en pauze te wisselen.
Tip
De widget MUSIC is alleen beschikbaar, als een telefoon
en een headset via Bluetooth®met de motorfiets zijn
verbonden.
Bij sommige mobiele telefoons moet de audio-player
van de mobiele telefoon worden gestart, voordat de
weergave mogelijk is. Voor een eenvoudigere bediening
kan de MUSIC-functie aan de C1- of C2-schakelaar wor-
den toegevoegd.
ERGONOMIE 8
67
8.1 Stuurpositie
S01727-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een
afstand Avan elkaar.
Afstand boringen A15 mm
Het stuur kan in verschillende twee standen worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk het stuur in de aangenaamste positie voor
de bestuurder te zetten.
Info
De fabrikant adviseert bij races de voorste stuurstand te
gebruiken.
8.2 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
S01727-10
Schroeven 1verwijderen. Stuurklemmen°2verwijderen.
Stuur zo positioneren, dat de schroeven 3toegankelijk zijn.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 3verwijderen. Stuuradapters 4verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste stand Aof Bzetten. Schroe-
ven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Stuuradapters links en rechts in dezelfde positie monteren.
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed worden
gelegd.
Stuurklem positioneren. Schroeven 1monteren en gelijkma-
tig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
8 ERGONOMIE
68
8.3 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
S05166-10
Koppelingshendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef 1aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.4 Uitgangspositie van de remhendel instellen
S05167-10
Handremhendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.5 Trapper van rempedaal instellen
S05168-10
Schroef 1verwijderen.
Rempedaalvlak in de gewenste positie er met afstandsbus
inschroeven.
Voorgeschreven waarde
Standaard Vlak in voorste positie
Info
Het rempedaalvlak kan in drie verschillende posities
worden ingesteld.
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef trapper
rempedaal
M6 6 Nm
Loctite®243™
ERGONOMIE 8
69
8.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de aandrijving te veel belast en kunnen storin-
gen van de quickshifter optreden.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 69)
8.7 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
S05169-10
Moer 1losdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Info
Moer 1heeft linkse schroefdraad.
Moer 3losdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Door draaien van de draadstang 2versnellingshendel instel-
len.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Als het instelbereik niet groot genoeg is, de bijgeleverde
verlenging gebruiken.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
De schakelstang moet in alle voetsteunposities correct
worden ingesteld om correct te kunnen schakelen.
Moer 3vastdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M8 12 Nm
Moer 1vastdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M8LH 12 Nm
8 ERGONOMIE
70
8.8 Versnellingshendelvlak instellen
S05170-10
Schroef 1verwijderen.
Versnellingshendelvlak er in de gewenste positie inschroeven.
Voorgeschreven waarde
Standaard Vlak in middelste positie
Info
Het versnellingshendelvlak kan in drie verschillende
posities worden ingesteld.
De draadstang van de versnellingshendel is af fabriek
ingesteld en moet niet gewijzigd worden.
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendelvlak
M6 6 Nm
Loctite®2701™
8.9 Voetsteunhouder instellen
S05171-10
Hoofdwerk
Schroeven 1van de voetsteunhouder rechts verwijderen.
Info
Bij het verwijderen van de onderste voetsteunhouder-
schroef op de moer letten.
Schroef 2losdraaien.
Info
Met de verstelbare voetsteunhouder kunnen de voet-
steunen in de comfortabele onderste positie of in de
sportieve bovenste positie worden gezet.
S05172-10
Voetsteunhouder positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voet-
steunhouder
bestuurder
M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M8 25 Nm
ERGONOMIE 8
71
S05173-10
Schroef 3van de schakelstang verwijderen.
Schroeven 4van de voetsteunhouder links verwijderen en
voetsteunhouder eraf nemen.
Info
Bij het verwijderen van de onderste voetsteunhouder-
schroef op de moer letten.
S05174-10
Schakelstang van de versnellingshendel scheiden en op posi-
tie "R" monteren.
Voorgeschreven waarde
Schroef schakel-
stang
M6 5 Nm
Loctite®243™
Info
De instelbare voetsteunhouder maakt een comfortabe-
lere onderste voetsteunpositie (normaal schakelschema)
of een sportieve bovenste voetsteunpositie (omgekeerd
schakelschema) mogelijk.
Voetsteunhouderpositie en schakelschema kunnen
alleen samen worden gewijzigd.
Als de voetsteunhouder weer in de standaardpositie
wordt ingesteld, moet de schakelstang aan de versnel-
lingshendel op positie "S" worden gemonteerd.
S05175-10
Voetsteunhouder positioneren.
Schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef voet-
steunhouder
bestuurder
M8 25 Nm
Loctite®243™
Schakelstang op een van de bovenste posities van de scha-
kelas positioneren.
Voorgeschreven waarde
Buitenste positie Schakelkracht laag, schakel-
afstand lang
Binnenste positie Schakelkracht hoog, schakel-
afstand kort
Info
Als de voetsteunhouder weer in de standaardpositie
wordt ingesteld, moet een van de onderste posities aan
de schakelas worden gebruikt.
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schakel-
stang
M6 5 Nm
Loctite®243™
Info
Het schakelschema is nu omgekeerd.
8 ERGONOMIE
72
Nawerk
Uitgangspositie van de versnellingshendel controleren.
( pag. 69)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 69)
8.10 Voetsteunen instellen
S05176-10
Hoofdwerk
Schroeven 1van de rechter voetsteun verwijderen en voet-
steun met remcilinder verwijderen.
S05177-10
Voetsteun met remcilinder in een van de zes mogelijke posities
positioneren.
Info
De instelbare voetsteun maakt tot zes voetsteunposi-
ties mogelijk. De voetsteunpositie aan beide zijden het-
zelfde instellen.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef instel-
ling voetsteun-
systeem
M6x17 10 Nm
Loctite®243™
S05178-10
Schroef 2van de schakelstang verwijderen.
Schroeven 3van de linker voetsteun verwijderen en voet-
steun verwijderen.
S05179-10
Voetsteun in een van de zes mogelijke posities positioneren.
Info
De instelbare voetsteun maakt tot zes voetsteunposi-
ties mogelijk. De voetsteunpositie aan beide zijden het-
zelfde instellen.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef instel-
ling voetsteun-
systeem
M6x17 10 Nm
Loctite®243™
ERGONOMIE 8
73
Schakelstang in een van de onderste posities (normaal scha-
kelschema) of een van de bovenste posities (omgekeerd scha-
kelschema) van de schakelas positioneren.
Voorgeschreven waarde
Buitenste positie Schakelkracht laag, schakel-
afstand lang
Binnenste positie Schakelkracht hoog, schakel-
afstand kort
Info
De schakelstang kan met de bijgeleverde verlengstuk-
kenn worden verlengd.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schakel-
stang
M6 5 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Uitgangspositie van de versnellingshendel controleren.
( pag. 69)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 69)
8.11 Helling van het gecombineerde instrument instellen
Info
De helling van het gecombineerde instrument kan door de klem op het stuur traploos worden ingesteld.
S05180-10
Schroeven 1verwijderen en afdekking verwijderen.
S05181-10
Stekker 2loskoppelen.
8 ERGONOMIE
74
S05182-10
Schroef 3losdraaien.
Helling van het gecombineerde instrument instellen.
Voorgeschreven waarde
Het gecombineerde instrument mag ook na het werk geen
andere componenten raken.
Schroef 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef klem gecom-
bineerd instrument
M6 2 Nm
S05181-10
Stekker 2verbinden.
S05180-10
Afdekking positioneren, schroeven 1monteren en
vastdraaien.
INBEDRIJFSTELLING 9
75
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Stel de motorfiets in op uw behoeften zoals beschreven in het hoofdstuk Ergonomie.
Raak gewend aan het rijgedrag van de motorfiets op een geschikte ondergrond voordat u een langere rit
maakt. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
9 INBEDRIJFSTELLING
76
Motor inrijden.
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 10.250 1/min
Vol gas geven vermijden!
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en evt. passagier met beschermende kleding en helm, evt. aangebrachte bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij hoge snelheid verandert de rijkarakteristiek als bagage is gemonteerd.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximale snelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet koffersysteem wordt bij overbelading vernietigd.
De gegevens van de fabrikant in acht nemen betreffende de maximale belading, als bagagekoffers aan
de motorfiets zijn gemonteerd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden
vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
INBEDRIJFSTELLING 9
77
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 425 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 165 kg
Maximale asbelasting achter 260 kg
10 RIJ-INSTRUCTIES
78
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 136)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 110)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 112)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 111)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 114)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 132)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 102)
Kettingspanning controleren. ( pag. 103)
Bandentoestand controleren. ( pag. 119)
Bandenspanning controleren. ( pag. 120)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Instelling achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 10
79
S05183-10
Motorfiets van de zijstandaard nemen en op de motorfiets gaan
zitten.
De RACE-ON-sleutel binnen bereik van het stuurslot brengen.
Ervoor zorgen dat de RACE-ON-sleutel tijdens het rijden bin-
nen bereik blijft.
Voorgeschreven waarde
Maximale reikwijdte van de
RACE-ON-sleutel rondom het
stuurslot
1,5 m
Info
Verminderde accuspanning van de RACE-ON-sleutel en
storende radiogolven kunnen het bereik verminderen.
Als de accuspanning van de RACE-ON-sleutel te laag
is, een van de contactsleutels in het bereik van het
stuurslot ( pag. 21) leggen en na het starten weer
veilig opbergen.
Controleren of de startknop/noodstopschakelaar zich in de mid-
delste stand bevindt.
Contact inschakelen, hiervoor de RACE-ONknop kort
indrukken (maximaal 1 seconde).
Voorgeschreven waarde
Om storingen in de besturingsunit-communicatie te vermij-
den, het contact niet snel achtereenvolgens uit- en weer
inschakelen.
Het stuur wordt ontgrendeld.
De functiecontrole van het gecombineerde instrument uit-
gevoerd.
Het ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voer-
tuig begint te rijden.
