Robur NEXT R Installation, Use And Maintenance Manual

Type
Installation, Use And Maintenance Manual
2021
ready
ErP
Handleiding voor installatie, gebruik en
onderhoud
Next-R
Op methaan/lpg
Rechtstreeks gasgestookte luchtverhitters voor de verwarming
van middelgrote en grote ruimtes
Deze Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud werd opgesteld en gedrukt door Robur S.p.A.; de ook gedeeltelijke
reproductie van deze Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud is verboden.
Het origineel is gearchiveerd bij Robur S.p.A.
Ieder gebruik van deze Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud, anders dan persoonlijke raadpleging, moet vooraf
door Robur S.p.A. geautoriseerd worden
De rechten verbonden aan het wettelijk deponeren van de geregistreerde merken die in deze publicatie staan, zijn
onveranderlijk.
Teneinde de kwaliteit van zijn producten te verbeteren, behoudt Robur S.p.A. zich het recht voor om de gegevens en de inhoud
van deze Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud zonder voorgaande kennisgeving te wijzigen.
Herziening: D
Code: D-LBR848NL
VERWIJDERING
Het apparaat en alle toebehoren moeten apart worden afgevoerd in overeenstemming met de geldende voorschriften.
Het gebruik van het AEEA-symbool (Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) geeft aan dat dit product niet bij het huishoudelijk
afval mag worden weggegooid. Een correcte verwijdering van dit product helpt om mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en de
menselijke gezondheid te voorkomen.
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
3
INHOUDSOPGAVE
I Inleiding ..................................................................................................
p.4
I.1 Bestemmelingen .............................................................
p.4
I.2 Besturingsinrichting ......................................................
p.4
II Symbolen en denities ..........................................................
p.4
II.1 Legende van de symbolen ..........................................
p.4
II.2 Termen en denities ......................................................
p.4
III Waarschuwingen ..........................................................................
p.4
III.1 Algemene waarschuwingen en
waarschuwingen voor de veiligheid ........................
p.4
III.2 Conformiteit ......................................................................
p.6
III.3 Uitsluiting van verantwoordelijkheid en
garantie ..............................................................................
p.6
1 Kenmerken en technische gegevens .....................
p.7
1.1 Kenmerken ........................................................................
p.7
1.2 Afmetingen .......................................................................
p.8
1.3 Componenten ................................................................
p.18
1.4 Elektrisch schema .........................................................
p.20
1.5 Werkingsmodus.............................................................
p.22
1.6 Besturingen .....................................................................
p.22
1.7 Technische gegevens ..................................................
p.24
2 Transport en plaatsing .........................................................
p.25
2.1 Waarschuwingen ..........................................................
p.25
2.2 Verplaatsing ....................................................................
p.25
2.3 Plaatsing van het toestel ............................................
p.25
2.4 Minimale afstanden die gerespecteerd moeten
worden ..............................................................................
p.26
2.5 Steunbeugel ...................................................................
p.27
3 Hydraulische installatie ......................................................
p.28
3.1 Waarschuwingen ..........................................................
p.28
3.2 Toevoer van brandstofgas .........................................
p.28
3.3 Rookgasafvoer ...............................................................
p.29
3.4 Luchtkanalen ..................................................................
p.35
4 Elektrische installatie ............................................................
p.35
4.1 Waarschuwingen ..........................................................
p.35
4.2 Elektrische installaties .................................................
p.35
4.3 Elektrische stroom ........................................................
p.35
4.4 Regelsysteem .................................................................
p.36
5 Inbedrijfstelling ...........................................................................
p.42
5.1 Controles vooraf ............................................................
p.42
5.2 Controle verbrandingsparameters .........................
p.42
5.3 Aanpassen op een ander type gas .........................
p.46
6 Gewone geleiding .....................................................................
p.46
6.1 Waarschuwingen ..........................................................
p.46
6.2 Inschakelen en uitschakelen .....................................
p.47
6.3 Eciëntie .........................................................................
p.48
6.4 De geblokkeerde unit opnieuw starten................
p.49
7 Onderhoud ........................................................................................
p.49
7.1 Waarschuwingen ..........................................................
p.49
7.2 Periodiek onderhoud ...................................................
p.49
7.3 Limiet thermostaat reset ............................................
p.50
7.4 Probleemoplossing ......................................................
p.50
7.5 Toestel tijdelijk buiten gebruik stellen ..................
p.51
8 Bijlagen ..................................................................................................
p.52
8.1 Productche....................................................................
p.52
Inleiding
4
I
I INLEIDING
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud
Deze handleiding maakt integraal deel uit van de unit
Next-R en moet samen met het toestel aan de eindge-
bruiker worden overgedragen.
I.1 BESTEMMELINGEN
Deze handleiding richt zich tot:
De eindgebruiker, voor een correct en veilig gebruik van het
toestel.
De gekwaliceerde installateur, voor een correcte installatie
van het toestel.
De ontwerper, voor specieke informatie over het toestel.
I.2 BESTURINGSINRICHTING
Om te kunnen werken vereist de unit Next-R een besturingsin-
richting die door de installateur moet worden aangesloten (zie
Paragraaf 1.6
p.22
).
II SYMBOLEN EN DEFINITIES
II.1 LEGENDE VAN DE SYMBOLEN
GEVAAR
WAARSCHUWING
NOTITIE
PROCEDURE
REFERENTIE (naar een ander document)
II.2 TERMEN EN DEFINITIES
Toestel / Unit = equivalente termen die beide worden gebruikt
om de gasluchtverhitter aan te duiden.
CAT = Erkend Technisch Assistentiecentrum van Robur.
Externe vrijgave = generieke besturingsinrichting (d.w.z.
thermostaat, klok of een ander systeem) uitgerust met een
potentiaalvrij contact NA en gebruikt als aandrijving voor het
starten/stoppen van de unit.
Basiscommando 1 knop OCDS012 = besturingsapparaat dat
de vlamvergrendelingsstatus signaleert en het mogelijk maakt
deze te resetten.
Basiscommando 2 toetsen OCTR000 = besturingsapparaat dat
de status van de vlamvergrendeling signaleert en het mogelijk
maakt deze te resetten en waarmee u de winter- (verwarming)
of zomer- (ventilatie) werking kunt selecteren.
Temperatuurregelaar OTRG005 = regelapparaat waarmee u
de regeling en werking van een heteluchtgenerator kunt behe-
ren Next-R.
Digitale chronothermostaat OCDS008 = apparaat dat de om-
gevingstemperatuurregeling en afstandsbedieningsfuncties
van een of meer heteluchtgeneratoren integreert Next-R, wan-
neer aangesloten op de temperatuurregelaar OTRG005.
Genius software voor afstandsbediening OSWR000 =
softwareprogramma waarmee, via de temperatuurregelaars
OTRG005, centraal tot 100 heteluchtgeneratoren kunnen wor-
den beheerd Next-R.
Inbedrijfstelling = handeling om het toestel in dienst te stellen,
deze handeling mag enkel en alleen door een technische dienst
worden uitgevoerd.
III WAARSCHUWINGEN
III.1 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
EN WAARSCHUWINGEN VOOR DE
VEILIGHEID
Kwalicatie van de installateur
De installatie mag uitsluitend worden uitgevoerd door
een erkende onderneming en door gekwaliceerd
personeel, met specieke competenties over verwar-
mingsinstallaties, elektrische installaties en gasappara-
tuur, krachtens de wet van het land waar het toestel is
geïnstalleerd.
Conformiteitverklaring volgens de regels van de
kunst
Wanneer de installatie is voltooid, moet de onderneming
die de installatie uitvoert aan de eigenaar/opdrachtge-
ver de conformiteitverklaring van de installatie volgens
de regels van de kunst overmaken, in overeenstemming
met de geldende nationale/plaatselijke normen en de
instructies/voorschriften van de constructeur.
Oneigenlijk gebruik
Het toestel mag alleen worden gebruikt voor het doel
waarvoor het is ontworpen. Elk ander gebruik moet als
gevaarlijk worden beschouwd. Een verkeerd gebruik
kan de werking, de levensduur en de veiligheid van het
toestel aantasten. Houdt u aan de instructies van de
constructeur.
Waarschuwingen
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
5
III
Gebruik door kinderen
Het toestel mag gebruikt worden door kinderen van
minstens 8 jaar oud en door mensen met beperkte li-
chamelijke, zintuiglijke of mentale capaciteiten, of zon-
der ervaring of de nodige kennis, mits zij onder toezicht
staan of nadat ze instructies hebben gekregen omtrent
het veilige gebruik van het toestel en het begrijpen van
de inherente gevaren ervan. Kinderen mogen niet met
het toestel spelen.
Gevaarlijke situaties
Het toestel niet in gevaarlijke condities starten, bijvoor-
beeld: gasgeur, problemen met de elektrische/gasinstal-
latie, delen van het toestel ondergedompeld in water of
beschadigd, slechte werking, deactivering of uitsluiting
van controle- of veiligheidsvoorzieningen.
Vraag een interventie door gekwaliceerd personeel in-
dien er gevaar is.
Indien er gevaar optreedt, mag u de elektrische voeding
en de gastoevoer alleen afsluiten wanneer dit volkomen
veilig kan worden gedaan.
Laat het toestel niet gebruiken door kinderen of door
mensen met beperkte lichamelijke, zintuiglijke of psy-
chische capaciteiten, of zonder kennis of ervaring.
Dichtheid van gascomponenten
Voordat u handelingen op gastoevoercomponenten
gaat uitvoeren, moet u de gaskraan sluiten.
Na eventuele interventies moet u een dichtheidstest uit-
voeren volgens de geldende normen.
Gasgeur
Als men gaslucht opmerkt:
Activeer geen elektrische voorzieningen nabij het toe-
stel (bijvoorbeeld telefoons, multimeters of andere ap-
paratuur die vonken kunnen veroorzaken).
Onderbreek de gastoevoer door de kraan te sluiten.
Open ramen en deuren om de ruimte te verluchten.
Onderbreek de elektrische voeding via de externe schei-
dingsschakelaar in het elektrische voedingsschakelbord.
Vraag om tussenkomst van professioneel gekwaliceerd
personeel per telefoon, ver van het toestel.
Vergiftiging
Controleer of de rookgasafvoer dicht zijn en aan de gel-
dende normen beantwoorden.
Op het einde van eventuele interventies moet u de
dichtheid van de componenten controleren.
Bewegende onderdelen
In het toestel zitten bewegende onderdelen.
De beschermende kappen tijdens de werking niet ver-
wijderen; u moet in ieder geval eerst de elektrische voe-
ding onderbreken.
Gevaar voor brandwonden
Er zitten zeer hete delen in in het apparaat.
Open het apparaat niet en raak de interne onderdelen
niet aan voordat het apparaat is afgekoeld.
De rookgasafvoer niet aanraken voordat deze is afge-
koeld.
Gevaar voor elektrocutie
Schakel de elektrische voeding uit voordat u werken/
interventies op de componenten van het toestel gaat
uitvoeren.
Voor de elektrische aansluitingen mag u uitsluitend com-
ponenten gebruiken die aan de normen beantwoorden
en volgens de specicaties die door de constructeur zijn
verstrekt.
Zorg ervoor dat het toestel niet onbedoeld opnieuw kan
worden ingeschakeld.
Aarding
De elektrische veiligheid hangt af van een eciënte aar-
dingsinstallatie, correct aangesloten op het toestel en
uitgevoerd volgens de geldende normen.
Luchtstroom
Blokkeer het ventilatorretourrooster en de heteluchtin-
laat niet.
Afstand tot explosieve of ontvlambare materialen
Geen brandbare materialen (papier, oplosmiddelen, verf,
enz.) in de buurt van het toestel opslaan.
Volg de geldende technische normen.
Agressieve stoen in de lucht
De lucht van de installatieplaats mag geen agressieve
stoen bevatten.
Zure rookgascondens
Evacueer zure condens van de verbrandingsgassen zoals
aangegeven in de paragraaf 3.3
p.29
, in naleving van
de geldende normen betreende rookgasafvoer.
Het toestel uitschakelen
Het onderbreken van de elektrische stroom tijdens de
werking van het toestel kan blijvende schade aan de in-
terne componenten veroorzaken.
Behalve als er gevaar dreigt, mag u de elektrische voe-
ding niet onderbreken om het toestel uit te schakelen.
Bedien enkel en alleen de voorziene controle-inrichting
hiervoor.
In geval van defect
Werkzaamheden op de componenten en repara-
ties mogen uitsluitend door een technische dienst
worden uitgevoerd aan de hand van enkel originele
reserveonderdelen.
Waarschuwingen
6
III
In geval van defect van het toestel en/of breuk van on-
derdelen, mag u niet zelf proberen om te repareren of te
herstellen: neem meteen contact op met de technische
dienst.
Periodiek onderhoud
Een correct onderhoud verzekert de eciëntie en de
goede werking van het toestel na verloop van tijd.
Het onderhoud moet worden uitgevoerd volgens de in-
structies van de constructeur (zie hoofdstuk 7
p.49
), in
overeenstemming met de geldende normen.
Het onderhoud en de reparatie van het toestel mag al-
leen aan bedrijven worden toevertrouwd die aan de
wettelijke vereisten beantwoorden om op gasinstallaties
te werken.
Sluit een onderhoudscontract af met een gespeciali-
seerd bedrijf dat bevoegd is voor het gewone onder-
houd om indien nodig interventies uit te voeren.
Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen.
De handleiding bewaren
Deze Handleiding voor installatie, gebruik en onder-
houd moet altijd bij het toestel blijven en aan de nieu-
we eigenaar of aan de installateur worden overgemaakt
wanneer het toestel wordt verkocht of naar een andere
plaats wordt overgebracht.
III.2 CONFORMITEIT
Richtlijnen en EU-normen
De gasluchtverhitters van de reeks Next-R zijn gecerticeerd vol-
gens de Europese regelgeving GAR 2016/426/EU en beantwoor-
den aan de essentieel vereisten van de volgende Richtlijnen:
2016/426/EG "Verordening betreende gasverbrandings-
toestellen" en volgende wijzigingen en integraties.
2014/30/EG "EMC-Richtlijn" (elektromagnetische compati-
bilteit) en volgende wijzigingen en integraties.
2014/35/EG "Laagspanningsrichtlijn" en volgende wijzigin-
gen en integraties.
2006/42/EG "Machinerichtlijn" en volgende wijzigingen en
integraties.
2281/2016/EU "Verordening ecologisch ontwerp voor lucht-
verwarmingsproducten" en latere wijzigingen en aanvullin-
gen.
Bovendien beantwoorden ze aan de vereisten van de volgende
normen:
EN 17082 Huishoudelijke en niet-huishoudelijke gasge-
stookte luchtverwarmers met geforceerde luchtstroming
voor ruimteverwarming met een vermogen niet hoger dan
300 kW
Overige voorschriften en normen die van toepassing
zijn
Het ontwerp, de installatie, de bediening en het onderhoud van
de installaties moet worden uitgevoerd in naleving van de gel-
dende normen die van toepassing zijn, op basis van het land en
de plaats van de installatie, en in overeenstemming met de in-
structies van de constructeur. Meer bepaald moeten de normen
worden nageleefd wat betreft:
Gasinstallaties en -apparatuur.
Elektrische installaties en -apparatuur.
Verwarmingsinstallaties
Milieubescherming en afvoer van verbrandingsproducten.
Veiligheid en brandpreventie.
Alle andere wetten, normen en reglementeringen die van
toepassing zijn.
III.3 UITSLUITING VAN
VERANTWOORDELIJKHEID EN GARANTIE
Elke contractuele en buitencontractueele verantwoor-
delijkheid van de constructeur is uitgesloten voor even-
tuele schade veroorzaakt door installatiefouten en/of
door oneigenlijk gebruik en/of het niet naleven van de
normen en aanwijzingen/instructies van de construc-
teur.
Meer bepaald kan de garantie op het toestel in de vol-
gende condities komen te vervallen:
Verkeerde installatie.
Incorrect gebruik.
Het niet opvolgen van, door de fabrikant voorgeschre-
ven, aanwijzingen met betrekking tot installatie, gebruik
en onderhoud.
Wijziging of aanpassing van het product of elk ander on-
derdeel.
Extreme operationele condities, in ieder geval buiten de
bedrijfscondities, zoals door de fabrikant gedenieerd.
Schade veroorzaakt door externe middelen zoals zou-
ten, chloor, zwavel of andere chemische substanties
aanwezig in de lucht op de opstellingsplaats.
Abnormale belastingen die door de omgeving of instal-
latie doorgegeven worden aan het toestel (mechanische
belastingen, druk, trillingen, thermische uitzettingen,
elektrische overspanning, ...).
Incidentele schades of force majeur.
Kenmerken en technische gegevens
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
7
1
1 KENMERKEN EN TECHNISCHE GEGEVENS
1.1 KENMERKEN
1.1.1 Beschikbaar assortiment
Generatoren Next-R zijn verkrijgbaar in drie varianten:
horizontale lancering, met axiale ventilator (serieNext-R, van
14,1 tot 76,4 kW)
horizontale lancering, kanaliseerbaar, met centrifugaalventi-
lator (Next-R C-serie 25,5 , a 76,4 kW)
verticale rotatie (Next-R V-serie14,1 , tot 44,6 kW)
De juiste lanceerrichting kiezen
Verticale spingeneratoren van de V-serie Next-R kunnen
vanwege de kenmerken en positie van de interne com-
ponenten niet worden gebruikt voor horizontale spin-
bewerking en omgekeerd kunnen horizontale spinge-
neratoren in geen geval worden gebruikt voor verticale
spinbewerking.
Met de verstelbare OSTF020 montagebeugel (als optie
verkrijgbaar) is het mogelijk om de gasgestookte lucht-
verhitters R15 en R20 op te stellen met horizontale,
schuine of verticale luchtuitworp
1.1.2 Werking
De gasluchtverhitter van de Next-R-reeks is een onafhankelijke
gesloten luchtverhitter met een geforceerde rookgasafvoer.
De luchtverhitter is ontworpen om binnen gebruikt te worden,
in de te verwarmen ruimte.
