Pottinger EUROPROFI 5000 D Handleiding

Type
Handleiding
Handleiding
NL
+ INSTRUCTIES VOOR DE OVERDRACHT VAN MACHINES . . . pagina 3
"Vertaling van de originele handleiding" Nr. 99 1622.NL.80N.1
Opraapwagens
EUROPROFI 4000 L / D
(Type 1622 : + . . 01253)
EUROPROFI 4500 L / D
(Type 1623 : + . . 01538)
EUROPROFI 5000 L / D
(Type 1624 : + . . 02107)
1300_NL-SEITE2
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
De productaansprakelijkheid verplicht de producent en de dealer de handleiding bij de verkoop van machines beschikbaar
te stellen. Bovendien moet de gebruiker bij de machine worden geïnstrueerd omtrent bedienings-, veiligheids- en
onderhoudsvoorschriften.
Het feit dat de machine en de handleiding volgens de voorschriften zijn afgeleverd, dient te worden bevestigd.
Hiervoor dient het
document Aondertekend te worden toegestuurd aan de firma Pöttinger
Document B blijft bij de dealer die de machine levert.
Document C is voor de klant.
Iedere landbouwkundige is ondernemer in de zin van de productaansprakelijkheidswet.
Materiële schade in de zin van de productaansprakelijkheidswet is schade die door een machine wordt veroorzaakt, maar
niet aan de machine wordt veroorzaakt; voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van euro 500,-
Zakelijke materiële schade in de zin van de productaansprakelijkheidswet is uitgesloten.
Attentie! Als de machine van eigenaar wisselt, dient de handleiding te worden doorgegeven. De nieuwe gebruiker moet
volgens de voorschriften worden geïnstrueerd.
NL
Pöttinger - Vertrouwen binnen handbereik - sinds 1871
Kwaliteit is een waarde die rendeert. Daarom beschikken wij over de hoogste kwaliteitsstandaarden voor onze producten.
Deze worden door ons eigen kwaliteitsmanagement en door onze bedrijfsleiding permanent gecontroleerd. Want veiligheid,
probleemloos functioneren, hoogste kwaliteit en absolute betrouwbaarheid van onze machine tijdens het gebruik vormen
onze kerncompetenties, waarvoor wij staan.
Omdat wij permanent werken aan de ontwikkeling van onze producten, kunnen afwijkingen voorkomen tussen deze handleiding
en het product. Er kunnen daarom geen rechten worden ontleend aan de gegevens, afbeeldingen en beschrijvingen.
Bindende informatie omtrent bepaalde eigenschappen van de machine dient bij de service-dealer te worden opgevraagd.
Wij vragen om begrip voor het feit dat wijzigingen in de leveringsomvang, wat betreft de vorm, uitrusting en techniek
mogelijk zijn.
Nadruk, vertaling en kopieën in welke vorm dan ook, ook als samenvatting, zijn alleen toegestaan met schriftelijke toestemming
van Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges.m.b.H.
Alle auteursrechten blijven Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges.m.b.H. uitdrukkelijk voorbehouden.
© Alois Pöttinger Maschinenfabrik Ges.m.b.H – 31 oktober 2012
ttinger-Newsletter
www.poettinger.at/landtechnik/index_news.htm
Actuele vakinformatie, nuttige links en entertainment
Document D
NL-0600 Dokum D Anhänger
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd.
Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas,
veiligheidsinrichtingen en handleidingen zijn aanwezig.
De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van
de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding
met de gebruiker besproken en uitgelegd.
Bandenspanning gecontroleerd.
Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
Mechanische functies (achterhek openen, zwenken van
snijmechanisme enz.) gedemonstreerd en uitgelegd.
Demontage en montage van de messen uitgelegd.
Elektrische verbinding van de trekker en de machine
aangesloten en deze aansluiting gecontroleerd (54 g
aangesloten). Aanwijzingen in de handleiding in acht
nemen!
Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel
aangepast: disselhoogte, handremskabels en steun voor
handrem in de cabine geplaatst.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
Het functioneren van de elektrische installatie gecontroleerd
en uitgelegd.
Hydraulische verbinding met de trekker aangekoppeld en
gecontroleerd of het systeem goed functioneerde.
Hydraulische functies, zoals knikdissel, achterhek openen enz.
uitgelegd en gedemonstreerd.
Handrem en oplooprem op goede werking gecontroleerd.
Proefgedraaid met de machine en geen gebreken
geconstateerd.
Tijdens het proefdraaien de werking van de machine
uitgelegd.
In- en uitschakelautomatiek bij laadaggregaat gecontroleerd.
Het zwenken in werk- en tansportstand uitgelegd.
Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de
handleiding goed te lezen.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden
verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
NL
INHOUDSOPGAVE
1100_NL-Inhalt_1622
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
heb ben op
de vei lig heid
met dit teken
aan ge ge ven.
Inhoudsopgave
WAARSCHUWINGSTEKENS
CE-kenmerk ............................................................... 6
Betekenis van de waarschuwingstekens ................... 6
IN GEBRUIK NEMEN
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij het gebruik van
de wagen ................................................................... 7
Voor het in gebruik nemen ......................................... 8
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Hydrauliekaansluiting ................................................. 9
Aankoppelen van de hydrauliekslangen .................... 9
Trekker aan de wagen aansluiten ............................ 10
Slanghouder instellen .............................................. 10
Cardanas ................................................................. 10
Trekdissel instellen t.o.v. de trekhaak .......................11
Schokdemping 1) .....................................................11
Knikdissel instellen ...................................................11
Sperren van de meelopend gestuurde as ................ 12
Afstellen van de dissel ............................................. 13
Montage van de trekhaak ........................................ 13
Kogelkoppeling ........................................................ 13
STEUNPOOT
Steunpoot (transportstand) .......................................14
Het afkoppelen van de wagen ..................................14
PICK-UP
Pick-up pendelbereik instellen ................................. 15
Pick-up steun afstellen ............................................. 15
Snijinrichting ............................................................ 16
Externe bedieningstoetsen ...................................... 16
Messenbalk zwenken................................................17
Justeren van de mesbalk ......................................... 18
Afstellen van de messen .......................................... 18
Afstand van de messen ten opzichte van de persrotor
controleren ............................................................... 19
ACHTERWAND
Beveiliging van het vergrendelsysteem .................... 20
Lossen met doseerwalsen ....................................... 20
DOSEERWALSEN
Demonteren van de walsen ..................................... 21
Schakeling bodemketting ......................................... 22
Montage van een oliedrukschakelaar .................... 22
BOVENBOUW
Omhoogzetten van de boven-bouw ......................... 23
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
Opbouw ................................................................... 25
Schakelpaneel ......................................................... 25
Betekenis van de toetsen ......................................... 25
Ingebruikname van de Direct Control ...................... 26
WORK-menu laadfuncties ....................................... 26
WORK-menu losfuncties .......................................... 28
Set-menu ................................................................. 31
Test-menu ................................................................ 31
Data-menu ............................................................... 33
Configuratie-menu ................................................... 34
Diagnose-functies .................................................... 35
Snijwerk-controle ..................................................... 35
Achterwand-controle ................................................ 35
Toegangsluik-controle .............................................. 35
Sensorspanning ....................................................... 35
CAN I/O defect ......................................................... 35
POWER CONTROL – BEDIENING
Prestatiekenmerken van de terminal........................ 36
Ingebruikname ......................................................... 36
Toetsenbezetting ...................................................... 37
Menustructuur .......................................................... 38
Menu's ..................................................................... 39
Hydraulisch geregelde zijafvoerband ....................... 42
Mechanische zijafvoerband ..................................... 42
Diagnosefunctie ....................................................... 54
Bewakingsalarmen .................................................. 55
Elektronische gedwongen besturing (EZL) -
Foutmeldingen ......................................................... 56
ISOBUS - TERMINAL
Bedieningsstructuur – Ladewage met ISOBUS-
aansluiting ................................................................ 58
Start menu ............................................................... 59
Basis instellingen menu ........................................... 59
Combikleppen-menu ................................................ 62
Laadmenu ................................................................ 62
Los-menu ................................................................. 63
Data menu ............................................................... 65
Set menu ................................................................. 66
Config-menu ............................................................ 68
TEST-Menu .............................................................. 69
Diagnose menu ........................................................ 71
Controle alarm ......................................................... 72
Elektronische gedwongen sturing (EGS) -
Foutmeldingen ......................................................... 73
HET VULLEN VAN DE WAGEN
Laden algemeen .......................................................74
Opraper afstellen ......................................................74
Het beginnen van laden ............................................74
Tijdens het laden opletten .........................................74
LOSSEN VAN DE WAGEN
Lossen van de wagen .............................................. 75
Uitschakelkoppeling (NS) van de doseerinrichting .. 75
Beeindigen van het lossen ....................................... 75
ONDERHOUD
Veiligheidsaanwijzing ............................................... 76
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud .......... 76
Reinigen van machinedelen..................................... 76
In de openlucht laten staan ...................................... 76
Overwinteren ........................................................... 76
Aftakassen ............................................................... 76
Hydrauliekinstallatie ................................................. 76
Accumulator ............................................................. 77
Overbelastingskoppeling.......................................... 77
Remmen afstellen .................................................... 77
Openen van de beschermkap .................................. 77
Opraper .................................................................... 78
Invoerrotor ................................................................ 78
Snijmechanisme ...................................................... 79
Demontage van een afstrijker .................................. 80
Tandwielkast ............................................................ 81
Ketting ...................................................................... 81
1 x per jaar ............................................................... 82
Instelafstand voor sensoren ..................................... 83
Oliedrukschakelaar .................................................. 85
Filter vervangen ....................................................... 85
Beveiliging van de elektrische installatie .................. 86
- 5 -
NL
INHOUDSOPGAVE
1100_NL-Inhalt_1622
Onderhoud van de elektronische onderdelen .......... 86
Aansluiten van de remslangen ................................. 87
Nazorg en onderhoud van de rem installatie ........... 87
Neutraalstelling van het remventiel .......................... 88
Wegzetten van de wagen ........................................ 88
ASSEN EN ASAGGREGATEN
Smeerpunten ........................................................... 89
Onderhoudswerkzaamheden aan wielen en
remmen .................................................................... 91
Onderhoudswerkzaamheden aan het hydraulische
chassis ..................................................................... 93
Onderhoudswerkzaamheden aan BOOGIE-
chassis ..................................................................... 94
STORINGEN
Storingen ................................................................. 96
Storingen en oplossingen als de electriciteit uitvalt . 97
TECHNISCHE GEGEVENS
Technische gegevens .............................................. 99
Plaats van het typeplaatje ........................................ 99
Doelgericht gebruik van opraawagens ................... 100
Juiste kraanaanspanning ....................................... 100
BANDEN EN WIELEN
Aanhaalkoppel ........................................................101
Bandenspanning .....................................................101
AANHANGSEL
AFTAKAS
Algemene aanwijzingen ......................................... 106
Aanpassen van de cardanas ..................................107
Aanbouw van de cardanas .................................... 108
Gebruik van de cardanas ....................................... 108
Toegelaten scharnierhoek ...................................... 108
Nokkenschakelkoppeling ....................................... 109
Afbouw van de cardanas ....................................... 109
Onderhoud ..............................................................110
Smering ..................................................................110
AUTOMATISCHE BESTURING
Eerste montage aan de trekker ............................... 111
Noodbediening ........................................................112
Onderhoud ..............................................................112
NOODREMKLEP
Noodremklep ..........................................................113
Hydraulische eigenvoorziening voor diagonale
transportband ......................................................... 115
Olietank ...................................................................115
Pomp ......................................................................115
Smeerschema .........................................................116
Smeermiddelen .......................................................118
SERVICE - DIRECT CONTROL
Schema hydrauliek ................................................ 120
Elektronicaplan Bedieningsgedeelte en
verlengkabel ...........................................................121
Kabelbundel PRIMO, FARO, EUROPROFI ........... 122
Elektronicaplan PRIMO, FARO en EUROPROFI .. 123
Verdelerkastaansluitplan .........................................124
SERVICE - POWER CONTROL
Hydraulikplan ......................................................... 125
Schema hydrauliek ................................................ 125
Elektrisch schema .................................................. 126
Sticker schakelkast ................................................ 133
- 6 -
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
1000_NL-Warnbilder_548
495.163
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord
aan de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde
machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
CE-kenmerk
Betekenis van de waarschuwingstekens
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
heb ben op
de vei lig heid
met dit teken
aan ge ge ven.
Voor het verrichten van onderhouds-
en reparatie werkzaamheden, de
trekker motor uitschakelen.
Raak nooit bewegende machinedelen
aan. Wacht totdat deze volledig tot
stilstand zijn gekomen.
Grijp nooit in de machine zolang zich
daar nog delen kunnen bewegen.
Laadvloer niet betreden terwijl de
aandrijving is ingeschakeld en de
trekkermotor draait.
Bij een lopende trekkermotor niet in
het zwenkbereik van het achterhek
komen. Alleen deze ruimte betreden
als de veiligheid dit toelaat.
Kom nooit met
lichaamsdelen in het bereik
van de pick-up wanneer
de kruiskoppelingsas
aangesloten is aan de
trekker en de trekker nog
loopt.
Gevaar voor draaiende
machine(onder)delen!
Warschuwing voor
beschadigung
De pennen op de linker en rechter
wagenzijde moeten steeds gelijk
gemonteerd zijn, anders ontstaat
er beschadigung aan achter wand
en zwenk-delen;
daarom
- altyd contrleren voordat de
achterwand hydraulisch wordt
geopend.
Tijdens de
werkzaamheden
mogen zich geen
personen binnen
het zwenkbereik
van de achterklep
bevinden.
494.529
- 7 -
NL
1100_NL-INBETRIEBNAHME_511
IN GEBRUIK NEMEN
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij het gebruik van de wagen
Aanwijzingen bij het aan- en afkoppelen
van de wagen
Bij het aankoppelen van machines aan de trekker
ontstaat beklemmingsgevaar.
Bij het aankoppelen niet tussen de wagen en de
trekker gaan staan, zolang de trekker terugrijdt.
Er mag niemand tussen de trekker en de machine
staan, zonder dat het geheel tegen wegrollen is
beveiligd. (Door gebruik van de handrem en/of
voorlegblokken.)
Aftakas alleen aan- en afkoppelen als te trekkermotor
stil staat.
De cardanas moet bij het aankoppelen op de juiste
manier arrêteren.
Parkeren van de wagen
• Wanneer de machine wordt af ge kop peld moet de
kruis koppelingsas volgens voor schrift af ge legd
wor den resp. door een ketting be ve stigd worden.
Blokkeerketting (H) niet voor het ophangen van de
kruiskoppelingsas benutten.
De aanhanger alleen gebruiken voor dat doel
waarvoor het gebouwd is!
Voor het bestemmingsgebruik verwijzen wij u naar de
technische gegevens.
De capaciteitsgrenzen (zoals asdruk, oplegdruk en
totaalgewicht) mogen niet zodanig overschreden
worden, dat de wagen overbelast wordt. De
gegevens zijn ook op de rechterkant van de wagen
aangebracht.
Neem ook de capaciteitsgrenzen van de trekker in
acht.
De aanhanger mag niet worden gebruikt voor het
transport van personen, dieren of voorwerpen.
Aanwijzingen voor het rijden met de
wagen.
De rijeigen schap pen van de trekker worden door de
machine (aanhanger) beinvloed.
Bij het werken op hellingen bestaat gevaar voor
omslaan.
Rijstijl aan de omstandig heden aanpassen.
Let op de maximale snelheden (afhankelijk van hoe
de aanhanger is uitgerust)
De trekker moet voor en achter voldoende
van bal last ge wich ten worden voorzien om de
bestuurbaarheid en de remkracht te waarborgen.
(Minstens 20% van het leeggewicht van het voertuig
moet op de vooras rusten).
Let op de hoogte van de aanhanger (vooral onder
viaducten en bruggen, en bij lagere inritten enz…)
De belading van de aanhanger beïnvloedt het
rijgedrag van de trekker.
Transport over de openbare weg
Leef de wettelijke bepalingen na.
Tijdens het rijden over openbare wegen moet
de achterwand zijn gesloten, de toegangsladder
moet zijn opgeklapt en de snij-installatie moet
naar de zijkant zijn ingeklapt. De verlichting moet
daarbij verticaal ten opzichte van de rijbaan zijn
aangebracht.
20%
Kg
Attentie!
Let ook op de
aanwijzingen
die verderop in
verschillende
hoofdstukken
worden
aangegeven.
- 8 -
NL
IN GEBRUIK NEMEN
1100_NL-INBETRIEBNAHME_511
Controle voor de ingebruikname
1. Controleer alle veiligheidsvoorzieningen. Zijn de
beschermkappen en afdekplaten op de juiste wijze
aangebracht.
2. De wagens volgens smeervoorschrift smeren en olie-
niveau's van de tandwielkasten controleren. Tevens
controleren of asafdichtingen dicht zijn.
3. Controleer of de banden de juiste spanning hebben.
4. Controleer of de wielmoeren goed vastzitten.
5. Let er op dat het juiste aftakastoerental wordt
gebruikt.
6. De elektrische aansluiting moet worden gecontroleerd op
eventuele beschadiging aan kabels en verbindingen.
7. Eventuele aanpassingen aan de trekker uitvoeren
voor:
hoogte van de dissel
remaansluiting *)
eventueel handrem in de cabine aanbrengen *)
8. De wagen mag alleen met de originele trekpennen
worden bevestigd.
9. De kruiskoppelingsas moet op de juiste lengte
worden gebracht voordat deze wordt gemonteerd.
De slipkoppeling moet gecontroleerd worden op de
werking.
10. De werking van de electrische installatie controleren.
11. De hydrauliekslangen worden aan de trekker bevestigd.
Deze moeten schoon zijn voordat ze in elkaar worden
gestoken.
de slangen moeten worden gecontroleerd op
beschadigingen
let er op dat de slangen aan het juiste systeem worden
aangesloten (pers en retour niet verwisselen)
12. Alle draaibare machinedelen (achterhek, hendels etc.)
moeten tegen verandering van positie, die gevaren
kunnen geven, geborgd worden en moeten veilig
zijn.
13. De remmen moeten worden gecontroleerd.
*) indien beschikbaar
Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet
de bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften
ver trou wd ma ken. Tijden het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine
deze op verkeersen bedrijfsveiligheid controleren.
c. Wanneer men hydraulische apparatuur gaat bedienen
en de aandrijving ingeschakeld wordt, mogen zich geen
personen in de nabije omgeving bevinden. Doordat men
in het bereik van de pick-up, messenbalk, achterhek en
bovenbouw bekneld zou raken, kunnen verwondingen
ontstaan.
d. Bij het voorwaarts of achterwaarts in gang zetten van
het voertuig moet de chauffeur zich ervan vergewissen
dat hij niemand in gevaar brengt. Als de chauffeur van
het voertuig niet in staat is om achter de aanhanger
te kijken, of geen overzicht heeft, dient hij zich bij het
achteruit rijden te laten instrueren.
e. Let op de veiligheidsaanwijzingen die op de wagen
zijn aangebracht. De gevarentekens zijn uitgelegd op
bladzijde 5.
f. Let ook op de aanwijzingen die verderop in verschillende
hoofdstukken worden aangegeven.
Aanwijzing!
De volgende
aanwijzingen
moeten u
helpen bij de
ingebruikname
van de wagen.
Gedetailleerde
informatie
treft u in de
desbetreffende
hoofdstukken
aan.
- 9 -
1000_NL-Erstanbau_5543
NL
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Is de trekker alleen maar uitgerust met een enkelwerkend
stuurventiel dan is het noodzakelijk een olieretourleiding
(T) met vrije uitloop aan uw trekker te laten maken door
uw dealer.
- Persleiding (1) aan het enkelwerkend stuurventiel
aansluiten en de olieretourleiding (2), die een
groterediameter heeft, aan de vrije uitloop van de
trekker bevestigen.
Dubbelwerkend stuurventiel
- Persleiding (1) en olieretourleiding (2) aansluiten aan
het stuurventiel.
LS-leiding (optionele uitrusting)
- Load sensing leiding aan de LS-aansluiting van de
trekker koppelen.
Let op bij trekkers met gesloten
hydraulieksystemen en LS-systemen
JOHN-DEERE, CASE - MAXXUM, CASE - MAGNUM,
FORD SERIE 40 SLE
Voor het aankoppelen de bout (7) aan het stuurventielblok
in het blok draaien (7b).
7a
Basisafstelling voor een open
hydraulieksysteem
7b
Let op bij trekkers met gesloten
hydraulieksystemen en LS-systemen
LS = Load sensing
7b
001-01-23
PT
LS
7
7a
Aankoppelen van de hydrauliekslangen
- Voor het aankoppelen de aftakas uitschakelen.
- Hendel van het hydrauliek (ST) in de neutraalstand
plaatsen.
- Snelkoppelingen moeten schoon zijnanders goed
reinigen.
- maximale hydraulische druk: 200 bar
- maximale doorstroomhoeveelheid: 60 l/min
(Uitzondering:
Jumbo 7210 Combiline: 130 l/min
Jumbo 10010 Combiline: 130 l/min)
Let op!
Wordt de olie
tijdens het werk
warm dan moet
voor een enkel-
werkend ventiel
met vrije retour
gekozen worden
(zie hierboven).
Basisafstelling voor een open
hydraulieksysteem
Deze positie van de bout (7) wordt in de fabriek ingesteld
(7a).
Let op!
Wanneer deze aanwijzing niet in acht wordt genomen,
wordt de olie constant over het overdrukventiel van de
trekker weggepompt en daardoor sterk verhit!
Let op!
De tractor dient al-
tijd te zijn voorzi-
en van een druklo-
ze olieretour.
Let op!
De hydraulische
druk van de trek-
ker mag maximaal
200 bar bedragen!
Maximale
doorstroomhoe-
veelheid: 60 l/min!
(Uitzondering:
Jumbo 7210 Com-
biline: 130 l/min
Jumbo 10010
Combiline: 130 l/
min
- 10 -
1000_NL-Erstanbau_5543
NL
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Slanghouder instellen
- Slanghouder zo instellen dat er voldoende afstand
bestaat tussen de hydraulische leidingen en de dissel
(A2).
Trekker aan de wagen aansluiten
Bediening:
- 2-polige stekker aan de DIN 9680 stekkerdoos van de
trekker koppelen
Verlichting:
- 7-polige stekker aan de trekker koppelen
- De verlichting van de wagen controleren op goed
functioneren.
Bij trekkers met een ISO-bus aansturing
- 9-polige stekker aan de ISO-bus stekkerdoos van de
trekker koppelen
Belangrijk!
Elke keer als de
wagen in gebruik
genomen wordt
deze op verkeers-
veiligheidsaspec-
ten controleren
(aankoppelpenbe-
veiliging, remmen,
verlichting, rich-
tingaanwijzers,
beschermkappen)
Cardanas
Een juiste afstemming, montage en onderhoud van de
cardanas is een voorwaarde voor een lange levensduur.
Voor details zie het hoofdstuk 'Cardanas'. De aanwijzingen
dienen in elk geval te worden opgevolgd.
Belangrijk!
Voordat de machi-
ne voor de eerste
keer in gebruik
wordt genomen,
moet de car-
danas volgens
de aanwijzingen
in het hoofdstuk
'Cardanas' aan de
trekker worden
aangepast!
- 11 -
1000_NL-Erstanbau_5543
NL
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Knikdissel instellen
Voor het goed functioneren van de opraper moet maat
(M) als de wagen aangekoppeld is goed worden afgesteld
(pendelbereik van de opraper).
- Instelmaat (M) zie hoofdstuk “Pick-up”
Uitgangspositie:
- Wagen aan de trekker gekoppeld.
- Beide hydraulische cilinders moeten volledig
ingeschoven zijn.
Instelprocedure:
- Contramoeren (K) van de beide draadspindels
losdraaien.
- Door de draadspindels (zuigerstangen) (50) van de
cilinders te verdraaien, resp. in of uitdraaien tot de
maat (M) bereikt is.
-
Het maximale verstelbereik mag niet worden
overschreden (L max. zie tabel beneden)
- Het afstellen moet afwisselend aan beide hydraulische
cilinders worden uitgevoerd
- Beide hydraulische cilinders moeten op gelijke lengte
worden ingesteld.
- Contramoer (K) weer vastdraaien.
1) Standaarduitrusting bij JUMBO, TORRO
Optioneel bij EUROPROFI, FARO, PRIMO
Aanwijzing!
Wanneer de
draadspindel te
ver wordt uitge-
draaid, kunnen
beschadigingen
ontstaan. Let op
de maximale maat
volgens de tabel!
Trekdissel instellen t.o.v. de trekhaak
Trekhaak (A) zo aan de trekker bevestigen dat met
aangekoppelde wagen, speciaal met knikdissel, voldoende
afstand tussen de kruiskoppelingsas en de dissel aanwezig
is (A1).
A
001-01-26
Schokdemping 1)
Wichtig! Om de schokdemping op de juiste manier te
kunnen laten functioneren, moet op het volgende
worden gelet:
- Bij ritten over de weg mag de cilinder (K) niet helemaal
zijn ingeschoven
- Cilinder (K) ca. 1 – 3 cm uitschuiven
Voorspandruk in gastankje (G):
Druk wijzigen – zie hoofdstuk “ONDERHOUD”
136-07-01
G
K
1 - 3 cm
Type Vuldruk
PRIMO, FARO
50 bar
EUROPROFI
70 bar
TORRO
80 bar
JUMBO (
2 to-aanhang)
100 bar
JUMBO (
3 4 to-aanhang)
90 bar
A1
001-01-25
Type
Onderdelennummer
L max
PRIMO, FARO
EUROPROFI,
TORRO, JUMBO
(2 to-aanhang)
442.240 555 mm
JUMBO 3, 4t
(3, 4 to-aanhang)
442.460 500 mm
- 12 -
0700_NL-Lenkachssperre_5543
NL
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Varianten 2
Bij trekkers met load sensing systeem:
- de hydraulische leiding is aan het hydraulische blok
aangesloten
- het geheel wordt bediend via de ‘POWER CONTROL
regeling’ of via de ‘ISOBUS-terminal’
(zie beschrijving van de betreffende regeling)
Varianten 1
- Bij trekkers zonder load sensing systeem:
- extra hydraulische leidingen aan de trekker
aansluiten
- met regelventiel (ST) de stuuras openen of sluiten
De stuuras kan, afhankelijk van de trekker- en
wagenuitvoering, verschillend worden bediend.
Sperren van de meelopend gestuurde as
Attentie!
De stuuras moet
altijd geblok-
keerd zijn tijdens
snellere ritten
over de weg met
beladen wagen!!
137-06-02
137-06-04
Let op!
De stuuras moet geblokkeerd worden:
- bij rechtuit rijden met een snelheid meer dan 30 km/u
- op een onverharde ondergrond
- op hellingen
- bij ontlasting van de voorste as door knikdisselaandrijving
- in combinatie met gleufsilo
- indien de zijdelingse geleiding van de ongestuurde as niet meer voldoende is
137-06-03
- 13 -
1000_NL-Zug-Kugelkupplung_548
NL
AFSTELLEN VAN DE DISSEL
Afstellen van de dissel
Kogelkoppeling
Tip
De kogelkoppeling mag alleen met koppelingskogels 80 van de firma Scharmüller GmbH of andere toegestane
koppelingskogels (kogeldoorsnede 80 mm) gekoppeld worden, en voor een veilige koppeling en vergrendeling
geschikt zijn.
Onderhoud van de kogelkoppeling
Bij het algemene voertuig onderhoud:
De contactvlakken in het koppelpunt smeren
De bevestigingsbouten van de kogelkoppeling op
vastzitten controleren
Beschadigde, vervormde of versleten kogelkoppelingen
vervangen.
- Het verwisselen alleen door vakbekwaam personeel
uit laten voeren!
Attentie!
Reparaties aan de
kogeltrekhaak zijn
niet toegestaan
Montage van de trekhaak
De toelaatbare steunlast staat vermeld op het voertuigtypeplaatje.
De toelaatbare Dc-waarde staat vermeld op het dissel- of trekoogtypeplaatje.
Het aandraaimoment van de bevestigingsbouten van de trekogen:
- M16x1,5 10.9 250 Nm
- M20x1,5 10.9 460 Nm
De bevestigingsbouten moeten regelmatige gecontroleerd en nagetrokken worden.
In geknikte positie van de dissel (bij het lossen) is alleen een korte rit op een vlakke ondergrond toegestaan. Een
geringe knik van dissel (tijdens het rijden) is weliswaar toegestaan.
Bij rijden in geknikte positie van de dissel moet extra gelet worden op de beperkte ruimte/hoek naar boven.
Attentie!
Productie en
montage gebeurd
meestal in de
fabriek. Indien
montage door
uzelf word
gedaan is overleg
met de fabriek of
importeur vereist.
- 14 -
1000_NL-Stützfuß_548
NL
STEUNPOOT
Het afkoppelen van de wagen
De wagen moet op een vlakke, vaste bodem
neergezet worden.
Op zachte grond kan het steunoppervlak van het
steunpoot vergroot worden door er bijvoorbeeld
een stevige plank onder te schuiven.
- De wagen met de knikdissel heffen.
- Borgpen (1) eruit trekken.
Steunpoot naar beneden zwenken en weer
vergrendelen.
- Let er op dat de pen (1) goed vergrendeld is.
- De wagen weer men de knikdissel laten zakken.
- Hydraulische en elektrische leidingen afkoppelen en
aan de wagen ophangen.
Steunpoot (transportstand)
- Wagen aan de trekker koppelen.
- Door de knikdissel te bedienen steunpoot ontlasten
(zie hoofdstuk "verklaring functies bedieningskast").
- Vergrendelpen (1) eruit trekken. Steunpoot
omhoogdraaien en weer borgen.
- Let goed op dat pen (1) ook goed vergrendeld !
LET OP!
De wagen
alleen leeg op
de steunpoot
plaatsen en
vastzetten tegen
wegrollen.
1
1
- 15 -
1000_NL-Pick-up_5543
NL
PICK-UP
Let op!
Beknellingsgevaar
bij het op en neer
bewegen van de
pick-up.
Pick-up steun afstellen
Variant – mechanische ontlasting
Voor een optimale pick-up druk kan de veerspanning
verandert worden.
Te weinig druk op de pick-up (stuitert)
- Afstand (X) verkleinen
Te veel druk op de pick-up
- Afstand (X) vergroten
Variant – hydraulische ontlasting
Instelprocedure:
- Afsluitkraan (H) openen (pos. E)
- Pick-up heffen
- Afsluitkraan (H) sluiten (pos. A)
- Pick-up laten zakken
- gewenste systeemdruk volgens manometer (M) instellen
door de afsluitkraan (H) kort te openen (ca. 27 bar)
Hoe hoger de druk, hoe groter de ontlasting.
Voorspandruk in gastankje (G):
- 10 bar stikstof (N)
Pick-up pendelbereik instellen
Voor het goed functioneren van de opraper moet
maat (M) als de wagen aangekoppeld is goed worden
afgesteld (pendelbereik van de opraper).
Maat (M) = 480 mm
Aanwijzing:
Bij oneffen bodem de maat 1 cm verkleinen
(M = 470 mm)
Instelprocedure zie hoofdstuk “Eerste montage aan de
tractor”
De stootplaat (P) dient ook als bescherming
tijdens ongevallen en mag tijdens de
werkzaamheden niet worden verwijderd.
136-07-03
Pos A
Pos E
M
G
H
- 16 -
0700_NL-Schneidwerk_1622
NL
SNIJWERK, MESBALK
Snijinrichting
Belangrijke controles van de messenbalk
voor iedere ingebruikname
- pin links en rechts vergrendeld (E2)
- slijtage van de messen
- vervuiling van de mes-overbelastingsbev
eiliging
- voldoende bodemvrijheid (A)
Belangrijk!