Info
Als de stuurvergrendeling niet ontgrendelt, het stuur
iets bewegen.
Versnelling in stationair schakelen.
De vrijstand Nwordt weergeven.
S05184-01
Startknop/noodstopschakelaar kort in de onderste stand
drukken.
10 RIJ-INSTRUCTIES
80
Info
De startknop/noodstopschakelaar pas in de onderste
stand drukken, als de functiecontrole van het gecom-
bineerde instrument is afgesloten.
Bij het starten geen gas geven.
Bij een mislukte startpoging 15 seconden wachten tot
de volgende startpoging.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten,
maar het voertuig op andere defecten controleren.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als met
uitgeklapte zijstandaard een versnelling wordt gekozen,
blijft de motor stilstaan.
10.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
S04303-10
Lithium-ion-accu’s zijn aanzienlijk lichter dan loodaccu’s en heb-
ben een geringe zelfontlading.
Er kunnen meerdere startpogingen nodig zijn. Hiervoor lang de
startknop kort indrukken en tussen de startpogingen 15 seconden
wachten. Bij lage temperaturen een wachttijd van 30 seconden
aanhouden. De onderbrekingen zijn noodzakelijk opdat de ont-
stane warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en de
12V-accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu bij temperaturen onder
de 15 °C (60 °F) de startmotor niet of nauwelijks doortrekt, is hij
niet defect, maar moet hij inwendig worden opgewarmd om het
startvermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
Let er steeds op dat de lithium-ion-accu opgeladen is zodat bij
lage temperaturen voldoende reserves voor de eerste start voorhan-
den zijn.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten, maar het
voertuig op andere defecten controleren.
Als de lithium-ion-accu oververhit raakt of de spanning te veel
daalt, schakelt het accumanagementsysteem de lithium-ion-accu
tijdelijk uit.
10.4 LaunchControl
H02000-01
De LaunchControl is een functie van de voertuigelektronica.
De LaunchControl past het motortoerental aan om de optimale
acceleratie te bereiken.
De LaunchControl kan maximaal drie keer achtereen voor begin-
nen met rijden worden gebruikt. Om motor, transmissie en koelsys-
teem te beschermen tegen overbelasting, wordt de LaunchControl
na de derde keer beginnen met rijden tijdelijk gedeactiveerd.
De LaunchControl wordt ook gedeactiveerd als niet meer aan alle
voorwaarden voor de activering wordt voldaan.
De LaunchControl wordt in de volgende gevallen weer vrijgegeven:
de motor draait minstens drie minuten, de motor is 20 minuten uit
of er is een afstand van 1,5 km (0,93 mi) afgelegd.
RIJ-INSTRUCTIES 10
81
10.5 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gasgeven.
10.6 beginnen met rijden met LaunchControl
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe Launch Control maakt zeer snelle acceleratie mogelijk die voor onervaren
bestuurders moeilijkheden kan opleveren.
Gebruik de Launch Control alleen, als u over voldoende ervaring beschikt.
Gebruik de Launch Control niet op de openbare weg.
H02000-01
Voorwaarde
De rijmodus TRACK is geactiveerd.
De eerste versnelling is geschakeld.
Het TC-controlelampje brandt niet.
Koelmiddeltemperatuur: > 60 °C
Totale afgelegde afstand: > 1.000 km
LaunchControl in het gecombineerde instrument active-
ren.
Het aantal beschikbare starts wordt op het startbeeld-
scherm weergegeven.
Bij aangetrokken koppelingshendel vol gas geven.
Het motortoerental wordt geregeld.
6.500 1/min
Het TCcontrolelampje knippert snel.
Koppelingshendel snel maar gedoseerd vrijgeven.
10 RIJ-INSTRUCTIES
82
10.7 Quickshifter +
H01989-10
Als de quickshifter + is geactiveerd, kan zonder bediening van de
koppeling in een hogere of lagere versnelling worden geschakeld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De quickshifter + herkent aan de hand van de schakelaspositie of
er moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal
naar de motorbesturing.
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is gedeacti-
veerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de koppeling
worden bediend.
10.8 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
RIJ-INSTRUCTIES 10
83
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en evt. passagier met beschermende kleding en helm, evt. aangebrachte bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de Quickshifter+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de Quickshifter+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de Quickshifter+ niet actief.
Gebruik de Quickshifter+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
Info
Treden tijdens het rijden ongewone geluiden op, onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Alle gegevens over de schakelrichting hebben betrekking op het standaardschakelschema.
10 RIJ-INSTRUCTIES
84
402299-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.)
kan naar een hogere versnelling worden geschakeld.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden
van de afbeelding. De vrije stand bevindt zich tussen
de 1e en 2e versnelling. De 1e versnelling is de start-
of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandig-
heden toestaan. Vooral in bochten mag niet worden geschakeld
en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruispunt,
hoeft u alleen de koppelingshendel te trekken en de
startknop/noodstopschakelaar in de onderste stand te
drukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden
geschakeld.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stil-
stand.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u meteen stoppen en de motor uit-
schakelen. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het controlelampje storing gaat bran-
den, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje
gaat branden, toont het display 10 seconden een melding.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het
menu Warning opgeslagen.
Als de waarschuwing glad wegdek op het gecombineerde
instrument verschijnt, is een glad wegdek mogelijk. De
snelheid aanpassen aan de gewijzigde situatie.
RIJ-INSTRUCTIES 10
85
H01997-10
Voorwaarde
Quickshifter+ geactiveerd.
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is
geactiveerd, kunt u binnen het opgegeven toerentalbereik
opschakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het minimale motortoerental voor het opschakelen
in omwentelingen per minuut is weergegeven in de
afbeelding.
Trek de versnellingspook snel tot aan de aanslag
zonder de positie van de gashendel te veranderen.
H01997-11
Als de quickshifter+ in het gecombineerde instrument is
geactiveerd, kan binnen het aangegeven toerentalbereik
worden teruggeschakeld zonder de koppelingshendel in te
trekken.
Info
Het maximale motortoerental voor het terugschake-
len in omwentelingen per minuut is weergegeven in
de afbeelding.
Duw de versnellingspook snel tot aan de aanslag
zonder de positie van de gashendel te veranderen.
10.9 MSR
402423-01
De MSR is een functie van de motorregeling.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het
achterwiel tijdens het rechtuitrijden blokkeert of bij schuine stand
wegglijdt.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de
smoorkleppen slechts zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt gebruikt op oppervlakken waar de wrijvingscoëffici-
ënt te laag is om de Antihopping-koppeling te openen.
Om de rijveiligheid verder te verhogen, is de MSR afhankelijk van
de schuine stand.
Info
Bij uitgeschakeld ABS, uitgeschakelde bochten-MTC of
actieve ABS-modus Supermoto is de MSR niet actief.
10.10 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
10 RIJ-INSTRUCTIES
86
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de waarschijnlijkheid van een val alleen binnen de fysi-
sche mogelijkheden verminderen.
Rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd met de voorwiel- en achterwielrem afremmen.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op
zandige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat
de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snel-
heid naar een lagere versnelling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug en hierbij de motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder af te remmen en
raken de remmen niet oververhit.
RIJ-INSTRUCTIES 10
87
10.11 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Als een geldige transponder binnen bereik is, kan het voertuig worden gestart.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de RACE-ON-sleutel of de zwarte contactsleutel zich
rond het voertuig bevindt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Contact uitschakelen, hiervoor de RACE-ONknop bij ingeschakeld contact kort indrukken (maximaal
1 seconde).
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de RACE-ON-knop
ingeschakeld blijft, wordt de voeding van de meeste elektrische verbruikers niet onderbroken. Daardoor
raakt de 12V-accu leeg. De motor daarom altijd met de RACE-ONknop uitzetten, de noodstopschake-
laar is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op stevige ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur naar links draaien en de RACE-ONknop lang indrukken (minstens 2 seconden).
De besturing wordt geblokkeerd.
Info
Als de stuurvergrendeling niet vergrendelt, het stuur iets bewegen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
88
10.12 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10.13 Wegslepen bij pech
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingWegslepen met een takelwagen is geen geschikte bergingsmaatregel.
Tijdens het wegslepen kan schade aan de aandrijflijn of aan de transmissie ontstaan.
Gebruik geen wegsleepinrichtingen waarbij de wielen van het defecte voertuig op het wegdek blijven en mee-
draaien.
Transporteer een defect voertuig altijd op een aanhanger of op het laadvlak van een transportvoertuig.
H04927-01
Ervoor zorgen dat het defecte voertuig op de aanhanger of op
het transportvoertuig correct geborgd is.
Lokaal geldende voorschriften voor het afvoeren van defecte
voertuigen in acht nemen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
89
10.14 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
90
S05186-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 23)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant Avan de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
16 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 161)
Tankdop sluiten. ( pag. 24)
SERVICESCHEMA 11
91
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht
worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Servicewerkzaamheden
om de 48 maanden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. ○●●●●●
Uitlaatkleppenbesturing controleren met KTMdiagnosetool. ●●●●●
Schakelassensor programmeren. ○●●●●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 111) ○●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren.
( pag. 114)
○●●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 109) ○●●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. ○●●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 110) ○●●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 112) ○●●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 106) ●●●
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ● ●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 136) ○●●●●●
Olievernevelaar voor koppelingssmering controleren/reinigen. ○●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen enz.) en
manchetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
●●●●●
Aftapslangen legen. ○●●●●●
Kabels controleren op beschadiging en montage zonder knikken (brandstoftank uit-
gebouwd).
●●●●●
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglager controleren. ● ●
Schokdemperbevestiging op speling controleren. ● ●
Speling balhoofdlager controleren. ○●●●●●
Wiellager controleren.
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Service afhankelijk van behoefte
en gebruiksdoel uitvoeren.
○●●●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 119) ○●●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 120) ○●●●●●
11 SERVICESCHEMA
92
om de 48 maanden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren.
( pag. 105)
●●●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 103) ○●●●●●
Wiellagerspeling meten, wiellagers en achterwielnaaf invetten.
