KTM 1290 Super Duke GT de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2023
1290 SUPER DUKE GT
Artikelnr. 3214765nl
BESTE KTM KLANT,
*3214765nl*
3214765nl
24.01.2023
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder de serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 15)
Sleutelnummer ( pag. 14)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2023 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
1290 SUPER DUKE GT EU (F9903WF)
1290 SUPER DUKE GT JP (F9986WF)
1290 SUPER DUKE GT CN (F9987WF)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 6
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 6
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 6
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 7
2.2 Onjuist gebruik .................................. 7
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ...................... 7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 8
2.6 Veilig gebruik .................................... 8
2.7 Beschermende kleding ....................... 9
2.8 Werkinstructies.................................. 9
2.9 Milieu............................................... 9
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 10
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 11
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 11
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 11
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren ...................................... 11
3.4 Service ........................................... 11
3.5 Afbeeldingen ................................... 11
3.6 Klantenservice................................. 11
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 13
5 SERIENUMMERS........................................ 14
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 14
5.2 Typeplaatje ..................................... 14
5.3 Sleutelnummer ................................ 14
5.4 Motornummer.................................. 15
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 15
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 15
5.7 Artikelnummer stuurdemper.............. 15
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 16
6.1 Koppelingshendel ............................ 16
6.2 Remhendel...................................... 16
6.3 Gashendel....................................... 16
6.4 Combinatieschakelaar links............... 16
6.5 Lichtschakelaar ............................... 17
6.6 Menutoets....................................... 17
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar ............. 17
6.8 Claxonknop ..................................... 18
6.9 Knoppen van de cruisecontrol ........... 18
6.10 +RES/-SET-knop.............................. 19
6.11 Combinatieschakelaar rechts............. 20
6.12 Startknop/noodstopschakelaar ........... 20
6.13 Noodknipperlichtschakelaar .............. 20
6.14 RACE-ON-knop ................................ 21
6.15 C1 en C2-schakelaar ........................ 21
6.16 RACE-ON-sleutel ............................. 21
6.17 Stuurslot (antenne) .......................... 22
6.18 Wegrijblokkering .............................. 22
6.19 Stopcontact voor elektrisch
toebehoren ...................................... 23
6.20 USBaansluiting............................... 23
6.21 USB-kabel verbinden........................ 23
6.22 USB-kabel loskoppelen..................... 24
6.23 Opbergvak links openen.................... 24
6.24 Opbergvak rechts openen.................. 25
6.25 Opbergvak links sluiten..................... 25
6.26 Opbergvak rechts sluiten................... 25
6.27 Tankdop openen .............................. 26
6.28 Tankdop sluiten ............................... 27
6.29 Zadelslot......................................... 27
6.30 Boordgereedschap............................ 27
6.31 Greep ............................................. 27
6.32 Kofferdragers................................... 28
6.33 Voetsteun passagier.......................... 28
6.34 Versnellingshendel ........................... 28
6.35 Rempedaal...................................... 29
6.36 Zijstandaard .................................... 29
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 30
7.1 Gecombineerd instrument................. 30
7.2 Activering en test............................. 31
7.3 Waarschuwingen .............................. 31
7.4 Temperatuurwaarschuwing
remsysteem..................................... 32
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek ........ 32
7.6 Controlelampjes............................... 33
7.7 Display ........................................... 34
7.8 Track Display (optioneel) .................. 35
7.9 Performance Display (optioneel) ........ 36
7.10 Toerental......................................... 37
7.11 Schakelindicator .............................. 37
7.12 Weergave van de cruisecontrol........... 37
7.13 Snelheidsindicator ........................... 38
7.14 ABSweergave.................................. 38
7.15 MTCweergave ................................. 38
7.16 Dampingweergave ........................... 38
7.17 Loadweergave................................. 39
7.18 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 39
7.19 RideModeweergave ........................ 39
7.20 Versnellingsindicatie ........................ 39
7.21 Handgreepverwarming (optioneel)...... 40
7.22 Zadelverwarming (optioneel) ............. 40
7.23 Brandstofpeilweergave...................... 40
7.24 Favoritesweergave ........................... 41
7.25 Navigationweergave (optioneel) ........ 41
7.26 Callweergave .................................. 41
INHOUDSOPGAVE
3
7.27 Menu.............................................. 42
7.27.1 Bike Info..................................... 42
7.27.2 Bike Info .................................... 42
7.27.3 Trip ............................................ 43
7.27.4 Trip 1 ......................................... 43
7.27.5 Trip 2 ......................................... 43
7.27.6 Motorcycle .................................. 44
7.27.7 Ride Mode .................................. 44
7.27.8 ABS............................................ 45
7.27.9 MTC ........................................... 45
7.27.10 MTC+MSR (optioneel) .................. 46
7.27.11 Throttle Response (optioneel)........ 46
7.27.12 Slip Adjuster (optional)................. 47
7.27.13 Anti Wheelie Mode (optional) ........ 47
7.27.14 Launch Control (optional) ............. 48
7.27.15 Suspension ................................. 48
7.27.16 Damping ..................................... 48
7.27.17 Load........................................... 49
7.27.18 Navigation (optional).................... 49
7.27.19 Last search (optioneel) ................. 49
7.27.20 Favorieten (optioneel)................... 50
7.27.21 Skip Waypoint (optioneel)............. 51
7.27.22 Volume (optioneel)....................... 51
7.27.23 Stop Navigation (optioneel)........... 52
7.27.24 Heating (optioneel) ...................... 52
7.27.25 Heating Grips (optioneel).............. 52
7.27.26 Heating Rider Seat (optioneel) ...... 53
7.27.27 Audio ......................................... 53
7.27.28 Audio ......................................... 53
7.27.29 Call out....................................... 54
7.27.30 Settings ...................................... 54
7.27.31 Custom Switch ............................ 55
7.27.32 Knop C1 en C2............................ 55
7.27.33 Favorites ..................................... 55
7.27.34 Favorites-weergave 1-4................. 56
7.27.35 Button Illumination...................... 56
7.27.36 DRL ........................................... 56
7.27.37 KTMconnect................................ 57
7.27.38 Bluetooth.................................... 57
7.27.39 Phone......................................... 58
7.27.40 Rider's Headset ........................... 59
7.27.41 Headset Type .............................. 60
7.27.42 Quickshifter + (optioneel) ............. 60
7.27.43 Hill Hold Control (optioneel) ......... 60
7.27.44 Shift Light .................................. 61
7.27.45 Shift Light State .......................... 61
7.27.46 Shift Light RPM1......................... 61
7.27.47 Shift Light RPM2......................... 62
7.27.48 Cornering Light Test..................... 62
7.27.49 Clock & Date ............................... 62
7.27.50 Clock Format............................... 63
7.27.51 Date Format ................................ 63
7.27.52 Units .......................................... 63
7.27.53 Units Distance............................. 63
7.27.54 Units Temperature ....................... 64
7.27.55 Units Consumption ...................... 64
7.27.56 Units Pressure............................. 64
7.27.57 Language .................................... 64
7.27.58 Settings Heating.......................... 65
7.27.59 Settings Heating Grips ................. 65
7.27.60 Settings Heating Rider Seat.......... 65
7.27.61 Settings Heating Pillion Seat ........ 65
7.27.62 Extra Functions ........................... 66
7.27.63 Tijd en datum instellen ................ 66
8 ERGONOMIE .............................................. 68
8.1 Stuurstand ...................................... 68
8.2 Stuurpositie instellen .................... 68
8.3 Stuuruitslag instellen .................... 69
8.4 Windscherm instellen ....................... 70
8.5 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 70
8.6 Uitgangspositie van de remhendel
instellen.......................................... 71
8.7 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 71
8.8 Trapper van rempedaal instellen........ 71
8.9 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren...................................... 72
8.10 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ........... 72
8.11 Versnellingshendelvlak instellen ........ 73
9 INBEDRIJFSTELLING.................................. 74
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 74
9.2 Motor inrijden.................................. 75
9.3 Voertuig beladen.............................. 75
10 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 77
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 77
10.2 Voertuig starten ............................... 77
10.3 LaunchControl (optioneel)................ 79
10.4 Beginnen met rijden......................... 79
10.5 Beginnen met rijden met
LaunchControl (optioneel)................ 79
10.6 Beginnen met rijden met HHC
(Optie: Hill Hold Control) .................. 80
10.7 Anti-wheelie-modus (optioneel) ......... 80
10.8 Quickshifter + (optioneel) ................. 81
10.9 Schakelen, rijden............................. 81
10.10 MSR (optioneel)............................... 84
10.11 Afremmen ....................................... 84
10.12 Stoppen, parkeren............................ 86
10.13 Transporteren .................................. 87
10.14 Wegslepen bij pech .......................... 87
10.15 Brandstof tanken ............................. 88
INHOUDSOPGAVE
4
11 SERVICESCHEMA ....................................... 90
11.1 Extra informatie ............................... 90
11.2 Servicewerkzaamheden..................... 90
12 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 92
12.1 Voorvork/schokdemper ...................... 92
12.2 "Load"............................................. 92
12.3 "Damping"....................................... 92
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 93
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ........................................ 93
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen ............................................ 93
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ........................................ 93
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ..... 94
13.5 Buddyseat verwijderen...................... 94
13.6 Buddyseat monteren ........................ 94
13.7 Bestuurderszadel verwijderen ............ 95
13.8 Bestuurderszadel monteren............... 95
13.9 Windscherm demonteren .................. 95
13.10 Windscherm monteren...................... 96
13.11 Einddemper demonteren ............... 96
13.12 Einddemper monteren .................. 97
13.13 Kettingvervuiling controleren............. 97
13.14 Ketting reinigen ............................... 98
13.15 Kettingspanning controleren ............. 98
13.16 Kettingspanning instellen ................. 99
13.17 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............ 100
13.18 Vloeistofpeil hydraulische
koppeling controleren/corrigeren...... 102
13.19 Brandstoftankspoiler demonteren .... 103
13.20 Brandstoftankspoiler monteren........ 104
13.21 Spatbord voor demonteren .............. 104
13.22 Spatbord voor monteren .............. 104
13.23 Vuilschrapers vorkpoten
reinigen ..................................... 105
14 REMSYSTEEM.......................................... 106
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............. 106
14.2 Remtemperatuurbewaking
achter (BTM) ................................. 107
14.3 Remschijven controleren................. 108
14.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 108
14.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 109
14.6 Remvoeringen en
remvoeringborging van de
voorwielrem controleren.................. 110
14.7 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 111
14.8 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 111
14.9 Remvoeringen en
remvoeringborging van de
achterwielrem controleren............... 112
15 WIELEN, BANDEN .................................... 114
15.1 Voorwiel demonteren .................. 114
15.2 Voorwiel monteren ...................... 115
15.3 Achterwiel demonteren ............... 116
15.4 Achterwiel monteren ................... 117
15.5 Bandentoestand controleren............ 118
15.6 Bandenspanning controleren ........... 119
15.7 Gebruik van bandenreparatiespray ... 120
16 ELEKTRONICA.......................................... 121
16.1 Dimlicht........................................ 121
16.2 Groot licht..................................... 121
16.3 Dagrijlicht (DRL) (SUPER DUKE GT
EU/JP) .......................................... 121
16.4 Bochtverlichting............................. 122
16.5 Stopcontact voor elektrisch
toebehoren .................................... 122
16.6 12V-accu demonteren ................. 122
16.7 12V-accu monteren .................... 123
16.8 12V-accu laden .......................... 124
16.9 RACE-ON-sleutelbatterij
vervangen...................................... 127
16.10 Hoofdzekering vervangen ................ 128
16.11 Zekeringen in zekeringenblok
vervangen...................................... 129
16.12 Instelling lichtsysteem
controleren.................................... 130
16.13 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 132
16.14 Lichtbundelbreedte
bochtverlichting instellen................ 132
16.15 Diagnosestekker............................. 134
16.16 ACC1 en ACC2 vooraan .................. 134
16.17 ACC1 en ACC2 achterzijde.............. 134
17 KOELSYSTEEM......................................... 135
17.1 Koelmiddelpeil in het
compensatiereservoir controleren..... 135
17.2 Koelmiddelpeil in
compensatiereservoir corrigeren....... 136
18 MOTORAFSTEMMING ............................... 137
18.1 Ride Mode .................................... 137
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC)........ 137
18.3 Slipaanpassing (optioneel) .............. 138
18.4 Throttle Response (optioneel).......... 138
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 139
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 139
INHOUDSOPGAVE
5
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 139
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 142
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 144
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 144
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 145
21 STALLING ................................................ 147
21.1 Stalling......................................... 147
21.2 Inbedrijfstelling na stalling ............. 148
22 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 149
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 151
23.1 Motor............................................ 151
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 152
23.3 Vulhoeveelheden............................ 154
23.3.1 Motorolie .................................. 154
23.3.2 Koelmiddel ............................... 154
23.3.3 Brandstof.................................. 155
23.4 Chassis ......................................... 155
23.5 Elektronica.................................... 156
23.6 Banden......................................... 156
23.7 Voorvork........................................ 156
23.8 Schokdemper ................................ 157
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 157
24 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 162
24.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 162
24.2 Landspecifieke verklaring van
overeenstemming........................... 162
24.3 Landspecifieke verklaringen van
overeenstemming (CCU-2) .............. 163
25 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 164
26 HULPSTOFFEN......................................... 166
27 NORMEN ................................................. 167
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 168
29 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 169
30 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 170
30.1 Rode pictogrammen ....................... 170
30.2 Gele of oranje pictogrammen........... 170
30.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 170
INDEX ............................................................. 171
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
6
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat deze
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage. Daar
wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde spe-
ciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is ontworpen en gebouwd om bestand te zijn tegen de gebruikelijke belastingen van normaal wegge-
bruik en gebruik op het circuit. Dit voertuig is alleen geschikt voor gebruik op geasfalteerde wegen.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rij-
den. In de bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger
maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel
kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals bij stoffige omgeving, sterke regen,
hoge temperaturen of met zware bagage, kunnen componenten zoals luchtfilter, aandrijving, remsystemen of
veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken
van het volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V02592-10
1Koppelingshendel ( pag. 16)
2Buddyseat
3Zadelslot ( pag. 27)
4Greep ( pag. 27)
5Voetsteun passagier ( pag. 28)
6Bestuurdersvoetsteunen
7Zijstandaard ( pag. 29)
8Versnellingshendel ( pag. 28)
9Vulopening voor motorolie
bk Kijkglas voor motorolie
bl Bochtverlichting ( pag. 122)
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V02593-10
1Kofferdragers ( pag. 28)
2Tankdop
3Combinatieschakelaar links ( pag. 16)
4Gecombineerd instrument ( pag. 30)
5Startknop/noodstopschakelaar ( pag. 20)
6RACE-ON-knop ( pag. 21)
7Gashendel ( pag. 16)
8Remhendel ( pag. 16)
9Compensatiereservoir koelsysteem
bk Rempedaal ( pag. 29)
5 SERIENUMMERS
14
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402324-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
Het voertuigidentificatienummer staat ook op het typeplaatje.
5.2 Typeplaatje
402302-10
(SUPER DUKE GT EU/JP)
Het typeplaatje 1is op het balhoofd aangebracht.
V02638-01
(SUPER DUKE GT CN)
Het typeplaatje China 2is op het frame rechts aangebracht.
5.3 Sleutelnummer
F01249-10
Het sleutelnummer Code number 1staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te
bestellen. De KEYCODECARD op een veilig plaats bewaren.
SERIENUMMERS 5
15
5.4 Motornummer
402296-10
Het motornummer 1is aan rechterkant van de motor gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
402295-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
H01165-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is met een sticker aan
het schokdemperhuis onder de veer aangebracht.
5.7 Artikelnummer stuurdemper
H01060-10
Het artikelnummer van de stuurdemper 1is aan de onderkant
van de stuurdemper gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.1 Koppelingshendel
V02594-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
V02595-10
De remhendel 1is rechts aan het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
V02595-11
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Combinatieschakelaar links
De linker combinatieschakelaar is links aan het stuur aangebracht.
V02596-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1Lichtschakelaar ( pag. 17)
2Knoppen van de cruisecontrol ( pag. 18)
3Menutoets ( pag. 17)
4Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 17)
5Claxonknop ( pag. 18)
6+RES/-SET-knop ( pag. 19)
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.5 Lichtschakelaar
V02597-10
De lichtschakelaar 1is links op de combinatieschakelaar aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand A. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand B. In
deze stand zijn het groot licht en het achterlicht inge-
schakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand C. In deze
stand wordt het seinlicht bediend. De lichtschakelaar
springt na het bedienen terug in de stand A.
6.6 Menutoets
V02598-10
De menutoetsen zijn centraal op de gecombineerde schakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het matrixdisplay op het gecombi-
neerde instrument bestuurd.
Toets 1is de UPtoets.
Toets 2is de RIGHTtoets.
Toets 3is de DOWNtoets.
Toets 4is de LEFTtoets.
Toets 5is de SETtoets.
Toets 6is de BACKtoets.
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar
V02598-11
De richtingaanwijzerschakelaar 1is op de combinatieschakelaar
links aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
naar het schakelaarhuis duwen.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
Info
Als softwarefunctie is een automatische richtingaanwijzer-
uitschakelaar (ATIR) beschikbaar.
De ATIR-functie gebruikt een tijdklok en een rijafstandsme-
ter.
Als de richtingaanwijzer gedurende minimaal 10 seconden
en 150 meter rijafstand ingeschakeld is geweest, wordt de
richtingaanwijzer uitgeschakeld.
Als het voertuig stilstaat, worden de beide meters gestopt.
Als de richtingaanwijzerschakelaar opnieuw wordt bediend,
worden beide meters gereset.
6.8 Claxonknop
V02598-12
De claxonknop 1is op de gecombineerde schakelaar links aan-
gebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie.
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6.9 Knoppen van de cruisecontrol
V02596-11
De knoppen 1,2en 3van de cruisecontrol zijn links op de
combinatieschakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Knop van cruisecontrol in de uitgangspositie.
Knop +RES kort ingedrukt. De als laatste opgeslagen doel-
snelheid wordt weer geactiveerd. Elke keer dat de schakelaar
wordt aangetikt, wordt de doelsnelheid met 1 km/h of 1 mph
verhoogd.
Knop +RES ingedrukt houden. De doelsnelheid neemt staps-
gewijs toe met 5 km/h of 5 mph.
Knop SET ingedrukt. De cruisecontrol wordt geactiveerd
en de actuele snelheid wordt aangehouden. Elke keer dat
de schakelaar wordt aangetikt, wordt de doelsnelheid met
1 km/h of 1 mph verlaagd.
Knop SET ingedrukt houden. De doelsnelheid neemt staps-
gewijs af met 5 km/h of 5 mph.
Info
Na activering van de cruisecontrol kan de gashendel in de
uitgangspositie teruggedraaid worden. De gekozen snelheid
blijft behouden.
Als nog geen doelsnelheid is opgeslagen, kan deze eenma-
lig met de +RES-knop worden opgeslagen.
