Pottinger JUMBO 6000 COMBILINE Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

NL
Ihre / Your / Votre • Masch.Nr. • Fgst.Ident.Nr.
99 5481.NL.80J.2
JUMBO 6000 L/D Combiline
(Type 5491 : + . . 01000 — . . 01041)
JUMBO 6600 L/D Combiline
(Type 5481 : + . . 01000 — . . 01067)
JUMBO 7200 L/D Combiline
(Type 5501 : + . . 01000 — . . 01120)
JUMBO 10000 L Combiline
(Type 5551 : + . . 01000 — . . 01002)
Combi-kuilwagen
ALLG./BA SEITE 2 / 0000-NL
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines een
handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de veiligheids- en de
onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de
fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een machine ontstaat,
die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van
EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht dient de
handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden gewezen.
NL Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan ook dat U voor
het merk Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit en capaciteit,
gekoppeld aan een goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandigheden waaronder
de machine wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe machines te
kunnen ontwikkelen, verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst gericht over nieuwe
ontwikkelingen te informeren.
Pöttinger-nieuwsbrief
www.poettinger.at/nl/newsletter
Actuele vakinformatie, nuttige links en ontspanning
Document D
NL-0600 Dokum D Anhänger
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd.
Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas,
veiligheidsinrichtingen en handleidingen zijn aanwezig.
De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van
de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding
met de gebruiker besproken en uitgelegd.
Bandenspanning gecontroleerd.
Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
Mechanische functies (achterhek openen, zwenken van
snijmechanisme enz.) gedemonstreerd en uitgelegd.
Demontage en montage van de messen uitgelegd.
Elektrische verbinding van de trekker en de machine
aangesloten en deze aansluiting gecontroleerd (54 g
aangesloten). Aanwijzingen in de handleiding in acht
nemen!
Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel
aangepast: disselhoogte, handremskabels en steun voor
handrem in de cabine geplaatst.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
Het functioneren van de elektrische installatie gecontroleerd
en uitgelegd.
Hydraulische verbinding met de trekker aangekoppeld en
gecontroleerd of het systeem goed functioneerde.
Hydraulische functies, zoals knikdissel, achterhek openen enz.
uitgelegd en gedemonstreerd.
Handrem en oplooprem op goede werking gecontroleerd.
Proefgedraaid met de machine en geen gebreken
geconstateerd.
Tijdens het proefdraaien de werking van de machine
uitgelegd.
In- en uitschakelautomatiek bij laadaggregaat gecontroleerd.
Het zwenken in werk- en tansportstand uitgelegd.
Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de
handleiding goed te lezen.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden
verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
0700_NL-INHALT_5481
INHOUDSOPGAVE NL
Inhoudsopgave
WAARSCHUWINGSTEKENS
CE-kenmerk ............................................................... 6
Betekenis van de waarschuwingstekens ...................6
IN GEBRUIK NEMEN
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij het gebruik van
de wagen ...................................................................7
Voor het in gebruik nemen .........................................8
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Hydrauliekaansluiting ................................................9
Aankoppelen van de hydrauliekslangen ....................9
Trekker aan de wagen aansluiten ............................10
Slanghouder instellen ..............................................10
Trekdissel instellen t.o.v. de trekhaak ......................11
Schokdemping 1) ....................................................11
Knikdissel instellen ..................................................11
Sperren van de meelopend gestuurde as ...............12
Afstellen van de dissel .............................................13
Montage van de trekhaak DST 2000 .......................13
Kogelkoppeling ........................................................ 13
STEUNPOOT
Steunpoot (transportstand)......................................14
Het afkoppelen van de wagen .................................14
PICK-UP
Pick-up pendelbereik instellen ................................15
Pick-up steun afstellen ............................................15
Belangrijke controles van de mesbalk voor iedere
ingebruikname .........................................................16
Messenontgrendeling ..............................................16
Messenbalk naar de zijkant zwenken voor
onderhoud ...............................................................17
Terugzwenken van de mesbalk ...............................18
Snijwerk bediening ..................................................19
Afstellingen ..............................................................20
Justeren van de mesbalk .........................................21
Justeren van de messen ..........................................21
Afstand van de messen ten opzichte van de persrotor
controleren ...............................................................22
ACHTERWAND
Functie van het achterhek .......................................23
DOSEERWALSEN
Demonteren van de walsen .....................................24
Demontage van de derde doseerwals 1) ................25
Schakeling bodemketting ........................................25
OPBOUW EN FRONTKLEPPEN
Klepposities van de fronthekken .............................26
Bediening van de frontkleppen ................................26
Hakselwerkzaamheden zijwaartse belading ............26
Laadwagen – werkzaamheden ................................26
Hakselwerkzaamheden belading van voren ............26
Afdekplaat voor pers 1) ...........................................27
POWER CONTROL – BEDIENING
Opbouw ...................................................................28
Bedieningskast ........................................................28
Betekenis van de toetsen ........................................28
In bedrijf stellen van de Power Control ....................29
Werk menu laadfunctie ............................................29
Werk menu los functie .............................................31
SET-functies .............................................................34
Diagnose functies ....................................................36
Controle messenbalk ...............................................36
Sensortest ...............................................................37
Machine instelling ...................................................37
Wireless power control – regeling ............................38
Opladen van de accu...............................................38
Pairing ......................................................................39
ISOBUS - TERMINAL
Bedieningsstructuur – Ladewage met ISOBUS-
aansluiting................................................................41
Start menu ...............................................................42
Basis instellingen menu ...........................................42
Laadmenu ................................................................ 42
Los-menu.................................................................43
Los-menu.................................................................44
Data menu ...............................................................45
Config-menu ............................................................ 45
Set-menu .................................................................46
Test-menu ................................................................ 48
Diagnose menu ........................................................48
Voor de ladewagen knoppen op de Joystick
toewijzen ..................................................................49
Instellen van de Joystick .........................................49
Gebruik van Trekkergegevens .................................50
HET VULLEN VAN DE WAGEN
Laden algemeen ......................................................51
Opraper afstellen .....................................................51
Het beginnen van laden ...........................................51
Tijdens het laden opletten .......................................51
LOSSEN VAN DE WAGEN
Lossen van de wagen ..............................................52
Uitschakelkoppeling (NS) van de doseerinrichting ..52
Beeindigen van het lossen.......................................52
ONDERHOUD
Veiligheidsaanwijzing ...............................................53
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud .........53
Reinigen van machinedelen .....................................53
In de openlucht laten staan .....................................53
Overwinteren ...........................................................53
Aftakassen ...............................................................53
Hydrauliekinstallatie .................................................53
Veiligheidsaanwijzing ...............................................54
Accumulator ............................................................54
Remmen afstellen ....................................................54
Openen van de beschermkap .................................54
Opraper....................................................................55
Snijmechanisme ......................................................56
Demontage van een afstrijker ..................................57
Tandwielkast ............................................................58
Ketting .....................................................................58
Belangrijk! Aandrijving controleren of deze vastzit ..59
1 x per jaar ...............................................................59
Instelmaat van de eindschakelaars .........................60
Beveiliging van de elektrische installatie .................61
Onderhoud van de elektronische onderdelen .........61
Filter vervangen .......................................................62
Aansluiten van de remslangen .................................63
Nazorg en onderhoud van de rem installatie ...........63
Neutraalstelling van het remventiel ..........................64
Wegzetten van de wagen ........................................64
Instellen van het hydraulische chassis 1) ................65
- 5 -
0700_NL-INHALT_5481
INHOUDSOPGAVE NL
AUTOMATISCHE BESTURING
Eerste montage aan de trekker ...............................66
Noodbediening ........................................................67
Onderhoud ...............................................................67
Noodremklep ...........................................................68
ASSEN EN ASAGGREGATEN
Smeerpunten ...........................................................70
Onderhoudswerkzaamheden aan wielen en
remmen ....................................................................72
Onderhoudswerkzaamheden aan het hydraulische
chassis ..................................................................... 74
Onderhoudswerkzaamheden aan BOOGIE-
chassis ..................................................................... 75
LIFTACHSE
Liftachse für Tridem Achsaggregat ..........................77
Elektrischer Anschlussplan ......................................77
ELEKTRO-HYDRAULIEK
Storingen en oplossingen als de electriciteit
uitvalt .......................................................................78
Technische gegevens ..............................................79
Plaats van het typeplaatje .......................................79
Extra toebehoren .....................................................79
Doelgericht gebruik van opraawagens ....................80
Juiste kraanaanspanning .........................................80
BANDEN EN WIELEN
Aanhaalkoppel .........................................................81
Bandenspanning ......................................................81
AANHANGSEL
Aanwijzingen voor veilig werken ..............................84
Aftakas ..................................................................... 85
Smeerschema ..........................................................87
Smeermiddelen .......................................................89
Elektrisch schema ...................................................92
- 6 -
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
0400_NL-Warnbilder_548
495.163
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord
aan de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde
machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
CE-kenmerk
Betekenis van de waarschuwingstekens
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
hebben op
de veiligheid
met dit teken
aangegeven.
Voor het verrichten van onderhouds-
en reparatiewerkzaamheden, de
trekkermotor uitschakelen.
Raak nooit bewegende machinedelen
aan. Wacht totdat deze volledig tot
stilstand zijn gekomen.
Grijp nooit in de machine zolang zich
daar nog delen kunnen bewegen.
Laadvloer niet betreden terwijl de
aandrijving is ingeschakeld en de
trekkermotor draait.
Bij een lopende trekkermotor niet in
het zwenkbereik van het achterhek
komen. Alleen deze ruimte betreden
als de veiligheid dit toelaat.
Kom nooit met lichaamsdelen in het
bereik van de pick-up wanneer de
kruiskoppelingsas aangesloten is aan
de trekker en de trekker nog loopt.
Gevaar voor draaiende
machine(onder)delen!
Warschuwing voor
beschadigung
De pennen op de linker en rechter
wagenzijde moeten steeds gelijk
gemonteerd zijn, anders ontstaat
er beschadigung aan achter wand
en zwenk-delen;
daarom
- altyd contrleren voordat de
achterwand hydraulisch wordt
geopend.
- 7 -
NL
0700_NL-INBETRIEBNAHME_511
IN GEBRUIK NEMEN
Algemene veiligheidsaanwijzingen bij het gebruik van de wagen
Aanwijzingen bij het aan- en afkoppelen
van de wagen
Bij het aankoppelen van machines aan de trekker
ontstaat beklemmingsgevaar.
Bij het aankoppelen niet tussen de wagen en de
trekker gaan staan, zolang de trekker terugrijdt.
Er mag niemand tussen de trekker en de machine
staan, zonder dat het geheel tegen wegrollen is
beveiligd. (Door gebruik van de handrem en/of
voorlegblokken.)
Aftakas alleen aan- en afkoppelen als te trekkermotor
stil staat.
De cardanas moet bij het aankoppelen op de juiste
manier arrêteren.
Parkeren van de wagen
• Wanneer de machine wordt afgekoppeld moet de
kruiskoppelingsas volgens voorschrift afgelegd
worden resp. door een ketting bevestigd worden.