Controleren of de achterwielmoer (rechter zijkant) het voorgeschreven aanhaalmo-
ment heeft.
○●●●●●
Uitlaatklemmen op voorgeschreven aanhaalmoment controleren. ○●●●●●
Uitlaatsysteem op dichtheid controleren. ○●●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting enz.) smeren en
controleren of ze gemakkelijk bewegen.
○●●●●●
Bougies vervangen (luchtfilter gedemonteerd).
Klepspeling controleren (luchtfilter en bougies gedemonteerd).
SLS-membraankleppen vervangen.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen. ● ●
Brandstofdruk controleren. ●●●●●
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129) ○●●
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren
goed vastzitten.
○●●●●●
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 97) ● ●
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 132) ○●●●●●
Antivries controleren. ○●●●●
Koelmiddel verversen.
Controleren of de radiateurventilator werkt. ○●●●●●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●●
Foutgeheugen na proefrit uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●●
Serviceweergave met KTM-diagnosetool resetten. ○●●●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 12
93
12.1 Voorvork/schokdemper
Met het semi-actieve chassis WP Semiactive Suspension kan het chassis zonder gereedschap individueel worden
afgesteld.
De elektronische chassisbasisinstelling WP Semiactive Suspension regels het de van het chassis permanent, reke-
ning houdend met diverse sensorgegevens.
Daarbij worden de elektrische dempingsventielen aangepast aan de actuele rijsituatie en de toestand van de
ondergrond en de instellingen die de bestuurder heeft ingesteld in de menu's "Load" en "Damping".
Chassis altijd aanpassen aan de rijstijl en de extra belading.
In het menu "Load" kan het chassis worden afgesteld op de beladingssituatie.
In het menu "Damping" kan het dempingsgedrag van het chassis worden ingesteld.
12.2 PreloadAdjuster
S05149-01
Mogelijke toestanden
0 % - 20 % Instelling voor ritten zonder bagage en buddy-
seat en bestuurdersgewicht tot 75 kg.
30 % Instelling voor ritten zonder bagage en buddyseat en
bestuurdersgewicht tot 85 kg.
40 % Instelling voor ritten zonder bagage en buddyseat en
bestuurdersgewicht tot 95 kg.
50 % - 60 % Instelling voor ritten met bagage, maar zonder
bijrijder.
70 % - 80 % Instelling voor ritten met bijrijder, maar zon-
der bagage.
90 % - 100 % Instelling voor ritten met bijrijder en bagage.
Low Automatische instelling van de veervoorspanning voor
veel doorhang aan het achterwiel en zo een lage zadelhoogte
en lage rijgeometrie.
Standaard Automatische instelling van de veervoorspanning,
standaarddoorhang aan het achterwiel en standaard rijgeome-
trie.
High Automatische instelling van de veervoorspanning voor
geringe doorhang aan het achterwiel en zo een iets hogere
zadelhoogte en sportieve rijgeometrie.
Info
Instellingen aan de preloadadjuster alleen uitvoeren, as
het achterwiel is belast en de motorfiets niet op de mid-
denstandaard is opgebokt.
In het menu Preload Adjuster kan de veervoorspanning aan de extra
belading worden aangepast. Er zijn 11 handmatige instellingen
(0% tot 100%) en 3 automatische instellingen Low,Standard en
High beschikbaar.
De instelling van de uitgaande demping wordt automatisch aan de
door het systeem herkende extra belading aangepast.
12 CHASSIS AFSTELLEN
94
Info
Wegens het hoge stroomverbruik wordt de afstelling van de
preload-adjuster alleen bij draaiende motor aanbevolen.
De aangegeven handmatige instellingen zijn richtwaarden
en afhankelijk van de extra belading.
Hoge extra beladingen vereisen een hogere veervoorspan-
ning.
Geringe extra ladingen vereisen een geringere veervoorspan-
ning.
In de automatische instellingen Low Standard en High wordt
de veervoorspanning automatisch tijdens het rijden aan de
door het systeem herkende extra belading aangepast.
In de automatische instellingen Low,Standard en High kan
bij stilstand eventueel geen verstellen van de veervoorspan-
ning worden herkend.
De laatst geselecteerde instelling uitgaande demping wordt op het
display weergegeven.
Info
Het symbool van de laatste instelling knippert tot de
nieuwe instelling is overgenomen.
12.3 Suspension Mode
S05148-01
Mogelijke toestanden
Auto Afstemmen van de veringscomponenten wordt automa-
tisch aan de rijstijl van de bestuurder aangepast
Sport Strakke afstelling van de veringscomponenten met
zeer directe respons van het chassis
Street Normale afstelling van de veringscomponenten met
directe respons van het chassis
Comfort Zachte afstelling van de veringscomponenten met
goede respons van het chassis
Track Afsteming van de veercomponenten voor gebuik op
het circuit
Advanced Afstemmen van de veringscomponenten kan indi-
vidueel in het menu Fork resp. Shock worden geconfigureerd.
In het menu Suspension Mode kunnen verschillende afstemmingen
voor de demping van de ophangingscomponenten worden geselec-
teerd. De instellingen Sport,Street,Comfort,Auto,Track en Advan-
ced zijn beschikbaar.
12.4 Stuurdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet stuur beweegt bij gesloten demping stroef.
Sluit de stuurdemper nooit compleet.
Minimale opening van de demping vanaf de ein-
daanslag
3 klikken
Controleer voor het rijden of het stuur voldoende kan worden bewogen.
CHASSIS AFSTELLEN 12
95
Info
In tegenstelling tot de andere dempingselementen vindt bij de stuurdemper de instelling van het geopende
dempingselement uitgaand plaats.
S05233-10
Stelschroef 1tot de laatste voelbare klik tegen de klok in
draaien.
Stelschroef 1met de klok mee draaien om de stuurdemper
aan de rijstijl en het wegoppervlak aan te passen.
Voorgeschreven waarde
Instelbereik stuurdemper 1 … 32 klikken
Standaard 22 klikken
De instelling van de stuurdemper mag niet worden gewijzigd
tijdens het rijden.
Na het instellen van de stuurdemper controleren of het stuur
vrij kan bewegen.
Het stuur moet zonder blokkering helemaal van aanslag
tot aanslag kunnen worden bewogen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
96
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
E00695-01
Adapter in de hefbok achter plaatsen.
Hefbok achterwiel schommelarm (61329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok in de wielas positioneren en
motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard 1
plaatsen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 96)
E00696-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok vooraan met de vork-
poten uitlijnen.
Voorwiel-hefbok klein (61129965100)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
97
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402777-01
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
13.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 96)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 96)
S05187-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 163)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 97)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 96)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
98
13.6 Bestuurderszadel verwijderen
S05188-10
Rugkussen 1naar voren lostrekken.
Bestuurderszadel met de lus 2ontgrendelen.
Bestuurderszadel achter optillen.
S05189-10
Steekverbinding 3van de zadelverwarming loskoppelen.
Bestuurderszadel verwijderen.
13.7 Bestuurderszadel monteren
S05190-10
Steekverbinding 1van de zadelverwarming verbinden.
Uitsparing 2van de buddyseat bij de geleiding 3vastha-
ken, achter neerlaten en naar voren schuiven.
De vergrendelingsbout in de slotbehuizing positioneren en
bestuurderszadel achteraan omlaag duwen.
De vergrendelingsbout vergrendelt met een hoorbare klik.
Controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
S05191-10
Rugkussen 4positioneren en in de uitsteeksels drukken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
99
13.8 Brandstoftankspoiler links demonteren
S05192-10
Brandstoftankbekleding 1in het bereik Aoptillen en naar
boven toe verwijderen.
S05193-10
Schroeven 2verwijderen.
Brandstoftankspoiler in het bereik Boptillen en naar voren
verwijderen.
13.9 Brandstoftankspoiler links monteren
S05194-10
Brandstoftankspoiler aan de uitsteeksels A, en Bpositione-
ren en van voren naar achteren schuiven.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
100
S05195-10
Brandstoftankspoiler in het bereik Cin de rubberen bus
drukken.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5 3,5 Nm
S05196-10
Brandstoftankbekleding 2brandstoftanksluiting positioneren
en van voor naar achter indrukken.
13.10 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
S05197-10
Schroeven 1verwijderen en afdekking verwijderen.
Schroef 2verwijderen en uitlaatklem eraf nemen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
101
S05198-10
Schroef 3met ring verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselBeweeglijke delen van de uitlaat-
klep vormen een gevaar voor letsel.
Raak de uitlaatklep niet aan als de einddemper
verwijderd is.
Zorg ervoor dat niemand beklemd raakt wanneer de
uitlaatklep wordt aangestuurd.
Einddemper verwijderen.
S05199-10
Afdichtring 4verwijderen.
13.11 Einddemper monteren
S05199-11
Waarschuwing
Gevaar voor letselBeweeglijke delen van de uitlaat-
klep vormen een gevaar voor letsel.
Raak de uitlaatklep niet aan als de einddemper
verwijderd is.
Zorg ervoor dat niemand beklemd raakt wanneer de
uitlaatklep wordt aangestuurd.
Afdichtring 1monteren.
S05198-11
Einddemper plaatsen.
Schroef 2met ring monteren, maar nog niet vastdraaien.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
102
S05197-11
Uitlaatklem positioneren.
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatklem
aan einddemper
M8 12 Nm
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M8 25 Nm
Hittebescherming positioneren.
Schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef warmtebe-
scherming op de
einddemper
M5 4 Nm
13.12 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 102)
13.13 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Regelmatige reiniging verlengt de levensduur van de ketting.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
103
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 96)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 163)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 163)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 96)
13.14 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 96)
S05200-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Bij glijblok in het bereik van de markeringen Aen Bde
ketting omhoog duwen en de kettingspanning bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
De bovenkant van de ketting bevindt zich tussen de marke-
ringen Aen B.
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 104)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
104
H00380-11
Controleren of de beschermkappen 1stevig vastzitten en niet
zijn beschadigd.