Als de doelsnelheid door verdraaien van de gashendel voor
minder dan 30 seconden wordt overschreden, blijft de crui-
secontrol geactiveerd.
Voor het uitschakelen van de cruisecontrol-functie de knop van de
cruisecontrol indrukken.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
De cruisecontrol wordt bovendien in de onderstaande situaties
gedeactiveerd:
bediening van de remhendel
bediening van het rempedaal
bediening van de koppelingshendel
Versnelling schakelen zonder Quickshifter+
Dichtdraaien van de gashendel verder dan de uitgangspositie
regeling van de motorfiets-tractiecontrole (MTC)
slip aan het achterwiel of omhoog komend voorwiel
optreden van een fout die de werking van de cruisecontrol
beperkt
overschrijden van de doelsnelheid bij een inhaalmanoeuvre
gedurende meer dan 30 seconden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe cruiscontrol-functie is niet voor
alle rijsituaties geschikt.
De gekozen doelsnelheid wordt onderschreden als op een
helling het motorvermogen niet voldoende is.
De gekozen doelsnelheid wordt overschreden als op een
helling de motorremwerking niet voldoende is.
Gebruik de cruisecontrol-functie niet op wegen met
veel bochten.
Gebruik de cruisecontrol-functie niet op een glad weg-
dek (bijvoorbeeld regen, ijs, sneeuw), bij slecht zicht
of op een onverharde ondergrond (bijvoorbeeld zand,
stenen, grind).
Gebruik de cruisecontrol-functie niet als de verkeerssi-
tuatie geen constante snelheid toelaat.
De cruisecontrol is alleen bij geactiveerde motorfiets-
tractiecontrole (MTC) beschikbaar.
Als de motorfiets-tractiecontrole (MTC) wordt uitgeschakeld, wordt
de cruiscontrol eveneens uitgeschakeld.
De cruisecontrol kan tijdens een sterke acceleratie niet worden
geactiveerd.
De cruisecontrol kan alleen in de 3e, 4e, 5e en 6e versnelling wor-
den geactiveerd.
Het regelbereik loopt van 40 tot 200 km/h of van 25 tot 125 mph.
6.10 +RES/-SET-knop
V02596-12
De +RES-knop 1is linksvoor op het stuur aangebracht.
De SET-knop 2is linksachter op het stuur aangebracht.
Info
De knoppen +RES en SET worden bij geactiveerde
cruisecontrol-functie voor het regelen van de cruisecontrol
gebruikt.
Als de functie voor cruisecontrol is gedeactiveerd, kunnen
de knoppen +RES en SET in de hoofdweergave resp. in het
menu Slip Adjuster voor het instellen van de Slip Adjuster
worden gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.11 Combinatieschakelaar rechts
De rechter combinatieschakelaar is rechts op het stuur aange-
bracht.
V02599-10
Overzicht combinatieschakelaar rechts
1C1 en C2-schakelaar ( pag. 21)
2Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 20)
3RACE-ON-knop ( pag. 21)
4Startknop/noodstopschakelaar ( pag. 20)
6.12 Startknop/noodstopschakelaar
V02599-12
De startknop/noodstopschakelaar 1is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop/noodstopschakelaar uit (bovenste stand)
In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande
motor kan niet worden gestart. Er verschijnt een mel-
ding op het display.
Startknop/noodstopschakelaar aan (middelste stand)
Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontste-
kingscircuit is gesloten.
Startmotor aan (onderste stand) In deze stand wordt
de startmotor geactiveerd.
6.13 Noodknipperlichtschakelaar
V02599-11
De noodknipperlichtschakelaar 1is rechts op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van
noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakeld contact
of tot 60 seconden na het uitschakelen van het contact
worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist
nodig is, aangezien dit de 12V-accu ontlaadt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier knipperlichten
en de groene controlelampjes op het gecombineerde
instrument knipperen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.14 RACE-ON-knop
V02599-13
De RACE-ONknop 1is op de combinatieschakelaar rechts aan-
gebracht.
Info
De RACE-ONknop heeft bij dit voertuig de functie van con-
tactslot.
De besturing kan alleen worden geblokkeerd als het stuur
naar links is gedraaid.
Mogelijke toestanden
RACE-ON-knop in de uitgangspositie.
RACE-ON-knop kort ingedrukt Kort indrukken schakelt
het contact in en ontgrendelt de stuurvergrendeling of scha-
kelt het contact uit. Het RACE-ON-controlelampje brandt een
keer kort ter bevestiging.
RACE-ON-knop lang ingedrukt Lang indrukken schakelt
het contact uit en vergrendelt tegelijkertijd de stuurvergrende-
ling.
6.15 C1 en C2-schakelaar
V02600-10
De schakelaar C1 en C2 is op de combinatieschakelaar rechts aan-
gebracht.
Info
De C1 en C2-schakelaar dient als snelle toegang tot ver-
schillende menu’s.
De C1 en C2-schakelaar kan vrij worden geconfigureerd.
6.16 RACE-ON-sleutel
S01724-10
De RACE-ON-sleutel 1heeft bij dit voertuig alles functies van
een klassieke contactsleutel.
Met de knop 2wordt de sleutelbaard uitgeklapt. De sleutelbaard
wordt alleen gebruikt om het zadelslot te ontgrendelen en de kof-
fers (optioneel) te openen.
De zwarte contactsleutel 3is alleen voor situaties bedoeld
waarin de RACE-ON-sleutel niet beschikbaar is of niet werkt.
De zwarte contactsleutel kan voor het starten van het voertuig wor-
den gebruikt als de batterijspanning van de RACE-ONsleutel te
laag is en de transponder van het voertuig niet wordt herkend. Ook
kan met de zwarte contactsleutel het zadelslot worden ontgrendeld
en kunnen de koffers (optioneel) worden geopend.
Info
De contactsleutels zijn uitgerust met elektronische compo-
nenten. Altijd een afstand van meerdere centimeter aan-
houden tot andere apparaten met elektronische componen-
ten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
Een verloren contactsleutel moet door een geautoriseerde KTM-
werkplaats worden gedeactiveerd om te voorkomen dat onbevoeg-
den met het voertuig gaan rijden.
De meegeleverde contactsleutels zijn in de leveringstoestand geac-
tiveerd.
Er kunnen in totaal tot vier contactsleutels onder vermelding van
het sleutelnummer bij een geautoriseerde KTM-werkplaats worden
geactiveerd.
6.17 Stuurslot (antenne)
S03212-10
Bij dit voertuig wordt het contact- en stuurslot door een contact-
loze sleutel met transponder (RACE-ONsleutel ( pag. 21)) ver-
vangen.
Om de stuurvergrendeling te activeren, moet het stuur naar links
gedraaid zijn.
Het stuur wordt via de RACE-ONknop ( pag. 21) elektrome-
chanisch ver- en ontgrendeld.
Als de batterijspanning van de RACE-ONsleutel te laag is, ofwel
de RACE-ONsleutel of de zwarte contactsleutel in het bereik A
neerleggen en de startprocedure herhalen.
Info
Zodra de motor is gestart, de contactsleutel weer veilig
opbergen.
Mogelijke toestanden
Contact uit, besturing geblokkeerd In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken en de besturing geblokkeerd.
Contact uit, stuur ontgrendeld In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken en de besturing ontgrendeld.
Contact aan, besturing ontgrendeld In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en de besturing ontgrendeld.
6.18 Wegrijblokkering
E02045-10
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen
gebruik door onbevoegden.
Zodra het contact via de RACE-ONknop ( pag. 21) wordt uit-
geschakeld, is de wegrijblokkering geactiveerd en de motorelektro-
nica geblokkeerd.
Het RACE-ONcontrolelampje 1kan door knipperen fouten aan-
geven.
Als de optionele alarminstallatie is geïnstalleerd, knippert het
RACE-ON-controlelampje 1als het contact is uitgeschakeld en
de alarminstallatie is ingeschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
23
6.19 Stopcontact voor elektrisch toebehoren
V02601-10
Het stopcontact 1voor elektrisch toebehoren is aan de linker-
zijde van de instrumentenhouder aangebracht.
Deze is aangesloten op constant plus en gezekerd.
Stopcontact voor elektrisch toebehoren
Spanning 12 V
Maximale
stroomopname
10 A
6.20 USBaansluiting
V02603-10
In het linker opbergvak bevindt zich een USB-aansluiting 1voor
de spanningsvoorziening van externe apparaten.
De USB-aansluiting wordt ingeschakeld met het contact.
USBaansluiting
Spanning 5 V
Maximale
stroomopname
2,1 A
6.21 USB-kabel verbinden
Voorwerk
Opbergvak links openen. ( pag. 24)
V02604-10
Hoofdwerk
Geschikte USB-kabel met de USB-aansluiting 1verbinden.
USB-kabel met het apparaat verbinden en in het
opbergvak 2opbergen.
Info
Afhankelijk van de grootte van het apparaat is een
hoekstekker handig.
Voorwerpen in het opbergvak altijd aanvullend tegen
vocht beschermen.
Kabel zodanig opbergen, dat deze niet beschadigd
raken.
Nawerk
Opbergvak links sluiten. ( pag. 25)
6 BEDIENINGSELEMENTEN
24
6.22 USB-kabel loskoppelen
Voorwerk
Opbergvak links openen. ( pag. 24)
V02604-11
Hoofdwerk
USB-kabel 1van het apparaat loskoppelen.
USB-kabel van de USB-aansluiting 2loskoppelen.
Nawerk
Opbergvak links sluiten. ( pag. 25)
6.23 Opbergvak links openen
S03201-10
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Opbergvak in het bereik Arichting vorkpoot uitklappen.
Opbergvak openen.
Info
In het opbergvak bevindt zich een USBbus
( pag. 23) 1voor de stroomvoorziening van externe
apparaten.
Voor het rijden moet het opbergvak gesloten zijn.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
25
6.24 Opbergvak rechts openen
S03202-10
Stuur helemaal naar links draaien.
Opbergvak in het bereik Arichting vorkpoot uitklappen.
Opbergvak openen.
Info
Voor het rijden moet het opbergvak gesloten zijn.
6.25 Opbergvak links sluiten
S03201-11
Opbergvak sluiten.
Opbergvak dichtklappen.
Info
Bij naar links gedraaid stuur en geblokkeerde bestu-
ring is het opbergvak moeilijk toegankelijk, maar het
opbergvak kan niet worden afgesloten.
6.26 Opbergvak rechts sluiten
S03202-11
Opbergvak sluiten.
Opbergvak dichtklappen.
Info
Het opbergvak kan niet worden afgesloten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
26
6.27 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
De motor is uit.
Het contact is ingeschakeld of sinds minder dan 1 minuut uitge-
schakeld.
S01718-10
Afdekking 1langzaam omhoog klappen.
De tankdop ontgrendelt.
Tankdop 2omhoogklappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
27
6.28 Tankdop sluiten
S01719-10
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar en
schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Tankdop 1omlaag klappen en omlaag drukken.
De tankdop klikt hoorbaar vast.
6.29 Zadelslot
S03205-10
Het zadelslot 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde onder
het zadel.
Het kan met de RACE-ONsleutel of de zwarte contactsleutel wor-
den ontgrendeld.
6.30 Boordgereedschap
S01097-10
In het opbergvak onder de buddyseat bevindt zich het boordge-
reedschap 1.
6.31 Greep
S01566-10
De bijrijder kan zich tijdens het rijden aan de greep 1vasthou-
den.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
28
6.32 Kofferdragers
F01241-10
De kofferdragers 1bevinden zich aan de zijkant naast de buddy-
seat.
Aan de kofferdragers kan een koffersysteem (optioneel) worden
bevestigd.
De kofferdragers mogen maximaal met het aangegeven gewicht
worden belast.
Hoogst toegestane
belasting van de kof-
ferdragers per zijde
7 kg
Info
Op de aanwijzingen van de kofferfabrikant letten.
6.33 Voetsteun passagier
S01098-11
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
6.34 Versnellingshendel
402299-10
De versnellingshendel 1is aan de motor links aangebracht.
402299-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De vrije stand bevindt zich tussen 1e en 2e versnelling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
29
6.35 Rempedaal
402301-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.36 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard ingeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk Stoppen, par-
keren.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
7.1 Gecombineerd instrument
V02258-01
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functiesegmenten.
1Controlelampjes ( pag. 33)
2Display
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDelen van het gecombineerde instrument worden in bepaalde situaties zeer
heet.
Bij omgevingstemperaturen hoger dan 55 °C (131 °F), langere stilstand, bijvoorbeeld bij een verkeers-
licht of direct zonlicht, warmt vooral het display sterk op.
Raak het gecombineerde instrument in deze situaties niet met blote handen aan.
Draag geschikte beschermende kleding.
Als u zich heeft verbrand dient u de verbrande plek meteen onder lauwwarm water te houden.
Info
De kanteling van het gecombineerde instrument kan niet worden ingesteld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
31
7.2 Activering en test
V02259-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en de controlelamp-
jes branden kort in het kader van een functiecontrole.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor
niet draait. Als de motor loopt en het controlelampje sto-
ring brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang
de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en het waar-
schuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de
geldende verkeersregels stoppen en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TCcontrolelampje
blijven branden totdat een snelheid van ca. 6 km/h (ca. 4
mph) of meer is bereikt.
7.3 Waarschuwingen
V02260-01
Waarschuwingen verschijnen in het midden van het display, afhan-
kelijk van hun relevantie krijgen ze een gele of rode achtergrond.
Gele waarschuwingen tonen fouten of informatie die een snelle
interventie of aanpassing van de rijstijl vereisen.
Rode waarschuwingen tonen fouten of informatie die een onmid-
dellijke interventie vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige knop te drukken.
Alle bestaande waarschuwingen worden in het
menu Warnings weergegeven totdat ze niet meer actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
7.4 Temperatuurwaarschuwing remsysteem
V02261-01
Overmatig lang en vaak gebruiken van de achterwielrem, bijvoor-
beeld bij omlaag rijden, kan leiden tot een verhoogde temperatuur
van het remsysteem.
De waarschuwing wordt in het midden van het display weergege-
ven.
Aanbevolen wordt om de achterwielrem en de voorwielrem gecom-
bineerd te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe remtemperatuurbewaking
beschermt niet tegen oververhitting.
De remtemperatuur wordt berekend, niet gemeten.
Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk Afremmen.
Stop ook zonder weergegeven temperatuurwaarschu-
wing, als het drukpunt van de remhendel onduidelijk
wordt.
7.5 Waarschuwing voor glad wegdek
V02262-01
Het verschijnen van de waarschuwing voor glad wegdek wijst op
een verhoogd risico op gladde wegen.
De waarschuwing voor glad wegdek verschijnt in het midden van
het display met een gele achtergrond.
De waarschuwing voor glad wegdek verschijnt op het display
wanneer de omgevingstemperatuur onder de aangegeven waarde is
gedaald.
Temperatuur 4 °C
De waarschuwing voor glad wegdek verdwijnt weer van het dis-
play wanneer de omgevingstemperatuur weer boven de aangegeven
waarde is gestegen.
Temperatuur 6 °C
Info
Wanneer de waarschuwing voor glad wegdek oplicht, ver-
schijnt ook de waarschuwing ICE WARNING.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
33
7.6 Controlelampjes
V02256-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor loopt en het contro-
lelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en
het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen en de
motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TCcontrolelampje blijven branden totdat een snelheid van ca.
6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
RACE-ONcontrolelampje brandt/knippert geel/oranje/rood Status- of foutmelding bij het
race-on-systeem/bij de alarminstallatie.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
TC-controlelampje brandt/knippert geel De MTC ( pag. 137) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage. Het TCcontrolelampje knippert als de motorfietstractiecon-
trole actief ingrijpt of als de HHC ( pag. 80) (optioneel) is geactiveerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
Controlelampje cruisecontrol brandt geel De functie cruisecontrol is ingeschakeld, maar de
cruisecontrol is niet actief.
Controlelampje cruisecontrol brandt groen De functie cruisecontrol is ingeschakeld en de
cruisecontrol is actief.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-waarschuwingslampje knippert als de ABS-modus Supermoto is geactiveerd.
Waarschuwing glad ijs op het display actief De waarschuwingslamp brandt bij verhoogd
gevaar voor glad wegdek.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Het rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richting-
aanwijzer rechts is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
7.7 Display
V02264-01
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument. Als het menu geopend is, worden
verder de snelheid en de geschakelde versnelling weergegeven.
1Toerental ( pag. 37)
1Schakelindicator ( pag. 37)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2Snelheidsindicator ( pag. 38)
3Eenheid voor de toerentalindicatie
4Versnellingsindicatie ( pag. 39)
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
35
5Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 39)
6RideModeweergave ( pag. 39)
7Eenheid van de snelheidsindicator
8Loadweergave ( pag. 39)
9Dampingweergave ( pag. 38)
bk MTCweergave ( pag. 38)
bl ABSweergave ( pag. 38)
bm Favoritesweergave ( pag. 41)
bn Bereikweergave
bo Brandstofpeilweergave ( pag. 40)
bp Zadelverwarming (optioneel) ( pag. 40)
bq Handgreepverwarming (optioneel) ( pag. 40)
7.8 Track Display (optioneel)
V02266-10
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument bij geactiveerde rijmodus Track
(optioneel).
In de rijmodus Track worden alle favorieten verborgen.
KTMconnect is in deze modus niet beschikbaar.
Als het menu geopend is, worden verder de snelheid en de geschakelde versnelling weergegeven.
1Toerental ( pag. 37)
1Schakelindicator ( pag. 37)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2Slipaanpassing (optioneel) ( pag. 138)
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
3Eenheid voor de toerentalindicatie
4Snelheidsindicator ( pag. 38)
5Eenheid van de snelheidsindicator
6Loadweergave ( pag. 39)
7Dampingweergave ( pag. 38)
8Throttle Response (optioneel) ( pag. 138)
9ABSweergave ( pag. 38)
bk Anti-wheelie-modus (optioneel) ( pag. 80)
bl LaunchControl (optioneel) ( pag. 79)
bm Brandstofpeilweergave ( pag. 40)
bn Versnellingsindicatie ( pag. 39)
7.9 Performance Display (optioneel)
V02265-01
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument bij geactiveerde rijmodus Perfor-
mance (optioneel).
In de rijmodus Performance (optioneel) wordt het standaardaanzicht van het gecombineerde instrument
gecombineerd met de functies van de rijmodus Track (optioneel).
Als het menu geopend is, worden verder de snelheid en de geschakelde versnelling weergegeven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
37
7.10 Toerental
V02267-01
Het toerental wordt in omwentelingen per minuut weergegeven.
7.11 Schakelindicator
V02268-01
De schakelindicator is in de weergave van de toerentellermeter
resp. in het display geïntegreerd.
In het menu Shift Light kan het toerental voor de schakelindicator
worden ingesteld. Tijdens de inrijperiode (tot 1000 km/621 mi)
is de schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de schakelin-
dicator worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor RPM1
en RPM2 worden ingesteld. Bij RPM1 knippert de toerentalindica-
tie rood en bij RPM2 knippert het hele display rood.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
brandt altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
RPM1 toerentalindi-
catie
knippert rood
RPM2 gehele display knippert rood
7.12 Weergave van de cruisecontrol
V02270-10
De bedrijfstoestand van de geactiveerde cruisecontrol wordt in het
bereik 1van het display weergegeven.