Messenbalk met pin vergrendelen
Positie E2
- aan de linker- en rechterkant van de wagen
- beide pinnen met een spiebout (V) borgen.
Let op!
Voor elke ingebru-
ikname controle-
ren, of de bouten
links en rechts
vergrendelt zijn!
Algemene aanwijzingen
Voor onderhoudswerkzaamheden aan het snijinrichting
kan de messenbalk naar de linkerkant van de wagen
worden gezwenkt.
Alle messen zijn dan vrij toegankelijk:
- voor het slijpen van de messen
- voor het monteren en demonteren van de messen
- voor het reinigen
Externe bedieningstoetsen
Bij onderhoudswerkzaamheden aan de messenbalk kan
met de beide bedieningstoetsen (57) de messenbalk in- en
uitgeklapt worden.
De schakelaars alleen bedienen als het invoerkanaal leeg
en de aandrijving van de rotor uitgeschakeld is!
Let op!
Voordat de messenbalk ingeklapt wordt deze eerst
controleren op zijn toestand (beschadigde messen,
verbogen delen etc.)
Belangrijk als de invoer verstopt
Let op! Als de invoer verstopt is mag de messen balk
niet met de rechterdrukschakelaar uitgezwenkt worden
omdat dit dan met hydraulische druk geschiedt en tot
beschadiging leidt.
Methode
- Bedieningstoets op het bedieningspaneel
ingedrukt houden en tegelijkertijd de aftakas
inschakelen. De messenbalk wordt door de druk
van het gewas bij ingeschakelde aftakas naar buiten
gedrukt.
- Na het verhelpen van de verstopping de messenbalk
weer inklappen.
Attentie!
Bij alle werkzaam-
heden aan de
messenbalken
bestaat een
verhoogd onge-
valrisico. Vooral
bij zijdelingse
zwenkmanoeuv-
res en als de mes-
senbalk omhoog
wordt gebracht.
- 17 -
0700_NL-Schneidwerk_1622
NL
SNIJWERK, MESBALK
3. Cilinder van de ophangingspen verwijderen.
(rechts en links)
4. De linker cilinder
omhoogklappen
en in de houder
5. Messenbalk
uitzwenken.
6. Messenbalk d.m.v. borgpen in uitgezwenkte
stand vergrendeln.
Terugzwenken van de messenbalk
Het terugklappen van de messenbalk gebeurt
in omgekeerde volgorde.
1. De messenbalk uitklappen ( A1 )
2. Beide pennen ontgrendelen (E1) (rechts en
links)
- Borgpen (V) verwijderen en beide pennen
ontgrendelen.
- beide pennen met een b orgpen (V) borgen.
Messenbalk zwenken
Wegzwenken van de messenbalk naar de
linkerkant van de wagen Let op!
Wanneer de
messenbalk
(A) helemaal is
uitgezwenkt,
mag niet met de
wagen worden
gereden.
- 18 -
0700_NL-Schneidwerk_1622
NL
SNIJWERK, MESBALK
Afstellen van de messen
De afstelling moet zo zijn dat de messen gecentreerd
(M) tussen de tanden van de laadrotor zijn
gepositioneerd.
Messen tussen de tanden centreren (M)
1. Contramoeren (K) losmaken
- aan de linker- en rechterkant van de wagen
2. Bout (SK-1, SK-2) aan één kant van de wagen
een klein eindje uitdraaien.
Als de messenbalk naar rechts moet worden
verplaatst:
- eerst de bout (SK-1) aan de rechterkant van de
wagen uitdraaien
- dan de bout (SK-2) aan de linkerkant van de wagen
indraaien. Door het indraaien van de bout kan de
messenbalk zover worden verschoven tot de messen
in het midden tussen de tanden van de persrotor
zijn gepositioneerd.
Als de messenbalk naar links moet worden
verplaatst:
- eerst de bout (SK-2) aan de linkerkant van de wagen
uitdraaien
- dan de bout (SK-1) aan de rechterkant van de wagen
indraaien.
3. Beide bouten (SK-1 en SK-2) tot de aanslag
indraaien.
- Bouten niet te vast aanhalen.
4. Beide bouten (SK-1 en SK-2) met contramoeren
borgen
Justeren van de mesbalk
Messenbalk vertikaal afstellen
• De afstelling moet zo zijn dat de framebuis bij het
terugzwenken van de messenbalk precies in de opening
van het persframe past (1).
Afstelling met bout (SK-4) aan de zwenkas van de
messenbalk.
Afstellen d.m.v. bout (SK-4) aan de onderzijde van de
messenbalk.
Afstelling
1. Contramoer (K) losmaken
2. Bout (SK-4) overeenkomstig draaien
De afstelling
moet zo zijn dat
de framebuis bij
het terugzwenken
van de
messenbalk over
het glijstuk wordt
geschoven.
- De geleider moet ongeveer 3 mm onder het hoogste
punt aangrijpen. (zie tekening).
3. Bout (SK-4) met contramoer beveiligen
Afstelling voor de messenbalk in uitgezwenkte
stand.
De afstelling moet zo zijn dat in uitgezwenkte stand
van de messenbalk de pen (B) zich ongeveer in het
midden van het sleufgat bevind (X =X).
Afstellen d.m.v. bout (SK-5) aan de onderzijde van de
messenbalk.
- 19 -
0700_NL-Schneidwerk_1622
NL
SNIJWERK, MESBALK
Afstand van de messen ten opzichte van de persrotor controleren
De afstand van de messen ten opzichte van de persrotor moet ten minste 20 mm bedragen.
- Aanslagbouten (SK-3) overeenkomstig instellen.
Controle
1. Messenbalk inklappen (arbeidspositie)
2. Optische controle uitvoeren
De afstand van de messen ten opzichte van de persrotor moet ten minste 20 mm bedragen.
Afstand instellen
1. Contramoer (K) losmaken
- aan de linker- en rechterkant van de mesbalk
2. Bouten (SK-3) zover verdraaien tot de juiste afstand (20-30 mm) is bereikt
- Beide aanslagen zo instellen dat de messenbalk bij het inklappen in de werkpositie niet klemt.
3. Aanslagbouten met contramoeren (K) borgen.
179-04-08
min.
20 mm
K
SK3
- 20 -
1000_NL-Rückwand_5543
NL
ACHTERWAND
Beveiliging van het vergrendelsysteem
Het achterhek zakt tot stand “C” alleen door zijn eigen
gewicht (drukloos).
Pas in stand C wordt door schakelaar (56) de hydraulische
beveiliging weggenomen en het achterhek onder druk
gesloten (G).
Lossen met doseerwalsen
Varianten
1. Normaal doseren
Achter-plaatwand aan draiende achterwand
gemonteerd
- met borgueer (F) vastzetten (links en rechts)
2. Fijndoseren
Achter plaatwand aan de zijwanden van de wagen
gemonteerd
- met borgueer (F) vastzetten (links ed rechts)
Het voer valt gelijkmatiger verdeeld op de grond als bij
normaal doseren.
Warschuwing voor beschadigung
De pennen op de linker en rechter wagenzijde
moeten steeds gelijk gemonteerd zijn, anders
ontstaat er beschadigung aan achterwand en
zwenk-delen.
daarom
- altyd contrleren voordat de
achterwand hydraulisch
wordt geopend.
Let op!
Er mag zich
niemand binnen
het bereik van
het achterhek
bevinden als het
geopend of geslo-
ten wordt!
Ga nooit onder het
omhooggeklapte
achterhek staan!
Zorg dat het hek
gesloten is tijdens
wegtransport.
Wanneer een schakelaar bediend wordt
opletten dat niemand zich in de gevarenzone
bevindt!
Voorbeeld:
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de
hydrauliek bediend terwijl iemand anders
bij het achterhek o.i.d. bezig is, of
bijvoorbeeld achter de wagen loopt.
- 21 -
1000_NL-DOSIERER_548
NL
DOSEERWALSEN
1. Achterhek openen.
2. Spanning van de ketting halen (58) en
aandrijfketting (1) verwijderen.
3. Platenwand (2) links en rechts demonteren.
Let op! Instelling van de veervoorspanning (X) niet
wijzigen.
4. Bovenste doseerwals demonteren
volgende bouten verwijderen, links en rechts:
- drie bouten (SK-3) bij flenslager
- twee bouten (SK-2) bij de veiligheidsring
5. Onderste doseerwals demonteren
- twee bouten (SK-2) bij de veiligheidsring verwijderen,
links en rechts
6. Doseerwalsen naar achteren eruit schuiven.
7. Plaatstukken (2) links en rechts weer
monteren.
8. Schakelaar instellen
- zie volgende bladzijde
Demonteren van de walsen
Let op!
Niet in het bereik
van de doseerwal-
sen grijpen zolang
de aandrijfmotor
loopt.
- 22 -
1000_NL-DOSIERER_548
NL
DOSEERWALSEN
Montage van een oliedrukschakelaar
Wanneer gewerkt wordt met gedemonteerde doseerwalsen
is de montage van een drukschakelaar (3) aan te
bevelen.
Wanneer het gewas tegen het achterhek drukt wordt d.m.v.
de oliedrukschakelaar de aandrijving van de bodemketting
automatisch uitgeschakeld.
Als de doseerwalsen ingebouwd zijn heeft de
oliedrukschakelaar geen functie.
- Elektrische aansluiting, zie de onderdelenlijst,
schakelschema zie bijlage.
- Instelling zie hoofdstuk ‘Onderhoud’
Let op!
Bij werkzaamheden
achter geopende
veiligheidsvoorzi-
eningen bestaat
een verhoogd
risico op letsel-
schade.
220 - 230 bar
Schakeling bodemketting
Algemeen
Bij ingebouwde doseerwals is de schroef (SK-5) achter de
sensor gepositioneerd en heeft daar geen functie.
De schraapbodem wordt door middel van de sensor
(90) door een bouwelement van de doseerwals in- of
uitgeschakeld.
Alleen op de volgende manieren kan de
schraapbodemaandrijving worden ingeschakeld
- door de laadautomaat
of
- door het bedienen van de schaapbodemschakelaar
op het schakelpaneel
Bij een gedemonteerde doseerwals zou de sensor
(90) en daarmee dus ook de schraapbodem altijd zijn
uitgeschakeld. Dit is echter een ongewenste situatie bij
laad- en loswerkzaamheden.
Daarom moet de sensor (90) bij een gedemonteerde
doseerwals met de schroef (SK-5) worden ingeschakeld.
De schakelafstand (A) is 3 ... 5 mm en kan op het langsgat
worden ingesteld.
- 23 -
1001_NL-Aufbauoberteil_0548
NL
1000 Upm
2
1
4
53
9
10
678
Stap Detail Opmerking
1
De hoeken voor de montage van de voorwand volgens detail 1
monteren. Let op de positie van de hoeken!
2
De voorwand plaatsen en vastschroeven met de hoeken.
3
De hoeken voor de montage van de achterste beugel volgens detail
3 monteren. Let op de positie van de hoeken!
De beugel aan de hoek bevestigen.
4
De middelste beugel monteren.
Let op de volgorde van de montagedelen! (zie tekening op de
afbeelding)
De beugels kunnen op de rail van de zijwand worden verschoven
om in hoogte te variëren. Beugels pas vastschroeven als stap 5 is
voltooid.
Omhoogzetten van de boven-bouw
Het neerklappen gebeurt in omgekeerde volgorde. Attentie!
• Het omhoog-
zetten van de
boven-bouw moet
beslist door 2
personen worden
gedaan an de wa-
gen moet op een
ulakke bodem
staan.
• Gevaar voor
ongeval!
BOVENBOUW
Let op!
Opbouwhoogte 4m
niet overschrij-
den!
- 24 -
1001_NL-Aufbauoberteil_0548
NL
BOVENBOUW
5
Zijwanden opklappen en samen met de beugels vastschroeven.
6
Laadautomaat
Laadautomaatklep aan de voorwand hangen en met spiebout
beveiligen.
7
Laadautomaatklep bij de beugels van de zijwand hangen en met
spiebout beveiligen.
8
X
106-10-17
De sensor (incl. kabel) en de schakelbeugel aan de bovenste
laadautomaat bevestigen.
De gewenste schakelactivering kan met de schroef in het langsgat
van de schakelbeugel worden ingesteld.
Bovenste langsgat: max. belading
Onderste langsgat: min. belading
Schakelafstand (X): 3 ... 5 mm
9
Dekzeilen tussen de achterste beugel en de achterwand plaatsen
en met spiebout beveiligen.
10
Kabels plaatsen.
Tip: wanneer de kabels voordat zij worden geplaatst in water worden
gelegd, zijn ze beter rekbaar.
Optie: dakprofielen
Voor de functie van de laadautomaat is het belangrijk dat de
schroefverbindingen tussen dakprofielen en de laadautomaatklep
niet te vast zijn aangehaald.
25
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
Schakelpaneel Betekenis van de toetsen
Functietoetsen:
F1, F2, F3, F4 - contekstafhankelijke functies
Toetsen voor laadfuncties:
1 - Automatisch laden
2 - Snijwerk inzwenken
3 - Knikdissel heffen
4 - Pick-up heffen
5 - Rolbodem achteruitbeweging
6 - Snijwerk uitzwenken
7 - Knikdissel neerlaten
8 - Pick-up neerlaten
Toetsen voor losfuncties:
9 - Automatisch lossen
10 - Stuurasregeling
11 - Achterwand openen
12 - Arbeids- en laadruimteschijnwerper
13 - Rolbodem vooruitbeweging
14 - Rolbodemstart en rolbodemsnelheid
15 - Achterwand sluiten
16 - STOP
17 - Rolbodemsnelheid -1
18- Rolbodemsnelheid +1
19 - Aan / Uit
Veiligheidsaanwij-
zing!
Indien meerdere
personen de
schakelelementen
van de machine
of de trekker op
hetzelfde moment
kunnen bedienen,
is bijzondere
voorzichtigheid
geboden. Deze
personen die-
nen hierover van
tevoren goede af-
spraken te maken.
Een voorbeeld:
Er bestaat kans op
verwondingen,
wanneer een
persoon zich bij
de achterkant van
de wagen bevindt
en een andere
persoon schakelt
in de trekkercabine
een functie in (ach-
terwand openen,
aandrijving inscha-
kelen, . . . ).
Opbouw
Om te garanderen dat de regeling volgens de voorschriften functioneert, moeten de volgende aansluitingen worden
gecontroleerd:
1. Spanningsvoeding 12 volt van de trekker
2. Verbinding - bedieningsgedeelte tot verlengkabel
3. Verbinding - verlengkabel tot kabelbundel met CAN I/O
Modules
De software-versie van het bedieningsdeel (V x.xx)
wordt weergegeven nadat de voedingsspanning en het
bedieningsdeel is ingeschakeld.
12
6
9 10 11
15
19181716
141312
7 85
34
. . .
522-12-191
1
2
3
26
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
Ingebruikname van de Direct Control
Inschakelen van het bedieningsdeel door
- kort indrukken van de toets I/O
Het startbeeldscherm verschijnt kort.
Weergave in het startbeeldscherm:
- Softwareversie
Aansluitend volgt het
startmenu:
Weergave in het
startmenu:
- ingestelde
machinetype (hier:
Europrofi)
- Functietoetsen
Functietoetsen:
Kort indrukken (F1) om naar het Work-menu
te gaan.
Kort indrukken (F2), om naar het Set-menu
te gaan.
10 Sec. (F2) indrukken, om naar het Configuratie-
menu te gaan.
Kort indrukken (F3), om naar het Test-menu
te gaan.
Kort indrukken (F4), om naar het Data-menu
te gaan.
Fouten bevestigen:
Als in plaats van het Start-menu een foutmelding verschijnt
(zie Diagnose-menu):
1. Fout oplossen
2. Druk op de toets F4, tot op het display 'ACK' verschijnt,
om de fout te bevestigen.
Fouten negeren:
Als de fout niet ter plekke kan worden opgelost, bestaat
de mogelijkheid om de fout tot de volgende nieuwe start
van de regeling te negeren.
1. Druk zolang op toets F4 tot 'OFF' verschijnt
Opmerking!
Omdat voor het gebruik van een machine
met genegeerde foutmeldingen geen
functiegarantie kan worden gegeven,
dient u contact op te nemen met de
klantenservice voordat de machine weer
in bedrijf wordt genomen.
WORK-menu laadfuncties
- Druk in het Start-menu op toets , om naar het
Work-menu te gaan.
- Druk in het Work-menu op toets , om terug te
keren naar het Start-menu.
1. Laadautomaat (optie)
Toets indrukken
- Laadautomaat wordt in- of uitgeschakeld
- actieve laadautomaat wordt in het display
weergegeven
In- en uitschakelen van de laadautomaat alleen
mogelijk bij gesloten achterwand!
Regeling van de laadautomaat door
- vulpeilklep beneden
- vulpeilklep boven
- Rolbodemaandrijving wordt automatisch
ingeschakeld
- Laadgoed wordt een kort stuk naar achteren
getransporteerd
- Procedure herhaalt zich tot de laadruimte vol is
Een volmelding wordt gegeven, als het voer
- tegen de achterwand drukt
Als de wagen vol is,
- vol-aanduiding (Full) verschijnt op het display.
- Teller voor het aantal ladingen wordt met één
verhoogd.
Opmerking!
De laadautomaat hoeft slechts eenmaal te
worden ingeschakeld.
- Als de wagen vol is
-Laadautomaat wordt automatisch gedeactiveerd
- Na het lossen
-Laadautomaat wordt automatisch weer geactiveerd
Instelling blijft ook na het in- en uitschakelen van het
systeem behouden.
Aanwijzing!
De volgende
handleiding heeft
betrekking op wa-
gens met alle extra
uitrustingen.
Aanwijzing!
Bij machines met
opklapbare droog-
voeropbouw is de
laadautomaat niet
mogelijk.
Aanwijzing!
De ladingen worden
geteld óf door
middel van de
volmelding (FULL)
óf door middel
van de toestand-
sequentie Ach-
terwand dicht -->
Achterwand open
--> Rolbodem-
achteruitbeweging
gedurende 10
seconden'
F1 F2 F3 F4
27
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
7. Pick-up heffen
Zolang de toets ingedrukt blijft
- Pick-up beweegt omhoog
8. Pick-up neerlaten
Toets kort indrukken
- Pick-up beweegt omlaag en blijft in zweefstand
- Weergave in het display
Pick-up geheven
Pick-up neergelaten
3. Snijwerk activeren / inklappen
(optioneel)
Zolang de toets ingedrukt blijft
- bewegen de messen zich in het afvoerkanaal
Weergave in het display:
Snijwerk uitgeklapt
Snijwerk volledig ingeklapt / actief
4. Snijwerk uitklappen
Zolang de toets ingedrukt blijft
- bewegen de messen zich uit het afvoerkanaal
- Bij Europrofi en Faro: dit gebeurtdrukloos. Als
drukloos uitklappen niet mogelijk is, externe
snijwerktoetsen gebruiken.
- Bij Euroboss en Primo: de messen bewegen zich
met druk uit het afvoerkanaal.
- Weergave in het display: (zie Snijwerk activeren /
inklappen)
2. Rolbodem laden
Zolang de toets blijft ingedrukt
- beweegt de rolbodem zich met maximale snelheid
van de pick-up naar de achterwand.
De rolbodem beweegt niet meer (STOP-weergave):
- zodra de wagen-vol-melding verschijnt
- zodra de toets wordt losgelaten
(Ook te gebruiken als kort moet worden omgeschakeld op
maximale snelheid tijdens het lossen.)
Aanwijzing:
Het symbool 'Snijwerk uitgeklapt' begint
te knipperen en een akoestisch signaal
(vijf maal piepen) klinkt, als de pick-up bij
uitgeklapt snijwerk wordt neergelaten
5. Knikdissel neerlaten
Zolang de toets ingedrukt blijft
- frontbereik van de laadwagen wordt neergelaten
- rolbodem wordt tijdens het neerlaten van de
knikdissel niet uitgeschakeld
- geen weergave in het Work-menu
6. Knikdissel heffen
Zolang de toets ingedrukt blijft
- frontbereik van de laadwagen wordt geheven
- geen weergave in het Work-menu
28
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
Functietoetsen:
Droogvoeropbouw heffen - alleen als in
Configuratie-menu geactiveerd (optie) - geen
weergave in het display
Droogvoeropbouw neerlaten - alleen als in
Configuratie-menu geactiveerd (optie) - geen
weergave in het display
Doseermiddeltoevoeging aan/uit - schakelt een
12V uitgang, waarmee een doseerpomp of een
ventiel voor de automatische toevoeging van een
doseermiddel kan worden geregeld.
Maximale belasting van deze uitgang: 3 A
(Optioneel)
Weergave:
een menu-niveau naar boven gaan (hier:
Start-menu)
WORK-menu losfuncties
- Druk in het Start-menu op toets , om naar het
Work-menu te gaan.
- Druk in het Work-menu op toets , om terug te
keren naar het Start-menu.
1. Losautomaat
Toets 1 sec. lang indrukken
- Losautomaat wordt in- of uitgeschakeld
De losautomaat wordt ook met de toets 'Achterwand
sluiten' uitgeschakeld.
- actieve losautomaat wordt in het display weergegeven
Functieverloop van de losautomaat
Attentie! De functie 'Losautomaat
starten' wordt pas actief na 0,8 sec.
tijdvertraging (veiligheidsvoorziening voor
het wegtransport).
1. Openen van de achterwand
Aanwijzing!
De achterwand moet helemaal worden
geopend
Als de achterwand na bediening van de
toets niet helemaal is geopend, moet de
parameter 'Achterwand openingsduur'
op de hydrauliek van de tractor worden
aangepast. De parameter 'Achterwand
openingsduur' bevindt zich in het Set-
menu.
2. Rolbodem start met de laatst opgeslagen snelheid
Wordt bij lopende losprocedure de toets 'Achterwand
sluiten' kort ingedrukt:
- De rolbodem stopt.
- Symbool knippert in het display
- Geopende achterwand wordt langzaam neergelaten.
- Hydrauliek voor het sluiten van de achterwand wordt
onder druk geactiveerd.
- Pas nadat het symbool uitroepteken in de weergave
is gedoofd, is de achterwand gesloten.
2. Rolbodem lossen / 2-trapsmotor
Toets kort indrukken
- Rolbodem wordt in- of omgeschakeld
- Weergave in display
- langzaam of snel
In het langzame niveau - schildpad
- Verstelling van de snelheid door bedienen van de
toets '+' of '-' mogelijk.
In het snelle niveau - haas (optie 2-trapsmotor)
- Rolbodem loopt met maximale snelheid
- Geen wijziging van de snelheid mogelijk
Stoppen van de rolbodem met de toets 'Stop', of
'Rolbodem vooruitbeweging'
Kort opheffen van de rolbodem-achteruitbeweging bij
- heffen van de pick-up
- openen van de achterwand
- inklappen van de messen
- neerlaten of overeind zetten van de droogvoeropbouw
- blokkeren van de naloop-stuuras
De rolbodem start alleen als er geen andere hydraulische
functies lopen en de achterwand geopend is.
29
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
Rolbodem-achtertoets: (Optioneel)
Alternatief voor Direct Control regeling kan de rolbodem
ook vanaf de achterzijde van laadwagen worden geregeld.
Eenmaal drukken - start de rolbodem
Nogmaals drukken - schakelt de rolbodem weer uit.
3 Sec. lang ingedrukt houden - schakelt op maximale
snelheid (bij 2-trapsmotor op de niveau haas)
Aanwijzing: De rolbodem kan ook met de
bedieningstoets achter alleen bij open
achterwand worden bediend.
4. Naloop-stuuras
Toets indrukken
- Naloop-stuuras wordt vrijgegeven of geblokkeerd.
- Weergave in het display:
Vrijgegeven
Geblokkeerd
Aanwijzing:
De hydraulische blokkade duurt een
bepaalde tijd. Gedurende deze blokkade
knippert het 'Vrijgeven symbool' in het
display Wanneer voldoende druk is
opgebouwd, verschijnt het 'Geblokkeerd
symbool'. De blokkade kan met een druk
op de toets worden opgeheven.
Attentie!
Tijdens de hydraulische blokkade van
de stuuras zijn de toetsen voor andere
hydraulische functies geblokkeerd.
Veiligheidsaanwijzing!
Voor transport over de weg moet de
functie van de automatische naloop-
stuuras worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden achteruit moet de stuuras
zijn geblokkeerd.
30
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
Attentie!
De stuuras moet worden geblokkeerd:
- bij snelle ritten rechtuit boven 30 km/h
- op een onverharde ondergrond
- op hellingen
- bij ontlasting van de voorste as door
knikdisselbedrijf
- bij het rijden over kuilvoer
- als de zijdelingse geleiding van de
ongestuurde as niet meer voldoende is
7. Achterwand openen
Zolang de toets blijft ingedrukt
- Achterwand opent
- Niet gesloten achterwand wordt in het display
weergegeven
Attentie! De functie 'Achterwand openen'
wordt pas actief na 0,8 sec. tijdvertraging
(veiligheidsvoorziening voor het
wegtransport).
8. Achterwand sluiten
Toets kort indrukken
- Rolbodemaandrijving stopt.
- Achterwand wordt langzaam neergelaten. (Zonder
stalvoerachterwand) of
achterwand wordt met 40 bar druk neergelaten (met
stalvoerachterwand)
- Bereikt de achterwand de onderste zone (opening
ca. 10cm)
- wordt de trekkerhydrauliek geschakeld
- Achterwand wordt met de druk van de
trekkerhydrauliek gesloten.
Attentie! Automatische sluitprocedure.
Tijdens het sluiten knippert het symbool
'Achterwand sluiten' in het display.
De achterwand-sluitautomaat wordt gestopt middels één
van de toetsen of door
9. Stop
Een korte druk op de toets
- stopt alle aandrijvingen en functies die middels de
Direct Control regeling worden gestuurd.
- schakelt de op dat moment actieve automaat-functies
uit.
10. Rolbodemsnelheid verlagen
Gebruiken voor de uitvoering van de voorgekozen functie
- Waarde verkleinen
11. Rolbodemsnelheid verhogen
Gebruiken voor de uitvoering van de voorgekozen functie
- Waarde vergroten
12. Arbeids- en laadruimteschijnwerpers
(Optioneel)
Wisselt tussen de volgende functies
UIT Schijnwerper uitgeschakeld
AAN Schijnwerper permanent
ingeschakeld
AUTOMAAT
Schijnwerper wordt bij open
achterwand automatisch
ingeschakeld.
Functietoetsen:
Droogvoeropbouw heffen - alleen als in
Configuratie-menu is geactiveerd (optie)
Droogvoeropbouw neerlaten - alleen als in
Configuratie-menu is geactiveerd (optie)
Doseermiddeltoevoeging aan/uit - schakelt de
automatische toevoeging van doseermiddel.
Doseermiddel wordt alleen bij neergelaten
pick-up toegevoegd. Weergave:
(Optioneel)
een menu-niveau naar boven gaan (hier:
Start-menu)
31
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
Set-menu
- Druk in het Start-menu op toets , om naar het
Set-menu te gaan.
- Druk in het Set-menu op toets , om terug te
keren naar het Start-menu.
Weergave:
1. Displayverlichting weergegeven in
procentstappen
2. Toetsverlichting aan/uit
Bij een nieuwe start van de regeling wordt de
toetsverlichting automatisch uitgeschakeld
3. Instellen van de achterwand-openingsduur
bij losautomaat (van 5s - 10s)
Functietoetsen:
Menu-invoer bewerken
naar beneden bladeren
naar boven bladeren
een menu-niveau naar boven gaan (hier:
Startmenu)
Als een menu-invoer wordt bewerkt, wijzigt de functie van
de functietoetsen.
slaat de actuele waarde van de parameter op
(en springt binnen de rij een parameter verder.
wijzigt de waarde van de parameter
wijzigt de waarde van de parameter
een menu-niveau terug (Hier: Set-menu)
Test-menu
- Druk in het Start-menu op toets , om naar het
Test-menu te gaan.
- Druk in het Test-menu op toets , om terug te
keren naar het Start-menu.
Weergave:
Sensortest-menu
Ventieltest-menu
Info-menu
Functietoetsen:
Bevestigen van de keuze en menu-wissel
naar links bladeren
naar rechts bladeren
een menu-niveau naar boven gaan (hier:
Start-menu)
Aanwijzing!
In het display wor-
den alleen de in
het CONFIG-menu
geactiveerde
functies ingevo-
egd
32
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
1. Sensortest- menu
- Druk in het Test-menu op toets , om naar het
Sensortest-menu te gaan.
- Druk in het Sensortest-menu op toets , om terug
te keren naar het Test-menu.
Weergave:
Alle sensoren in rijen geordend
Lijst van alle mogelijke sensoren:
B1… Toerentalsensor
B2… Snijwerksensor
B3… Sensor laadautomaat boven
B4… Sensor laadautomaat onder
S1… externe toets snijwerk inzwenken
S2… externe toets snijwerk uitzwenken
B7… Sensor laadruimtedeur
B6… Sensor volmelding (of oliedrukschakelaar
OF sensor Euroboss)
B5… Sensor achterwand
S3… Rolbodem achtertoets
Functietoetsen
een rij naar beneden
een rij naar boven
een menu-niveau naar boven gaan (hier:
Start-menu)
1. Kies de rij uit waarin zich de sensor bevindt, die
moet worden getest.
2. Bediende sensoren, toetsen of schakelaars hebben
een zwarte achtergrond.
2. Ventieltest-meu
-- Druk in het Test-menu op toets , om naar het
Ventieltest-menu te gaan.
- Druk in het Ventieltest-menu op toets , om terug
te keren naar het Test-menu.
Weergave:
Alle ventielen in rijen geordend.
Lijst van alle mogelijke ventielen:
Y3… Wegventiel neerlaten
Y4… Wegventiel heffen
Y7+Y8… Afsluitventiel knikdissel
Y5… Afsluitventiel pick-up
Y11+Y12… Afsluitventiel snijwerk
Y16… Afsluitventiel stuuras
Y17+Y18… Afsluitventielen droogvoeropbouw
Y1… Wegventiel
rolbodemvooruitbeweging
Y2
Wegventiel rolbodemventiel-
achteruitbeweging
Snelheid is in procenten instelbaar.
Y15… Afsluitventiel tweetrapsmotor
Y20… Afsluitventiel achterwand dbv 40bar
Y13+Y14… Afsluitventielen achterwand
Aanwijzing: Bij het verlaten van het menu
worden alle uitgangen weer uitgeschakeld.
33
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
Functietoetsen:
selecteert de actueel weergegeven rij
een rij naar beneden
een rij naar boven
een menu-niveau naar boven gaan (hier: Test-
menu)
In de rij hebben de functietoetsen andere betekenissen.
slaat de actuele toestand van het ventiel op (van
stroom voorzien / niet van stroom voorzien) en
springt binnen de rij één ventiel verder.
wijzigt de toestand van het ventiel
wijzigt de toestand van het ventiel
een menu-niveau terug (Hier: Ventieltest-menu)
1. Kies de rij uit waarin zich het ventiel bevindt, dat
moet worden getest.
2. Wijzig de toestand van het ventiel dat gewijzigd moet
worden.
3. Sla de toestand van het ventiel op.
3. Info-menu
- Druk in het Test-menu op toets , om naar het
Info-menu te gaan.
- Druk in het Info-menu op toets , om terug te
keren naar het Test-menu.
Het Info-menu geeft informatie over de geïnstalleerde
softwareversie en de actuele spanning
Weergave:
DC... Direct Control
M1... CAN I/O module 1
M2... CAN I/O module 2
Functietoetsen:
een menu-niveau terug (Hier: Test-menu)
Data-menu
- Druk in het Start-menu op toets , om naar het
Work-menu te gaan.