» Als de beschermkappen beschadigd of los zijn:
Beschermkappen vervangen.
Beschermkap achterbrug (61304041100)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 96)
13.15 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 96)
Kettingspanning controleren. ( pag. 103)
S03919-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Kettingspanning door draaien van de naafbehuizing instellen.
Contrasleutel (61329085000)
Greep voor contrasleutel (60012060000)
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de kettingspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de kettingspanning.
Het vereiste gereedschap bevindt zich in het boordge-
reedschap.
Kettingspanning controleren. ( pag. 103)
De kettingspanning komt overeen met de voorgeschreven
waarde.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Schroef 1vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
105
Voorgeschreven waarde
Schroef excenter M16 70 Nm
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 96)
13.16 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 96)
100132-10
Hoofdwerk
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
S03949-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand Bvan 18 kettingschakels op het bovenste stuk
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand Bvan
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud,
versleten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
106
S05202-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Als het glijblok sterke slijtage vertoont:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M5 5 Nm
S05203-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de ketting zich op dezelfde hoogte of
onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M8 25 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 96)
13.17 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
107
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
S05204-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de
hydraulische koppeling in een horizontale positie zetten.
Vloeistofpeil controleren.
Het vloeistofpeil moet tussen de markeringen MIN en MAX
liggen.
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Schroefdop 1met membraan 2en ring verwijderen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 162)
Schroefdop 1met membraan 2en ring monteren
en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen
met water afspoelen.
14 REMSYSTEEM
108
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H01998-10
De ABS-module 1, bestaande uit een hydraulische unit, ABS-
besturingsunit en retourpomp, is aan de rechterkant van het voer-
tuig onder de brandstoftank gemonteerd. Er bevindt zich een wiel-
toerentalsensor 2aan het voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties
vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren en wegglij-
den van de wielen tijdens het remmen binnen de fysische grenzen
verhindert.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de waar-
schijnlijkheid van een val alleen binnen de fysische moge-
lijkheden verminderen.
Rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi: de ABSmodus Road en de ABSmodus
Supermoto.
In de ABS-modus Road regelt het ABS beide wielen.
In de ABS-modus Supermoto regelt het ABS alleen het voorwiel.
Aan het achterwiel vindt er geen ABS-regeling plaats. Het
ABSwaarschuwingslampje 3knippert langzaam om aan de
actieve ABSmodus Supermoto te herinneren.
Info
In de ABS-modus Supermoto kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Als de ABS-besturingsunit
de blokkeerneiging van een wiel herkent, begint het ABS door het
regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3moet na het inschakelen van
het contact gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig begint
te rijden. Als het lampje na het beginnen met rijden niet uitgaat
REMSYSTEEM 14
109
of tijdens het rijden brandt, duidt dit op een fout in het ABS. Het
ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen
blokkeren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen de
ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als, in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
MSC
De MSC is een extra functie naast het ABS die het blokkeren en
wegglijden van de wielen tijdens het remmen in schuine stand
(bochten) kan voorkomen.
Door de inertiële meeteenheid is de ABS-regeling afhankelijk van
de hoek in lengte- en dwarsas.
Info
De MSC is alleen in de ABS-modus Road actief.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
100135-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak 1van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14 REMSYSTEEM
110
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S05205-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir 1controleren.
»Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering Ais
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 110)
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 14
111
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 111)
S05206-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering Abijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 162)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Deksel remvloeistof-
reservoir voorwielrem
1 Nm
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.5 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
14 REMSYSTEEM
112
S05207-10
Alle remvoeringen aan beide remzadels op voeringdikte A
controleren.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remzadels controleren op bescha-
diging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S05208-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir 1controleren.
»Als het vloeistofpeil de MIN-markering Aheeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 113)
REMSYSTEEM 14
113
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 114)
14 REMSYSTEEM
114
S05209-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroef 1met schroefdopborging verwijderen.
Info
Opletten dat het reservoir verticaal blijft en er geen
remvloeistof uit stroomt.
Schroefdop 2met ring en membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering Abijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 162)
Schroefdop 2met ring en membraan 3monteren en vast-
draaien.
Schroefdopborging positioneren, schroef 1monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
vloeistofreser-
voir van achter-
wielrem
M5 3,5 Nm
Loctite®243™
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.8 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
S05210-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
REMSYSTEEM 14
115
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
15 WIELEN, BANDEN
116
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 96)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 96)
S05212-10
Hoofdwerk
Schroeven 1aan beide remzadels verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door de remzadels
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadels voorzichtig naar
achteren van de remschijven trekken en opzij hangen.
Info
Remhendel bij verwijderde remzadels niet bedienen.
S05211-10
Schroef 2en schroeven 3losdraaien.
Met de hand op de schroef 2drukken om de steekas uit de
asopname te schuiven. Schroef 2verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
S05213-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
15.2 Voorwiel monteren
S05213-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 163)
WIELEN, BANDEN 15
117
S05214-10
De brede afstandsbus 2in looprichting links plaatsen.
Info
De pijl Bgeeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het wieltoerentalsensor-wiel bevindt zich in de loop-
richting links.
De smalle afstandsbus in looprichting rechts inzetten.
S05215-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Schroef 3en steekas 4reinigen.
Steekas 4licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 163)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
Tip
Een van de schroeven van asopname tijdelijk vast-
draaien zodat de as niet meedraait.
De schroef van asopname voor het inveren weer losma-
ken zodat de vorkpoten kunnen worden uitgelijnd.
S05211-11
Remzadel positioneren en daarbij letten op de correcte plaat-
sing van de remplaketten.
Schroeven 5aan beide remzadels monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remzadels worden uitgelijnd.
Schroeven 5aan beide remzadels vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10 45 Nm
Loctite®243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 97)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 96)
15 WIELEN, BANDEN
118
S04802-11
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 96)
Einddemper demonteren. ( pag. 100)
S05216-10
Hoofdwerk
Binnenste borgdraad 1verwijderen.
Buitenste borgdraad 2verwijderen.
S05217-10
Achterwielrem door een assistent laten bedienen.
Moeren 3losschroeven en met ring 4verwijderen.
Achterwiel verwijderen.
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
S05218-10
Hoofdwerk
Achterwiellagers controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de achterwiellagers beschadigd of versleten zijn:
Wiellager achter vervangen.
Schroefdraad van wielas en asmoer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 163)
Achterwiel op wielas schuiven.
WIELEN, BANDEN 15
119
De meenemerbouten 1grijpen in de boringen Avan de
velg.
S05217-11
Ring 2en moer 3monteren.
Achterwielrem door een assistent laten bedienen.
Moer 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer wielas
achter
M50x1,5 250 Nm
Schroefdraad
ingevet/borgdraad met
borglak verzegelen
S05216-11
Buitenste borgdraad 4monteren.
Binnenste borgdraad 5monteren.
De pennen van de borgdraden grijpen in de boringen van
de wielas.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 96)
Einddemper monteren. ( pag. 101)
15.5 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
15 WIELEN, BANDEN
120
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het
voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Wettelijke landspecifieke minimale profieldiepte in acht
nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,5 bar
Bandenspanning met passagier/volledige nuttige belasting
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
WIELEN, BANDEN 15
121
Beschermkap monteren.
15.7 Gebruik van bandenreparatiespray
H03319-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnjuist gebruik van bandenrepara-
tiespray leidt tot drukverlies bij de gerepareerde band.
Niet elke beschadiging kan met bandenreparatiespray
worden gerepareerd.
Lees de aanwijzingen en richtlijnen van de fabrikant
van de bandenreparatiespray.
Rijd langzaam en voorzichtig wanneer u een band met
bandenreparatiespray hebt gerepareerd.
Rijd hoogstens naar de dichtstbijzijnde garage en laat
de band vervangen.
Een reparatie met bandenreparatiespray mag alleen in noodgeval-
len worden uitgevoerd.
Het wordt aanbevolen om het defecte voertuig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats te vervoeren in plaats van het te repareren.
Aanwijzing
Materiële schadeBandenreparatiespray beschadigt de bandspan-
ningssensor.
Houd er rekening mee dat de bandspanningssensor mogelijk
moet worden vervangen na het gebruik van de bandenrepara-
tiespray.
16 ELEKTRONICA
122
16.1 Dimlicht
S05219-10
Het dimlicht is geïntegreerd in de hoofdkoplamp.
Het dimlicht wordt ingeschakeld als het contact wordt ingescha-
keld.
Na 5 seconden wordt het dimlicht weer uitgeschakeld om de 12V-
accu niet te belasten als de motor niet wordt gestart.
Als tijdens het rijden het contact onbedoeld wordt uitgeschakeld,
blijft het dimlicht ingeschakeld.
16.2 Groot licht
S05220-10
Het groot licht is geïntegreerd in de hoofdkoplamp.
16.3 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 98)
ELEKTRONICA 16
123
S05221-10
Hoofdwerk
Besturingsapparaat 1verwijderen en opzij hangen.
Stekkerverbinding 2verbreken.
Schroef 3verwijderen en accuafdekking eraf nemen.
S05222-10
Minkabel 4van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking 5afnemen en pluskabel van de 12V-accu
loskoppelen.
12V-accu 6uit het accuvak nemen.
16.4 12V-accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
S05222-11
Hoofdwerk
12V-accu 1in het accuvak plaatsen.
12V-accu (HJTZ14S-FPI) ( pag. 153)
Pluskabel positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Pluspoolafdekking 2positioneren.
Minkabel 3positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
16 ELEKTRONICA
124
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
S05221-11
Accuafdekking positioneren, schroef 4monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Stekkerverbinding 5verbinden.
Besturingsapparaat 6positioneren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 98)
Tijd en datum instellen.
16.5 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ook als de 12Vaccu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12Vaccu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom of laadspanning worden overschreden, dan vernielt dit de 12Vaccu.
Als de 12Vaccu leeg is gestart, de 12Vaccu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de
12Vaccu wordt vernield.