De cruisecontrol wordt bestuurd met de knop van cruisecontrol
( pag. 18).
Info
Als de functie cruisecontrol is ingeschakeld maar de cruise-
control niet actief is, brandt het controlelampje cruisecon-
trol geel.
Als de functie cruisecontrol is ingeschakeld en de cruise-
control actief is, brandt het controlelampje cruisecontrol
groen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
38
7.13 Snelheidsindicator
V02269-10
De snelheid wordt in het bereik 1van het display weergegeven.
De eenheid van de snelheid kan in het menu Units worden geconfi-
gureerd.
De snelheid wordt in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph
weergegeven.
7.14 ABSweergave
V02272-10
De ingestelde ABS-modus wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
In het menu ABS kan het ABS worden geconfigureerd.
7.15 MTCweergave
V02273-10
In het gedeelte 1van het display wordt weergegeven of MTC is
in- of uitgeschakeld.
In het menu MTC kan de motorfiets-tractiecontrole worden in- of
uitgeschakeld.
7.16 Dampingweergave
V02274-10
De ingestelde Damping-modus wordt in het gedeelte 1van het
display weergegeven.
In het menu Damping kan de demping worden geconfigureerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
39
7.17 Loadweergave
V02275-10
Het ingestelde laadvermogen wordt weergegeven in het
gedeelte 1van het display.
De belading kan in het menu Load worden geconfigureerd.
De belading alleen in onbelaste toestand configureren.
7.18 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
V02345-01
De koelmiddeltemperatuur wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
Info
Als de koelmiddel-temperatuurindicatie HOT aangeeft,
begint de weergave aanvullend te knipperen.
Mogelijke toestanden
Motor koud Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft LOW
aan.
Motor warm Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft OK aan.
Motor heet Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft HOT aan.
7.19 RideModeweergave
V02271-10
De ingestelde Ride Mode wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
In het menu Ride Mode kan de rijmodus worden geconfigureerd.
7.20 Versnellingsindicatie
V02278-10
De actuele versnelling wordt in het gedeelte 1van het display
weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
40
7.21 Handgreepverwarming (optioneel)
V02277-10
De status van de greepverwarming wordt in het bereik 1van het
display weergegeven.
De handgreepverwarming kan in het menu Heating worden geconfi-
gureerd.
7.22 Zadelverwarming (optioneel)
V02276-10
De status van de zadelverwarming wordt in het bereik 1van het
display weergegeven.
De zadelverwarming kan in het menu Heating worden geconfigu-
reerd.
Info
Het verwarmingsniveau van de buddyseatverwarming kan
door een schakelaar naast de rechter handgreep worden
geregeld.
7.23 Brandstofpeilweergave
V02279-10
De inhoud van de brandstoftank wordt in het bereik 1van het
display weergegeven.
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer
balkjes er branden, hoe meer brandstof zich in de brandstoftank
bevindt.
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het
laatste segment rood en verschijnt bovendien de waarschu-
wing Low Fuel.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
41
7.24 Favoritesweergave
V02280-10
In de Favoritesweergave 1worden tot vier informatieteksten
weergegeven.
In het menu Favorites kan de favorieten-weergave vrij worden
geconfigureerd.
7.25 Navigationweergave (optioneel)
V02287-01
De Navigation-weergave verschijnt bij geactiveerde navigatiefunc-
tie.
In de Navigation-weergave worden de richtingspijl, de afstand tot
het volgende routepunt, de straatnaam, de tijd van aankomst en
de afstand tot de bestemming weergegeven.
7.26 Callweergave
V02288-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw koptele-
foon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat u
het overige verkeer nog kunt horen.
De Callweergave verschijnt bij binnenkomende resp. actieve
oproepen.
Door de RIGHTknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep aangenomen.
Door de LEFTknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Door de UP-knop in te drukken, wordt het volume verhoogd.
Door de DOWN-knop in te drukken,wordt het volume verlaagd.
Info
De wijziging van het audiovolume met de gecombineerde
schakelaar kan niet met elke mobiele telefoon worden uit-
gevoerd.
Belduur en contactpersoon worden weergegeven. Afhan-
kelijk van de instelling van de mobiele telefoon wordt de
contactpersoon met naam weergegeven.
Bij actieve telefonie kan niet in het menu worden genavi-
geerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
42
7.27 Menu
S03759-11
Info
Om het menu te openen op het startscherm op
de SETknop 1drukken.
Met de LEFT-knop 2, de UP-knop 3, de RIGHT-knop 4
en de DOWN-knop 5in het menu navigeren.
Door de BACK-knop 6in te drukken, wordt het actuele
menu resp. het menuoverzicht gesloten.
7.27.1 Bike Info
V02293-01
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bike Info is geselecteerd. Door
de SET- of RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Bike Info kan algemene informatie worden opgeroepen.
7.27.2 Bike Info
V02295-01
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bike Info is geselecteerd. Door
de SET- of RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geopend.
TPMS Front (functie optioneel) toont de actuele bandenspanning
van de voorband.
TPMS Rear (functie optioneel) toont de actuele bandenspanning
van de achterband.
Info
De ingestelde richtwaarde wordt rechts naast de actuele
bandenspanning tussen haakjes weergegeven.
De modus van het bandenspanning-controlesysteem kan in
het menu TPMS Mode (functie optioneel) worden ingesteld.
Water geeft de koelmiddeltemperatuur aan.
Oil geeft de motorolietemperatuur aan.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
Battery geeft de accuspanning aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Service geeft aan wanneer de volgende servicebeurt moet worden
uitgevoerd.
Warnings geeft opgetreden waarschuwingen aan tot die niet meer
actief zijn.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
43
7.27.3 Trip
V02296-01
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. Door de
SET- of RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Trip kan algemene informatie over de afgelegde afstand, rijtijd,
gemiddeld verbruik en gemiddelde snelheid worden opgeroepen.
De trips kunnen omgeschakeld en teruggezet worden.
7.27.4 Trip 1
V02297-01
Bij gesloten menu op de SET of RIGHTknop drukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. Door
drukken op de SET of de RIGHTknop wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. RIGHT-
of LEFT-knop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd.
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt tot 9999.
ØConsum. toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip en Time.
Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra het gecombi-
neerde instrument een snelheidssignaal ontvangt.
Info
Alle gegevens van de actueel geselecteerde deelafstandtel-
ler worden met Reset Trip teruggezet.
7.27.5 Trip 2
V02300-01
Bij gesloten menu op de SET of RIGHTknop drukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. Door
drukken op de SET of de RIGHTknop wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. RIGHT-
of LEFT-knop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd.
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt tot 9999.
ØConsum. toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip en Time.
Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra het gecombi-
neerde instrument een snelheidssignaal ontvangt.
Info
Alle gegevens van de actueel geselecteerde deelafstandtel-
ler worden met Reset Trip teruggezet.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
44
7.27.6 Motorcycle
V02298-01
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
In Motorcycle kunnen de rijmodus, de ABS-modus en de tractie-
controle van het voertuig worden geconfigureerd.
Bij geactiveerde rijmodus Track (optioneel) of Performance (op-
tioneel) kan bovendien de karakteristiek van de gasrespons, slip
van het achterwiel Anti Wheelie Mode en de Launch Control worden
geconfigureerd.
7.27.7 Ride Mode
V02299-01
Voorwaarden
Startknop/noodstopschakelaar aan (middelste stand) Deze
stand is noodzakelijk bij het rijden, het ontstekingscircuit is
gesloten. ( pag. 20)
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rijmo-
dus bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzien-
lijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde omstan-
digheden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de
ondergrond, het weer en de rijsituatie.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode is geselecteerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken, kan de Ride Mode
worden geselecteerd. Hierdoor worden op elkaar afgestemde
instellingen van motor en motorfietstractiecontrole gewijzigd.
Street - Gehomologeerd vermogen met evenwichtige res-
pons, de motorfiets-tractiecontrole laat een normale slip
aan het achterwiel toe.
Sport - Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons,
de motorfiets-tractiecontrole laat een hogere slip aan het
achterwiel toe.
Rain - Gereduceerd gehomologeerd vermogen met zeer
zachte respons voor betere rijbaarheid bij te geringe grip,
de motorfietstractiecontrole laat weinig slip aan het ach-
terwiel toe.
Track (optioneel) - Gehomologeerd vermogen en uiterst
directe respons. De motorfietstractiecontrole en de karak-
teristiek van de gasrespons kunnen individueel worden
ingesteld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
45
Performance (optioneel) - Gehomologeerd vermogen en
uiterst directe respons. De motorfietstractiecontrole en
de karakteristiek van de gasrespons kunnen individueel
worden ingesteld. Combineert de functies van de Track-
modus met standaard-rijmodi.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
7.27.8 ABS
V02301-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken tussen de ABS-modi
schakelen.
Info
De ABSmodus kan tijdens het rijden worden gewisseld.
Tijdens de selectie geen gas geven.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Supermoto actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer
via het ABS geregeld; het kan bij het remmen blokke-
ren.
7.27.9 MTC
V02302-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC is geselecteerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken MTC in- of uitscha-
kelen.
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Bij het activeren van de motorfiets-tractiecontrole de
RIGHT of LEFT-knop kort indrukken.
Bij het uitschakelen van de motorfiets-tractiecontrole
de RIGHT of LEFT-knop ingedrukt houden.
Na het inschakelen van het contact is de motorfiet-
stractiecontrole weer actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
46
7.27.10 MTC+MSR (optioneel)
V02303-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Cruisecontrol gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC is geselecteerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken MTC in- of uitscha-
kelen.
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Bij het activeren van de motorfiets-tractiecontrole de
RIGHT of LEFT-knop kort indrukken.
Bij het uitschakelen van de motorfiets-tractiecontrole
de RIGHT of LEFT-knop ingedrukt houden.
Na het inschakelen van het contact is de motorfiet-
stractiecontrole weer actief.
7.27.11 Throttle Response (optioneel)
V02304-01
Voorwaarden
De rijmodus Track (optioneel) of Performance (optioneel) is
geactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rijmo-
dus bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzien-
lijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde omstan-
digheden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de
ondergrond, het weer en de rijsituatie.
UP- of DOWNknop indrukken tot Throttle Response is geselec-
teerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken, de Throttle Res-
ponse-modus selecteren.
Street - Uitgebalanceerde respons.
Sport - Zeer directe respons.
Track - Uiterst directe respons.
Info
Bij het instellen van de gasrespons geen gas geven.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
47
7.27.12 Slip Adjuster (optional)
V02305-01
Voorwaarden
De rijmodus Track (optioneel) of Performance (optioneel) is
geactiveerd.
MTC is geactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Slip Adjuster is geselecteerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken, kan de door de
mororfiets-tractiecontrole maximaal toegestane slip worden
ingesteld.
Info
Tijdens de selectie geen gas geven.
De slipaanpassing is een functie van de motorfiets-tractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau 9 de minste slip.
Als de functie voor cruisecontrol is gedeactiveerd, kunnen de
knoppen +RES en SET in de hoofdweergave resp. in het menu
Slip Adjuster voor het instellen van de Slip Adjuster worden
gebruikt.
Info
De slipaanpassing is alleen beschikbaar in de rijmodus
Track (optioneel) of Performance (optioneel) beschikbaar.
De slipaanpassing is alleen bij geactiveerde motorfiets-
tractiecontrole beschikbaar.
7.27.13 Anti Wheelie Mode (optional)
V02306-01
Voorwaarden
De rijmodus Track (optioneel) of Performance (optioneel) is
geactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij gedeactiveerde
AntiWheeliemodus wordt steigeren van het
voorwiel niet meer door de motorfietstractiecontrole
tegengegaan.
Schakel de AntiWheeliemodus alleen uit, als u
over voldoende ervaring beschikt.
UP- of DOWNknop indrukken tot Anti Wheelie Mode is geselec-
teerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken, kan de Anti Whee-
lie Mode worden in- of uitgeschakeld.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
48
7.27.14 Launch Control (optional)
V02307-01
Voorwaarden
De rijmodus Track (optioneel) of Performance (optioneel) is
geactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe LaunchControl maakt zeer
snelle acceleratie mogelijk die voor onervaren bestuur-
ders moeilijkheden kan opleveren.
Gebruik de Launch-Control alleen als u over vol-
doende ervaring beschikt.
Gebruik de LaunchControl niet op de openbare
weg.
UP- of DOWNknop indrukken tot Launch Control is geselec-
teerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken, kan de Launch Con-
trol worden in- of uitgeschakeld.
7.27.15 Suspension
V02308-01
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Suspension is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
In Suspension kunnen de demping en belading worden geconfigu-
reerd.
7.27.16 Damping
V02309-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
UP- of DOWNknop indrukken tot Suspension is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Damping is geselecteerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken, kan de demperin-
stelling worden geconfigureerd.
In de Damp-weergave wordt de ingestelde demping van de verings-
componenten weergegeven.
In het menu Damping zijn de instellingen SPORT,STREET en COM-
FORT beschikbaar.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
49
7.27.17 Load
V02310-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil en is onbelast.
Motor draait.
UP- of DOWNknop indrukken tot Suspension is geselecteerd.
Door de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Load is geselecteerd.
Door drukken op de RIGHT- of LEFTknop wordt de belading
geselecteerd.
In het menu Load zijn vier nuttige lasten beschikbaar.
Het instellen van de veervoorspanning en de uitgaande demping
worden aangepast aan de nuttige last.
7.27.18 Navigation (optional)
V02631-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket is
in de KTMconnect app gedownload.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SET- of RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
In het menu Navigation kunnen laatst gezochte doelen en favorie-
ten worden geselecteerd, routepunten worden overgeslagen, het
volume van de gesproken navigatie worden geconfigureerd en de
navigatie worden gestart.
Info
De Audio-functie kan gelijktijdig met de navigatiefunctie
worden gebruikt.
Bij ingeschakelde navigatiefunctie en verbonden apparaat
verschijnt het GPS-symbool op het display van het gecombi-
neerde instrument.
7.27.19 Last search (optioneel)
V02626-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
50
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket is
in de KTMconnect-app gedownload.
In de KTMconnect-app bevinden zich gezochte adressen.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SET- of RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Last search is geselecteerd.
Door drukken op de RIGHT- of LEFTknop kan een adres worden
geselecteerd.
Door drukken op de SET-knop wordt de selectie bevestigd en
start de navigatie.
Info
In Last search zijn de 10 laatst gezochte adressen in de
KTMconnect-app opgeslagen.
7.27.20 Favorieten (optioneel)
V02627-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket is
in de KTMconnect-app gedownload.
In de KTMconnect-app zijn favorieten opgeslagen.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SET- of RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorites is geselecteerd. Door
drukken op de RIGHT- of LEFTknop kan een adres worden gese-
lecteerd.
Door drukken op de SET-knop wordt de selectie bevestigd en
start de navigatie.
Info
In Favorites kunnen 10 adressen in de KTMconnect-app
worden opgeslagen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
51
7.27.21 Skip Waypoint (optioneel)
V02628-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket is
in de KTMconnect-app gedownload.
In de KTMconnect-app is een navigatie met min. een tussen-
doel gestart.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SET- of RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Skip Waypoint is geselecteerd.
Door drukken op SET-knop wordt het routepunt geselecteerd.
Door opnieuw drukken op de SET-knop wordt de selectie beves-
tigd en het routepunt verwijderd.
7.27.22 Volume (optioneel)
V02629-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket is
in de KTMconnect-app gedownload.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SET- of RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Volume is geselecteerd.
Info
Indrukken van de RIGHTknop verhoogt het audiovo-
lume.
Indrukken van de LEFTknop verlaagt het audiovolume.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
52
In het submenu Volume kan het volume van de navigatie worden
ingesteld.
7.27.23 Stop Navigation (optioneel)
V02630-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 13) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket is
in de KTMconnect-app gedownload.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SET- of RIGHTknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Stop Navigation is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken de selectie bevestigen.
Door opnieuw drukken op de SET-knop wordt de selectie beves-
tigd en de navigatie beëindigd.
7.27.24 Heating (optioneel)
V02311-01
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In Heating kunnen greepverwarming (optioneel) en
bestuurderszadel-verwarming (optioneel) worden geconfigureerd.
7.27.25 Heating Grips (optioneel)
V02312-01
Voorwaarden
Model met handgreepverwarming.
Menu Heating Grip (optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Grips is geselecteerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken het verwarmingsni-
veau selecteren of de handgreepverwarming in- of uitschake-
len.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
53
7.27.26 Heating Rider Seat (optioneel)
V02313-01
Voorwaarden
Model met zadelverwarming.
Menu Heating Seat Rider (optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Rider Seat is geselecteerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken, het verwarmingsni-
veau selecteren of de zadelverwarming in- of uitschakelen.
Info
Het verwarmingsniveau voor de buddyseatverwarming
(optioneel) wordt met de schakelaar naast de rechter
handgreep geselecteerd.
7.27.27 Audio
V02314-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden of de Headset Type Corded is geselecteerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door de
SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Audio kunnen het volume en de titelselectie worden aange-
stuurd.
7.27.28 Audio
V02315-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden of de Headset Type Corded is geselecteerd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
54
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door de
SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Indrukken van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Indrukken van de DOWNknop verlaagt het audiovolume.
Indrukken van de RIGHTknop wisselt naar de volgende audioti-
tel.
Door op de LEFT-knop te drukken, wordt afhankelijk van het
telefoonmodel naar de vorige audiotitel gewisseld of wordt de
actuele audiotitel van voren afgespeeld.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de
audiotitel.
Tip
Bij sommige mobiele telefoons moet de audioplayer van
de mobiele telefoon worden gestart, voordat de weer-
gave mogelijk is.
Voor een eenvoudigere bediening kan de Audio-functie
aan C1 of aan C2 worden toegevoegd.
7.27.29 Call out
M02083-01
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Call verschijnt. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot Last Calls of Favourites is gese-
lecteerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot de gewenste persoon is gese-
lecteerd.
SET-knop indrukken.
Geselecteerde persoon wordt opgebeld.
7.27.30 Settings
V02316-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In Settings kunnen favorieten, snelkeuzes en de weergave van het
gecombineerde instrument worden geconfigureerd.
Er kunnen instellingen voor eenheden of verschillende waarden
worden uitgevoerd. Enkele functies kunnen worden geactiveerd of
gedeactiveerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
55
7.27.31 Custom Switch
V02317-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Custom Switch is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Custom Switch kunnen snelkeuzetoetsen vrij worden geconfigu-
reerd.
7.27.32 Knop C1 en C2
V02318-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Custom Switch is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot C1 of C2 is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de gewenste functie selecteren.
Info
In het menu Custom Switch kunnen aan de knoppen C1
en C2 verschillende snelkeuzemogelijkheden worden
toegewezen, bijvoorbeeld ABS Mode en Ride Mode.