Blokkeerketting (H) niet voor het ophangen van de
kruiskoppelingsas benutten.
De aanhanger alleen gebruiken voor dat doel
waarvoor het gebouwd is!
Voor het bestemmingsgebruik verwijzen wij u naar de
technische gegevens.
De capaciteitsgrenzen (zoals asdruk, oplegdruk en
totaalgewicht) mogen niet zodanig overschreden
worden, dat de wagen overbelast wordt. De
gegevens zijn ook op de rechterkant van de wagen
aangebracht.
Neem ook de capaciteitsgrenzen van de trekker in
acht.
Aanwijzingen voor het rijden met de
wagen.
De rijeigenschappen van de trekker worden door de
machine (aanhanger) beinvloed.
Bij het werken op hellingen bestaat gevaar voor
omslaan.
Rijstijl aan de omstandigheden aanpassen.
Let op de maximale snelheden (afhankelijk van hoe
de aanhanger is uitgerust)
De trekker moet voor en achter voldoende
van ballastgewichten worden voorzien om de
bestuurbaarheid en de remkracht te waarborgen.
(Minstens 20% van het leeggewicht van het voertuig
moet op de vooras rusten).
Let op de hoogte van de aanhanger (vooral onder
viaducten en bruggen, en bij lagere inritten enz…)
Personen op of in de machine meenemen is niet
toegestaan.
Transport over de openbare weg
Leef de wettelijke bepalingen na.
Het rijden op de openbare weg mag alleen met
gesloten achterhek gebeuren. Men dient zich te
houden aan de verlichtings- en verkeerseisen zoals
deze ter plaatse gelden.
20%
Kg
Attentie!
Let ook op de
aanwijzingen
die verderop in
verschillende
hoofdstukken
worden
aangegeven.
- 8 -
NL
IN GEBRUIK NEMEN
0700_NL-INBETRIEBNAHME_511
Controle voor de ingebruikname
1. Controleer alle veiligheidsvoorzieningen. Zijn de
beschermkappen en afdekplaten op de juiste wijze
aangebracht.
2. De wagens volgens smeervoorschrift smeren en olie-
niveau's van de tandwielkasten controleren. Tevens
controleren of asafdichtingen dicht zijn.
3. Controleer of de banden de juiste spanning hebben.
4. Controleer of de wielmoeren goed vastzitten.
5. Let er op dat het juiste aftakastoerental wordt
gebruikt.
6. De elektrische aansluiting moet worden gecontroleerd op
eventuele beschadiging aan kabels en verbindingen.
7. Eventuele aanpassingen aan de trekker uitvoeren
voor:
hoogte van de dissel
remaansluiting
eventueel handrem in de cabine aanbrengen.
8. De wagen mag alleen met de originele trekpennen
worden bevestigd.
9. De kruiskoppelingsas moet op de juiste lengte
worden gebracht voordat deze wordt gemonteerd.
De slipkoppeling moet gecontroleerd worden op de
werking.
10. De werking van de electrische installatie controleren.
11. De hydrauliekslangen worden aan de trekker bevestigd.
Deze moeten schoon zijn voordat ze in elkaar worden
gestoken.
de slangen moeten worden gecontroleerd op
beschadigingen
let er op dat de slangen aan het juiste systeem worden
aangesloten (pers en retour niet verwisselen)
12. Alle draaibare machinedelen (achterhek, hendels etc.)
moeten tegen verandering van positie, die gevaren
kunnen geven, geborgd worden en moeten veilig
zijn.
13. De remmen moeten worden gecontroleerd.
Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet
de bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften
vertrouwd maken. Tijden het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine
deze op verkeersen bedrijfsveiligheid controleren.
c. Wanneer men hydraulische apparatuur gaat bedienen
en de aandrijving ingeschakeld wordt, mogen zich geen
personen in de nabije omgeving bevinden. Doordat men
in het bereik van de pick-up, messenbalk, achterhek en
bovenbouw bekneld zou raken, kunnen verwondingen
ontstaan.
d. Bij het voorwaarts of achterwaarts in gang zetten van
het voertuig moet de chauffeur zich ervan vergewissen
dat hij niemand in gevaar brengt. Als de chauffeur van
het voertuig niet in staat is om achter de aanhanger
te kijken, of geen overzicht heeft, dient hij zich bij het
achteruit rijden te laten instrueren.
e. Let op de veiligheidsaanwijzingen die op de wagen
zijn aangebracht. De gevarentekens zijn uitgelegd op
bladzijde 5.
f. Let ook op de aanwijzingen die verderop in verschillende
hoofdstukken worden aangegeven.
Aanwijzing!
De volgende
aanwijzingen
moeten u
helpen bij de
ingebruikname
van de wagen.
Gedetailleerde
informatie
treft u in de
desbetreffende
hoofdstukken
aan.
- 9 -
0701_NL-Erstanbau_5543
NL
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Hydrauliekaansluiting
Enkelwerkend stuurventiel
Is de trekker alleen maar uitgerust met een enkelwerkend
stuurventiel dan is het noodzakelijk een olieretourleiding
(T) met vrije uitloop aan uw trekker te laten maken door
uw dealer.
- Persleiding (1) aan het enkelwerkend stuurventiel
aansluiten en de olieretourleiding (2), die een
groterediameter heeft, aan de vrije uitloop van de
trekker bevestigen.
Dubbelwerkend stuurventiel
- Persleiding (1) en olieretourleiding (2) aansluiten aan
het stuurventiel.
AH"aZ^Y^c\ (optionele uitrusting)
- Load sensing leiding aan de LS-aansluiting van de
trekker koppelen.
Let op bij trekkers met gesloten
hydraulieksystemen en LS-systemen
JOHN-DEERE, CASE - MAXXUM, CASE - MAGNUM,
FORD SERIE 40 SLE
Voor het aankoppelen de bout (7) aan het stuurventielblok
in het blok draaien (7b).
7a
Basisafstelling voor een open
hydraulieksysteem
7b
Let op bij trekkers met gesloten
hydraulieksystemen en LS-systemen
LS = Load sensing
7b
001-01-23
PT
LS
7
7a
Aankoppelen van de hydrauliekslangen
- Voor het aankoppelen de aftakas uitschakelen.
- Hendel van het hydrauliek (ST) in de neutraalstand
plaatsen.
- Snelkoppelingen moeten schoon zijnanders goed
reinigen.
Let op!
Wordt de olie
tijdens het
werk warm dan
moet voor een
enkelwerkend
ventiel met vrije
retour gekozen
worden (zie
hierboven).
Basisafstelling voor een open
hydraulieksysteem
Deze positie van de bout (7) wordt in de fabriek ingesteld
(7a).
Let op!
Wanneer deze aanwijzing niet in acht wordt genomen,
wordt de olie constant over het overdrukventiel van de
trekker weggepompt en daardoor sterk verhit!
Let op!
De tractor dient
altijd te zijn
voorzien van
een drukloze
olieretour.
Let op!
De hydraulische
druk van de
trekker mag
maximaal 205 bar
bedragen!!
- 10 -
0701_NL-Erstanbau_5543
NL
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Slanghouder instellen
- Slanghouder zo instellen dat er voldoende afstand
bestaat tussen de hydraulische leidingen en de dissel
(A2).
Trekker aan de wagen aansluiten
Bediening:
- 3-polige stekker aan de DIN 9680 stekkerdoos van de
trekker koppelen
Verlichting:
- 7-polige stekker aan de trekker koppelen
- De verlichting van de wagen controleren op goed
functioneren.
Bij trekkers met een ISO-bus aansturing
- 9-polige stekker aan de ISO-bus stekkerdoos van de
trekker koppelen
Belangrijk!
Elke keer als de
wagen in gebruik
genomen wordt
deze op verkeers-
veiligheidsaspec-
ten controleren
(aankoppelpenbe-
veiliging, remmen,
verlichting, rich-
tingaanwijzers,
beschermkappen)
- 11 -
0701_NL-Erstanbau_5543
NL
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Knikdissel instellen
Voor het goed functioneren van de opraper moet maat
(M) als de wagen aangekoppeld is goed worden afgesteld
(pendelbereik van de opraper).
- Instelmaat (M) zie hoofdstuk “Pick-up”
Uitgangspositie:
- Wagen aan de trekker gekoppeld.
- Beide hydraulische cilinders moeten volledig
ingeschoven zijn.
Instelprocedure:
- Contramoeren (K) van de beide draadspindels
losdraaien.
- Door de draadspindels (zuigerstangen) (50) van de
cilinders te verdraaien, resp. in of uitdraaien tot de
maat (M) bereikt is.
-
Het maximale verstelbereik mag niet worden
overschreden (L max. zie tabel beneden)
- Het afstellen moet afwisselend aan beide hydraulische
cilinders worden uitgevoerd
- Beide hydraulische cilinders moeten op gelijke lengte
worden ingesteld.
- Contramoer (K) weer vastdraaien.
1) Standaarduitrusting bij JUMBO, TORRO
Optioneel bij EUROPROFI, FARO, PRIMO
Aanwijzing!
Wanneer de
draadspindel
te ver wordt
uitgedraaid,
kunnen
beschadigingen
ontstaan. Let op
de maximale maat
volgens de tabel!
Trekdissel instellen t.o.v. de trekhaak
Trekhaak (A) zo aan de trekker bevestigen dat met
aangekoppelde wagen, speciaal met knikdissel, voldoende
afstand tussen de kruiskoppelingsas en de dissel aanwezig
is (A1).
A
001-01-26
Schokdemping 1)
Wichtig! Om de schokdemping op de juiste manier te
kunnen laten functioneren, moet op het volgende
worden gelet:
- Bij ritten over de weg mag de cilinder (K) niet helemaal
zijn ingeschoven
- Cilinder (K) ca. 1 – 3 cm uitschuiven
Voorspandruk in gastankje (G):
Druk wijzigen – zie hoofdstuk “ONDERHOUD”
136-07-01
G
K
1 - 3 cm
Type Vuldruk
PRIMO, FARO
50 bar
EUROPROFI
70 bar
TORRO, JUMBO (3 to-Anhängung)
80 bar
JUMBO (
2 to-aanhang)
100 bar
A1
001-01-25
Type
Onderdelennummer
L max
PRIMO, FARO
EUROPROFI,
TORRO, JUMBO
(2 to-aanhang)
442.240 555 mm
JUMBO 3t
(3 to-aanhang)
442.313 615 mm
- 12 -
0700_NL-Lenkachssperre_5543
NL
AANKOPPELEN AAN DE TREKKER
Varianten 2
Bij trekkers met load sensing systeem:
- de hydraulische leiding is aan het hydraulische blok
aangesloten
- het geheel wordt bediend via de ‘POWER CONTROL
regeling’ of via de ‘ISOBUS-terminal’
(zie beschrijving van de betreffende regeling)
Varianten 1
- Bij trekkers zonder load sensing systeem:
- extra hydraulische leidingen aan de trekker
aansluiten
- met regelventiel (ST) de stuuras openen of sluiten
De stuuras kan, afhankelijk van de trekker- en
wagenuitvoering, verschillend worden bediend.