- Druk in het Data-menu op toets , om terug te
keren naar het Start-menu.
Weergave:
1. Deelteller lading (L)
2. Totaalteller lading (∑L)
3. Totaalteller uren (∑h)
4. Deelteller uren (h)
Functietoetsen:
Wissen van de deelteller voor uren en lading
Druk gedurende 3s op (F1) om beide deeltellers
te wissen. Als het wissen succesvol is verlopen,
wordt dit bevestigd met een enkele pieptoon.
een menu-niveau naar boven gaan (hier:
Startmenu)
De urenteller telt mee zodra de cardanas loopt
De ladingteller telt een lading, wanneer:
- een volmelding wordt gedaan
- bij de volgende reeks:
Achterwand geopend en 10s rolbodem-
achteruitbeweging actief
3
1
2
4
34
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
Configuratie-menu
- Druk in het Start-menu gedurende 10 seconden op
toets , om naar het Configuratie-menu te gaan.
- Druk in het Configuratie-menu op toets , om
terug te keren naar het Start-menu.
Weergave:
In het Configuratie-menu worden alle mogelijke
uitrustingselementen weergegeven. Hier wordt aan de
regeling van de machine het nieuwe uitrustingselement
toegevoegd.
Als een vinkje naast het uitrustingselement wordt
weergegeven, is het actief.
Als een kruis naast het uitrustingselement wordt
weergegeven, is het uitrustingselement inactief en dus
voor de regeling niet beschikbaar.
Aanwijzing: Als een nieuw
uitrustingselement in het Configuratie-
menu niet wordt geactiveerd, kan dit
uitrustingselement niet worden geregeld.
Uitrustingselementen:
Machinetype: Faro, Primo,
Europrofi, Euroboss,
Laadautomaat
2-trapsmotor
Doseermiddeltoevoeging
Stuuras
Verlichting
Droogvoeropbouw
alleen intern gebruik
Met behulp van de functietoetsen kan de laadwagenregeling
nieuwe uitrustingselementen toevoegen of niet meer
bestaande uitrustingselementen verwijderen.
Functietoetsen:
selecteert de actueel weergegeven rij
een rij naar beneden
een rij naar beneden
een menu-niveau terug (Hier: Start-menu)
In de rij hebben de functietoetsen andere betekenissen.
slaat de activeringstoestand van het actuele
uitrustingselement op en springt binnen de rij
naar het volgende uitrustingselement.
activeert of deactiveert het uitrustingselement
activeert of deactiveert het uitrustingselement
een menu-niveau terug (Hier: Configuratie-
menu)
35
1300-NL-DIRECT-CONTROL_563
NL
DIRECT CONTROL - REGELSYSTEEM
Toegangsluik-controle
Zodra het toegangsluik wordt geopend, stoppen alle
hydraulische functies en de volgende diagnosemelding
verschijnt:
Met het sluiten van het toegangsluik wordt deze melding
bevestigd.
Aanwijzing: De laadruimte dient te worden
gecontroleerd (rondkijken!)voordat de
toegangsluiken worden gesloten. Er mogen
zich op dat moment geen personen in de
laadruimte bevinden.
Sensorspanning
Foutfunctie bij sensorversorging
Oorzaken: - te weinig spanning op de CAN I/O
module
- CAN I/O module defect
Aanwijzing!
Bij problemen met de spanningsvoeding
dient de bladzijde Spanningsvoeding in
het Test-menu te worden gecontroleerd.
CAN I/O defect
De verbinding met CAN I/O module is onderbroken. De
volgende diagnosemelding verschijnt.
Oorzaken: - De verbinding met CAN is onderbroken
- Zekering defect.
Aanwijzing: Deze foutmelding kan niet
worden genegeerd!
Diagnose-functies
Bij foutensignalering
- het alarmschermpje licht op
- alarmsignaal is hoorbaar
- het betreffende symbool wordt weergegeven
Fouten bevestigen:
Als in plaats van het Start-menu een foutmelding verschijnt
(zie Diagnose-menu):
1. Fout oplossen
2. Druk op de toets F4, tot op het display 'ACK' verschijnt,
om de fout te bevestigen.
Fouten negeren:
Als de fout niet ter plekke kan worden opgelost, bestaat
de mogelijkheid om de fout tot de volgende nieuwe start
van de regeling te negeren.
1. Druk zolang op toets F4 tot 'OFF' verschijnt
Aanwijzing!
Omdat voor het gebruik van een machine
met genegeerde foutmeldingen geen
functiegarantie kan worden gegeven,
dient u contact op te nemen met de
klantenservice voordat de machine weer
in bedrijf wordt genomen.
Snijwerk-controle
wordt geactiveerd als bij uitgezwenkt snijwerk de toets
'Pick-up neerlaten' wordt ingedrukt
Aanwijzing door:
- akoestisch signaal
- symbool knippert vijf maal
Achterwand-controle
wordt geactiveerd als de rolbodem achteruitbeweging
in bedrijf is en de achterwand zich ondertussen opent,
zonder volmelding.
Aanwijzing door:
- akoestisch signaal
- symbool knippert vijf maal
Controleer de instelling van de volmeldingsensor
Veiligheidsaanwij-
zing
De laadruimte mag
alleen worden bet-
reden als de trek-
ker is uitgescha-
keld en de sleutel
van de trekker is
verwijderd.
36
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Prestatiekenmerken van de terminal
Elektrische aansluiting
De totale elektronische installatie (boordcomputer en terminal) wordt van stroom voorzien via een stekker volgens DIN
9680 vanuit het 12V-boordnet van de trekker. Deze 3-polige stekkers worden ook in 2-polige uitvoering gebruikt, omdat
alleen de twee hoofdaansluitingen (+12V, massa) nodig zijn.
Let op!
Stekkers en stekkerdozen van een ander type zijn niet toegestaan omdat dan de veiligheid niet kan
worden gegarandeerd.
Technische gegevens
Netspanning: +10V ......+15V
Bedrijfstemperatuurbereik: -20°C .... +60°C
Wegzettemperatuur: -30°C .... +70°C
Beschermingsgraad: IP65
Zekering: 10A Multifuse in netspanningsstekker.
Functie
Via de Power Control Terminal kunnen alle functies van het aanbouwwerktuig direct worden geregeld. Verder heeft de
Power Control Terminal een groot display voor de weergave van de huidige bedrijfstoestand en van diverse menu's en
alarmmeldingen. Voorwaarde is een enkelvoudige hydraulische circulatie met drukloze retour of ook Load Sensing.
Ingebruikname
Bediening met Power Control Terminal
ISO-bus stekker 2
Tractorkabel met ISO-bus
Power
Control
Terminal
10 Ampere - zekering
Boordcomputer ISO-bus compatibel
1. Power Control Terminal in de trekkercabine
overzichtelijk positioneren.
(De terminal kan met een houder aan de
achterzijde worden bevestigd).
2. De terminal via stekker 1 met de tractorkabel
verbinden.
3. Leid de kabel van de boordcomputer van
het aanbouwwerktuig in de trekkercabine
en verbind deze via de Isobus stekker (2)
met de tractorkabel.
(Let op de juiste kabelgeleiding!)
4. Stekker (3) van de tractorkabel bij de 12V
stroomvoorziening van de trekker insteken.
Voor het inschakelen van de terminal de toets
'I/O' indrukken.
Voor het uitschakelen van de terminal de toets
'I/O' gedurende 3 seconden ingedrukt
houden.
Stekker 1
Stekker 3
Aanwijzing!
Bescherm de be-
dieningsterminal
tegen weersin-
vloeden.
Veiligheidsaanwij-
zing
Als meerdere
personen zich
bezighouden met
de bediening van
de wagen of in
de nabijheid van
de wagen aanwe-
zig zijn, is extra
voorzichtigheid
geboden. Spreek
goed met elkaar
af wat men doet.
Een voorbeeld:
Voorkom bijvoor-
beeld dat iemand
de hydrauliek
bediend terwijl
iemand anders
bij het achterhek
o.i.d. bezig is,
of bijvoorbeeld
achter de wagen
loopt.
Aanwijzing!
De Power Control
schakelt automa-
tisch uit wanneer
de toets gedu-
rende 1 uur niet is
bediend!
37
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Toetsenbezetting
A b D
fH
c
eg
i j k l
po
N
m
rq s t
xwvU
Functietoetsen:
a Functietoets 1*
b Functietoets 2*
c Functietoets 3*
d Functietoets 4*
Toetsen van de laadfunctie
e Automatisch laden
f Snijwerk inklappen
g Knikdissel uitschuiven – wagen heffen
h Pick-up heffen
i Rolbodem achteruitbeweging / laden
j Snijwerk uitklappen
k Knikdissel inschuiven - wagen laten zakken
l Pick-up laten zakken
Toetsen van de losfunctie
m Automatisch lossen
n Doseerwals aan - uit
o Rolbodem vooruitbeweging
p Achterwand openen
q Verlichting
r Rolbodem lossen
optioneel 2-trapsmotor langzaam - snel
s 1) Naloopstuuras blokkeren - deblokkeren
2) Elektronische gedwongen besturing (Optie)
blokkeren -deblokkeren
t Achterwand sluiten
u STOP
v Waarde verkleinen / rolbodemsnelheid verlagen
w Waarde vergroten / rolbodemsnelheid verhogen
x Aan-uit / menuwissel
Druk op de [aan/uit] toets om de Power Control terminal
in te schakelen. Druk op de [aan/uit] toets om in het
Systeem-menu te komen.
Houd de [aan/uit] toets langer ingedrukt om de Power
Control terminal uit te schakelen.
38
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Menustructuur
M1
M2 M3
M7
M6
M4 M5
10 seconden lang indrukken!
39
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Menu's
Start-menu
M1
1
2
Na het inschakelen van de Power Control terminal verschijnt
het Start-menu.
Weergave:
1 ... Softwareversie
2 ... Functietoetsen:
Functietoetsen:
... Work-menu
M2
... Set-menu M3 / lang indrukken:
Configuratie-menu M6
... Data-menu
M5
... Sensortest-menu
40
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Vooruitbeweging
langzaam
Vooruitbeweging
snel
Snelheid
Snelheidsniveau
langzaam snel
Aanwijzing:
Tijdens het laden beweegt de rolbodem
altijd met maximale snelheid.
8. Snijwerkpositie uitgezwenkt / ingezwenkt
ingezwenkt uitgezwenkt*
Aanwijzing:
Als het symbool knippert, is het zwenken
van het snijwerk vanwege de positie van
de automatische messenslijpinrichting
niet mogelijk. (alleen bij automatische
messenslijpinrichting)
9. Pick-up positie neergelaten* / geheven
geheven neergelaten
9A Pick-up Super Large 2360: Tastwielenpositie
Positie voor
transport over
openbare
weg
Tussenpositie
of sensorfout
Bij "tussenpositie of sensorfout" klinkt ook een akoestisch
waarschuwingssignaal.
Work-menu
M2
Druk in het Start-menu op de functietoets , om in het Work-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
4
3
1
5
6
8
9
10
7
2
Weergave:
1. Laadautomaat actief* / inactief
Wordt het symbool weergegeven, dan is de laadautomaat
actief.
2. Verlichting
Licht aan* Licht uit
Automaat aan
Licht aan
Automaat uit
Licht uit
3. Achterklep
open gesloten*
sluiten vergrendelen
Achterwandfixatie actief
4. Doseerwals niet beschikbaar / uit* / aan
Doseerwals - uit Doseerwals - aan
5. Naloopstuuras geblokkeerd / geopend*
geblokkeerd* geopend
als het symbool Geblokkeerd knippert, wordt de stuuras
op dat moment geblokkeerd.
5A Elektronische gedwongen besturing (EZL, optie)
Assen
gecentreerd en
in middenpositie
geblokkeerd
Gebruik op
opennbare weg
actief
6. Status van de laadmomentsensor:
(wordt alleen weergegeven bij neergelaten pick-up.)
Geeft de actuele belasting van de rotor weer.
7. Rolbodemstatus
Stop* / Vooruitbeweging / Achteruitbeweging
gestopt achteruitbeweging
Aanwijzing
Alle opties die met
de bediening te
maken hebben
moeten in het
Configuratie-me-
nu (M6) worden
geconfigureerd.
41
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
10. Vulpeilweergave (optie)
11. Losautomaat actief* / inactief
Wordt het symbool weergegeven, dan is de laadautomaat
actief.
12 Laadgoedbeveiliging voor / achter / middenpositie*
voor achter
Als de symbolen knipperen, bevindt
de laadgoedbeveiliging zich in
middenpositie of beweegt op dat
moment naar voren of naar achteren.
Aanwijzing:
Bevindt de beugel van de
laadgoedbeveiliging zich in middenpositie,
dan is het mogelijk dat de maximale
transporthoogte is overschreden.
13. Zijafvoerbandstatus:
Zijafvoerbandvoorkeuze(niet bij
mechanische zijafvoerband)
hydraulische zijafvoerband richting
rechts
hydraulische zijafvoerband richting links
mechanische zijafvoerband loopt in de
ingestelde richting
14. Liftas neergelaten / geheven*
Liftas neergelaten Liftas geheven
Aanwijzing:
Wanneer de belasting te groot is, kan
de liftas niet worden geheven. Bij een
verhoging van de belasting boven het
kritische niveau op het moment dat de liftas
is geheven, wordt de liftas automatisch
neergelaten.
15. Doseermiddeltoevoeging actief* / inactief
actief - doseermiddel wordt toegevoegd
inactief - doseermiddel wordt niet toegevoegd
Aanwijzing:
Als het symbool niet wordt weergegeven,
is de doseermiddeltoevoegingautomaat
niet ingeschakeld of niet geconfigureerd.
12
13
15
14
10
11
Functietoetsen:
Messenslijpinrichtings-menu
- zie handleiding Autocut
Droogvoeropbouw heffen - alleen als in
Configuratie-menu is geactiveerd.
Droogvoeropbouw laten zakken - alleen als
in Configuratie-menu is geactiveerd.
Doseermiddeltoevoeging aan/uit - schakelt
de automatische doseermiddeltoevoeging.
Doseermiddel wordt alleen bij neergelaten
pick-up toegevoegd
Laadgoedbeveiliging sluiten*
Laadgoedbeveiliging openen*
Frontkleppen** naar voren klappen
Frontkleppen** omhoog klappen
Bovenste frontkleppen naar beneden klappen
- zolang de toets ingedrukt blijft, beweegt
de frontklep.
1. Bovenste frontkleppen omhoog klappen
- zolang de toets ingedrukt blijft, beweegt
de frontklep.
2. Andere functietoetsen - toets kort
indrukken.
Andere functietoetsen
Een menulevel naar boven gaan (hier:
Start-menu)
Tastwielen in werkpositie zwenken (net
zolang ingedrukt houden tot de procedure
voltooid is).
Tastwielen in positie voor gebruik op
openbare weg zwenken (net zolang ingedrukt
houden tot de procedure voltooid is).
* De laadgoedbeveiliging kan alleen worden bediend als de
achterwand gesloten is.
** Onderste frontkleppen kunnen alleen worden bediend bij
geopende laadgoedbeveiliging. Frontkleppen zijn alleen
verkrijgbaar voor Jumbo Combiline.
42
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Hydraulisch geregelde zijafvoerband
1. Losautomaat met zijafvoerband.
1. Druk op de betreffende , toets om de
losautomaat met zijafvoerband te starten.
Functieverloop zie hardkey's losautomaat
2. Handmatige bediening van de zijafvoerband.
Aanwijzing: De achterwand moet geopend
zijn om de zijafvoerband handmatig te
kunnen starten.
1. Druk op een toets om in het Zijafvoerband-
menu te komen.
Aanwijzing: Voer de richting van de
zijafvoerband binnen 3 seconden in. Indien
niets wordt ingevoerd, wordt de voorkeuze
na drie seconden gewist.
2. Druk op de betreffende richtingkeuze ,
toets om de gewenste richting van de zijafvoerband
in te voeren.
De zijafvoerband start direct nadat de toets is
ingedrukt, zonder vertraging.
3. De functie Zijafvoerband kan op ieder moment met
de toets worden beëindigd.
Mechanische zijafvoerband
(alleen Euroboss)
1. Losautomaat met zijafvoerband.
1. Druk op de toets om de losautomaat met
zijafvoerband te starten.
Opmerking! De richting van de zijafvoerband
kan niet via de bediening worden gewijzigd.
Steek de aftakas om, om de richting van
de zijafvoerband te wijzigen.
Losautomaat met zijafvoerband / linksloop
Losautomaat met zijafvoerband / rechtsloop
Voorkeuze zijafvoerband
Richtingkeuze links
Richtingkeuze rechts
Zijafvoerband stop
2. Handmatig bedienen van de zijafvoerband.
Opmerking! De achterwand moet geopend
zijn om de zijafvoerband handmatig te
kunnen starten.
1. Druk op de toets om de zijafvoerband in
beweging te zetten.
2. Met de toets kan de functie Zijafvoerband
op ieder moment worden beëindigd.
Druk zolang op de [Losautomaat] toets tot het symbool
'Achterwand open' op het display verschijnt. Pas daarna
wordt:
- laadautomaat wordt in of uitgeschakeld
- Ingeschakelde los automaat wordt in de display
aangeduid
Functievolgorde van de los automaat
1. openen van de achterklep 1)
2. dwarsafvoerband inschakelen
2)
3. bodemketting wordt kort op teruglopen geschakeld 3)
- druk op de doseerwalsen wordt vermindert
4. doseerwalsen inschakelen
3)
5. Rolbodem wordt met de laatst opgeslagen snelheid
gelost.
Functieverloop bij onderbreking van de losautomaat:
1. symbool licht op in de display
2. geopende achterklep wordt langzaam dichtgeklapt.
3. Het lossen wordt onderbroken!
Uitschakeling van:
- bodemketting aandrijving
- doseerwalsen
- dwarsafvoerband
4. Hydrauliek voor het vergrendelen van de achterwand
wordt geactiveerd.
Pas na het verdwijnen van het symbool in de weergave
is de achterwand gesloten en vergrendeld.
Waarschuwing!
De functie ‘Los automaat starten’ wordt na
0,8 seconden tijdsvertraging geactiveerd.
(veiligheidsvoorschriften voor het transport
op de openbare weg).
1) alleen bij wagens zonder dwarsafvoerband of bij stilstaande
dwarsafvoerband
2) alleen bij wagens met dwarsafvoerband
3) alleen bij wagens met doseerwalzen
43
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Hardkey's: Laden
Automatisch laden Druk op de [Automatisch laden] toets om de laadautomaat in- of uit te
schakelen.
In- en uitschakelen van de laadautomaat is alleen bij een gesloten
achterklep mogelijk!
Besturing van de laadautomaat door
- vulstandsklep onder
- vulstandsklep boven
- bodemketting-aandrijving wordt automatisch ingeschakeld
- het voer wordt een stukje naar achter geschoven
- voorgaande wordt herhaald tot de wagen vol is
De wagen is vol wanneer het voer
- tegen de onderste doseerwals of
- tegen de achterklep aan drukt (wagen zonder doseerwalsen) drukt.
Als de wagen vol is,
- FULL-aanduiding verschijnt op het display.
- teller voor het aantal ladingen wordt met een verhoogd.
Opmerking!
De laadautomaat hoeft maar eenmaal ingeschakeld
te worden. Na een volmelding wordt de laadautomaat
automatisch uitgeschakeld en na het lossen wordt deze
automatisch weer ingeschakeld.
Instellingen blijven ook na het in- en uitschakelen van het systeem behouden.
Rolbodem
achteruitbeweging
Druk op de [Rolbodem achteruitbeweging] toets om de rolbodem met
maximale snelheid in laadrichting (d.w.z. richting achterwand) te laten
lopen. De rolbodem beweegt zolang de toets ingedrukt blijft. Behalve als
de laadwagen volgeladen is.
Snijwerk inklappen Druk op de [Snijwerk inklappen] toets om het snijwerk in te klappen. Het
snijwerk beweegt richting afvoerkanaal tot de eindpositie, zolang de toets
ingedrukt blijft. (zelfde functie als externe snijwerktoetsen). Zolang de
eindpositie niet is bereikt, wordt het snijwerk op het display weergegeven.
Snijwerk uitklappen Druk op de [Snijwerk uitklappen] toets om het snijwerk uit te klappen. Het
snijwerk beweegt uit het afvoerkanaal tot de eindpositie, zolang de toets
ingedrukt blijft. (zelfde functie als externe snijwerktoetsen). Zolang de
eindpositie niet is bereikt, wordt het snijwerk op het display weergegeven.
Knikdissel heffen Druk op de [Knikdissel heffen] toets om het frontbereik van de laadwagen
te heffen. Het frontbereik van de laadwagen heft zich zolang de toets
ingedrukt blijft.
Knikdissel laten zakken Druk op de [Knikdissel laten zakken] toets om het frontbereik van de
laadwagen te laten zakken. Het frontbereik van de laadwagen zakt zolang
de toets ingedrukt blijft.
Pick-up heffen Druk op de [Pick-up heffen] toets om de pick-up van de laadwagen te heffen.
De pick-up heft zich zolang de toets ingedrukt blijft.
Aanwijzing!
Ieder menu kan
worden verlaten
door de ESC-toets
in te drukken.
Opmerking!
De volgende bedie-
ningshandleiding
is voor wagens
die voorzien zijn
van alle extra’s
(opties).
Opmerking!
Bij machines met
een opklapbare
droogvoeropbouw
is een laadauto-
maat niet moge-
lijk.
Aanwijzing!
De ladingtelling
gebeurt of door
de volmelding
(FULL) of door de
situatiesequentie
‘achterklep dicht
-> achterklep op
-> schraapbo-
demterugloop 10
seconden
44
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Pick-up laten zakken Druk op de [Pick-up laten zakken] toets om de pick-up van de laadwagen
in eindpositie te laten zakken. Aansluitend blijft de pick-up in zweefstand.
Stop - Stopt alle hydraulische functies en ontkoppelt de doseerwalsen.
- Schakelt de actieve automatische functies van dat moment uit.
Hardkey's: lossen
Losautomaat Druk op de toets [losautomaat] tot een signaaltoon te horen is. Pas daarna
wordt:
- laadautomaat wordt in of uitgeschakeld
- Ingeschakelde los automaat wordt in de display aangeduid
Functievolgorde van de los automaat
1. openen van de achterklep
2. bodemketting wordt kort op teruglopen geschakeld 1)
- druk op de doseerwalsen wordt vermindert
3. doseerwalsen inschakelen
1)
4. Rolbodem wordt met de laatst opgeslagen snelheid gelost.
Functieverloop bij onderbreking van de losautomaat:
1. symbool licht op in de display
2. geopende achterklep wordt langzaam dichtgeklapt.
3. Het lossen wordt onderbroken!
Uitschakeling van:
- bodemketting aandrijving
- doseerwalsen
4. Hydrauliek voor het vergrendelen van de achterwand wordt geactiveerd.
Pas na het verdwijnen van het symbool in de weergave is de achterwand
gesloten en vergrendeld.
Waarschuwing!
De functie ‘Los automaat starten’ wordt na 0,8 seconden
tijdsvertraging geactiveerd. (veiligheidsvoorschriften voor
het transport op de openbare weg).
Doseerwals aan/uit Druk kort op de [Doseerwalsen aan/uit] toets om de doseerwalsen in- of
uit te schakelen.
Ingeschakelde doseerwalsen worden op het display weergegeven.
- De doseerwalsen kunnen alleen bij geopende achterwand worden
ingeschakeld.
- Als de achterwand wordt gesloten, schakelen de doseerwalsen
automatisch uit.
Aanwijzing!
Als het snijwerk
is uitgeklapt en
de pick-up wordt
neergelaten,
klinkt een akoes-
tisch alarm en het
symbool op het
display knippert
drie keer.
Aanwijzing!
Automatisch los-
sen:
De actuele rol-
bodemsnelheid
wordt na een
loopduur van 10
seconden auto-
matisch opgesla-
gen en voor de
daarop volgende
losprocedure
weer opnieuw
gebruikt!
45
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Rolbodem
vooruitbeweging
Druk op de [Rolbodem vooruitbeweging] toets om de rolbodem met maximale
snelheid tegen de laadrichting in (d.w.z. richting pick-up) te laten lopen.
De rolbodem beweegt zolang de toets ingedrukt blijft of totdat de melding
'Laadwagen vol' verschijnt. Deze functie stopt een lopende achteruitbeweging
van de rolbodem.
Achterwand openen Druk op de [Achterwand openen] toets om de achterwand te openen. De
achterwand opent zich zolang de toets ingedrukt blijft.
- Op het display wordt weergegeven dat de achterwand zicht opent of
geopend is.
- Let op! De functie 'Achterwand openen' wordt pas geactiveerd na een
vertraging van 0,8 sec. Dit is bedoeld als veiligheidsfunctie voor het
transport over de weg.
Achterwand sluiten Druk kort op de [Achterwand sluiten] toets om de achterwand automatisch
te sluiten. De achterwand wordt langzaam en drukloos neergelaten en op
het laatst onder druk gesloten en vergrendeld. Geactiveerde rolbodems,
doseerwalsen en zijafvoerbanden worden uitgeschakeld.
Aanwijzing!
Tijdens de procedure drukloos sluiten knippert het symbool
'Achterwand sluiten' op het display. Als de achterwand
onder druk wordt gesloten en vergrendeld, dan stopt het
knipperen van het symbool en verschijnt er een pijl om
de vergrendeling aan te geven.
Hardkey's: algemene functies
Licht aan/uit Druk één keer op de [Licht aan/uit] toets om de verlichting van de machine
in- of uit te schakelen.
Druk twee keer op de [Licht aan/uit] toets om de automatische verlichting van
de machine te activeren. Dan wordt het licht automatisch ingeschakeld als
de achterwand wordt geopend.
Druk nogmaals op de [Licht aan/uit] toets om de verlichting of de automatische
verlichting uit te schakelen.
Rolbodem lossen /
2-trapsmotor
Druk op de [Rolbodem lossen / 2-trapsmotor] toets om de rolbodem in te
schakelen. Druk opnieuw op de toets om het snelheidsniveau (langzaam/
snel) aan te passen.
In het langzame niveau (schildpad): wijzig de snelheid via de [+] of [-] toets.
In het snelle niveau (haas):
- Rolbodem loopt met maximale snelheid
- Weergegeven snelheidswaarde blijft bewaard.
- Variant 2-trapsmotor: Ventiel 2-trapsmotor wordt geactiveerd.
46
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Stuuras aan/uit Druk op de [Stuuras aan/uit] toets om de naloop-stuuras te deblokkeren
of te blokkeren. De actuele toestand van de stuuras wordt op het display
weergegeven.
Let op! Als de stuuras wordt omgeschakeld, kunnen op dat moment geen
andere hydraulische functies worden geschakeld.
Let op! Vóór het transport over de weg moet de functie van de naloopstuuras
worden gecontroleerd (blokkeren bij achteruitrijden).
Waarschuwing!
De stuuras moet geblokkeerd worden:
- bij rechtuit rijden met een snelheid meer dan 30 km/u
- op een onverharde ondergrond
- op hellingen
- bij ontlasting van de voorste as door knikdisselaandrijving
- in combinatie met gleufsilo
- indien de zijdelingse geleiding van de ongestuurde as niet
meer voldoende is
Elektronische gedwongen
besturing (EZL)
Aan/uit
Om de elektronische gedwongen besturing te centreren en te blokkeren de
[elektronische gedwongen besturing aan/uit]-toets net zolang indrukken tot
het symbool [as geblokkeerd] op de display verschijnt.
Tijdens het klaarzetten van de as knippert het symbool [as geblokkeerd].
Wanneer de [elektronische gedwongen besturing aan/uit]-toets losgelaten
wordt vóór de assen gecentreerd zijn, schakelt de besturing automatisch in
de modus voor gebruik op de openbare weg.
Teiende om te schakelen naar modus voor gebruik op de openbare weg
de elektronische gedwongen besturing aan/uit]-toets kort indrukken. Op de
display springt het symbool op gebruik op de weg.
47
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
SET-menu
M3
In het Set-menu kunnen verschillende snelheden en benaderingstijden en inschakelpunten worden ingesteld.
Druk in het Start-menu op de functietoets , om in het Set-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
Weergave:
1. Rolbodembenaderingstijd instellen
(Alleen bij laadwagen met doseerwalsen).
Deze benaderingstijd dient bij geactiveerde losautomaat
voor het ontlasten van de doseerwalsen. De rolbodem
transporteert nadat de achterwand geopend is, eerst voor
de ingestelde tijd het voer vanaf de doseerwalsen weg.
Instelbereik: 0,1 -3 sec.
Per stap: 0,1 sec.
2. Openingsduur van de achterwand
(bij geactiveerde losautomaat)
Deze openingsduur bepaalt hoe lang de achterwand
hydraulisch wordt geopend.
Instelbereik:
Wagen met doseerwalsen: 1 -10 sec.
Wagen zonder doseerwalsen: 5 -10 sec.
3. Laadmomentsensor - Rolbodeminschakelpunt:
(bij geactiveerde laadautomaat)
Waarde van de laadmomentsensor. Als deze waarde wordt
overschreden, wordt de rolbodem ingeschakeld om het
voer vanaf de rotorinvoer weg te transporteren.
De rolbodem loopt door totdat de waarde weer is
teruggelopen.
Instelbereik: 1-100%
De waarde kan worden aangepast aan het type voer.
Hoe natter het voer, des te lager de waarde en omgekeerd:
hoe droger het voer, des te hoger kan de waarde uitvallen.
4. Achterwandfixatie
De achterwandfixatie dient voor het fixeren van de
uitlaatbreedte tijdens het automatisch lossen voor
alle laadwagens, voor zowel de mechanische als de
hydraulische zijafvoerband.
Terwijl de achterwandfixatie actief is, kan de achterwand
via de toets 'Acherwand openen/sluiten' niet worden
bewogen. De losautomaat kan echter met de toets
'Acherwand openen/sluiten' gewoon worden beëindigd.
Ook wanneer de toets 'Losautomaat' wordt ingedrukt,
beweegt de achterwand niet.
Instelbereik actief / inactief
Functietoetsen:
... menu-invoer bewerken
... naar beneden bladeren
... naar boven bladeren
... naar het bovengelegen menu wisselen
(hier: Start-menu)
5. Achterwandzweefstand
Opmerking: Deze functie is alleen actief
zolang u zich in het Set-menu bevindt en de
functie met vinkje is ingeschakeld. Als het
Set-menu wordt verlaten, wordt de functie
automatisch gedeactiveerd.
De functie Achterwandzweefstand helpt u bij het
instellen van de achterwandfixatiepositie, omdat de
hydraulische cilinders die voor de opening van de
achterwand nodig zijn, in zweefstand worden gebracht.
De achterwand kan daardoor gemakkelijker handmatig
worden bewogen en ook eenvoudiger in de juiste positie
voor de achterwandfixatie worden gebracht.
2
3
1
4 5
48
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
6. Rolbodem kalibreren
1. Druk op de [Set 1] toets om de langzaamste snelheid
in te stellen.
2. Om de snelheid te wijzigen moeten de hardkey's [+] of
[-] op de terminal worden ingedrukt.
Stel de langzaamst herkenbare snelheid in.
3. Druk op de [Set 19] toets om de snelste snelheid in te
stellen.
4. Om de snelheid te wijzigen moeten de hardkey's [+] of
[-] op de terminal worden ingedrukt.
Stel de snelst herkenbare snelheid in.
5. Druk op de [Stop] toets om de waarden op te slaan en
de rolbodem te stoppen.