Met de C1schakelaar wordt de in C1 snelle toegang
opgeroepen.
Met de C2schakelaar wordt de in C2 snelle toegang
opgeroepen.
7.27.33 Favorites
V02340-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorites is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Favorites kunnen tot vier soorten informatie, bijv. Oil Tempera-
ture en Battery worden geselecteerd, die op de Favorites-indicatie
van het display worden weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
56
7.27.34 Favorites-weergave 1-4
V02319-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorites is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorite 1,Favorite 2,Favo-
rite 3 of Favorite 4 is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de gewenste informatie selecteren.
7.27.35 Button Illumination
V02320-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Button Illumination is geselec-
teerd.
Door het indrukken van de RIGHT- of LEFTknop toetsverlich-
tingsniveau selecteren of de toetsverlichting uitschakelen.
7.27.36 DRL
V02321-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Model met DRL.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot DRL is geselecteerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
57
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht
geen vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan
de automatische omschakeling tussen dagrijlicht en
dimlicht slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is gese-
lecteerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het
menu uitschakelen, zodat het dimlicht permanent
is ingeschakeld.
Controleer of het dagrijlicht met de diagnosetool
wordt gedeactiveerd, als het menupunt niet
beschikbaar is, maar dimlicht vereist is. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het
dagrijlicht.
Door het indrukken van de RIGHT- of LEFTknop dagrijlicht in-
of uitschakelen.
Info
Na het inschakelen van het contact is het dagrijlicht
weer actief.
7.27.37 KTMconnect
V02633-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTMconnect is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu KTMconnect kan een geschikte mobiele telefoon of
een geschikte headset via Bluetooth®met het voertuig en het head-
settype worden ingesteld.
7.27.38 Bluetooth
V02637-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTMconnect is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken Bluetooth in- of uit-
schakelen.
De functie Bluetooth®moet geactiveerd zijn om een geschikte tele-
foon of headset met het voertuig te koppelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
58
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt voor de
koppeling met het voertuig.
7.27.39 Phone
V02634-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie Bluetooth geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTMconnect is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Phone is geselecteerd. Door
de SET- of RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Er kan steeds slechts één telefoon met het voertuig
worden verbonden.
UP- of DOWN-knop indrukken tot New Pairing is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Het voertuig start het zoeken naar een geschikte mobiele
telefoon. Als het zoeken succesvol is, wordt de naam van de
mobiele telefoon in het submenu New Pairing weergegeven.
Door de SETknop in te drukken, wordt de verbinding gestart.
Info
De mobiele telefoon moet via Bluetooth®zichtbaar zijn,
zodat deze door het voertuig kan worden gevonden.
Controleer of het eindapparaat in de correcte pairing-
modus voor oproepbeheer is. Als het eindapparaat bijv.
alleen voor mediaweergave wordt gekoppeld, functio-
neert de oproepfunctie eventueel niet.
Op het gecombineerde instrument verschijnt een melding dat
het voertuig nu gereed is voor de verbinding. Door bevestiging
van de Passkey wordt de verbinding van de mobiele telefoon
succesvol afgesloten.
Info
UP- of DOWN-knop indrukken tot Delete Pairing is
geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken, kan het
gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het voer-
tuig te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth®-functie binnen het bereik van het voertuig brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het voertuig verbon-
den.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
59
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het voertuig wordt verbonden:
Voertuig opnieuw inschakelen of
New Pairing-procedure herhalen.
In het submenu Phone kan een geschikte mobiele telefoon met het
voertuig worden verbonden.
7.27.40 Rider's Headset
V02635-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTMconnect is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Rider's Headset is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot New Pairing is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Het voertuig start het zoeken naar een geschikte headset. Als
het zoeken succesvol is, wordt de naam van de headset van de
bestuurder in het submenu New Pairing weergegeven. Door de
SETknop in te drukken, wordt de verbinding gestart.
Info
De headset moet zich in de pairing-modus bevinden,
zodat de headset door het voertuig kan worden gevon-
den. Bedieningshandleiding van de headset in acht
nemen.
UP- of DOWN-knop indrukken tot Delete Pairing is
geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken, kan het
gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke headset is geschikt om met het voertuig te
verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth®-functie binnen het bereik van het voertuig brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het voertuig verbon-
den.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het voertuig wordt verbonden:
Voertuig opnieuw inschakelen of
New Pairing-procedure herhalen.
In het submenu Rider's Headset kan een geschikte headset van de
bestuurder met het voertuig worden verbonden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
60
7.27.41 Headset Type
V02636-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTMconnect is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset Type is geselecteerd.
Door op de RIGHT- of LEFTknop te drukken, wordt de headset
van de bestuurder gewijzigd.
In het submenu Headset Type kan de verbindingswijze van de
headset van de bestuurder worden geselecteerd.
In de modus Corded wordt de headset direct per kabel of Blue-
tooth®met de smartphone verbonden.
In de modus Bluetooth wordt de headset via Bluetooth®draadloos
met het voertuig verbonden.
Info
Het menupunt Rider's Headset is alleen in de Headset Type
Bluetooth beschikbaar.
7.27.42 Quickshifter + (optioneel)
V02341-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quickshifter + is geselecteerd.
Door de RIGHT- of LEFTknop in te drukken Quickshifter + in- of
uitschakelen.
7.27.43 Hill Hold Control (optioneel)
V02322-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Hill Hold Control is geselec-
teerd.
Door het indrukken van de RIGHT- of LEFTknop de Hill Hold
Control in- of uitschakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
61
7.27.44 Shift Light
V02323-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Shift Light kan het toerental van de schakelindicator worden
ingesteld.
7.27.45 Shift Light State
V02324-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot State is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de schakelindicator in- of uitscha-
kelen.
7.27.46 Shift Light RPM1
V02325-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot RPM1 is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de waarde voor RPM1 instellen.
Info
RPM1 kan in stappen van 500 tussen 5.000 en 10.000
omwentelingen per minuut worden ingesteld.
RPM1 mag niet groter zijn dan RPM2.
Als het motortoerental de ingestelde waarde RPM1
bereikt, knippert de schakelindicator rood.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
62
7.27.47 Shift Light RPM2
V02326-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot RPM2 is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de waarde voor RPM2 instellen.
Info
RPM2 kan in stappen van 500 tussen 5.000 en 10.000
omwentelingen per minuut worden ingesteld.
RPM2 mag niet kleiner zijn dan RPM1.
Als het motortoerental de ingestelde waarde RPM2
bereikt, knippert de volledige display rood.
7.27.48 Cornering Light Test
V02327-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Cornering Light Test is geselec-
teerd.
Door het indrukken van de RIGHT- of LEFTknop de linker of
rechter bochtverlichting testen.
Info
Na een succesvolle test wordt de bochtverlichting auto-
matisch weer uitgeschakeld.
7.27.49 Clock & Date
V02328-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Clock & Date kunnen de tijd, de datum en de weergaveformaten
worden ingesteld.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
63
7.27.50 Clock Format
V02329-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock Format is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop het tijdformaat instellen.
7.27.51 Date Format
V02330-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Date Format is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop het datumformaat instellen.
7.27.52 Units
V02331-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Units kunnen instellingen voor eenheden of verschillende waar-
den worden uitgevoerd.
7.27.53 Units Distance
V02332-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de afstandseenheid instellen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
64
7.27.54 Units Temperature
V02333-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temperature is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de temperatuureenheid instellen.
7.27.55 Units Consumption
V02334-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Consumption is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de verbruikseenheid instellen.
7.27.56 Units Pressure
V02335-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pressure is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de drukeenheid instellen.
7.27.57 Language
V02336-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door het indrukken van de RIGHT- of LEFTknop de taal selecte-
ren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
65
7.27.58 Settings Heating
V02342-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Settings Heating kunnen de greepverwarming evenals de
bestuurders- en buddyseatverwarming worden geactiveerd en
gedeactiveerd.
7.27.59 Settings Heating Grips
V02337-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Grips is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de verwarmingsgrepen activeren of
deactiveren.
7.27.60 Settings Heating Rider Seat
V02338-01
Voorwaarden
Model met bestuurderszadelverwarming.
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Rider Seat is geselecteerd.
Met de RIGHT- of LEFTknop de bestuurderszadelverwarming
activeren of deactiveren.
7.27.61 Settings Heating Pillion Seat
V02339-01
Voorwaarden
Model met buddyseatverwarming.
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pillion Seat is geselecteerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
66
Met de RIGHT- of LEFTknop de buddyseatverwarming activeren
of deactiveren.
7.27.62 Extra Functions
V02609-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SET- of de RIGHTknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselec-
teerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Info
De optionele extra functies worden opgesomd.
De actuele KTM PowerParts en de beschikbare software
voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
7.27.63 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
V02328-01
Bij gesloten menu de SET- of RIGHT-knop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de RIGHT- of SETknop in te drukken, wordt het menu
geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
67
V02343-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot Set Clock is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Hours is geselecteerd.
RIGHT- of LEFTknop indrukken tot het actuele uur is inge-
steld.
UP- of DOWNknop indrukken tot Minutes is geselecteerd.
RIGHT- of LEFTknop indrukken tot de actuele minuut is
ingesteld.
BACKknop indrukken om het menu te verlaten.
Tijd wordt opgeslagen.
V02344-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot Set Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Day is geselecteerd.
RIGHT- of LEFTknop indrukken tot de actuele dag is inge-
steld.
UP- of DOWNknop indrukken tot Month is geselecteerd.
RIGHT- of LEFTknop indrukken tot de actuele maand is
ingesteld.
UP- of DOWNknop indrukken tot Year is geselecteerd.
RIGHT- of LEFTknop indrukken tot het actuele jaar is inge-
steld.
BACKknop indrukken om het menu te verlaten.
Datum wordt opgeslagen.
8 ERGONOMIE
68
8.1 Stuurstand
402651-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een
afstand Avan elkaar.
Afstand boringen A15 mm
De stuuradapters kunnen 180° worden gedraaid.
Het stuur kan in vier verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
8.2 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
402651-10
Schroeven 1verwijderen. Stuurklem 2verwijderen. Stuur
verwijderen en naar achteren wegleggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 3verwijderen. Stuuradapters 4verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste richting boven boring Aof B
positioneren.
Info
De stuuradapters zijn aan één zijde langer en hoger.
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
V02605-11
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklem positioneren. Schroeven 1monteren, maar nog
niet vastdraaien.
De letters op het stuur bevinden zich in het midden van
de stuuradapter.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere
zijde van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
ERGONOMIE 8
69
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurklem M8 20 Nm
V02606-10
Op het voertuig gaan zitten en in horizontale positie beide ach-
teruitkijkspiegels instellen.
Minimale afstand Ctussen spiegelstang en windscherm aan
beide zijden controleren bij volledig gedraaid stuur.
Voorgeschreven waarde
Minimale afstand Ctussen
spiegelstand en windscherm
9 mm
»Wanneer de minimale afstand Ctussen spiegelstand en
windscherm onderschreden is:
Stuuruitslag instellen. ( pag. 69)
Ervoor zorgen dat er voldoende afstand is tussen de bedie-
ningselementen en de tank wanneer het stuur na voltooiing van
de werkzaamheden volledig omhoog wordt gezet.
8.3 Stuuruitslag instellen
S03214-10
Moeren 1losdraaien.
Ervoor zorgen dat na voltooiing van de werkzaamheden genoeg
stuuruitslag overblijft.
Info
Schroeven niet helemaal losdraaien.
Minimaal vijf schroefgangen moeten ingeschroefd zijn.
Stuuruitslag door het draaien van de stelschroeven 2links en
rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Minimale afstand tussen
spiegelstand en windscherm
9 mm
Stelschroeven 2zo draaien dat de stuuruitslag links en
rechts gelijkmatig wordt ingesteld.
Moeren 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M8 25 Nm
Ervoor zorgen dat er voldoende afstand is tussen de bedie-
ningselementen en de tank wanneer het stuur na voltooiing van
de werkzaamheden volledig omhoog wordt gezet.
8 ERGONOMIE
70
8.4 Windscherm instellen
Info
Niet instellen tijdens het rijden.
S03215-10
Windscherm naar voren drukken.
Het windscherm is ontgrendeld.
S03216-10
Om het windscherm in de gewenste positie te brengen, wind-
scherm omhoog of omlaag schuiven.
S03215-11
Windscherm naar achteren trekken.
Het windscherm is vergrendeld.
8.5 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
V02607-10
Koppelingshendel naar voren drukken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef 1aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
ERGONOMIE 8
71
8.6 Uitgangspositie van de remhendel instellen
V02608-10
Handremhendel naar voren voor drukken.
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld
gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
8.7 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
F01224-10
Moer 1losdraaien.
Rempedaal omlaag duwen, om de drukstang 2gemakkelijker
te kunnen draaien.
Drukstang draaien, totdat het rempedaal in de gewenste stand
staat.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Minimaal vijf schroefgangen moeten in het kogelschar-
nier ingeschroefd zijn.
Moer 1vastdraaien.
8.8 Trapper van rempedaal instellen
F01225-10
Schroef 1met trapper van rempedaal verwijderen.
Om de lengte van het rempedaal in te stellen, de trapper van
het rempedaal met behulp van de schroef 1in één van de
boringen 2positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rempe-
daalvlak
M6 10 Nm
Loctite®243™
8 ERGONOMIE
72
8.9 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de aandrijving te veel belast en kunnen storin-
gen van de quickshifter optreden.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A
tussen de bovenkant van de laars en de versnellingshendel
meten.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 72)
8.10 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
S01570-10
Moer 1losdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Info
Moer 1heeft linkse schroefdraad.
Moer 3losdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Door draaien van de draadstang 2versnellingshendel instel-
len.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Moer 3vastdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M8 12 Nm
Moer 1vastdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M8LH 12 Nm
ERGONOMIE 8
73
8.11 Versnellingshendelvlak instellen
S01571-10
Schroef 1met versnellingshendelvlak verwijderen.
Versnellingshendelvlak met schroef afhankelijk van
de gewenste hendellengte in een van de boringen 2
positioneren.
Voorgeschreven waarde
Standaard Middelste boring
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendelvlak
M6 10 Nm
Loctite®243™
9 INBEDRIJFSTELLING
74
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Stel de motorfiets in op uw behoeften zoals beschreven in het hoofdstuk Ergonomie.
Raak gewend aan het rijgedrag van de motorfiets op een geschikte ondergrond voordat u een langere rit
maakt. Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
INBEDRIJFSTELLING 9
75
Motor inrijden.
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 10.500 1/min
Tip
Tijdens de inrijperiode het schakellicht op het aangegeven motortoerental instellen.
Vol gas geven vermijden!
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en evt. passagier met beschermende kleding en helm, evt. aangebrachte bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij hoge snelheid verandert de rijkarakteristiek als bagage is gemonteerd.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximale snelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet koffersysteem wordt bij overbelading vernietigd.
De gegevens van de fabrikant in acht nemen betreffende de maximale belading, als bagagekoffers aan
de motorfiets zijn gemonteerd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
9 INBEDRIJFSTELLING
76
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor brandEen heet uitlaatsysteem kan de bagage doen verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden
vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 456 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 165 kg
Maximale asbelasting achter 320 kg
RIJ-INSTRUCTIES 10
77
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 139)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 108)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 111)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 110)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 112)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 135)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 97)
Kettingspanning controleren. ( pag. 98)
Bandentoestand controleren. ( pag. 118)
Bandenspanning controleren. ( pag. 119)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Instelling achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
10 RIJ-INSTRUCTIES
78
V02609-10
Motorfiets van de zijstandaard nemen en op de motorfiets gaan
zitten.
De RACE-ON-sleutel binnen bereik van het stuurslot brengen.
Ervoor zorgen dat de RACE-ON-sleutel tijdens het rijden bin-
nen bereik blijft.
Voorgeschreven waarde
Maximale reikwijdte van de
RACE-ON-sleutel rondom het
stuurslot
1,5 m
Info
Verminderde accuspanning van de RACE-ON-sleutel en
storende radiogolven kunnen het bereik verminderen.
Als de accuspanning van de RACE-ON-sleutel te laag
is, een van de contactsleutels in het bereik van het
stuurslot ( pag. 22) leggen en na het starten weer
veilig opbergen.
Controleren of de startknop/noodstopschakelaar zich in de mid-
delste stand bevindt.
Contact inschakelen, hiervoor de RACE-ONknop kort
indrukken (maximaal 1 seconde).
Voorgeschreven waarde
Om storingen in de besturingsunit-communicatie te vermij-
den, het contact niet snel achtereenvolgens uit- en weer
inschakelen.
Het stuur wordt ontgrendeld.
De functiecontrole van het gecombineerde instrument uit-
gevoerd.
Het ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voer-
tuig begint te rijden.
Info
Als de stuurvergrendeling niet ontgrendelt, het stuur
iets bewegen.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene stationair-controlelampje brandt.
V02599-01
Startknop/noodstopschakelaar in de onderste stand drukken.
Info
De startknop/noodstopschakelaar pas in de onderste
stand drukken, als de functiecontrole van het gecom-
bineerde instrument is afgesloten.
Bij het starten geen gas geven.
Bij een mislukte startpoging 15 seconden wachten tot
de volgende startpoging.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten,
maar het voertuig op andere fouten controleren.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als met
uitgeklapte zijstandaard een versnelling wordt gekozen,
blijft de motor stilstaan.
RIJ-INSTRUCTIES 10
79
10.3 LaunchControl (optioneel)
H02000-01
De LaunchControl is een optionele functie van de voertuigelektro-
nica.
De LaunchControl past het motortoerental aan om de optimale
acceleratie te bereiken.
De LaunchControl kan maximaal drie keer achtereen voor begin-
nen met rijden worden gebruikt. Om motor, transmissie en koelsys-
teem te beschermen tegen overbelasting, wordt de LaunchControl
na de derde keer beginnen met rijden tijdelijk gedeactiveerd.
De LaunchControl wordt ook gedeactiveerd als niet meer aan alle
voorwaarden voor de activering wordt voldaan.
De LaunchControl wordt in de volgende gevallen weer vrijgegeven:
de motor draait minstens drie minuten, de motor is 20 minuten uit
of er is een afstand van 1,5 km (0,93 mi) afgelegd.
10.4 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gasgeven.
10.5 Beginnen met rijden met LaunchControl (optioneel)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe LaunchControl maakt zeer snelle acceleratie mogelijk die voor onervaren
bestuurders moeilijkheden kan opleveren.
Gebruik de Launch-Control alleen als u over voldoende ervaring beschikt.
Gebruik de LaunchControl niet op de openbare weg.
H02000-01
Voorwaarde
De rijmodus Track (optioneel) is geactiveerd.
De eerste versnelling is geschakeld.
Het TC-controlelampje brandt niet.
Koelmiddeltemperatuur: > 60 °C
Totale afgelegde afstand: > 1.000 km
LaunchControl in het gecombineerde instrument active-
ren.
Het aantal beschikbare starts wordt op het startbeeld-
scherm weergegeven.
Bij aangetrokken koppelingshendel vol gas geven.