Sperren van de meelopend gestuurde as
Attentie!
De stuuras moet
altijd geblokkeerd
zijn tijdens
snellere ritten
over de weg met
beladen wagen!!
137-06-02
137-06-03
137-06-04
Let op!
De stuuras moet geblokkeerd worden:
- bij rechtuit rijden met een snelheid meer dan 30 km/u
- op een onverharde ondergrond
- op hellingen
- bij ontlasting van de voorste as door knikdisselaandrijving
- in combinatie met gleufsilo
- indien de zijdelingse geleiding van de ongestuurde as niet meer voldoende is
- 13 -
0700_NL-Zug-Kugelkupplung_548
NL
AFSTELLEN VAN DE DISSEL
Afstellen van de dissel
Kogelkoppeling
Tip
De kogelkoppeling mag alleen met koppelingskogels 80 van de firma Scharmüller GmbH of andere toegestane
koppelingskogels (kogeldoorsnede 80 mm) gekoppeld worden, en voor een veilige koppeling en vergrendeling
geschikt zijn.
Onderhoud van de kogelkoppeling
Bij het algemene voertuig onderhoud:
De contactvlakken in het koppelpunt smeren
De bevestigingsbouten van de kogelkoppeling op
vastzitten controleren
Beschadigde, vervormde of versleten kogelkoppelingen
vervangen.
- Het verwisselen alleen door vakbekwaam personeel
uit laten voeren!
Attentie!
Reparaties aan de
kogeltrekhaak zijn
niet toegestaan
Montage van de trekhaak DST 2000
De in hoogte verstelbare knikdissel type DST 2000 word voor LoF (=landbouwwerktuigen) met een maximaal toelaatbaar
gewicht van 22000 kg gebruikt.
- De toelaatbare oplegdruk bedraagt 2000 kg
- De toelaatbare Dc-waarde (dissel-lengtekracht) bedraagt 87,5 kN
- maximale snelheid: 80 km/h
Het aandraaimoment van de bevestigingsbouten van de trekogen:
- M16x1,5 10.9 250 Nm
- M20x1,5 10.9 460 Nm
De bevestigingsbouten moeten regelmatige gecontroleerd en nagetrokken worden.
In geknikte positie van de dissel (bij het lossen) is alleen een korte rit op een vlakke ondergrond toegestaan. Een
geringe knik van dissel (tijdens het rijden) is weliswaar toegestaan.
Bij rijden in geknikte positie van de dissel moet extra gelet worden op de beperkte ruimte/hoek naar boven.
Attentie!
Productie en
montage gebeurd
meestal in de
fabriek. Indien
montage door
uzelf word
gedaan is overleg
met de fabriek of
importeur vereist.
- 14 -
0400_NL-Stützfuß_548
NL
STEUNPOOT
Het afkoppelen van de wagen
De wagen moet op een vlakke, vaste bodem
neergezet worden.
Op zachte grond kan het steunoppervlak van het
steunpoot vergroot worden door er bijvoorbeeld
een stevige plank onder te schuiven.
- De wagen met de knikdissel heffen.
- Borgpen (1) eruit trekken.
Steunpoot naar beneden zwenken en weer ver-
grendelen.
- Let er op dat de pen (1) goed vergrendeld is.
- De wagen weer men de knikdissel laten zakken.
- Hydraulische en elektrische leidingen afkoppelen
en aan de wagen ophangen.
Steunpoot (transportstand)
- Wagen aan de trekker koppelen.
- Door de knikdissel te bedienen steunpoot ontlasten
(zie hoofdstuk "verklaring functies bedieningskast").
- Vergrendelpen (1) eruit trekken. Steunpoot
omhoogdraaien en weer borgen.
- Let goed op dat pen (1) ook goed vergrendeld !
LET OP!
De wagen
alleen leeg op
de steunpoot
plaatsen en
vastzetten tegen
wegrollen.
- 15 -
0701_NL-Pick-up_5543
NL
PICK-UP
Let op!
Beknellingsgevaar
bij het op en neer
bewegen van de
pick-up.
Pick-up steun afstellen
Variant – mechanische ontlasting
Voor een optimale pick-up druk kan de veerspanning
verandert worden.
Te weinig druk op de pick-up (stuitert)
- Afstand (X) verkleinen
Te veel druk op de pick-up
- Afstand (X) vergroten
Variant – hydraulische ontlasting
Instelprocedure:
- Afsluitkraan (H) openen (pos. E)
- Pick-up heffen
- Afsluitkraan (H) sluiten (pos. A)
- Pick-up laten zakken
- gewenste systeemdruk volgens manometer (M) instellen
door de afsluitkraan (H) kort te openen (ca. 27 bar)
Hoe hoger de druk, hoe groter de ontlasting.
Voorspandruk in gastankje (G):
- 10 bar stikstof (N)
Pick-up pendelbereik instellen
Voor het goed functioneren van de opraper moet
maat (M) als de wagen aangekoppeld is goed worden
afgesteld (pendelbereik van de opraper).
Maat (M) = 480 mm
Aanwijzing:
Bij oneffen bodem de maat 1 cm verkleinen
(M = 470 mm)
Instelprocedure zie hoofdstuk “Eerste montage aan de
tractor”
De stootplaat (P) dient ook als bescherming
tijdens ongevallen en mag tijdens de
werkzaamheden niet worden verwijderd.
136-07-03
Pos A
Pos E
M
G
H
- 16 -
0700_NL-Schneidwerk_5481
NL
SNIJWERK
Belangrijk!
Mesbalk met pin vergrendelen
Positie E2
- aan de linker- en rechterkant van de wagen
- beide pinnen met een spiebout (V) borgen.
- pin links en rechts vergrendeld (E2)
- slijtage van de messen
- vervuiling van de mes-overbelastingsbeveili-
ging
- voldoende bodemvrijheid (A)
Als de messenbalk(A) helemaal is uitgezwenkt
mag niet met de wagen gereden worden.
001-01-11
E2
V
001-01-03
E2
V
Let op!
Voor elke
ingebruikname
controleren, of de
bouten links en
rechts vergrendelt
zijn!
Belangrijke controles van de mesbalk voor iedere ingebruikname
Messenontgrendeling
Werkzaamheden
Hendel (H) in de onderste positie vastzetten (pos. 1).
Tijdens de werkzaamheden moet de hendel beneden zijn
vastgezet, zodat de messen vergrendeld zijn.
Onderhoud
Hendel (H) in de bovenste positie vastzetten (pos. 2).
Alle messen worden automatisch ontgrendeld:
- voor het monteren en demonteren van de messen
- voor het slijpen van de messen
- voor het reinigen
Pos. 1
Pos. 2
HH
Positie hendel tijdens werkzaamheden en onderhoud:
Let op!
De hendel (H) moet
zich altijd in de
arbeidspositie
(pos. 1) bevinden.
(Na onderhouds-
werkzaamheden
niet vergeten
om de positie te
wijzigen!)
Aanwij-
zing!
Hendel moet wor-
den bediend voor
het uitzwenken
van de snij-instal-
latie
- 17 -
0700_NL-Schneidwerk_5481
NL
SNIJWERK
1. De hendel (H) in de bovenste positie vastzetten
(pos. 2)
2. De messenbalk uitklappen ( A1 )
3. Aan de linkerkant van de wagen de pin
ontgrendelen (E1)
- spiebout (V) verwijderen en de pin ontgrendelen
- pin met spiebout (V) opnieuw borgen.
4. Aan de rechterkant van de wagen de pin
ontgrendelen (E1)
5. Wegzwenken van de mesbalk naar de
linkerkant van de wagen
6. Mesbalk zover zwenken tot de vergrendeling
(3) vastklikt
Op die manier wordt de mesbalk in de uitgezwenkte
positie aan de linkerkant van de wagen gefixeerd.
7. De vuilkeerplaat1) (M) naar achteren klappen.
- Spiebout (V) aan beide kanten verwijderen
(links ed rechts)
- De spiebouten in de
buitenste boorgaten
steken.
- Vuilkeerplaat (M) met
hendel (P) naar beneden
klappen.
Messenbalk naar de zijkant zwenken voor onderhoud
001-01-05
E1
V
Aanwijzing!
De hendel (H) moet
in de juiste positie
gebracht worden,
voordat het
snijwerk wordt
uitgeklapt.
1) optionele uitvoering
Attentie!
Bij alle
werkzaamheden
aan de
messenbalken
bestaat een
verhoogd
ongevalrisico.
Vooral bij
zijdelingse
zwenkmanoeuvres
en als de
messenbalk
omhoog wordt
gebracht.
- 18 -
0700_NL-Schneidwerk_5481
NL
SNIJWERK
001-01-11
E2
V
8. Mes demonteren
- Mes naar voren drukken tot de aanslaghendel (R)
uit de uitsparing van het mes klapt
- Mes naar achteren toe uittrekken
Let op!
Vuil (dat zich ondanks de vuilkeerplaat)
tussen de aanslaghendel en de messenbalk
heeft verzameld, moet regelmatig worden
verwijderd, zodat de vergrendeling op de
juiste manier functioneert.
Aanwijzing!
De messen moeten
regelmatig
worden
schoongemaakt,
zodat de
mesbeveiliging
altijd op de
juiste manier
functioneert.
9. Mes monteren
- Mes eerst aan de voorzijde plaatsen
- Mes naar beneden/achteren drukken tot de
aanslaghendel (R) in de uitsparing van het mes
vastklikt
Waarschuwing!
Messen niet aan het snijvlak vastpakken!
Veiligheidshandschoenen aantrekken.
Terugzwenken van de mesbalk
1. Vuilkeerplaat (M) opklappen
2. Spiebouten (V) uit de buitenste boorgaten
verwijderen
- aan linker- en rechterkant
3. De vuilkeerplaat (M) met spiebout (V) borgen
- aan linker- en rechterkant
4. Vergrendeling (3) losmaken
5. Mesbalk helemaal terugzwenken
6. Aan de rechterkant van de wagen
vergrendelen
- pin in positie E2
- pin met spiebout (V) borgen
7. Aan de linkerkant van de wagen vergrendelen
(E2)
- pin met spiebout (V) borgen
8. Messenbalk inklappen
9. Hendel (H) in de arbeidspositie (pos. 1)
V
Pos. 1
H
Attentie!
Bij alle
werkzaamheden
aan de
messenbalken
bestaat een
verhoogd
ongevalrisico.
Vooral bij
zijdelingse
zwenkmanoeuvres
en als de
messenbalk
omhoog wordt
gebracht.
R
- 19 -
0700_NL-Schneidwerk_5481
NL
SNIJWERK
V x.xx
Messenbalk inklappen
Zolang de toets ingedrukt blijft
- De messenbalk klapt in het invoerkanaal
Is de messenbalk niet helemaal ingeklapt
- aanduiding op display
Messenbalk uitklappen
Zolang de toets ingedrukt blijft
- de messenbalk wordt met hydraulische druk
uitgeklapt
Is de messenset uitgeklapt
- aanduiding op display
Externe bedieningstoetsen
Bij onderhoudswerkzaamheden aan de messenbalk kan
met de beide bedieningstoetsen (57) de messenbalk in- en
uitgeklapt worden.