Functietoetsen:
... instellen van de minimale snelheid
... instellen van de maximale snelheid
... naar boven bladeren
... naar het bovengelegen menu wisselen
(hier: Start-menu)
49
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
DATA-menu
M4
Druk in het Start-menu op de functietoets , om in het Set-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
Weergave:
1 ... uren-dagteller
2 ... uren-totaalteller
3 ... ladingen dagteller
4 ... ladingen totaalteller
Functietoetsen:
... terugzetten beide dagtellers
... naar het bovengelegen menu wisselen
(hier: Start-menu)
Aanwijzing:
Het is niet mogelijk om één dagteller apart
terug te zetten. De dagtellers moeten altijd
samen worden teruggezet.
Terugzetten beide dagtellers:
1. Druk op de functietoets [ ] om de dagteller op nul
terug te zetten.
Een nieuw beeldscherm verschijnt.
2. Druk op de functietoets [ ] om de procedure te
bevestigen of druk op de functietoets [ ] om de
procedure af te breken en naar het vorige menu terug
te keren.
Aanwijzing!
Door de 'STOP'-
toets in te druk-
ken worden alle
functies gestopt.
Aanwijzing!
De ladingen wor-
den geteld óf door
middel van de
volmelding (FULL)
óf door middel
van de toestand-
sequentie: 'Ach-
terwand dicht -->
Achterwand open
--> Rolbodem-
achteruitbewe-
ging gedurende
10 seconden'
2
1
3 4
50
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Sensortest-menu
M5
Via het Sensortest-menu kan informatie worden ingewonnen over de toestand van de sensoren en de weergegeven
waarden van de sensoren op dat moment.
Dit kan van nut zijn bij het herstellen van fouten.
Druk in het Start-menu op de functietoets , om in het Set-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
Weergave:
Een symbool met zwarte achtergrond geeft aan dat
- een inductieve sensor bezet is
- een geluidsensor bezet is
- een mechanische schakelaar / toets is aangeraakt.
Aanwijzing!
Bij signaalwissel van een sensor of
schakelaar wordt het symbool omgekeerd
weergegeven.
Bij een passende frequentie van de
signaalwissel kan dit ertoe leiden dat
het symbool gaat knipperen. Dat het
symbool knippert betekent dan niet
noodzakelijkerwijs dat er sprake is van een
foutmelding.
Sensoren:
1 Aftakas toerental B1…
2 Vulpeilklep beneden B4…
3 Vulpeilklep boven B3…
4 Laadgoedbeveiliging voor ...B30
5 Laadgoedbeveiliging achter ...B31
6 Druk op doseerwalsen B6…
7 Achterwand B5…
8 Oliedrukschakelaar ...S7
9 Rolbodem-achterschakelaar S3…
10 Liftas ...B10
11 Laadruimtedeur B7…
12 externe snijwerkschakelaar aan S1…
13 externe snijwerkschakelaar uit S2…
14 Snijwerkstatus B2…
15 tastwielsensor arbeidspositie links ...B20*
16 tastwielsensor arbeidspositie rechts ...B21*
17 tastwielsensor wegtransport links ...B22*
18 tastwielsensor wegtransport rechts ...B23*
akleinste gemeten spanning (V min) sinds
systeemstart
bactuele spanning (V)
* De positie van de sensoren staat in het hoofdstuk Pick-up
beschreven.
2
1
3
4
a
b
5
6
7
10
11
12
13
14
9 8
Functietoetsen:
zet de waarde van de kleinst gemeten spanning
(a) op de actuele waarde (b)
naar beneden bladeren
naar boven bladeren
naar het bovengelegen menu wisselen (hier:
Start-menu)
51
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
19
20
21
22
23
24
16
15
17
18
15 Aftakastoerental B1…
16 Laadmomentsensor (maximaal 10 V) ...B9
17 Vulpeilsensor (4-20 mA) ...B11
18 Disselhoeksensor (0-5 V) ...B8
EM02: boordcomputeruitbreidingsmodule
(stekker ST2)
19 Voedingsspanning uitbreidingsmodule
norm-waarde > 12 V
20 gestabiliseerde sensorspanning
norm-waarde = 10,5 V
BM01: basismodule (stekker ST1)
21 Voedingsspanning BM
norm-waarde > 12 V
22 Processorspanning BM
norm-waarde > 8,5 V
23 niet gestabiliseerde sensorspanning
norm-waarde > 12 V
24 gestabiliseerde sensorspanning
norm-waarde = 5,0 V
52
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Configuratie-menu
M6
In het Configuratie-menu wordt de specifieke uitrusting van de betreffende laadwagen ingesteld. Dit menu is alleen nodig
indien later extra uitrusting aan de laadwagen wordt gemonteerd of gedemonteerd. In het andere geval werd de juiste
configuratie al in de fabriek ingesteld.
Druk in het Start-menu gedurende 10 seconden op de functietoets om in het Configuratie-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
2
1
3 4
5 6 7
10 9 8
11 12
13 14
15 16
Weergave:
1... Machinetype instellen
2... Laadautomaat
3... Rolbodemsnelheid niveau 2:
4... Voedermiddeltoevoeging
5... Zijafvoerband:
m...mechanisch / h...hydraulisch
6... Doseerwalsen
7... hydraulische droogvoeropbouw
8... Naloopstuuras: L...Liftas
8... niet beschikbaar / 9 ...beschikbaar
9... Werkverlichting (De werkverlichting bestaat uit
laadruimteverlichting en eventueel schijnwerpers
voor achteruitrijden)
10... Laadmomentsensor
11... Vulpeilsensor
12... Weeginrichting
13... Tastwielzwenking voor Pick-up Super Large 2360
14... Wagenlengte (voor vulpeilweergave)
15... Frontklep (via terminal bediend)
16... elektronische gedwongen besturing
17... automatische messenslijpinrichting Autocut
18... Laadgoedbeveiliging
19... elektrisch remsysteem
(9 = actief, beschikbaar / 8 = inactief, niet beschikbaar)
Beeldscherm 3 is alleen bestemd voor
servicemedewerkers
Functietoetsen:
... menu-invoer bewerken
... naar beneden scrollen
... naar boven scrollen
... naar het bovengelegen menu wisselen
(hier: Start-menu)
... slaat de gewijzigde uitrusting op en start
de software opnieuw. Deze toets verschijnt
alleen als de uitrusting is veranderd.
53
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Wijzigen van de uitrusting
1. Druk op de functietoets [ ] om de uitrusting te
wijzigen.
2. Druk op de functietoets [ ] tot de cursor de te
wijzigen waarde heeft bereikt.
3. Wijzig de waarde met de toetsen [ ] en [ ]
tot de gewenste waarde is bereikt.
4. Druk op de functietoets [ ] om de waarde op te
slaan en de volgende waarde te selecteren.
5. Druk op [ ] om het wijzigingsbeeldscherm te
verlaten.
Functietoetsen:
... actuele waarde opslaan en naar de
volgende variabele gaan
... de waarde van de actuele variabele naar
beneden wijzigen
... de waarde van de actuele variabele naar
boven wijzigen
... naar het bovengelegen menu wisselen
(hier: Configuratie-menu)
Systeem-menu
M7
In het Systeem-menu wordt de helderheid van de weergave gewijzigd.
Alle andere functies zijn bestemd voor servicemedewerkers.
Druk kort , om in het Systeem-menu te komen.
Druk nogmaals om naar het vorige menu terug te keren.
Functietoetsen:
... alleen voor servicemedewerkers
... Beeldscherm helderder instellen
... Beeldscherm donkerder instellen
... alleen voor servicemedewerkers
Aanwijzing
Bij een helderheid
van het display
lager dan 60%
schakelt de toet-
senbordverlich-
ting van de Power
Control Terminal
automatisch in.
Nadat een wijziging in de uitrusting is
doorgevoerd, wordt de [ESC] toets in het
Configuratie-menu vervangen door de
[Restart] toets. Pas als de terminal met
de [Restart] toets opnieuw is opgestart,
worden de doorgevoerde wijzigingen
effectief.
Om wijzigingen ongedaan te maken, moet
de uitrusting opnieuw worden veranderd
en moet daarna de [Restart] toets in het
Configuratie-menu worden ingedrukt.
54
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Diagnosefunctie
Bij foutfuncties licht de bijbehorende alarmmelding op en klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal. Aanwijzing!
Bij een foutfunctie
kan met behulp
van de nood-
bediening (zie
hoofdstuk 'Elek-
tro-hydrauliek')
iedere gewenste
functie handmatig
worden gescha-
keld.
Aanwijzing!
Een fout moet met
de toets [ACK]
worden bevestigd.
Aanwijzing!
De diagnosefunctie
kan voor elke
afzonderlijke
sensor met de
functietoets F1
[Uitschakelen] tot
de volgende
systeemstart
worden uitge-
schakeld!
Alarmen voor de
spanningsvoe-
ding kunnen niet
worden uitge-
schakeld!
Functietoetsen:
... De betreffende alarmmelding wordt tot de
volgende systeemstart onderdrukt.
... Bevestigen van de fout. Treedt de fout
daarna weer op, dan wordt opnieuw een
alarmmelding afgegeven.
Alarmmeldingen:
Foutfunctie bij de schakeluitgang
(Voorbeeld: afsluitventiel doseerwals)
Oorzaken: - Kortsluiting
- te weinig stroom
- Ventiel niet ingestoken
Foutfunctie bij de sensorvoorziening (voorbeeld:
spanningsvoeding van de sensor < 12V)
Oorzaken: - boordcomputer heeft te weinig spanning
- boordcomputer defect
Aanwijzing
Bij problemen met de spanningsvoeding
dient de bladzijde Spanningsvoeding in
het Test-menu te worden gecontroleerd.
Foutfunctie bij de busverbinding bij een
uitbreidingsmodule (LIN error):
1. Uitbreidingsmodule weeginrichting
2. Uitbreidingsmodule laadgoedbeveiliging
3. Uitbreidingsmodule tastwielzwenking
4. Boordcomputer messenslijpinrichting
Oorzaken: - Bekabelingsfout
- Uitbreidingsmodule of boordcomputer
defect
- Fout in de spanningsvoeding
Aanwijzing:
Een fout in de busverbinding wordt ook in
het Work-menu rechts boven weergegeven.
55
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Toegangsluik-controle
Zodra het toegangsluik wordt geopend, stoppen alle
hydraulische functies, de doseerwalsen ontkoppelen
en de volgende diagnosemelding verschijnt:
Als het toegangsluik wordt gesloten, wordt deze melding
bevestigd.
De laadruimte mag alleen worden betreden
als de trekker is uitgeschakeld.
Controle messenbalk
wordt geactiveerd als bij uitgezwenkt snijwerk de toets
'Pick-up zakken' wordt ingedrukt en als de aftakas is
ingeschakeld.
Aangeduid door:
- twee pieptonen en
- vijfvoudig oplichten van het symbool
Reinigingsherinnering
Iedere 2 uur verschijnt de melding 'Diagnose snij-
installatie uitzwenken'
Om deze melding te bevestigen moet de snij-installatie
één keer in zijn geheel worden in- en uitgezwenkt.
(Cyclische reiniging van de snij-installatie, vervuiling
en korstvorming wordt tegengegaan)
Bewakingsalarmen
56
1301_NL-Power-Control_5481
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Fouten aan besturingscomputer:
Symbool Gedwongen besturingsfout knippert
1. Controleren aan de besturingscomputer en fouten
oplossen.
2. Is de fout niet op te lossen, een werkplaats opzoeken.
Daarbij niet sneller dan 10 km/u rijden.
Elektronische gedwongen besturing (EZL) - Foutmeldingen
Dataverbinding onderbroken:
Gedwongen besturingsfout-symbool en CAN-symbool
knipperen afwisselend.
1. Dataverbinding herstellen.
a) Spanningsvoeding van de besturingscomputer
controleren. De besturingscomputer is via de
voedingskabel aangesloten op de hoofdcomputer.
b) CAN-Busverbinding in verdeelkast van de
kabelbundel aan de laadwagen controleren op juiste
bekabeling.
2. Is de fout niet op te lossen, een werkplaats opzoeken.
Daarbij niet sneller dan 10 km/u rijden.
Storing bij hydraulieksysteem:
Foutsymbool Gedwongen besturing en oliekan-
symbool knipperen afwisselend.
1. Hydraulieksysteem controleren. De trekker moet daarbij
gestart zijn.
2. Wordt de storing daarna nog aangegeven met een
snelheid van max. 10 km/u naar een werkplaats rijden.
- 57 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
473A2000.0
ISOBUS - TERMINAL
Display
Trekker terminal
ISO-Bus adapter
Trekkerkabel met ISO-Bus
Bedieningspaneel
ISO-Control
10 Ampere-zekering
Varianten
Bediening met de ISO-Control-Terminal
Varianten
Bediening via de ISO-Bus-Trekker-Terminal
Boordcomputer ISO-Bus geschikt
- 58 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Bedieningsstructuur – Ladewage met ISOBUS-aansluiting
F2
F3
F2.1
F5
F6
F1
F7
F8
F4
F4.1
Aanwijzing!
De volgende
handleiding heeft
betrekking op
wagens met alle
extra uitrustingen.
10 seconden lang indrukken
Aanwijzing!
Voordat de machi-
ne voor de eerste
keer in gebruik
wordt geno-
men, moeten de
instellingen in het
SET-menu worden
gecontroleerd en
indien nodig wor-
den gewijzigd.
Aanwijzing!
De toets
stopt alle hydrau-
lische functies
en schakelt de
doseerwalsen uit.
Afkortingen:
F = Aanduidings-menu
T = Toetsen nummering
- 59 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Start menu
Basis instellingen menu
Verklaring van de toetsen:
T1 STOP
T2 Basisinstellingen
T3 Laadfuncties
T4 Losfuncties
T5 Data menu
T6 Set menu
T7 Sensortest-menu
F1
T1
T2
T3
T4
T5
T6
T7
Aanwijzing
Alle opties die met
de bediening te
maken hebben,
moeten in het
Configuratie-me-
nu (M6) worden
geconfigureerd.
Druk in het Start-menu op de functietoets , om in het Basisinstelling-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
Weergave:
De weergave is bij alle laadwagens hetzelfde en hangt
alleen af van de configuratie.
1. Laadautomaat actief* / inactief
Wordt het symbool weergegeven, dan is de laadautomaat
actief.
2. Verlichting
Licht aan* Licht uit
Automaat aan
Licht aan
Automaat uit
Licht uit
3. Achterwand
open gesloten*
sluiten vergrendelen
Achterwandfixering actief
4. Doseerwals niet beschikbaar / uit* / aan
Doseerwals - uit Doseerwals -
aan
5. Naloopas geblokkeerd/geopend*
Automaatmodus actief
Stuuras permanent open
Stuuras wordt geblokkeerd
Stuuras is geblokkeerd
als het symbool Geblokkeerd knippert, wordt de stuuras
op dat moment geblokkeerd.
Opmerking:
Een grijze softkey
betekent dat
deze momenteel
niet kan worden
bediend.
Wanneer op een
softkey wordt
gedrukt, wordt
een venster
ingevoegd dat
de oorzaak voor
de vergrendeling
weergeeft.
Verklaring van de toetsen (bij uitrusting
laadgoedbeveiliging)
T1 STOP
T2 Stuuras aan/uit
(Display aanduiding
/ )
T3 Loopwielen in werkpositie zwenken (zolang
ingedrukt houden totdat het proces is afgesloten)
T4 Loopwielen in positie voor straatbedrijf zwenken
(zolang ingedrukt houden totdat het proces is
afgesloten)
T5 Schijnwerper voorkiezen
(Display aanduiding
)
T6 Toevoegmiddel dosering
(Display aanduiding
)
T7 Laadgoedbeveiliging sluiten
T8 Laadgoedbeveiliging openen
T9 Combikleppen-menu openen
T10 Een niveau terug gaan
T1
T2
T3
T4
T5
T6
F2
T7
T8
T9
T10
- 60 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
5A Elektronische gedwongen sturing (EGS)
Assen
gecentreerd
en in
middenpositie
geblokkeerd
Straatbedrijf
actief
6. Status van de laadmomentsensor:
(wordt alleen weergegeven bij neergelaten pick-up.)
Geeft de actuele belasting van de rotor weer.
7. Rolbodemstatus
Stop* / Vooruitbeweging / Achteruitbeweging
gestopt achteruitbewe-
ging
Vooruitbewe-
ging langzaam
Vooruitbewe-
ging snel
Snelheid
Snelheidsniveau
langzaam snel
Aanwijzing:
Tijdens het laden beweegt de rolbodem
altijd met maximale snelheid.
8. Snijwerkpositie uitgezwenkt / ingezwenkt
ingezwenkt uitgezwenkt*
Aanwijzing:
Als het symbool knippert, is het zwenken
van het snijwerk vanwege de positie van
de automatische messenslijpinrichting
niet mogelijk. (alleen bij automatische
messenslijpinrichting)
9. Pick-up positie neergelaten* / geheven
geheven neergelaten
9A Pick-up Super Large 2360: Positie loopwiel
Positie voor
straatbedrijf
Tussen-
positie of
sensorfout
Bij 'Tussenpositie of sensorfout' weerklinkt bovendien
een akoestisch waarschuwingssignaal.
Aanwijzing!
De stuuras moet
worden geblok-
keerd:
- bij snel rechtuit
rijden, sneller dan
30 km/h
- op een niet sta-
biele ondergrond
- op hellingen
- bij ontlasting van
de voorste as
door knikdissela-
andrijving
- bij het rijden door
de gleufsilo
- als de zijdelingse
geleiding van de
ongestuurde as
onvoldoende is
F2
- 61 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
10. Vulpeilweergave (optie)
Aanwijzing
Als de achterwand wordt gesloten, wordt
de waarde van de vulpeilweergave naar de
actueel gemeten waarde teruggezet. Totdat
de achterwand wordt geopend, wordt
verder altijd alleen de hoogst gemeten
waarde weergegeven.
11. Losautomaat actief* / inactief
Wordt het symbool weergegeven, dan is de losautomaat
actief.
12. Snelheidsweergave van Isobus
13. Laadgoedbeveiliging voor / achter / middenpositie*
voor achter
Als de symbolen knipperen, bevindt
de laadgoedbeveiliging zich in
middenpositie of beweegt op dat
moment naar voren of naar achteren.
Aanwijzing:
Bevindt de beugel van de
laadgoedbeveiliging zich in middenpositie,
dan is het mogelijk dat de maximale
transporthoogte is overschreden.
Opmerking! De laadgoedbeveiliging kan
alleen worden bediend als de achterwand
gesloten is.
14. Zijafvoerbandstatus:
Zijafvoerbandvoorkeuze (niet bij
mechanische zijafvoerband)
hydraulische zijafvoerband richting
rechts
hydraulische zijafvoerband richting
links
mechanische zijafvoerband loopt in de
ingestelde richting
15. Liftas neergelaten / geheven*
Liftas neergelaten Liftas geheven
Aanwijzing:
Wanneer de belasting te groot is, kan
de liftas niet worden geheven. Bij een
verhoging van de belasting boven het
kritische niveau op het moment dat de liftas
is geheven, wordt de liftas automatisch
neergelaten.
Verklaring van de toetsen (met uitrusting
droogvoeropbouw):
T1 STOP
T2 Stuuras aan/uit
(Display aanduiding
/ )
T3 Loopwielen in werkpositie zwenken (zolang
ingedrukt houden totdat het proces is afgesloten
T4 Loopwielen in positie voor straatbedrijf zwenken
(zolang ingedrukt houden totdat het proces is
afgesloten).
T5 Schijnwerper voorkiezen
(Display aanduiding
)
T6 Toevoegmiddel dosering
(Display aanduiding
)
T7 Bovenbouw opklappen
T8 Bovenbouw neerklappen
T9 Combikleppen-menu openen
T10 Een niveau terug gaan
16. Doseermiddeltoevoeging actief* / inactief
actief - doseermiddel wordt toegevoegd
inactief - doseermiddel wordt niet toegevoegd
Aanwijzing:
Als het symbool niet wordt weergegeven,
is de doseermiddeltoevoegingautomaat
niet ingeschakeld of niet geconfigureerd.
- 62 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
1) alleen bij wagens met doseerwalsen
Combikleppen-menu
F3
T7
T8
T9
T10
T1
T2
T3
T4
T5
T6
Druk in het Start-menu op de functietoets , om in het Laad-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
Druk in het Basisinstelling-menu op de functietoets , om in het Combikleppen-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Basisinstelling-menu.
T1
T2
T3
T4
T5
T6
F2.1
T7
T8
T9
T10
Verklaring van de toetsen:
T1 Frontkleppen* naar voren klappen.*
T2 Frontkleppen* omhoog klappen.*
T3 Bovenste frontkleppen* naar beneden klappen.*
T4 Bovenste frontkleppen* omhoog klappen.*
T5 Een menulevel naar boven gaan (hier:
Basisinstelling-menu)
* zolang de toets ingedrukt blijft, beweegt de frontklep zich.
Opmerking! De toetsen T1 en T2 zijn
geblokkeerd, zolang de laadgoedbeveiliging
is gesloten.
Aanwijzing!
Ieder menu kan
worden verlaten
door de ESC-toets
in te drukken.
Aanwijzing!
Bij machines met
opklapbare dro-
ogvoeropbouw is
de laadautomaat
niet mogelijk.
Aanwijzing!
De ladingen wor-
den geteld óf door
middel van de
volmelding (FULL)
óf door middel
van de toestand-
sequentie:
'Achterwand dicht
--> Achterwand
open --> Rolbo-
dem-achteruitbe-
weging geduren-
de 10 seconden'
Laadmenu
Verklaring van de toetsen:
T1 STOP
T2 Pick-up heffen
(Display aanduiding
)
T3 Pick-up zakken
(Display aanduiding
)
T4 Knikdissel – wagen heffen
T5 Knikdissel – wagen zakken
T6 Bodemketting terug draaien
(Display aanduiding
)
T7 Automatisch laden
(Display aanduiding
)
T8 Messenbalk inklappen
(Display aanduiding
)
T9 Messenbalk uitklappen
(Display aanduiding
)
T10 Een niveau terug gaan
- 63 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Betekenis van de toetsen:
T1 STOP
T2 Automaat lossen
- Openen van de achterwand
(display-weergave
)
Los-menu
1) alleen bij wagens met doseerwalsen
2) alleen bij wagens zonder dwarsafvoerband of bij stilstaande
dwarsafvoerband
- Schraapbodem voorloop 1)
- Doseerwals in 1)
- Schraapbodem lossen
T3 Wissel naar menu
F4.1
T4 Achterwand openen - tijdvertraging
(display-weergave
)
T5 Achterwand sluiten
(display-weergave
)
T6 Knikdissel - wagen heffen
T7 Knikdissel - wagen neerlaten
T8 Doseerwals aan / uit
(display-weergave
)
T10 Eén niveau terug
Druk in het Start-menu op de functietoets , om in het Los-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
F4
T7
T8
T9
T10
T1
T2
T3
T4
T5
T6
Los-menu zonder zijafvoerband
Aanwijzing!
LOSAUTOMAAT:
De actuele rol-
bodemsnelheid
wordt na een
loopduur van 10
seconden auto-
matisch opges-
lagen en voor de
daarop volgende
losprocedure
weer opnieuw
gebruikt!
Functievolgorde van de los automaat
1. openen van de achterklep
2. bodemketting wordt kort op teruglopen geschakeld 2) (De duur is in het Set menu onder 'Rolbodembenaderingstijd'
instelbaar)
- druk op de doseerwalsen wordt vermindert
3. doseerwalsen inschakelen
2)
4. Rolbodem wordt met de laatst opgeslagen snelheid gelost.
Functieverloop bij onderbreking van de losautomaat: Druk tijdens een automatische losprocedure kort op toets
[Achterwand sluiten] om het automatisch lossen te onderbreken.
1. symbool licht op in de display
2. geopende achterklep wordt langzaam dichtgeklapt.
3. Het lossen wordt onderbroken!
Uitschakeling van:
- bodemketting aandrijving
- doseerwalsen
4. Hydrauliek voor het vergrendelen van de achterwand wordt geactiveerd.
Pas na het verdwijnen van het symbool in de weergave is de achterwand gesloten en vergrendeld.
Waarschuwing!
De functie ‘Los automaat starten’ wordt na 0,8 seconden tijdsvertraging geactiveerd.
(veiligheidsvoorschriften voor het transport op de openbare weg).
Opmerking!
De losautomaat
kan, net als alle
hydraulische
functies, met de
STOP-toets wor-
den onderbroken,
daardoor worden
ook alle andere
regelbare hydrau-
lische functies
onderbroken en
de achterwand
sluit niet.
- 64 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Betekenis van de toetsen:
T1 STOP
T2 Schraapbodem omschakeling (langzaam / snel)
(display-weergave
/ )
T3 Snelheid verhogen (niveau 0-20)
T4 Snelheid verlagen (niveau 0-20)
T5 Schraapbodem voorloop
(display-weergave
)
T6 Knikdissel - wagen heffen
T7 Knikdissel - wagen neerlaten
T8 Doseerwals aan / uit
(display-weergave
)
T10 Eén niveau terug
Rolbodem-menu
F4.1
T7
T8
T9
T10
T1
T2
T3
T4
T5
T6
Aanwijzing!
Als met behulp
van de toets [T2]
naar 'snel' wordt
omgeschakeld en
de optie 2-traps-
motor is beschik-
baar, dan wordt
de 2-trapsmotor
automatisch
ingeschakeld
F4
T7
T8
T9
T10
T1
T2
T3
T4
T5
T6
F4.2
T7
T8
T9
T10
T1
T2
T3
T4
T5
T6
Los-menu met zijafvoerband.
Menu Losautomaat
(alleen hydraulische zijafvoerband)
Betekenis van de toetsen:
T1 STOP
T2 Wissel naar menu
F4.2
losautomaat
T3 Wissel naar menu
F4.1
T4 Achterwand openen - tijdvertraging
(display-weergave
)
T5 Achterwand sluiten
(display-weergave
)
T6 Knikdissel - wagen heffen
T7 Knikdissel - wagen neerlaten
T8 Doseerwals aan / uit
(display-weergave
)
T9 handmatige richtingskeuze zijafvoerband:
Als op toets T9 wordt gedrukt, dan worden de
toetsen T8 en T9 gedurende drie seconden
richtingkeuzetoetsen voor de zijafvoerband.
Druk T8 of T9 voor de gewenste
richting. Nadat de richting is gekozen, of na afloop
van drie seconden keren de toetsen weer terug
naar hun normale functie. Druk gedurende drie
seconden op de gewenste toets. Na drie seconden
kan normaal worden verder gewerkt.
Opmerking! De handmatige richtingkeuze
via de toetsen T8/T9 is bij een mechanische
zijafvoerband niet mogelijk. Steek de
aftakas om, om de richting te wijzigen
T10 Eén niveau terug
Betekenis van de toetsen:
T1 STOP
T2 Losautomaat met zijafvoerband
T3 Losautomaat met zijafvoerband / linksloop.
T4 Losautomaat met zijafvoerband / rechtsloop.
T10 Eén niveau terug
Aanwijzing!
Door de 'STOP'-to-
ets in te drukken
worden alle func-
ties gestopt.
- 65 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Aanwijzing!
De ladingen wor-
den geteld óf door
middel van de
volmelding (FULL)
óf door middel
van de toestand-
sequentie: 'Ach-
terwand dicht -->
Achterwand open
--> Rolbodem-
achteruitbewe-
ging gedurende
10 seconden'
F5
T1
T3
T5
Druk in het Start-menu op de functietoets , om in het Data-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
Data menu
Verklaring van de toetsen:
T1 STOP
T3 Deelteller uitwissen
T5 Een niveau terug gaan
Functievolgorde van de los automaat
1. openen van de achterklep 1)
2. dwarsafvoerband inschakelen
2)
3. bodemketting wordt kort op teruglopen geschakeld 3 (De duur is in het Set menu onder 'Rolbodembenaderingstijd'
instelbaar).
- druk op de doseerwalsen wordt vermindert
4. doseerwalsen inschakelen
3)
5. Rolbodem wordt met de laatst opgeslagen snelheid gelost.
Functieverloop bij onderbreking van de losautomaat: Druk tijdens een automatische losprocedure kort op toets
[Achterwand sluiten] om het automatisch lossen te onderbreken.
1. symbool licht op in de display
2. geopende achterklep wordt langzaam dichtgeklapt.
3. Het lossen wordt onderbroken!
Uitschakeling van:
- bodemketting aandrijving
- doseerwalsen
- dwarsafvoerband
4. Hydrauliek voor het vergrendelen van de achterwand wordt geactiveerd.
Pas na het verdwijnen van het symbool in de weergave is de achterwand gesloten en vergrendeld.
Waarschuwing!
De functie ‘Los automaat starten’ wordt na 0,8 seconden tijdsvertraging geactiveerd.
(veiligheidsvoorschriften voor het transport op de openbare weg).
1) alleen bij wagens zonder dwarsafvoerband of bij stilstaande
dwarsafvoerband
2) alleen bij wagens met dwarsafvoerband
3) alleen bij wagens met doseerwalzen
Opmerking!
De losautomaat
kan, net als alle
hydraulische
functies, met de
STOP-toets wor-
den onderbroken,
daardoor worden
ook alle andere
regelbare hydrau-
lische functies
onderbroken en
de achterwand
sluit niet.
- 66 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Betekenis van de toetsen:
T1 STOP
T2 Schraapbodem-instelling niveau 1
Omschakeling naar ander schermpje
T3 Schraapbodem-instelling niveau 19
Omschakeling naar ander schermpje
T5 Wissel naar menu
F8
DIAGNOSE-menu
T6 OK-toets
Voor het bevestigen van gewijzigde instellingen
T7 Messenslijpinrichting Autocut - zie handleiding
Autocut
T10 Weeginrichting - zie handleiding weeginrichting
Symbool aanduiding:
In het SET-menu kunnen nog andere instellingen worden
doorgevoerd:
a Naloop-stuuras bedrijfsmodus
Handmatig bedrijf: (HAND)
(Instelmogelijkheden in WORK-menu)
= stuuras permanent open
= stuuras wordt geblokkeerd
= stuuras is geblokkeerd
Automatisch bedrijf: (AUTO)
(extra instelmogelijkheden in WORK-menu)
= modus automatisch actief
De stuuras wordt automatisch snelheidsafhankelijk
gestuurd.
De onderste limiet in instelbaar tussen 0 en 3 km/h.
De bovenste limiet in instelbaar tussen 10 en 25 km/h.
Snelheid Toestand van de stuuras
lager dan 3 km/h geblokkeerd
kleiner onderste limiet geblokkeerd
tussen onderste en
bovenste limiet geopend
groter bovenste limiet geblokkeerd
b Rolbodem-snelheid niveau 1
c Rolbodem-snelheid niveau 19
d Laadmoment
Instellen van de belastingsgrens voor het automatisch
bedienen van de schraapbodem.
- Functioneert alleen bij automatisch laden
- Functie 'Schraapbodem laden' wordt automatisch
geregeld als de actuele belastingsgraad de
ingestelde waarde overschrijdt.
- Instelbare waarden: 1 - 100 (standaardwaarde 55)
Aanwijzing!
Bij droog voer kan de waarde worden
vergroot. Bij vochtig voer kan de waarde
worden verkleind.
e Achterwand-openingsduur bij losautomaat 1)
- Instelbare waarden:
0 - 10 Seconden bij laadwagen met doseerwalsen.
5 - 10 Seconden bij laadwagen zonder doseerwalsen.
f Achterwandfixering actief/inactief
(bij actieve losautomaat)
De achterwandfixatie dient voor het fixeren van de
uitlaatbreedte tijdens het automatisch lossen voor
alle laadwagens, voor zowel de mechanische als de
hydraulische zijafvoerband.