Het motortoerental wordt geregeld.
6.500 1/min
Het TCcontrolelampje knippert snel.
Koppelingshendel snel maar gedoseerd vrijgeven.
10 RIJ-INSTRUCTIES
80
10.6 Beginnen met rijden met HHC (Optie: Hill Hold Control)
402422-01
De HHC is een optionele extra functie van het remsysteem.
De HHC voorkomt dat de motorfiets op hellingen het per ongeluk
achterkant rolt.
De HHC herkent wanneer op een helling wordt gestopt en activeert
de achterwielrem.
Na het loslaten van de remhendel blijft de remkracht maximaal
5 seconden behouden, zolang de motorfiets niet vooruit beweegt.
Bij het starten zet de HHC de achterwielrem automatisch los.
Info
Als HHC actief is, knippert het TCcontrolelampje .
Ook als de motor uit staat, kan de HHC actief zijn bij inge-
schakeld contact.
Om achteruit te rollen bij actieve HHC, 5 seconden wach-
ten, ´in neutraal schakelen en contact uitschakelen.
Als de HHC na 5 seconden geen start herkent, wordt de remkracht
automatisch zacht verlaagd.
Als de remhendel bediend wordt, wordt de HHC weer gereacti-
veerd.
10.7 Anti-wheelie-modus (optioneel)
V02306-01
De Anti Wheelie Mode is een optionele functie van de voertuigelek-
tronica.
De anti-wheelie-modus moet een stijgend voorwiel tijdens het ver-
snellen vermijden.
RIJ-INSTRUCTIES 10
81
10.8 Quickshifter + (optioneel)
H01989-10
Als de quickshifter + (optioneel) is geactiveerd, kan zonder bedie-
ning van de koppeling in een hogere of lagere versnelling worden
geschakeld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De quickshifter + herkent aan de hand van de schakelaspositie of
er moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig signaal
naar de motorbesturing.
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is gedeacti-
veerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de koppeling
worden bediend.
10.9 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
82
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en evt. passagier met beschermende kleding en helm, evt. aangebrachte bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de Quickshifter+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de Quickshifter+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de Quickshifter+ niet actief.
Gebruik de Quickshifter+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
Info
Treden tijdens het rijden ongewone geluiden op, onmiddellijk stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
RIJ-INSTRUCTIES 10
83
402299-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.)
kan naar een hogere versnelling worden geschakeld.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden
van de afbeelding. De vrije stand bevindt zich tussen
de 1e en 2e versnelling. De 1e versnelling is de start-
of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandig-
heden toestaan. Vooral in bochten mag niet worden geschakeld
en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruispunt,
hoeft u alleen de koppelingshendel te trekken en de
startknop/noodstopschakelaar in de onderste stand te
drukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden
geschakeld.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stil-
stand.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u rekening houdende met het ver-
keer stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met
geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het controlelampje storing gaat bran-
den, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het algemene waarschuwingslampje
gaat branden, toont het display 10 seconden een melding.
Info
Bijzonder belangrijke meldingen worden in het
menu Warning opgeslagen.
Als de waarschuwing glad wegdek op het gecombineerde
instrument verschijnt, is een glad wegdek mogelijk. De
snelheid aanpassen aan de gewijzigde situatie.
10 RIJ-INSTRUCTIES
84
H01997-10
Voorwaarde
Quickshifter + (optioneel) geactiveerd.
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is
geactiveerd, kunt u binnen het opgegeven toerentalbereik
opschakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het minimale motortoerental voor het opschakelen
in omwentelingen per minuut is weergegeven in de
afbeelding.
Trek de versnellingspook snel tot aan de aanslag
zonder de positie van de gashendel te veranderen.
H01997-11
Als de quickshifter + in het gecombineerde instrument is
geactiveerd, kunt u binnen het opgegeven toerentalbereik
terugschakelen zonder aan de koppelingshendel te trekken.
Info
Het maximale motortoerental voor het terugschake-
len in omwentelingen per minuut is weergegeven in
de afbeelding.
Duw de versnellingspook snel tot aan de aanslag
zonder de positie van de gashendel te veranderen.
10.10 MSR (optioneel)
402423-01
De MSR is een optionele functie van de motorbesturing.
Als de motorremwerking te hoog wordt, verhindert de MSR, dat het
achterwiel tijdens het rechtuitrijden blokkeert of bij schuine stand
wegglijdt.
Om slippen van het achterwiel te voorkomen, opent de MSR de
smoorkleppen slechts zover als absoluut noodzakelijk is.
De MSR wordt gebruikt op oppervlakken waar de wrijvingscoëffici-
ënt te laag is om de Antihopping-koppeling te openen.
Om de rijveiligheid verder te verhogen, is de MSR afhankelijk van
de schuine stand.
Info
Bij uitgeschakelde bocht-MTC of actieve ABSmodus
Supermoto is de MSR niet actief.
10.11 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
RIJ-INSTRUCTIES 10
85
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, indien ABS is ingeschakeld.
ABS ingeschakeld laten om de beschermende functie te gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de waarschijnlijkheid van een val alleen binnen de fysi-
sche mogelijkheden verminderen.
Rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt, wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd met de voorwiel- en achterwielrem afremmen.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op
zandige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat
de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snel-
heid naar een lagere versnelling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen
terug en hierbij de motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder af te remmen en
raken de remmen niet oververhit.
10 RIJ-INSTRUCTIES
86
10.12 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Als een geldige transponder binnen bereik is, kan het voertuig worden gestart.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de RACE-ON-sleutel of de zwarte contactsleutel zich
rond het voertuig bevindt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Contact uitschakelen, hiervoor de RACE-ONknop bij ingeschakeld contact kort indrukken (maximaal
1 seconde).
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de RACE-ON-knop
ingeschakeld blijft, wordt de voeding van de meeste elektrische verbruikers niet onderbroken. Daardoor
raakt de 12V-accu leeg. De motor daarom altijd met de RACE-ONknop uitzetten, de noodstopschake-
laar is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op stevige ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur naar links draaien en de RACE-ONknop lang indrukken (minstens 2 seconden).
De besturing wordt geblokkeerd.
Info
Als de stuurvergrendeling niet vergrendelt, het stuur iets bewegen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
87
10.13 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10.14 Wegslepen bij pech
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingWegslepen met een takelwagen is geen geschikte bergingsmaatregel.
Tijdens het wegslepen kan schade aan de aandrijflijn of aan de transmissie ontstaan.
Gebruik geen wegsleepinrichtingen waarbij de wielen van het defecte voertuig op het wegdek blijven en mee-
draaien.
Transporteer een defect voertuig altijd op een aanhanger of op het laadvlak van een transportvoertuig.
H04927-01
Ervoor zorgen dat het defecte voertuig op de aanhanger of op
het transportvoertuig correct geborgd is.
Lokaal geldende voorschriften voor het afvoeren van defecte
voertuigen in acht nemen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
88
10.15 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
89
S03211-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 26)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant Avan de vul-
opening met brandstof vullen.
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
23 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 164)
Tankdop sluiten. ( pag. 27)
11 SERVICESCHEMA
90
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht
worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Servicewerkzaamheden
om de 48 maanden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. ○●●●●●
Uitlaatkleppenbesturing controleren met KTMdiagnosetool. ●●●●●
Schakelassensor programmeren. ○●●●●●
Controleren of de elektrische installatie werkt. ○●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 110) ○●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren.
( pag. 112)
○●●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 108) ○●●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. ○●●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 108) ○●●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 111) ○●●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 102) ●●●
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ● ●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 139) ○●●●●●
Olievernevelaar voor koppelingssmering controleren/reinigen. ○●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen enz.) en
manchetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
●●●●●
Aftapslangen legen. ○●●●●●
Kabels controleren op beschadiging en montage zonder knikken (brandstoftank uit-
gebouwd).
●●●●●
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglager controleren. ● ●
Afvoerboring van de schokdemperopname reinigen. ●●●●●
Speling balhoofdlager controleren. ○●●●●●
Wiellager controleren.
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid. Voorvork- en schokdemperser-
vice afhankelijk van behoefte, mogelijkheid en gebruiksdoel uitvoeren.
○●●●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 118) ○●●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 119) ○●●●●●
SERVICESCHEMA 11
91
om de 48 maanden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 15.000 km
na 1.000 km
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren.
( pag. 100)
●●●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 98) ○●●●●●
Wiellagerspeling meten, wiellagers en achterwielnaaf invetten.
Controleren of de achterwielmoer (rechter zijkant) het voorgeschreven aanhaalmo-
ment heeft.
○●●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting enz.) smeren en
controleren of ze gemakkelijk bewegen.
○●●●●●
Bougies vervangen (luchtfilter gedemonteerd).
Klepspeling controleren (luchtfilter en bougies gedemonteerd).
SLS-membraankleppen vervangen.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen. ● ●
Brandstofdruk controleren. ●●●●●
Instelling van het lichtsysteem controleren. ( pag. 130) ○●●
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren
goed vastzitten.
○●●●●●
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 105) ● ●
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren. ( pag. 135) ○●●●●
Antivries controleren. ○●●●●
Koelmiddel verversen.
Controleren of de radiateurventilator werkt. ○●●●●●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●●
Foutgeheugen na proefrit uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●●
Serviceweergave met KTM-diagnosetool resetten. ○●●●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
12 CHASSIS AFSTELLEN
92
12.1 Voorvork/schokdemper
Met het semi-actieve chassis WP Semiactive Suspension kan het chassis zonder gereedschap individueel worden
afgesteld.
De elektronische chassisbasisinstelling WP Semiactive Suspension regels het de van het chassis permanent, reke-
ning houdend met diverse sensorgegevens.
Daarbij worden de elektrische dempingsventielen aangepast aan de actuele rijsituatie en de toestand van de
ondergrond en de instellingen die de bestuurder heeft ingesteld in de menu's "Load" en "Damping".
Chassis altijd aanpassen aan de rijstijl en de extra belading.
In het menu "Load" kan het chassis worden afgesteld op de beladingssituatie.
In het menu "Damping" kan het dempingsgedrag van het chassis worden ingesteld.
12.2 "Load"
V02310-01
In het menu "Load" kunnen afstellingen voor verschillende nuttige
lasten worden gekozen. U kunt kiezen uit rijden zonder bijrijder,
rijden zonder bijrijder met bagage, rijden met bijrijder en rijden
met bijrijder en bagage.
De als laatste gekozen nuttige last wordt rechts op het segmenten-
display weergegeven.
Info
De instelling kan door de motorfiets worden overgenomen
als de motorfiets stilstaat, onbelast is en de motor draait.
Het symbool van de laatste lading knippert tot de nieuwe
instelling is overgenomen.
12.3 "Damping"
V02309-01
Mogelijke toestanden
Sport Strakke afstelling van de veringscomponenten met
zeer directe respons van het chassis
Street Normale afstelling van de veringscomponenten met
directe respons van het chassis
Comfort Zachte afstelling van de veringscomponenten met
goede respons van het chassis
In het menu "Damping" kunnen verschillende afstellingen voor de
demping van de veringscomponenten worden gekozen. U kunt kie-
zen uit "Sport","Street" en "Comfort".
Info
Wanneer de instelling in "Ride Mode" wordt gewijzigd, wij-
zigt tegelijkertijd de desbetreffende instelling bij "Damping".
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
93
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
E00695-01
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Hefbok achterwiel schommelarm (61329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok in de wielas positioneren en
motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard 1
plaatsen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
402345-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Hefbok vooraan met adapter positioneren.
Opnamebout (69329965050)
Voorwielmontagebok groot (69329965100)
Hefbok vooraan met de vorkpoten uitlijnen.
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
94
Motorfiets voor opkrikken.
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402777-01
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
13.5 Buddyseat verwijderen
S01106-10
De RACE-ON-sleutel of zwarte contactsleutel in het zadel-
slot 1steken en met de klok mee draaien.
Buddyseat vooraan optillen, richting de brandstoftank trekken
en naar boven toe verwijderen.
De contactsleutel eruit trekken.
13.6 Buddyseat monteren
402652-10
De haken van de buddyseat in de zadelhouders 1haken.
Buddyseat vooraan neerlaten en naar achteren schuiven.
De vergrendelingsbout 2in het slothuis plaatsen en buddy-
seat vooraan omlaag duwen.
De vergrendelingsbout vergrendelt met een hoorbare klik.
Controleren of de buddyseat correct is gemonteerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
95
13.7 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 94)
S01104-10
Hoofdwerk
Zadelontgrendeling 1in pijlrichting duwen en bestuurdersza-
del achteraan optillen.
Bestuurderszadel vooraan losmaken en verwijderen.
13.8 Bestuurderszadel monteren
401921-10
Hoofdwerk
Uitsparingen 1van bestuurderszadel aan brandstoftank
haken en bestuurderszadel naar voren schuiven.
De vergrendelingsbout 2in de slotbehuizing positioneren en
bestuurderszadel achteraan omlaag duwen.
De vergrendelingsbout vergrendelt met een hoorbare klik.
Controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 94)
13.9 Windscherm demonteren
S03220-10
Schroeven 1miet rubberen bussen verwijderen en het wind-
scherm 2verwijderen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
96
13.10 Windscherm monteren
S03220-11
Windscherm 1positioneren.
Schroeven 2met rubberen bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef windscherm M5 3,5 Nm
13.11 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
E03130-10
Schroef 1verwijderen.
Uitlaatklem verwijderen.
E03131-10
Schroef 2verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselBeweeglijke delen van de uitlaat-
klep vormen een gevaar voor letsel.
Raak de uitlaatklep niet aan als de einddemper
verwijderd is.
Zorg ervoor dat niemand beklemd raakt wanneer de
uitlaatklep wordt aangestuurd.
Einddemper verwijderen.
E03132-10
Afdichtring 3verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
97
13.12 Einddemper monteren
E03132-11
Waarschuwing
Gevaar voor letselBeweeglijke delen van de uitlaat-
klep vormen een gevaar voor letsel.
Raak de uitlaatklep niet aan als de einddemper
verwijderd is.
Zorg ervoor dat niemand beklemd raakt wanneer de
uitlaatklep wordt aangestuurd.
Afdichtring 1monteren.
E03131-10
Einddemper plaatsen.
Schroef 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M8 25 Nm
E03130-11
Uitlaatklem positioneren.
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatklem
aan einddemper
M6 8 Nm
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M8 25 Nm
13.13 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 98)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
98
13.14 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Regelmatige reiniging verlengt de levensduur van de ketting.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 166)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 166)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
13.15 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
99
S01105-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Bij glijblok in het bereik van de markeringen Aen Bde
ketting omhoog duwen en de kettingspanning bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
De bovenkant van de ketting bevindt zich tussen de marke-
ringen Aen B.
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 99)
H00380-11
Controleren of de beschermkappen 1stevig vastzitten en niet
zijn beschadigd.
» Als de beschermkappen beschadigd of los zijn:
Beschermkappen vervangen.
Beschermkap achterbrug (61304041100)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
13.16 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
Kettingspanning controleren. ( pag. 98)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
100
S03919-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Kettingspanning door draaien van de naafbehuizing instellen.
Contrasleutel (61329085000)
Greep voor contrasleutel (60012060000)
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de kettingspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de kettingspanning.
Kettingspanning controleren. ( pag. 98)
De kettingspanning komt overeen met voorgeschreven
waarde.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef excenter M16 70 Nm
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
13.17 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
101
402004-11
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
15 kg
De afstand Bvan 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand Bvan
18 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
272 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud,
versleten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen
sluitschakel.
S01108-10
Glijblok aan de uitsparing op slijtage controleren.
»Als de klinknagel 1van de ketting niet meer aan de
onderkant Cvan de uitsparing van het glijblok te zien is:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M5 5 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
102
L01489-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de ketting zich op dezelfde hoogte of
onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M8 25 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
13.18 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
103
V02610-10
Vloeistofpeil controleren.
Het vloeistofpeil moet tussen de markeringen MIN en MAX
liggen.
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Schroefdop 1met membraan 2verwijderen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 165)
Schroefdop 1met membraan 2monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen
met water afspoelen.
13.19 Brandstoftankspoiler demonteren
S03209-10
Schroeven 1en 2verwijderen.
S03210-10
Brandstoftankspoiler 3voorzichtig naar voren trekken.
Brandstoftankspoiler verwijderen.
Werkstappen aan de tegenoverliggende kant herhalen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
104
13.20 Brandstoftankspoiler monteren
S03210-11
Brandstoftankspoiler 1positioneren.
Brandstoftankspoiler 1naar achteren schuiven.
Info
Controleren of brandstoftankspoiler correct geplaatst is
en in de hiervoor bedoelde houderpunten haken.
S03209-11
Schroeven 2en 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5x12 3,5 Nm
Werkstappen aan de tegenoverliggende zijde herhalen.
13.21 Spatbord voor demonteren
S01575-10
Schroeven 1verwijderen.
Schroeven 2verwijderen.
Spatbord verwijderen.
Info
Op de remkabels letten.
13.22 Spatbord voor monteren
S01575-10
Spatbord positioneren.
Info
Erop letten dat de remkabels correct worden gelegd.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bekleding M5x12 3,5 Nm
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
105
13.23 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 93)
S01576-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 166)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 94)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
14 REMSYSTEEM
106
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H01161-10
De ABS-module 1, bestaande uit een hydraulische unit, ABS-
besturingsunit en retourpomp, is aan de rechterkant van het voer-
tuig onder de brandstoftank gemonteerd. Er bevindt zich een wiel-
toerentalsensor 2aan het voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties
vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wie-
len bij het rechtuitrijden zonder inwerking van zijwaartse krachten
voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de waar-
schijnlijkheid van een val alleen binnen de fysische moge-
lijkheden verminderen.
Rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee bedrijfsmodi, de ABSmodus "Road" en de
ABSmodus "Supermoto".
In de ABSmodus "Road" regelt het ABS aan beide wielen.
In de ABSmodus "Supermoto" regelt het ABS alleen aan het voor-
wiel. Aan het achterwiel vindt er geen ABS-regeling plaats.
Info
In de ABSmodus "Supermoto" kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Als de ABS-besturingsunit
de blokkeerneiging van een wiel herkent, begint het ABS door het
regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3moet na het inschakelen van
het contact gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig begint
te rijden. Als het lampje na het optrekken niet uitgaat of tijdens
het rijden brandt, duidt dit op een fout in het ABS. Het ABS is
dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blok-
REMSYSTEEM 14
107
keren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen de ABS-
regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als, in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
MSC
De MSC is een extra functie naast het ABS die het blokkeren en
wegglijden van de wielen tijdens het remmen in schuine stand
(bochten) kan voorkomen.
Door de inertiële meeteenheid is de ABS-regeling afhankelijk van
de hoek in lengte- en dwarsas.
De van de hoek in lengte- en dwarsas afhankelijke ABS-regeling
verbetert de rijstabiliteit en de remwerking in alle rijsituaties. Zo
vermindert de MSC ook het opstelmoment bij krachtig remmen
in bochten. Daardoor wordt een ongewild omhoog komen vanuit
de schuine stand en een grotere bochtradius verhinderd. Door de
extra elektronische regeling van de remkrachtverdeling tussen de
beide wielen wordt de remkracht zo goed mogelijk verdeeld en
krijgt de motorfiets extra stabiliteit.