Het verbrandingscircuit is waterdicht ten opzichte van de ver-
warmde omgeving en voldoet aan de eisen voor toestellen van
type C: de afzuiging van verbrandingslucht en de afzuiging van
dampen vinden buiten plaats en worden gewaarborgd door
de werking van een aanjager die in het verbrandingscircuit is
geplaatst.
Het apparaat is ook type B gekeurd voor installaties waar oxi-
derende lucht rechtstreeks uit de installatieruimte kan worden
gehaald.
De werking van de generator wordt geregeld door een regelin-
richting (niet meegeleverd).
De generator kan werken op twee niveaus van thermisch ver-
mogen, bij een vaste ventilatiesnelheid.
De verbrandingsproducten, opgewekt door de verbranding van
gas (methaan of LPG), gaan intern door de warmtewisselaars die
extern worden beïnvloed door de luchtstroom die door de ven-
tilator wordt geproduceerd, wat resulteert in de introductie van
hete lucht in het milieu.
De ventilator zal alleen automatisch werken wanneer hij, afhan-
kelijk van de modellen, toestemming krijgt van de ventilatie-
thermostaat of de timer van het elektronische bord, d.w.z. hete
wisselaars, om de introductie van koude lucht in de omgeving te
voorkomen, en zal uitschakelen bij koude wisselaars.
De richting van de luchtstroom is verticaal instelbaar door mid-
del van de lamellen van het beweegbare rooster.
In geval van oververhitting van warmtewisselaars, als gevolg
van abnormale werking, grijpt een limietthermostaat in door de
stroom naar de gasklep af te sluiten, wat op zijn beurt de brand-
stofstroom onderbreekt door de brander uit te schakelen.
Stroomopwaarts van de brander mengt een lucht-gas en ver-
drijft dampen uit de verbranding.
In geval van verstoppingen van de aanzuig- of afvoerleiding, of in
geval van een storing van de blazer, stopt de gasklep, waardoor
ook de brandstoftoevoer naar de brander wordt onderbroken.
In de zomer is het mogelijk om de ventilator alleen te bedie-
nen om een aangename beweging van de omgevingslucht te
hebben.
1.1.3 Mechanische componenten
Premix brander van roestvrij staal.
Hoge prevalentie blazer.
Bedieningspaneel voor brushless motor ventilator.
Cilindrische verbrandingskamer van roestvrij staal.
Warmtewisselaars van gegolfd roestvrij staal met een zeer
hoog uitwisselingsoppervlak (modellen R15,R20).
Octrooiwarmtewisselaars Robur, gemaakt van een speci-
ale lichtlegering, met horizontale lamellen aan de lucht-
zijde en verticale lamellen aan de rookzijde, met een
zeer hoge thermische uitwisselingscapaciteit (modellen
R30,R40,R50,R60,R80).
Stalen omkasting gelakt met epoxy verf.
Axiale ventilator(en) met hoge luchtstroom.
Centrifugaalventilator (voor C-serie Next-R).
1.1.4 Besturingsinrichtingen en
veiligheidsvoorzieningen
Thermostaatlimiet 100 °C tot handmatige reset tegen over-
verhitting van warmtewisselaars.
Drukverschilschakelaar om de correcte werking van de ven-
tilator te controleren (alle modellen behalve R15, R20).
Ventilatiethermostaat (voor modellen R30,R40,R50, R60,R80).
Ventilatietimer (voor modellen R15,R20).
Elektroklep gas.
Ontstekings-, afstel- en vlamregeleenheid.
Kenmerken en technische gegevens
8
1
1.2 AFMETINGEN
1.2.1 Axiale generatoren
1.2.1.1 R15/R20
Afbeelding1.1 Eenheidsafmetingen
1 Rookgasafvoer
2 Oxiderende luchtinlaat
3 stroomkabelinvoer
4 Aansluiting gas 3/4" M
5 Thermoforme deur
6 Limietthermostaat
7 Zonweringsplaat rookuitlaat alternatief voor achterzijde (1)
(*) Bevestigingsgaten aan de steunbeugel
557
419
480
225
678
485
445
138
320
233
252
80
80
397
403
247
12
3
4
6
5
7
400 (*)
176 (*)
120
Kenmerken en technische gegevens
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
9
1
1.2.1.2 R30
Afbeelding1.2 Eenheidsafmetingen
1 Rookgasafvoer
2 Oxiderende luchtinlaat
3 stroomkabelinvoer
4 Aansluiting gas 3/4" M
5 Thermoforme deur
6 Limietthermostaat
7 Zonweringsplaat rookuitlaat alternatief voor achterzijde (1)
8 Blindplaat voor toegang tot de ventilatiethermostaat
(*) Bevestigingsgaten aan de steunbeugel
5
731
777
435
593
734
515
475
210
475
257257
80
80
12
3
4
383
340
690
370 (*)
405 (*)
6
120
76
432
7
8
Kenmerken en technische gegevens
10
1
1.2.1.3 R40
Afbeelding1.3 Eenheidsafmetingen
1 Rookgasafvoer
2 Oxiderende luchtinlaat
3 stroomkabelinvoer
4 Aansluiting gas 3/4" M
5 Thermoforme deur
6 Limietthermostaat
7 Zonweringsplaat rookuitlaat alternatief voor achterzijde (1)
8 Blindplaat voor toegang tot de ventilatiethermostaat
(*) Bevestigingsgaten aan de steunbeugel
731
777
435
593
734
515
475
210
475
257257
80
80
12
3
4
400
340
690
370 (*)
405 (*)
6
5
120
76
432
7
8
Kenmerken en technische gegevens
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
11
1
1.2.1.4 R50
Afbeelding1.4 Eenheidsafmetingen
1 Rookgasafvoer
2 Oxiderende luchtinlaat
3 stroomkabelinvoer
4 Aansluiting gas 3/4" M
5 Thermoforme deur
6 Limietthermostaat
7 Zonweringsplaat rookuitlaat alternatief voor achterzijde (1)
8 Blindplaat voor toegang tot de ventilatiethermostaat
(*) Bevestigingsgaten aan de steunbeugel
746
593
435
777
928
709
669
210
475
354354
80
80
12
3
4
690
340
519
620 (*)
405 (*)
6
5
120
7
8
76
626
Kenmerken en technische gegevens
12
1
1.2.1.5 R60
Afbeelding1.5 Eenheidsafmetingen
1 Rookgasafvoer
2 Oxiderende luchtinlaat
3 stroomkabelinvoer
4 Aansluiting gas 3/4" F
5 Thermoforme deur
6 Limietthermostaat
7 Zonweringsplaat rookuitlaat alternatief voor achterzijde (1)
8 Blindplaat voor toegang tot de ventilatiethermostaat
(*) Bevestigingsgaten aan de steunbeugel
731
593
435
777
1119
900
860
210
475
80
80
340
690
383
3
4
12
432 234234
810 (*)
405 (*)
6
5
120
7
8
76
817
Kenmerken en technische gegevens
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
13
1
1.2.1.6 R80
Afbeelding1.6 Eenheidsafmetingen
1 Rookgasafvoer
2 Oxiderende luchtinlaat
3 stroomkabelinvoer
4 Aansluiting gas 3/4" F
5 Thermoforme deur
6 Limietthermostaat
7 Zonweringsplaat rookuitlaat alternatief voor achterzijde (1)
8 Blindplaat voor toegang tot de ventilatiethermostaat
(*) Bevestigingsgaten aan de steunbeugel
746
593
435
777
1319
1100
1060
80
80
519
340
690
475
210
540 282280
1010 (*)
405 (*)
120
12
3
4
6
5
7
8
76
1017
Kenmerken en technische gegevens
14
1
1.2.2 Centrifugaalgeneratoren
1.2.2.1 R30 C
Afbeelding1.7 Eenheidsafmetingen
1 Rookgasafvoer
2 Oxiderende luchtinlaat
3 stroomkabelinvoer
4 Aansluiting gas 3/4" M
5 Thermoforme deur
6 Limietthermostaat
7 Zonweringsplaat rookuitlaat alternatief voor achterzijde (1)
8 Blindplaat voor toegang tot de ventilatiethermostaat
(*) Bevestigingsgaten aan de steunbeugel
734
777
774
601
431
40
580
157
469
260
260
595
482
528
40
5
80
80
12
3
4
6
690
340
389
298
510
1031
601
176
389
212
462
243
405 (*)
370 (*)
120
7
8
76
432
Kenmerken en technische gegevens
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
15
1
1.2.2.2 R40 C
Afbeelding1.8 Eenheidsafmetingen
1 Rookgasafvoer
2 Oxiderende luchtinlaat
3 stroomkabelinvoer
4 Aansluiting gas 3/4" M
5 Thermoforme deur
6 Limietthermostaat
7 Zonweringsplaat rookuitlaat alternatief voor achterzijde (1)
8 Blindplaat voor toegang tot de ventilatiethermostaat
(*) Bevestigingsgaten aan de steunbeugel
734
777
774
601
472
157
580
40
469
260
260
40
595
528
482
1072
601
460
134
446
197
80
80
12
3
4
6
690
340
446
333
550
5
278
405 (*)
370 (*)
120
7
8
76
432
Kenmerken en technische gegevens
16
1
1.2.2.3 R50 C
Afbeelding1.9 Eenheidsafmetingen
1 Rookgasafvoer
2 Oxiderende luchtinlaat
3 stroomkabelinvoer
4 Aansluiting gas 3/4" M
5 Thermoforme deur
6 Limietthermostaat
7 Zonweringsplaat rookuitlaat alternatief voor achterzijde (1)
8 Blindplaat voor toegang tot de ventilatiethermostaat
(*) Bevestigingsgaten aan de steunbeugel
928
777
601
537
968
580 469
260
260
40
789
722
676
5
85
521
172
1138
601
460
311
538
521
690
340
315
80
80
12
3
4
6
405 (*)
620 (*)
120
7
8
76
626
Kenmerken en technische gegevens
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
17
1
1.2.2.4 R80 C
Afbeelding1.10 Eenheidsafmetingen
1 Rookgasafvoer
2 Oxiderende luchtinlaat
3 stroomkabelinvoer
4 Aansluiting gas 3/4" F
5 Thermoforme deur
6 Limietthermostaat
7 Zonweringsplaat rookuitlaat alternatief voor achterzijde (1)
8 Blindplaat voor toegang tot de ventilatiethermostaat
(*) Bevestigingsgaten aan de steunbeugel
1319
40
1180
1113
1067
777
580
157
40
469
260
260
1359
601
472
1113
108
333 230 333
108
446
278
12
3
4
6
5
80
80
340
690
446
197
134
461
601
1072
1010 (*)
405 (*)
120
7
8
76
1017
1.2.3 Verticale lanceergeneratoren
De afmetingen van de verticale lanceergeneratoren zijn iden-
tiek aan die van de overeenkomstige axiale modellen (paragraaf
1.2.1
p.8
).
De volgende afbeelding 1.11
p. 18
geeft de wielbasis weer
van de verticale ophangbeugels voor de verschillende modellen
verticale lanceergeneratoren.
Aan de gasgestookte luchtverhitters R15 en R20 worden geen
ophangingspunten voorzien, gezien deze worden gemonteerd
met behulp van de verstelbare OSTF020 montagebeugel (als
optie verkrijgbaar, paragraaf 2.5.4
p.28
).
Kenmerken en technische gegevens
18
1
Afbeelding1.11 Positie verticale rotatiegeneratorbeugels
1 Verticale ophangbeugels
A Bovenste beugels hartlijn
B Onderste beugels hartlijn
785
A
B
1 1
Tabel1.1 Interassen van de verticale ophangbeugels
Model A B
R30 V 494 370
R40 V 494 370
R50 V 688 620
1.3 COMPONENTEN
1.3.1 R15/R20
Afbeelding1.12 Interne componenten
1 Elektrisch stuurbord
2 Ontstekings-, afstel- en vlamregeleenheid
3 Klemmenbord
4 Gasblok
5 Limietthermostaat
6 Ontstekingstransformator
7 Ventilator
8 Vlamdetectie-/ontstekingselektroden
1
3
4
5
6
2
Kenmerken en technische gegevens
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
19
1
1.3.2 R30/R40/R50/R60/R80
Afbeelding1.13 Interne componenten
1 Elektrisch stuurbord
2 Ontstekings-, afstel- en vlamregeleenheid
3 Klemmenbord
4 Gasblok
5 Limietthermostaat
6 Ontstekingstransformator
7 Ventilator
8 Vlamdetectie-/ontstekingselektroden
9 Drukverschilschakelaar
1 93
4
5
6
7
8
2
Kenmerken en technische gegevens
20
1
1.4 ELEKTRISCH SCHEMA
1.4.1 R15/R20
Afbeelding1.14 Elektrisch schema
CV Condensator ventilator
K1 Intern modulatierelais
M1 Limietthermostaat
M4 Ontstekings-, regel- en vlamregeleenheid
Q1 Elektroklep gas
RP7 Ontstekingselektroden
RP8 VlamsensorIonisatie elektrode (vlamsensor)
S Ventilator
TR Ontstekingstransformator
V1 Ventilator
Z9 Externe vrijgave (niet meegeleverde)
27 Vermogensniveaubeheer contact
28 Contact voor activering winterstand
Ground
T2
T1
M1
K1
Control panel
Ground
bracket
T3
T5
T4
10
2
6
1
2
3
4
5
6
7
FUSE 6.3A
13
14
15
J2
89
11
10
20
1
S2
S1
2 3 5 6 7 N L
NC
CNL
Z92
Z91
V2L
V1N
Q1L
Q1N
T6
230V~50Hz
CV
L
N
S
~
Q1
V1
~
3
4
12 2 4
3
6 10 1
1
1
3
3 39
9
2 27 811 4
RP8
12
J5
J3
J1
J7
J6
M4
J8
FUSE
4AF
21
TR
RP7
27
28
Z9
Kenmerken en technische gegevens
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
21
1
1.4.2 R30/R40/R50/R60/R80
Afbeelding1.15 Elektrisch schema
CV Condensator ventilator
K1 Intern modulatierelais
M1 Limietthermostaat
M2 Ventilatiethermostaat
M4 Stuureenheid voor vlamcontrole
NPDrukschakelaar
Q1 Elektroklep gas
RP7 Ontstekingselektroden
RP8 VlamsensorIonisatie elektrode (vlamsensor)
S Ventilator
TR Ontstekingstransformator
V1-V2 Ventilator
Z9 Externe vrijgave (niet meegeleverde)
27 Vermogensniveaubeheer contact
28 Contact voor activering winterstand
1
230V~50Hz
S2
S1
2 3 5 6 7 N L
M2
NP
8 9
11 12
14
13
7 6 5 1
2
34
J5
J3
J1
10
J2
CV
Ground
NC
NO
C
T6
T2
T1
FUSE
4AF
M1
K1
15
21
20
L
N
J7
NC
CV
S
~
V1
~
J6
CN
V2
~
L
Q1
Control panel
TR
RP7
28
27
T3
T5
T6
RP8
Z92
Z91
T4
FUSE 6.3A
V2L
Q1L
Q1N
V1N
M4
J8
2 412
Z9
Ground
bracket
3
10
2
6
4
2 21
1
1
3
3
3
3
46 7 8 9910 11
Kenmerken en technische gegevens
22
1
1.5 WERKINGSMODUS
De generator Next-R heeft de mogelijkheid om te werken op
twee niveaus van brandervermogen (maximum en minimum),
waardoor de ventilatorsnelheid constant blijft.
Om het vermogensniveau te selecteren is het noodzakelijk
om te werken met een geschikte regelinrichting (paragraaf
1.6
p.22
).
De OTRG005 temperatuurregelaars, de OCDS008 digitale chro-
nothermostaat en de Genius OSWR000 afstandsbedieningssoft-
ware maken een geautomatiseerd beheer van de twee vermo-
gensniveaus mogelijk.
In het geval van verschillende soorten regelapparatuur
(OCDS012, OCTR000 of externe toestemming) is het noodzake-
lijk om de vermogensniveaus te beheren door het contact 27 te
openen of te sluiten (guren 1.14
p. 20
en 1.15
p. 21
). In
detail:
contact 27 gesloten: bedrijf op maximaal vermogen
open contact 27: werking bij minimaal vermogen
1.6 BESTURINGEN
1.6.1 Besturingsinrichting
Het toestel kan alleen werken als het op een besturingsinrich-
ting is aangesloten, te kiezen uit:
1. Basiscommando met 1 OCDS012-toets
2. OCTR000 Basic 2-Key Commando
3. Temperatuurregelaar OTRG005
4. Digitale chronothermostaat OCDS008 (gecombineerd met
temperatuurregelaar OTRG005)
5. Genius software voor afstandsbediening van OSWR000
generatoren (gecombineerd met temperatuurregelaar
OTRG005)
6. Externe vrijgave
1.6.2 Basiscommando met 1 OCDS012-toets
Afbeelding1.16 Basiscommando met 1 OCDS012-toets
Het basiscommando met 1 toets OCDS012 signaleert de vlam-
vergrendelingsstatus en laat toe deze te resetten.
Het is niet mogelijk om het in- en uitschakelen van het verwar-
mingstoestel te beheren, noch de zomerventilatie, noch de
vermogensmodulatie.
De functies zijn:
Waarschuwingslampje status vlamvergrendeling.
Reset de vlamvergrendelingsstatus.
Zie voor nadere informatie en schema's de Paragraaf
4.4.1
p.36
.
1.6.3 OCTR000 Basic 2-Key Commando
Afbeelding1.17 OCTR000 Basic 2-Key Commando
Het basiscommando OCTR000 met 2 toetsen geeft de status van
de vlamvergrendeling aan en maakt het mogelijk deze opnieuw
in te stellen. Daarnaast kunt u hier de zomerventilatiestand
selecteren.
Het is niet mogelijk om het in- en uitschakelen van het verwar-
mingstoestel, noch de vermogensmodulatie te beheren.
De functies zijn:
Waarschuwingslampje status vlamvergrendeling.
Reset de vlamvergrendelingsstatus.
Activering van de zomerventilatiemodus.
Zie voor nadere informatie en schema's de Paragraaf
4.4.2
p.36
.