Terwijl de achterwandfixatie actief is, kan de
achterwand via de toets 'Acherwand openen/sluiten'
niet worden bewogen. De laadautomaat kan met deze
toets worden beëindigd.
Instelbereik actief / inactief
In het Set-menu kunnen verschillende snelheden en benaderingstijden en inschakelpunten worden ingesteld.
Druk in het Start-menu op de functietoets , om in het Set-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
1) alleen bij wagens met doseerwalsen
Set menu
Let op!
Een gewijzigde
instelling moet
met de OK-toets
worden bevestigd.
Let op!
Voordat de be-
sturing voor de
eerste keer in
gebruik wordt
genomen, dienen
enkele zaken te
worden ingesteld,
zodat de machine
op de juiste ma-
nier functioneert.
T7
T8
T9
T10
T1
T2
T3
T4
T5
T6
a
bc
d
e
f
h
F6
g
- 67 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
g Achterwandzweefstand
Opmerking: Deze functie is alleen actief
zolang u zich in het Set-menu bevindt en de
functie met vinkje is ingeschakeld. Als het
Set-menu wordt verlaten, wordt de functie
automatisch gedeactiveerd.
De functie Achterwandzweefstand helpt u bij het
instellen van de achterwandfixatiepositie, omdat de
hydraulische cilinders die voor de opening van de
achterwand nodig zijn, in zweefstand worden gebracht.
De achterwand kan daardoor gemakkelijker handmatig
worden bewogen en ook eenvoudiger in de juiste positie
voor de achterwandfixatie worden gebracht.
f Schraapbodem voorloopduur voor de losautomaat1)
- Instelbare voorloopduur: 0,1 ... 3 seconden
(standaardwaarde 0,7 seconden)
- Ontlast de druk op de doseerwalsen
- 68 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Bedieningsaan-
wijzing voor de
ISOBUS-terminal:
Navigeren tussen
de afzonderlijke
functies met de
toetsen 'Omhoog
' en 'Omlaag '
Met de toetsen '+
(YES)' en '- (NO)'
kan de functie
worden in- of
uitgeschakeld.
Config-menu
*) Let op! Voor extra schijnwerpers bijv. op de as is een
relaisschakeling noodzakelijk!
In het Configuratie-menu wordt de specifieke uitrusting van de betreffende laadwagen ingesteld. Dit menu is alleen nodig
indien later extra uitrusting aan de laadwagen wordt gemonteerd of gedemonteerd. In het andere geval werd de juiste
configuratie al in de fabriek ingesteld.
Druk in het Start-menu gedurende 10 seconden op de functietoets om in het Configuratie-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug in het Start-menu te komen.
Betekenis van de symbolen:
1... Machinetype instellen
2... Laadautomaat
3... Rolbodemsnelheid niveau 2:
4... Voedermiddeltoevoeging
5... Zijafvoerband: 8 ...geen zijafvoerband
m...mechanisch / h...hydraulisch
6... Doseerwalsen
7... hydraulische droogvoeropbouw
8... Naloopstuuras: L....Liftas
8 ...niet beschikbaar / 9 ...beschikbaar
9... Werkverlichting (De werkverlichting bestaat uit
laadruimteverlichting en eventueel schijnwerpers
voor achteruitrijden)
10... Laadmomentsensor
11... Vulpeilsensor
12... Weeginrichting
13... Loopwielzwenking voor Pick-up Super Large 2360
14... Wagenlengte (voor vulpeilweergave)
15... Frontklep (via terminal bediend)
16... elektronische gedwongen sturing
17.. automatische messenslijpinrichting Autocut
18... Laadgoedbeveiliging
19... elektrisch remsysteem
(9 = actief, beschikbaar / 8 = inactief, niet beschikbaar)
Beeldscherm 3 is alleen bestemd voor
servicemedewerkers
Betekenis van de toetsen:
T1 STOP
T3 Wissel tussen de schermpjes, terug
T4 Wissel tussen de schermpjes, vooruit
T5 [Restart] slaat de gewijzigde uitrusting op en start
de software opnieuw. Deze toets verschijnt alleen
als de uitrusting is veranderd.
2
1
3 4
5 6 7
10 9
9
8
F7
T1
T3
T4
T5
12 13
- 69 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Via het Sensortest-menu kan informatie worden ingewonnen over de toestand van de sensoren en de weergegeven
waarden van de sensoren op dat moment. Dit kan van nut zijn bij het herstellen van fouten.
Druk in het Start-menu op de functietoets , om in het Test-menu te komen.
Druk op de functietoets , om terug te keren naar het Start-menu.
TEST-Menu
Weergave:
Een symbool met zwarte achtergrond geeft aan dat
- een inductieve sensor bezet is
- een geluidsensor bezet is
- een mechanische schakelaar / toets is aangeraakt.
Aanwijzing!
Bij signaalwissel van een sensor of
schakelaar wordt het symbool omgekeerd
weergegeven.
Bij een passende frequentie van de
signaalwissel kan dit ertoe leiden dat
het symbool gaat knipperen. Dat het
symbool knippert betekent dan niet
noodzakelijkerwijs dat er sprake is van een
foutmelding.
Sensoren:
1 Aftakas toerental ...B1
2 Vulpeilklep beneden ...B4
3 Vulpeilklep boven ...B3
4 Laadgoedbeveiliging voor ...B30
5 Laadgoedbeveiliging achter ...B31
6 Druk op doseerwalsen ...B6
7 Achterwand ...B5
8 Oliedrukschakelaar ...S7
9 Rolbodem-achterschakelaar ...S3
10 Liftas ...B10
11 Laadruimtedeur ...B7
12 externe snijwerkschakelaar aan ...S1
13 externe snijwerkschakelaar uit ...S2
14 Snijwerkstatus ...B2
15 Loopwielsensor werkpositie links ...B20*
16 Loopwielsensor werkpositie rechts ...B21*
17 Loopwielsensor straattransport links ...B22*
18 Loopwielsensor straattransport rechts ...B23*
akleinste gemeten spanning (V min) sinds
systeemstart
bactuele spanning (V)
* De positie van de sensoren staat in het hoofdstuk Pick-up
beschreven.
Opmerking!
De alarmsignalen
voor de voedings-
spanning kunnen
niet worden
uitgeschakeld.
F8
T1
T2
T3
T4
T5
T6
- 70 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
19 Aftakastoerental ...B1
20 Laadmomentsensor (maximaal 10 V) ...B9
21 Vulpeilsensor (4-20 mA) ...B11
22 Disselhoeksensor (0-5 V) ...B8
EM02: boordcomputeruitbreidingsmodule
(stekker ST2)
23 Voedingsspanning uitbreidingsmodule
norm-waarde > 12 V
20 gestabiliseerde sensorspanning
norm-waarde = 10,5 V
BM01: basismodule (stekker ST1)
21 Voedingsspanning BM
norm-waarde > 12 V
22 Processorspanning BM
norm-waarde > 8,5 V
23 niet gestabiliseerde sensorspanning
norm-waarde > 12 V
24 gestabiliseerde sensorspanning
norm-waarde = 5,0 V
23
24
25
26
27
28
20
19
21
22
- 71 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Diagnose menu
Bij fouten herkenning wordt
- alarmbeeld ingeschakeld
- alarmtoon is hoorbaar
Functietoetsen:
T1 Stop
T2 Bevestigen van de waarschuwingsmelding. Als
de fout opnieuw optreedt, wordt opnieuw een
waarschuwingsmelding afgegeven.
T5 Onderdrukken van de waarschuwingsmelding
tot de volgende systeemstart.
Alarmmeldingen:
Foutfunctie bij de schakeluitgang
(Voorbeeld: pick-up)
Oorzaken: - Kortsluiting
- te weinig stroom
- Ventiel niet ingestoken
T1
T2
T3
T4
T5
T1
T2
T3
T4
T5
Foutfunctie bij de busverbinding bij een
uitbreidingsmodule (LIN error):
1. Uitbreidingsmodule weeginrichting
2. Uitbreidingsmodule laadgoedbeveiliging
3. Uitbreidingsmodule tastwielzwenking
4. Boordcomputer messenslijpinrichting
Oorzaken: - Bekabelingsfout
- Uitbreidingsmodule of boordcomputer
defect
- Fout in de spanningsvoeding
Aanwijzing:
Een fout in de busverbinding wordt ook
in het Basisinstelling-menu links onder
weergegeven.
Aanwijzing!
Bij een foutfunctie
kan met behulp
van de noodbedi-
ening (zie hoof-
dstuk 'Elektro-hy-
drauliek') iedere
gewenste functie
handmatig wor-
den geschakeld.
Aanwijzing!
Een fout moet met
de toets [ACK]
worden bevestigd.
Aanwijzing!
De diagnosefunctie
kan voor elke
afzonderlijke
sensor met de
toets [Uitscha-
kelen] tot de
volgende
systeemstart
worden uit-
geschakeld!
Het alarm voor de
voedingsspan-
ning kan niet
uitgeschakeld
worden.
- 72 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Snij-installatie controle
wordt geactiveerd als bij uitgezwenkt snijwerk de toets
'Pick-up zakken' wordt ingedrukt en als de aftakas is
ingeschakeld.
Aangeduid door:
- twee pieptonen en
- vijfvoudig oplichten van het symbool
Reinigingsherinnering:
Iedere 2 uur verschijnt de melding 'Diagnose snij-
installatie uitzwenken'
Om deze melding te bevestigen moet de snij-installatie
één keer in zijn geheel worden in- en uitgezwenkt.
(Cyclische reiniging van de snij-installatie, vervuiling
en korstvorming wordt tegengegaan)
Isobus - Stop - Alarm
(alleen Pöttinger CCI Terminal)
vanaf softwareversie 2.10
Als de stoptoets (1) wordt ingedrukt, verschijnt het
volgende scherm.
Alle hydraulische functies en de bedieningsconsole
worden geblokkeerd.
Om verder te werken moet eerst de Stop-toets worden
gedeblokkeerd. (1)
Controle alarm
Toegangsluik-controle
Zodra het toegangsluik wordt geopend, stoppen alle
hydraulische functies, de doseerwalsen ontkoppelen
en de volgende diagnosemelding verschijnt:
Als het toegangsluik wordt gesloten, wordt deze melding
bevestigd.
De laadruimte mag alleen worden betreden
als de trekker is uitgeschakeld.
T1
T2
T3
T4
T5
T1
T2
T3
T4
T5
T1
T2
T3
T4
T5
1
- 73 -
1301_NL_ISOBUS_548
NL
ISOBUS - TERMINAL
Elektronische gedwongen sturing (EGS) - Foutmeldingen
Fout aan stuurcomputer:
Symbool fout gedwongen besturing knippert.
1. Kijk dit na op de stuurcomputer en verhelp de fout.
2. Rijd naar een werkplaats wanneer u de fout niet kunt
oplossen. Rijd maximaal 10 km/u.
Gegevensverbinding onderbroken:
Symbool fout gedwongen sturing en CAN-symbool
knipperen afwisselend.
1. Breng de gegevensverbinding weer tot stand.
a) Controleer de spanningsbron van de stuurcomputer.
De stuurcomputer is via de voedingskabel op de
hoofdcomputer aangesloten.
b) Controleer de CAN-busverbindung in de verdelerkast
van de kabelboom aan de aanhangwagen op de
correcte bedrading.
2. Rijd naar een werkplaats wanneer u de fout niet kunt
oplossen. Rijd maximaal 10 km/u.
Hydraulische voedingsbron ontbreekt:
Symbool fout gedwongen sturing en symbool
oliereservoir knipperen afzonderlijk.
1. Controleer de hydraulische voedingsbron. De trekker
moet gestart zijn.
2. Wanneer de fout getoond blijft worden, mag u maximaal
aan 10 km/h naar een werkplaats rijden.
1000_NL-BELADEN_5543
NL
- 74 -
HET VULLEN VAN DE WAGEN
Laden algemeen
Belangrijke aanwijzingen
Een kleefplaatje, dat op de dissel is aangebracht,
geeft aan voor welke toerental (540 rpm / 1000 rpm)
de aandrijftandwielkast geschikt is.
Let er daarom ook op dat de kruiskoppelingsas
een goede slipkoppeling heeft (ook het juiste type,
zie onderdelenboek), zodat bij overbelasting geen
onnodige schade aan de wagen onstaat.
Overbelastingsbeveiliging van de cardanas zie
hoofdstuk ‘Technische gegevens’.
De rijsnelheid moet altijd aangepast worden aan de
mogelijkheden en verhoudingen die het terrein biedt.
Bij het rijden op hellingen moet men oppassen en
moet men het plotseling maken van bochten vermijden
(gevaar voor omslaan).
Kort materiaal met weinig toeren, hoge rijsnelheid en
grote voerpaketten (dikke zwaden).
Het laden van groenvoer (zomerstalvoedering)
- Groenvoer wordt in de regel uit een zwad
opgenomen.
- Gemaaide zwaden in dezelfde rijrichting opnemen als
gemaaid is. (Stengeltoppen het eerst).
- Gewaskeerplaat (52) diep instellen (positie T).
Het laden van voordroogkuil
- Voordroogkuil wordt goed van het zwad opgenomen.
- De gewaskeerplaat (52) hoog afstellen (positie H).
Veiligheids-
aanwijzin-
gen
• Wanneer men
aan de wagen
gaat werken, is
het belangrijk dat
men de kruiskop-
pelingsas van de
trekker afneemt
en de motor
van de trekker
stoptzet.
• Dit geldt ook
wanneer men aan
de pick-up gaat
werken.
Opraper afstellen
1. Opraper iets optillen en de gatenstrip (51) links en
rechts in dezelfde positie bevestigen.
2. Met borgveer vast maken.
Hoog afstellen:
Als de stoppels lang zijn en het terrein hobbelig.
Diep afstellen:
Als het gewas kort is en het terrein vlak.
Gewaskeerplaat afstellen (52)
- Bij kleine zwaden en kort gewas, gewas keer plaat diep
hangen (positie T).
- Bij grote zwaden, gewaskeerplaat hoog hangen
(positie H).
Het beginnen van laden
1. Aftakas van de trekker inschakelen.
2. Opraper laten zakken.
Let op! De aandrijving van de opraper en de invoerrotor
worden dan automatisch inge schakeld.
3. Hendel (ST) van het
trekker stuurventiel
naar voren zetten
(persdruk) en
vergrendelen.
De olie wordt dan naar het
stuurventielenblok van de
wagen gestuurd.
4. Let op de aftakastoerental.
Laden met een aftakastoerental van ca. 750-850
omw./min en een hoge rijsnelheid.
Tijdens het laden opletten
Opraper bij een leeg invoerkanaal heffen.
In bochten het motortoerental verlagen.
In scherpe bochten aftakas uitschakelen en opraper
heffen.
Ongelijkmatig laden vermijden. Dit is belangrijk voor
de disselbelasting (zie ook opgave bij de dissel).
Voor een optimale belading van de wagen de
bodemketting kortstondig inschakelen of de
laadautomaat inschakelen (zie hoofdstuk “POWER
CONTROL”).
Let op de vulindicator (FULL)
Let op!
Toegestane asdruk en totaalgewicht in
de gaten houden!
Overschreiden van de toegestane asdruk
en het toegestane totaalgewicht kan
schade aan onderstel, frame, dissel of
banden veroorzaken.
Let U bij gewas met hoog vochtgehalte
op de hogere specifieke gewichten.
1000_NL-Entladen_5543
NL
- 75 -
LOSSEN VAN DE WAGEN
Lossen van de wagen
Lossen met doseerwalsen
- Achterhek openen.
- Aftakas inschakelen.
- Doseerwalsen ontlasten
- Losautomaat inschakelen
of
- Aandrijving doseerwalsen inschakelen.
- Bodemkettingaandrijving inschakelen.
- Snelheid van de bodemketting afstellen (zie hoofdstuk „POWER CONTROL“).
Lossen zonder doseerwalsen
- Achterhek openen.
- Aandrijving bodemketting inschakelen.
Drukknop achterzijde (32)
- voor bodemketting
- tijdens het laden is de drukknop ingedrukt
- tijdens het lossen ( achterwand geopend, bodemketting loopt ) is de drukknop niet
ingedrukt.
Bij nogmaals indrukken schakelt de bodemketting uit.
Algemene aanwijzingen
Wordt tijdens het gebruik van de bodemketting een tweede functie
ingeschakeld dan wordt de bodemkettingaandrijving automatisch
tijdelijk uitgeschakeld.
Uitschakelkoppeling (NS) van de doseerinrichting
Wanneer de walsen overbelast worden resp.: de snelheid van
de bodemketting te hoog is, wordt de aandrijving door de
koppeling uitgeschakeld (= 1200 Nm).
- Aftakas uitschakelen.
- Bodemketting kort naar voren laten draaien.
De bodemketting draait naar voren en daardoor wordt de druk
op de walsen verkleind.
- Aftakas weer inschakelen.
- Snelheid van de bodemketting afstellen (zie hoofdstuk „POWER
CONTROL“).
Beeindigen van het lossen
- Bodemketting uitschakelen.
- Achterhek sluiten.
Rijden op de weg
Let op! Op de weg alleen met gesloten achterhek rijden.
KB KV-KR
KR
KV
32
Var. A
Var. B
- 76 -
NL
1201_NL-Allgemeine-Wartung_BA
Hydrauliekinstallatie
Wees voorzichtig met hydrauliekinstallaties i.v.m.
verwonding en infectie.
Als er olie uit een slang of leiding spuit, kom dan niet
te dichtbij. Vloeistof zoals olie onder hoge druk kan in
de huid dringen. Raadpleeg in dat geval onmiddellijk
een arts.
Voordat de hydraulische leidingen worden aangesloten
moet worden gecontroleerd of de hydraulische installatie
geschikt is voor de tractor.
Na de eerste 10 bedrijfsuren en alle volgende 50
bedrijfsuren
- Controleer of alle hydraulieknippels/verbindingen dicht
zijn. Eventueel nippels/wartels aandraaien.
Voor iedere inbedrijfsname
- Voor iedere inbedrijfsname moeten de slangen van het
hydrauliek gecontroleerd worden op beschadiging.
Versleten of beschadigde slangen moeten direct
vervangen worden. De kwaliteit van nieuw te monteren
slangen en andere delen moeten aan de eisen voldoen
en gelijk zijn aan het origineel gemonteerde materiaal.
Slangen ondergaan een natuurlijke veroudering. Ze
moeten na 5 of 6 jaren worden vervangen.
In de openlucht laten staan
Als de machine langere tijd in de
open lucht moet blijven, moe ten
de cylinderstangen worden
ge rei nigd en worden ingevet.
FETT
TD 49/93/2
Veiligheid-
saanwijzing
• Voor het verrich-
ten van instel-,
onderhouds- en
reparatie-
werkzaamheden,
de trekker motor
uitschakelen.
• Werkzaamheden
onder de machine
alleen uitvoeren,
wanneer de
machine veilig en
stabiel staat en
goed wordt onder-
steund.
• Na één werkuur
alle bouten na-
trekken.
• Machine alleen
wegzetten op een
vlakke, stevige
ondergrond.
Reinigen van machinedelen
Let op!
Geen hogedrukreiniger gebruiken voor het reinigen van
lagers en van hydraulische delen.
Gevaar voor roestvorming!
- Na het reinigen van de machine deze volgens het
smeerschema doors me ren en de machine een korte
tijd laten draaien.
- Door met te
hoge druk te
reinigen kan
beschadiging
van lak
optreden.
Veiligheidsaanwijzing
Voor het verrichten van instel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekker motor uitschakelen.
Overwinteren
- De machine voor het over winteren goed schoon maken.
- Beschermd tegen weersinvloeden opbergen.
- Olie-wisselen of op niveau brengen.
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle smeerpunten volgens schema doorsmeren.
Aftakassen
- zie ook de aanwijzingen in de aanhang
Let op: voor u onderhoud pleegt!
In principe gelden de aanwijzingen die in de
gebruikershandleiding worden gegeven.
Als daarin geen speciale aanwijzingen worden gegeven,
gelden de aanwijzingen in de meegeleverde handleiding
van de betreffende aftakassenfabrikant.
Reparatie-
aanwijzingen
Let op de repara-
tieaanwijzingen
in de aanhang
(indien beschik-
baar)
ONDERHOUD
Veiligheid-
saanwij-
zing
De koppelings-
stekkers van de
hydraulische
slangen en de
oliestekkerdozen
moeten worden
schoongemaakt,
iedere keer voor-
dat ze worden
aangekoppeld.
Controleer op slij-
tageplekken waar
de slangen heb-
ben geschuurd of
klemgezeten.
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud
Om ook na langere tijd nog plezier van uw
machine te houden neemt u de volgende
aanwijzingen in acht:
- Na de eerste gebruiksuren alle bou ten
en moeren na-trekken.
Speciaal gecontroleerd moeten worden:
- Mesbouten bij maaiers
- Bouten in de tandbevestiging van schudders en van
zwadharken
Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor
deze ma chi nes en werk tui gen ont wik keld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door
ons geleverde delen niet door ons ge con tro leerd en
vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan on der bepaalde
om stan dig he den con struc tie ve eigenschappen van Uw
ma chi ne negatief beïnvloeden. De fa bri kant kan niet
aansprakelijk wor den gesteld voor scha de ont staan
door het gebruik van niet originele delen en toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren
van aan bouw de len o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid
van de fabrikant uit.
- 77 -
1000_NL-Wartung_1622
NL
ONDERHOUD
Openen van de beschermkap
Met bijvoorbeeld
een schroeven-
draaier kan de
vergrendeling "R"
geopend worden
en kan de be-
schermkap gelijk-
tijdig omhoog gedraaid worden.
Sluiten van de beschermkap
De beschermingskap naar beneden draaien. De grendel
"R" vergrendelt automatisch.
Voorzichtigheid geboden bij het
betreden van de laadvloer
1. Opstaphulp gebruiken (10).
- Vergrendeling openen (A)
- opstaphulp uitzwenken (10)
2. Instapluik
Het instapluik in de zijwand mag alleen nadat de motor
is uitgezet, betreden worden (11).
3. Laadvloer niet betreden, wanneer de aftak-as
aangesloten is en de trekkermotor loopt!
4. Voor ingebruikname van de wagen
- opstaphulp omhoogzwenken (10) en vergrendelen
(B).
- Vergrendeling met klapspiebout borgen
Veiligheidsaanwijzing
Werkzaamheden onder de machine alleen uitvoeren,
wanneer de machine vast en zeker staat en goed wordt
ondersteund.
Tip!
Als aan de wagen
gelast moet
worden moeten
alle verbindingen
met de trekker
losgemaakt
worden en
de wagen
afkoppelen.
Let op!
Bij werkzaamheden
achter geopende
veiligheidsvoor-
zieningen bestaat
een verhoogd
risico op letsel-
schade.
Accumulator
Attentie!
Er mag niet aan de accumulator worden
gelast en mechanische bewerkingen zijn
verboden.
Aanwijzing
Volgens aanwijzingen van de fabrikant hebben alle
accumulatoren na een bepaalde tijd, een beperkt
drukverlies.
Het gasverlies (stikstof) bedraagt per jaar ca. 2-3 %.
Er wordt aangeraden, na 4-5 jaar de druk te controleren
en eventueel de spanning op peil te laten brengen.
De druk in de accumulator veranderen
Dit mag alleen door de dealer worden
gedaan.
Om de voorspanning te veranderen is speciaal
gereedschap benodigd.
Overbelastingskoppeling
Belangrijk!
De garantie op de machine komt te vervallen, wanneer
het ingestelde koppel van de overbelastingskoppeling
door manipulatie wordt gewijzigd.
Remmen afstellen
Zie het hoofdstuk "Assen en asaggregaten"!
Aanwij-
zing!
De schraapbodem
en de doseerwal-
sen kunnen alleen
bij opgeklapte
toegangsladder
worden ingescha-
keld.
- 78 -
1000_NL-Wartung_1622
NL
ONDERHOUD
- Gebroken tanden (53) kunnen na demontage van
de segementbeugels (54) zonder demontage van de
opraper vervangen worden.
Bandenspanning
Aandrijfketting van de opraper
- Minstens 1 x per jaar de beschermkap er afnemen,
ketting reinigen en olieen.
Opraper
F=80
TD 57/91/51
(IV)
FETT
Invoerrotor
Hoofdlagering motor
- De beide hoofdlagers na elke 90 vrachten
doorsmeren.
- 79 -
1000_NL-Wartung_1622
NL
ONDERHOUD
Tip!
Om er zeker van te
zijn dat de mes-
sen goed werken
is het aan te
bevelen ze vaker
te reinigen
Messen monteren
- Let er op dat de rol van de hefboom in de uitsparing
van het mes valt.
Naslijpen van gedemonteerde messen
Goed geslepen messen vragen minder vermogen en
hebben een betere snijkwaliteit.
- Messen afzonderlijk demonteren en naslijpen met de
slijpsteen.
Let op!
- Alleen de gladde kant van het mes
slijpen
- veiligheidsbril gebruiken (slijpbril).
- Beheerst slijpen zonder dat het
materiaal te heet wordt, dit garandeert
een langere levensduur.
Mesbeveiliging
Om er zeker van te zijn dat de messen goed werken is het
aan te bevelen ze vaker te reinigen
- De drukveren met een hogedrukreiniger
schoonmaken.
- voor de winterberging de messen en het
beveiligingsmechaniscme goed inolieen.
TD 57/91/46
Waarschuwing!
Messen niet aan het snijvlak vastpakken!
Veiligheidshandschoenen aantrekken.
Snijmechanisme
- 80 -
1000_NL-Wartung_1622
NL
ONDERHOUD
- Bout (S) losdraaien en strip verwijderen.
- Vanuit de laadruimte de afstrijker naar beneden trekken
en er uitnemen.
Demontage van een afstrijker
Gedemonteerde afstrijker
Instellingen
Waarschuwing!
Afstand (10 mm) na 200 ritten controleren!
- 81 -
1000_NL-Wartung_1622
NL
ONDERHOUD
Ketting
Bodemketting
De vier bodemkettingen moeten gelijkmatig, maar niet te
strak gespannen zijn.
Ze moeten van de onderzijde van de wagen iets
doorhangen.
Bodemketting naspannen
- De stelbouten (S) bevinden zich onder de laadvloer.
Wanneer de spanmogelijkheid te klein is moeten er
kettingschakels vervangen worden.
- Steeds een even aantal kettingschakels (2, 4,...)
van alle vier kettingen verwijderen.
Aandrijfkettingen van de doseerwalsen
- Elke 40 vrachten kettingen smeren en ketting spanning
kontroleren.
- Het naspannen van de aandrijfketting gebeurt altijd
met veerspanning. De spanning kan enigszins
worden aangepast met behulp van een spanschroef
(58). Contramoer en borgmoer na het spannen weer
aanhalen.
Tandwielkast
Olie van de tandwielkast elk jaar verversen.
Olie volgens smeerschema toevoegen.
Olie bijvullen
- Valbplug (6) eruit nemen om olie bij te vullen.
- Oliepeil bij niveauplug (7) controleren.
Olie aftappen
- Aftapplug (5) losdraaien.
- Oude olie volgens geldende milieuvoorschriften afvoeren
en daarna met olie bijvullen (zie smeerschema).
Tandwielkast
doseerwalsen:
1,0 Liter SAE 90
Hoofdaandrijfkast:
5 Liter SAE 90
Tandwielkast aan de rijkant:
1,0 Liter SAE 90
Tandwielkast bodemketting:
1,5 Liter SAE 90
Aanwijzing!
Het naspannen van
de schraapbo-
demketting moet
worden uitge-
voerd bij afgekop-
pelde hydrauli-
sche leidingen.
S
S
S
S
TD 57/91/49
58
58
- 82 -
1000_NL-Wartung_1622
NL
ONDERHOUD
1 x per jaar controleren
- schroefverbindingen (1J) of deze vastzitten
- aanhaalmoment (Nm) van de bouten
1 x per jaar
- 83 -
1000_NL-Wartung_1622
NL
ONDERHOUD
Toerentalsensor
De toerentalsensor is bevestigd aan de aandrijfas links
van de ingangstransmissie.
Instelafstand (X): 2 ... 4 mm
Instelafstand voor sensoren
106-10-11
106-10-13
Toegangsluik
De sensor voor de controle van het toegangsluik is
bevestigd aan de console voor de toegangsladder.
Instelafstand (X): 6 ... 10 mm
Achterwand
De sensor voor de controle van de achterwand is bevestigd
aan de achterstaander links.
Instelafstand (X): 6 ... 10 mm
X
X
X
- 84 -
1000_NL-Wartung_1622
NL
ONDERHOUD
106-10-16
Snij-installatie
De sensor voor de controle van de snij-installatie is
bevestigd aan het persframe links.
Instelafstand (X): 6 ... 10 mm
Laadautomaat onder
De sensor voor de controle van de onderste laadautomaat
is bevestigd aan de onderste voorwand.
Instelafstand (X): 6 ... 10 mm
Laadautomaat boven
De sensor voor de controle van de bovenste laadautomaat
is bevestigd aan de bovenste voorwandklep.
Instelafstand (X): 6 ... 10 mm
106-10-14
X
X
X
Doseerwalsen controle
De sensor voor de controle van de doseerwalsen is
bevestigd aan de linker zijwand.
(Details zie hoofdstuk 'Doseerwalsen')
Instelafstand (X): 6 ... 10 mm
X
- 85 -
1000_NL-Wartung_1622
NL
ONDERHOUD
Filter vervangen
De rode stift (50) geeft aan dat het oliefilter (F) vervuild is.
De stift wordt afhankelijk van de vervuilingsgraad van het
filter en meer of minder uitgedrukt. Wanneer maximale
ver-vuiling wordt aangegeven moet het filter (F) worden
vervangen.
- Voor het verversen van de hydraulische olie dient u
zich aan de voorschriften van de trekker fabrikant te
houden.
F
50
TD57/91/67
Oliedrukschakelaar
Afstelling van de oliedrukschakelaar (3):
220 - 230
bar
(Instelwaarde is afhankelijk van de hydraulische
installatie van de tractor)
Instelprocedure:
1. Basisinstelling volgens schaal uitvoeren (220-230
bar)
2.
Laden tot het laadgoed de achterklep 2 – 3 cm
opent.
3. Bij lopende schraapbodem regelaar (R) uitdraaien
tot wagen ‘VOL-melding’ verschijnt.
Aanwijzing! Een exacte instelling kan alleen met een
manometer worden uitgevoerd.
220 - 230 bar
- 86 -
1000_NL-Wartung_1622
NL
ONDERHOUD
De elektrische installatie voor de bediening van alle functies
is beveiligd met een 10 Amp. zekering.
- de zekering is in de 3-polige stekker van de
elektriciteitstoevoerkabel gebouwd.
Beveiliging van de elektrische installatie
De ventieluitgangen in de computer zijn met een 25 A
zekering beveiligd.
- de zekering is in de computer gebouwd
Onderhoud van de elektronische onderdelen
De terminal (1) moet tegen water worden beschermd
- niet in de open lucht laten liggen
- wanneer de terminal langere tijd niet wordt gebruikt
in een droge ruimte bewaren
Reinigen van de terminal (1)
- Gebruik een zachte doek en een mild
schoonmaakmiddel
- Gebruik geen oplosmiddelen
- Bedieningspaneel niet onderdompelen in
vloeistof!
Reinigen van de jobcomputer (2)
- Jobcomputer niet met de hogedrukreiniger
afspoelen
Aanwijzing!
Bij montage- en
reparatiewerk-
zaamheden aan
de machine moet
de spanning van
de terminal wor-
den afgehaald.