Info
De MSC is alleen in de ABS-modus "Road" actief.
In de ABSmodus "Supermoto" vervalt het bochtenABS.
14.2 Remtemperatuurbewaking achter (BTM)
S03253-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe remtemperatuurbewaking
beschermt niet tegen oververhitting.
De remtemperatuur wordt berekend, niet gemeten.
Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk Afremmen.
Stop ook zonder weergegeven temperatuurwaarschu-
wing, als het drukpunt van de remhendel onduidelijk
wordt.
Overmatig lang en vaak gebruiken van de achterwielrem, bijvoor-
beeld bij omlaag rijden, kan leiden tot een verhoogde temperatuur
van het remsysteem.
Als het remsysteem oververhit raakt, wordt het remvermogen tot
uitval van het remsysteem gereduceerd.
In het gecombineerde instrument wordt een waarschuwing
( pag. 32) van de Remtemperatuurbewaking weergegeven.
Om overbelasting van het achterste remsysteem te vermijden, de
voor- en achterwielrem alsmede de motorremwerking gecombi-
neerd gebruiken.
14 REMSYSTEEM
108
14.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
H01326-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak 1van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
14.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
109
V02611-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir 1controleren.
»Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering Ais
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 109)
14.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 110)
14 REMSYSTEEM
110
V02612-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering Abijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 165)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.6 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
S01115-10
Alle remvoeringen aan beide remzadels op voeringdikte A
controleren.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Alle remplaketten aan beide remzadels controleren op bescha-
diging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
REMSYSTEEM 14
111
14.7 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S03843-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir 1controleren.
»Als het vloeistofpeil de MIN-markering Aheeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 111)
14.8 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
112
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 112)
S03844-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroef 1met schroefdopborging verwijderen.
Info
Opletten dat het reservoir verticaal blijft en er geen
remvloeistof uit stroomt.
Schroefdop 2met ring en membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot de MAX-markering Abijvullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 165)
Schroefdop 2met ring en membraan 3monteren en vast-
draaien.
Schroefdopborging positioneren, schroef 1monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Deksel remvloeistof-
reservoir achterwiel-
rem
3,5 Nm
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.9 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 14
113
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
S01118-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
15 WIELEN, BANDEN
114
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 93)
V02613-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
V02614-10
Schroeven 3aan beide remzadels verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door de remzadels
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadels voorzichtig naar
achteren van de remschijven trekken en opzij hangen.
Info
Remhendel bij verwijderde remzadels niet bedienen.
V02615-10
Schroef 4enkele slagen losdraaien.
Schroeven 5losdraaien.
Met de hand op de schroef 4drukken om de steekas uit de
asopname te schuiven.
Schroef 4verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijven
niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
H01164-10
Afstandsbussen 6verwijderen.
WIELEN, BANDEN 15
115
15.2 Voorwiel monteren
H01075-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 166)
S03929-10
De brede afstandsbus 2in looprichting links plaatsen.
Info
De pijl Bgeeft de looprichting van het voorwiel aan.
Het wieltoerentalsensor-wiel bevindt zich in de loop-
richting links.
De smalle afstandsbus in looprichting rechts inzetten.
V02616-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Schroef 3en steekas 4reinigen.
Steekas licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 166)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
Tip
Een van de schroeven van asopname tijdelijk vast-
draaien zodat de as niet meedraait.
De schroef van asopname voor het inveren weer losma-
ken zodat de vorkpoten kunnen worden uitgelijnd.
15 WIELEN, BANDEN
116
V02617-10
Remzadel positioneren en daarbij letten op de correcte plaat-
sing van de remplaketten.
Schroeven 5aan beide remzadels monteren, maar nog niet
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10 45 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remzadels worden uitgelijnd.
Schroeven 5aan beide remzadels vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M10 45 Nm
Loctite®243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
V02613-11
Wieltoerentalsensor 6in de boring positioneren.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoeren-
talsensor voor
M6 4 Nm
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 94)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
V02618-10
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 8vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
Einddemper demonteren. ( pag. 96)
S03931-10
Hoofdwerk
Binnenste borgdraad 1verwijderen.
Buitenste borgdraad 2verwijderen.
WIELEN, BANDEN 15
117
S03932-10
Achterwielrem door een assistent laten bedienen.
Moeren 3losschroeven en met ring 4verwijderen.
E03152-01
Achterwiel verwijderen.
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
S03933-10
Hoofdwerk
Achterwiellagers controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de achterwiellagers beschadigd of versleten zijn:
Wiellager achter vervangen.
Schroefdraad van wielas en asmoer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 166)
Achterwiel op wielas schuiven.
De meenemerbouten 1grijpen in de boringen van de
velg A.
S03932-11
Ring 2en moer 3monteren.
Achterwielrem door een assistent laten bedienen.
Moer 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer wielas
achter
M50x1,5 250 Nm
Schroefdraad
ingevet/borgdraad met
borglak verzegelen
15 WIELEN, BANDEN
118
S03931-11
Buitenste borgdraad 4monteren.
Binnenste borgdraad 5monteren.
De pennen van de borgdraden grijpen in de boringen van
de wielas.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
Einddemper monteren. ( pag. 97)
15.5 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het
voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed.
WIELEN, BANDEN 15
119
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Wettelijke landspecifieke minimale profieldiepte in acht
nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo / met passagier / volledig laadvermo-
gen
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,9 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
15 WIELEN, BANDEN
120
15.7 Gebruik van bandenreparatiespray
H03319-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnjuist gebruik van bandenrepara-
tiespray leidt tot drukverlies bij de gerepareerde band.
Niet elke beschadiging kan met bandenreparatiespray
worden gerepareerd.
Lees de aanwijzingen en richtlijnen van de fabrikant
van de bandenreparatiespray.
Rijd langzaam en voorzichtig wanneer u een band met
bandenreparatiespray hebt gerepareerd.
Rijd hoogstens naar de dichtstbijzijnde garage en laat
de band vervangen.
Een reparatie met bandenreparatiespray mag alleen in noodgeval-
len worden uitgevoerd.
Het wordt aanbevolen om het defecte voertuig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats te vervoeren in plaats van het te repareren.
(SUPER DUKE GT EU/CN)
Aanwijzing
Materiële schadeBandenreparatiespray beschadigt de band-
spanningssensor.
Houd er rekening mee dat de bandspanningssensor moge-
lijk moet worden vervangen na het gebruik van de banden-
reparatiespray.
ELEKTRONICA 16
121
16.1 Dimlicht
S04626-10
Het dimlicht is geïntegreerd in de hoofdkoplamp.
Het dimlicht wordt ingeschakeld als het contact wordt ingescha-
keld.
Na 5 seconden wordt het dimlicht weer uitgeschakeld om de 12V-
accu niet te belasten als de motor niet wordt gestart.
Als tijdens het rijden het contact onbedoeld wordt uitgeschakeld,
blijft het dimlicht ingeschakeld.
16.2 Groot licht
S04626-11
Het groot licht is geïntegreerd in de hoofdkoplamp.
16.3 Dagrijlicht (DRL) (SUPER DUKE GT EU/JP)
S04626-12
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDagrijlicht is bij slecht zicht geen
vervanging voor dimlicht.
Bij zeer slecht zicht door mist, sneeuw of regen kan de
automatische omschakeling tussen dagrijlicht en dimlicht
slechts beperkt ter beschikking staan.
Steeds controleren of de juiste verlichting is geselec-
teerd.
Dagrijlicht voor het rijden of bij stilstand via het menu
uitschakelen, zodat het dimlicht permanent is inge-
schakeld.
Controleer of het dagrijlicht met de diagnosetool wordt
gedeactiveerd, als het menupunt niet beschikbaar
is, maar dimlicht vereist is. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Houdt u zich aan de wettelijke vereisten voor het dag-
rijlicht.
Het dagrijlicht/zijlicht is geïntegreerd in de hoofdkoplamp.
Het dagrijlicht kan bij goede zichtverhoudingen worden ingescha-
keld. Activeer het dagrijlicht in het gecombineerde instrument. De
omgevingssensor in het gecombineerde instrument zorgt voor de
regeling. Als er goede zichtverhoudingen zijn, wordt het dimlicht
uitgeschakeld en het dagrijlicht ingeschakeld. Deze brandt vier
keer helderder dan het zijlicht. Als het dagrijlicht uitgeschakeld is,
neemt het de functie van zijlicht over.
16 ELEKTRONICA
122
16.4 Bochtverlichting
S03224-01
De bochtverlichting bevindt zich links en rechts in de brandstof-
tankspoiler.
Info
Om de bochtverlichting te activeren moet het dimlicht
ingeschakeld en het dagrijlicht uitgeschakeld zijn.
De bochtverlichting wordt geactiveerd:
Schuinestandsen-
sor voor de onderste
leds
12°
Schuinestandsensor
voor de middelste
leds
20°
Schuinestandsensor
voor de bovenste
leds
28°
Snelheid 6 km/h
16.5 Stopcontact voor elektrisch toebehoren
V02601-10
Het stopcontact 1voor elektrisch toebehoren is aan de linker-
zijde van de instrumentenhouder aangebracht.
Deze is aangesloten op constant plus en gezekerd.
Stopcontact voor elektrisch toebehoren
Spanning 12 V
Maximale
stroomopname
10 A
16.6 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
ELEKTRONICA 16
123
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 94)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 95)
V02619-10
Hoofdwerk
Diagnosestekker 1van de houder loskoppelen.
Schroef 2verwijderen.
Afdekking 3achteraan optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
V02620-10
Minkabel 4van de 12V-accu loskoppelen.
Info
Om schade aan de boordelektronica te voorkomen,
eerst de minkabel van de 12V-accu loskoppelen.
Pluskabel 5van de 12V-accu loskoppelen.
12V-accu uit het accuvak nemen.
16.7 12V-accu monteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
16 ELEKTRONICA
124
V02621-10
Hoofdwerk
Afdekking 1omhoog klappen.
12V-accu 2in het accuvak plaatsen.
12V-accu (YTZ14S) ( pag. 156)
V02620-11
Pluskabel 3positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Info
Om schade aan de boordelektronica te voorkomen,
eerst de pluskabel met de 12V-accu verbinden.
Minkabel 4positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
V02619-11
Afdekking 1omlaag klappen.
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Diagnosestekker 6in de houder positioneren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 95)
Buddyseat monteren. ( pag. 94)
Tijd en datum instellen. ( pag. 66)
16.8 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
ELEKTRONICA 16
125
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Als de 12V-accu niet met een acculader van KTM wordt opgeladen, moet de 12V-accu voor het laden wor-
den gedemonteerd. Anders kunnen componenten beschadigd raken door overspanning. De 12V-accu laden
volgens de gegevens op het accuhuis.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 94)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 95)
V02619-10
Hoofdwerk
Diagnosestekker 1van de houder loskoppelen.
Schroef 2verwijderen.
Afdekking 3achteraan optillen en naar achteren trekken.
Afdekking omhoog klappen.
V02620-10
Minkabel 4van de 12V-accu loskoppelen.
Info
Als de minkabel met de 12V-accu verbonden blijft, is
beschadiging van de boordelektronica mogelijk.
Pluskabel 5van de 12V-accu loskoppelen.
16 ELEKTRONICA
126
F03612-01
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader met de netaan-
sluiting verbinden.
Acculader (58429074200)
Met deze acculader is het overladen van de 12V-accu niet-
mogelijk.
Deze acculader is niet geschikt voor lithiumionaccu's.
Info
12V-accu laden met maximaal 10% van de capaciteit
die op het accuhuis is aangegeven.
Acculader na het laden van de netaansluiting en van de 12V-
accu loskoppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
V02620-10
Pluskabel 5monteren en vastdraaien.
Minkabel 4positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M6 4,5 Nm
V02619-12
Afdekking 3omlaag klappen.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Diagnosestekker 6in de houder positioneren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 95)
Buddyseat monteren. ( pag. 94)
Tijd en datum instellen. ( pag. 66)
ELEKTRONICA 16
127
16.9 RACE-ON-sleutelbatterij vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor letselKnoopcellen kunnen bij verkeerd gebruik openspringen.
Ingeslikte knoopcellen veroorzaken zware chemische brandwonden, die binnen 2 uur tijd tot de dood
kunnen leiden.
Houd knoopcellen en de RACE-ON-sleutel buiten bereik van kinderen.
Zorg ervoor dat knoopcellen in geen geval ingeslikt worden of in het lichaam terechtkomen.
Neem onmiddellijk contact op met een arts als knoopcellen toch ingeslikt werden of in het lichaam
zijn terechtgekomen.
Stel knoopcellen niet aan extreme temperaturen of mechanische belastingen bloot.
Toegestane temperatuur 20 … 50 °C
Beschadig de RACEONsleutel niet door bijv. snijden of knellen.
Gebruik de RACE-ON-sleutel niet als de RACE-ON-sleutel beschadigd is of als het batterijvak niet kan
worden gesloten.
Vervang de RACE-ON-sleutelbatterij alleen door een batterij van het opgegeven type.
S01740-10
Sleutelbaard van de RACE-ON-sleutel uitklappen.
Onderste helft van de RACE-ON-sleutel in pijlrichting schuiven
en verwijderen.
S01739-10
Batterijafdekking 1verwijderen.
RACE-ON-sleutelbatterij 2verwijderen.
Nieuwe RACE-ON-sleutelbatterij met het opschrift naar boven
plaatsen.
RACE-ON-sleutelbatterij (CR 2032) ( pag. 156)
Batterijafdekking 1monteren.
S01740-11
Onderste helft van de RACE-ON-sleutel plaatsen en in pijlrich-
ting vergrendelen.
16 ELEKTRONICA
128
16.10 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 94)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 95)
V02622-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
V02623-10
Defecte hoofdzekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 3.
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbrui-
kers van het voertuig gezekerd.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109130) ( pag. 156)
Werking van de elektrische installatie controleren.
V02622-10
Beschermkap 1monteren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 95)
Buddyseat monteren. ( pag. 94)
Tijd en datum instellen. ( pag. 66)
ELEKTRONICA 16
129
16.11 Zekeringen in zekeringenblok vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 94)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 95)
S03238-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel 1openen.
S03239-10
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1- 10 A - KTM RACE ON, gecombineerd instru-
ment, uitlaatkleppenbesturingsunit, Connectivity Unit,
alarminstallatie (optioneel)
Zekering 2- 10 A - toebehorencircuit 1
Zekering 3- 10 A - achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 4- 10 A - lichtbesturingsapparaat
Zekering 5- 10 A - motorbesturingsunit,
brandstofdampklep, lambdasondes, secundair luchtsysteem,
bobines, inspuitkleppen
Zekering 6- 15 A - semi-actief chassis, bochtverlichting
Zekering 7- 25 A - ABSretourpomp
Zekering 8- 15 A - hydraulische ABSunit
Zekering 9- 10 A - toebehorencircuit 2, USBAlaadbus
Zekeringen Spare - 10 A - reserve
Zekering Spare - 15 A - reserve
Zekering Spare - 25 A - reserve
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
16 ELEKTRONICA
130
Zekering (58011109110) ( pag. 156)
Zekering (58011109115) ( pag. 156)
Zekering (58011109125) ( pag. 156)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Werking van de elektrische verbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 95)
Buddyseat monteren. ( pag. 94)
16.12 Instelling lichtsysteem controleren
402424-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en ter hoogte van het midden van de dimlichtlamp een
markering aanbrengen.
Een tweede markering aanbrengen op een afstand Aonder
de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 cm
402426-10
Nog twee markeringen op een afstand Blinks en rechts van
de tweede markering aanbrengen.
Voorgeschreven waarde
Afstand B37 cm
402425-10
Voertuig op een afstand Cloodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand C5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker van het dimlicht moet bij
een gebruiksklare motorfiets met bestuurder, eventueel met
bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 132)
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
ELEKTRONICA 16
131
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Corner. Light Test is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Info
In het menupunt Left wordt de test van de linker bocht-
verlichting uitgevoerd.
In het menupunt Right wordt de test van de rechter
bochtverlichting uitgevoerd.
In het menupunt Off wordt de test beëindigd.
SET-knop indrukken om de gewenste test uitvoeren.
Info
De segmenten van de desbetreffende bochtverlichting
branden achtereenvolgens, beginnend met het onderste
segment.
Wanneer de test van de betreffende bochtverlichting is
voltooid, gaat het bovenste segment permanent bran-
den.
Test van linker bochtverlichting selecteren en enkele seconden
wachten tot het bovenste segment van de linker bochtverlich-
ting permanent brandt.
402427-01
Instelling van de linker bochtverlichting controleren.
De grens tussen licht en donker van het segment linksboven
moet precies door de markering links lopen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte voor de bochtverlichting instellen.
( pag. 132)
Met de UP- of DOWNknop het menupunt Off selecteren en met
de SETknop de test beëindigen.
Test van rechter bochtverlichting selecteren en enkele secon-
den wachten tot het bovenste segment van de rechter bocht-
verlichting permanent brandt.
402428-01
Instelling van de rechter bochtverlichting controleren.
De grens tussen licht en donker van het segment rechtsbo-
ven moet precies door de markering rechts lopen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte voor de bochtverlichting instellen.
( pag. 132)
Met de UP- of DOWNknop het menupunt Off selecteren en met
de SETknop de test beëindigen.
16 ELEKTRONICA
132
16.13 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Instelling van het lichtsysteem controleren. ( pag. 130)
S03229-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef 1de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Extra belasting kan mogelijk een correctie van de licht-
bundelbreedte vereisen.
402424-10
Koplamp op markering Ainstellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering Aliggen.
16.14 Lichtbundelbreedte bochtverlichting instellen
Voorwerk
Instelling van het lichtsysteem controleren. ( pag. 130)
Hoofdwerk
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Corner. Light Test is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Info
In het menupunt Left wordt de test van de linker bocht-
verlichting uitgevoerd.
In het menupunt Right wordt de test van de rechter
bochtverlichting uitgevoerd.
In het menupunt Off wordt de test beëindigd.
SET-knop indrukken om de gewenste test uitvoeren.
Info
De segmenten van de desbetreffende bochtverlichting
branden achtereenvolgens, beginnend met het onderste
segment.
Wanneer de test van de betreffende bochtverlichting is
voltooid, gaat het bovenste segment permanent bran-
den.
ELEKTRONICA 16
133
Test van linker bochtverlichting selecteren en enkele seconden
wachten tot het bovenste segment van de bochtverlichting per-
manent brandt.
S03230-10
Met de stelschroef 1de lichtbundelbreedte van de linker
bochtverlichting instellen.
Voorgeschreven waarde
De instelschroef voorzichtig draaien en niet forceren, anders
raakt het instelmechanisme beschadigd.
Aanhaalmoment van de
instelschroef
0,25 Nm
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Extra belasting kan mogelijk een correctie van de licht-
bundelbreedte vereisen.