De schakelaars alleen bedienen als het invoerkanaal leeg
en de aandrijving van de rotor uitgeschakeld is!
Let op!
Voordat de
messenbalk
ingeklapt wordt
deze eerst
controleren op
zijn toestand
(beschadigde
messen, verbogen
delen etc.)
Snijwerk bediening
Vuil en aanslag op de vuilkeerplaat (M)
verwijderen:
- Snijwerk tijdens het gebruik van de machine meerdere
malen per dag met behulp van het bedieningspaneel
uitklappen, zodat loszittend en aangekoekt vuil eruit
valt.
- vastzittende restanten vuil verwijderen
- na de werkzaamheden moet het snijwerk met een
hogedrukspuit grondig worden gereinigd
Aanwijzing!
Voordat de
wagen wordt
weggezet, moet
de messenbalk
altijd worden
uitgeklapt,
verzameld vuil
laat dan los.
Wanneer deze
procedure
achterwege blijft,
bestaat een kans
op schade door
uitgehard vuil.
- 20 -
0700_NL-Schneidwerk_5481
NL
SNIJWERK
Aanslagschroef bij de hendel instellen
- De afstand tussen instelschroef (SK-4) en aanslag
(A) moet bij ingezwenkte toestand ca. 1 – 2 mm
bedragen.
- Het instellen dient echter te gebeuren bij uitgeklapte
toestand en in onderhoudspositie.
(Hendel ‘H’ in ‘pos. 2’)
1 - 2 mm
SK-4 A
Pos. 1
H
Pos. 2
Afstellingen
Activeringskracht van het mes instellen
- De activeringskracht van het mes wordt met de schroef
(S) ingesteld.
Instelmaat = 81 mm
81
249-06-08
S
- 21 -
0700_NL-Schneidwerk_5481
NL
SNIJWERK
M
K
001-01-09
SK-1
K
SK-2
3 mm
001-01-14
Justeren van de messen
De instelling moet zo zijn dat de messen gecentreerd
(M) tussen de tanden van de persrotor zijn
gepositioneerd.
Messen tussen de tanden centreren (M)
1. Contramoeren (K) losmaken
- aan de linker- en rechterkant van de wagen
2. Bout (SK-1, SK-2) aan één kant van de wagen
een klein eindje uitdraaien.
Als de mesbalk naar links moet worden verplaatst:
- eerst de bout (SK-1) aan de linkerkant van de wagen
uitdraaien
- dan de bout (SK-2) aan de rechterkant van de wagen
indraaien. Door het indraaien van de bout kan de
mesbalk zover worden verschoven tot de messen
in het midden tussen de tanden van de persrotor
zijn gepositioneerd.
Als de mesbalk naar rechts moet worden verplaatst:
- eerst de bout (SK-2) aan de rechterkant van de
wagen uitdraaien
- dan de bout (SK-1) aan de linkerkant van de wagen
indraaien.
3. Beide bouten (SK-1 en SK-2) tot de aanslag
indraaien.
- Bouten niet te vast aanhalen.
4. Beide bouten (SK-1 en SK-2) met contramoeren
borgen.
Justeren van de mesbalk
De instelling moet zo zijn dat de framebuis bij het
terugzwenken van de mesbalk precies in de opening
van het persframe past (1).
Instelling met bout (SK-4) aan de zwenkas van de
mesbalk.
Instelling
1. Contramoer (K) losmaken
2. Bout (SK-4) overeenkomstig draaien
De instelling moet zo zijn dat de framebuis bij het
terugzwenken van de mesbalk over het glijstuk wordt
geschoven.
- De framebuis moet ongeveer 3 mm onder het hoogste
punt doorglijden (zie tekening).
3. Bout (SK-4) met contramoer (K) beveiligen
- 22 -
0700_NL-Schneidwerk_5481
NL
SNIJWERK
De afstand van de messen ten opzichte van de persrotor
moet ten minste 20 mm bedragen.
- Aanslagbouten (SK-3) overeenkomstig instellen.
Controle
1. Messenbalk inklappen (arbeidspositie)
2. Optische controle uitvoeren
De afstand van de messen ten opzichte van de persrotor
moet ten minste 20 mm bedragen.
Afstand instellen
1. Contramoer (K) losmaken
- aan de linker- en rechterkant van de mesbalk
2. Bouten (SK-3) zover verdraaien tot de juiste
afstand (20-30 mm) is bereikt
- Beide aanslagen zo instellen dat de messenbalk bij
het inklappen in de werkpositie niet klemt.
3. Aanslagbouten met contramoeren (K)
borgen.
Afstand van de messen ten opzichte van de persrotor controleren
K
- 23 -
0800_NL-Rückwand_5481
NL
ACHTERWAND
Let op!
Er mag zich
niemand binnen
het bereik van
het achterhek
bevinden als
het geopend of
gesloten wordt!
Ga nooit onder het
omhooggeklapte
achterhek staan!
Zorg dat het hek
gesloten is tijdens
wegtransport.
Wanneer een schakelaar bediend wordt
opletten dat niemand zich in de gevarenzone
bevindt!
Voorbeeld:
Voorkom bijvoorbeeld dat iemand de
hydrauliek bediend terwijl iemand anders
bij het achterhek o.i.d. bezig is, of
bijvoorbeeld achter de wagen loopt.
xxx-07xx
5
4
420-08-01
420-08-02
Functie van het achterhek
Het laten zakken van het achterhek gebeurt drukloos,
totdat deze bijna verticaal staat.
Dan wordt:
- de hydraulische functie geactiveerd
- het achterhek met druk gesloten (ca. 60 mm).
L D
Voor de hydraulische cilinder (H) zijn twee
montagemogelijkheden:
positie L
voor wagens zonder doseerwals
positie D
voor wagen met doseerwals
H
Warschuwing voor beschadigung
De hydraulische cilinder (H) aan de linker- en
rechterkant van de wagen altijd op dezelfde ma-
nier losmaken. Anders ontstaan beschadigingen
aan het achterhek!
- 24 -
0700_NL-DOSIERER_5481
NLDOSEERWALSEN
1. Achterhek openen.
2. Spanning van de ketting halen (58) en
aandrijfketting (1) verwijderen.
3. Platenwand (2) links en rechts demonteren.
Let op! Instelling van de veervoorspanning (X) niet
wijzigen.
4. Bovenste doseerwals demonteren
volgende bouten verwijderen, links en rechts:
- drie bouten (SK-3) bij flenslager
- twee bouten (SK-2) bij de veiligheidsring
5. Onderste doseerwals demonteren
- twee bouten (SK-2) bij de veiligheidsring verwijderen,
links en rechts
6. Doseerwalsen naar achteren eruit schuiven.
7. Plaatstukken (2) links en rechts weer
monteren.
8. Schakelaar instellen
- zie volgende bladzijde
Demonteren van de walsen
Let op!
Niet in het
bereik van de
doseerwalsen
grijpen zolang
de aandrijfmotor
loopt.
- 25 -
0700_NL-DOSIERER_5481
NLDOSEERWALSEN
1. Wagenachterhek openen
2. Achterhek beveiligen
De meegeleverde steunen (T) aan de schroeven (S)
monteren.
3. Cilinder (H) ontlasten
4. Cilinder demonteren
links en rechts
- veerspiebout boven verwijderen en bout
uittrekken
- spanstift onder verwijderen
- cilinder afnemen en aan de zijkant bevestigen
5. Doseerwals demonteren
volgende schroeven verwijderen, links en rechts:
- drie schroeven (SK-3) bij flenslager
- twee schroeven (SK-2) bij beschermring
6. Doseerwals naar achteren toe uitschuiven
Demontage van de derde doseerwals 1)
Let op!
Voor het uitbouwen
van de derde
wals moet het
achterhek met
de meegeleverde
steunen worden
beveiligd.
1) Optioneel
De rolbodem wordt uitgeschakeld met de schakelaar
(P).
De schakelfunctie wordt afhankelijk van het wagentype
verschillend geactiveerd:
- door de onderste doseerwals bij D-wagens
- door het achterhek bij L-wagens
Bij D-wagens met uitgebouwde doseerwals moet
daarom de schakelaar (P) van pos.1 naar pos.2 worden
gemonteerd.
- de platen (1) en (3) monteren
- de instelmaat van de veer 80 mm
De rolbodemaandrijving wordt ingeschakeld:
- door de laadautomatiek
of
- door het bedienen van de rolbodem-schakelaar op
het schakelpaneel
Let op!
Bij werkzaamheden
achter geopende
veiligheidsvoorzi-
eningen bestaat
een verhoogd
risico op letsel-
schade.
Schakeling bodemketting
5
Pos. 1
P
Pos. 2
P80
H
T
- 26 -
0700_NL-Aufbau_5481
NL
OPBOUW EN FRONTKLEPPEN
Klepposities van de fronthekken
Laadwagen – werkzaamheden
- Bovenste fronthek (1) verticaal
- Klep (2) ca. 80° naar binnen geklapt
- normale laadwagenwerkzaamheden met
laadautomatiek
Hakselwerkzaamheden zijwaartse belading
- Bovenste fronthek (1) verticaal
- Klep (2) 180° naar binnen geklapt
Hakselwerkzaamheden belading van voren
- Bovenste fronthek (1) naar voren geklapt
- Klep (2) ligt op het bovenste fronthek
- hakselbelading van voren (= insteken)
1
2
Bediening van de frontkleppen
De trekker moet beschikken over twee extra dubbele
hydraulische aansluitingen.
- de bediening gebeurt vanuit de trekkercabine
- de frontkleppen worden altijd via een hydraulisch
regelventiel bediend
Stappen bij het naar beneden klappen
1. Klep (2) naar beneden zwenken
2. Fronthek (1) naar voren zwenken
Stappen bij het omhoog klappen
1. Fronthek (1) omhoog zwenken
2. Klep (2) omhoog zwenken
- 27 -
0700_NL-Aufbau_5481
NL
OPBOUW EN FRONTKLEPPEN
Afdekplaat voor pers 1)
Voor hakselwerkzaamheden is het gebruik van een
afdekplaat aan te bevelen. Het hakselgoed kan op die
manier niet door het perskanaal verdwijnen.
Eerste montage:
- Afdekking op de bouten (B) steken (links en
rechts)
- met de spiebouten (V) bevestigen
- De scharnieren (S) aan de onderkant monteren en
aanschroeven.
Hakselwerkzaamheden
- De spiebouten (V) verwijderen
- afdekking naar beneden klappen
Laadwagenwerkzaamheden
- Afdekking omhoog klappen en - met de spiebouten
(V) bevestigen
of
- afdekking demonteren.