Dit geldt in het
bijzonder voor
laswerkzaamhe-
den, omdat door
overspanning
de elektronische
installatie bescha-
digd kan raken.
473A2000.0
2
114
15 28
sw
ST2
rt
6² rt
+12V
6² sw
Masse
X6
LP nicht vollständig bestückt dargestellt
sw
ge
gn
rt
2,5²
wsgn
rt
sw
2,5²
TBC RTN
ECU GND
TBC PWR
ECU PWR
CAN1L
CAN1H
TBC DIS
sw
rt
X4
ST1
X3
25 A
X2
gnge
A
B
C
D
E
or
UB+
sw
Masse
gnge
LIN
10
10 A
ISO
10A
40A
25A
1
- 87 -
0000_NL-Druckluftbremse_5543
NL
PERSLUCHT-REM INSTALLATIE
1) optionele uitvoering
Aansluiten van de remslangen
Bij het aansluiten van de remslangen moet men op
het volgende letten:
- Dat de afdichtringen
van de snelkoppelingen
schoon zijn
- Dat de snelkoppelingen
dicht zijn
- Dat overeenkomstig de normen aangesloten
wordt.
“voorraad” (kleur rood) naar “voorraad”
“remmen” (kleur geel) naar “remmen”
Beschadigde afdichtringen moeten vervangen
worden.
Stroomvoorziening van de ABS systeem 1)
ABS functioneert
niet zonder
stroomverzorging.
Voor het rijden de
stekker (1) bij de
trekker aansluiten.
Voor het aankoppelen van de wagen de stekker in de
stekkerdoos op de console steken. Met de zwenkbeugel
(1a) wordt de stekker tegen losgaan beveiligd.
Voordat de machine gebruikt wordt, moet eerst de
lucht-tank worden ontwaterd.
Men mag vervolgens pas wegrijden als de luchtdruck
in het remsysteem 5,0 bar bedraagt.
Opmerking!
Voor het juist functioneren van de rem-installatie
moet men
- het juiste onderhoud geven en eveneens dient men
de
- afstellingen regelmatig te controleren. (slag max.
30 mm aanhouden)
Nazorg en onderhoud van de rem
installatie
Luchttank aftappen
Het dagelijks ontwateren van de lucht-tank. De klep
onder aan de tank wordt met behulp van een draad
in zijdelingse richting getrokken. Bij vervuiling moet
de ontwateringsklep uit de tank gedraaid worden en
schoongemaakt worden.
Reiniging van het leiding-filter
De beide reinigings-filters moeten afhankelijk van de
omstandigheden, normaal ongeveer iedere 3 - 4 maanden
gereinigd worden. Ter reiniging zijn de sinter-filter-patronen
te demonteren.
Werkstappen:
a) Sluitstuk (21) aan beide tongen indrukken en schuifstuk
(22) uitnemen.
b) Sluitstuk met O-ring (23), veer en filter-patronen
uitnemen.
c) De filter-patronen zijn met nitro-reinigingsmiddel
uit te spoelen en met perslucht schoon te blazen.
Beschadigde filter-patronen moeten vernieuwd
worden.
d) Bij het samenbouwen in omgekeerde volgorde,
moet men er op letten dat de O-ring (23) niet in de
geleidingssleuf van het schuifstuk kantelt.
Rem-afstelling
- De plunjer-slag aan de cylinders mag niet groter zijn
dan 30 mm.
- Daartoe moet regelmatig de plunjer-slag gecontroleerd
worden.
Afstelling
- De afstelling wordt gedaan met stelschroef (7).
- De plunjer-slag moet bij afstelling 12-15 mm
bedragen.
Opmerking!
Laat alle voorko-
mende revisie
en repartiewerk-
zaamheden aan
de remmen door
een erkend me-
chanisatiebedrijf
of door de im-
porteur (Duport)
uitvoeren.
Voor het snelver-
keer “300 x 200”
zijn er speciale
onderhouds-
handboeken die
aangevraagd
kunnen worden
bij de importeur.
- 88 -
0000_NL-Druckluftbremse_5543
NL
PERSLUCHT-REM INSTALLATIE
1) optionele uitvoering
Neutraalstelling van het remventiel
De neutraalstand maakt ook hier verplaatsen van
de wagen mogelijk, ook al zijn de remslangen niet
aangesloten.
- De bedieningsknop "M" wordt tot de aanslag
ingedrukt.
De remmen worden daardoor vrijgezet.
- Als de bedienings-knop "M" weer tot de aanslag
uitgetrokken wordt.
Wordt de wagen op de rem gezet door de luchtdruck
die nog in de tank aanwezig is.
- Bij het aansluiten van de remslangen aan de trekker worft
de bedieningsknop ook weer automatisch uitgedrukt
door de luchtdruck die van de trekker komt.
A.L.B. Regelklep
(rem-installaties met
automatische remkracht regeling)
Met de A.L.B. regelklep wordt de benodigde remkracht
automatisch geregeld, afhankelijk hoe de beladings-
toestand van de wagen is.
Instelling
De instel-maat (L) mag niet veranderd worden. Het
moet overeenkomen met de waarde die op het wabco
type-plaatje aangegeven is.
- Voor het begin van het gaan rijden met de machine
moet de parkeer-rem losgezet worden, door met een
slinger deze vrij te draaien. Vervolgens wordt de slinger
naar binnen geklapt
Wegzetten van de wagen
- De wagen met de parkeer-rem vastzetten.
- Remdruck-regelklep op de neutraalstand zeten.
- Remslangen afkoppelen van de trekker.
- 89 -
0700_NL-ACHSEN_5481
NL
ASSEN EN ASAGGREGATEN
Arreterings-cilinderkoppen
(alleen bij stuuras)
- iedere 200 bedrijfsuren
Let erop dat de cilinder en de aanvoerleiding altijd
ontlucht zijn.
Remas-lagering, buiten en binnen
- iedere 200 bedrijfsuren
(en voor ingebruikname, na langere tijd stil te
hebben gestaan)
Voorzichtig! Er mag geen vet of olie in de rem
terechtkomen. De lagering naar de rem is niet bij alle
uitvoeringen afgedicht.
Gebruik alleen lithiumverzeept vet met een druppelpunt
boven 190°C.
Stangenmechanisme-insteller
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Smeerpunten
Tip!
Na het reinigen van
de opraapwagen
met een hogedruk
reiniger moeten
alle smeerpunten
doorgesmeerd
worden.
Automatische stangenmechanisme-insteller
- bij iedere vervanging van de remvoering
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Rubberen afsluitkap verwijderen.
Met Li-vet (IV) smeren tot bij de stelschroef
voldoende schoon vet naar buiten komt.
Stelschroef met ringsleutel ca. een omwenteling
terugdraaien.
Remhendel verschillende keren met de hand
bedienen. Daarbij moet de automatische bijstelling
licht lopend functioneren. Indien nodig, meerdere
keren herhalen.
• Afsluitkap monteren.
Nogmaals met Li-vet (IV) smeren.
Stuurstang-lagering, boven en beneden
(alleen bij stuuras)
- na 40 bedrijfsuren
Aanwijzing!
Smeernippels met
Li-vet (IV) smeren
tot schoon vet bij
de lagerpunten
naar buiten komt.
- 90 -
0700_NL-ACHSEN_5481
ASSEN EN ASAGGREGATEN NL
Wielnaaflagering vet verversen
- iedere 1000 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Voertuig op een veilige manier opbokken en rem
losmaken.
Wielen en stofkappen verwijderen.
Borgpen verwijderen en asmoer afschroeven.
Met een passend gereedschap de wielnaaf met
remtrommel, kegelrollager en afdichtingselementen
van de astap verwijderen.
Gedemonteerde wielnaven en lagerhuizen
kenmerken, zodat ze bij de montage niet worden
verwisseld.
De rem schoonmaken, controleren op slijtage,
beschadigingen en functie, en versleten onderdelen
vervangen.
Het inwendige deel van de rem moet vrij blijven
van smeerstoffen en verontreinigingen.
Wielnaven van binnen en buiten grondig
reinigen. Oud vet helemaal verwijderen. Lager
en afdichtingen grondig reinigen (dieselolie) en
controleren op her-bruikbaarheid.
Voor de lagermontage moeten de lagerpassingen
licht worden ingevet en alle onderdelen moeten
in omgekeerde volgorde worden gemonteerd.
Delen die met aansluitbussen en onder druk
moeten worden gemonteerd, recht en zonder
beschadigingen voorzichtig aanbrengen.
De lagers, de holle ruimte van de wielnaaf tussen
de lagers en de stofkap voor de montage van vet
voorzien. De hoeveelheid vet moet ca. een kwart
tot een derde van de vrije ruimte in de gemonteerde
naaf vullen.
De asmoer monteren en zowel de lagers als de
rem instellen.
Aansluitend controleren op goed functioneren
en een testrit maken, eventueel vastgestelde
onvolkomenheden oplossen.
Hoeveelheden vet per kegelrollenlager
Binnen
A
Buiten
B
170 g 300 g
Vet in de vrije ruimtes
tussen kegelrollenlager
en behuizing persen.
Resterend vetmengsel in
de lagerbuitenring van de
naaf uitstrijken.
Het vet voor het buitenste
kegelrollenlager wordt bij
het inschroeven van de in
vet gevulde wielbehuizing
in het lager geperst.
Aanwijzing!
Voor het smeren
van de wielnaafla-
gering mag alleen
Li-vet (IV) met een
druppelpunt bo-
ven 190°C worden
gebruikt.
Verkeerde vetsoor-
ten of te grote
hoeveelheden
kunnen leiden tot
schade.
Het mengen van
lithium-verzeepte
vetten met
natron-verzeepte
vetten kan door
onverdraagzaam-
heid leiden tot
schade.
Dempingscilinder, boven en beneden
(alleen bij hydraulisch chassis)
- iedere 200 bedrijfsuren
Let erop dat de cilinder en de aanvoerleiding altijd
ontlucht zijn.
Steunas, beneden en aan de zijkant
(alleen bij BOOGIE-as)
- iedere 200 bedrijfsuren
- voor de eerste keer na de eerste belastingsrit
Wagen om te smeren optillen, om de steunas te
ontlasten.
Aanwijzing!
Smeernippels met
Li-vet (IV) smeren
tot schoon vet bij
de lagerpunten
naar buiten komt.
Als de machine
voor zwaardere
werkzaamheden
wordt gebru-
ikt, moeten de
smeerpunten ook
vaker worden
gesmeerd.
- 91 -
0700_NL-ACHSEN_5481
ASSEN EN ASAGGREGATEN NL
Wielmoeren controleren of ze vast zitten
- na de eerste belastingsrit
- na iedere verwisseling van de wielen
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Wielmoeren kruiselings met een momentsleutel
aanhalen.
Aanhaalmoment zie hoofdstuk ’Wielen en banden’.
Onderhoudswerkzaamheden aan wielen en remmen
Wielnaaf-lagerspeling controleren
- iedere 200 bedrijfsuren
Voor de controle van de wielnaaf-lagerspeling:
- As optillen, tot de wielen vrij zijn.
- Rem losmaken.
- Hefarm tussen rem en grond plaatsen en speling
controleren.
Bij voelbare lagerspeling:
1. Naafbehuizing afschroeven.
2. Borgpen van de kroonmoer verwijderen.
3. Kroonmoer met momentsleutel met 150 Nm
aanhalen, terwijl tegelijkertijd de wielnaaf wordt
gedraaid. (Bij gebruik van een normale moersleutel,
kroonmoer aanhalen tot de loop van de wielnaaf
licht geremd wordt).
4. Kroonmoer naar het dichtstbijzijnde borgpengat
terugdraaien. Bij congruentie tot het volgende gat
terug (max. 30°).
5. Borgpen plaatsen en licht openbuigen.
6. Naafbehuizing met een beetje Li-vet (IV) bijvullen.
7. Schroefdraad van de behuizing rondom met Li-vet
(IV) bestrijken. Behuizing met een aanhaalmoment
van 500 Nm inschroeven.
- 92 -
0700_NL-ACHSEN_5481
ASSEN EN ASAGGREGATEN NL
Remvoering-controle
- iedere 200 bedrijfsuren
Kijkgat openen door de rubberen dop (indien
aanwezig) eruit te trekken.
De remvoering moet worden vervangen bij een
resterende remvoeringdikte van
a) 5 mm bij geniette voeringen
b) 2 mm bij geplakte voeringen
Rubberen stop weer terugplaatsen.
Aanwijzing!
Vanwege het
belang van de
remmen moet
de slijtage en
het functioneren
ervan permanent
worden gecontro-
leerd en eventueel
worden bijge-
steld.
Er moet worden
bijgesteld wanne-
er de maximale
cilinderhef bij vol-
ledige beremming
ca. 2/3 wordt
benut. Daarvoor
moet de as wor-
den opgebokt en
worden beveiligd
tegen onbedoelde
bewegingen.
Instelling aan de stangenmechanisme-insteller
- iedere 200 bedrijfsuren
Stangenmechanisme met de hand in de
drukrichting brengen.
Bij een lege ruimte van de cilinderstang van 35
mm moet de wielrem worden bijgesteld.
• Bijstelschroef instellen
Lege ruimte ‘a’ op 10 – 12% van de aangesloten
remhendellengte ‘B’ instellen.
bijv. hendellengte 150 mm
lege ruimte 15 – 18 mm
Instelling aan de automatische
stangenmechanisme-insteller
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
De basisinstelling gebeurt analoog aan de
standaard instelling.
De bijstelling gebeurt bij ca. 15° nokkendraaiing
automatisch.
De ideale hendelpositie is bij ca. 15° voor de
haaksheid ten opzichte van de bedieningsrichting
(vanwege cilinderbevestiging niet te beïnvloeden).
Functiecontrole van de automatische
stangenmechanisme-insteller
- bij iedere vervanging van de remvoering
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
1. Rubberen afsluitkap verwijderen.
2. Stelschroef (pijl) met ringsleutel ca. 3/4 omwenteling
tegen de klok in terugdraaien. Er moet een lege
ruimte van ten minste 50 mm, bij hendellengte 150
mm, beschikbaar zijn.
3.
Remhendel verschillende keren met de han
d bedienen.
Daarbij moet de automatische bijstelling licht
lopend functioneren. Het vastklikken van de
tandkoppeling is te horen en bij het terugheffen
draait de stelschroef enigszins met de klok mee.
4. Afsluitkap monteren.
5. Met Li-vet (IV) smeren.
- 93 -
0700_NL-ACHSEN_5481
ASSEN EN ASAGGREGATEN NL
Onderhoudswerkzaamheden aan het hydraulische chassis
Dempings-cilinder op conditie en dichtheid
controleren
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Let op!
Zichtcontrole – ie-
dere 200 bedrijf-
suren.
Alle onderdelen
controleren op
beschadigingen
en slijtage.
Dempings-cilinder-bevestiging controleren
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Bevestiging van de dempings-cilinder op vastzitten
en slijtage controleren.
Veer-verbinding
-
voor de eerste keer na de eerste belastingsrit
- iedere 200 bedrijfsuren
Borgmoeren van de veerbeugel controleren of deze
vastzitten.
- Wanneer de schroefverbinding los zit, moeren
kruiselings en in verschillende etappes
aanhalen.
Aan de veer mag niet worden gelast!
Aanhaalmoment met momentsleutel:
M 24 = 650 Nm
Veerbout
-
voor de eerste keer na de eerste belastingsrit
- iedere 500 bedrijfsuren
• Aansluitbussen controleren.
- Met aangetrokken rem wagen enigszins vooruit
en achteruit bewegen. Daarbij mag geen speling
in het veeroog waarneembaar zijn. Bij een losse
bevestiging kan de veerbout zijn beschadigd.
Zijdelingse slijtageringen (V) in de steun controleren.
Borgmoer M 30 aan de veerbout (F) controleren
of deze vastzit.
Aanhaalmoment met momentsleutel:
M 30 = 900 Nm
De levensduur van de rubberen staal-bus-
lagering is afhankelijk van het vastzitten van
de binnenste staalbus.
- 94 -
0700_NL-ACHSEN_5481
ASSEN EN ASAGGREGATEN NL
Onderhoudswerkzaamheden aan BOOGIE-chassis
Veerbeugel en schroeven aan de steunas
-
voor de eerste keer na de eerste belastingsrit
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per half jaar
Veerbeugel controleren of deze vastzit.
Als de schroefverbinding los is:
- Contra-moer losmaken
- Moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment
kruiselings en in verschillende etappes
aanhalen.
- Contramoer weer aanhalen.
Aanhaalmoment:
veerbeugel: M 30x2 8.8 = 980 Nm
M 20 10.9 = 450 Nm
schroeven: M 30 = 1095 Nm
Let op!
Zichtcontrole – ie-
dere 500 bedrijf-
suren – ten minste
1 x per half jaar.
Alle onderdelen
controleren op
beschadigingen
en slijtage.
Veerbeugel en schroeven aan de
veerspanbehuizingen
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per half jaar
Veerbeugel en schroeven controleren of ze
vastzitten.
Als de schroefverbinding los is:
- Contra-moer losmaken
- Moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment
kruiselings en in verschillende etappes
aanhalen.
- Contramoer weer aanhalen.
Aanhaalmoment:
veerbeugel: M 24 10.9 = 700 Nm
schroeven: M 20 8.8 = 320 Nm
Lagerbouten aan de veerspanbehuizingen
-
voor de eerste keer na de eerste belastingsrit
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per half jaar
Kroonmoer op de lagerbout controleren of deze
vastzit.
Aanhaalmoment:
M 52 x 2 = 400 Nm
- 95 -
0700_NL-ACHSEN_5481
ASSEN EN ASAGGREGATEN NL
Overzicht van smeer- en
onderhoudswerkzaamheden
Uitvoerige beschrijving zie voorgaande bladzijden.
Smeren
Onderhoudswerkzaamheden
Variant
Na de eerste belastingsrit
Iedere 40 bedrijfsuren
Iedere 200 bedrijfsuren
Iedere 500 bedrijfsuren
(1 x per jaar)
Iedere 1000 bedrijfsuren
(ten minste 1 x per jaar)
Smeren
met speciaal lang houdbaar vet (IV)
Stuurstanglagering, boven en beneden 2
Arreterings-cilinderkoppen 2
Remas-lagering, buiten en binnen 1, 2, 3, 4
Stangenmechanisme-insteller 1, 2, 3, 4
Automatische stangenmechanisme-insteller 1, 2, 3, 4
Wielnaaflagering vet verversen,
Kegelrollenlager op slijtage controleren 1, 2, 3, 4
Dempingscilinder, boven en beneden 3
Steunas, beneden en aan de zijkant 4
Onderhoudswerkzaamheden
Zichtcontrole
Alle onderdelen op beschadigingen en slijtage controleren
Wielmoeren controleren of ze vast zitten 1, 2, 3, 4
Wielnaaf-lagerspeling controleren 1, 2, 3, 4
Remvoering-controle 1, 2, 3, 4
Instelling aan de stangenmechanisme-insteller 1, 2, 3, 4
Instelling aan de automatische stangenmechanisme-insteller 1, 2, 3, 4
Functiecontrole van de automatische stangenmechanisme-insteller 1, 2, 3, 4
Dempings-cilinder op conditie en dichtheid controleren 3
Dempings-cilinder-bevestiging controleren 3
Veer-verbinding controleren of deze vastzit 3
Veerbout controleren of deze vastzit 3
Veerbeugel en schroeven aan de steunas controleren of deze vastzitten 4
Veerbeugel en schroeven aan de veerspanbehuizingen controleren 4
Lagerbouten aan de veerspanbehuizingen controleren of deze vastzitten 4
Variant 1 Variant 2 Variant 3 Variant 4
- 96 -
0400_NL-Stoerungen_563
NL
Storing Oorzaak Oplossing
Slipkoppeling in de kruiskoppelingsas
slipt.
- te grote invoer (prop)
- vreemd voorwerp in invoerkanaal
- botte messen
- Aftakas uitschakelen en met een
laag toerental weer gaan draaien.
- Eventueel messen slijpen of
invoerkanaal schoon ma ken en
vreemde voorwerpen verwijderen.
- Bij verstopping in het perskanaal
de excentrische sluiting aan
de messenbalk losmaken,
(messenbalk klapt automatisch
uit), invoerrotor inschakelen,
messenbalk weer inklappen.
Warmlopen van een tandwielkast. - Geen smering - Smeerolie navullen resp.
verwisselen
Bodemketting maakt veel lawaai als
de wagen leeg is.
- Bodemketting te strak of te slap - Kettingspanning controleren
Lawaai van de aandrijfketting - Ketting te slap - Regelmatig kettingspanning
controleren (speling 5-8 mm),
eventueel naspannen.
Gewas wordt slecht in het invoer-
mechanisme gevoerd.
- te hoge rijsnelheid
- Wagen te laag aangekoppeld
- Juiste disselhoogte instellen
Slecht snijden van het gewas - Botte messen
- te hoge aftakastoerental
- Messen op tijd slijpen of
vervangen.
- Met minder aftakastoeren rijden
zodat het te snijden pakket dikker
wordt.
Oprapergeleidewielen rusten niet op
de grond.
- Opraper slecht afgesteld - Geleidewielen opnieuw afstellen
- de aankoppelhoogte van de wagen
aan de trekker controleren
Het gewas wordt vervuild opgeraapt. - Geleidewielen te diep ingesteld - Geleidewielen opnieuw afstellen
Schokkende bewegingen van de
hy drau li sche installatie.
- Lucht in de leidingen of cilinders - Ontluchtingsnippels (A) losdraaien
en lei din gen ontluchten.
Remmen functioneren niet goed. - Remvoering versleten - Nastellen c.q. remschoenen
vervangen.
Storingen
Bij elke machine komen van tijd tot tijd storingen voor.
Bij onderstaande storingen kunnen de volgende
aanwijzingen de gebruiker van dienst zijn. Storingen te
allen tijde zo snel mogelijk verhelpen.
Veiligheidsaanwi-
jzing
Voor het verrich-
ten van instel-,
onderhouds-
en reparatie-
werkzaamheden,
de trekker motor
uitschakelen.
A
TD2/95/7
STORINGEN
- 97 -
0600-NL-ELEKTRO-STOERUNG_1622
NL
ELEKTRO-HYDRAULIEK
Indien in de elektrische installatie een storing optreedt kan
de hydraulische functie met een noodbediening worden
toegevoegd.
Bij het uitvoeren van hef- of inschakel, resp.
zak- en uitschakel functies er op letten dat
er voldoende afstand wordt aangehouden
in verband met ongevallengevaar!
Het hydraulische stuurventielblok bevindt zich onder de
voorste linker beschermkap.
Voor het uitvoeren van de gewenste hydraulische
functie:
- de bijbehorende ventielknop indraaien
- regelventiel aan de tractor bedienen
- de hydraulische functie wordt uitgevoerd
- aansluitend de betreffende ventielknop weer
uitdraaien.
Storingen en oplossingen als de electriciteit uitvalt
495.784
Y9 Y10Y2 Y3 Y4 Y5 Y7 Y14 Y15 Y16 Y17 Y18Y8 Y11 Y12 Y13Y1 Y6
Y9 Y10Y2 Y3 Y4 Y5 Y7 Y14 Y15 Y16 Y17 Y18Y8 Y11 Y12 Y13Y1 Y6
Y14
Y12
Y8
Y6
Y3
Y2
Y13
Y16
Y15
Y11
Y7
Y5
Y4
Y1
Y18
Y17
LS
Load sensing
024-02-04
STOP
Variant POWER-CONTROL
- 98 -
0600-NL-ELEKTRO-STOERUNG_1622
NL
ELEKTRO-HYDRAULIEK
Variant DIRECT-CONTROL
Tot bouwjaar 2006
Vanaf bouwjaar 2006
- 99 -
1000-NL-TechDat _1622
NL
Plaats van het typeplaatje
Het chassisnummer is te vinden op het typeplaatje, zie afbeelding
hiernaast. Bij garantieclaims, vragen over de machine en bestellingen
van reserve-onderdelen dient het chassisnummer altijd te worden
vermeld.
Het verdient daarom aanbeveling om het chassisnummer van het
voertuig of de machine direct na aankoop op het titelblad van de
handleiding over te nemen.
Technische gegevens
Vereiste aansluitingen
1 dubbelwerkende hydraulische steekaansluiting
Bedrijfsdruk min.: 120 bar
Bedrijfsdruk max.: 200 bar
7-polige aansluiting voor de verlichting (12 Volt)
2-polige (12 Volt) aansluiting
Bezeichnung
EUROPROFI 4000
Type 1622
EUROPROFI 4500
Type 1623
EUROPROFI 5000
Type 1624
Totale lengte Type L
Type D
8470 mm
8920 mm
8470 mm
8920 mm
9150 mm
9600 mm
Totale breedte 2420 mm 2420 mm 2420 mm
Hoogte op geklapt
Hoogte neer geklapt
3560 mm
3060 mm
3760 mm
3060 mm
3760 mm
3060 mm
Spoorbreedte 1850 mm 1850 mm 1850 mm
Hoogte laadvloer 1280 mm 1280 mm 1280 mm
Breedte opraper 1880 mm 1880 mm 1880 mm
Aantal messen
Messenafstand
31
45 mm
31
45 mm
31
45 mm
Inhoud
Inhoud volgens DIN 11741 Type L
Type D
40 m3
25,5 m3
25,0 m3
45 m3
28,5 m3
28,0 m3
50 m3
31,5 m3
31,0 m3
Slipkoppeling van de kruiskoppelingsas 1600 Nm / 1000 min-1
2400 Nm / 540 min-1
1600 Nm / 1000 min-1
2400 Nm / 540 min-1
1600 Nm / 1000 min-1
2400 Nm / 540 min-1
Bandenmaat 560 / 45 R 22,5 560 / 45 R 22,5 560 / 45 R 22,5
Gewicht (Standaard) Type L
Type D
5800 kg
6250 kg
5900 kg
6350 kg
6050 kg
6500 kg
Geluidsniveau <70 dB (A) <70 dB (A) <70 dB (A)
Gegevens niet bindend, wijzigingen voorbehouden
Type L = zonder doseerinrichting Type D = met doseerinrichting
TECHNISCHE GEGEVENS
- 100 -
1000-NL-TechDat _1622
NL
TECHNISCHE GEGEVENS
Doelgericht gebruik van opraawagens
De machine „EUROPROFI (Type 1622, 1623, 1624)" mag alleen voor doeleinden worden gebruikt waarvoor deze
is ontworpen.
Voor het laden, transporteren en het lossen van groenvoer, ruwvoer en voordroogkuil, hooi en stro.
Voor het transporteren en lossen van gehakseld groenvoer, ruw voer, kuilvoer en stro.
Ieder ander gebruik van de machine (bijv. het transport van houtsnippers) geldt als niet conform bestemming.
Bij gebruik voor andere doeleinden vervalt elke aansprakelijkheid van de fabrikant.
Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en
onderhoudsaanwijzingen.
Juiste kraanaanspanning
- 101 -
1000_NL-Raeder_563
NL
BANDEN EN WIELEN
Aanhaalkoppel
Wielmoeren regelmatig controleren of ze nog vastzitten
(aanhaalmoment: zie onderstaande tabel)
LET OP!
Na de eerste tien werkuren de wielmoeren
natrekken.
- Ook na het verwisselen van een wiel, na de eerste 10
werkuren de wielmoeren natrekken.
LET OP!
Na de eerste
tien werkuren
de wielmoeren
natrekken.
Bandenspanning
- Let op de juiste bandenspanning!
- Bandenspanning regelmatig met de gegevens uit de
tabel vergelijken!
Bij het oppompen bestaat er explosiegevaar, blijft op
veilige afstand!
M 16 x 1,5 200 Nm
M 18 x 1,5 270 Nm
M 20 x 1,5 350 Nm
M 22 x 1,5 500 Nm
494.596
40 max.
km/h km/h bar
15 x 6,0 - 6 6 PR 1,5 bar
16 x 6,5 - 8 6 PR 1,5 bar
11,5 / 80 - 15,3 8 PR 2,8 bar
340 / 55 - 16 133 A8 3,0 bar
15,0 / 55 - 17 12 PR 3,1 bar
380 / 55 - 17 138 A8 3,4 bar
19,0 / 45 - 17 14 PR 3,8 bar
480 / 45 - 17 146 A8 3,8 bar
500 / 50 - 17 14 PR 3,5 bar
560 / 45 R 22,5 146 D 2,6 bar 70 3,2 bar
560 / 45 R 22,5 152 D 3,0 bar 70 4,0 bar
620 / 40 R 22,5 148 D 2,5 bar 70 3,2 bar
620 / 40 R 22,5 154 D 3,0 bar 70 4,0 bar
600 / 50 - 22,5 159 D 1,5 bar
710 / 45 - 22,5 165 D 1,5 bar
0162-0026
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
AANHANGSEL
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
U maakt de beslissing ‘Original’ of ‘namaak? De beslissing wordt vaak op grond van
de prijs genomen. Een ‘goedkope aanschaf’ kan echter zeer duur worden.
Let dus bij de aanschaf op het ‘Original’ teken met het
klaverblad!
Kwaliteit en nauwkeurige pas sing
- Bedrijfszekerheid
• Betrouwbaar functioneren
• Lagere levensduur
- Economisch werken
Beschikbaarheid van de onderdelen
Het werken gaat beter
met Originele Pöttinger
onderdelen
Het origineel laat zich niet vervalsen…
- 104 -
1200_NL-ANHANGA_SICHERHEIT
AANHANGSEL -A NL
Aanwijzingen voor veilig werken
Aanwijzingen voor veilig werken
In deze handleiding zijn alle plaatsen die
betrekking heb ben op de vei lig heid met dit teken
aan ge ge ven.
1.) Handleiding
a. De handleiding is een belangrijk onderdeel van de
machine.
Zorg ervoor dat de handleiding op de plaats waar de
machine wordt gebruikt altijd direct beschikbaar is.
b. Bewaar de handleiding zolang de machine in gebruik
is.
c. De handleiding moet bij verkoop of als van gebruiker
wordt gewisseld altijd samen met de machine worden
doorgegeven.
d. Zorg ervoor dat veiligheids- en gevarenaanwijzingen
aan de machine compleet zijn en dat zij leesbaar zijn.
De gevarenaanwijzingen zijn belangrijk voor veilig
gebruik van de machine en dienen dus uw eigen
veiligheid.
2.) Gekwalificeerd personeel
a. Alleen personen die de wettelijke minimumleeftijd
hebben bereikt, die fysiek en psychisch geschikt zijn
en die op de juiste manier zijn geschoold, mogen de
machine bedienen.
b. Personeel dat nog geschoold of geïnstrueerd moet
worden, of dat momenteel een algemene opleiding volgt,
mag de machine alleen bedienen onder permanent
toezicht van een ervaren persoon.
c. Test-, instel- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen
worden uitgevoerd door geautoriseerd vakpersoneel.
3.) Uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden
a. In deze handleiding zijn alleen onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden beschreven die de bestuurder
zelfstandig mag uitvoeren.
Alle andere werkzaamheden mogen alleen door een
vakmonteur worden uitgevoerd.
b. Reparaties aan de elektrische of hydraulische installatie,
aan voorgespannen veren, aan drukreservoirs
enz. vereisen voldoende kennis, voorgeschreven
gereedschappen en beschermende kleding en mogen
daarom alleen in een vakgarage worden uitgevoerd.
4.) Doelgericht gebruik
a. Zie technische gegevens.
b. Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van
de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en
on der houd saan wij zin gen.
5.) Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor
deze ma chi nes en werk tui gen ont wik keld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door ons
geleverde onderdelen niet door ons ge con tro leerd en
vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan on der bepaalde
om stan dig he den con struc tie ve eigenschappen van Uw
ma chi ne negatief bei nvloe den. De fa bri kant kan niet
aansprakelijk wor den gesteld voor scha de ont staan
door het gebruik van niet originele delen en toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren
van aan bouw de len o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid
van de fabrikant uit.