De 12Vaccu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 98)
12V-accu demonteren. ( pag. 122)
ELEKTRONICA 16
125
S04784-01
Hoofdwerk
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu laden.
Info
Als de 12V-accuspanning onder 9V valt, scha-
kelt het bewakingssysteem de 12V-accu intern
uit. Met de acculader kan de 12accu weer wor-
den geactiveerd.
» Accuspanning: 9 V
12V-accu laden.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet
worden overschreden.
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 24 h
12Vaccu regelmatig bij-
laden, als de motorfiets
niet wordt gebruikt
6 maanden
Acculader (79629974000)
Deze acculader test of de 12Vaccu de spanning vast-
houdt. Bovendien kan met deze acculader de 12V accu
niet worden overladen. De oplaadtijd kan bij lage tem-
peraturen langer zijn.
Deze acculader is uitsluitend geschikt voor lithium-
ijzer-fosfaat-accu’s. De bijgevoegde KTM PowerParts-
handleiding in acht nemen.
Info
De 12Vaccu heeft een intern bewakingssys-
teem dat beschermt tegen overspanning, com-
plete ontlading en oververhitting bij het laden.
Als de 12Vaccu tijdens het laden te heet
wordt, onderbreekt het bewakingssysteem de
laadprocedure tot de 12Vaccu is afgekoeld.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 123)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 98)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA
126
16.6 RACE-ON-sleutelbatterij vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor letselKnoopcellen kunnen bij verkeerd gebruik openspringen.
Ingeslikte knoopcellen veroorzaken zware chemische brandwonden, die binnen 2 uur tijd tot de dood
kunnen leiden.
Houd knoopcellen en de RACE-ON-sleutel buiten bereik van kinderen.
Zorg ervoor dat knoopcellen in geen geval ingeslikt worden of in het lichaam terechtkomen.
Neem onmiddellijk contact op met een arts als knoopcellen toch ingeslikt werden of in het lichaam
zijn terechtgekomen.
Stel knoopcellen niet aan extreme temperaturen of mechanische belastingen bloot.
Toegestane temperatuur 20 … 50 °C
Beschadig de RACEONsleutel niet door bijv. snijden of knellen.
Gebruik de RACE-ON-sleutel niet als de RACE-ON-sleutel beschadigd is of als het batterijvak niet kan
worden gesloten.
Vervang de RACE-ON-sleutelbatterij alleen door een batterij van het opgegeven type.
S01740-10
Sleutelbaard van de RACE-ON-sleutel uitklappen.
Onderste helft van de RACE-ON-sleutel in pijlrichting schuiven
en verwijderen.
S01739-10
Batterijafdekking 1verwijderen.
RACE-ON-sleutelbatterij 2verwijderen.
Nieuwe RACE-ON-sleutelbatterij met het opschrift naar boven
plaatsen.
RACE-ON-sleutelbatterij (CR 2032) ( pag. 153)
Batterijafdekking 1monteren.
S01740-11
Onderste helft van de RACE-ON-sleutel plaatsen en in pijlrich-
ting vergrendelen.
ELEKTRONICA 16
127
16.7 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 98)
S05223-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
S05224-10
Defecte hoofdzekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 3.
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbrui-
kers van het voertuig gezekerd.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 153)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkappen 1monteren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 98)
Tijd en datum instellen.
16 ELEKTRONICA
128
16.8 Zekeringen in zekeringenblok vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 98)
S05225-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel 1openen.
S05226-10
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1- 10 A - voedingsspanning besturingsunits en
componenten
Zekering 2- 10 A - ACC1
Zekering 3- 10 A - nummerplaatverlichting, achterlicht
Zekering 4- 10 A - constant plus voor koplamp
Zekering 5- 10 A - besturingsunit
Zekering 6- 25 A - ABSretourpomp
Zekering 7- 10 A - hydraulische ABSunit
Zekering 8- 10 A - ACC2, USB-aansluiting
Zekering 9- 15 A - semi-actief chassis
Zekering 10 - geen functie
Zekering res - 10A - reservezekeringen
Zekering res - 15 A - reservezekering
Zekering res - 25 A - reservezekering
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 153)
Zekering (58011109115) ( pag. 153)
ELEKTRONICA 16
129
Zekering (58011109125) ( pag. 153)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Functie van de elektrische verbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel 1sluiten.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 98)
16.9 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en ter hoogte van het midden van de dimlichtlamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op een afstand Aloodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 129)
16.10 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 129)
S05227-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef 1de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
16 ELEKTRONICA
130
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
Schroef 1borgt ook de koplamp. Controleer of de
schroef steeds ver genoeg is ingeschroefd.
400726-11
Koplamp op markering Binstellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering Bliggen.
16.11 USB-kabel aansluiten
Info
De USB-bus bevindt zich links op het gecombineerde instrument.
S05228-10
USB-busafdekking 1openen.
Geschikte USB-kabel met de USB-aansluiting 2verbinden.
USB-kabel met het apparaat verbinden.
USB-kabel aan het stuur monteren en met kabelbinders vast-
maken.
Voorgeschreven waarde
Een zo kort mogelijke USB-kabel gebruiken.
Aangesloten apparaten altijd tegen vocht beschermen.
De kabel zodanig leggen en vastmaken, dat deze niet
beschadigd raakt.
16.12 USB-kabel loskoppelen
S05228-11
USB-kabel van het apparaat loskoppelen.
USB-kabel van de USB-aansluiting 1loskoppelen.
USB-busafdekking 2sluiten.
ELEKTRONICA 16
131
16.13 Diagnosestekker
H01949-01
De diagnosestekker bevindt zich onder het bestuurderszadel.
16.14 ACC1 en ACC2 vooraan
S05229-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2voor bevinden
zich achter de brandstoftankspoiler links tussen de kroonpla-
ten.
16.15 ACC1 en ACC2 achterzijde
S05230-10
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2achter bevinden
zich in het achterdeel.
17 KOELSYSTEEM
132
17.1 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
S05231-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir 1controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de
voorgeschreven waarde overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren.
( pag. 132)
17.2 Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 17
133
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 132)
S05232-10
Hoofdwerk
Deksel 1van het compensatiereservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MAX-markering bijvullen.
Koelmiddel ( pag. 161)
Deksel 1van het compensatiereservoir monteren.
18 MOTORAFSTEMMING
134
18.1 Ride Mode
S03808-01
Mogelijke toestanden
TRACK Instelling met gehomologeerd vermogen en uiterst
directe respons. De motorfietstractiecontrole en de karakteris-
tiek van de gasrespons kunnen individueel worden ingesteld.
PERFORMANCE Instelling met gehomologeerd vermogen
en uiterst directe respons. De motorfietstractiecontrole en de
karakteristiek van de gasrespons kunnen individueel worden
ingesteld en de functie KTM MY RIDE kan worden gebruikt.
Combineert de functies van de TRACK-modus met standaard-
modi.
SPORT Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons,
de motorfiets-tractiecontrole laat een hogere slip aan het ach-
terwiel toe.
STREET Gehomologeerd vermogen met evenwichtige res-
pons, de motorfietstractiecontrole laat een normale slip aan
het achterwiel toe.
RAIN Gereduceerd gehomologeerd vermogen
met zeer zachte respons voor betere rijbaarheid, de
motorfiets-tractiecontrole laat een geringere slip aan het
achterwiel toe.
In het menu Ride Mode kunnen verschillende afstellingen voor het
voertuig worden gekozen. U kunt kiezen uit TRACK,PERFORMANCE,
SPORT,STREET en RAIN.
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel en
gedeactiveerde cruisecontrol worden gewisseld.
Info
De keuze van de rijmodus is niet van invloed op het ABS.
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC)
S03805-01
De motorfiets-tractiecontrole (bochten-MTC) verlaagt het motor-
koppel bij tractieverlies aan het achterwiel.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractie-
controle weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de motorfiets-
tractiecontrole via het menu Motorcycle ( pag. 134) gestuurd.
In het menu MTC/ABS kan de motorfiets-tractiecontrole worden
uitgeschakeld.
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfietstractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
MOTORAFSTEMMING 18
135
18.3 Anti-wheelie-modus
S03827-01
De Anti Wheelie Mode is een functie van de voertuigelektronica.
De anti-wheelie-modus moet een stijgend voorwiel tijdens het ver-
snellen vermijden.
18.4 Slipaanpassing
402790-01
De slipaanpassing is een functie van de motorfietstractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau 9 de minste slip.
De slipaanpassing kan tijdens het rijden bij gesloten menu met de
UP- of DOWNknop worden ingesteld.
Info
De slipaanpassing is alleen bij een
actieve rijmodus TRACK of PERFORMANCE ( pag. 134)
beschikbaar.
18.5 Throttle Response
S03830-01
Mogelijke toestanden
TRACK Uiterst directe respons
SPORT Zeer directe respons
STREET Uitgebalanceerde respons
In het menu Throttle Response kan de karakteristiek van de gasres-
pons worden aangepast.
Throttle Response kan ook tijdens het rijden met gesloten gashen-
del en gedeactiveerde cruisecontrol worden ingesteld.
Info
Throttle Response is alleen bij
actieve rijmodus TRACK of PERFORMANCE
( pag. 134) beschikbaar.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
136
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het olieverbruik is afhankelijk van het rijgedrag en de gebruiksomstandigheden.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
S05234-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
Het motoroliepeil moet in het bovenste deel Bvan het
kijkglas voor de motorolie liggen.
»Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij A
ligt:
Geen motorolie bijvullen.
»Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij B
ligt:
Motorolie kan bijgevuld worden.
»Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij C
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 139)
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
S05235-10
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Geschikt reservoir onder de motor klaarzetten.
Om te verhinderen dat olie over het uitlaatsysteem loopt, even-
tueel een trechter gebruiken.
Schroeven 1verwijderen en hittebescherming verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
137
S05236-10
Olieaftapschroeven 2met magneten, keerringen en oliezeven
verwijderen.
S05237-10
Schroeven 3verwijderen. Oliefilterdeksel 4met keerring
verwijderen.