1.6.4 Temperatuurregelaar OTRG005
Afbeelding1.18 Temperatuurregelaar OTRG005
De thermoregulator is een apparaat dat direct in staat is om han-
gende heteluchtgeneratoren te beheren: de display interface,
eenvoudig en intuïtief, stelt de gebruiker in staat om de afstel-
parameters te wijzigen, het in- en uitschakelen te beheren en de
werkingswijze (verwarming of zomerventilatie) te wijzigen; een
seriële interface maakt het ook mogelijk om cascadesystemen te
creëren die worden beheerd door een enkele chronothermostat
(optionele OCDS008, beschreven in paragraaf 1.6.5
p.23
), met
aanzienlijke voordelen in termen van thermoregulatie, vooral in
grote ruimtes.
De belangrijkste functies zijn:
Zet de generator aan/uit.
Omgevingstemperatuurdetectie via NTC-sonde.
Diagnose.
Reset de vlamvergrendelingsstatus.
Weergave van waarden en instelling van generatorparame-
ters.
Instelling van de zomerverwarmings- en ventilatietempera-
tuur.
Automatisch modulatiebeheer.
Kenmerken en technische gegevens
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
23
1
Activering van de zomerventilatiemodus.
Mogelijkheid van cascadesystemen.
Mogelijkheid tot beheer op afstand via Modbus.
Zie voor meer details en schema 's het instructieblad OTRG005
thermoregulator en paragraaf 4.4.3
p.37
.
1.6.5 Digitale klokthermostaat OCDS008
Afbeelding1.19 Digitale klokthermostaat OCDS008
De OCDS008 digitale chronothermostaat integreert de omge-
vingstemperatuur- en afstandsbedieningsfuncties van het ver-
warmingssysteem van de heteluchtgenerator in één interface,
speciaal ontworpen om alle functies op een duidelijke en intuï-
tieve manier beschikbaar te maken voor de gebruiker.
Het kan alleen worden gebruikt in combinatie met de tempera-
tuurregelaar OTRG005.
Het op afstand bedienen van het verwarmingssysteem stelt u
in staat om de bedrijfsparameters van meerdere generatoren te
beheren met de relatieve aangesloten bedieningsborden en de
mogelijke ontgrendeling.
Het weekschema bevat 3 instelbare temperatuurniveaus en da-
gelijkse tijdsblokken.
De belangrijkste functies zijn:
Meertalige interface.
Beheer van cascadegeneratorsystemen (tot 10).
Uurplanning op wekelijkse basis op 3 temperatuurniveaus.
Diagnose.
Reset.
Weergave van waarden en instelling van generatorparame-
ters.
Instelling van de zomerverwarmings- en ventilatietempera-
tuur.
Automatisch modulatiebeheer.
Activering van de zomerventilatiemodus.
Zie voor meer details en diagrammen het instructieblad van de
OCDS008 digitale chronothermostaat en paragraaf 4.4.4
p.38
.
1.6.6 Genius software voor afstandsbediening van
OSWR000 generatoren
Het is een softwareprogramma dat, via de temperatuurregelaars
OTRG005, in staat stelt om centraal te beheren tot 100 hete-
luchtgeneratoren, in staat om ze vrij te verdelen in zones, voor
een nog meer gepersonaliseerd verwarmingsbeheer.
Als de pc waarop de software is geïnstalleerd op afstand toe-
gankelijk is, maakt de software het mogelijk om het hele verwar-
mingssysteem vanaf meerdere apparaten op afstand te behe-
ren en om e-mails te sturen om eventuele afwijkingen aan de
generatoren of het verwarmingssysteem te melden.
De belangrijkste functies zijn:
Gecentraliseerd besturingssysteem tot 100 generatoren.
Verdeling van generatoren in zones, tot 10 verschillende zo-
nes.
Onafhankelijke of gecentraliseerde generatorregeling.
Afstandsbediening van het systeem, vanaf meerdere appa-
raten.
Diagnostiek, ook via e-mail.
Reset.
Weergave van waarden en instelling van generatorparame-
ters.
Instelling van de zomerverwarmings- en ventilatietempera-
tuur.
Automatisch modulatiebeheer.
Activering van de zomerventilatiemodus.
Zie voor meer details en schema 's het Genius Remote Control
Software Instruction Sheet voor OSWR000-generatoren en pa-
ragraaf 4.4.5
p.38
.
1.6.7 Externe vrijgave
Het commando van het apparaat kan worden gemaakt (ook)
met een generiek vrijgavesysteem (d.w.z. thermostaat, klok,
schakelaar, afstandsbediening,...) met een potentiaalvrij contact
NA.
De controle door externe toestemming kan worden gebruikt op
verschillende contacten, beschikbaar op het klemmenblok van
de unit Next-R (Figuren 1.14
p. 20
en 1.15
p. 21
), om ver-
schillende functies te bereiken. In detail:
Contact Z9 activeert werking in verwarmingsmodus.
Contact 28 activeert winterstand (open contact 1-2 tegelij-
kertijd).
Contact 1-2 activeert zomerstand (open contact 28 tegelij-
kertijd).
Contact 27 beheert de twee vermogensniveaus van het ap-
paraat.
Contact 5-6 activeert het vlambloklichtsignaal.
Contact 5-7 activeert de reset van het vlamblok.
Voor het beheer van exploitatievergunningen (neem contact op
met Z9) Robur zijn als optie verschillende thermostaat- en chro-
nothermostaat-modellen beschikbaar.
Zie paragraaf voor een lijst met thermostaten en chronothermo-
staten die als optie beschikbaar zijn 1.6.8
p.23
.
Zie voor nadere informatie en schema's de Paragraaf
4.4.6
p.39
.
1.6.8 Andere optionele thermostaten en
chronothermostaten
Voor het beheer van exploitatievergunningen (neem contact
op met Z9) zijn als Robur optie verschillende thermostaat- en
chronothermostaat-modellen beschikbaar, die hieronder wor-
den vermeld.
Omgevingsthermostaat met AAN/UIT-schakelaar (optioneel
O12301035)
IP55 waterdichte omgevingsthermostaat (optioneel
O12301025)
Digitale thermoprogrammeur (optioneel OCDS005)
Kenmerken en technische gegevens
24
1
1.7 TECHNISCHE GEGEVENS
Tabel1.2 Technische gegevens
Axiale ventilatormodellen
R15 R20 R30 R40 R50 R60 R80
Werking bij verwarming
Thermisch vermogen
nominaal (1013 mbar - 15°C) (1) kW 15,5 20,5 28,0 38,3 49,0 69,0 84,0
minimum (1) kW 10,3 13,2 16,8 23,0 31,0 41,4 54,0
Thermisch vermogen per
eenheid
nominaal kW 14,1 18,7 25,5 35,0 44,6 62,8 76,4
minimum kW 9,9 12,7 16,3 22,2 30,3 40,4 52,6
Rendement
nominaal thermisch belasting % 91,0 91,5 91,0
minimaal thermisch belasting % 96,0 96,5 96,7 96,5 97,8 97,5 97,4
nuttig bij 100% warmtestroom % 90,7 91,2 90,6 90,5 90,6
Warmteverlies
naar de afvoerleiding in bedrijf % 9,00 8,50 9,00
naar de mantel in bedrijf % 0,30 0,40 0,50 0,40
brander uitgeschakeld % 0,25
Temperatuurgradiënt
nominaal thermisch belasting K 18,6 22,0 25,0 24,8 26,4 27,4 25,0
minimaal thermisch belasting K 13,0 15,0 15,9 15,7 18,0 17,6 17,2
worplengte (eindsnelheid < 0,5 m/s) (2) m 13,0 15,0 18,0 20,0 25,0 28,0 40,0
Omgevingstemperatuur lucht
(droge bol)
maximum °C 35
minimum °C -15 0
Elektrische gegevens
Voeding
spanning V 230
type - eenfase
frequentie Hz 50
Opgenomen elektrisch
vermogen
nominaal kW 0,18 0,21 0,30 0,34 0,41 0,60
Zekering A 6,3
Installatiegegevens
Gasverbruik
methaan G20 (nominaal) m³/h 1,64 2,17 2,96 4,05 5,18 7,30 8,89
G25 (nominaal) m³/h 1,91 2,52 3,45 4,71 6,03 8,49 10,34
G25.1 (nominaal) m³/h 1,91 2,52 3,44 4,71 6,02 8,48 10,32
G25.3 (nominaal) m³/h 1,86 2,47 3,37 4,61 5,90 8,30 10,11
G27 (nominaal) m³/h 2,00 2,65 3,61 4,94 6,33 8,91 10,84
G2.350 (nominaal) m³/h 2,28 3,01 4,12 5,63 7,20 10,14 -
G30 (nominaal) kg/h 1,22 1,62 2,21 3,02 3,86 5,44 6,63
G31 (nominaal) kg/h 1,20 1,59 2,17 2,98 3,81 5,36 6,53
luchtow nominaal (ΔT = 15 °C) m³/h 2222 2460 2900 4010 4770 6470 8670
Gasaansluiting
type - M F
schroefdraad 3/4
Rookgasafvoer
diameter (Ø) mm 80
overblijvende opvoerhoogte Pa 70 90 80 100 130
installatietype - B23, C13, C33, C53, C63
Aansluiting verbrandingslucht diameter (Ø) mm 80
aanbevolen installatiehoogte m 2,2 2,5 3,0 ÷ 3,5
geluidsvermogen L
w
(max) dB(A) 74,5 75,5 77,0 78,0 81,0 82,0 90,5
geluidsdruk L
p
op 5 meter (max) dB(A) 52,5 53,5 55,0 56,0 59,0 60,0 68,5
Afmetingen
breedte mm 678 734 928 1119 1319
diepte mm 557 731 746 731 746
hoogte mm 480 777
Gewicht in werking kg 26 28 51 56 64 78 91
Algemene gegevens
aantal wisselaars - 1 2 3 5 6 8
type wisselaars - tubo torre
aantal ventilatoren - 1 2
(1) Relatief tot netto warmtevraag.
(2) Waarden gemeten in het vrije veld. Bij echte installatie kan de thermische stroming afstanden bereiken die groter zijn dan de aangegeven waarde (afhankelijk van de hoogte van de
ruimte en de thermische isolatie van het deksel).
Modellen met centrifugaalventilator
R30 C R40 C R50 C R80 C
Elektrische gegevens
Transport en plaatsing
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
25
2
R30 C R40 C R50 C R80 C
Opgenomen elektrisch
vermogen
nominaal kW 0,38 0,68 1,38 1,40
Zekering A 6,3 10,0
Installatiegegevens
luchtow
bij de hoogste bruikbare prevalentie m³/h 1900 3400 4700 7000
nominaal (ΔT = 15 °C) m³/h 2900 4000 5350 8550
maximale nuttige prevalentie Pa 120 240 120
minimale drukval op de luchtstroom Pa 0 50
Afmetingen
breedte mm 774 968 1359
hoogte mm 777
diepte mm 1031 1072 1138 1072
Gewicht in werking kg 68 80 92 129
Verticale lanceermodellen
R30 V R40 V R50 V
De technische gegevens van deze modellen zijn identiek aan die van de overeenkomstige axiale modellen, met uitzondering van de installatiehoogte
2 TRANSPORT EN PLAATSING
2.1 WAARSCHUWINGEN
Schade door transport of plaatsing
De constructeur is niet verantwoordelijk voor eventue-
le schade tijdens het transport en de plaatsing van het
toestel.
Controle op de werf
Controleer bij aankomst op de werf of er geen transport-
schade is aan de verpakking, metalen panelen of ther-
mogevormde deur.
Verzeker u ervan dat het toestel intact en volledig is na
het verwijderen van de verpakking.
Verpakking
Verwijder de verpakking pas nadat het toestel ter plaatse
is opgesteld.
Laat geen delen van de verpakking (plastic, piepschuim,
spijkers, ...) binnen bereik van kinderen, omdat die po-
tentieel gevaarlijk zijn.
Gewicht
De heftoestellen moeten geschikt zijn voor de last.
Til het apparaat op en bevestig het aan de beugel
(Paragraaf 2.5
p.27
).
2.2 VERPLAATSING
2.2.1 Verplaatsing en optillen
Verplaats het toestel altijd in de verpakking, zoals die uit de
fabriek is gekomen.
Respecteer de veiligheiddsnormen op de werven.
2.3 PLAATSING VAN HET TOESTEL
Het apparaat moet in de te verwarmen ruimte worden
geïnstalleerd.
2.3.1 Waar moet u het toestel installeren
De wand of structuur waarop u het apparaat wilt instal-
leren moet draagkrachtig zijn of anderszins geschikt om
het gewicht te dragen.
De installatie mag niet worden uitgevoerd op slecht af-
gedichte wanden die onvoldoende weerstand bieden
tegen de spanningen die door de unit worden veroor-
zaakt. De fabrikant aanvaardt geen verantwoordelijk-
heid als het apparaat is geïnstalleerd op muren of muren
die ongeschikt zijn voor het dragen van het gewicht.
Verticale lanceergeneratoren moeten worden geïnstal-
leerd met de heteluchttoevoer naar beneden gericht. De
generator moet horizontaal staan ten opzichte van zijn
lengteas.
De rookgasafvoer van het toestel mag niet in de on-
middellijke nabijheid van openingen of ventilatie-ope-
ningen van gebouwen zijn en moet voldoen aan de mili-
euvoorschriften en veiligheidsvoorschriften.
Om een maximaal rendement van het systeem te bekomen is
het aangeraden volgende punten in acht te nemen:
Zorg ervoor dat de luchtstroom het personeel niet direct be-
invloedt (kantel de roostervinnen op de juiste manier).
Hou rekening met obstakels die de luchtstroom verstoren
(steunpalen, rekken…).
Overweeg de luchtlancering van het apparaat (tabel
1.2
p.24
).
Indien meerdere luchtverhitters worden geplaatst, kan u
Transport en plaatsing
26
2
door een betere verdeling van warme lucht alternatieve
luchtstromen creëren (Beeld 2.1
p.26
)
In sommige gevallen is het nuttig de luchtverhitter dicht bij
de hoofdpoort te plaatsen, om zo een warmeluchtgordijn te
creëren als deze poorten openstaan.
Afbeelding2.1 Luchtstroomverdeling
2.4 MINIMALE AFSTANDEN DIE
GERESPECTEERD MOETEN WORDEN
2.4.1 Afstanden tot ontvlambare of brandbare
materialen
Houd het toestel uit de buurt van ontvlambare of brandbare
materialen of componenten, in overeenstemming met de
geldende normen.
2.4.2 Afstanden rondom het toestel
De minimale afstanden die men moet naleven zijn ver-
eist voor de veiligheid, de werking en het onderhoud.
2.4.2.1 Axiale generatoren
Afbeelding2.2 Te respecteren afstanden
A Generator breedte B Object of structuur die aan de generator ten grondslag ligt
B
> 350
mm
> 400 mm
< 3,5 m
> 2,2 m
> 200
mm
A A
> 500 mm
De aanbevolen optimale hoogte vanaf de grond aan
de basis van de generator is 2,2 - 3,5 m (zie guur
2.2
p.26
). Het is niet aan te raden om generatoren te
installeren op een hoogte van minder dan 2,2 m boven
de grond.
2.4.2.2 Centrifugaalgeneratoren
De locatie van de heteluchtgeneratoren met
Transport en plaatsing
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
27
2
centrifugaalventilator moet rekening houden met de positie
van de heteluchtkanalen. Deze moet de juiste grootte hebben
en worden gecontroleerd in relatie tot het luchtdebiet en de kop
van de centrifugaalventilator (paragraaf 3.4
p.35
).
De aanbevolen optimale hoogte vanaf de grond aan
de basis van de generator is 2,5 - 3,5 m (zie guur
2.2
p.26
). Het is niet aan te raden om generatoren te
installeren op een hoogte van minder dan 2,5 m boven
de grond.
2.4.2.3 Verticale lanceergeneratoren
Een minimale afstand van 1 meter van alle kanten is vereist rond
de verticale lanceergenerator.
De tabel 2.1
p.27
toont de aanbevolen minimale en maximale
hoogtes voor de installatie en het veld van de luchtstraal op de
grond, afhankelijk van de werkelijke hoogte van de generator
vanaf de grond (aangegeven met H).
Bij verticale lanceergeneratoren moeten de vinnen van
het luchttoevoerrooster in de volledig geopende stand
staan.
Afbeelding2.3 Te respecteren afstanden
A Luchtstraalveld
H Installatiehoogte generator
> 1 m
H
> 1 m> 1 m
A
Tabel2.1 Installatiehoogtes en straalbereik voor verticale
lanceergeneratoren
R15 R20 R30 V R40 V R50 V
Hmin Minimale hoogte m 3,0 3,0 3,5 5,0 6,0
Hmax Maximale hoogte m 4,0 4,0 6,0 7,0 8,0
A Luchtstraalveld m 16-H 16-H 20-H 22-H 24-H
Voorbeeld: bij installatie van een 6 m R40 V boven de grond (H =
6) is de waarde van het luchtstraalveld (A) (22 - 6) = 16 m.
2.5 STEUNBEUGEL
Robur biedt als accessoire steunbeugels die gemakkelijk te mon-
teren zijn, speciaal ontworpen voor seriegeneratoren Next-R, die
het mogelijk maken om de fase van bevestiging aan de muur te
vereenvoudigen.
Als u deze accessoires niet wilt gebruiken, raadpleegt u Figuur
2.4
p.27
.
Gebruik voor het bevestigen van het apparaat op de steunplan-
ken 4 M10-bouten.
Afbeelding2.4 Installatie met steunplank
A Generator montagepunten hartlijn
B Steunplanklengte
40405
B
A
Tabel2.2 Axiale generator draagplank afmetingen
R30 R40 R50 R60 R80
A 370 370 620 810 1010
B 840
Tabel2.3 Afmetingen steunplank centrifugaalgenerator
R30 C R40 C R50 C R80 C
A 370 370 620 1010
B 1400
Voor verticale spingeneratoren worden instructies gegeven over
het ophangen van de generator.