1) Optioneel
- 28 -
0900_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Bedieningskast Betekenis van de toetsen
Display-aanduiding:
- WORK-functie
- DATA-functie
- SET-functie
- DIAG-functie
- TEST-functie
- CONFIG-functie
Knoppen voor laadfuncties:
1 - automatisch laden
2 - bodemketting terugloop
3 - messenbalk inklappen
4 - messenbalk uitklappen
5 - knikdissel cilinder intrekken - wagen dalen
6 - knikdissel cilinder uitdrukken – wagen heffen
7 - pick-up heffen
8 - pick-up zakken
Knoppen voor losfuncties:
9 - automatisch lossen
10 - bodemketting teruglopen/
optioneel 2-trappenmotor langzaam – snel
11 - STOP
12 - doseerwalzen uit - aan
13 - dwarsafvoerband voorkeuze/
dwarsafvoerband stop
14 - dwarsafvoerband links draaien /
bodemkettingsnelheid verminderen
15 - bodemketting vooruit
16 - meelopend gestuurde as vast - los
17 - dwarsafvoerband rechts draaien /
bodemkettingsnelheid verhogen
18 - achterklep openen
19 - achterklep sluiten
20 - aan-uit / menuwissel
Veiligheidsaanwij-
zing
Als meerdere
personen zich
bezighouden met
de bediening van
de wagen of in de
nabijheid van de
wagen aanwe-
zig zijn, is extra
voorzichtigheid
geboden. Spreek
goed met elkaar
af wat men doet.
Een voorbeeld:
Voorkom bijvoor-
beeld dat iemand
de hydrauliek
bediend terwijl
iemand anders
bij het achterhek
o.i.d. bezig is,
of bijvoorbeeld
achter de wagen
loopt.
Opbouw
Om een goede werking van de bediening te garanderen moeten de volgende stekkerverbindingen gecontroleerd
worden:
1. Stroomvoorziening 12 Volt vanaf de trekker
2. Verbindingskabel bedieningskast naar de trekker
3. Verbindingskabel naar de boordcomputer van de machine.
Software versie van de bedieningskast (V x.xx) word
na stroomaansluiting en inschakeling op het display
getoond.
1
2 4 6 8
3 5 7
912 15 18
10 13 16 19
11 14 17 20
- 29 -
0900_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
In bedrijf stellen van de Power Control
Inschakelen van de bedieningskast door
- kort in drukken van de toets I/O
De bedieningskast start op de WORK-aanduiding
Door het kort indrukken van de toets-I/O komt
de DATA-aanduiding
Aanduidings
- Software versie van de
boordcomputer (V x.xx)
- aantal ladingen (L)
- Bedrijfsuren (h)
De DATA-aanduiding valt na 4 s in de WORK-aanduiding
terug.
Door nogmaals de toets I/O
in te drukken in de
DATA aanduiding komt de
SET-aanduiding
Doorschakelen naar
de SET-functie met de
knop I/O is mogelijk.
Terugschakelen van de SET-aanduiding naar de WORK-
aanduiding door
- Druk de toets-I/O
gedurende 1,5 seconden
Uitschakelen van het bedieningsdeel en de computer
door
- Druk de toets-I/O
gedurende 3 seconden
DIAG-aanduiding (alarm melding)
door
- Druk de toets-I/O
Werk menu laadfunctie
1. Laadautomaat
Toets drukken
- laadautomaat word in- of uitgeschakeld
- geactiveerde laadautomaat wordt de display
aangeduid
In- en uitschakelen van de laadautomaat is alleen bij
een gesloten achterklep mogelijk!
Voordelen van de laadautomaat
- zeer compacte belading
- vermindering van verstoppingen in het doorvoerkanaal
- vermeiding van overbelasting van de gehele aandrijijn
- minder beschadiging van het voer
- ontlasten van de bestuurder
- verhouding van de laadcapaciteit
Besturing van de laadautomaat door
- vulstandsklep onder
- vulstandsklep boven
- bodemketting-aandrijving wordt automatisch inge-
schakeld
- het voer wordt een stukje naar achter geschoven
- voorgaande wordt herhaald tot de wagen vol is
De wagen is vol wanneer het voer
- tegen de onderste doseerwals of
- tegen de achterklep aan drukt (wagen zonder dosee-
rwalsen) drukt.
Als de wagen vol is,
- FULL-aanduiding verschijnt op het display.
- teller voor het aantal ladingen wordt met een ver-
hoogd.
Opmerking!
De laadautomaat hoeft maar eenmaal
ingeschakeld te worden.
- als de wagen vol is
- laadautomaat wordt automatisch uitgeschakeld
- na het lossen
- laadautomaat wordt automatisch ingeschakeld
Instellingen blijven ook na het in- en uitschakelen van het
systeem behouden.
Opmerking!
De volgende bedie-
ningshandleiding
is voor wagens
die voorzien zijn
van alle extra’s
(opties).
Opmerking!
Bij machines met
een opklapbare
droogvoeropbouw
is een
laadautomaat niet
mogelijk.
Aanwijzing!
De ladingtelling
gebeurt of door
de volmelding
(FULL) of door de
situatiesequentie
‘achterklep dicht
-> achterklep op
-> schraapbo-
demterugloop 10
seconden
- 30 -
0900_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
7. Pick-up uitheffen
Zolang de toets ingedrukt blijft
- gaat de pick-up naar boven
8. Pick-up zakken
Toets kort indrukken
- Pick-up zakt naar beneden en blijft in zweef-
stand staan
- Aanduiding op de display
3. Messenbalk inklappen
Zolang de toets ingedrukt blijft
- De messenbalk klapt in het invoerkanaal
Messenbalk niet volledig ingeklapt
- aanduiding op display
4. Messenbalk uitklappen
Zolang de knop blijft ingedrukt
- klapt de messenbalk drukloos uit het invoerkanaal;
wanneer geen drukloos uitklappen mogelijk is,
externe messenbalktoetsen gebruiken.
Messenbalk niet helemaal uitgeklapt
- aanduiding op display
2. Bodemketting laden
Zolang de toets ingedrukt blijft
- draait de bodemketting met maximale snel-
heid naar achteren.
De bodemketting draait niet meer (STOP-aanduiding):
- als het voer tegen de doseerwalzen drukt
(walzendruk-sensor springt minstens 2 s aan)
- de oliedrukschakelaar aanspringt
(Wagen vol (FULL-aanduiding) is zichtbaar)
(ook voor kort standig omschakelen op maximale snelheid
tijdens het lossen bruikbaar)
Let op! Bodemketting blijft ook staan wanneer de wal-
zendruk-sensor aanspringt. Stilstand wordt niet in de
display aangeduid!)
5. Knikdissel cilinder intrekken
Zolang de toets ingedrukt blijft
-
Voorste gedeelte van de ladewagen gaat omhoog
6. Knikdissel cilinder uitdrukken
Zolang de toets ingedrukt blijft
- Voorste gedeelte van de ladewagen zakt
- 31 -
0900_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
3. Bodemketting terug draaien
Zolang de toets blijft ingedrukt
- de bodemketting draait op maximale snelheid
naar voren in richting van de pick-up
- richtings-aanduiding in de display
2. Bodemketting lossen /
hydromotor met twee snelheden
Toets kort indrukken
- bodemketting wordt in- of uitgeschakeld
- aanduiding in de display
- langzaam of snel
In de langzame stand (schildpad)
- wijzigen van de snelheid door lang indrukken van
de knop "+" of "-" mogelijk.
In de snelle stand (haas)
- bodemketting loopt op maximale snelheid
- snelheid-aanduidingswaarde blijft behouden
Stoppen van de bodemketting met de toets "Stop"
of “bodemketting terugdraaien”
Kort onderbreken van het draaien van de bodemketting bij
- uitheffen van de pick-up
- openen van de achterklep
- inklappen van de messen
- opklappen of neerklappen van de bovenbouw
- inschakelen van de doseerwalsen
- sperren van de meelopend gestuurde as
- mechanisch inschakelen van de dwarsafvoer-
band
De bodemketting begint alleen te draaien wanneer geen
andere hydrauliek functies in gebruik zijn.
Let op!
Drukt het voer te sterk tegen de doseerwalsen,
dan blijft de bodemketting (walsendruksensor)
staan.
Dit wordt in de display niet aangeduid.
De bodemketting kan voor het lossen alleen bij
geopende achterklep gestart worden.
1) alleen bij wagens zonder dwarsafvoerband of bij stilstaande dwarsafvoerband
2) alleen bij wagens met dwarsafvoerband
3) alleen bij wagens met doseerwalzen
Werk menu los functie
1. Los automaat
Toets kort indrukken
- laadautomaat wordt in of uitgeschakeld
- Ingeschakelde los automaat wordt in de display
aangeduid
Voordelen van de los automaat
- snelle, efficiënt en gelijkmatig lossen
- vermindering van verstoppingen in het invoerkanaal
- minder beschadigingen van het voer tijdens het lossen
Functievolgorde van de los automaat
1. openen van de achterklep 1)
Pas op! De achterwand wordt volledig geopend
2. dwarsafvoerband inschakelen 2)
3.
bodemketting wordt kort op teruglopen geschakeld
3)
- druk op de doseerwalsen wordt vermindert
4. doseerwalsen inschakelen 3)
5. voer wordt regelmatig gelost
Word bij tijdens het lossen de knop "Achterklep
sluiten’ kort ingedrukt:
- symbool licht op in de display
- geopende achterklep wordt langzaam dichtgeklapt.
Het lossen wordt in deze fase nog niet onderbroken!
- als de achterklep bijna dicht is (ca. 10 cm opening)
- uitschakeling van:
- bodemketting aandrijving
- doseerwalsen
- dwarsafvoerband
- laatste gedeelte van het sluiten van de achterklep
wordt onder druk uitgevoerd.
- pas na het verdwijnen van de symbolen in de display
is de achterwand gesloten.
Waarschuwing! De functie ‘Los automaat
starten’ wordt na 0,8 seconden tijdsvertra-
ging geactiveerd. (veiligheidsvoorschriften
voor het transport op de openbare weg).
Aanwijzing! 3)
Wanneer de losautomaat bij uitgeschakelde
aftakas wordt gestart, wordt de
waarschuwingsmelding ‘PTO’ weergegeven en
klinkt een alarmsignaal gedurende 2 seconden.
De losautomaat wacht maximaal 10 seconden
totdat de aftakas weer in beweging komt,
voordat de procedure wordt voortgezet, dan
wel wordt afgebroken.
- 32 -
0900_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
6. Meelopende gestuurde as
Knop drukken
- Meelopend gestuurde as wordt in- of uitge-
schakeld
- Positie (open) of (gesloten) wordt in de display
aangeduid
Waarschuwing! Tijdens het hydraulisch in- of
uitschakelen van de meelopend gestuurde
as zijn de toetsen voor andere hydraulische
functies tijdelijk geblokkeerd.
Veiligheidsaanduiding! Voor transport op
de openbare weg moet de functie van de
automatisch meelopend gestuurde as ge-
test worden (kort achteruitrijden – stuuras
moet gesperd zijn)
Waarschuwing!
De stuuras moet geblokkeerd worden:
- bij rechtuit rijden met een snelheid meer
dan 30 km/u
- op een onverharde ondergrond
- op hellingen
- bij ontlasting van de voorste as door
knikdisselaandrijving
- in combinatie met gleufsilo
- indien de zijdelingse geleiding van de
ongestuurde as niet meer voldoende is
4. Doseerwalsen
Toets kort indrukken
- doseerwalsen worden in- of uitgeschakeld
- aanduiding in de display bij ingeschakeld walsen
Let op!