S05238-10
Oliefilter 5uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
S05239-10
Nieuw oliefilter 5plaatsen.
Info
Het oliefilter alleen met de hand plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel 4monteren.
S05237-11
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
motor
M5 6 Nm
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
138
100773-12
Magneten Aen oliezeven Bvan de olieaftapschroeven gron-
dig reinigen.
S05236-10
Olieaftapschroeven 2met magneten, keerringen en oliezeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
S05235-10
Hittebescherming positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef warmtebe-
scherming op de
einddemper
M5 4 Nm
S05240-10
Totale vulhoeveelheid klaarzetten.
Motorolie
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
3,50 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 161)
Motorolie
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 161)
Oliehoeveelheid in twee werkstappen vullen.
Olievulschroef 6met keerring verwijderen en eerste deel bij-
vullen.
Motorolie (1e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
3,0 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 161)
Motorolie (1e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 161)
Olievulschroef 6met keerring monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
139
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Motor uitzetten.
S05241-10
Olievulschroef met keerring verwijderen en het tweede deel tot
de bovenste markering Cop het kijkglas voor de motorolie
vullen.
Motorolie (2e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
0,50 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 161)
Motorolie (2e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 161)
Olievulschroef met keerring monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 136)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of motorolie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Te hoog motoroliepeil kan leiden tot motorschade.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 136)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
140
S05240-11
Hoofdwerk
Olievulschroef 1met keerring verwijderen.
S05241-11
Motorolie tot de bovenste markering Aop het kijkglas voor de
motorolie vullen.
Voorwaarden
Omgevingstemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 161)
Voorwaarden
Omgevingstemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 161)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
KTM adviseert de motorolie te verversen als dat nodig
is.
Olievulschroef met keerring monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 136)
REINIGING, ONDERHOUD 20
141
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en toestand gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 163)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Als het voertuig in strooizout is gebruikt, na de rit koud
water voor de reiniging gebruiken. Warm water versterkt
de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
20 REINIGING, ONDERHOUD
142
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 102)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 163)
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel
voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 163)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Kunststofonderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 163)
Stuurslot en zadelslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 163)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig in strooizout is gebruikt, na elke rit koud water voor de reiniging gebruiken. Warm water
versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 141)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
REINIGING, ONDERHOUD 20
143
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen. Daardoor wordt de remwerking sterk
verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 102)
21 STALLING
144
21.1 Stalling
Info
Als de motorfiets langere tijd niet wordt gebruikt, worden extra maatregelen aanbevolen.
Alvorens de motorfiets te stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze zijn versleten. Als
er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de over-
wintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden aan het begin van het vol-
gende seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 163)
Brandstof tanken. ( pag. 89)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daar-
bij brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 141)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 136)
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Bandenspanning controleren. ( pag. 120)
12V-accu demonteren. ( pag. 122)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
12V-accu laden. ( pag. 124)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 96)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 96)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
STALLING 21
145
21.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 97)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 96)
12V-accu monteren. ( pag. 123)
Info
Als de 12V-accu gedemonteerd is geweest, moeten de
tijd en datum opnieuw worden ingesteld.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 78)
Een proefrit maken.
22 OPSPOREN VAN FOUTEN
146
S03841-10
Het RACE-ONcontrolelampje 1kan door knipperen fouten
aangeven. Deze worden tot vijf seconden na het bedienen van de
RACE-ON-knop aangegeven.
Info
Knippercodes die betrekking hebben op KTM RACE ON wor-
den slechts een keer weergegeven en niet herhaald.
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Geen reactie als op de RACE-
ON-knop wordt gedrukt
RACE-ON-knop defect RACE-ON-knop op beschadiging con-
troleren.
Kabel en stekker van de RACE-ON-
knop op beschadiging controleren.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert twee keer
Geen antwoordsignaal van de
RACE-ON-sleutel
Ervoor zorgen dat de RACE-ON-sleutel
binnen bereik is.
Andere elektronische apparaten uit de
buurt van de RACE-ON-antenne verwij-
deren.
Batterijvak in de RACE-ON-sleutel op
juiste vergrendeling controleren.
Batterijvak in de RACE-ON-sleutel op
corrosie controleren.
RACE-ON-sleutelbatterij vervangen.
( pag. 126)
Zwarte contactsleutel gebruiken.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert drie keer
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 124)
Ruststroom controleren.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert vier keer
Stuurvergrendelingspen geblok-
keerd of gespannen
Stuur licht bewegen.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert vijf keer
RACE-ON-antenne defect RACE-ON-antenne op beschadiging
controleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van gecombineerd
instrument
Zekering 1gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervan-
gen. ( pag. 128)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 127)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 124)
Ruststroom controleren.
Motor draait niet door als de
startknop/noodstopschakelaar
in de onderste stand wordt
gedrukt
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 78)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 124)
Ruststroom controleren.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Fout in elektronisch systeem Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor draait alleen door, als de
koppelingshendel is getrokken
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
OPSPOREN VAN FOUTEN 22
147
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, hoewel er
een versnelling is geschakeld
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Snelsluitkoppeling niet in
elkaar gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Brandstofkwaliteit onvoldoende Geschikte brandstof vullen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 89)
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
ABS-waarschuwingslampje
brandt
ABS-zekering doorgesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervan-
gen. ( pag. 128)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 136)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 136)
12V-accu ontladen Noodknipperlichten zijn inge-
schakeld
Noodknipperlichten uitschakelen.
12V-accu laden. ( pag. 124)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Contact bij het uitzetten van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu laden. ( pag. 124)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
148
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt benzinemotor, 75° V-indeling,
gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 1.301 cm³
Slag 71 mm
Boring 108 mm
Compressieverhouding 13,5:1
Stationair toerental 1.400 … 1.600 1/min
Besturing DOHC, 4 kleppen per cilinder, aandrijving via ketting
Ventiel diameter ventielschijf
Invoer 42 mm
Afvoer 34 mm
Klepspeling
Inlaat bij: 20 °C 0,10 … 0,15 mm
Uitlaat bij: 20 °C 0,25 … 0,30 mm
Krukaslager Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveer 1 rechthoekige ring, 1 zuigerring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Droge-cartersmering met 3 trochoïde rotorpompen
Primaire overbrenging 40:76
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / hydraulisch
bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:35
2e versnelling 15:32
3e versnelling 18:30
4e versnelling 20:27
5e versnelling 24:27
6e versnelling 27:26
Mengselbehandeling Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 450 W
Bougie
Binnenste bougie NGK LMAR7DI10
Buitenste bougie NGK LKAR9DI10
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Koeling Vloeistofkoeling, permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Starthulp Startmotor
TECHNISCHE GEGEVENS 23
149
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef dempingplaat EJOT ALtracs®M6x14 10 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat ventieldeksel
achter
EJOT®M6x12 8 Nm
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Olievernevelaar M5 2 Nm
Loctite®243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef kabelkanaal op motorhou-
der
M5 5 Nm
Schroef kijkglas motorolie M5 4 Nm
Loctite®243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborgring M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerschaal-steunplaat M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef oliefilterdop M5 6 Nm
Schroef resonator M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelassensor M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef trillingssensor M5x12 8.8 5 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsherkennings-
sensor
M5 5 Nm
Loctite®243™
Moer cilinderkop M6 8 Nm
Moer startkabel M6 4 Nm
Onderdrukaansluiting M6 2,5 Nm
Loctite®243™
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 6 Nm
Ontluchtingsschroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef bobine M6 8 Nm
Schroef buis voor
olie-water-warmtewisselaar
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef geleiderail M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koelmiddelaansluiting op
cilinderkop
M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 12 Nm
Schroef motorbehuizing M6x60 10 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
150
Schroef motorbehuizing M6x80 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x90 10 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10.9 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef olievulslang M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef olie-water-warmtewisselaar M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelpal M6 12.9 15 Nm
Loctite®243™
Schroef secundair luchtsysteem M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stationaire ring M6 10.9 15 Nm
Loctite®648™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef tandwielgeleiding M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef vergrendelingshendel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M6 18 Nm
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite®243™
Tapeind distributiekettingschacht M6 3 Nm
Olievernevelaar voor koppelingsme-
ring
M6x0,75 2 Nm
Sproeier 100 M6x0,75 3 Nm
Loctite®243™
Krukasborgbout M8 12 Nm
Schroef geleiderail M8 15 Nm
Loctite®243™
Schroef motorbehuizing M8 18 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
10 Nm
2e niveau
18 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
8,5 Nm
2e niveau
14,5 Nm
Geldt alleen bij gebruik van:
Opzetelement binnenzeskant
(61229025000)
Schroef spanrail M8 15 Nm
Loctite®243™
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Schroef motorhouder M10 45 Nm
Afsluitschroef koppelingssmering M10x1 8 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
151
Bougie buiten M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 15 Nm
Schroef drijfstanglager M10x1 1e niveau
25 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 8 Nm
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 12 Nm
Sluitschroef vergrendeling verdeel-
transmissie
M10x1 12 Nm
Koelmiddeltemperatuursensor M10x1,25 12 Nm
Schroef cilinderkop M11x1,5 Draaivolgorde:
kruislings
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Geolied met motorolie