2.5.1 Axiale generatoren
De volgende beugels zijn beschikbaar als optie voor axiale
generatoren:
Verstelbare beugel OSTF020 (modellen R15, R20)
Verstelbare beugel O19800020 (modellen R30, R40)
Verstelbare beugel O19800026 (model R60)
Verstelbare beugel O19800028 (model R80)
Verstelbare beugel OKMN000 (model R50)
Vaste beugel lengte 1,4m OSTF009
Tubulaire beugel OSTF005 (modellen R30,R40,R50,R60,R80)
Alle beugels worden geleverd met bouten en
bevestigingstemplaat.
Raadpleeg de relevante instructiebladen voor montage-instruc-
ties voor beugels.
2.5.2 Centrifugaalgeneratoren
De volgende beugels zijn beschikbaar als optie voor
centrifugaalgeneratoren:
Vaste beugel lengte 1,4m OSTF009
Alle beugels worden geleverd met bouten en
bevestigingstemplaat.
Raadpleeg de relevante instructiebladen voor montage-instruc-
ties voor beugels.
2.5.3 Verticale lanceergeneratoren
Verticale lanceergeneratoren hebben geen beugels voor
Hydraulische installatie
28
3
wandmontage, omdat ze aan het plafond van de te verwarmen
ruimte moeten worden opgehangen.
De generator is aan de ventilatorkant voorzien van de juis-
te verticale ophangbeugels om de generatorsteunen aan te
bevestigen.
Gebruik geen andere verankeringssystemen op de ge-
nerator met betrekking tot de meegeleverde beugels.
Aan de gasgestookte luchtverhitters R15 en R20 worden
geen ophangingspunten voorzien, gezien deze worden
gemonteerd met behulp van de verstelbare OSTF020
montagebeugel (als optie verkrijgbaar, paragraaf
2.5.4
p.28
).
Afbeelding2.5 Generatorbeugels voor ophanging onder het plafond
A Verticale ophangbeugels
A
A
A
A
2.5.4 Verstelbare beugel OSTF020 (modellen R15,
R20)
Met behulp van één en dezelfde beugel, OSTF020 (als optie ver-
krijgbaar), is het mogelijk om de gasgestookte luchtverhitters
R15 en R20 op te stellen met horizontale (onder 0°), schuine (on-
der 45°), en verticale luchtuitworp (onder 90°).
De beugel moet steeds aan de wand worden bevestigd, zelfs
wanneer er een verticale luchtuitworp wordt beoogd (Het is niet
mogelijk om de verhitter op te hangen, gezien deze niet voor-
zien zijn van ophangingspunten).
De beugel wordt geleverd met bouten en bevestigingstemplaat.
Raadpleeg de relevante instructieblad voor montage-instructies
voor beugel.
Afbeelding2.6 Opstelmogelijkheden van de OSTF020 montagebeugel
A Montagebeugel in horizontale
positie (0°)
B Beugel onder 45°
C Beugel onder 90°
A
C
B
3 HYDRAULISCHE INSTALLATIE
3.1 WAARSCHUWINGEN
3.1.1 Algemene waarschuwingen
Lees de waarschuwingen in hoofdstuk III.1
p. 4
, hierin
staat belangrijke informatie over de normen en de vei-
ligheid.
Conformiteit met de installatienormen
De installatie moet in overeenstemming zijn met de gel-
dende normen die van toepassing zijn, op basis van het
land en de plaats van de installaties, voor wat de veilig-
heid, het ontwerp, de uitvoering en het onderhoud be-
treft van:
verwarmingsinstallaties
gasinstallaties
rookgasafvoer
afvoer van condens van rookgassen
Bovendien moet de installatie in overeenstemming zijn
met de voorschriften van de constructeur.
3.2 TOEVOER VAN BRANDSTOFGAS
3.2.1 Gasaansluiting
3/4" M (modellen R15, R20, R30, R40, R50)
3/4" F (modellen R60, R80)
aan de achterzijde, naar links (zie Paragraaf maatschemas
1.2
p.8
).
Installeer een trillingswerende verbinding tussen het toestel
en de gasleiding.
Hydraulische installatie
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
29
3
3.2.2 Afsluitkraan verplicht
Voorzie een (manuele) gasafsluitkraan op de gastoevoerlei-
ding, vlakbij het toestel, om de gastoevoer naar het toestel
indien nodig af te sluiten.
Zorg voor een driedelige voeg.
Voer de aansluiting uit in overeenstemming met de gelden-
de normen.
3.2.3 Dimensionering van de gasleidingen
De gasleidingen mogen geen te grote drukval veroorza-
ken, waardoor er onvoldoende druk naar het toestel wordt
aangevoerd.
3.2.4 Gastoevoerdruk
Dit toestel is uitgerust voor een maximale gastoevoer-
druk van 50 mbar.
De druk van de gastoevoer van het toestel, zowel statisch
als dynamisch, moet in overeenstemming zijn met de Tabel
3.1
p.29
, met een tolerantie van ± 15%.
Een gasdruk die niet conform is (Tabel 3.1
p. 29
) kan
het toestel beschadigen en een gevaar vormen.
Tabel3.1 Druk distributiegas
Gastoevoerdruk [mbar]
Productcate-
gorie
Land van bestemming G20 G25 G25.1 G25.3 G2.350 G27 G30 G31
II
2H3B/P
AL, BG, CH, CY, CZ, DK, EE, FI, GR, HR, IT, LT, LV, MK, NO, RO, SE,
SI, SK, TR
20 30 30
AT, CH 20 50 50
II
2H3P
AL, BG, CH, CZ, ES, GB, GR, HR, IE, IT, LT, LV, MK, PT, SI, SK, TR 20 37
RO 20 30
AT 20 50
II
2ELL3B/P
DE 20 20 50 50
II
2Esi3P
FR
20 25 37
II
2Er3P
20 25 37
II
2H3B/P
HU
25 30 30
II
2HS3B/P
25 25 30 30
II
2E3P
LU 20 50
II
2L3B/P
NL
25 30 30
II
2L3P
25 37
II
2EK3B/P
20 25 30 30
II
2EK3P
20 25 30
II
2E3B/P
PL
20 37 37
I
2E
20
II
2ELwLs3B/P
20 13 20 37 37
II
2ELwLs3P
20 13 20 37
I
2E(R)
BE
20 25
I
2E(S)
20 25
I
3P
37
I
3P
IS 30
I
2H
LV 20
I
3B/P
MT
30 30
I
3B
30
De druk van de gastoevoer van het toestel, zowel statisch als dynamisch, moet in overeenstemming zijn met de Tabel, met een tolerantie van ± 15%.
3.2.5 Verticale leidingen en condens
De verticale gasleidingen moeten voorzien zijn van een si-
fon en een condensaaat om de condens af te voeren die
zich in de leiding kan vormen.
Indien nodig moet men de leiding isoleren.
3.2.6 Drukreduceerventielen LPG
Met de GPL moeten worden geïnstalleerd:
Een drukreduceerventiel eerste sprong, in de buurt van de
vloeibare gastank.
Een drukreduceerventiel tweede sprong, in de buurt van het
apparaat.
3.3 ROOKGASAFVOER
Conformiteit aan de normen
Het toestel is gehomologeerd voor aansluiting op een
afvoerleiding voor de verbrandingsproducten van de
types vermeld in Tabel 1.2
p.24
.
3.3.1 Aansluiting rookgasafvoer
Ø met 80 mm pakking, aan de achterzijde, bovenaan (zie
maatschema paragraaf 1.2
p.8
).
Voor alle modellen en is het mogelijk om de uitlaataansluiting
Hydraulische installatie
30
3
van de achterzijde aan de bovenzijde van het apparaat te
verplaatsen.
Beweging van de rookafvoeraansluiting
1. Verwijder het bovenpaneel van de generator.
2. Verwijder de bovenste ontladingsblindplaat (detail 7,
zie maatschema paragraaf 1.2
p. 8
) van het bovenste
paneel.
3. Draai de drie bevestigingsschroeven van de uitlaat los
aan de achterste kraag.
4. Plaats de uitlaatgassen in de inlaat van het bovenste
paneel.
5. Bevestig met de drie schroeven de uitlaatgassen aan de
bovenste inlaat.
6. Bevestig de blindplaat aan de achterste afvoer.
7. Plaats het bovenste paneel van de generator terug.
3.3.2 Aansluiting zuigbuis verbrandingslucht
Ø met 80 mm pakking, aan de achterzijde, bovenaan (zie
maatschema paragraaf 1.2
p.8
).
3.3.3 Soorten installaties
De in onderstaande tabellen aangegeven lengtes
moeten worden begrepen in het geval van installaties
waarin de luchtpijp en/of de rookpijp een lineair traject
vormen zoals aangegeven in de respectieve guren.
Anders moet worden overgegaan tot de berekening van
de vericatie van drukdalingen (paragraaf 3.3.4
p.32
).
Indien andere dan de door de fabrikant geleverde lei-
dingen worden gebruikt, moet ervoor worden gezorgd
dat deze geschikt zijn voor het type toestel waarop zij
zijn geïnstalleerd. In het bijzonder moet de temperatuur-
klasse van het kanaal afgestemd zijn op de bedrijfsken-
merken van het toestel en verenigbaar zijn met de che-
misch-fysische stabiliteit van het systeem zelf.
Gebruik in ieder geval kanalen die zijn goedgekeurd
volgens het uit te voeren installatietype. Robur heeft op
aanvraag stijve leidingen, coaxiale kanalen en goedge-
keurde terminals.
De gasluchtverhitters van de Next-R-reeks kunnen op volgende
manier geïnstalleerd worden.
3.3.3.1 Installatietype B23 met wandrookpijp
Afbeelding3.1 Installatietype B23 met rookgasleiding Ø 80
A Bovenaanzicht
A
Tabel3.2 Maximaal toelaatbare lengtes type B23
Maximum toegelaten lengte (m)
Rookgasbuizen
Ø 80 Ø 100 Ø 110
R15 30 30 30
R20 30 30 30
R30 30 30 30
R40 28 30 30
R50 16 30 30
R60 10 30 30
R80 9 30 30
3.3.3.2 Installatietype B23 met dakrookpijp
Afbeelding3.2 Installatietype B23 met dak rookpijp Ø 80
A Zijaanzicht rechts
A
Hydraulische installatie
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
31
3
Tabel3.3 Maximaal toelaatbare lengtes type B23 met dakrookpijp
Maximum toegelaten lengte (m)
Rookgasbuizen
Ø 80 Ø 100 Ø 110
R15 30 30 30
R20 30 30 30
R30 30 30 30
R40 25 30 30
R50 13 30 30
R60 7 24 30
R80 6 20 30
3.3.3.3 C13 installatie met aparte buizen
Afbeelding3.3 C13 type installatie met Ø 80 aparte onderdelen.
A Bovenaanzicht
A
Tabel3.4 Maximaal toelaatbare lengtes type C13 met afzonderlijke
leidingen
Maximum toegelaten lengte (m)
Luchttoevoerbuizen Rookgasbuizen
Ø 80 Ø 100 Ø 110 Ø 80 Ø 100 Ø 110
R15 30 30 30 30 30 30
R20 30 30 30 30 30 30
R30 25 30 30 25 30 30
R40 19 30 30 19 30 30
R50 10 30 30 10 30 30
R60 7 22 30 7 22 30
R80 6 20 26 6 20 26
3.3.3.4 C13 installatie met concentrische muurdoorvoer
Afbeelding3.4 C13 Coaxiale wandmontage met Ø 80 leidingen
A Bovenaanzicht
A
Tabel3.5 Maximaal toelaatbare lengtes type C13 coaxiale wand
80/125 met Ø 80 buizen
Maximum toegelaten lengte (m)
Luchttoevoerbuizen Rookgasbuizen
R15 30 30
R20 30 30
R30 22 22
R40 16 16
R50 8 8
R60 - -
R80 - -
Tabel3.6 Maximaal toelaatbare lengtes C13 coaxiale wandtype
130/180
Maximum toegelaten lengte (m)
Luchttoevoerbuizen Rookgasbuizen
Ø 80 Ø 130 Ø 80 Ø 130
R15 30 30 30 30
R20 30 30 30 30
R30 24 30 24 30
R40 18 30 18 30
R50 9 30 9 30
R60 6 30 6 30
R80 5 30 5 30
3.3.3.5 Dak Coaxiale Type C33 Installatie
Afbeelding3.5 Dak Coaxiale Type C33 Installatie
A Zijaanzicht rechts
A
Tabel3.7 Maximaal toelaatbare lengtes type C33 dak coaxiaal 80/125
met Ø 80 buizen
Maximum toegelaten lengte (m)
Luchttoevoerbuizen Rookgasbuizen
R15 30 30
R20 30 30
R30 18 18
R40 12 12
R50 3 3
R60 - -
R80 - -
Hydraulische installatie
32
3
Tabel3.8 Maximaal toelaatbare lengtes type C33 dak coaxiaal 100/150
Maximum toegelaten lengte (m)
Luchttoevoerbuizen Rookgasbuizen
Ø 80 Ø 100 Ø 80 Ø 100
R15 30 30 30 30
R20 30 30 30 30
R30 19 30 19 30
R40 14 30 14 30
R50 5 21 5 21
R60 1 10 1 10
R80 - 1 - 1
Tabel3.9 Maximaal toelaatbare lengtes type C33 dak coaxiaal 130/210
Maximum toegelaten lengte (m)
Luchttoevoerbuizen Rookgasbuizen
Ø 80 Ø 110 Ø 130 Ø 80 Ø 110 Ø 130
R15 30 30 30 30 30 30
R20 30 30 30 30 30 30
R30 21 30 30 21 30 30
R40 15 30 30 15 30 30
R50 7 30 30 7 30 30
R60 3 26 30 3 26 30
R80 2 21 30 2 21 30
3.3.3.6 C53 installatie met aparte buizen
Afbeelding3.6 Installatietype C53 met losse leidingen Ø 80
A Zijaanzicht rechts
A
Tabel3.10 Maximaal toelaatbare lengtes type C53 met afzonderlijke
leidingen
Maximum toegelaten lengte (m)
Luchttoevoer-
buizen
Rookgasbuizen
Ø 80 Ø 100 Ø 110
R15 1 30 30 30
R20 1 30 30 30
R30 1 30 30 30
R40 1 24 30 30
R50 1 12 30 30
R60 1 7 29 30
R80 1 6 26 30
3.3.4 Maatvoering en installatie van oxiderende
lucht/rookgasleidingen
Voor het meten van het leidingsysteem is het noodzakelijk de
totale drukval te berekenen die door het systeem zelf wordt
gegenereerd.
De toegestane wrijvingsverliezen over de buizen wordt bepaald
per model luchtverhitter (Tab. 3.11
p.33
).
De drukdalingen van de rook- en luchtleidingen die beschik-
baar zijn als accessoires Robur zijn weergegeven in de tabel
3.12
p.33
.
De tabel 3.13
p.33
toont de drukdalingen voor in de handel
verkrijgbare Ø 100 aluminium rook- en luchtkanalen.
De drukdalingen van de coaxiale kanalen beschikbaar als acces-
soires Robur zijn weergegeven in de tabel 3.14
p.33
.
De drukverliezen over de eindstukken zijn zo klein dat ze ver-
waarloosbaar zijn.
Bij elke installatie moet nagegaan worden of het totale drukver-
lies over het systeem onder de maximum toegestane waarde
(Tabel 3.11
p.33
) van de geïnstalleerde luchtverhitter ligt. Op
de Paragraaf 3.3.5
p.34
wordt een voorbeeld berekening ge-
maakt van de drukverliezen, die dan vergeleken wordt met de
maximum toegestane waarde.
De maximale lengtes van de lucht- en rookleiding, afhankelijk
van het type uitgevoerde installatie, zijn weergegeven in de on-
derstaande tabellen met de guren van de in paragraaf beschre-
ven installatietypen 3.3.3
p.30
.
Voornoemde lengtes moeten worden opgevat als indi-
catief en in het geval van standaardinstallaties waarbij
de luchtleiding en de rookleiding een lineair pad maken
zoals aangegeven in de respectieve guren. Anders
moet worden overgegaan tot de berekening van de veri-
catie van het belastingsverlies (paragraaf 3.3.5
p.34
):
installatie is toegestaan als het totale belastingsverlies
lager is dan het maximaal toegestane belastingsverlies
(tabel ). 3.11
p.33
De als accessoire leverbare Ø 80, 110 en 130 buizen zijn
gemaakt van Robur roestvrij staal, terwijl de als acces-
soire leverbare Ø 100 adapters Robur gemaakt zijn van
aluminium.