402427-01
Bovenste segment op de linker markering instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker van het bovenste segment
moet precies door de linker markering lopen.
Met de UP- of DOWNknop het menupunt Off selecteren en met
de SETknop de test beëindigen.
Test van rechter bochtverlichting selecteren en enkele secon-
den wachten tot het bovenste segment van de bochtverlichting
permanent brandt.
S03231-10
Met de stelschroef 2de lichtbundelbreedte van de rechter
bochtverlichting instellen.
Voorgeschreven waarde
De instelschroef voorzichtig draaien en niet forceren, anders
raakt het instelmechanisme beschadigd.
Aanhaalmoment van de
instelschroef
0,25 Nm
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Extra belasting kan mogelijk een correctie van de licht-
bundelbreedte vereisen.
402428-01
Bovenste segment op de rechter markering instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker van het bovenste segment
moet precies door de rechter markering lopen.
Met de UP- of DOWNknop het menupunt Off selecteren en met
de SETknop de test beëindigen.
16 ELEKTRONICA
134
16.15 Diagnosestekker
V02632-10
De diagnosestekker 1bevindt zicht onder het bestuurderszadel.
16.16 ACC1 en ACC2 vooraan
S03226-10
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2voor bevinden zich
aan de rechterzijde van de instrumentenhouder achter een afdek-
king A.
16.17 ACC1 en ACC2 achterzijde
P00147-10
De voedingen ACC1 1en ACC2 2achter bevinden zich rechts
naast de buddyseatvergrendeling.
KOELSYSTEEM 17
135
17.1 Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
S03227-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir 1aan de rechter
zijde controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als zich geen koelmiddel in het compensatiereservoir
bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelmiddel vullen / koelsysteem ontluchten.
» Als het koelmiddelpeil in het compensatiereservoir niet
overeenkomt met de voorgeschreven waarde, maar nog niet
leeg is:
Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren.
( pag. 136)
17 KOELSYSTEEM
136
17.2 Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
( pag. 135)
Hoofdwerk
Brandstoftankspoiler demonteren. ( pag. 103)
Info
Alleen de rechter zijkant demonteren.
S01124-10
Deksel 1van het compensatiereservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MAX-markering bijvullen.
Koelmiddel ( pag. 164)
Deksel 1van het compensatiereservoir monteren.
Nawerk
Brandstoftankspoiler monteren. ( pag. 104)
MOTORAFSTEMMING 18
137
18.1 Ride Mode
V02299-01
Mogelijke toestanden
Street Gehomologeerd vermogen met evenwichtige respons,
de motorfietstractiecontrole laat een normale slip aan het
achterwiel toe.
Sport Gehomologeerd vermogen met zeer directe respons,
de motorfiets-tractiecontrole laat een hogere slip aan het ach-
terwiel toe.
Rain Gehomologeerd vermogen met zeer zachte respons voor
betere rijbaarheid, de motorfietstractiecontrole laat minder
slip aan het achterwiel toe.
Track (optioneel) Gehomologeerd vermogen en uiterst
directe respons. De motorfietstractiecontrole en de
karakteristiek van de gasrespons kunnen individueel worden
ingesteld.
In het menu Ride Mode kunnen verschillende afstellingen voor het
voertuig worden gekozen. Track (optioneel), Sport,Street en Rain
zijn beschikbaar.
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel en
gedeactiveerde cruisecontrol worden gewisseld.
18.2 Motorfietstractiecontrole (MTC)
V02302-01
De motorfietstractiecontrole (MTC) verlaagt het motorkoppel bij
tractieverlies aan het achterwiel.
Afhankelijk van de (rijmodus ( pag. 137)) wordt bij geactiveerde
tractiecontrole verschillend veel slip toegestaan.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractie-
controle weer actief.
In het gecombineerde instrument wordt de motorfietstractiecon-
trole via het menu Motorcycle ingesteld. In het menu MTC kan de
motorfiets- tractiecontrole worden uitgeschakeld.
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfietstractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
18 MOTORAFSTEMMING
138
18.3 Slipaanpassing (optioneel)
402790-01
De slipaanpassing is een functie van de motorfietstractiecontrole.
Met de slipaanpassing kan de motorfiets-tractiecontrole in negen
niveaus op de gewenste karakteristiek worden afgesteld.
Bij niveau 1 is de meeste slip aan het achterwiel mogelijk, bij
niveau 9 de minste slip.
De slipaanpassing kan bij gedeactiveerde cruisecontrol met de
+RES- of SETknop worden ingesteld.
Info
De slipaanpassing is alleen beschikbaar in de rijmodus
Track (optioneel).
18.4 Throttle Response (optioneel)
V02304-01
Mogelijke toestanden
Track Uiterst directe respons
Sport Zeer directe respons
Street Uitgebalanceerde respons
In het gecombineerde instrument kan via het
submenu Throttle Response de karakteristiek van de gasrespons
worden aangepast.
Throttle Response kan ook tijdens het rijden met gesloten gashen-
del worden ingesteld.
Info
Throttle Response is alleen in de rijmodus Track (optioneel)
beschikbaar.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
139
19.1 Motoroliepeil controleren
Info
Het olieverbruik is afhankelijk van het rijgedrag en de gebruiksomstandigheden.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
401696-11
Hoofdwerk
Motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie controleren.
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten
en dan pas controleren.
Het motoroliepeil moet in het bovenste deel Bvan het
kijkglas voor de motorolie liggen.
»Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij A
ligt:
Geen motorolie bijvullen.
»Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij B
ligt:
Motorolie kan bijgevuld worden.
»Als de motoroliepeil in het kijkglas voor motorolie bij C
ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 142)
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
G03400-12
Hoofdwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Plaat 2verwijderen.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
140
S01126-10
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroeven 3met magneten, keerringen en oliezeven
verwijderen.
S01127-10
Schroeven 4verwijderen. Oliefilterdeksel 5met keerring
verwijderen.
S01128-10
Oliefilter 6uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlakken grondig reinigen.
S01129-10
Nieuw oliefilter 6plaatsen.
Info
Het oliefilter alleen met de hand plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel 5monteren.
S01127-11
Schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
motor
M5 6 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
141
100773-12
Magneten Aen oliezeven Bvan de olieaftapschroeven gron-
dig reinigen.
S01126-10
Olieaftapschroeven 3met magneten, keerringen en oliezeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
S01130-10
Totale vulhoeveelheid klaarzetten.
Motorolie
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
3,50 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 164)
Motorolie
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 164)
Oliehoeveelheid in twee werkstappen vullen.
Olievulschroef 7met keerring verwijderen en eerste deel bij-
vullen.
Motorolie (1e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
3,0 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 164)
Motorolie (1e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 164)
Olievulschroef 7met keerring monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Motor uitzetten.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
142
S01131-10
Olievulschroef met keerring verwijderen en het tweede deel tot
de bovenste markering Aop het kijkglas voor de motorolie
vullen.
Motorolie (2e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: 0 °C
0,50 l Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 164)
Motorolie (2e deel)
ca.
Omgevingstempera-
tuur: < 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 164)
Olievulschroef met keerring monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Motor uitzetten.
G03400-12
Plaat 2positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 139)
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of motorolie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Te hoog motoroliepeil kan leiden tot motorschade.
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 139)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
143
500345-10
Hoofdwerk
Olievulschroef 1met keerring verwijderen.
G03475-10
Motorolie tot de bovenste markering Aop het kijkglas voor de
motorolie vullen.
Voorwaarden
Omgevingstemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 164)
Voorwaarden
Omgevingstemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 164)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
KTM adviseert de motorolie te verversen als dat nodig
is.
Olievulschroef met keerring monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 139)
20 REINIGING, ONDERHOUD
144
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en toestand gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 166)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Als het voertuig in strooizout is gebruikt, na de rit koud
water voor de reiniging gebruiken. Warm water versterkt
de zoutwerking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
REINIGING, ONDERHOUD 20
145
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat
het ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 98)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 166)
Gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel
voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 166)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Kunststofonderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 166)
Stuurslot en zadelslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 166)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig in strooizout is gebruikt, na elke rit koud water voor de reiniging gebruiken. Warm water
versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 144)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet de
motorfiets grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
20 REINIGING, ONDERHOUD
146
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen. Daardoor wordt de remwerking sterk
verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 98)
STALLING 21
147
21.1 Stalling
Info
Als de motorfiets langere tijd niet wordt gebruikt, worden extra maatregelen aanbevolen.
Alvorens de motorfiets te stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze zijn versleten. Als
er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de over-
wintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden aan het begin van het vol-
gende seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 166)
Brandstof tanken. ( pag. 88)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daar-
bij brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 144)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 139)
Koelmiddelpeil en antivries controleren.
Bandenspanning controleren. ( pag. 119)
12V-accu demonteren. ( pag. 122)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
12V-accu laden. ( pag. 124)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 93)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 93)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
21 STALLING
148
21.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 94)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 93)
12V-accu monteren. ( pag. 123)
Info
Als de 12V-accu gedemonteerd is geweest, moeten de
tijd en datum opnieuw worden ingesteld.
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 77)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 22
149
E02045-10
Het RACE-ONcontrolelampje 1kan door knipperen fouten
aangeven. Deze worden tot vijf seconden na het bedienen van de
RACE-ON-knop aangegeven.
Info
Knippercodes die betrekking hebben op KTM RACE ON wor-
den slechts een keer weergegeven en niet herhaald.
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Geen reactie als op de RACE-
ON-knop wordt gedrukt
RACE-ON-knop defect RACE-ON-knop op beschadiging con-
troleren.
Kabel en stekker van de RACE-ON-
knop op beschadiging controleren.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert twee keer
Geen antwoordsignaal van de
RACE-ON-sleutel
Ervoor zorgen dat de RACE-ON-sleutel
binnen bereik is.
Andere elektronische apparaten uit de
buurt van de RACE-ON-antenne verwij-
deren.
Batterijvak in de RACE-ON-sleutel op
juiste vergrendeling controleren.
Batterijvak in de RACE-ON-sleutel op
corrosie controleren.
RACE-ON-sleutelbatterij vervangen.
( pag. 127)
Zwarte contactsleutel gebruiken.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert drie keer
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 124)
Ruststroom controleren.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert vier keer
Stuurvergrendelingspen geblok-
keerd of gespannen
Stuur licht bewegen.
RACE-ON-controlelampje knip-
pert vijf keer
RACE-ON-antenne defect RACE-ON-antenne op beschadiging
controleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van het gecombi-
neerde instrument
Zekering 1gesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervan-
gen. ( pag. 129)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 128)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 124)
Ruststroom controleren.
Motor draait niet door als de
startknop/noodstopschakelaar
in de onderste stand wordt
gedrukt
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 77)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 124)
Ruststroom controleren.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Fout in elektronisch systeem Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor draait alleen door, als de
koppelingshendel is getrokken
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
22 OPSPOREN VAN FOUTEN
150
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, hoewel er
een versnelling is geschakeld
Veiligheidsstartsysteem defect Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Snelsluitkoppeling niet in
elkaar gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Brandstofkwaliteit onvoldoende Geschikte brandstof vullen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 88)
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Controlelampje storing brandt
of knippert
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
ABS-waarschuwingslampje
brandt
ABS-zekering doorgesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervan-
gen. ( pag. 129)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 139)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 139)
12V-accu ontladen Noodknipperlichten zijn inge-
schakeld
Noodknipperlichten uitschakelen.
12V-accu laden. ( pag. 124)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Contact bij het uitzetten van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu laden. ( pag. 124)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
151
23.1 Motor
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt benzinemotor, 75° V-indeling,
gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 1.301 cm³
Slag 71 mm
Boring 108 mm
Compressieverhouding 13,1:1
Stationair toerental 1.350 … 1.550 1/min
Besturing DOHC, 4 kleppen per cilinder, aandrijving via ketting
Ventiel diameter ventielschijf
Invoer 42 mm
Afvoer 34 mm
Klepspeling
Uitlaat bij: 20 °C 0,25 … 0,30 mm
Inlaat bij: 20 °C 0,10 … 0,15 mm
Krukaslager Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveer 1 rechthoekige ring, 1 zuigerring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Droge-cartersmering met 3 trochoïde rotorpompen
Primaire overbrenging 40:76
Koppeling Antihopping-koppeling in oliebad / hydraulisch
bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:35
2e versnelling 15:32
3e versnelling 18:30
4e versnelling 20:27
5e versnelling 24:27
6e versnelling 27:26
Mengselbehandeling Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 450 W
Bougie
Binnenste bougie NGK LKAR9DI10
Buitenste bougie NGK LMAR7DI10
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Koeling Vloeistofkoeling, permanente circulatie koelmiddel
door waterpomp
Starthulp Startmotor
23 TECHNISCHE GEGEVENS
152
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
EJOT PT®K50x16 2 Nm
Schroef deksel luchtfilterbak lang EJOT Delta PT®60x30 2,5 Nm
Schroef dempingplaat EJOT ALtracs®M6x14 10 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat ventieldeksel
achter
EJOT ALtracs®M6x12 8 Nm
Schroef secundair luchtsysteem-
plaat op luchtfilterbak
EJOT PT®K50x16 2 Nm
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Olievernevelaar M5 2 Nm
Loctite®243™
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef achterbrughoeksensor M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef kabelkanaal op motorhou-
der
M5x12 5 Nm
Schroef kijkglas motorolie M5 4 Nm
Loctite®243™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborgring M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerschaal-steunplaat M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef resonator M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelassensor M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsherkennings-
sensor
M5 5 Nm
Loctite®243™
Moer cilinderkop M6 8 Nm
Moer startkabel M6 4 Nm
Ontluchtingsschroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koelmiddelaansluiting op
cilinderkop
M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 12 Nm
Schroef motorbehuizing M6x60 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x80 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6x90 10 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10.9 10 Nm
Schroef oliepompdeksel M6 10 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
153
Schroef olievulopening M6x20 10 Nm
Loctite®243™
Schroef olie-water-warmtewisselaar M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelpal M6 12.9 15 Nm
Loctite®243™
Schroef secundair luchtsysteem-
flens
M6x12 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stationaire ring M6 10.9 15 Nm
Loctite®648™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef stick-coil M6 8 Nm
Schroef tandwielgeleiding M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef trillingssensor M6x20 10 Nm
Loctite®243™
Schroef vergrendelingshendel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M6 18 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef onderdrukaansluiting M6 2,5 Nm
Loctite®243™
Tapeind distributiekettingschacht M6 3 Nm
Koppelingsmeersproeier M6x0,75 2 Nm
Sproeier 100 voor carterventilatie M6x0,75 3 Nm
Loctite®243™
Krukasborgbout M8 12 Nm
Schroef geleiderail M8 15 Nm
Loctite®243™
Schroef motorbehuizing M8 18 Nm
Schroef nokkenas-lagerbrug M8 10.9 1e niveau
10 Nm
2e niveau
18 Nm
Schroef olie-water-warmtewisselaar M8 15 Nm
Loctite®243™
Schroef spanrail M8 15 Nm
Loctite®243™
Tapeind uitlaatflens M8 10 Nm
Afsluitschroef koppelingssmering M10x1 8 Nm
Bougie M10x1 11 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 15 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
154
Schroef drijfstanglager M10x1 1e niveau
25 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M10x1 8 Nm
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 12 Nm
Sluitschroef vergrendeling verdeel-
transmissie
M10x1 12 Nm
Koelmiddel-temperatuursensor M10x1,25 12 Nm
Schroef motorhouder M10x1,5 45 Nm
Schroef cilinderkop M11x1,5 Draaivolgorde:
kruislings
1e niveau
15 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
90°
4e niveau
90°
Geolied met motorolie
Bougie M12x1,5 18 Nm
Schroef rotor M12x1,5 115 Nm
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm
Loctite®243™
Olieaftapschroef M20x1,5 20 Nm
Moer koppelingsmeenemer M22x1,5 140 Nm
Afsluitschroef distributieketting-
spanner
M24x1,5 25 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Moer primair tandwiel M33LHx1,5 130 Nm
Loctite®243™
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie
Omgevingstemperatuur: 0 °C
3,50 l Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 164)
Motorolie
Omgevingstemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 164)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 3,20 l Koelmiddel ( pag. 164)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
155
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankinhoud totaal ca. 23 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 164)
Brandstofreserve ca. 3,5 l
23.4 Chassis
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP SuspensionSemiactive Suspension
Schokdemper WP SuspensionSemiactive Suspension
Veerweg
voor 125 mm
achter 156 mm
Remsysteem
Voor Dubbele schijfrem met radiaal geschroefde remzadels
met vier zuigers, remschijven vlottend gelagerd
achter Enkele schijfrem met remzadel met 2 zuigers, rem-
schijf vast gelagerd
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo / met passagier / volledig laadvermogen
voor: bij koude band 2,5 bar
achter: bij koude band 2,9 bar
Secundaire overbrenging 17:38
Ketting 5/8 x 5/16” (525) Xring
Balhoofdhoek 65,1°
Wielstand 1.482 ± 15 mm
Zadelhoogte onbelast 835 mm
Bodemvrijheid onbelast 141 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 216 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 165 kg
Maximale asbelasting achter 320 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 456 kg
23 TECHNISCHE GEGEVENS
156
23.5 Elektronica
12V-accu YTZ14S Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 11,2 Ah
onderhoudsvrij
RACE-ON-sleutelbatterij CR 2032 3 V
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109115 15 A
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Dimlicht/groot licht Led
Zijlicht Led
Bochtverlichting LED
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
Richtingaanwijzer LED
Achterlicht LED
Remlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(SUPER DUKE GT EU/JP) 120/70 ZR 17 M/C 58W TL
Continental ContiSportAttack 4
190/55 ZR 17 M/C 75W TL
Continental ContiSportAttack 4
(SUPER DUKE GT CN) 120/70 ZR 17 M/C 58W TL
Pirelli Angel GT
190/55 ZR 17 M/C 75W TL
Pirelli Angel GT
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 14.18.1Q.23
Voorvork WP SuspensionSemiactive Suspension
Veerlengte met voorspanbus(sen) 335 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 20 N/mm
Vorklengte 776 mm
Vorkpootolie vorkpoot links 670 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 165)
Vorkpootolie vorkpoot rechts 410 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 165)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
157
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 01.18.1Q.23
Schokdemper WP SuspensionSemiactive Suspension
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 185 N/mm
Veerlengte 185 mm
Statische veerweg 24 mm
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Deksel remvloeistofreservoir ach-
terwielrem
3,5 Nm
Moer stopcontact Kunststof moer 4 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K50x12 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K50x14 1 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K50x16 2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K50x18 2 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT PT®K45x12 1 Nm
Schroef achterlicht EJOT PT®K50x14 2,5 Nm
Schroef afdekking uitlaatklep EJOT SF®M4x6K 4 Nm
Schroef deksel luchtfilterbak EJOT PT®K60x30 2 Nm
Schroef kogelkopopname aan kop-
lamp
EJOT ALtracs®50x12 7 Nm
Schroef combinatieschakelaar
links
M4 5 Nm
Schroef remvloeistofreservoir voor-
wielrem
M4 1 Nm
Schroef vaste handgreep links M4 3 Nm
Schroef zijstandaardsensor M4 2 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef achterbrughoeksensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef bekleding M5x12 3,5 Nm