Schroef omkering schokdemper M12 80 Nm
Schroef trillingsomkering M12x90 80 Nm
Bougie binnen M12x1,5 18 Nm
Schroef rotor M12x1,5 115 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm
Loctite®243™
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
Moer koppelingsmeenemer M22x1,5 140 Nm
Afsluitschroef distributieketting-
spanner
M24x1,5 25 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Moer primair tandwiel M33LHx1,5 130 Nm
Loctite®243™
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie
Omgevingstemperatuur: 0 °C
3,50 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 161)
Motorolie
Omgevingstemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 161)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 3,20 l Koelmiddel ( pag. 161)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
152
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankinhoud totaal ca. 16 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 161)
Brandstofreserve ca. 3,5 l
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP SuspensionSemiactive Suspension
Schokdemper WP SuspensionSemiactive Suspension
Veerweg
voor 125 mm
achter 140 mm
Remsysteem
Voor Dubbele schijfrem met radiaal geschroefde remzadels
met vier zuigers, remschijven vlottend gelagerd
achter Enkele schijfrem met remzadel met 2 zuigers, rem-
schijf vast gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,5 bar
Secundaire overbrenging 17:38
Ketting 5/8 x 5/16” (525) Xring
Balhoofdhoek 65,2°
Wielstand 1.492 mm
Zadelhoogte onbelast 835 mm
Bodemvrijheid onbelast 150 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 198 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 165 kg
Maximale asbelasting achter 260 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 425 kg
TECHNISCHE GEGEVENS 23
153
23.5 Elektronica
12V-accu HJTZ14S-FPI Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
Lithium-ion-accu onderhoudsvrij
RACE-ON-sleutelbatterij CR 2032 3 V
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht/groot licht Led
Zijlicht Led
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
Richtingaanwijzer Led
Achterlicht LED
Remlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Band voor Band achter
120/70 ZR 17 M/C (58W) TL
Bridgestone Battlax Hypersport S22 F
200/55 ZR 17 M/C (78W) TL
Bridgestone Battlax Hypersport S22 R
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 0641C122V407000
Voorvork WP SuspensionSemiactive Suspension
Veerlengte met voorspanbus(sen) 336 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 18 N/mm
Vorklengte 753 mm
Vorkpootolie vorkpoot links 615 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 162)
Vorkpootolie vorkpoot rechts 390 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 162)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
154
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 0641C422V307000
Schokdemper WP SuspensionSemiactive Suspension
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 85 N/mm
Veerlengte 195 mm
Statische veerweg 20 mm
Stootdemperolie ( pag. 162) SAE 2,5
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Deksel remvloeistofreservoir ach-
terwielrem
3,5 Nm
Deksel remvloeistofreservoir voor-
wielrem
1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K50x12 1,2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K50x14 1,5 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K50x16 2,2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K50x18 2,2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K45x12 1,2 Nm
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
EJOT PT®K50x16 2 Nm
Schroef achterlicht EJOT PT®K50x14 2,5 Nm
Schroef bevestiging afdekking uit-
laatklep
EJOT SF®M4x6K 4 Nm
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT®K60x30 2,5 Nm
Schroef handremarmatuur 5 Nm
Schroef kogelkopopname aan kop-
lamp
EJOT ALtracs®50x12 7 Nm
Schroef radiateurventilatorkap EJOT DELTA PT®40x46/10 1 Nm
Schroef SLS op luchtfilterbak EJOT PT®K50x16 2 Nm
Schroef greep M4 6 Nm
Schroef nummerplaatverlichting M4 0,5 Nm
Schroef vaste handgreep links M4 3 Nm
Schroef voetsteunbout M4 2 Nm
Schroef zijstandaardsensor M4 2 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef aanzuigtrechter M5 6 Nm
Schroef bekleding M5 3,5 Nm
Schroef beugel kabelboom M5 3,5 Nm
Schroef brandstoftanksensor M5 3 Nm
Schroef brandstoftankspoiler M5 2,5 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
M5 5 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
155
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 5 Nm
Schroef dempingselement gecom-
bineerd instrument
M5 2 Nm
Loctite®243™
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 1 Nm
Schroef glijblok M5 5 Nm
Schroef houder 6Dsensor M5 2,7 Nm
Loctite®243™
Schroef injectieklep M5 4 Nm
Loctite®243™
Schroef kabelkanaal M5 5 Nm
Schroef knipperlichthouder achter M5 3,5 Nm
Schroef knipperlichthouder voor M5 3,5 Nm
Schroef nummerplaathouder aan
onderste deel achterkant
M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef radiateurventilatorkap M5 3,5 Nm
Schroef sluitdop koplamp M5 3,5 Nm
Schroef tankdop M5 3 Nm
Schroef voetsteunscharnier M5 4 Nm
Schroef warmtebescherming op de
einddemper
M5 4 Nm
Bout voetsteunveer M6 3 Nm
Massaschroefverbinding frame M6 10 Nm
Moer riemschijf
uitlaatklepbesturingsunit
M6 14 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef 6Dsensor M6 6 Nm
Schroef accuhouder M6 6 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 8 Nm
Schroef bevestiging ABS-module M6 8 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef brandstoftank voor M6 8 Nm
Schroef brandstoftankbekleding M6 5 Nm
Schroef brandstoftankbrug M6 8 Nm
Schroef brandstoftankspoiler M6 6 Nm
Schroef hielbescherming M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat bowdenkabel M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef instrumentenhouder M6 2 Nm
Schroef kabel aan startrelais M6 6 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op remcilinder
M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef koplamp aan houderplaat M6 5 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
156
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef radiateurhouder M6 7 Nm
Schroef radiateuropname M6 5 Nm
Schroef remcilinder M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelaskering aan scha-
kelas
M6 18 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelstang M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelstang M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef slangklem radiateurkoel-
slangen
M6 3 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 6 Nm
Schroef stuurdemperhouder aan
frame
M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef trapper rempedaal M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatklem voordemper M6 10 Nm
Schroef versnellingshendelvlak M6 6 Nm
Loctite®2701™
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 4 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor M6 4 Nm
Schroef zekeringenblokdrager M6 6 Nm
Moer bowdenkabel uitlaatklep M6x1 5 Nm
Schroef instelling voetsteunsys-
teem
M6x17 10 Nm
Loctite®243™
Moer kettingwiel M8 36 Nm
Loctite®243™
Moer klep M8 6 Nm
Loctite®243™
Moer riemschijfbevestiging uitlaat-
klep
M8 7 Nm
Moer schakelstang M8 12 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 18 Nm
Schroef console M8 35 Nm
Loctite®243™
Schroef console M8 28 Nm
Loctite®243™
Schroef contactslot (een keer te
gebruiken)
M8 25 Nm
Schroef klem vorkbuis M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef metaalflens console M8 14 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
157
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef rempedaal M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf achter M8 28 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M8 28 Nm
Loctite®2701™
Schroef remzadel achter M8 25 Nm
Loctite®2701™
Schroef stuurdemper aan houder M8 25 Nm
Loctite®2701™
Schroef stuurdemper aan kroon-
plaat
M8 8 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Schroef uitlaatklem aan einddem-
per
M8 12 Nm
Schroef versnellingshendel aan
voetsteunhouder
M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef versterking console M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteundrager bijrijder M8x25 25 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteundrager bijrijder M8x35 25 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder bestuur-
der
M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardveer M8 15 Nm
Loctite®2701™
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef motorhouder M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel voor M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaard M10 40 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardconsole M10 55 Nm
Loctite®243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Holle schroef remkabel verbin-
dingsstuk achter
M10x1 25 Nm
Moer achterdemperdrager M10x1,25 45 Nm
Loctite®243™
Schroef driehoek-shim aan achter-
brug
M12 80 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadelsteun M12 28 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
158
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite®243™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardconsole M12 80 Nm
Loctite®243™
Lambdasonde M12x1,25 24,5 Nm
Schroef excenter M16 70 Nm
Moer achterbrugbout M19x1,5 130 Nm
Schroefdraad ingevet
Bus schokdemperopname M20LHx1,5 10 Nm
Schroefdraad en passing ingevet
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef schokdemperopname M20x1,5 10 Nm
Schroefdraad en passing ingevet
Moer zadelslot M22x1,5 3 Nm
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
Moer wielas achter achterdemper-
zijde
M35x1,5 200 Nm
Loctite®262™ / borgdraad met
borglak verzegelen
Moer wielas achter M50x1,5 250 Nm
Schroefdraad ingevet/borgdraad met
borglak verzegelen
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 24
159
24.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart Polaris dat het zendinstallatietype Connectivity Control Unit "CCU2" overeenkomt met de rele-
vante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende
URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ccu-2
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype KTM RACE ON system overeenkomt met de relevante richtlij-
nen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ktm-race-on-system
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System overeenkomt
met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de
volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
24.2 Landspecifieke verklaringen van overeenstemming (KTM RACE ON)
S05608-01
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
160
24.3 Landspecifieke verklaringen van overeenstemming (CCU-2)
A00757-10
GEBRUIKSSTOFFEN 25
161
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 164)
SAE ( pag. 164) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Power Synt 4T
Motorolie (SAE 5W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 164)
SAE ( pag. 164) (SAE 5W/40)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
25 GEBRUIKSSTOFFEN
162
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 164) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 164) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
HULPSTOFFEN 26
163
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
27 NORMEN
164
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 28
165
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
ATIR Automatische uitschakeling van rich-
tingaanwijzer (Automatic Turn Indi-
cator Reset)
Software die na afloop van een timer of een rijaf-
standsmeter de richtingaanwijzers automatisch uit-
schakelt
TPMS Bandenspanning-controlesysteem
(Tire Pressure Monitoring System)
Veiligheidsstartsysteem dat met behulp van sensoren
in de banden de bandenspanning bewaakt en aangeeft
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
- KTM RACE ON Systeem waarbij contact, stuurslot en tankdop per
draadloze sleutel met transponder worden vrijgescha-
keld
- Launch Control Functie van de voertuigelektronica voor het bereiken
van optimale acceleratie vanuit stilstand
MSC Motorfiets-stabiliteitscontrole (Motor-
cycle Stability Control)
Extra functie bij het ABS die het blokkeren en weg-
glijden van de wielen tijdens het remmen in schuine
stand verhindert
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
MSR Motorslipmomentregeling Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren
van het achterwiel bij een te grote motorremwerking
verhindert door de regelkleppen iets te openen
- Quickshifter + Functie van de motorelektronica voor schakelen zon-
der bediening van de koppeling
29 LIJST MET AFKORTINGEN
166
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 30
167
30.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
30.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
RACE-ONcontrolelampje brandt/knippert geel/rood Status- of foutmelding bij het race-on-
systeem/bij de alarminstallatie.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Bij geactiveerde
ABS-modus Supermoto wordt SM op het display weergegeven.