Hydraulische installatie
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
33
3
Tabel3.11 Gegevens voor de berekening van het lucht/rooksysteem met in de handel verkrijgbare leidingen
R15 R20 R30 R40 R50 R60 R80
Installatiegegevens
Rookgastemperatuur
Nominaal ther-
misch belasting
G20 °C 210,0 200,0 218,0 195,0 196,0 180,0 220,0
Rookgasdebiet
Nominaal ther-
misch belasting
G20 kg/h 27 35 48 65 83 116 142
Percentage CO
2
in het
rookgas
Nominaal ther-
misch belasting
G20 % 9,3 9,2 9,0 9,2 9,4 9,3
Rookgasafvoer overblijvende opvoerhoogte Pa 70 90 80 100 130
Tabel3.12 Gegevens voor de berekening van het lucht/rooksysteem met Ø 80/110/130 kanalen beschikbaar als accessoire
R15 R20 R30 R40 R50 R60 R80
Dampdrukval
Ø 80 mm
Buis 1 m Pa 0,7 1,0 1,9 3,2 5,0 9,2 13,4
Bocht 90° Pa 0,9 1,5 2,8 5,0 8,0 15,4 22,7
T-stuk Pa 2,0 3,1 5,6 9,6 15,0 27,7 40,3
Ø 110 mm
Buis 1 m Pa 0,1 0,2 0,4 0,7 1,1 1,9 2,8
Bocht 90° Pa 0,3 0,4 0,8 1,4 2,2 4,3 6,3
T-stuk Pa 0,4 0,7 1,2 2,1 3,2 5,8 8,4
Ø 130 mm
Buis 1 m Pa 0,1 0,2 0,3 0,5 0,9 1,2
Bocht 90° Pa 0,1 0,2 0,4 0,7 1,1 2,2 3,2
T-stuk Pa 0,2 0,3 0,5 0,9 1,4 2,6 3,7
Luchtdrukval
Ø 80 mm
Buis 1 m Pa 0,3 0,5 0,9 1,5 2,4 4,4 6,3
Bocht 90° Pa 0,4 0,7 1,2 2,2 3,6 6,9 10,2
T-stuk Pa 1,0 1,5 2,6 4,5 7,1 13,1 19,0
Ø 110 mm
Buis 1 m Pa 0,1 0,2 0,3 0,5 0,9 1,3
Bocht 90° Pa 0,1 0,2 0,3 0,6 1,0 1,9 2,8
T-stuk Pa 0,2 0,3 0,6 1,0 1,5 2,7 3,9
Ø 130 mm
Buis 1 m Pa 0,1 0,2 0,4 0,6
Bocht 90° Pa 0,1 0,2 0,3 0,5 1,0 1,4
T-stuk Pa 0,1 0,3 0,4 0,7 1,2 1,8
Tabel3.13 Technische gegevens voor de berekening van luchttoevoer/rookgasafvoer system met buizen van Ø 100
R15 R20 R30 R40 R50 R60 R80
Dampdrukval
Ø 100 mm
Buis 1 m Pa 0,2 0,4 0,6 1,1 1,6 3,0 4,3
Bocht 90° Pa 0,4 0,6 1,1 2,0 3,2 6,1 9,0
T-stuk Pa 0,7 1,1 1,9 3,2 4,9 9,0 12,9
Luchtdrukval
Ø 100 mm
Buis 1 m Pa 0,1 0,2 0,3 0,5 0,8 1,4 2,0
Bocht 90° Pa 0,2 0,3 0,5 0,9 1,4 2,7 4,0
T-stuk Pa 0,3 0,5 0,9 1,5 2,3 4,3 6,1
Tabel3.14 Gegevens voor het berekenen van het lucht/rooksysteem met coaxiale kanalen beschikbaar als accessoire
R15 R20 R30 R40 R50 R60 R80
Drukval coaxiale afvoer
Ø 80/125 mm
wand Pa 5,9 6,4 8,0 11,7 17,5 -
dak Pa 6,2 8,1 11,0 20,4 37,0 -
Ø 130/180 mm wand (1) Pa 1,2 1,4 1,6 2,0 3,0 6,4 12,0
Ø 100/150 mm dak Pa 2,6 3,3 9,0 12,0 19,0 38,6 70,0
Ø 130/210 mm dak Pa 0,9 1,2 3,3 4,3 6,7 13,2 23,5
(1) Kan alleen worden gebruikt met OSTF009-beugel
In het geval van installaties van horizontale rooklei-
dingen langer dan 1 meter, om te voorkomen dat even-
tuele druppels condens het apparaat bereiken, is het
noodzakelijk om de rookleiding te installeren met een
neerwaartse helling van 2 of 3 cm voor elke meter lengte
(Figuur 3.7
p.34
).
Hydraulische installatie
34
3
In het geval van installaties met verticale rookleidingen
langer dan 1,5 m is het, om te voorkomen dat er con-
densdruppels in de generator terechtkomen, noodzake-
lijk om een T-vormig element aan de basis van de verti-
caal geplaatste rookpijp te voorzien voor het opvangen
van condensatie (Figuur 3.2
p.30
).
Voor elke gebruikte bocht van 45° dient u een lengte van
1,2 meter bij te tellen.
Afbeelding3.7 Helling van horizontale buizen
Voor een correcte installatie van de externe uitlaatklemmen van
verbrandingsproducten en terugwinning van oxiderende lucht,
volgt u de instructies in Figuur 3.8
p.34
.
Afbeelding3.8 Positionering van de muur eindstukken
IN luchtopening
verbranding
OUT uitgang rookgassen
A aanbevolen positie (OK)
B toegestane positie (OK)
C verboden positie
IN
OUT
A
IN
OUT
B
IN
OU
T
C
NOOK
3.3.5 Voorbeeldberekening
Voor dit voorbeeld gaan we uit van de installatie van een R60
in conguratie C13 (Beeld 3.3
p. 31
). Voor het lucht/rookgas
systeem gebruiken we afzonderlijke Ø 80 mm buizen:
7 m Ø 80 rookgasbuizen
1 bocht van 90° Ø 80 mm op de rookgasafvoer
6 m Ø 80 luchttoevoerbuizen
Vervolgens kunt u doorgaan met de vericatieberekening, waar-
bij u onthoudt dat het maximaal toegestane lastenverlies gelijk
is 100 Pa aan (zie Tabel 3.11
p.33
).
Ø 80 rookgasbuizen
7 m x 9,2 Pa/m = 64,4 Pa
Bocht 90°
1 x 15,4 Pa = 15,4 Pa
Ø 80 luchttoevoerbuizen
6 m x 4,4 Pa/m = 26,4 Pa
Totale drukval = 106,2 Pa
Het totale drukverlies over het systeem is groter dan de maxi-
maal toegestane (100 Pa), deze installatie is dus niet toegestaan.
De installatie kan uitgevoerd worden indien:
De lengte van lucht/rookgasbuizen wordt ingekort.
Vergroot de diameter van de buizen, bijvoorbeeld met de Ø
110. In dit geval zou het totale verlies zijn:
7 m x 1,9 Pa/m = 13,3 Pa
1 x 4,3 Pa = 4,3 Pa
6 m x 0,9 Pa/m = 5,4 Pa
Totale drukval = 23,0 Pa
dit is dus compatibel met de maximaal toelaatbare drukval.
3.3.6 Verticale lanceergeneratoren
Voor verticale lanceergeneratoren is het, om te voor-
komen dat condensdruppels de stofzuiger bereiken,
noodzakelijk om een T-vormig element op de basis van
de verticaal geplaatste rookpijp te voorzien voor het op-
vangen van condensatie (Figuur 3.9
p.34
).
Let op de opvang en het juiste transport van de con-
densafvoer.
Afbeelding3.9 Voorbeeld van verticale spingeneratorinstallatie
Elektrische installatie
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
35
4
3.4 LUCHTKANALEN
Alleen modellen uitgerust met centrifugale ventilator Next-R
(C-serie) kunnen worden gecombineerd met luchtkanaalsyste-
men, die zowel op de inlaat (met of zonder mengkamers) als op
de levering kunnen worden geplaatst.
Hiervoor zijn bevestigingsenzen voor de toevoerluchtkanalen
voorzien op de toevoeruitlaat van generatoren Next-R C.
Raadpleeg paragraaf voor de afmetingen van de enskoppeling
1.2.2
p.14
.
Om trillingen (mogelijke geluidsbron en mechanische
storingen) te voorkomen, is het raadzaam om anti-tril-
lingsverbindingen te installeren, die gemakkelijk kunnen
worden verwijderd voor onderhoudswerkzaamheden,
bij de verbinding tussen de generator en de luchtka-
nalen.
Voor de realisatie van de luchtkanalen kan een traditioneel
plaatstalen kanaal worden gebruikt, dat voldoende glad is.
De isolatie van het kanaal zelf moet worden geëvalueerd om
warmteverlies te voorkomen.
Voor het afmeten van het kanaalwerk dient u rekening te hou-
den met de beschikbare luchtstroom- en ventilatorrefalentiege-
gevens, samengevat in de tabel 1.2
p.24
.
Minimale drukval bij de levering
Om ervoor te zorgen dat de centrifugaalventilator in al-
le situaties binnen de bedrijfslimieten werkt, is het ver-
plicht om te zorgen voor een minimale drukval op de
luchttoevoer. De minimale drukvalwaarden zijn gede-
tailleerd in de tabel 1.2
p.24
.
4 ELEKTRISCHE INSTALLATIE
4.1 WAARSCHUWINGEN
Algemene waarschuwingen
Lees de waarschuwingen in hoofdstuk III
p. 4
: hier-
in staat belangrijke informatie over de normen en de
veiligheid.
Conformiteit met de installatienormen
De installatie moet in overeenstemming zijn met de gel-
dende normen die van toepassing zijn, op basis van het
land en de plaats van de installaties, voor wat de veilig-
heid, het ontwerp, de uitvoering en het onderhoud van
elektrische installaties betreft.
Bovendien moet de installatie in overeenstemming zijn
met de voorschriften van de constructeur.
Componenten onder spanning
Voordat u de elektrische aansluitingen uitvoert wanneer
het toestel op zijn denitieve plaats is opgesteld, moet u
ervoor zorgen om niet te werken op componenten die
onder spanning staan.
Aarding
Het toestel moet op een eciënte aardingsinstallatie
zijn aangesloten, uitgevoerd in overeenstemming met
de geldende normen.
Het is verboden om de gasleidingen als aardgeleider te
gebruiken.
Isolering van kabels
Houd de vermogenskabels fysisch gescheiden van de
signaalkabels.
De elektrische voedingsschakelaar niet gebruiken
om het toestel aan/uit te zetten
De elektrische voedingsschakelaar niet gebruiken om
het toestel aan/uit te zetten, omdat u zo het toestel kunt
beschadigen (een black-out die zich af en toe voordoet
wordt wel getolereerd).
Gebruik uitsluitend de speciaal voorziene besturingsin-
richting om het toestel aan en uit te zetten.
4.2 ELEKTRISCHE INSTALLATIES
De elektrische aansluitingen zorgen voor:
A. Elektrische voeding (Paragraaf 4.3
p.35
).
B. Besturingssysteem (Paragraaf 4.4
p.36
).
De aansluitingen uitvoeren
Alle elektrische aansluitingen moeten uitgevoerd worden
in het aansluitklemmenbord in de buurt van het elektrische
schakelbord:
1. Zorg ervoor dat het apparaat niet onder spanning staat.
2. Om toegang te krijgen tot het elektrische paneel opent u de
thermogevormde deur aan de rechterkant van het apparaat
(zie paragraaf 5 dimensionale schemas 1.2
p.8
).
3. Rijg de kabels door de wartel (referentie 3 dimensionale
schema 's Paragraaf 1.2
p. 8
). PG9 wartels zijn geschikt
voor kabels met een diameter van 3,5 tot 8 mm. PG13.5 war-
tels zijn geschikt voor kabels met een diameter van 6 tot 12
mm.
4. Zoek de voorziene aansluitklemmen.
5. Voer de aansluitingen uit.
6. Sluit de thermogevormde deur.
4.3 ELEKTRISCHE STROOM
4.3.1 Lijn voor elektrische stroom
Voorzie (voor rekening van de installateur) een beveiligde enkel-
fasige elektrische voeding (230 V 1-N 50 Hz) met:
Elektrische installatie
36
4
Kabel type H05 VVF 3x1,5 mm
2
met een maximale uitwendi-
ge diameter van 12 mm.
Bipolaire schakelaar met een minimale contactopening van
3 mm.
De voeding aansluiten
Om de drieaderige voedingskabel aan te sluiten:
1. Ga naar het aansluitklemmenbord volgens de procedure
4.2
p.35
.
2. Sluit de drie geleiders op het klemmenbord aan zoals aange-
geven in afbeelding 4.1
p.36
.
3. Voorzie een aardingsgeleider die langer is dan de geleiders
onder spanning (de laatste om losgerukt te worden in geval
per ongeluk aan de kabel wordt getrokken).
Afbeelding4.1 Aansluiting van het toestel op het lichtnet
L Fase
N Neuter
NIET MEEGELEVERDE
componenten.
GS Bipolaire schakelaar
FUSE 6.3A
N L
V2L
V1N
230 V ~ 50 Hz
N L
GS
4.4 REGELSYSTEEM
Er zijn zes verschillende afstelsystemen, elk met specieke ken-
merken, componenten en schema 's:
1. Basiscommando met 1 OCDS012-toets
2. OCTR000 Basic 2-Key Commando
3. Temperatuurregelaar OTRG005
4. Digitale chronothermostaat OCDS008 (gecombineerd met
temperatuurregelaar OTRG005)
5. Genius software voor afstandsbediening van generatoren
(gecombineerd met temperatuurregelaar OTRG005)
6. Externe vrijgave
Regelsystemen 3, 4 en 5 beheren automatisch de ther-
mische vermogensmodulatie van het apparaat op twee
niveaus.
4.4.1 Basiscommando met 1 OCDS012-toets
Het basiscommando verbinden met 1 OCDS012-
toets
De besturing moet op de muur worden geïnstal-
leerd in een geschikte positie, met behulp van
expansieschroeven.
1. Ga naar het aansluitklemmenbord volgens de procedure
4.2
p.35
.
2. Gebruik kabel 3x1mm
2
voor aansluiting.
3. Sluit de geleiders op het klemmenbord aan zoals aangege-
ven in afbeelding 4.2
p.36
.
4. Raadpleeg het instructieblad dat bij het OCDS012-accessoire
is geleverd voor meer informatie.
De maximum toegelaten lengte van de aansluitings-
kabel is 20 meter.
Afbeelding4.2 Basis 1-toets commando verbinding
L1 Signaallamp vergrendelen
P1 Deblokkeerknop
3 5 6 7
Z92
L1
P1
OCDS012
5
6
7
L
1
4.4.2 OCTR000 Basic 2-Key Commando
Het basiscommando verbinden met 2 OCTR000-
toetsen
De besturing moet op de muur worden geïnstal-
leerd in een geschikte positie, met behulp van
expansieschroeven.
1. Ga naar het aansluitklemmenbord volgens de procedure
4.2
p.35
.
2. Gebruik FRORR 6x1 mm² kabel (verkrijgbaar als optionele
OCVO015 met een lengte van 5 m).
3. Sluit de geleiders op het klemmenbord aan zoals aangege-
ven in afbeelding 4.3
p.37
.
4. Raadpleeg het instructieblad dat bij het OCTR000-accessoire
is geleverd voor meer informatie.
De maximum toegelaten lengte van de aansluitings-
kabel is 20 meter.
Elektrische installatie
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
37
4
Afbeelding4.3 Basis 2-key commando verbinding
L1 Signaallamp
vergrendelen
P1 Deblokkeerknop
Z1 Zomer/Winter diverter
3 5 6 7
Z92
1 2
Z1 P1
7
5
63
1
2
OCTR000
1
L
2
L1
L
1
4.4.3 Temperatuurregelaar OTRG005
De temperatuurregelaar OTRG005 aansluiten
De thermoregulator moet met behulp van expansie-
schroeven op een geschikte plaats op de muur worden
geïnstalleerd.
De thermoregulator is aangesloten op het klemmenblok
in het elektrische paneel in het apparaat.
Om de temperatuurregelaar OTRG005 aan te sluiten:
1. Ga naar het aansluitklemmenbord volgens de procedure
4.2
p.35
.
2. Verwijder de elektrische bruggen 27 en 28 op het klemmen-
bord (Paragraaf 1.4
p.20
).
3. Gebruik FRORR 7x1 mm² kabel (verkrijgbaar als optionele
OCVO015 met een lengte van 5 m).
4. Maak de elektrische aansluitingen zoals beschreven in de
afbeelding 4.4
p.37
en tabel 4.1
p.37
.
5. Raadpleeg het instructieblad dat bij het OTRG005-accessoire
is geleverd voor meer informatie.
De maximum toegelaten lengte van de aansluitkabel is
10 meter.
Tabel4.1 Thermoregulatoraansluiting OTRG005
Temperatuurregelaar OTRG005 Next-R
J1
1 Lijn 1
2 Neutraal N
J2
1 OF 5
2 RES 7
3 LF 6
4 FAN C
5 REQ Z91
Afbeelding4.4 Thermoregulatoraansluiting OTRG005
A Temperatuurregelaar OTRG005
B Verwarmde ruimtetemperatuursonde (meegeleverd)
C Klemmenbord van de gasluchtverhitter
D Elektrische brug J6
1
S2
S1
2 3 5 6 7
NC
CNL
28
Z92
Z91
J1
J2
2
1
J3
J4
J5
J6
1
2
1
2
3
4
5
2
1
2
1
2
1
JP
B
D
A
C
Elektrische installatie
38
4
4.4.4 Digitale klokthermostaat OCDS008
De digitale klokthermostaat OCDS008 aansluiten
De chronothermostaat moet met behulp van expansie-
schroeven op een geschikte plaats op de muur worden
geïnstalleerd.
De chronothermostaat OCDS008 is aangesloten op de
temperatuurregelaar OTRG005, noodzakelijk voor het
gebruik van de chronothermostaat.
Maak de elektrische aansluitingen zoals beschreven in
guur 4.5
p.38
.
De aansluiting van de temperatuurregelaar OTRG005
wordt uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf
4.4.3
p.37
.
Gebruik bipolaire kabel (bijv. H03RR-F of H03VV-F)
met een doorsnede tussen 0,5 mm
2
en 2,5 mm
2
om
de OCDS008 chronothermostaat aan te sluiten op de
OTRG005 thermoregulator.
In omgevingen met bijzonder hevige elektromagneti-
sche storingen is het raadzaam om afgeschermde kabel
te gebruiken.
Raadpleeg het instructieblad dat bij het OCDS008-
accessoire is geleverd voor meer informatie.
De maximum toegelaten lengte van de aansluitkabel is
50 meter.
Afbeelding4.5 Aansluiting van de digitale klokthermostaat OCDS008
A Temperatuurregelaar OTRG005 B Digitale klokthermostaat OCDS008
1
2
J1
1
J2
1
2
J3
J4
J5
J6
1
2
1
2
1
2
2
3
4
5
1
2
J1
1
J2
1
2
J3
J4
J5
J6
1
2
1
2
1
2
2
3
4
5
JP
A
B
JP
A
4.4.5 Genius software voor afstandsbediening van
OSWR000 generatoren
Genius software voor afstandsbediening van OSWR000 genera-
toren wordt geleverd met een installatiepakket voor Windows
PC, vergezeld van installatie-instructies.
De Modbus-verbinding tussen de pc en de OTRG005-
thermoregulatoren moet dan worden gemaakt met behulp van
de juiste meegeleverde USB/RS485-converter.