Schroef bochtverlichting M5 2 Nm
Schroef brandstoftanksensor M5 3 Nm
Schroef combinatieschakelaar
rechts
M5 5 Nm
Schroef drager gecombineerd
instrument aan gecombineerd
instrument-silentblock
M5 1 Nm
Schroef drager gecombineerd
instrument aan maskerdrager
achter
M5x45 1,5 Nm
Schroef drager gecombineerd
instrument aan maskerdrager voor
M5x12 4 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
158
Schroef drager lichtbesturingsap-
paraat
M5 3,5 Nm
Schroef frameafdekking in frame-
driehoek
M5 4,5 Nm
Schroef gashendel M5 3,5 Nm
Schroef glijblok M5 5 Nm
Schroef hittebescherming voor-
demper
M5 4 Nm
Schroef houder voor RACE ON-
antenne
M5 3 Nm
Schroef kabelkanaal M5 5 Nm
Schroef lampenkaphouder M5 4 Nm
Schroef silentblock aan gecombi-
neerd instrument
M5 1 Nm
Schroef sluitcilinder zadelslotval
bijrijder
M5 2,5 Nm
Schroef tankdop M5 3 Nm
Massaschroefverbinding frame M6 10 Nm
Moer bevestiging ABS-module M6 8 Nm
Moer blok uitlaat-
klepbesturingsunit
M6 14 Nm
Moer bowdenkabel uitlaatklepbe-
sturing
M6 5 Nm
Moer kabel aan startmotor M6 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accupool M6 4,5 Nm
Schroef afdekking inertiële meet-
eenheid
M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 8 Nm
Schroef bevestiging ABS-module M6 6 Nm
Schroef brandstofkraan M6 6 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef brandstoftankhouder M6 3,5 Nm
Schroef hittebescherming voor
actuator uitlaatkleppen
M6 5 Nm
Schroef houder actievekoolfilter M6 6 Nm
Schroef inertiële meeteenheid M6 6 Nm
Schroef kabel aan startrelais M6 6 Nm
Schroef kofferschaal M6 6 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op remcilinder
M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingsarmatuur M6 5 Nm
Schroef nummerplaathouder aan
onderste deel achterkant
M6 12 Nm
Schroef radiateurhouder M6 7 Nm
Schroef remcilinder M6 10 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
159
Schroef rempedaalvlak M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelaskering aan scha-
kelas
M6 18 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelstang M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef slangklem radiateurkoel-
slangen
M6 3 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 6 Nm
Schroef stuurdemperhouder aan
frame
M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatklem aan bochtstuk M6 8 Nm
Schroef uitlaatklem aan einddem-
per
M6 8 Nm
Schroef verbindingsstuk remkabel
achter
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef verlenging zijstandaardvlak M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendelvlak M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 4 Nm
Schroef wieltoerentalsensor voor M6 4 Nm
Schroef zadel en brandstoftank-
spoiler
M6 6 Nm
Schroef zadelslotval bijrijder M6 6 Nm
Schroef zijstandaardvlak M6 6 Nm
Loctite®243™
Moer kettingwiel M8 36 Nm
Loctite®243™
Moer klep gebogen
(SUPER DUKE GT EU/CN)
M8 6 Nm
Loctite®243™
Moer riemschijfbevestiging uitlaat-
klep
M8 7 Nm
Moer schakelstang M8 12 Nm
Moer schakelstang M8LH 12 Nm
Moer ventiel gebogen
(1290 SUPER DUKE GT JP)
M8 4 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef adapter voor contactslot-
bevestiging
M8 15 Nm
Loctite®243™
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 18 Nm
Schroef contactslot (een keer te
gebruiken)
M8 25 Nm
Schroef handbescherming M8 20 Nm
Schroef kettinguitvalbescherming M8 15 Nm
Loctite®243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
160
Schroef klem vorkbuis M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef rempedaal M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf achter M8 28 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M8 28 Nm
Loctite®2701™
Schroef remzadel achter M8 25 Nm
Loctite®2701™
Schroef schakelaskering aan frame M8 10 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurdemper aan houder M8 25 Nm
Loctite®2701™
Schroef stuurdemper aan kroon-
plaat
M8 8 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Schroef versnellingshendel aan
voetsteunhouder
M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder bestuur-
der
M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardconsole M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardveer M8 15 Nm
Loctite®2701™
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef console M10 45 Nm
Schroef motorhouder M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel voor M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Schroef ventiel remkabel M10 25 Nm
Schroef zijstandaard M10 40 Nm
Kraag ingevet
Loctite®243™
Schroef zijstandaardconsole M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardconsole M10 45 Nm
Loctite®243™
Holle schroef remkabel M10x1 25 Nm
Holle schroef remkabel verbin-
dingsstuk achter
M10x1 15 Nm
Moer achterdemperdrager M10x1,25 45 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadelsteun M12 28 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
161
Lambdasonde M12x1,25 24,5 Nm
Schroef schokdemper boven M14x1,5 80 Nm
Schroefdraad ingevet
Schroef schokdemper onder M14x1,5 80 Nm
Schroefdraad ingevet
Schroef excenter M16 70 Nm
Moer achterbrugbout M19x1,5 130 Nm
Schroefdraad ingevet
Moer zadelslot M22x1,5 3 Nm
Schroef balhoofd boven M25x1,5 18 Nm
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
Schroefdraad ingevet
Moer wielas achter achterdemper-
zijde
M35x1,5 200 Nm
Loctite®2701™ / borgdraad met
borglak verzegelen
Moer wielas achter M50x1,5 250 Nm
Schroefdraad ingevet/borgdraad met
borglak verzegelen
24 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
162
24.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart KTM AG dat het zendinstallatietype KTM RACE ON system overeenkomt met de relevante richtlij-
nen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ktm-race-on-system
Hiermee verklaart Polaris dat het zendinstallatietype Connectivity Control Unit "CCU2" overeenkomt met de rele-
vante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende
URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/ccu-2
Hiermee verklaart Schrader Electronics Ltd dat het zendinstallatietype Tyre Pressure Monitoring System overeenkomt
met de relevante richtlijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de
volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/tpms
24.2 Landspecifieke verklaring van overeenstemming
M02076-01
VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING 24
163
24.3 Landspecifieke verklaringen van overeenstemming (CCU-2)
E02299-01
25 GEBRUIKSSTOFFEN
164
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 10W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 167)
SAE ( pag. 167) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Power Synt 4T
Motorolie (SAE 5W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 167)
SAE ( pag. 167) (SAE 5W/40)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
GEBRUIKSSTOFFEN 25
165
Volledig synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 167) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
26 HULPSTOFFEN
166
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 27
167
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
168
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
ATIR Automatische uitschakeling van rich-
tingaanwijzer (Automatic Turn Indi-
cator Reset)
Software die na afloop van een timer of een rijaf-
standsmeter de richtingaanwijzers automatisch uit-
schakelt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
HHC Hill Hold Control Rijhulp die het terugrollen van het voertuig op hellin-
gen verhindert
- KTM RACE ON Systeem waarbij contact, stuurslot en tankdop per
draadloze sleutel met transponder worden vrijgescha-
keld
- LaunchControl Functie van de voertuigelektronica voor het bereiken
van optimale acceleratie vanuit stilstand
MSC Motorfiets-stabiliteitscontrole (Motor-
cycle Stability Control)
Extra functie bij het ABS die het blokkeren en weg-
glijden van de wielen tijdens het remmen in schuine
stand verhindert
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
MSR Motorslipmomentregeling Extra functie van de motorbesturing die het blokkeren
van het achterwiel bij een te grote motorremwerking
verhindert door de regelkleppen iets te openen
- Quickshifter + Functie van de motorelektronica voor schakelen zon-
der bediening van de koppeling
BTM Remtemperatuurbewaking
(Brake Temperature Monitoring)
Systeem dat de temperatuur van het remsysteem
berekent en bij oververhitting de bestuurder
informeert
LIJST MET AFKORTINGEN 29
169
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
30 LIJST MET SYMBOLEN
170
30.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
30.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
RACE-ONcontrolelampje brandt/knippert geel/oranje/rood Status- of foutmelding bij het
race-on-systeem/bij de alarminstallatie.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica gecon-
stateerd.
TC-controlelampje brandt/knippert geel De MTC ( pag. 137) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage. Het TCcontrolelampje knippert als de motorfietstractiecon-
trole actief ingrijpt of als de HHC ( pag. 80) (optioneel) is geactiveerd.
Controlelampje cruisecontrol brandt geel De functie cruisecontrol is ingeschakeld, maar de
cruisecontrol is niet actief.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS. Het
ABS-waarschuwingslampje knippert als de ABS-modus Supermoto is geactiveerd.
Waarschuwing glad ijs op het display actief De waarschuwingslamp brandt bij verhoogd
gevaar voor glad wegdek.
30.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Linker controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richtingaanwij-
zer links is ingeschakeld.
Controlelampje cruisecontrol brandt groen De functie cruisecontrol is ingeschakeld en de
cruisecontrol is actief.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Het rechter controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme Richting-
aanwijzer rechts is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
INDEX
171
INDEX
+
+RES/-SET-knop
bediening ......................... 19
1
12V-accu
demonteren ....................... 122
laden ........................... 124
monteren ........................ 123
A
ABS ............................... 106
ACC1
achter ........................... 134
voor ............................ 134
ACC2
achter ........................... 134
voor ............................ 134
Achterwiel
demonteren ....................... 116
monteren ........................ 117
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 12
rechtsachter ....................... 13
Afbeeldingen .......................... 11
Afremmen ............................ 84
Antiblokkeersysteem .................... 106
Anti-wheelie-modus ...................... 80
Artikelnummer schokdemper ................ 15
Artikelnummer stuurdemper ................ 15
Artikelnummer voorvork ................... 15
B
Bagage .............................. 75
Bandenreparatiespray
gebruik .......................... 120
Bandenspanning
controleren ....................... 119
Bandentoestand
controleren ....................... 118
Bedieningshandleiding .................... 10
Bedrijfsmiddelen ........................ 11
Beoogd gebruik ......................... 7
Beschermende kleding ..................... 9
Bestuurderszadel
monteren ......................... 95
verwijderen ........................ 95
Bochten-MTC ......................... 137
Bochtverlichting ....................... 122
instelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 130
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 132
Boordgereedschap ...................... 27
Brandstoftankspoiler
demonteren ....................... 103
monteren ........................ 104
Buddyseat
monteren ......................... 94
verwijderen ........................ 94
C
C1 en C2-schakelaar ..................... 21
Chassis afstellen ....................... 92
Claxonknop ........................... 18
Combinatieschakelaar
overzichtlinks ...................... 16
Controlelampjes ........................ 33
Cruisecontrol
bediening ......................... 18
D
Datum
instellen .......................... 66
Diagnosestekker ....................... 134
E
Einddemper
demonteren ........................ 96
monteren ......................... 97
F
Fabrieksgarantie ........................ 11
G
Garantie ............................. 11
Gashendel ............................ 16
Gebruiksdefinitie ........................ 7
Gecombineerd instrument ............... 30-67
ABS ............................. 45
ABSweergave ....................... 38
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Anti Wheelie Mode (optional) ............. 47
Audio ............................ 53
Bike Info .......................... 42
Bluetooth .......................... 57
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Button Illumination .................... 56
Callweergave ....................... 41
Clock & Date ....................... 62
Clock Format ....................... 63
controlelampjes ..................... 33
Cornering Light Test ................... 62
Custom Switch ...................... 55
Damping ....................... 48,92
INDEX
172
Dampingweergave .................... 38
Date Format ........................ 63
display ........................... 34
DRL .............................. 56
Extra Functions ...................... 66
Favorites ....................... 50,55
Favoritesweergave ................... 41
Favorites-weergave 1-4 . . . . . . . . . . . . . . . . 56
handgreepverwarming (optioneel) . . . . . . . . . 40
Headset Type ....................... 60
Heating (optioneel) ................... 52
Heating Grips (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 52
Heating Rider Seat (optioneel) . . . . . . . . . . . . 53
Hill Hold Control (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 60
knopC1enC2 ...................... 55
KTMconnect ........................ 57
Language .......................... 64
Lastsearch ........................ 49
Launch Control (optional) ............... 48
Load .......................... 49,92
Loadweergave ...................... 39
menu ............................ 42
Motorcycle ......................... 44
MTC ............................. 45
MTC+MSR (optioneel) ................. 46
MTCweergave ...................... 38
navigatie .......................... 49
Navigationweergave .................. 41
overzicht .......................... 30
Performance Display (optioneel) . . . . . . . . . . 36
Phone ............................ 58
Quickshifter + (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 60
Ride Mode ..................... 44,137
RideModeweergave .................. 39
Rider's Headset ...................... 59
schakelindicator ..................... 37
Settings ........................... 54
Settings Heating ..................... 65
Settings Heating Grips .................. 65
Settings Heating Pillion Seat ............. 65
Settings Heating Rider Seat .............. 65
Shift Light RPM1 ..................... 61
Shift Light RPM2 ..................... 62
Shift Light State ...................... 61
SkipWaypoint ...................... 51
Slip Adjuster (optional) ................. 47
slipaanpassing ..................... 138
snelheidsindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
StopNavigation ..................... 52
Suspension ......................... 48
temperatuurwaarschuwing remsysteem . . . . . 32
Throttle Response ................... 138
Throttle Response (optioneel) . . . . . . . . . . . . 46
toerental .......................... 37
Track Display (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . 35
Trip ............................. 43
Trip 1 ............................ 43
Trip 2 ............................ 43
Units ............................. 63
Units Consumption .................... 64
Units Distance ....................... 63
Units Pressure ....................... 64
Units Temperature .................... 64
versnellingsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
volume ........................... 51
waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . . 32
waarschuwingen ..................... 31
weergave van de cruisecontrol . . . . . . . . . . . 37
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 39
zadelverwarming (optioneel) . . . . . . . . . . . . . 40
Greep ............................... 27
H
Hoofdzekering
vervangen ........................ 128
Hulpstoffen ........................... 11
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 74
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 77
nadestalling ...................... 148
K
Ketting
controleren ....................... 100
reinigen .......................... 98
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Ketting-aandrijfwiel
controleren ....................... 100
Kettinggeleiding
controleren ....................... 100
Kettingspanning
controleren ........................ 98
instellen .......................... 99
Kettingwiel
controleren ....................... 100
Klantenservice ......................... 11
Koelmiddelpeil
in compensatiereservoir controleren . . . . . . 135
in compensatiereservoir corrigeren . . . . . . . 136
Kofferdragers .......................... 28
Koplamp
dagrijlicht ........................ 121
dimlicht ......................... 121
INDEX
173
grootlicht ........................ 121
instelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 130
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 132
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . 102
Koppelingshendel ....................... 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 70
L
LaunchControl ......................... 79
Lichtschakelaar ........................ 17
M
Milieu ............................... 9
Motor
inrijden ........................... 75
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . 93
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . 93
reinigen ......................... 144
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . 93
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Motorfietstractiecontrole ................. 137
Motornummer .......................... 15
Motorolie
bijvullen ......................... 142
vervangen ........................ 139
Motoroliepeil
controleren ....................... 139
Motorslipmomentregeling .................. 84
MSR ................................ 84
N
Noodknipperlichten ...................... 20
Noodknipperlichtschakelaar ................ 20
Noodstopschakelaar ..................... 20
O
Oliefilter
vervangen ........................ 139
Oliezeven
reinigen ......................... 139
Onjuist gebruik .......................... 7
Opbergvak
linksopenen ....................... 24
linkssluiten ........................ 25
rechtsopenen ...................... 25
rechtssluiten ....................... 25
USBaansluiting ..................... 23
Opsporen van fouten .................149-150
P
Parkeren ............................. 86
Pech
wegslepen ......................... 87
Q
Quickshifter + ......................... 81
R
RACE-ON-knop ......................... 21
RACE-ON-sleutel ........................ 21
RACE-ON-sleutelbatterij vervangen . . . . . . . 127
Remhendel ........................... 16
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 71
Remmen ............................. 84
Rempedaal ........................... 29
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 71
Rempedaalhendel
trapperinstellen ..................... 71
Remschijven
controleren ....................... 108
Remsysteem ..................... 106-113
Temperatuurbewaking achter . . . . . . . . . . . 107
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 111
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . 109
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 111
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 108
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 112
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 110
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 112
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 110
Reserveonderdelen ...................... 11
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 17
Rijden .............................. 81
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
beginnen met rijden met HHC ............ 80
beginnen met rijden met LaunchControl . . . . 79
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 145
S
Schakelen ............................ 81
Schokdemper .......................... 92
Service .............................. 11
Serviceschema .......................90-91
Sleutelnummer ......................... 14
Slipaanpassing ........................ 138
Spatbord voor
demonteren ....................... 104
INDEX
174
monteren ........................ 104
Stalling ............................ 147
Starten .............................. 77
Startknop ............................ 20
Stopcontact voor elektrisch toebehoren . . . . . 23, 122
Stoppen ............................. 86
Stuurpositie
instellen .......................... 68
Stuurslot ............................. 22
Stuurstand ............................ 68
Stuuruitslag
instellen .......................... 69
T
Tankdop
openen ........................... 26
sluiten ........................... 27
Tanken
brandstof ......................... 88
Technisch toebehoren .................... 11
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 157
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 152
banden .......................... 156
chassis .......................... 155
elektronica ....................... 156
schokdemper ...................... 157
voorvork ......................... 156
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Tijd
instellen .......................... 66
Transporteren ......................... 87
Typeplaatje ........................... 14
U
USBaansluiting ........................ 23
USB-kabel
loskoppelen ........................ 24
USB-kabel verbinden . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
V
Veilig gebruik .......................... 8
Verklaringen van overeenstemming . . . . . . . 162-163
landspecifiek ...................... 162
landspecifiek (CCU-2) . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Versnellingshendel ...................... 28
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . 72
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 72
Versnellingshendelvlak
instellen .......................... 73
Voertuig
beladen ........................... 75
Voertuigidentificatiennummer ............... 14
Voetsteun passagier ..................... 28
Voorvork ............................. 92
Voorwiel
demonteren ....................... 114
monteren ........................ 115
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Vulhoeveelheid
brandstof ..................... 89,155
koelmiddel ....................... 154
motorolie ..................... 141,154
W
Waarschuwing voor glad wegdek ............. 32
Wegrijblokkering ....................... 22
Wegslepen ........................... 87
Werkinstructies ......................... 9
Windscherm
demonteren ........................ 95
instellen .......................... 70
monteren ......................... 96
Z
Zadelslot ............................. 27
Zekeringen
in zekeringenblok vervangen . . . . . . . . . . . . 129
Zijstandaard .......................... 29
*3214765nl*
3214765nl
24.01.2023
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177

KTM 1290 Super Duke GT de handleiding

Type
de handleiding