TC-controlelampje brandt/knippert geel De MTC ( pag. 134) is niet actief, regelt momen-
teel of een Launch-Control start wordt uitgevoerd. Het TC-controlelampje brandt ook als er een
fout wordt herkend. Contact opnemen met geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje
knippert als de motorfietstractiecontrole actief ingrijpt.
Controlelampje cruisecontrol brandt geel De functie cruisecontrol is ingeschakeld, maar de
cruisecontrol is niet actief.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
30.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje cruisecontrol brandt groen De functie cruisecontrol is ingeschakeld en de
cruisecontrol is actief.
Het rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richting-
aanwijzer rechts is ingeschakeld.
INDEX
168
INDEX
+
+RES/-SET-knop
bediening ......................... 19
1
12V-accu
demonteren ....................... 122
laden ........................... 124
monteren ........................ 123
startvermogen ...................... 80
A
ABS ............................... 108
ACC1
achter ........................... 131
voor ............................ 131
ACC2
achter ........................... 131
voor ............................ 131
Achterwiel
demonteren ....................... 118
monteren ........................ 118
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 12
rechtsachter ....................... 13
Afbeeldingen .......................... 11
Afremmen ............................ 85
Anti Dive ............................. 54
Antiblokkeersysteem .................... 108
Anti-wheelie-modus ..................... 135
Artikelnummer schokdemper ................ 15
Artikelnummer stuurdemper ................ 15
Artikelnummer voorvork ................... 15
B
Bagage .............................. 76
Bandenreparatiespray
gebruik .......................... 121
Bandenspanning
controleren ....................... 120
Bandentoestand
controleren ....................... 119
Bedieningshandleiding .................... 10
Bedrijfsmiddelen ........................ 11
Beoogd gebruik ......................... 7
Beschermende kleding ..................... 9
Bestuurderszadel
monteren ......................... 98
verwijderen ........................ 98
Brandstoftankspoiler links
demonteren ........................ 99
monteren ......................... 99
C
C1 en C2-schakelaar ..................... 21
Chassis afstellen .....................93-95
Claxonknop ........................... 18
Combinatieschakelaar
links ............................. 16
rechts ............................ 20
Controlelampjes ........................ 28
Cruisecontrol
bediening ......................... 18
D
Datum
instellen .......................... 58
Diagnosestekker ....................... 131
E
Einddemper
demonteren ....................... 100
monteren ........................ 101
F
Fabrieksgarantie ........................ 11
G
Garantie ............................. 11
Gashendel ............................ 16
Gebruiksdefinitie ........................ 7
Gecombineerd instrument ............... 26-66
ABS ............................. 52
ABSweergave ....................... 35
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Anti Dive .......................... 54
Anti Diveweergave ................... 36
Anti Wheelie Mode .................... 49
Audio ............................ 40
Bluetooth .......................... 56
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Button Illumination .................... 57
Consumption ........................ 61
controlelampjes ..................... 28
dag-nacht-modus .................... 27
Damping .......................... 53
Dampweergave ...................... 36
display ........................... 30
Display Theme ....................... 57
Distance .......................... 60
Extra Functions ...................... 48
Favoritesweergave ................... 39
Fork ............................. 55
Forkweergave ...................... 36
General Info ........................ 46
INDEX
169
greepverwarming .................... 37
Headset Type ....................... 57
Heated Grips ..................... 51,61
Heated Seat ..................... 52,62
hellinginstellen ..................... 73
knopC1enC2 ...................... 56
KTM MY RIDE ....................... 40
Language .......................... 61
Launch Control ...................... 50
Loadweergave ...................... 36
menu ............................ 40
Motorcycle ......................... 51
MTC+MSR ......................... 52
navigatie .......................... 41
navigatie informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Navigationweergave .................. 39
odometer .......................... 34
omgevingslucht-temperatuurindicator . . . . . . 38
overzicht .......................... 26
Pairing ........................... 43
Performancelayout ................... 32
Preload Adjuster .................. 54,93
Pressure .......................... 60
Quickshifter + ....................... 53
Ride Mode ..................... 48,134
Rideweergave ...................... 35
schakelindicator ..................... 34
Service ........................... 47
Settings ........................... 55
Shock ............................ 55
SHockweergave ..................... 37
Slip Adjuster ........................ 50
slipaanpassing ..................... 135
snelheid .......................... 35
Suspension ......................... 53
Suspension Mode .................... 94
telefonie .......................... 45
Temperature ........................ 60
Throttle Response ................ 49,135
tijd .............................. 39
toerental .......................... 34
TPMS ............................ 46
Track ............................ 49
TRACK-display ...................... 31
Trip 1 ............................ 45
Trip 2 ............................ 46
Units ............................. 59
versnellingsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
volume ........................... 42
waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . . 28
waarschuwingen ..................... 27
Warnings .......................... 47
weergave van de cruisecontrol . . . . . . . . . . . 35
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 38
Widget FAVORITES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
widgetgroot ..................... 33,63
WidgetHEATING .................... 65
WidgetINFO ....................... 65
widgetklein ..................... 33,62
Widget KTM MY RIDE . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
WidgetMUSIC ...................... 66
Widget NAVIGATION . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
zadelverwarming ..................... 37
Groot licht ........................... 122
H
Hoofdzekering
vervangen ........................ 127
Hulpstoffen ........................... 11
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 75
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 78
nadestalling ...................... 145
K
Ketting
controleren ....................... 105
reinigen ......................... 102
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Ketting-aandrijfwiel
controleren ....................... 105
Kettinggeleiding
controleren ....................... 105
Kettingspanning
controleren ....................... 103
instellen ......................... 104
Kettingwiel
controleren ....................... 105
Klantenservice ......................... 11
Koelmiddelpeil
in compensatiereservoir corrigeren . . . . . . . 132
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . 132
Koplamp
dimlicht ......................... 122
grootlicht ........................ 122
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 129
Koplampinstelling
controleren ....................... 129
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . 106
Koppelingshendel ....................... 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 68
INDEX
170
L
LaunchControl ......................... 80
Lichtschakelaar ........................ 17
Lithium-ion-accu
startvermogen ...................... 80
M
Menutoetsen .......................... 17
Milieu ............................... 9
Motor
inrijden ........................... 76
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . 96
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . 96
reinigen ......................... 141
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . 96
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Motorfietstractiecontrole ................. 134
Motornummer .......................... 14
Motorolie
bijvullen ......................... 139
vervangen ........................ 136
Motoroliepeil
controleren ....................... 136
Motorslipmomentregeling .................. 85
MSR ................................ 85
N
Noodknipperlichten ...................... 20
Noodknipperlichtschakelaar ................ 20
Noodstopschakelaar ..................... 20
O
Oliefilter
vervangen ........................ 136
Oliezeven
reinigen ......................... 136
Onjuist gebruik .......................... 7
Opsporen van fouten .................146-147
P
Parkeren ............................. 87
Pech
wegslepen ......................... 88
PreloadAdjuster ..................... 54,93
Q
Quickshifter + ......................... 82
R
RACE-ON-knop ......................... 21
RACE-ON-sleutel ........................ 22
RACE-ON-sleutelbatterij vervangen . . . . . . . 126
Remhendel ........................... 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 68
Remmen ............................. 85
Rempedaal ........................... 25
trapperinstellen ..................... 68
Remschijven
controleren ....................... 109
Remsysteem ......................108-115
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 113
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 110
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 112
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 110
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 114
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 111
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 114
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 111
Reserveonderdelen ...................... 11
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 17
Rijden .............................. 82
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
beginnen met rijden met LaunchControl . . . . 81
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 142
S
Schakelen ............................ 82
Schokdemper .......................... 93
Service .............................. 11
Serviceschema .......................91-92
Sleutelnummer ......................... 14
Slipaanpassing ........................ 135
Stalling ............................ 144
Starten .............................. 78
Startknop ............................ 20
startvermogen
lithium-ion-accu's bij lage temperaturen . . . . 80
Stoppen ............................. 87
Stuurdemper
instellen .......................... 94
Stuurpositie ........................... 67
Stuurslot ............................. 21
Stuurstand
instellen .......................... 67
INDEX
171
T
Tankdop
openen ........................... 23
sluiten ........................... 24
Tanken
brandstof ......................... 89
Technisch toebehoren .................... 11
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 154
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 149
banden .......................... 153
chassis .......................... 152
elektronica ....................... 153
motor ........................... 148
schokdemper ...................... 154
voorvork ......................... 153
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Tijd
instellen .......................... 58
Transporteren ......................... 88
Typeplaatje ........................... 14
U
USB
USBaansluiting ..................... 23
USBaansluiting ........................ 23
USB-kabel
aansluiten ........................ 130
loskoppelen ....................... 130
V
Veilig gebruik .......................... 8
Verklaringen van overeenstemming . . . . . . . 159-160
landspecifiek (CCU-2) . . . . . . . . . . . . . . . . 160
landspecifiek (KTM RACE ON) . . . . . . . . . . 159
Versnellingshendel ...................... 24
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . 69
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 69
Versnellingshendelvlak
instellen .......................... 70
Voertuig
beladen ........................... 76
Voertuigidentificatiennummer ............... 14
Voetsteunen
instellen .......................... 72
Voetsteunhouderpositie
instellen .......................... 70
Voorvork ............................. 93
Voorwiel
demonteren ....................... 116
monteren ........................ 116
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Vulhoeveelheid
brandstof ..................... 90,152
koelmiddel ....................... 151
motorolie ..................... 138,151
W
Waarschuwing voor glad wegdek ............. 28
Wegrijblokkering ....................... 22
Wegslepen ........................... 88
Werkinstructies ......................... 9
Z
Zekeringen
in zekeringenblok vervangen . . . . . . . . . . . . 128
Zijstandaard .......................... 25
*3214764nl*
3214764nl
16.02.2023
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: BRABUS/Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174

KTM BRABUS de handleiding

Type
de handleiding