De temperatuurregelaar OTRG005 aansluiten
De aansluiting van de temperatuurregelaar OTRG005
wordt uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf
4.4.3
p.37
.
Hoe maak je de Modbus verbinding
1. Open het J4-aansluitklemmenblok op de temperatuurrege-
laar OTRG005.
2. Gebruik gedraaide, niet afgeschermde kabel 2x0,5 mm².
3. Sluit de geleiders aan op het klemmenblok van de USB/
RS485-converter zoals weergegeven in guur 4.6
p.39
.
4. Steek de USB-converter in de pc. Apparaatstuurprogramma
's worden automatisch gedownload en geïnstalleerd als de
Elektrische installatie
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
39
4
pc is aangesloten op het netwerk.
5. Raadpleeg het instructieblad bij de Genius OSWR000-
software voor afstandsbediening voor meer informatie.
De maximum toegelaten lengte van de aansluitkabel is
1100 meter.
Afbeelding4.6 USB/RS485-converterverbinding
A Signaal A
B Signaal B
C Temperatuurregelaar OTRG005
D USB/RS485-converter
1
2
J1
1
J2
1
2
J3
J4
J5
J6
JP
1
2
1
2
1
2
2
3
4
5
A
B
C
D
4.4.6 Externe vrijgave
Afhankelijk van de functionaliteit die u wilt verkrijgen, moet u
het volgende voorbereiden:
Toestemmingsapparaat (bijv. thermostaat, klok, schakelaar,
...) uitgerust met een schoon NA-contact, voor het beheer
van de aan/uit van de generator.
Toestemmingsapparaat (omleider) uitgerust met een wissel-
contact, voor het beheer van de zomer-/wintermodus.
Toestemmingsapparaat (bijv. knop) uitgerust met een
schoon NA-contact, voor het beheren van de twee vermo-
gensniveaus van de generator. Door het gebruik van een
twee-staps thermostaat of chronothermostaat is het moge-
lijk om het beheer van de aan/uit van de generator te vereni-
gen met het beheer van de twee vermogensniveaus.
Raadpleeg de bedradingsschema's in paragraaf voor meer in-
formatie over de positie en mogelijke aanwezigheid van elek-
trische bruggen op de contacten van het aansluitblok van het
apparaat 1.4
p.20
.
Alle contacten voor externe toestemmingen van het
klemmenblok in het elektrische paneel in het appa-
raat hebben een spanning van 230 V op de betref-
fende klemmen.
4.4.6.1 Generator aan/uit beheer
Externe toestemming voor beheer van generator
aan/uit aansluiten
1. Ga naar het elektrische schakelbord van het toestel volgens
de procedure 4.2
p.35
.
2. Sluit het schone contact van de externe toestemming, door
middel van een kabel van 2x1 mm², aan op aansluitklem-
men Z9-Z9 van het aansluitblok zoals weergegeven in guur
4.7
p.39
.
De maximum toegelaten lengte van de aansluitings-
kabel is 20 meter.
Afbeelding4.7 Externe toestemmingsverbinding voor het beheer van
de generator aan/uit
Z9 Externe toestemming (bijv. thermostaat, klok, schakelaar, ...)
7
Z92
Z91
Z9
4.4.6.2 Zomer-/wintermodusbeheer
Externe toestemming voor zomer-/wintermodusbe-
heer aansluiten
1. Ga naar het elektrische schakelbord van het toestel volgens
de procedure 4.2
p.35
.
2. Verwijder de elektrische brug 28 op aansluitklemmen 1-3
van het interne aansluitblok.
3. Sluit het schone contact van de externe toestemming, door
middel van een kabel van 3x1 mm², aan op aansluitklem-
men 1, 2, 3 van het aansluitblok zoals weergegeven in guur
4.8
p.40
.
De maximum toegelaten lengte van de aansluitings-
kabel is 20 meter.
Elektrische installatie
40
4
Afbeelding4.8 Zomer/winter omleidingsverbinding
Z1 Zomer/Winter diverter
1 2 3
Z1
4.4.6.3 Vermogensniveau beheer
Hoe externe toestemming te verbinden voor het be-
heren van generatorvermogensniveaus
1. Ga naar het elektrische schakelbord van het toestel volgens
de procedure 4.2
p.35
.
2. Verwijder de elektrische brug 27 op de L-C-klemmen van het
interne klemmenblok.
3. Sluit het schone contact van de externe toestemming, door
middel van een kabel van 2x1 mm², aan op de aansluitklem-
men L-C van het aansluitblok zoals weergegeven in guur
4.9
p.40
.
De generator werkt op maximaal vermogen wanneer
het L-C-contact gesloten is, terwijl hij op minimaal ver-
mogen werkt wanneer het L-C-contact geopend is.
De maximum toegelaten lengte van de aansluitings-
kabel is 20 meter.
Afbeelding4.9 Aansluiting generatorvermogensniveauschakelaar
A Generator vermogensniveauschakelaar
Gesloten contact: generator op maximaal vermogen
Open contact: generator met minimaal vermogen
NC
CNL
A
4.4.6.4 Tweetrapsthermostaat
Met een tweetrapsthermostaat (of chronothermostaat) is het
mogelijk om de functies van het beheren van het ontstekings-
en vermogensniveau van de generator in één opdracht te
combineren.
De aansluitingen moeten worden gemaakt volgens het elek-
trische schema van de gebruikte specieke thermostaat
(raadpleeg de documentatie van de fabrikant van de thermo-
staat), met inachtneming van de aanwijzingen van de paragraaf
4.4.6.1
p.39
met betrekking tot de toestemming voor de wer-
king van de generator en van de paragraaf 4.4.6.3
p.40
met
betrekking tot het beheer van de twee vermogensniveaus van
de generator.
4.4.6.5 Werking als de-statier
Alleen voor verticale lanceergeneratoren is het mogelijk om een
thermostaat te gebruiken, die op de juiste plaats is geplaatst, zo-
dat alleen de ventilator van het apparaat kan werken (met bran-
der uit), met de functie van de-uitstrijkapparaat.
Als de temperatuur die door de thermostaat op het installatie-
punt wordt gemeten hoger is dan de drempel die op de ther-
mostaat zelf is ingesteld, geeft deze alleen toestemming aan de
ventilator, die de massa hete lucht weer omlaag zal duwen.
De thermostaatverbinding wordt getoond in Figuur 4.10
p.40
.
Afbeelding4.10 De-uitstrijkapparaat thermostaataansluiting
A Demysticatiethermostaat (te
voorzien)
M2 Ventilatiethermostaat (reeds
aanwezig aan boord van de
generator)
A
N L
M2
FUSE 6.3A
V2L
V1N
1
9
De generatorventilator wordt geactiveerd telkens wan-
neer hij toestemming krijgt van de De-uitstrijkapparaat
thermostaat, ongeacht enige andere toestemming.
4.4.6.6 Controle van meerdere generatoren met één
externe toestemming
Via een passende aansluiting op de in de vorige paragrafen be-
schreven terminals is het mogelijk om de specieke functiona-
liteit op meerdere generatoren met één externe toestemming
te beheren.
Bij gecentraliseerd beheer van het in-/uitschakelen van meerde-
re generatoren wordt geadviseerd gebruik te maken van:
De digitale chronothermostaat OCDS008 (beschreven in pa-
ragraaf 1.6.5
p.23
), tot 10 generatoren.
Genius software voor afstandsbediening OSWR000 (be-
schreven in paragraaf 1.6.6
p.23
), tot 100 generatoren.
Als u deze instrumenten niet wilt gebruiken, kan het gecentra-
liseerde aan/uit-beheer worden uitgevoerd zoals beschreven in
de guur 4.11
p. 41
, via een tijdprogrammeur en meerdere
kamerthermostaten. Door de aanwezigheid van omgevings-
thermostaten in dienst van elke generator kan de generator
alleen worden geactiveerd als het specieke gebied een reële
behoefte aan warmte heeft, waardoor verspilling van energie
wordt voorkomen. De aanwezigheid van een tijdprogrammeur
maakt het mogelijk om de voeding van de generator, zelfs als
de omgevingsthermostaat daarom vraagt, te onderwerpen aan
een gecentraliseerde toestemming.
Elektrische installatie
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
41
4
Afbeelding4.11 Aansluitschema van meerdere apparaten met een programmeerklok en meerdere omgevingsthermostaten
A Gasluchtverhitter
P Scheduler
RL Relais
TA Omgevingsthermostaat
L Fase
N Neuter
P
M
230 V ~ 50 Hz
N L
230V~50Hz
A
TA
RL1
TA
RL2
TA
RL3
230V~50Hz
A
230V~50Hz
A
FUSE
N L
Z92
Z91
FUSE
N L
Z92
Z91
FUSE
N L
Z92
Z91
N L
Z92
Z91
N L
Z92
Z91
N L
Z92
Z91
4.4.7 Positionering van het besturingssysteem
Installeer de gekozen thermostaat of het gekozen regelsysteem
volgens de volgende instructies:
Ongeveer 1,5 m van de vloer, beschermd tegen tocht,
directe blootstelling aan zonlicht, invloed van directe
verwarmingsbronnen (lampen, heteluchtstromen van het
apparaat zelf, enz.).
Indien mogelijk niet op muren grenzend aan de buiten-
kant, om de gedetecteerde temperatuur en dus de werking
van het systeem niet te verstoren. Bescherm anders het
Inbedrijfstelling
42
5
besturingssysteem door een plaat isolatiemateriaal (kurk,
polystyreen of ander) tussen het systeem en de muur te
plaatsen.
Naleving van bovenstaande indicaties voorkomt onbe-
doelde opstarten en stilleggingen van het systeem en
zorgt voor optimaal comfort in de omgeving.
5 INBEDRIJFSTELLING
De inbedrijfstelling voorziet in de controle/afstelling van
de verbrandingsparameters en mag uitsluitend door
een technische dienst worden uitgevoerd Robur. De ge-
bruiker/installateur is NIET gemachtigd tot het uitvoeren
van deze handelingen, op strae van verval van de ga-
rantie.
De installateur is verplicht om controles vooraf uit te
voeren, zoals beschreven in paragraaf 5.1
p.42
.
5.1 CONTROLES VOORAF
Paragraaf speciaal voor de installateur.
5.1.1 Preventieve controles voor de inbedrijfstelling
Vooraleer met de technische dienst contact op te nemen, na
de installatie, is de installateur gehouden om het volgende te
controleren:
Elektrische en gasinstallaties, geschikt voor het vereiste ver-
mogen en uitgerust met alle veiligheidsvoorzieningen en
controle-inrichtingen opgelegd door de geldende normen.
Geen lekken in de gasinstallaties.
Type gas waarvoor het toestel is voorzien (aardgas, LPG of
andere).
Druk van de gastoevoer, overeenkomstig de waarden van de
Tabel 3.1
p.29
, met een maximale tolerantie van ±15%.
Correcte werking van het kanaal van de rookafzuiging
Toevoeging van oxiderende lucht en afzuiging van dampen,
correct uitgevoerd in overeenstemming met de huidige re-
gelgeving.
Elektriciteitsnet overeenkomstig de gegevens op het plaatje
van het toestel.
Correct geïnstalleerd toestel, volgens de instructies van de
constructeur.
Installatie uitgevoerd volgens de regels van de kunst, in
overeenstemming met de geldende nationale en plaatselij-
ke normen.
5.1.2 Abnormale of gevaarlijke installatiesituaties
Indien er abnormale of gevaarlijke installatiesituaties worden
vastgesteld, zal de technische dienst de inbedrijfstelling niet uit-
voeren en kan het toestel niet worden gestart.
Deze situaties kunnen als volgt zijn:
De te respecteren afstanden zijn niet nageleefd.
Onvoldoende afstand tot brandbare materialen.
Condities waardoor geen toegang en geen onderhoud in
veilige omstandigheden mogelijk is.
Toestel gestart/uitgeschakeld met de hoofdschakelaar in
plaats van met de voorziene besturingsinrichting.
Defecten of gebreken van het toestel veroorzaakt tijdens het
transport of de installatie.
Gasgeur.
Niet-conforme druk van het distributiegas.
Niet-conforme rookgasafvoer.
Alle situaties die tot storingen van de werking kunnen leiden
of die potentieel gevaarlijk zijn.
5.1.3 Niet-conforme installatie en corrigerende
interventies
Als de technische dienst een niet-conformiteit vaststelt, is de ge-
bruiker/installateur gehouden om eventuele corrigerende inter-
venties vereist door de technische dienst uit te voeren.
Als (volgens het oordeel van de technische dienst) de veilig-
heids- en conformiteitscondities zijn voldaan na de uitvoering
van de interventies om dit op te lossen (voor rekening van de
installateur), kan worden verder gegaan met de inbedrijfstelling.
5.2 CONTROLE VERBRANDINGSPARAMETERS
Paragraaf exclusief voor de technische dienst voor-
behouden
De generator wordt geleverd met de gasklep die al ge-
kalibreerd is ten opzichte van de brandstof aangegeven
op de lijm naast de gasaansluiting. Bijgevolg moet tij-
dens de eerste ontstekingsfase alleen de CO
2
-waarde
worden geverieerd en moet, alleen als dit mislukt, of in
het geval van een gaswijziging, de gehele vericatiepro-
cedure worden uitgevoerd.
De controle van de CO
2
-waarde moet worden uitge-
voerd met de deur gesloten, terwijl de kalibratie van de
gasklep moet worden uitgevoerd met de deur open.
Met een dierentiaal manometer dient de druknippel A
van het gasventiel op de + (positief) van de manometer.
5.2.1 R15/R20/R30/R40/R50
De enige vericatie van de CO
2
-waarden komt overeen
met de punten 8-13 van de onderstaande procedure, na
het inschakelen van het apparaat. Als de test mislukt,
moet u de procedure vanaf het begin uitvoeren.
Afbeelding 5.1
p.44
1. Indien het toestel actief is deze uitschakelen met behulp van
het besturingssysteem.
2. Open de thermogevormde deur.
Inbedrijfstelling
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
43
5
3. Verwijder de dop boven de instelschroef van de gasklepo-
set (C).
4. Schroef de stelschroef van de gasklep (D) volledig aan.
5. Schroef de stelschroef van de oset (C) volledig aan.
6. Schroef de stelschroef (D) van de gasklep los zoals aangege-
ven in de volgende tabellen, afhankelijk van het model en
het gebruikte type gas.
7. Schroef de stelschroef (C) los zoals aangegeven in de vol-
gende tabellen, afhankelijk van het model en het gebruikte
type gas.
8. Open contact 27 (L-C-klemmen) of bedien via de vermo-
gensniveauregelaar om de generator te dwingen op mini-
maal vermogen te werken.
9. Activeer de generator met het meegeleverde
besturingssysteem.
10. Na ongeveer 2 minuten na de ontsteking van de brander is
het mogelijk om de verbrandingsregeling op minimaal ver-
mogen uit te voeren.
11. Controleer of de CO
2
-waarde overeenkomt met de waarde
aangegeven in kolom "Minimaal thermisch belasting" van
de volgende tabellen, afhankelijk van het model en het ge-
bruikte type gas. Stel anders de CO
2
-percentage waarde in
met behulp van de oset stelschroef.
De staat van de brander onderzoeken: er mogen geen
gloeizonen aanwezig zijn.
12. Sluit contact 27 (L-C-klemmen) of werk via de vermogensni-
veauregelaar om de generator te dwingen op maximaal ver-
mogen te werken.
13. Controleer of de CO
2
-waarde overeenkomt met de waarde
aangegeven in kolom "Nominaal thermisch belasting" van
de volgende tabellen, afhankelijk van het model en het ge-
bruikte type gas.
Als de test een positief resultaat geeft:
14. Reset contact 27 (L-C-klemmen) naar de oorspronkelijke po-
sitie of stop handmatig forceren van het vermogensniveau.
15. Draai de dop vast over de instelschroef van de gaskleposet
(C).
16. Sluit de thermogevormde deur.
Als de test een negatief resultaat geeft:
17. Herhaal stap 8 t/m 10 om de werking te reactiveren bij een
minimaal debiet; controleer en corrigeer eventueel de CO
2
-waarde onder deze omstandigheden door de oset stel-
schroef aan te passen.
18. Herhaal stap 12 en 13 om de werking te reactiveren bij een
maximaal debiet; controleer en corrigeer eventueel de CO
2
-waarde onder deze omstandigheden door de stelschroef
van de gasklep aan te passen.
19. Herhaal stap 14-16 om de procedure te voltooien.
Nagaan of de waarden van statische en dynamische
drukken, met het toestel op niveau 3, overeenstemmen
met de limietwaarden aangeduid in Tabel 3.1
p. 29
(met lage gasdrukken zal het CO
2
gehalte ook een mini-
male waarde hebben).
Bij aanwezigheid van regelsystemen zodanig dat het
verzoek om de generator te starten afhankelijk is van de
omgevingstemperatuur is het mogelijk dat de generator
niet activeert omdat de temperatuur al voldoende hoog
is. Zet in dit geval de forcering voor handmatige ontste-
king op het besturingssysteem of sluit het contact Z9
handmatig (klemmen Z91-Z92).
Vergeet niet om contact 27 (L-C-klemmen) terug te
zetten naar de oorspronkelijke positie of te stoppen
met handmatig forceren van het minimumvermo-
gensniveau aan het einde van de vericatiewerk-
zaamheden.
Als het is gewijzigd, vergeet dan niet om het forceren
uit het besturingssysteem te deactiveren voor hand-
matige ontsteking of handmatige sluiting van con-
tact Z9 (terminals Z91-Z92).