6.) Beschermkappen, -beugels en - doeken
a. Alle beschermkappen, -beugels en - doeken moeten
aan de machine gemonteerd zijn en ook intact zijn.
Re gel ma ti ge controle en ver van ging van versleten en
be scha dig de be scher min gen is noodzakelijk.
7.) Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet
de bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften
ver trou wd ma ken. Tijdens het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine
deze op verkeers- en bedrijfsveiligheid controleren.
8.) Asbest
a. Bepaalde toeleveringsdelen van
het voertuig of machine kunnen
om technische redenen asbest
bevatten. Let op ken te kens die op
de onderdelen staan.
- 105 -
1200_NL-ANHANGA_SICHERHEIT
AANHANGSEL -A NL
20%
Kg
9.) Meenemen van personen is verboden
a. Personen op of in de machine meenemen is niet
toe ge staan.
b. De machine mag alleen in de voorgeschreven
trans port stand over openbare wegen worden vervoerd.
10.) Wegverkeer (algemeen)
a. De trekker moet voor
en achter voldoende
van bal last ge wich ten
worden voorzien om
de bestuurbaarheid
en de remkracht te
waarborgen.
(Minstens 20% van
het leeggewicht van
het voertuig moet op
de vooras rusten).
b. De rijeigen schap pen worden door de weg en door
de machine beïnvloed. Rijstijl aan de omstandig heden
aanpassen.
c. Als er eveneens een volgwagen is aan gekoppeld, moet
bij het rijden van bo ch ten rekening gehouden worden met
de breedte van de machine en met eventueel uitslaan
van de machine.
d. Als met driepuntsmachines in bochten gereden wordt
op de uit ste ken de delen en op door de massakracht
doordraaiende delen letten!
11.) Algemeen
a. Voor het aankoppelen van machines in de
drie punts hefin richting de hendel van de hefinrichting
in een stand blokkeren, waarin ongecontroleerd heffen
of zakken is uitgesloten.
b. Bij het aankoppelen van machines aan de
drie punts hefin richting ontstaat beklemmingsgevaar.
c. In het bereik van de hefarmen bestaat een gevaar van
klemmen of knijpen.
d. Tijdens het gebruik van de bediening voor de
hefinrichting buiten de kabine, niet tussen trekker en
machine gaan staan.
e. Aftakas alleen aan- en afkoppelen als de trekkermotor
stil staat.
f. Tijdens het rijden met een geheven machine, moet
de hendel van de hefinrichting geblokkeerd zijn, om
ongecontroleerd zakken te vermijden.
g. Voor het verlaten van de trekker, moet de machine op
de grond worden gezet.
h. Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan,
zonder dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd.
(Door gebruik van de handrem en/of voorlegblokken.)
i. Bij zowel onderhouds-, schoonmaak- en reparatie-
werkzaamheden, de aandrijfmotor uitschakelen en de
aandrijfas afkoppelen.
12.) Het reinigen van de machine
a. Gebruik een hogedrukreiniger niet om gelagerde
on der de len te reinigen, ook het reinigen van hydraulische
delen met een hogedrukreiniger moet worden ontraden.
- 106 -
1300_NL-ANHANGB_GELENKWELLE_0548
NL
Aanhangsel - B
AFTAKAS
- B1 -
Algemene aanwijzingen
Het is niet toegestaan om de cardanas zonder
veiligheidsvoorziening of met een beschadigde
veiligheidsvoorziening of bij niet-correct gebruik van de
vangketting te gebruiken.
Voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, dient te
worden gecontroleerd of alle veiligheidsvoorzieningen met
betrekking tot de cardanas zijn aangebracht en of deze
goed functioneren.
Beschadigde of ontbrekende delen moeten worden
vervangen door originele delen of moeten volgens de
voorschriften worden aangepast.
Onderdelen van de cardanas (vooral de koppelingen)
kunnen hoge temperaturen bereiken. NIET AANRAKEN!
Personen moeten buiten het gevarenbereik van roterende
delen blijven.
Draag voor de veiligheid nauw aansluitende en aangepaste
kleding.
Cardanas alleen horizontaal transporteren.
(Ongevalrisico doordat de cardanas uit elkaar kan vallen).
De cardanas mag niet als trapje of als steunpunt worden
gebruikt.
LET OP:
De originele hand-
leiding van de
producent wordt
bij iedere carda-
nas meegeleverd.
Voordat begonnen wordt met onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden, moet de motor worden
afgezet, de contactsleutel moet worden verwijderd en alle
bewegende machinedelen moeten helemaal tot stilstand
zijn gekomen.
Het gebruik van profiel-verlengingen / adapters aan de
cardanas is niet toegestaan.
Gebruiksaanwijzingen
Let erop dat de cardanas-aansluitingen veilig vergrendeld
zijn.
Bij cardanassen tussen tractor en aanbouwwerktuig moeten
overbelastings- en vrijloopkoppelingen altijd aan de kant
van het aanbouwwerktuig worden gemonteerd.
Let op de voorgeschreven schuifprofielafdekking in de
arbeids- en transportpositie.
Bij inbouwcardanassen moet de handleiding van de
producent worden geraadpleegd.
- 107 -
1300_NL-ANHANGB_GELENKWELLE_0548
AFTAKAS NL
Aanhangsel - B
- B2 -
LET OP:
Inkorten van de
cardanas alleen
door vakkundig
personeel!
LET OP:
Streef naar een zo
royaal mogelijke
profielafdekking
(PU)! Overleg met
de producent in
geval van een te
korte cardanas!
LET OP:
Tijdens transport
en bij uitgescha-
kelde aandrijving
moet het profiel
over een lengte
van ten minste
100 mm zijn afge-
dekt!
LET OP:
Maximaal toelaat-
baar toerental
in combinatie
met de bedrijfs-
lengte volgens
de gegevens van
de cardanas-
producent in acht
nemen!
Aanpassen van de cardanas
Bepalen van de juiste lengte:
Ashelften uit elkaar trekken en in de kortste bedrijfspositie
van tractor en machine naast elkaar houden.
1. De kortste cardanasafstand wordt bereikt bij maximale
bochteninslag en afhankelijk van het type aanhanger
of dissel maximaal geheven of neergelaten dissel.
2. Let erop dat behalve de horizontale hoekwijzigingen
van de dissel ook de toestand van het terrein kan leiden
tot verkorting van de cardanasafstand. Reken daarom
voor ritten over oneffen terrein (geulen) 2-5cm extra.
Uitvoeren van het inkorten:
1. Beschermbuizen demonteren.
2. De profielbuizen haaks passend maken, ontbramen en
schoonmaken.
3. Beschermbuizen met dezelfde lengte inkorten, als de
betreffende profielbuis.
Opmerking:
Wenn die Gelenkwelle mit SingleChain
versehen ist, können die Rohre nur um
eine begrenzte Länge gekürzt werden
(normalerweise nicht rnehr als 70 mm),
um zu vermeiden, dass die Profitführung
am Aussenschutzrohr mit entfernt wird.
Opmerking:
Als de cardanas aan de kant van de
machine van SingleChain is voorzien en de
ongevallenbeschermingsprofielgeleiding
vanwege het inkorten verwijderd moet
worden, MOET EEN HOUDKETTING
OOK AAN DE BESCHERMHELFT AAN
DE KANT VAN DE TRACTOR WORDEN
AANGEBRACHT.
Opmerking:
Als de cardanas van het in de binnenbuis
geïntegreerde GreasingSystem is voorzien,
kunnen de profielbuizen eveneens slechts
een beperkte lengte worden ingekort, om
te voorkomen dat het smeersysteem wordt
beschadigd.
5. Na montage beschermbuizen, cardanas in elkaar
schuiven en invetten.
6. De cardanaslengte moet steeds in de kortste en de
langste positie worden gecontroleerd. In normale
arbeidspositie moeten de buizen de helft van hun lengte
afdekken. Ook als de cardanas stilstaat, moeten de
profielbuizen een behoorlijke afdekking hebben, zodat
afklemmen worden vermeden.
LZ = cardanaslengte samengeschoven
LB = cardanaslengte in gebruik
PU = profielafdekking
- 108 -
1300_NL-ANHANGB_GELENKWELLE_0548
AFTAKAS NL
Aanhangsel - B
- B3 -
Aanbouw van de cardanas
Veiligheidsvoorschriften in acht nemen.
Aftakas van tractor en aanbouwwerktuig reinigen en
invetten.
Tractor-symbool op de beschermbuis van de cardanas
geeft de aansluiting van de cardanas aan de kant van
de tractor weer.
Overbelastings- en vrijloopkoppelingen moeten altijd
worden gemonteerd aan de kant van het werktuig.
Om de koppelprocedure gemakkelijker te laten verlopen,
kan de beschermtrechter worden teruggeschoven.
Voordat de cardanas voor de eerste keer in gebruik
wordt genomen, moeten de cardanaslengtes in alle
bedrijfssituatie worden gecontroleerd om te voorkomen
dat de profielafdekking wordt samengedrukt of niet
toereikend is.
Vangketting van de cardanas zo bevestigen dat er
voldoende zwenkbereik is in alle bedrijfssituaties.
Indien mogelijk in een rechte hoek ten opzichte van de
cardanas bevestigen.
Bij volledige bescherming trechter losmaken en
terugschuiven.
Cardanas aan het werktuig monteren.
Trechter voor volledige bescherming op de adapter
aan de kant van het werktuig schuiven, totdat de beide
vergrendelingen hoorbaar vastklikken.
LET OP!
Zorg ervoor dat de
aandrijving in zijn
geheel is bescher-
md, voordat met
de werkzaam-
heden wordt
begonnen.
LET OP!
Tractor-/aftaka-
saandrijving
uitschakelen en
wachten tot deze
tot stilstand zijn
gekomen voor-
dat de cardanas
wordt aangebou-
wd!
LET OP!
Groothoekschar-
nier mag noch
tijdens de werk-
zaamheden, noch
bij stilstand in
een hoek groter
dan 80° worden
gebogen. Meer
dan 80° buigen
leidt tot uitval van
het scharnier!
Toegelaten scharnierhoek
Enkelvoudige cardankoppeling:
Werk met begrensde maar gelijkmatige hoeken (L1
= L2) De hoeken in de cardankoppeling kunnen bij
het nemen van bochten heel groot zijn, maar mogen
niet groter zijn dan 45°, ook niet als zij gelijkmatig
zijn. Schakel de aftakas uit, als de hoeken te groot
of te ongelijkmatig zijn.
Groothoek-synchroonkoppeling:
De groothoek-synchroonkoppeling kan gedurende
korte tijd, bijv. bij het nemen van bochten, grote
scharnierhoeken bereiken. (80°of 50° afhankelijk
van het cardanastype), zonder dat torsieslingeringen
worden veroorzaakt.
• Als aan de kant van de tractor een groothoek-
synchroonkoppeling en aan de kant van de machine
een enkelvoudige koppeling beschikbaar zijn, wordt
dringend aangeraden bij langdurig bedrijf een
hoekverschil van 16° bij 540 min-1 of 9° bij 1000 min-1
niet te overschrijden, om niet-eenparige bewegingen
te voorkomen.
Overschrijding van de toegelaten scharnierhoeken
leidt tot voortijdige slijtage en beschadigingen.
Grotere scharnierhoeken na overleg met de
producent.
Bij cardanas met een groothoekkoppeling moet het
draaipunt tussen tractor en machine tegelijk ook het
draaipunt van de groothoekkoppeling zijn.
Gebruik van de cardanas
Bevestiging met conische klemschroef:
• Klemschroef losmaken
Cardanas zover opschuiven tot de boring van de
klemvork of de koppeling boven de ringgroef staat.
• Klemschroef plaatsen
Ring met moer plaatsen en vastdraaien
Aanbevolen aanhaalmomenten:
150 Nm voor profielen 1 3/8" z6 en z21
220 Nm voor profielen 1 3/4" z6 en z20
Attentie!
Na ongeveer 1h controle op vastzitten
en controle van het aanhaalmoment, evt.
nogmaals aanhalen!
LET OP!
Voordat met de
werkzaamheden
wordt begonnen
en regelmatig
tussen de werk-
zaamheden door
moeten de aanslu-
itingen worden
gecontroleerd of
deze vastzitten.
Dit geldt ook
voor de schro-
efverbindingen,
5 uur nadat het
werktuig voor het
eerst in gebruik is
genomen.
- 109 -
1300_NL-ANHANGB_GELENKWELLE_0548
AFTAKAS NL
Aanhangsel - B
- B4 -
LET OP!
De vangketting
aan de cardanas
is bedoeld voor
de verdraai-
bescherming van
de veiligheids-
voorziening en
mag niet worden
gebruikt voor het
ophangen van de
cardanas!
Nokkenschakelkoppeling
Bij het overschrijden van het ingestelde koppel door
overbelasting wordt de stroomtoevoer onderbroken.
Als de aftakas wordt uitgeschakeld, wordt het element
automatisch opnieuw ingeschakeld (koppelopbouw)
Let op!
Opnieuw inschakelen ook bij het dalen van
het aftakas-toerental mogelijk.
Uitschakeltijden > 10 sec. vermijden! Bij 1000 omw./
min kan schade ontstaan aan de koppeling of aan het
werktuig!
Smeerinterval: onderhoudsvrij
Afbouw van de cardanas
Cardanas van de tractor-aftakas verwijderen en in de
daarvoor bedoelde houder leggen.
De cardanas moet met het voorste gedeelte (1/3 deel)
in de houder worden gelegd.
Als de cardanas langere tijd niet wordt gebruikt, moet
deze worden gereinigd en gesmeerd.
LET OP!
Tractor-/aftaka-
saandrijving
uitschakelen en
wachten tot deze
tot stilstand zijn
gekomen voor-
dat de cardanas
wordt afgebouwd!
LET OP:
Eigenhandige wij-
zigingen aan de
cardanas vallen
buiten de aan-
sprakelijkheid van
de producent!
- 110 -
1300_NL-ANHANGB_GELENKWELLE_0548
AFTAKAS NL
Aanhangsel - B
60-13-01
Onderhoud
Aanwijzing:
Indien er geen afdekking / smeernippels aanwezig zijn, cardanas uit elkaar trekken, ashelft met
binnenprofielbuis uit de bescherming demonteren en binnenprofiel smeren.
Smering
Smeerintervallen in uren en globale vethoeveelheden
S1 S2 S4 S5 S6 H7 S8 H8 S9 SH S0
Cardankoppelingen
C4g 7g 10g 13g 18g 22g 26g 28g 30g
Glijringen van de
beschermvoorzieningen
S6g
Profielbuizen
T12g 20g 32g
Groothoekkoppeling
80° 20g 30g 60g 80g 100g 160g
Groothoekkoppeling
50° 5g 6g 7g 8g
Smeren van de profielbuizen (zonder smeernippel)
Trek de cardanas in 2 helften uit elkaar en vet handmatig
in, als geen passende smeernippel beschikbaar is.
Smeren van de profielbuizen (middels smeernippel)
Smeer de profielbuizen via de smeernippel die bij de
binnenvork aan de kant van de machine is gepositioneerd.
- 111 -
0700_NL-Zwangslenkung_5543
NL
1) alleen bij 3-tons uitvoering
AUTOMATISCHE BESTURING
2. Wagen aankoppelen
- Wagen aan de trek-kogelkoppeling hangen
- Stuurstang (A) uit de houder (P) nemen 1)
- Houderbeugel (P) naar de dissel klappen
- Stuurstang (A) aan de koppelingskogel Ø 50
koppelen
- met bout (B) fixeren en met sluitpen (V) beveiligen
3. Gedwongen besturing aanslagverlenging (Z)
(alleen bij 3 dissel *))
- Afhankelijk van de trekkerbanden! Pos. X/Y
voor optimale bescherming aanpassen aan de
stuurstang.
4. Hydraulische druk opvoeren
- Hydraulische leidingen koppelen
- Hydraulische functie ‚Pick-up heffen‘ uitvoeren
toets indrukken
(zie hoofdstuk ‚Regeling‘)
- het hydraulische systeem met max. 65 - 75 bar
voorspannen
- minimale druk: 55 bar
Montage van de console (Ø 50) voor de automatische
besturing:
- afstand 250 mm van de trek-kogelkoppeling
- hoogte en diepte gelijk met de trek-
kogelkoppeling
Let op!
Collisiegevaar van stuurstang (A) met
hydraulische trekarm!
Oplossing: trekarm demonteren of omhoog
klappen.
1. Afsluitkranen H1, H2 en H3 openen (pos. 1)
Let op!
Wanneer bij het openen van de afsluitkraan
het systeem nog onder druk staat
(manometer), kan de pick-up worden
geheven!
Eerste montage aan de trekker
Let op!
Hydraulische voor-
spanning: 65 tot
75 bar; dagelijks
controleren!
Aanwijzing!
Positie:
0 = gesloten
1 = geopend
Controle!
Druk maximaal
75 bar als de
stuuras in rechte
lijn staat.
Wanneer de
stuuras niet in
rechte lijn staat,
kan de druk
hoger zijn.
Veiligheits-
aanwijzing!
Als de druk te
hoog is, bestaat
de kans dat de
hydraulische lei-
dingen scheuren.
314-07-11
Z
Pos. X
Pos. Y
- 112 -
0700_NL-Zwangslenkung_5543
NL
AUTOMATISCHE BESTURING
Let op!
Voor werkzaam-
heden aan het
gastankje zie
hoofdstuk ‚Onder-
houd‘.
Onderhoudswerkzaamheden aan de gastanks zie
hoofdstuk ‘ONDERHOUD’
Voorspandruk in gastankje:
kleine tank: 50 bar stikstof (N)
grote tank: 100 bar stikstof (N)
5. Afsluitkraan H3 sluiten (pos. 0)
6. Stuuras rechtuit positioneren
- met de wagen 50 m rechtuit rijden
- de achterste as moet in een rechte lijn staan ten
opzichte van de voorste as
50 m
7. Afsluitkraan H1 en H2 sluiten (pos. 0)
- automatische besturing is gereed voor gebruik
Noodbediening
Bij het gebruik van een trekker zonder koppeling voor
een automatische besturing of wanneer zich problemen
voordien bij de besturing (bijv. door beschadiging van
de stuurstang), kan de automatische besturing worden
uitgeschakeld. Daarbij dient de stuuras zich in positie
rechtuit te bevinden.
Procedure:
- de stuurstang aan de dissel beveiligen
- stuurstang rechtuit positioneren
- de afsluitkraan H4 (links en rechts) aan de stuuras
sluiten (pos. 0)
Onderhoud
- 113 -
1200_NL-BREMSVENTIL_5543
NL
NOODREMKLEP
Noodremklep
Doel:
De noodremklep verhoogt de veiligheid van een
aanhanger.
Het voorkomt dat de aanhanger wegrolt, in geval van
een breuk van de aanhanginstallatie of bij andere
calamiteiten.
Functie:
Als losbreekrem: Wanneer een laadwagen onbedoeld
losraakt van de tractor, worden de hydraulische slang en
de elektrostekker of de breekkabel losgerukt. Door de
stroomonderbreking of door de mechanische bediening
wordt de noodrem geactiveerd. De losbreekkoppeling
aan de dissel dient als normbreukplaats en voorkomt
dat olie onbedoeld gaat lekken.
Let op: Het noodremventiel dient nooit
als vervanging voor de mechanische
parkeerrem van de laadwagen.
Aankoppelen van het noodremventiel aan de
trekker:
- Verbind de hydraulische aansluiting van de trekker met
de laadwagen.
- Plaats de losbreekkabel bij de tractor en de laadwagen
of verbind de elektrische kabel met de laadwagen.
- Voor het wegrijden: Trap de rem gedurende 10 seconden
helemaal in, zodat het hydroreservoir opnieuw volloopt!
Bij uitrusting met een remkrachtregelaar dient deze op
volledige belasting te worden ingesteld!
Belangrijk!
Noodremklep elektrisch: wordt pas
geactiveerd door elektrische spanning
(verlichting inschakelen)!
Afkoppelen van het noodremventiel van de
trekker:
- Trek de parkeerrem van de laadwagen aan, om te
voorkomen dat deze wegrolt.
- Druk de knop op het noodremventiel in of bedien
de noodremhendel voordat de laadwagen wordt
afgekoppeld. Zo wordt de overtollige oliedruk
afgebouwd. Anders is het mogelijk dat door de druk
van de olie in het systeem niet meer aangekoppeld
kan worden.
- Maak de hydraulische slang los van de aansluiting aan
de trekker.
- Maak óf de elektrische kabel óf de losbreekkabel los.
- 114 -
1200_NL-BREMSVENTIL_5543
NOODREMKLEP NL
Noodremklep voor aanhanger elektrisch geactiveerd
Noodremklep voor aanhanger mechanisch geactiveerd
- 115 -
0700_NL-EIGENVERSORGUNG_1602
NL
ONDERHOUD
LET OP!
Aandrijving alleen
bij gesloten
bescherming
laten lopen.
Hydraulische eigenvoorziening voor diagonale transportband
Bij trekkers zonder LS-hydrauliek is het lossen met diagonale transportband zonder eigenvoorziening niet
mogelijk (parallelle bediening noodzakelijk).
In dit geval kan aan de wagen een eigen hydraulische voorziening voor de diagonale transportband worden
gemonteerd.
Olietank
Olie: hydraulische olie (zie bladzijde ‘bedrijfsstoffen’)
Hoeveelheid: 50 liter
(niveau ca. 50 mm onder bovenzijde tank)
- Verversen hydraulische olie volgens
instructieboekje.
Filter vervangen
Het terugloopfilter (RF) moet regelmatig worden
vervangen.
Pomp
De pomp bevindt zich onder de rechter zijbeplating
(bescherming).
Let op!
Aftakasaandrijving uitschakelen en
cardanas van de trekker verwijderen.
V-snaar vervangen
- Cardanas (GW) verwijderen
- Spanschroef (SP) losmaken
- Het naspannen van de V-snaar gebeurt met
de spanschroef (SP) nadat de contramoer is
losgemaakt.
- Contramoer na het spannen van de V-snaar weer
aanhalen.
Juiste riemenspanning
De riemen voor de aandrijving van de diagonale
transportband moeten in gespannen toestand 3 – 5
mm kunnen worden ingedrukt.
3 - 5 mm
Aanwijzing!
Bij het lossen
met diagonale
transportband
moet de cardanas
met 1000 omw./
min worden
aangedreven.
9900-ZENTRAL_LEGENDE-SCHMIERPLAN - 116 -
Schmierplan
X
h alle X Betriebsstunden
40 F alle 40 Fuhren
80 F alle 80 Fuhren
1 J 1 x jährlich
100 ha alle 100 Hektar
FETT FETT
= Anzahl der Schmiernippel
= Anzahl der Schmiernippel
(IV) Siehe Anhang "Betriebsstoffe"
Liter Liter
* Variante
Siehe Anleitung des Herstellers
Smeerschema
X
h alle X bedrijfsuren
40 F alle 40 wagenladingen
80 F alle 80 wagenladingen
1 J 1 x jaarlijks
100 ha alle 100 hectaren
FETT VET
= Aantal smeernippels
= Aantal smeernippels
(IV) Zie aanhangsel "Smeermiddelen"
Liter Liter
* Varianten
zie gebruiksaanwijzing van de fabrikant
Schema di lubrificazione
X
h ogni X ore di esercizio
40 F ogni 40 viaggi
80 F ogni 80 viaggi
1 J volta all'anno
100 ha ogni 100 ettari
FETT GRASSO
= Numero degli ingrassatori
= Numero degli ingrassatori
(IV) vedi capitolo “materiali di esercizio”
Liter litri
* variante
vedi istruzioni del fabbricante
Plan de graissage
X
h Toutes les X heures de service
40 F Tous les 40 voyages
80 F Tous les 80 voyages
1 J 1 fois par an
100 ha tous les 100 hectares
FETT GRAISSE
= Nombre de graisseurs
= Nombre de graisseurs
(IV) Voir annexe "Lubrifiants"
Liter Litre
* Variante
Voir le guide du constructeur
Lubrication chart
X
h after every X hours operation
40 F all 40 loads
80 F all 80 loads
1 J once a year
100 ha every 100 hectares
FETT GREASE
= Number of grease nipples
= Number of grease nipples
(IV) see supplement "Lubrificants"
Liter Litre
* Variation
See manufacturer’s instructions
FETT
Esquema de lubricación
X
h Cada X horas de servicio
40 F Cada 40 viajes
80 F Cada 80 viajes
1 J 1 vez al año
100 ha Cada 100 hectáreas
FETT LUBRICANTE
= Número de boquillas de engrase
= Número de boquillas de engrase
(IV) Véase anexo “Lubrificantes”
Liter Litros
* Variante
Véanse instrucciones del fabricante
Plano de lubrificação
X
h Em cada X horas de serviço
40 F Em cada 40 transportes
80 F Em cada 80 transportes
1 J 1x por ano
100 ha Em cada100 hectares
FETT Lubrificante
= Número dos bocais de lubrificação
= Número dos bocais de lubrificação
(IV) Ver anexo ”Lubrificantes"
Liter Litro
* Variante
Ver instruções do fabricante
I
P
NL
D GBF
E
0900-SCHMIERPLAN_5543
1 J
80 F
40 F
Nr. 548.90.011.0
2 32
1(IV)
FETT
=
(II)
ÖL
NL
prestaties en levensduur van de machines zijn afhankelijk van een zorgvuldig onderhoud en het gebruik van goede smeermiddelen. Dit schema vergemakkelijkt de goede keuze van de juiste smeer-middelen.
Olie in aandrijvingen volgens de ge-bruiksaanwijzing verwisselen - echter tenminste 1 x jaarlijks.
- Aftapplug er uit nemen, de olie aftappen en milieuvriendelijk verwerken.
Voor het buiten gebruik stellen (win-terperiode) de olie-wissel uitvoeren en alle vetnippel smeerpunten doorsmeren. Blanke metaaldelen (koppelingen enz.) met een product uit groep "Iv" van de navolgende tabel tegen corrosie beschermen.
I II III IV V VI VII
(II)
ÖL
(IV)
FETT
- D 1 -
Smeermiddelen
Uitgave 1997
Betriebsstoff-Kennzahl
Lubricant indicator
Code du lubriÀ ant
Numero caratteristico del
lubriÀ cante
Smeermiddelen code
gefordertes Qualitätsmerkmal
required quality level niveau
de performance demandé
caratteristica richiesta di
qualità
verlangte kwaliteitskenmerken
smeerolie SAE 90 of 85 W-
140 volgens API-GL 5
gear oil SAE 90 resp. SAE 85
W-140 according to API-GL 5
huile transmission SA 90 ou
SAE 85 W-140, niveau API
GL 5
oilio per cambi e differenziali
SAE 90 o SAE 85 W-140 se-
condo speciÀ che API-GL 5
Komplexfett (DIN 51 502: KP 1R)
complex grease
graisse complexe
grasso a base di saponi comp-
lessi
GetriebeÁ ießfett
(DIN 51 502:GOH
transmission grease
graisse transmission
grasso Á uido per riduttori e
motoroduttori
Li-Fett (DIN 51 502, KP 2K)
lithium grease
graisse au lithium
grasso al litio
Getriebeöl SAE 90 bzw. SAE 85 W-140
gemäß API-GL 4 oder API-GL 5
gear oil, SAE 90 resp. SAE 85 W-140
according to API-GL 4 or API-GL 5
huile transmission SAE 90 ou
SAE 85 W-140, niveau API-GL 4 ou
API-GL 5
olio per cambi e differenziali SAE 90
o SAE 85W-140 secondo speciÀ che
API-GL 4 o API-GL 5
Motorenöl SAE 30 gemäß
API CD/SF
motor oil SAE 30
according to API CD/SF
huile moteur SAE 30 niveau
API CD/SF
oilo motore SAE 30 secondo
speciÀ che API CD/SF
HYDRAULIKöL HLP
DIN 51524 Teil 2
Siehe Anmerkungen
*
**
***
OPMERKINGEN
- D 2 -
* Bij gecombineerde
werkzaamheden met
tractoren met natte
platenrem is de inter-
nationale speciÀ catie
J 20 A noodzakelijk
** Hydraulische oliën H
LP-(D) + HV
*** Hydraulische oliën op
basis van plantaardige
olie HLP + HV Bio-
logisch afbreekbaar,
daarom bijzonder mi-
lieuvriendelijk
AGIP
ARAL
Firma Company
Société Societá
BAYWA
AVIA
BP
CASTROL
ELAN
FUCHS
GENOL
MOBIL
RHG
SHELL
TOTAL
ELF
ESSO
EVVA
FINA
VALVOLINE
VEEDOL
-
ARALUB FK 2
VI
RENOPLEX EP 1
AVIALUB SPEZIALFETT LD
OLEX PR 9142
CASTROLGREASE LMX
WIOLUB AFK 2
EVVA CA 300
-
MULTIMOTIVE 1
NEBULA EP 1
GP GREASE
DURAPLEX EP 1
AEROSHELL GREASE 22
DOLIUM GREASE R
MULTIS HT 1
MOBILPLEX 47
RENOPLEX EP 1
MARSON AX 2
• RENOLIT DURAPLEX EP 1
RENOPLEX EP 1
-
GR SLL
GR LFO
ARALUB FDP 00
V
GETRIEBEFLIESSFETT NLGI 0
RENOLIT DURAPLEX EP 00
PLANTOGEL 00N
AVIA GETRIEBEFLIESSFETT
FLIESSFETT NO
ENERGREASE HTO
IMPERVIA MMO
WIOLUB GFW
GETRIEBEFETT MO 370
RHENOX 34
GA O EP
POLY G O
FIBRAX EP 370
RENOLIT LZR 000
DEGRALUB ZSA 000
SPEZ. GETRIEBEFETT
H SIMMNIA GREASE O
MULTIS EP 200
MOBILUX EP 004
GETRIEBEFLIESSFETT
PLANTOGEL 00N
NATRAN 00
AGRIFARM FLOWTEC 000
• RENOLIT SO-GFO 35
• RENOLIT DURAPLEX EP 00
• PLANTOGEL 00N
RENOSOD GFO 35
-
MOTOROIL HD 30
SIGMA MULTI 15W-40
SUPER TRACTOROIL UNIVERS.