Doseerwalsen kunnen alleen bij geopende
achterklep ingeschakeld worden.
Wanneer de doseerwals bij uitgeschakelde
aftakas wordt gestart, wordt gedurende 5
seconden de waarschuwingsmelding ‘PTO’
weergegeven en gedurende 2 seconden
klinkt een alarmsignaal.
5. Dwarsafvoerband
Toets kort indrukken
- daarna binnen 5 seconden de richtingsknop “Rechts"
of “Links" indrukken
- aanduiding in de display
Nogmaals drukken van de toets
-
dwarsafvoerband stopt weer
Automatische losfunctie in combinatie met dwarsafvoer-
band kan als volgt worden uitgevoerd:
- starten met de los automaat met de toets
- controleren van de positie
- loopt de dwarsafvoerband, wordt de functie
achterklep openen overgeslagen.
- bij stilstaande dwarsafvoerband wordt eerst
de achterklep geopend.
Toetsenvolgorde
- toets "dwarsafvoerband"
- toets “Rechts" of “Links"
Let op!
De keuze van de richting blijft opgeslagen
totdat de eerstvolgende wijziging wordt
ingevoerd. De keuze van de richting kan
worden overgeslagen als de richting niet
wordt gewijzigd.
- toets “Los automaat"
De dwarsafvoerband kan alleen bij een geo-
pende achterklep gestart worden.
- 33 -
0900_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
9. Stop
Een korte druk op de toets
- stopt alle aandrijving
- schakelt de in werking zijnde automatische
functies uit.
10. Draaisnelheid naar links / verminderen
Het gebruiken van de vooraf gekozen functie
- vermindert de snelheid
- start draairichting naar links
11. Draaisnelheid naar rechts / verhogen
Het gebruiken van de vooraf gekozen functie
- vergroot de snelheid
- start de draairichting naar rechts
8. Achterklep sluiten
Toets kort indrukken
- achterklep wordt langzaam gesloten
-
als de achterklep bijna dicht is (opening ca. 10 cm)
- wordt de hydrauliek ingeschakeld
- achterwand wordt onder druk gesloten
- Veerst wordt de aandrijving van doseerwalsen,
dwarsafvoerband en bodemketting gestopt.
Waarschuwing! Automatische sluitings-
volgorde.
Tijdens het sluiten knippert het symbool
Achterklep sluiten” in het display.
Stoppen van het automatisch sluiten van de achterklep
kan met de met een van de volgende toetsen
, , of door
7. Achterklep openen
Zolang de knop ingedrukt blijft
- achterklep gaat naar voren
- niet gesloten achterklep wordt in de display
aangegeven
Waarschuwing! De functieAchterwand
openen” wordt na 0,8 seconden actief
(veiligheidsvoorschrift voor transport op
de openbare weg).
- 34 -
0900_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
SET-functies
Het wisselen tussen de verschillende Set-func-
ties wordt met de knop “I/O” gedaan.
1. Verlichting laadruimte
Keuze pijl wijst op het symbool voor
laadruim verlichting
- Inschakelen met de toets "+"
-
Uitschakelen met de toets "-"
Verlichting laadruim in een voorkeuzefunctie
-
wordt alleen bij een geopende achterklep ingeschakelt
2. Toevoegingsmiddel-dosering
Keuze pijl wijst op het symbool voor
toevoegingsmiddel-dosering
- inschakelen met de toets "+"
-
uischakelen met de toets "-"
Toevoegingsmiddel-dosering is een voorkeuzefunctie
- wordt alleen bij neergelaten pick-up ingeschakelt
3. Bovenbouw
Keuze pijl wijst naar het symbool voor
bovenbouw
- omhoog zetten met de toets "+"
-
zakken met de toets "-"
De van toepassing zijnde ventielen worden voor 3 secon-
den aangestuurd. Indien nodig de functies meermalen
herhalen.
Waarschuwing! Tijdens het opzetten of da-
len van de bovenpanelen wordt hydrauliek
gebruikt, en zijn de toetsen voor andere hy-
draulische functies tijdelijk geblokkeerd.
4. Bedrijfsgegevens – dagenteller wissen
Keuze pijl zwijst op het symbool voor
bedrijfsgegevens
- inschakelen met toets "+"
- uitschakelen met toets "-"
Symbolen bij het verlaten van de SET-aanduiding
"0 L" en "0 h"
= dagenteller wordt gewist
"L XX" en "h I.X"
= dagenteller wordt niet gewist
5. Teruglooptijd bodemketting instellen
Keuze pijl op het symbool voor
bodemketting teruglooptijd
- verhogen met 0,1 s met de toets "+"
- verlagen met 0,1 s met de toets "-"
- voor het ontlasten van de doseerwalsen bij de los
automaat
- instelbereik tussen 0,1 en 3 seconde
Aanwijzing!
In het display
worden alleen
de functies
weergegeven die
in het CONFIG-
menu zijn
geactiveerd.
6. Achterklep-openingsduur bij los-automaat
instellen
Keuze-pijl wijst naar het symbool voor de achterklep-
openingsduur
(deze duur is alleen instelbaar bij wagens met
doseerwals)
- 35 -
0900_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
7. Uitgebreid SET-menu
Toets 8 seconden indrukken
Betekenis van de symbolen:
a Rolbodem-trap 1
b Rolbodem-trap 19
c Knikdissel klep-vertragingsduur
Instelbereik: 100 ms - 900 ms
Aanwijzing: standaard is deze duur ingesteld op
100 ms, deze duur moet alleen worden verlengd
als de knikdissel bij het heffen eerst een stuk naar
beneden kantelt.
d Rolbodem-snelstop
Aanwijzing: wanneer deze functie is geactiveerd,
dan wordt de rolbodem bij het indrukken van de
toets “Achterklep sluiten” direct gestopt en de
doseerwalsen worden ontkoppeld.
a b c d
Instellen van stand 1 of 19 met de toets “SET"
Aanpassen van de bodemketting snelheid met de
trekkerhydrauliek.
Waarschuwing!
Zorgt u ervoor, dat bij het afstellen de
bodemketting vrij kan lopen.
Bij het afstellen draait de hydrauliekmotor ondanks gesloten
achterklep en bij volle belading.
Keuze stand 1
- bodemketting snelheid
- met de toets "-" verminderen
- de bodemketting zal nog met de minimale snelheid
draaien
- komt overeen met stand 1
Keuze stand 19
- bodemketting snelheid
- met de toets "+" verhogen
- de bodemketting zal met iets minder dan de
maximale snelheid draaien
- komt overeen met stand 19
Procentuele aanduiding hoe het KRB-ventiel aangestuurd
wordt
Overnemen van de nieuw ingestelde waarde
- met de toets
afbreken zonder overname van de ingestelde waarde
- met de toets
- 36 -
0900_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Betekenis van de foutmeldingen (van links naar rechts)
- Pick-up ventiel
- Doseerwalsen ventiel
- Knikdissel ventiel
- Dwarsafvoerband ventiel
(standventiel 1 bij mechanische dwarsafvoerband)
(proportioneel ventiel bij hydraulische dwarsafvoerband)
- Messenbalk ventiel
- Achterwand ventiel
- Bodemketting stand 2 ventiel
- Meelopende gestuurde as ventiel
- Bovenbouw ventiel
- Laadruimteverlichting
- Toevoegmiddel doseer uitgang
- Meerwegventiel (Y3 of Y4)
- Dwarsafvoerband-ventiel
(standventiel 2)
- Proportioneel ventiel (bodemketting-aandrijving)
- Sensor voedingsspanning
- Bedrijfsspanning
Diagnose functies
Schakel-uitgangen van de computer worden op
- bedrijfsspanning
- sensor-voedingsspanning
- kortsluiting naar massa of 12 V
- kabelbreuk en
- overbelasting gecontroleerd.
Bij fouten-herkenning wordt
- alarm in beeld geprojecteerd
- alarmtoon is hoorbaar
-
het daarop beantwoordende symbool wordt aangeduid
Diagnose functies kunnen voor alle afzonderlijke kanalen
uitgeschakeld worden.
Nieuw opstarten van de computer is nodig wanneer
- relais voor voedingsspanning van de uitgang langer
als 2 seconden uitgeschakeld wordt, bijvoorbeeld
ten gevolge van een te lage bedrijfsspanning.
Het relais wordt om veiligheidsredenen niet meer
zelfstandig ingeschakeld.
Een fout moet met de toets “I/O" ongedaan gemaakt
worden. Een ongedaan gemaakte fout wordt tot de
volgende herstart van de computer niet meer gemeld.
Diagnose voor een poort uitschakelen
Diagnose functie voor een als fout herkende en door
de chauffeur ongedaan gemaakte uitgang worden
van de diagnose uitgesloten.
Na succesvol ongedaan maken
Druk de toets gedurende 12 seconden
- in de SET-aanduiding
Blokkering wordt voor de reeds eerder geblokkeerde
uitgangen duurzaam opgeslagen, dit wordt met een
korte signaaltoon aangegeven.
Dit is voor het uitschakelen van ventielen die niet
voorhanden zijn (optimale machine inrichting).
Tip! Het alarm voor de voedingsspanning en de sensor-
voedingsspanning kan niet uitgeschakeld worden.
(Indien het alarm voor bedrijfsspanning bij elke herstart
optreed, de 3-polige stekker afnemen en direct aan de
trekkeraccu aansluiten “zie hoofdstuk in gebruik stellen”
Controle messenbalk
Eenmalig uitvoeren bij neergelaten pick-up en
ingeschakelde aftakas
- bij opnieuw opstarten van de boordcomputer
- als de messenbalk uitgeklapt is
Aangeduid door:
- twee pieptonen en
- vijfvoudig oplichten van het symbool
- 37 -
0900_NL-Power-Control_5543
NL
POWER CONTROL – BEDIENING
Sensortest
In het Sensortest veld komt men als volgt vanuit het
WORK of DIAG scherm:
-
Druk de toets-STOP gedurende 4 seconden
Het testveld verlaat men als volgt
- Druk de toets-I/O
Weergave van de huidige sensor status:
Aftakas toerental (uitgeschakeld)
Aftakas draait (toerental > 225 omw./min.)
Boordcomputer stroomvoorziening
Minimale waarde
vanaf het moment van inschakelen
IST waarde
vulstandsklep boven
vulstandsklep onder
Messenbalk uitgeklapt
Druk op de doseerwalsen
Achterklep geopend
Oliedrukschakelaar
Voorbeeld:
Een zwart vierkant naast het symbool voor de
vulstandsklep boven betekent:
- vulstandsklep is ingeschakeld
- bij het activeren en deactiveren van de sensor moet
het vierkant van zwart naar wit wisselen
Machine instelling
In het CONFIG veld komt men als volgt vanuit het WORK
of TEST scherm:
-
Druk de toets-STOP gedurende 8 seconden
Hier wordt nu de huidige configuratie weergegeven.
automatisch laden
Dwarsafvoerband
Meelopende gestuurde as
Bodemkettingsnelheid 2
Doseerwalsen
Laadruimteverlichting
A = automatisch
- Schijnwerper licht op wanneer de
achterwand open staat
M = manueel
Permanente verlichting wanneer in
SET-menu is geactiveerd
Toevoegingsmiddel-dosering
Bovenbouw
- Het wisselen tussen de verschillende instellingen
gebeurt met de toets I/O
.