Inbedrijfstelling
44
5
Afbeelding5.1 Gasblok
A Drukaansluiting oset
B Aansluiting distributiegasdruk
C Stelschroef oset
D Stelschroef gasklep
B
A
C
D
Tabel5.1 Tabel afstelling gasklep R15
Gas Netwerkdruk
Voor-afstelling schroef Oset druk Percentage CO
2
in het rookgas
Gasklep Oset nominaal Minimaal thermisch belasting Nominaal thermisch belasting
Type mbar
toeren toeren
Pa % %
G20
Zie tabel 3.1
p.29
-10 ½ -3 ¾ -10 8,7 9,3
G25 volle opening -3 -5 8,6 9,2
G25.1 -10 ½ -3 ¾ -10 10,2 10,7
G25.3 volle opening -3 ¾ -10 8,6 9,2
G27 -12 -3 ¾ -10 9,0 9,5
G2.350 volle opening -3 ¾ -10 8,6 9,1
G30 -7 -3 ¾ -10 9,9 10,3
G31 volle opening -3 ¾ -10 10,0 10,5
LPG -9 -3 ¾ -10 9,9 10,5
Op alle CO
2
-percentages in de dampen wordt een tolerantie van ±0,3% toegepast.
Tabel5.2 Tabel afstelling gasklep R20
Gas Netwerkdruk
Voor-afstelling schroef Oset druk Percentage CO
2
in het rookgas
Gasklep Oset nominaal Minimaal thermisch belasting Nominaal thermisch belasting
Type mbar
toeren toeren
Pa % %
G20
Zie tabel 3.1
p.29
-3 ¾ -3 ¾ -10 8,6 9,2
G25 volle opening -3 ¾ -10 8,7 9,3
G25.1 -5 ¼ -3 ¾ -10 10,6 11,1
G25.3 -7 ½ -3 ¾ -10 8,5 9,1
G27 -5 ½ -3 ¾ -10 9,1 9,6
G2.350 volle opening -3 ¾ -10 8,8 9,3
G30 -2 ¼ -3 ¾ -10 9,9 10,3
G31 volle opening -3 ¾ -10 10,5 11,0
LPG -2 ¾ -3 ¾ -10 10,3 10,7
Op alle CO
2
-percentages in de dampen wordt een tolerantie van ±0,3% toegepast.
Inbedrijfstelling
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
45
5
Tabel5.3 Tabel afstelling gasklep R30
Gas Netwerkdruk
Voor-afstelling schroef Oset druk Percentage CO
2
in het rookgas
Gasklep Oset nominaal Minimaal thermisch belasting Nominaal thermisch belasting
Type mbar
toeren toeren
Pa % %
G20
Zie tabel 3.1
p.29
-6 ½ -3 ¾ -10 8,5 9,0
G25 volle opening -3 ¾ -10 8,5 9,0
G25.1 -13 ½ -3 ¾ -10 9,6 10,1
G25.3 -21 -3 ¾ -10 8,5 9,0
G27 -6 ¾ -3 ¾ -10 8,5 9,0
G2.350 volle opening -3 ½ -8 8,5 9,0
G30 -8 -3 ¾ -10 9,5 11,0
G31 volle opening -3 -5 9,1 9,5
LPG -14 -3 ½ -8 9,0 9,6
Op alle CO
2
-percentages in de dampen wordt een tolerantie van ±0,3% toegepast.
Tabel5.4 Tabel afstelling gasklep R40
Gas Netwerkdruk
Voor-afstelling schroef Oset druk Percentage CO
2
in het rookgas
Gasklep Oset nominaal Minimaal thermisch belasting Nominaal thermisch belasting
Type mbar
toeren toeren
Pa % %
G20
Zie tabel 3.1
p.29
-5 -3 ¾ -10 8,6 9,2
G25 volle opening -3 ¼ -7 8,5 9,0
G25.1 -8 ¼ -3 ¾ -10 9,6 10,2
G25.3 -12 -4 -10 8,5 9,0
G27 -8 ½ -3 ¾ -10 8,6 9,1
G2.350 volle opening -3 ¾ -10 8,5 9,0
G30 -8 -3 ¾ -10 9,5 10,0
G31 volle opening -3 -5 9,6 10,1
LPG -10 ¼ -4 -12 9,5 10,1
Op alle CO
2
-percentages in de dampen wordt een tolerantie van ±0,3% toegepast.
Tabel5.5 Tabel afstelling gasklep R50
Gas Netwerkdruk
Voor-afstelling schroef Oset druk Percentage CO
2
in het rookgas
Gasklep Oset nominaal Minimaal thermisch belasting Nominaal thermisch belasting
Type mbar
toeren toeren
Pa % %
G20
Zie tabel 3.1
p.29
-14 -3 ¾ -10 8,6 9,2
G25 volle opening -3 ¾ -10 8,5 9,0
G25.1 -16 ¾ -3 ¾ -10 10,0 10,5
G25.3 volle opening -3 ¾ -10 8,6 9,2
G27 -16 -3 ¾ -10 8,6 9,0
G2.350 volle opening -3 ¾ -10 8,6 9,1
G30 -4 ½ -3 ¾ -10 9,9 10,5
G31 volle opening -3 ¾ -10 9,5 10,0
LPG -14 ¼ -3 ¾ -10 9,7 10,3
Op alle CO
2
-percentages in de dampen wordt een tolerantie van ±0,3% toegepast.
5.2.2 R60/R80
Afbeelding 5.2
p.46
1. Indien het toestel actief is deze uitschakelen met behulp van
het besturingssysteem.
2. Sluit een manometer aan op de oset drukaansluiting
(A), na het verwijderen of losdraaien van de betreende
afdichtingsschroef.
3. Open contact 27 (L-C-klemmen) of bedien via de vermo-
gensniveauregelaar om de generator te dwingen op mini-
maal vermogen te werken.
4. Activeer de generator met het meegeleverde
besturingssysteem.
5. Na ongeveer 2 minuten is het mogelijk om de
verbrandingsregeling op minimaal vermogen uit te voeren.
6. Stel de osetafstelschroef af om de osetdrukwaarde te ver-
krijgen die in de volgende tabellen wordt weergegeven, met
een tolerantie van ± 1 Pa.
7. Controleer of de CO
2
-waarde overeenkomt met de waarde
aangegeven in kolom "Minimaal thermisch belasting" van
de volgende tabellen, afhankelijk van het model en het ge-
bruikte type gas. Stel anders de CO
2
-percentage waarde in
met behulp van de oset stelschroef.
De staat van de brander onderzoeken: er mogen geen
gloeizonen aanwezig zijn.
8. Koppel de manometer los en schroef de drukafnameafdich-
tingsschroef (A) weer vast.
9. Sluit contact 27 (L-C-klemmen) of werk via de
Gewone geleiding
46
6
vermogensniveauregelaar om de generator te dwingen op
maximaal vermogen te werken.
10. Na ongeveer 2 minuten is het mogelijk om de verbrandings-
regeling op maximaal vermogen uit te voeren.
11. Controleer of de CO
2
-waarde overeenkomt met de waarde
aangegeven in kolom "Nominaal thermisch belasting" van
de volgende tabellen, afhankelijk van het model en het ge-
bruikte type gas.
Als de test een positief resultaat geeft:
12. Reset contact 27 (L-C-klemmen) naar de oorspronkelijke po-
sitie of stop handmatig forceren van het vermogensniveau.
Als de test een negatief resultaat geeft:
13. Herhaal stap 3 tot en met 7 (exclusief stap 6) om de werking
bij een minimaal debiet te reactiveren; controleer en corri-
geer indien nodig de CO
2
-waarde onder deze omstandig-
heden opnieuw door de osetafstelschroef aan te passen.
14. Herhaal stap 12 om de procedure te voltooien.
Nagaan of de waarden van statische en dynamische
drukken, met het toestel op niveau 3, overeenstemmen
met de limietwaarden aangeduid in Tabel 3.1
p. 29
(met lage gasdrukken zal het CO
2
gehalte ook een mini-
male waarde hebben).
Bij aanwezigheid van regelsystemen zodanig dat het
verzoek om de generator te starten afhankelijk is van de
omgevingstemperatuur is het mogelijk dat de generator
niet activeert omdat de temperatuur al voldoende hoog
is. Zet in dit geval de forcering voor handmatige ontste-
king op het besturingssysteem of sluit het contact Z9
handmatig (klemmen Z91-Z92).
Vergeet niet om contact 27 (L-C-klemmen) terug te
zetten naar de oorspronkelijke positie of te stoppen
met handmatig forceren van het minimumvermo-
gensniveau aan het einde van de vericatiewerk-
zaamheden.
Als het is gewijzigd, vergeet dan niet om het forceren
uit het besturingssysteem te deactiveren voor hand-
matige ontsteking of handmatige sluiting van con-
tact Z9 (terminals Z91-Z92).
Afbeelding5.2 Gasblok
A Drukaansluiting oset
B Aansluiting distributiegasdruk
C Stelschroef oset
A
C
B
Tabel5.6 Tabel afstelling gasklep R60
Gas
Netwerk-
druk
Oset druk Percentage CO
2
in het rookgas
nominaal
Minimaal ther-
misch belasting
Nominaal ther-
misch belasting
Type mbar Pa % %
G20
Zie tabel
3.1
p.29
-10 8,9 9,4
G25 -10 8,7 9,0
G25.1 -10 10,5 10,9
G25.3 -10 8,8 9,2
G27 -10 9,2 9,4
G2.350 -10 9,1 9,4
G30 -10 10,4 10,6
G31 -10 10,1 10,4
LPG -10 9,8 10,2
Op alle CO
2
-percentages in de dampen wordt een tolerantie van ±0,3% toegepast.
Tabel5.7 Aanpassingstabel gasklep R80
Gas
Netwerk-
druk
Oset druk Percentage CO
2
in het rookgas
nominaal
Minimaal ther-
misch belasting
Nominaal ther-
misch belasting
Type mbar Pa % %
G20
Zie tabel
3.1
p.29
-10 9,1 9,3
G25 -10 8,7 9,2
G25.1 -10 10,5 10,9
G25.3 -10 8,9 9,3
G27 -10 8,8 9,2
G2.350 - - -
G30 -10 10,2 10,5
G31 -10 9,9 10,2
LPG -10 9,7 10,1
Op alle CO
2
-percentages in de dampen wordt een tolerantie van ±0,3% toegepast.
5.3 AANPASSEN OP EEN ANDER TYPE GAS
Raadpleeg de relevante documentatie voor instruc-
ties voor het vervangen van gas.
6 GEWONE GELEIDING
Dit gedeelte richt zich tot de gebruiker. 6.1 WAARSCHUWINGEN
Algemene waarschuwingen
Gewone geleiding
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
47
6
Lees aandachtig de waarschuwingen in het hoofdstuk
III.1
p. 4
voordat u het toestel gaat gebruiken: hier-
in staat belangrijke informatie over de normen en de
veiligheid.
Inbedrijfstelling door de technische dienst
De inbedrijfstelling mag uitsluitend door een technische
dienst worden uitgevoerd Robur (Hoofdstuk 5
p.42
).
Het toestel nooit zonder spanning stellen wanneer
het in werking is
De elektrische voeding NOOIT wegnemen terwijl het
toestel in werking is (behalve bij gevaar, zie hoofdstuk
III.1
p. 4
), anders kan het toestel of de installatie be-
schadigd raken.
6.2 INSCHAKELEN EN UITSCHAKELEN
Gewone start/stop
U mag het toestel uitsluitend in-/uitschakelen via de
speciaal voorziene besturingsinrichting.
Niet inschakelen/uitschakelen met de voedingsscha-
kelaar
Het toestel niet inschakelen/uitschakelen met de elektri-
sche voedingsschakelaar. Dit kan schadelijk en gevaarlijk
zijn voor het toestel en voor de installatie.
Controles vooraleer in te schakelen
Controleer het volgende voordat u het toestel inschakelt:
gaskraan open
elektrische voeding van het toestel (hoofdschakelaar
ON)
aansluiting en eventuele voeding van de regelaar
Wanneer de luchtverhitter opgestart wordt na een lange
periode van inactiviteit, of als het de eerste start is na de
installatie, is het mogelijk dat, door aanwezige lucht in
de leidingen, deze handeling meerdere malen moet her-
haald worden.
6.2.1 Basiscommando met 1 OCDS012-toets
Verwarming activering
1. Zorg ervoor dat contact 1-3 gesloten is via de in de fabriek
geïnstalleerde brug. Als er een zomer-/winterkeuzeschake-
laar is geïnstalleerd (paragraaf 4.4.6.2
p. 39
), zorg er dan
voor dat de keuzeschakelaar in de stand "winter" staat (con-
tact 1-3 gesloten).
2. Activeer het Z9-contact met behulp van het meegeleverde
regelapparaat (thermostaat, chronothermostaat of schoon
contact).
3. Na de voorwastijd (ongeveer 40 seconden) gaat de gasmag-
neetklep open en gaat de brander branden.
4. In aanwezigheid van de vlam houdt de regeleenheid de gas-
klep open.
5. Anders probeert de regeleenheid, na de juiste voorwastijden,
nog 3 keer in te schakelen. Als de vlam echter niet brandt,
vergrendelt deze het apparaat door de vergrendelingslamp
(B) op de besturing in te schakelen (guur 6.1
p.47
).
6. Druk in geval van verstopping op de resetknop (A).
Afbeelding6.1 Basiscommando met 1 toets
A Resetknop
B Vergrendelingslamp
A
B
Verwarming uit
1. Deactiveer het verwarmingsverzoek door het Z9-contact te
openen met behulp van de meegeleverde regeling (thermo-
staat, chronothermostaat of schoon contact).
2. De brander wordt uitgeschakeld, terwijl de ventilatoren blij-
ven werken totdat het apparaat volledig is afgekoeld.
In geval van langdurig gebruik, zie Paragraaf 7.5
p.51
.
Luchtventilatie activeren (zomerbedrijf)
1. Sluit de gasleiding af en controleer dat het toestel onder
spanning staat.
2. Selecteer met behulp van een geschikte zomer-/winterse-
lector (Paragraaf 4.4.6.2
p. 39
) de zomermodus (contact
1-3 open, contact 1-2 gesloten). Hiermee start u alleen de
ventilator.
3. Om de ventilatorpositie weer te stoppen, zet u de keuzes-
chakelaar in de winterstand (contact 1-2 open).
Het is aan te raden om tijdens het zomerseizoen het ver-
warmingsverzoek uit te schakelen door het contact Z9 te
openen via de voorziene regeling (thermostaat, chrono-
thermostaat of schoon contact).
6.2.2 OCTR000 Basic 2-Key Commando
Verwarming activering
1. Druk op de zomer-/winterknop (A) op de winterstand
(Afbeelding 6.2
p.48
).
2. Activeer het Z9-contact met behulp van het meegeleverde
regelapparaat (thermostaat, chronothermostaat of schoon
contact).
3. Na de voorwastijd (ongeveer 40 seconden) gaat de gasmag-
neetklep open en gaat de brander branden.
4. In aanwezigheid van de vlam houdt de regeleenheid de gas-
klep open.
5. Anders probeert de regeleenheid, na de juiste voorwastijden,
nog 3 keer in te schakelen. Als de vlam echter niet brandt,
vergrendelt deze het apparaat door de vergrendelingslamp
(C) op de besturing in te schakelen (guur 6.2
p.48
).
Gewone geleiding
48
6
6. Druk in geval van verstopping op de resetknop (B).
Afbeelding6.2 Basiscommando met 2 toetsen
A Zomer/winterknop ( stand voor verwarmen; stand voor zomerbe-
drijf, alleen ventilatie)
B Resetknop
C Vergrendelingslamp
A
B
C
Verwarming uit
1. Deactiveer het verwarmingsverzoek door het Z9-contact te
openen met behulp van de meegeleverde regeling (thermo-
staat, chronothermostaat of schoon contact).
2. De brander wordt uitgeschakeld, terwijl de ventilatoren blij-
ven werken totdat het apparaat volledig is afgekoeld.
In geval van langdurig gebruik, zie Paragraaf 7.5
p.51
.
Luchtventilatie activeren (zomerbedrijf)
1. Sluit de gasleiding af en controleer dat het toestel onder
spanning staat.
2. Druk op de zomer-/winterknop (A) in de zomerstand
(Afbeelding 6.2
p.48
). Hiermee start u alleen de ventilator.
3. Om de ventilator te stoppen, zet u de keuzeschakelaar terug
in de winterstand .
Het is aan te raden om tijdens het zomerseizoen het ver-
warmingsverzoek uit te schakelen door het contact Z9 te
openen via de voorziene regeling (thermostaat, chrono-
thermostaat of schoon contact).
6.2.3 Temperatuurregelaar OTRG005
Raadpleeg de instructies in de betreende handleiding.
6.2.4 Digitale klokthermostaat OCDS008
Raadpleeg de instructies in de betreende handleiding.
6.2.5 Genius software voor afstandsbediening van
OSWR000 generatoren
Raadpleeg de instructies in de betreende handleiding.
6.2.6 Externe vrijgave
Verwarming activering
1. Zorg ervoor dat contact 1-3 gesloten is via de in de fabriek
geïnstalleerde brug. Als er een zomer-/winterkeuzeschake-
laar is geïnstalleerd (paragraaf 4.4.6.2
p. 39
), zorg er dan
voor dat de keuzeschakelaar in de stand "winter" staat (con-
tact 1-3 gesloten).
2. Activeer het Z9-contact met behulp van het meegeleverde
regelapparaat (thermostaat, chronothermostaat of schoon
contact).
3. Na de voorwastijd (ongeveer 40 seconden) gaat de gasmag-
neetklep open en gaat de brander branden.
4. In aanwezigheid van de vlam houdt de regeleenheid de gas-
klep open.
5. Anders probeert de regeleenheid, na de juiste voorwas-
tijden, nog 3 keer in te schakelen. Als de vlam echter niet
brandt, blokkeert hij het apparaat door de vergrendelings-
lamp aan te zetten, indien aanwezig (Paragraaf 4.4
p.36
).
6. Druk in geval van blokkering op de resetknop, indien aan-
wezig (paragraaf 4.4
p.36
), of sluit het contact handmatig
5-7.
Let bij afwezigheid van een resetknop goed op tij-
dens het resetten, want contact 5-7 heeft een 230 V
wisselspanning op de aansluitklemmen.
Wanneer de luchtverhitter opgestart wordt na een lange
periode van inactiviteit, of als het de eerste start is na de
installatie, is het mogelijk dat, door aanwezige lucht in
de leidingen, deze handeling meerdere malen moet her-
haald worden.