15W-30
SUPER KOWAL 30 MULTI
TURBORAL SUPER TRAK-
TORAL 15W-30
(II)
ÖL
SUPER 2000 CD-MC
SUPER 2000 CD
HD SUPERIOR 20 W-30
HD SUPERIOR SAE 30
MOTOROIL HD 30
MULTIGRADE HDC 15W-40
TRACTAVIA HF SUPER 10 W-30
VISCO 2000
ENERGOL HD 30
VANELLUS M 30
RX SUPER DIESEL 15W-40
POWERTRANS
MULTI-REKORD 15W-40
PRIMANOL
REKORD 30
SUPER EVVAROL HD/B SAE 30
UNIVERSAL TRACTOROIL SUPER
MOTORÖL 100 MS SAE 30
MOTORÖL 104 CM 15W-40
AUSTROTRAC 15W-30
PERFORMANCE 2 B SAE
30 8000 TOURS 20W-30
TRACTORELF ST 15W-30
PLUS MOTORÖL 20W-30
UNIFARM 15W-30
SUPER HPO 30
STOU 15W-30
SUPER TRAC FE 10W-30
ALL FLEET PLUS 15W-40
AGROMA 15W-30
ROTELLA X 30
RIMULA X 15W-40
RUBIA H 30
MULTAGRI TM 15W-20
HD 20W-20
DELVAC 1230
SUPER UNIVERSAL 15W-30
MULTI 2030
2000 TC
HYDRAMOT 15W-30
HYDRAMOT 1030 MC
DELTA PLUS SAE 30
SUPER UNIVERSAL OIL
AGRIFARM STOU MC 10W-30
• TITAN UNIVERSAL HD
EXTRA HD 30
SUPER HD 20 W-30
HD PLUS SAE 30
ROTRA HY 80W-90/85W-140
ROTRA MP 80W-90/85W-140
GETRIEBEÖL EP 90 GE-
TRIEBEÖL HYP 85W-90
III
SUPER 8090 MC
HYPOID 80W-90
HYPOID 85W-140
GETRIEBEÖL MZ 90 M
MULTIHYP 85W-140
GEAR OIL 90 EP
HYPOGEAR 90 EP
EPX 80W-90
HYPOY C 80W-140
HYPOID-GETRIEBEÖL
80W-90, 85W-140
MEHRZWECKGETRIEBEÖL
80W-90
HYPOID GA 90
HYPOID GB 90
GETRIEBEÖL MP 85W-90
GETRIEBEÖL B 85W-90
GETRIEBEÖL C 85W-90
TRANSELF TYP B 90 85W-140
TRANSELF EP 90 85W-140
GEAROIL GP 80W-90 GEAROIL
GP 85W-140
HP GEAR OIL 90
oder 85W-140
TRANS GEAR OIL 80W-90
SPIRAX 90 EP
SPIRAX HD 90
SPIRAX HD 85/140
TOTAL EP 85W-90
TOTAL EP B 85W-90
MOBILUBE GX 90
MOBILUBE HD 90
MOBILUBE HD 85W-140
GETRIEBEÖL MP 90
HYPOID EW 90
HYPOID 85W-140
PONTONIC N 85W-90 PON-
TONIC MP 85W-90 85W-140
SUPER UNIVERSAL OIL
AGRIFARM GEAR 80W90
AGRIAFRM GEAR 85W-140
AGRIFARM GEAR LS 90
MEHRZWECKGETRIEBEÖlSAE90
HYPOID EW 90
MULTIGRADE SAE 80/90
MULTIGEAR B 90
MULTIGEAR C SAE 85W-140
WIN TERS HALL
ROTRA MP 80W-90
ROTRA MP 85W-140
GETRIEBEÖL HYP 90
VII
HYPOID 85W-140
GETRIEBEÖL HYP 90 EP
MULTIHYP 85W-140 EP
HYPOGEAR 90 EP
HYPOGEAR 85W-140 EP
EPX 80W-90
HYPOY C 80W-140
HYPOID-GETRIEBEÖL
80W-90, 85W-140
HYPOID GB 90
GETRIEBEÖL B 85W-90
GETRIEBEÖL C 85W-140
TRANSELF TYP B 90 85W-140
TRANSELF TYP BLS 80 W-90
GEAR OIL GX 80W-90
GEAR OIL GX 85W-140
SPIRAX HD 90
SPIRAX HD 85W-140
TOTAL EP B 85W-90
MOBILUBE HD 90
MOBILUBE HD 85W-140
HYPOID EW 90
HYPOID 85W-140
PONTONIC MP 85W-140
AGRIFARM GEAR 8090
AGRIFARM GEAR 85W-140
AGRIFARM GEAR LS90
HYPOID EW 90
MULTIGEAR B 90
MULTI C SAE 85W-140
HP GEAR OIL 90
oder 85W-140
OSO 32/46/68
ARNICA 22/46
VITAM GF 32/46/68
VITAM HF 32/46
I
HYDRAULIKÖL HLP 32/46/68
SUPER 2000 CD-MC *
HYDRA HYDR. FLUID *
HYDRAULIKÖL MC 530 **
PLANTOHYD 40N ***
AVILUB RL 32/46
AVILUB VG 32/46
ENERGOL SHF 32/46/68
HYSPIN AWS 32/46/68
HYSPIN AWH 32/46
WIOLAN HS (HG) 32/46/68
WIOLAN HVG 46 **
WIOLAN HR 32/46 ***
HYDROLFLUID *
ENAK HLP 32/46/68
ENAK MULTI 46/68
HLP 32/46/68
HLP-M M32/M46
OLNA 32/46/68
HYDRELF 46/68
NUTO H 32/46/68
NUTO HP 32/46/68
ULTRAMAX HLP 32/46/68
SUPER TRAC FE 10W-30*
ULTRAMAX HVLP 32 **
ULTRAPLANT 40 ***
TELLUS S32/S 46/S68
TELLUS T 32/T46
AZOLLA ZS 32, 46, 68
EQUIVIS ZS 32, 46, 68
DTE 22/24/25
DTE 13/15
HYDRAULIKÖL HLP/32/46/68
HYDRAMOT 1030 MC *
HYDRAULIKÖL 520 **
PLANTOHYD 40N ***
HYDRAN 32/46/68
RENOLIN B 10/15/20 RE-
NOLIN B 32 HVI/46HVI
ANDARIN 32/46/68
• TITAN HYD 1030
AGRIFARM STOU MC 10W-30
AGRIFARM UTTO MP
• PLANTOHYD 40N ***
HOCHDRUCKFETT LT/SC 280
GR MU 2
ARALUB HL 2
(IV)
FETT
MULTI FETT 2
SPEZIALFETT FLM
PLANTOGEL 2 N
AVIA MEHRZWECKFETT
AVIA ABSCHMIERFETT
ENERGREASE LS-EP 2
WIOLUB LFP 2
LORENA 46
LITORA 27
EPEXA 2
ROLEXA 2
MULTI 2
MULTI PURPOSE GREASE H
MULTILUBE EP 2
VAL-PLEX EP 2
PLANTOGEL 2 N
RETINAX A
ALVANIA EP 2
MULTIS EP 2
MOBILGREASE MP
MEHRZWECKFETT
SPEZIALFETT GLM
PLANTOGEL 2 N
MARSON EP L 2
MEHRZWECKFETT
RENOLIT MP
DURAPLEX EP
MULTIPURPOSE
AGRIFARM HITEC 2
AGRIFARM PROTEC 2
• RENOLIT MP
• RENOLIT FLM 2
• PLANTOGEL 2-N
CASTROLGREASE LM
- 120 -
1300_NL-Service-DC_1622
NL
SERVICE - DIRECT CONTROL
Verklaring:
P / T Pomp / Tank
Y1 Bodemketting draait terug
Y2 Bodemketting terug draaien
Y3 Wegventiel zakken
Y4 Wegventiel heffen
Y5 Pick-up
Y6 Doseerwalsen
Y7 /Y8 Knikdissel
Y11/Y12 Messenbalk
Y13/Y14 Achterhek
Y17/Y18 Bovenbouw
Y15 Drukbegrenzingsventiel
Schema hydrauliek
- 121 -
1300_NL-Service-DC_1622
SERVICE - DIRECT CONTROL NL
Verklaring:
GND Massa
POWER Voeding +12V DC
LIN LIN Bus
CAN H CAN Bus high
CAN L CAN Bus low
Elektronicaplan Bedieningsgedeelte en verlengkabel
16
2
5
4
3
(5 000)
ws
gnge
sw
bl
gr
br
rt
( - )
(LIN)
( - )
( - )
( + )
( + )
( + )
16
2
5
4
3
ws
gnge
sw
bl
gr
br
rt
( - )
(LIN)
( - )
( - )
( + )
( + )
( + )
crimp - Kontakte crimp - Kontakte
Aanwijzing!
Alle stekkeraan-
zichten worden
vanaf de buiten-
zijde gezien.
Kleurencode:
bl blauw
br bruin
gn groen
gnge groen / geel
gr grijs
rt rood
sw zwart
ws wit
- 122 -
1300_NL-Service-DC_1622
SERVICE - DIRECT CONTROL NL
Verklaring:
Y1 Rolbodem - vooruitbeweging
Y2 Rolbodem - achteruitbeweging
Y3 Wegventiel - zakken
Y4 Wegventiel - heffen
Y5 Pick-up
Y7/Y8 Knikdissel
Y11/Y12 Snijwerk
Y13/Y14 Achterklep
Y17/Y18 Droogvoeropbouw
B1 Toerentalsensor
B2 Snijwerksensor
B5 Sensor achterklep
B6 Oliedrukschakelaar
S1 Externe toets - snijwerk inzwenken
S2 Externe toets - snijwerk uitzwenken
S3 Rolbodem achtertoets
X1 CAN Module 1
X2 CAN Module 2
X3 Aansluitverlenging
X4 Uitbreidingsstekker
Kabelbundel PRIMO, FARO, EUROPROFI
NW17-100
NW17-350
B2
B6
NW22-200
NW17-200
NW22-PA6 530
321
4,5
13 10
NW7,5-1500
B5
NW7,5-800
NW13-150
NW7,5-300
22 22
7,5
22
22
22
Y2
NW4,5-140
NW4,5-170
Y8
Y1
Y4
Y5
NW4,5-140
NW4,5-140
NW4,5-220
NW4,5-170
Y7
10
17
17
4,5
10
10
10
4,5
10
10
4,5
10
10
4,5
13
10
4,5
13
10
4,5
13
10
4,5
10
10
B1
Y17 Y18
4,5
13
10
NW4,5-140
Y11 Y12
NW4,5-140
NW4,5-200
NW10-30
NW10-30
NW10-30
NW10-30
NW7,5-6000
4,5
13
10
Y13
NW4,5-140
4,5
13
10
Y14
NW4,5-200
22 22
13
10
17
13 13
22
17
321
10
13
10
NW4,5-80
NW7,5-300
X4
NW22-110
NW13-110
10
13
13
NW13-100
NW10-630
NW17-200
NW4,5-140
NW10-100
NW13-400
X2
S3
S1
7,5
S2
NW7,5-200
NW7,5-40
NW7,5-100
7,5
7,5
SV1
X3
Y3
NW4,5-220
10
4,5
10
10
X1
7,5
10
10
NW10-30
X1-B4 X1-C5
R120
Aanwijzing!
Alle stekkeraan-
zichten worden
vanaf de buiten-
zijde gezien.
Kleurencode:
bl blauw
br bruin
gn groen
gnge groen / geel
gr grijs
rt rood
sw zwart
ws wit
- 123 -
1300_NL-Service-DC_1622
SERVICE - DIRECT CONTROL NL
Elektronicaplan PRIMO, FARO en EUROPROFI
- 124 -
1300_NL-Service-DC_1622
SERVICE - DIRECT CONTROL NL
Verdelerkastaansluitplan
+-
+-
Signal
+
-
1
3
2
BL...black...schwarz
BU...blue...blau
BN...brown...braun
GN...green...grün
GNYE...green-yellow...grün-gelb
GR...grey...grau
WH...white...weiß
bl
gnge
br
br
br
br
br
br
br
gn
gn
gn
Kleurencode:
bl blauw
br bruin
gn groen
gnge groen / geel
gr grijs
rt rood
sw zwart
ws wit
- 125 -
1300_NL-Service-PC_1622
NL
SERVICE - POWER CONTROL
Hydraulikplan
Verklaring:
P Pomp
T Tank
Y1/Y2 rolbodem - vooruit / achteruit
Y3 /Y4 wegventiel - zakken / heffen
Y5 Opraper
Y6 Doseerwalzen
Y7/Y8 Knikdissel
Y11/Y12 Messenbalk
Y13/Y14 Achterhek
Y15 Bodemketting snelheid 2
Y16 Meelopende gestuurde as
Y17/18 Bovenbouw
Schema hydrauliek
- 126 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
Verklaring:
Sensoren
S1 Snijwerk in
S2 Snijwerk uit
S7 Oliedrukschakelaar
B1 Toerental
B2 Snijwerk
B3 Vulpeilklep boven
B4 Vulpeilklep beneden
B5 Achterwand
B6 Doseerwalsen
B7 Deurschakelaar
Ventielen
Y1/Y2 Proportioneel ventiel
Y2/Y3 Meerwegventiel
Y5 Opraper
Y6 Doseerwalsen
Y7/Y8 Knikdissel
Y11/Y12 Messenbalk
Y13/Y14 Achterhek
Elektrisch schema
Aanwijzing!
Alle
stekkeraanzichten
worden vanaf
de buitenzijde
gezien.
Kleurencode:
bl blauw
br bruin
gn groen
gnge groen / geel
gr grijs
rt rood
sw zwart
ws wit
NW4,5-1000
NW17-100
NW13-350
B2
S5
B6
S1 S2
20
NW22-350
NW22-100 (perforiert)
Prüfstempel
Isoschlauch
4,0x0,5-80
321
321
4,5
13 10
4,5
10 10
21
4,5
13 10
20
Isoschlauch
4,0x0,5-80
321
NW4,5-980
B5
NW4,5-100
NW4,5-950
NW13-250
NW4,5-280
22
22
22
22
22
13
Y2
Y3
Y6
NW4,5-140
NW4,5-140
NW4,5-170
NW4,5-170
Y8
Y1
Y4
Y5
NW4,5-140
NW4,5-140
NW4,5-170
NW4,5-170
Y7
4,5
10
10
10
4,5
10
10
4,5
10
10
4,5
13
10
4,5
13
10
4,5
13
10
4,5
10
10
4,5
13
10
4,5
13
10
4,5
10
13
Y13 Y14
Y11
NW4,5-140
ST1
17 13
22
22
22
22
NW17 - 250
NW17 - 250
ELEKTRONIK
ST2
NW4,5-200
NW4,5-200
NW10-30
NW10-30
NW10-30
NW10-30
ER 22/17 ER 22/17
ER 10/4,5 ER 10/4,5
ER 22/13
4,5
7,5 7,5
B7
NW4,5-1500
NW7,5 -2870
17
13
10
X1
NW10-100
ER 10/7,5
S7
22
22
7,5
NW7,5-300
NW22-630
321
NW7,5 -4000
NW13-130
4,5
10 10
4,5
10 10
NW10-180
NW10-350
NW4,5-1800
4,5
7,5 4,5
B3
321
B4
321
NW4,5-3000
ER 22/17
4,5
13
10
NW4,5-140
Y12
- 127 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
1
2
3
4
56789
Ansicht auf LBS-Stecker
(von außen)
Ansicht auf 42 pol. Steckverbinder ST2
(von außen)
Anschlussbelegung der 42 pol.
Steckverbinder siehe Blatt 2
114
15
28
2942
114
15 28
29 42
Ansicht auf 42 pol. Steckverbinder ST1
(von außen)
sw (6mm²)
rt (6mm²)
sw (2,5mm²)
ge
gnwsgn
TBC DIS
CAN1_H
CAN1_L
Power +
Power Masse
ECU GND
rt (2,5mm²)
ECU PWR
rt
TBC PWR
sw
TBC RTN
sw
ST2
rt
6² rt
+12V
6² sw
Masse
X6
LP nicht vollständig bestückt dargestellt
sw
ge
gn
rt
2,5²
wsgn
rt
sw
2,5²
TBC RTN
ECU GND
TBC PWR
ECU PWR
CAN1L
CAN1H
TBC DIS
sw
rt
X4
ST1
X3
25 A
X2
gnge
A
B
C
D
E
Ansicht auf Dose
(von außen)
or
UB+
sw
Masse
gnge
LIN
- 128 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
12345678910 11 13 14 15
12 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
gnrt 1
gesw 1
ST1
12345678910 11 13 14 15
12 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
ST2
12
GND
Schaltleit.
12
GND
Schaltleit.
12
GND
Schaltleit.
12
GND
Schaltleit.
12
GND
Schaltleit.
12
GND
Schaltleit.
Y5 Y6
Y7 Y11 Y12
gnrt 1
gnsw 1
gesw 1
gert 1
grrt 1
grsw 1
brgn 1
brgn 1
brge 1
brgr 1
brgr 1
Belegungsschaltplan Wegeventile, Verteilerkasten
12
GND
Schaltleit.
12
GND
Schaltleit.
blsw 1
blrt 1
blrt 1
brsw 1
brrt 1
brtrt 1
GND Power
+12V Sensor unstabilisiert
GND Sensor
gnws 1
+10,5V Sensor stabilisiert
Y4
Y3Y2
Y1
gnsw 1
brgn 1
brge 1
gert 1
brge 1
grrt 1
grsw 1
brgr 1
blsw 1,5
brsw 1,5
blrt 1,5
brrt 1,5
gnws 1
rtsw 0,5
blrt 1,5
brrt 1,5
gr 1
gr 1
br 2,5
br 2,5
bl 1
bl 1
grgn 1
grgn 1
gnbl 1
gnbl 1
gnbr 1
gnbr 1
gnge 1,5
gnge 1,5
wssw 1
wssw 1
wsrt 1
wsrt 1
gebr 1
gebr 1
gews 1
ws 1
ws 1
blge 0,5
blge 0,5
wsbl 0,5
wsbl 0,5
wsge 0,5
wsge 0,5
wsgn 0,5
rtsw 0,5
gews 1
LIN Bus
BN
BN
BN
/
DBV
BN
BK
BN
BN
M
GNYE
BN
Y10 Querförderband li.
Futtermittelzusatzverteiler
Y9 Querförderband re.
Y16 Nachlauflenkachse
B16 Schneidwerksbegrenzung
S3 Kratzboden entladen
Y15 Kratzboden 2. Stufe
Laderaumbeleuchtung
Y17+18 Dürrfutteraufbau
LIN Bus
B9 Lademoment
Y0 Hauptventil autocut
GND Sensor
+12V Sensor unstabilisiert
+10,5V Sensor stabilisiert
BN
Y25 Schneidwerksbegrenzung
gews 1
sw 0,5
blrt 0,5
Verteiler X1
Y13 Y14
12
GND
Schaltleit.
12
GND
Schaltleit.
blws 1
blws 1
brws 1
brws 1
blws 1,5
brws 1,5
blws 1,5
brws 1,5
12
GND
Schaltleit.
12
GND
Schaltleit.
blsw 1
brsw 1
blsw 1,5
brsw 1,5
Y8
wsbr 0,5
wsbr 0,5
B11 Füllstandssensor US
Stop
BN
Stop
Sensor
BN
- 129 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
Stekker 1 (ST 1) Stekker 2 (ST 2)
# # Extra Aanduiding
37 Laadmoment KMB (U-deler 3:1) B9
23 OPTION: vulpeilsensor 4-20mA B11
24 OPTION: hoeksensor knikdissel B8
38 Reserve 3 ana-U
40 Initiator vulklep beneden (pnp) B4
26 Initiator vulklep boven (pnp) B3
39 Sensor liftas (pnp) B10
25 Initiator laadruimtedeur B7
22 Voeler snijwerk IN (GNG-T) S1
35 Voeler snijwerk UIT (GNG-T) S2
36 Oliedrukschakelaar RW (GNG-S) S7
21 Rolbodem lossen S3
31 niet bezetbaar, stroommeting A9
9 niet bezetbaar, stroommeting A10
17 niet bezetbaar, stroommeting A11
6 niet bezetbaar, stroommeting A12
1 10A contact OPTIE: licht 2 / reserve uitgang (Vk kK)
28 10A contact WV zakken Y3
10 WV heffen Y4
7 SV pick-up Y5
13 SV doseerwals Y6
29 10A contact SV knikdissel Y7 + Y8
14 10A contact SV achterwand Y13 + Y14
11 SV naloop-stuuras Y16
2 Rolbodem terugloop Y1
8 Rolbodem normaal Y2
3 Rolbodem niveau 2 (Vk kK)
5SV Laadgoedbeveiliging zwenkcilinder Y30
+Y32
19 CAN2 - HIGH (Vk kK)
33 CAN2 - LOW (Vk kK)
12 Lin - Bus
18 Usen 12V niet-gestabiliseerd (Vk gK)
32 Usen 12V niet-gestabiliseerd (Vk gK)
4 Usen 5V gestabiliseerd (Vk gK)
20 Sensor GND
34 Sensor GND
15 10A contact Power GND
16 Power GND
27 Power GND
30 Power GND
41 Power GND
42 10A contact Power GND
# # Extra Aanduiding
25 PTO (npn) B1
39 Initiator achterwand (pnp) B5
24 Initiator snijwerk (pnp) B2
38 Initiator doseerwals (pnp) B6
13 Laadruim - lamp
11 Zijafvoerband links Y10
5 Zijafvoerband rechts Y9
28 10A contact FM extra verdeler
29 10A contact SV snijwerk Y11 + Y12
1 10A contact SV droogvoeropbouw Y17 + Y18
9 Hoofdventiel Autocut Y0
10 SV Disseldemping Y19
12 SV Tastwielzwenking Y24
14 10A contact Disselringkant
6 SV Kombiklappe unten Y20 + Y21
7 SV Combiklep boven Y22 + Y23
41 niet beschikbaar
27 niet beschikbaar
16 niet beschikbaar
31 niet beschikbaar
30 serieel GND
17 10,5 V gestabiliseerd
18 10A contact 10,5 V gestabiliseerd
32 10,5 V gestabiliseerd
33 10,5 V gestabiliseerd
2 Sensor GND
3 Sensor GND
4 Sensor GND
8 Sensor GND
24 vrij
15 10A contact Power GND
19 Power GND
20 Power GND
21 Power GND
22 Power GND
23 Power GND
34 Power GND
35 Power GND
36 Power GND
37 Power GND
38 Power GND
42 10A contact Power GND
- 130 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
S7
GND
123
Sign.
4
+UB
Sign.
GND
B1
123
+UB
Sign.
GND
B2
123
+UB
Sign.
GND
B3
123
12345678910 11 13 14 15
12 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
swws 0,5
ST1
12345678910 11 13 14 15
12 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
ST2
bl 0,5
gr 0,5
+UB
Sign.
GND
B4
123
+UB
Sign.
GND
B5
123
+UB
Sign.
GND
B6
123
Sign.
GND
S2
123
gr 0,5
gr 0,5
gr 0,5
gr 0,5
gr 0,5
gr 0,5
blrt 0,5
blws 0,5
bl 0,5
bl 0,5
bl 0,5
bl 0,5
bl 0,5
bl 0,5
bl 0,5
bl 0,5
br 0,5
sw 0,5
Drehzahl Schneidwerk Füllstandsklappe
oben Füllstandklappe
unten
Rückwand Dosierwalzen Schneidwerk Schneidwerk Öldruckschalter
blgn 0,5
blgn 0,5
blws 0,5
blrt 0,5
swrt 0,5
swge 0,5
swgn 0,5
swws 0,5
swor 0,5
swbl 0,5
swgn 0,5
swrt 0,5
swge 0,5
swor 0,5
swbl 0,5
Sign.
GND
B7
123
sw 0,5
bl 0,5
sw 0,5
GND
S1
123
Sign.
+UB
Türschalter
gr 0,5
Belegungsschaltplan Sensoren
- 131 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
Vervielfältigung,Weitergabe an Dritte,Bekanntmachung oder andere Nutzung dieses Konstruktionsdoku-
mentes sind ohne Genehmigung nicht gestattet. Zuwiderhandlung zieht strafrechtliche Folgen nach sich.
WTK-ELEKTRONIK
GmbH
01844 Neustadt/Sa.
Benennung
Zeichnungs-Nr.
Gepr.
Datum Name
Mitteilung
Ersetzt durch
ÄZ
Datei
Schulze
Ersatz für
Tel.: 03596/56560
Bearb.
Maßstab
Blatt
Anz.
Nr.
Projektion
19.09.2011
1 : 1 3
fo 130 Ladewagen
Power Control
537C1000:00
1
2,0 m
Servicezeichnung
1
4
7
3
6
9
Kontakt Farbe Funktion
2wsCAN_L
4 gnge CAN_H
6 sw TBC PWR
7 gr ECU PWR
8brLIN
9 bl ECU GND
Ansicht auf 9 pol. Buchse
(von außen)
165-12-123
33 + 537C1000.x
- 132 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
- 133 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
1 GND Power
2 +10,5V Sensor gestabiliseerd
3 +12V Sensor niet gestabiliseerd
4 GND Sensor
5 Laadruimteverlichting
6 LIN Bus
7 Voertoevoegingverdeler
8 Y15 Rolbodem 2. Niveau
9 Y16 Naloopstuuras
10 Y17/Y18 Droogvoeropbouw
11 Y10 Zijafvoerband links
12 Y9 Zijafvoerband rechts
13 Y0 Autocut
14 Y25 Snijwerkbegrenzer
15 S3 Rolbodem lossen
Signal
+
-
Signal
-
BN
GNYE
BL...black...schwarz
BU...blue...blau
BN...brown...braun
GNYE...green-yellow...grün-gelb
GR...grey...grau
WH...white...weiß
BU
BN
Sensor
Signal
+
-
BL
BU
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
16 B9 Laadmoment
17 B16 Snijwerkbegrenzer
Sticker schakelkast
- 134 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
- 135 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
1 - Kabeldraad zwart – schakelpositie R
2 - Kabeldraad zwart – schakelpositie G
3 - Kabeldraad wit
4 - Kabeldraad geel/groen
5- n.c.
6- n.c.
PE - Kabeldraad blauw
- 136 -
1300_NL-Service-PC_1622
SERVICE - POWER CONTROL NL
1- n.c.
2 - Kabeldraad grijs
3 - Verbinding met 2
4 - Kabeldraad blauw
5 - Verbinding met 4
6- n.c.
7 - Kabeldraad wit
8- n.c.
9 - Kabeldraad roze
Firmanaam en adres van de producent:
Alois Pöttinger Maschinenfabrik GmbH
Industriegelände 1
AT - 4710 Grieskirchen
Machine (vervangbare uitrusting):
Laadwagen
Type
Serienummer
De producent verklaart uitdrukkelijk dat de machine overeenkomt met alle desbetreffende
bepalingen van de volgende EG-richtlijn:
Machines 2006/42/EG
Bovendien wordt de overeenstemming met de volgende andere EG-richtlijnen en/of
desbetreffende bepalingen verklaard
Elektromagnetische compatibiliteit 2004/108/EG
Vindplaats van de toegepaste geharmoniseerde normen:
EN ISO 12100-1 EN ISO 12100-2 EN ISO 4254-1
Vindplaats van de toegepaste overige technische normen en/of specificaties:
Documentatiegemachtigde:
Konrad Mallinger
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
EG-conformiteitsverklaring
Originele conformiteitsverklaring
Klaus Pöttinger,
Bedrijfsleiding
Grieskirchen, 01.12.2010
EUROPROFI 4000 L / D 4500 L / D 5000 L / D
1622 1623 1624
A empresa PÖTTINGER Landtechnik GmbH
esforçase continuamente por melhorar os
seus produtos, adaptando-os à evolução
técnica.
Por este motivo, reservamonos o direito de modificar
as figuras e as descrições constantes no presente
manual, sem incorrer na obrigação de modificar
máquinas já fornecidas.
As características técnicas, as dimensões e os pesos
não são vinculativos.
A reprodução ou a tradução do presente manual de
instruções, seja ela total ou parcial, requer a autorização
por escrito da
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Todos os direitos estão protegidos pela lei da prop-
riedade intelectual.
Im Zuge der technischen Weiterentwicklung
arbeitet die PÖTTINGER Landtechnik
GmbH ständig an der Verbesserung ihrer
Produkte.
Änderungen gegenüber den Abbildungen und
Beschreibungen dieser Betriebsanleitung müssen wir
uns darum vorbehalten, ein Anspruch auf Änderungen
an bereits ausgelieferten Maschinen kann daraus nicht
abgeleitet werden.
Technische Angaben, Maße und Gewichte sind
unverbindlich. Irrtümer vorbehalten.
Nachdruck oder Übersetzung, auch auszugsweise,
nur mit schriftlicher Genehmigung der
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle Rechte nach dem Gesetz des Urheberrecht
vorbehalten.
La société PÖTTINGER Landtechnik GmbH
améliore constamment ses produits grâce
au progrès technique.
C'est pourquoi nous nous réser-vons le droit de
modifier descriptions et illustrations de cette notice
d'utilisation, sans qu'on en puisse faire découler un
droit à modifications sur des machines déjà livrées.
Caractéristiques techniques, dimensions et poids sont
sans engagement. Des erreurs sont possibles.
Copie ou traduction, même d'extraits, seulement avec
la permission écrite de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Tous droits réservés selon la réglementation des
droits d'auteurs.
Following the policy of the PÖTTINGER
Landtechnik GmbH to improve their products
as technical developments continue,
PÖTTINGER reserve the right to make alterations which
must not necessarily correspond to text and illustrations
contai-ned in this publication, and without incurring
obligation to alter any machines previously delivered.
Technical data, dimensions and weights are given as
an indication only. Responsibility for errors or omissions
not accepted.
Reproduction or translation of this publication, in whole
or part, is not permitted without the written consent of the
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
All rights under the provision of the copyright Act are
reserved.
PÖTTINGER Landtechnik GmbH werkt
permanent aan de verbetering van hun
producten in het kader van hun technische
ontwikkelingen. Daarom moeten wij ons
veranderingen van de afbeeldingen en beschrijvingen
van deze gebruiksaanwijzing voorbehouden, zonder
dat daaruit een aanspraak op veranderingen van reeds
geieverde machines kan worden afgeleid.
Technische gegevens, maten en gewichten zijn niet
bindend. Vergissingen voorbehouden.
Nadruk of vertaling, ook gedeeltelijk, slechts met
schriftelijke toestemming van
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle rechten naar de wet over het auteursrecht voor-
behouden.
La empresa PÖTTINGER Landtechnik
GmbH se esfuerza contínuamente en
la mejora constante de sus productos,
adaptándolos a la evolución técnica. Por ello
nos vemos obligados a reservarnos todos los derechos
de cualquier modificación de los productos con relación
a las ilustraciones y a los textos del presente manual,
sin que por ello pueda ser deducido derecho alguno a
la modificación de máquinas ya suministradas.
Los datos técnicos, las medidas y los pesos se
entienden sin compromiso alguno.
La reproducción o la traducción del presente manual
de instrucciones, aunque sea tan solo parcial, requiere
de la autorización por escrito de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Todos los derechos están protegidos por la ley de la
propiedad industrial.
La PÖTTINGER Landtechnik GmbH è
costantemente al lavoro per migliorare i suoi
prodotti mantenendoli aggiornati rispetto allo
sviluppo della tecnica.
Per questo motivo siamo costretti a riservarci la facoltà
di apportare eventuali modifiche alle illustrazioni e alle
GHVFUL]LRQLGL TXHVWHLVWUX]LRQLSHU O·XVR$OORVWHVVR
tempo ciò non comporta il diritto di fare apportare
modifiche a macchine già fornite.
I dati tecnici, le misure e i pesi non sono impegnativi. Non
rispondiamo di eventuali errori. Ristampa o traduzione,
anche solo parziale, solo dietro consenso scritto della
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Ci riserviamo tutti i diritti previsti dalla legge sul diritto
G·DXWRUH
GB
I
P
NL
D
E
F
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Servicecenter Landsberg
Spöttinger-Straße 24
Postfach 1561
D-86 899 LANDSBERG / LECH
Telefon:
Ersatzteildienst: +49 8191 9299 - 166 od. 169
Kundendienst: +49 8191 9299 - 130 od. 231
Telefax: +49 8191 59656
e-Mail: landsberg@poettinger.at
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Telefon: +43 7248 600-0
Telefax: +43 7248 600-2513
e-Mail: info@poettinger.at
Internet: http://www.poettinger.at
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Verkaufs- und Servicecenter Recke
Steinbecker Strasse 15
D-49509 Recke
Telefon: +49 5453 9114-0
Telefax: +49 5453 9114-14
e-Mail: recke@poettinger.at
PÖTTINGER France S.A.R.L.
129 b, la Chapelle
F-68650 Le Bonhomme
Tél.: +33 (0) 3 89 47 28 30
e-Mail: france@poettinger.at
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139

Pottinger EUROPROFI 5000 D Handleiding

Type
Handleiding