- De keuze pijl wijst telkens op de gekozenwijst telkens op de gekozen
instelling.
- Met de toets "+"
en "-"
kan de functie
in- of uitgeschakeld worden.
V voor het symbool = functie ingeschakeld
X voor het symbool = functie uitgeschakeld
Met uitzondering van de dwarsafvoerband ( X = functie
uitgeschakeld, M = mechanische aandrijving, H =
hydraulische aandrijving)
- de menu en besturingsfuncties worden
aangepast
- de uitgangsdiagnose voor niet aanwezige functies
word gedeactiveerd
Het verlaten van het CONFIG veld geschiedt als volgt:
- Druk de toets-STOP
- boordcomputer zet alle startposities terug (RESET
van alle diagnose functies)
- herstart word uitgevoerd
- 38 -
0700_NL-Wireless-Power-Control_5543
WIRELESS POWER CONTROL – REGELING
NL
Aanwijzing!
Het apparaat is
uitgerust met een
hoogwaardige
lithium-ionen
accu. Alle serie-
apparaten worden
met een volledig
opgeladen
accu geleverd.
Wanneer het
apparaat
gedurende een
langere periode
niet wordt
gebruikt, moet de
laadniveau-LED
groen weergeven.
186-07-02
LED niveau Laadniveau van de accu
groen ca. 75%...100%
oranje ca. 30%...75%
rood ca. 7%...30% (accu opladen)
rood snl knipperend ca. 1%...7% (accu opladen)
rood langzaam
knipperend
accu wordt opgeladen
(laadniveau als rood)
oranje langzaam
knipperend
accu wordt opgeladen
(laadniveau als oranje)
groen langzaam
knipperend
accu wordt opgeladen
rood en groen
snel afwisselend
knpperend
temperatuur alarm
(temperatuur van
de accu te hoog
– apparaat uitschakelen –
klantenservice raadplegen)
Aanwijzing!
De laadduur van
het laadniveau
‘rood snel knippe-
rend’ tot ‘groen’
(helemaal opgela-
den) bedraagt ca.
1,5 uur. (Er wordt
uitgegaan van een
ononderbroken
oplaadprocedure
en van een nieu-
we accu).
1
2
3
Opladen van de accu
- Voorwaarde voor storingsvrije werkzaamheden is dat
de accu van de terminal voldoende opgeladen is.
- De terminal is uitgerust met een microcontroller
gestuurde oplaadautomaat.
- Voor iedere oplaadprocedure moet de terminal (1) zijn
ingeschakeld.
- Het opladen gebeurt tijdens de werkzaamheden op de
machine via de houder (2).
- Buiten de machine kan de accu via de meegeleverde
stekker (3) in het stopcontact worden opgeladen.
Opladen in de terminal-houder (2):
- Wanneer de ingeschakelde terminal zich in de
houder bevindt, wordt het indien nodig automatisch
opgeladen.
Opladen met de stekker in het stopcontact (3):
- Terminal (1) met de stekker verbinden
- Stekker (3) in een 230V stopcontact steken
- Terminal (1) inschakelen
- Na ca. 25 sec. wordt het laadniveau van de accu in
het display weergegeven
- Wanneer de terminal helemaal opgeladen is, schakelt
hij automatisch uit
Het laadniveau op het display wordt niet weergegeven,
wanneer de terminal met een jobcomputer of een PC
is verbonden.
Laadniveauweergave middels LED
- Het laadniveau van de accu wordt weergegeven met
een LED aan de bovenzijde van de terminal.
- 39 -
0700_NL-Wireless-Power-Control_5543
WIRELESS POWER CONTROL – REGELING
NL
Ontladen van de accu
Stroomspaarmodus bij het gebruik van de
accu:
- Wordt de terminal bij ingeschakelde toestand niet
gebruikt (geen bediening van het toetsenbord), dan
wordt de achtergrondverlichting van het display na 15
sec. uitgeschakeld.
Wordt in deze situatie een toets aangeraakt, dan licht
de achtergrondverlichting direct op naar 100%.
- Heeft de accu een bepaald ontlaadniveau (LED is rood
of snel rood knipperend) bereikt, dan wordt op het
display middels een accusymbool een oplaadadvies
gegeven. Bovendien klinkt een akoestisch signaal.
- Heeft de accu nog maar weinig capaciteit over, dan
wordt de terminal automatisch uitgeschakeld, om te
voorkomen dat de accu helemaal wordt ontladen. (Kort
voor het uitschakelen knippert de LED snel rood.)
- Hoelang de accu kan worden gebruikt, hangt af van
de belasting door de bedienende persoon (tijd niet in
stroomspaarmodus). Bij een grote belasting en vol
geladen accu kan de terminal ca. 4 uur zonder bij te
laden worden bediend. (Deze waarde is vastgesteld
met nieuwe accu’s).
Pairing
- De pairing dient een beveiligde punt tot punt
verbinding.
De gegevensoverdracht vindt alleen plaats tussen
gepaarde deelnemers.
- Een wireless uitrusting bestaat o.a. uit een terminal en
een houder.
In de terminal en de houder is tevens een ontvanger
geïntegreerd.
Bij de levering van de apparatuur zijn beide partners
reeds gepaard.
Wanneer de partners opnieuw moeten worden gepaard,
dient als volgt te werk worden gegaan:
Voordat het opgeslagen partneradres van de houder
wordt gewist, moet bij ingeschakelde toestand met de
meegeleverde magneet over de markering (lichtbruine
sticker) worden bewogen.
Vervolgens dient de houder te worden
uitgeschakeld.
Nadat de houder opnieuw is ingeschakeld, moet ook de
terminal binnen 30 sec. middels ingedrukte stop-toets
worden ingeschakeld.
De stop-toets moet zolang ingedrukt blijven tot de
zandloper in het display verschijnt.
- Als de ‘WORK’-aanduiding op het display verschijnt,
is de pairing succesvol verlopen.
(Voorwaarde: de jobcomputer is aangesloten en
gebruiksklaar.)
- De procedure voor het leggen van de verbinding kan
maximaal 30 sec. duren.
Wordt de terminal voor het uitlezen van bedrijfsgegevens
met een PC verbonden, dan gebeurt de pairing
automatisch via de PC.
Een hernieuwde, manuele pairing na een PC-verbinding
is niet nodig.
Bereik van de radioverbinding
- Bij de gegevensoverdracht tussen terminal en
jobcomputer gaat het om een radioverbinding volgens
bluetoothstandaard V1.1.
- De hardware valt onder de bluetooth Claas 2 met een
radiobereik van ca. 10 m, afhankelijk van de plaatselijk
omstandigheden.
- 40 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
Display
Trekker terminal
Joystick
ISO-Bus
adapter
Trekkerkabel met ISO-Bus
Bedieningspaneel ISO-Control
10 Ampere-zekering
Varianten
Bediening met de ISO-Control-Terminal
Varianten
Bediening via de ISO-Bus-Trekker-Terminal
Boordcomputer ISO-Bus geschikt
ISOBUS - TERMINAL
- 41 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
ISOBUS - TERMINAL
Bedieningsstructuur – Ladewage met ISOBUS-aansluiting
F = Aanduidings-menu
T = Toetsen nummering
V = Varianten
STOP
CONFIG
- 42 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
ISOBUS - TERMINAL
Start menu
Basis instellingen menu
Laadmenu
Verklaring van de toetsen:
T1 STOP
T2 Basisinstellingen
T3 Laadfuncties
T4 Losfuncties
T5 Data menu
T6 Set menu
Verklaring van de toetsen:
T1 STOP
T2 Pick-up heffen
(Display aanduiding )
T3 Pick-up zakken
(Display aanduiding )
T4 Knikdissel – wagen heffen
T5 Knikdissel – wagen zakken
T6 Bodemketting terug draaien
(Display aanduiding )
T7 Automatisch laden
(Display aanduiding )
T8 Messenbalk inklappen
(Display aanduiding )
T9 Messenbalk uitklappen
(Display aanduiding )
T10 Een niveau terug gaan
Verklaring van de toetsen:
T1 STOP
T2 Stuuras aan/uit
(Display aanduiding / )
T3 Knikdissel – Wagen heffen
T4 Knikdissel – Wagen zakken
T5 Schijnwerper voorkiezen
(Display aanduiding )
T6 Toevoegmiddel dosering
(Display aanduiding )
T7 Bovenbouw opklappen
T8 Bovenbouw neerklappen
T9 -
T10 Een niveau terug gaan
Opmerking:
Een grijze softkey
betekent dat
deze momenteel
niet kan worden
bediend.
Wanneer op een
softkey wordt
gedrukt, wordt
een venster
ingevoegd dat
de oorzaak voor
de vergrendeling
weergeeft.
- 43 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
ISOBUS - TERMINAL
Los-menu
Variant zonder dwarsafvoerband
Verklaring van de toetsen:
T1 STOP
T2 Automatisch lossen
- openen van de achterklep
(Display aanduiding )
- bodemketting draait terug
- doseerwalsen worden ingeschakeld
- bodemketting draait naar achteren
T3 Bodemketting omschakeling langzaam/snel
(Display aanduiding
/ )
- Omschakeling naar een ander scherm
T3.4 - Snelheid verhogen (snelheid 0-20)
T3.5 - Snelheid verminderen (snelheid 20-0)
T4 Bodemketting snelheid
- Omschakeling naar een ander scherm
T4.4 - Snelheid verhogen (snelheid 0-20)
T4.5 - Snelheid verminderen (snelheid 20-0)
T5 Bodemketting terug draaien
(Display aanduiding )
T6 Achterklep openen – tijdsvertraging
(Display aanduiding )
T7 Achterklep sluiten
(Display aanduiding )
T8 Doseerwalsen aan/uit
(Display aanduiding )
T9 Geen functie
T10 Een niveau terug gaan
Aanwijzing! 1)
Wanneer de
losautomaat bij
uitgeschakelde
aftakas wordt
gestart, wordt de
waarschuwings-
melding ‘PTO’
weergegeven en
klinkt een alarm-
signaal geduren-
de 2 seconden.
De losautomaat
wacht maximaal
10 seconden
totdat de aftakas
weer in beweging
komt, voordat de
procedure wordt
voortgezet, dan
wel wordt afge-
broken.
Aanwijzing!
Wanneer de do-
seerwals bij uitge-
schakelde aftakas
wordt gestart,
wordt gedurende
5 seconden de
waarschuwings-
melding ‘PTO’
weergegeven en
gedurende 2 se-
conden klinkt een
alarmsignaal.