Verwarming uit
1. Deactiveer het verwarmingsverzoek door het Z9-contact te
openen met behulp van de meegeleverde regeling (thermo-
staat, chronothermostaat of schoon contact).
2. De brander wordt uitgeschakeld, terwijl de ventilatoren blij-
ven werken totdat het apparaat volledig is afgekoeld.
In geval van langdurig gebruik, zie Paragraaf 7.5
p.51
.
Luchtventilatie activeren (zomerbedrijf)
1. Sluit de gasleiding af en controleer dat het toestel onder
spanning staat.
2. Selecteer met behulp van een geschikte zomer-/winterse-
lector (Paragraaf 4.4.6.2
p. 39
) de zomermodus (contact
1-3 open, contact 1-2 gesloten). Hiermee start u alleen de
ventilator.
3. Om de ventilatorpositie weer te stoppen, zet u de keuzes-
chakelaar in de winterstand (contact 1-2 open).
Het is aan te raden om tijdens het zomerseizoen het ver-
warmingsverzoek uit te schakelen door het contact Z9 te
openen via de voorziene regeling (thermostaat, chrono-
thermostaat of schoon contact).
6.3 EFFICIËNTIE
Voor een betere eciëntie van het toestel:
Installeer de horizontale lanceertoestellen in overeenstem-
ming met de aanwijzingen met betrekking tot de hoogte
vanaf de grond (Figuur 2.2
p.26
).
Richt de heteluchtstroom naar beneden met behulp van de
horizontale vinnen van het toevoerrooster, met inachtne-
ming van de instructies in paragraaf 2.3
p.25
.
Plaats de thermostaat/het regelsysteem volgens de instruc-
ties in paragraaf 4.4.7
p.41
.
Onderhoud
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
49
7
Plan de activering van de apparaten volgens de werkelijke
gebruiksperiodes.
Houd de ventilatorroosters schoon.
Minimaliseer herhaalde ontstekingen.
Gebruik een regelaar (bijv. temperatuurregelaar OTRG005,
optioneel) waarmee u kunt proteren van de thermische
vermogensmodulatie van het apparaat.
6.4 DE GEBLOKKEERDE UNIT OPNIEUW
STARTEN
6.4.1 Signalering problemen
Met uitzondering van het vlamblok, dat hieronder wordt be-
schreven, worden alle anomalieën alleen gemeld in aanwezig-
heid van de optionele OTRG005-thermoregulator en bijbeho-
rende besturingen, namelijk de digitale chronothermostaat
OCDS008 en de Genius-software voor afstandsbediening van de
OSWR000-generatoren.
Vlamvergrendeling
De aanwezigheid van een vlamblok wordt gesignaleerd door
contact 5-6 van het klemmenblok van de unit te sluiten.
Als er een waarschuwingslampje op dit contact is aangesloten
(ook bij gebruik van de optionele aardingscontroles met 1 of 2
knoppen, zie paragraaf 1.6.2
p. 22
en 1.6.3
p. 22
), gaat het
branden wanneer het contact is gesloten, wat de aanwezigheid
van het blok aangeeft.
In aanwezigheid van meerdere opeenvolgende vlam-
bloksignalen is het raadzaam om te controleren of de
limietthermostaat niet is geactiveerd als gevolg van
overmatige verwarming van het apparaat en, indien
nodig, de limietthermostaat te resetten en de oorzaken
van de interventie te laten veriëren door gekwaliceerd
personeel (zie ook paragraaf 7.3
p.50
).
6.4.2 Toestel geblokkeerd
Een externe interventie (reset of reparatie) is vereist voor een
anomalie in het apparaat.
In geval van een tijdelijke of voorlopige storing kan een reset
voldoende zijn.
Waarschuw de onderhoudstechnicus of de technische
dienst bij een storing of een defect.
6.4.3 Reset
Het vlamblok kan gereset worden:
Met behulp van de knop, in aanwezigheid van de basis 1
of 2 knoppen commando, temperatuurregelaar OTRG005,
digitale chronothermostat OCDS008 of Genius OSWR000
software.
Contact 5-7 wordt handmatig gesloten.
Let bij afwezigheid van een resetknop goed op tij-
dens het resetten, want contact 5-7 heeft een 230 V
wisselspanning op de aansluitklemmen.
De andere blokken die de reset mogelijk maken, kunnen wor-
den gereset door de voeding van het apparaat te verwijderen
en te herstellen.
7 ONDERHOUD
7.1 WAARSCHUWINGEN
Een correct onderhoud voorkomt problemen, garan-
deert de eciëntie en beperkt de beheerskosten.
De onderhoudswerken die hier worden beschreven,
mogen uitsluitend door de technische dienst of door
een gekwaliceerde onderhoudstechnicus worden uit-
gevoerd.
Alle werkzaamheden op interne componenten mogen
uitsluitend door de technische dienst worden uitge-
voerd.
Voordat u werkzaamheden gaat uitvoeren, moet u het
toestel uitzetten via de besturingsinrichting en wachten
tot de uitschakelingscyclus eindigt. Daarna onderbreekt
u de elektrische voeding via de elektrische scheidings-
schakelaar en de gastoevoer met behulp van de gas-
kraan.
De vericaties van de goede werking en eventuele
andere "operaties voor controle en onderhoud" (zie tabel
7.1
p.50
) zijn onderhevig aan een regelmatige tijdspe-
riode, volgens hetgeen is vastgesteld in de geldende re-
gelgeving of, nauwkeuriger, zoals voorgeschreven door
de fabrikant, door de installateur of de technische dienst.
De verantwoordelijkheid voor controles op eciëntie,
uit te voeren met het oog op vermindering van energie-
verbruik, berust bij de manager van de installatie.
7.2 PERIODIEK ONDERHOUD
Voer de handelingen in de onderstaande tabel 7.1
p.50
jaar-
lijks uit.
Onderhoud
50
7
Tabel7.1 Periodiek onderhoud
R G K M
Geprogrammeerd gewoon onderhoud
Inspectie van
de unit
brander reinigen
reinig de elektroden voor aanzetten en
vlamdetectie
ventilator reinigen
schone blazer/aanzuiger
controleer het CO
2
-gehalte (%)
controleer de veiligheid van het apparaat
controleer of de condensafvoer schoon is - - -
7.3 LIMIET THERMOSTAAT RESET
De eindthermostaat stopt de brander als het apparaat overver-
hit is.
Resetten gebeurt door op de knop aan de achterkant van het
apparaat te drukken (detail 6 in de maatschema's, Paragraaf
1.2
p. 8
), na het losdraaien van de beschermkap (zie afbeel-
ding 7.1
p. 50
). Plaats de dop terug na het resetten van de
thermostaat.
Het resetten van de limietthermostaat is de verantwoor-
delijkheid van professioneel gekwaliceerd personeel,
nadat de oorzaak van oververhitting is geïdenticeerd.
De activering van de limietthermostaat is ALTIJD een
indicatie dat er een fout aanwezig is. Alvorens deze te
resetten is het dus aangewezen eerst na te gaan waarom
de warmtewisselaars oververhit raken. Indien het toestel
frequent uitvalt, kan u best contact opnemen met de
Robur klantendienst of de importeur
Afbeelding7.1 Limiet thermostaat reset knop positie
A Limietthermostaat resetknop beschermkap
A
7.4 PROBLEEMOPLOSSING
Als de generator niet start in verwarming of ventilatie, volgt u
deze stappen om de meest waarschijnlijke oorzaak van de ano-
malie te identiceren:
1. Koppel de stroomtoevoer naar de generator los.
2. Controleer de zekering van het elektrische aansluitblok. Als
deze kapot is, vervang deze dan door een geschikte (zie
elektrische gegevens in tabel 1.2
p.24
).
3. Herstel de voeding.
4. Controleer of de voedingsspanning (230 V 1-N 50 Hz) juist is.
5. Controleer de statische gasdruk ten opzichte van de waar-
den in Tabel 3.1
p.29
.
6. Zet de zomer-/winterkeuzeschakelaar in de winterstand of
sluit contact 1-3 van het klemmenblok.
7. Activeer contact Z9 met behulp van de meegeleverde re-
gelinrichting (thermostaat, chronothermostaat of schoon
contact) of door contact Z9 van het klemmenblok te sluiten.
8. Controleer of de limietthermostaat niet is afgesla-
gen. Controleer bij uitschakeling de oorzaak van over-
verhitting, los deze op en reset de limietthermostaat
(Paragraafprocedure 7.3
p.50
).
9. Controleer of de blazer start. Als de blazer niet start:
Controleer de ventilator op spanning. Als de spanning
aanwezig is, maar de ventilator start niet, koppel dan
de bedieningskabel van de ventilator los. Als de blazer
start, ga dan naar het volgende punt, anders vervang je
de blazer.
Controleer de werking van de drukschakelaar en zijn
verbindingsbuis (exclusief modellen R15 en R20). Als het
vastzit, vervang het dan. Controleer anders de uitvoe-
ring van de uitlaatgassen en luchtinlaat (waarschijnlijke
overmatige drukdalingen).
10. Controleer de vonkvorming van de elektrode na 40 secon-
den na het starten van de blazer. Als de elektroden niet
vonken:
Controleer de aansluitkabel.
Controleer de zekering van de ontstekingsunit. Als deze
kapot is, vervang het dan.
Als de zekering intact is maar de elektroden vonken niet,
controleer dan of de regeleenheid toestemming geeft
aan de transformator (contacten J7, zie bedradingssche-
ma paragraaf 1.4
p.20
). Zo ja, vervang de transforma-
tor, zo nee, vervang dan de contactdoos.
11. Als de brander wordt ingeschakeld, maar onmiddellijk na de
scintillatie wordt uitgeschakeld:
Controleer of de fase en neutraal van de voeding niet
zijn omgekeerd.
Controleer de juiste positionering en integriteit van de
detectie- en ontstekingselektroden, vervang ze indien
nodig.
12. Als de brander niet aan gaat of in ieder geval het gas niet
voelt komen:
Controleer de gastoevoer
Als er gas aanwezig is, controleer dan de gasklep op
spanning tijdens de scintillatie. Als de spanning aanwe-
zig is en de ventilator draait, controleer dan of de spuit-
mond niet geblokkeerd is. Als de spuitmond vrij is, ver-
vang dan de gasklep.
Als de gastoevoer nog steeds aanwezig is, maar er geen
spanning de gasklep bereikt, controleer dan de zekering
van de ontstekingseenheid. Als deze kapot is, vervang
deze dan, anders vervang je de ontstekingseenheid.
13. Controleer na het ontsteken van de brander of de ventilator
start (wacht een paar minuten):
Onderhoud
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
51
7
Als deze niet start, controleer dan de werking van de
ventilatiethermostaat (exclusief modellen R15 e R20) en
vervang deze indien nodig. Voor modellen R15 R20 en
controleer de zekering van de ontstekingseenheid. Als
deze kapot is, vervang deze dan, anders vervang je de
ontstekingseenheid.
Controleer de condensor van de ventilatormotor en ver-
vang deze indien nodig.
Als dit ook niet oplost, vervang dan de ventilatormotor.
7.5 TOESTEL TIJDELIJK BUITEN GEBRUIK
STELLEN
Als men voorziet om het toestel gedurende een lange periode
niet te gebruiken, moet men het toestel van het elektriciteitsnet
en gasdistributienet loskoppelen.
Het toestel voor lange perioden deactiveren
1. Schakel het toestel uit (Paragraaf 6.2
p.47
).
2. Pas wanneer het toestel volledig uit staat, onderbreekt
u de elektrische spanning met de hoofschakelaar/schei-
dingsschakelaar (detail GS in Afbeelding 4.1
p.36
).
3. Sluit de gaskraan.
Het toestel na een lange periode inactiviteit op-
nieuw activeren
Vooraleer het toestel opnieuw te activeren, moet de ver-
antwoordelijke/onderhoudstechnicus van de installatie
eerst en vooral het volgende doen:
Controleer eventueel noodzakelijke onderhoudsinter-
venties (neem contact op met de technische dienst, zie
paragraaf 7.2
p.49
)
Controleer of de uitlaatpijp en de luchtinlaat niet ge-
blokkeerd zijn.
Na deze controles:
1. Open de gaskraan en controleer of er geen lekken zijn.
Als u een gasgeur ruikt, moet u de gaskraan opnieuw
sluiten. Bedien geen elektrische voorzieningen, maar
vraag een interventie door gekwaliceerd personeel.
2. Schakel de elektrische stroom in via de hoofdschakelaar
van de voeding (GS, afbeelding 4.1
p.36
).
3. Zet het toestel aan via de voorziene besturingsinrichting
(Paragraaf 6.2
p.47
).
Bijlagen
52
8
8 BIJLAGEN
8.1 PRODUCTFICHE
Afbeelding8.1
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
15,5 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,0 %
Minimumvermogen
P
min
10,3 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
86,5 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,035 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,015 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 16
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
95,4 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,1 %
Robur SPA
Via Parigi 4/6
I-24040 Zingonia (BG)
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R15
neen
neen
neen
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Contactgegevens
Afbeelding8.2
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
20,5 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,0 %
Minimumvermogen
P
min
13,2 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
86,9 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,035 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,015 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 33
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
94,7 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,0 %
Robur SPA
Via Parigi 4/6
I-24040 Zingonia (BG)
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R20
neen
neen
neen
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Contactgegevens
Bijlagen
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
53
8
Afbeelding8.3
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
28,0 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,0 %
Minimumvermogen
P
min
16,8 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
87,1 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,040 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,015 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 25
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
94,2 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,0 %
Robur SPA
Via Parigi 4/6
I-24040 Zingonia (BG)
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R30
neen
neen
neen
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Contactgegevens
Afbeelding8.4
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
38,3 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,4 %
Minimumvermogen
P
min
23,0 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
86,9 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,040 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,020 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 33
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
94,3 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,0 %
Robur SPA
Via Parigi 4/6
I-24040 Zingonia (BG)
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Contactgegevens
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R40
neen
neen
neen
Bijlagen
54
8
Afbeelding8.5
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
49,0 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,0 %
Minimumvermogen
P
min
31,0 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
88,1 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,040 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,020 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 27
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
93,5 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,0 %
Robur SPA
Via Parigi 4/6
I-24040 Zingonia (BG)
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Contactgegevens
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R50
neen
neen
neen
Afbeelding8.6
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
69,0 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,0 %
Minimumvermogen
P
min
41,4 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
87,8 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,050 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,030 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 42
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
93,6 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,0 %
Robur SPA
Via Parigi 4/6
I-24040 Zingonia (BG)
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Contactgegevens
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R60
neen
neen
neen
Bijlagen
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
55
8
Afbeelding8.7
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
84,0 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,0 %
Minimumvermogen
P
min
54,0 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
87,8 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,050 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,030 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 41
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
93,8 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,0 %
Robur SPA
Via Parigi 4/6
I-24040 Zingonia (BG)
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Contactgegevens
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R80
neen
neen
neen
Afbeelding8.8
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
28,0 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,0 %
Minimumvermogen
P
min
16,8 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
87,1 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,040 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,015 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 25
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
94,2 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,0 %
Robur SPA
Via Parigi 4/6
I-24040 Zingonia (BG)
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Contactgegevens
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R30 C
neen
neen
neen
Bijlagen
56
8
Afbeelding8.9
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
38,3 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,4 %
Minimumvermogen
P
min
23,0 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
87,0 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,040 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,020 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 33
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
94,3 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,0 %
Robur SPA
Via Parigi 4/6
I-24040 Zingonia (BG)
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R40 C
neen
neen
neen
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Contactgegevens
Afbeelding8.10
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
49,0 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,0 %
Minimumvermogen
P
min
31,0 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
88,1 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,040 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,020 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 27
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
94,2 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,6 %
Robur SPA
Via Parigi 4/6
I-24040 Zingonia (BG)
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R50 C
neen
neen
neen
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Contactgegevens
Bijlagen
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – Next-R
57
8
Afbeelding8.11
Item Symbool Waarde Eenheid Item Symbool Waarde Eenheid
Nominaal
verwarmingsvermogen
P
rated,h
84,0 kW
Nu rendement bij
nominaal
verwarmingsvermogen (*)
η
nom
82,0 %
Minimumvermogen
P
min
54,0 kW
Nu rendement bij
minimumvermogen (*)
η
pl
87,8 %
Bij nominaal
verwarmingsvermogen
el
max
0,050 kW
Verliesfactor van de
omhulling
F
env
0,0 %
Bij minimaal vermogen
el
min
0,030 kW
Energieverbruik van
ontstekingsbrander (*)
P
ign
0,0 kW
In stand-bystand
el
sb
0,000 kW
Emissies van skstofoxiden
(*)
NOx 41
mg/kWh
energie-input
(GCV)
Emissie-eciën
η
s,ow
93,8 %
Seizoensgebonden energie-
eciëne van
ruimteverwarming
η
s,h
78,0 %
Contactgegevens
Robur SPA, Via Parigi 4/6, I-24040 Zingonia (BG)
(*) niet vereist voor elektrische luchtverwarmingstoestellen
Vermogen
Nu rendement
Elektriciteitsverbruik (*)
Andere items
Type brandstof: [gas/vloeibaar/elektriciteit]
gas
Tabel 9
Informae-eisen voor luchtverwarmingstoestellen
Model(len): Informae ter bepaling van het model waarop de informae betrekking hee:
Luchtverwarmingstoestel type B
1
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
2
: [ja/neen]
Luchtverwarmingstoestel type C
4
: [ja/neen]
R80 C
neen
neen
neen
Robur mission
21MCLSDC007
Herziening: D
Een dynamische aanpak
bij het onderzoek, de ontwikkeling en de verspreiding
van veilige, ecologische en energiebesparende producten
dankzij de bewuste verantwoordelijkheid
van al onze medewerkers.
Robur S.p.A.
geavanceerde technologieën
voor klimatisatie
via Parigi 4/6
24040 Verdellino/Zingonia (BG) Italy
+39 035 888111 - F +39 035 884165
www.robur.it robur@robur.it
04/03/2021
Code: D-LBR848NL
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60

Robur NEXT R Installation, Use And Maintenance Manual

Type
Installation, Use And Maintenance Manual