1) alleen bij wagens met doseerwalzen
- 44 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
ISOBUS - TERMINAL
Los-menu
Variant met dwarsafvoerband Verklaring van de toetsen:
T1 STOP
T2 Losautomaat voorkeuze
- Omschakeling naar een ander scherm
T2.2 Losautomaat zonder dwarsafvoerband
- openen van de achterwand
- bodemketting draait terug
- doseerwalsen starten
- bodemketting draait naar achteren
T2.3 Losautomaat met dwarsafvoerband
- dwarsafvoerband start met draaien naar links
- bodemketting draait terug
- doseerwalsen starten
- bodemketting draait naar achteren
Achterwand wordt niet geopend
T2.4 Losautomaat met dwarsafvoerband
- dwarsafvoerband start met draaien naar rechts
- bodemketting draait terug
- doseerwalsen starten
- bodemketting draait naar achteren
Achterklep wordt niet geopend
(bij gesloten achterklep gebeurt er niets)
T3 Bodemketting omschakeling langzaam/snel
(Display aanduiding / )
- Omschakeling naar een ander scherm
T3.4 snelheid verhogen
T3.5 snelheid verlagen
T4 Bodemketting snelheid
- Omschakeling naar een ander scherm
T4.4 snelheid verhogen (snelheid 0-20)
T4.5 snelheid verlagen (snelheid 20-0)
T5 bodemketting draait terug
(Display aanduiding )
T6 achterklep openen
(Display aanduiding )
T7 achterklep sluiten
(Display aanduiding )
(ook voor het beëindigen van automatisch lossen)
T8 doseerwalsen aan/uit
(Display aanduiding )
T9 dwarsafvoerband voorkeuze
(Display aanduiding )
- Omschakeling naar een ander scherm
T9.8 dwarsafvoerband naar links
T9.9 dwarsafvoerband naar rechts
T10 Een niveau terug gaan
1) alleen bij wagens met doseerwalzen
Aanwijzing! 1)
Wanneer de
losautomaat bij
uitgeschakelde
aftakas wordt
gestart, wordt de
waarschuwings-
melding ‘PTO’
weergegeven en
klinkt een alarm-
signaal geduren-
de 2 seconden.
De losautomaat
wacht maximaal
10 seconden
totdat de aftakas
weer in beweging
komt, voordat de
procedure wordt
voortgezet, dan
wel wordt afge-
broken.
Aanwijzing!
Wanneer de do-
seerwals bij uitge-
schakelde aftakas
wordt gestart,
wordt gedurende
5 seconden de
waarschuwings-
melding ‘PTO’
weergegeven en
gedurende 2 se-
conden klinkt een
alarmsignaal.
- 45 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
ISOBUS - TERMINAL
Data menu
Verklaring van de toetsen:
T1 STOP
T3 Deelteller uitwissen
T5 Een niveau terug gaan
Config-menu
Door het 10 seconden ingedrukt houden van de toets
“STOP” in het start menu (F1) komt men in het CONFIG
menu.
- Doorschakelen naar de individuele functies d.m.v.
de "Abwärts " of "Aufwärts " toetsen.
- Met de toets “+(YES)” en “- (NO)” kan de functie
in- of uitgeschakeld worden.
V voor het symbool = functie ingeschakeld
X voor het symbool = functie uitgeschakeld
Met uitzondering van de dwarsafvoerband ( X = functie
uitgeschakeld, M = mechanische aandrijving, H =
hydraulische aandrijving)
T1.1 - Nieuw opstarten van de computer
Betekenis van de symbolen:
Automatisch laden
Dwarsafvoerband
Meelopende gestuurde as
Bodemkettingsnelheid 2
Doseerwalsen
Laadruimteverlichting
A = automatisch
- Schijnwerper licht op wanneer de
achterwand open staat
- Schijnwerper licht ook op bij achteruit
rijden *)
M = manueel
- Permanente verlichting indien in
basisinstellingsmenu geactiveerd
Toevoegingsmiddel-dosering
Bovenbouw
*)
*) Let op! Voor extra schijnwerpers bijv. op de as is een re-
laisschakeling noodzakelijk!
- 46 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
ISOBUS - TERMINAL
Let op!
Een gewijzigde
instelling moet
met de OK-toets
worden bevestigd.
Let op!
Voordat de bestu-
ring voor de eers-
te keer in gebruik
wordt genomen,
dienen enkele
zaken te worden
ingesteld, zodat
de machine op
de juiste manier
functioneert.
Uitgaand van Start-menu
- Toets 6 drukken
Op deze manier komt u in het SET-menu
Set-menu
6
1
2
3
5
4
a
b
c
6
6
d
e
Betekenis van de toetsen:
1 STOP
2 Bodemketting instelling niveau 1
Omschakeling naar een ander scherm
3 Bodemketting instelling niveau 19
Omschakeling naar een ander scherm
4 TEST-functie
Omschakelen naar TEST-menu
5 DIAG-functie
Omschakelen naar DIAG-menu
6 Schakelen tussen bladzijde 1 en bladzijde 2
In het SET-menu kunnen nog andere instellingen worden
ingevoerd:
a Meelopende gestuurde as
b Rolbodem-snelheid trap 1 en 19
c Laad- en losmoment
d Rolbodem voorloopduur voor losautomatiek
e Achterklep-openingsduur bij los-automaat
Aanwijzing! Deze duur kan alleen worden gewijzigd
bij wagens met doseerwalsen.
- Instelbare waarden: 0 – 5 seconden
- 47 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
ISOBUS - TERMINAL
Snelheid Toestand van de stuuras
lager 3 km/h geblokkeerd
negatief (achteruit) geblokkeerd
hoger 3 km/h en lager dan
ingestelde waarde geopend
hoger dan ingestelde waarde geblokkeerd
Het snelheidssignaal kan naar keuze via de ISOBUS-
trekker of via een extra kabel van de trekker worden
opgevangen (zie ‚gebruik van tractorgegevens‘).
- Bedrijfsmodus HAND of AUTO(matik) kiezen
Handmatig bedrijf:
De stuuras wordt met de toets in het
basisinstellingsmenu
- geopend (symbool knippert zwart) of
- gesloten (symbool wit)
Automatisch bedrijf:
De stuuras wordt automatisch gestuurd, afhankelijk
van de snelheid.
De ingestelde snelheid bepaalt de bovengrens.
Instelbare waarden: tussen 10 en 20 km/h
Aanwijzing!
De achteras wordt ook bij open achterklep
automatisch geblokkeerd!
Let op!
De stuuras moet geblokkeerd worden:
- bij rechtuit rijden met een snelheid meer
dan 30 km/u
- op een onverharde ondergrond
- op hellingen
- bij ontlasting van de voorste as door
knikdisselaandrijving
- in combinatie met gleufsilo
- indien de zijdelingse geleiding van de
ongestuurde as niet meer voldoende is
1. Meelopende gestuurde as
Laadmoment:
Instellen van de belastingsgrens voor de automatische
bediening van de rolbodem.
- Functioneert alleen bij automatisch laden
- Functie ‚Rolbodem laden‘ wordt automatisch
gestuurd als de actuele benuttingsfactor de
ingestelde waarde overschrijdt.
- Instelbare waarden: 1 - 100 (standaardwaarde 55)
Hiermee kan de voorloopduur van de rolbodem worden
ingesteld.
- Ontlast de druk op de doseerwals
- Instelbare waarden: 0,1 - 3 seconden
(standaardwaarde 0,7 seconden)
Wordt voor voertuigen zonder doseerwals
onderdrukt.
2. Laad- en losmoment
Losmoment:
Instellen van de belastingsgrens voor de stilstand van
de rolbodem.
- Functioneert alleen bij automatisch lossen
- Functie ‚Rolbodem lossen‘ wordt onderbroken als
de actuele benuttingsfactor de ingestelde waarde
overschrijdt.
- Instelbare waarden: 1 - 100 (standaardwaarde 45)
3. Rolbodem-voorloopduur voor losautomatiek
Let op!
Bij droog voer kan
de waarde wor-
den verhoogd.
Bij vochtig voer kan
de waarde wor-
den verlaagd.
- 48 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
ISOBUS - TERMINAL
Verklaring:
Gewenste stand is bereikt
Gewenste stand is niet bereikt
M: Afgenomen vermogen
( indien draaimomentsensor
aanwezig is)
Afstelling ca. 440 digits in onbelaste toestand.
Uitgaand van het SET-menu
- Toets 4 drukken
Op deze manier komt u in het TEST-menu
Test-menu
Door het drukken op de toets "DIAG-->" gedurende 12
seconden
- uitschakelen van de diagnose-functies voor alle
ongedaan gemaakte fouten uitgangen inclusief de
reeds eerder geblokkeerde uitgangen.
- omschakeling van het symbool "" in " "
- wordt door een korte toon gesignaleerd
Door het drukken op de toets "DIAG-->" gedurende 15
seconden
- vrijgave van de diagnose functies voor alle uitgangen
(m.u.v. laadruimte verlichting 2)
- vervangen van alle " "
- wordt door middel van een lange toon
gesignaleerd
De samenvoeging van de Matrix-velden komt overeen
met de volgende uitgangen:
A1 - Pick-up ventiel
A2 – Doseerwalsen-ventiel
A3 – Knikdissel-ventiel
A4 – Dwarsafvoerband-ventiel
A5 – Messenbalk-ventiel
A6 – Achterklep-ventiel
A7 – Bodemketting-snelheid2-ventiel
A8 – Stuuras ventiel
B1 - Bovenbouw-ventiel
B2 – Laadruimteverlichting
B3 – FM – toevoegingsdosering
B4 – Meerwegventiel (Y3 of Y4)
B5 – Dwarsafvoer ventiel links
B6 – KRB proportioneel ventiel
De volgende symbolen worden aangegeven:
... Uitgang in orde
... Diagnose uitgeschakeld
..Diagnose is aangesprongen en werd ongedaan
gemaakt
Bij fouten herkenning wordt
- alarmbeeld ingeschakeld
- alarmtoon is hoorbaar
De diagnose functie kan voor alle afzonderlijke kanalen
uitgeschakeld worden.
Een fout moet met de knop “ACK” ongedaan gemaakt
worden. Een ongedaan gemaakte fout wordt tot de volgende
nieuw start van de computer niet meer gemeld.
Uitgaand van het SET-menu
- Toets 5 drukken
Op deze manier komt u in het diagnose-menu
Let op!
Het alarm voor de
voedingsspanning
kan niet uitge-
schakeld worden.
Diagnose menu
- 49 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
ISOBUS - TERMINAL
Voor de ladewagen knoppen op de Joystick toewijzen
Druk de “toets F4” op de ISO-Control
bedieningskast
Systeemmenu wordt weergegeven
Druk op de softkey-toets “externe Eingabe”
Het toewijzingsmenu wordt weergegeven
- Uitgangspositie is steeds ( )
- Met het toetsenblok de functies kiezen
Instellen van de Joystick
• Toewijzing kiezen
1 x drukken van de toets “+(YES)” of “-(NO)”
Varianten 1
Kan slechts 2 keer worden toegepast, 1 functie op
de starttoets en 1 functie op de stoptoets – voor de
Joysticktoewijzing niet noodzakelijk
2 x drukken van de toets “+(YES)” of “-(NO)”
Varianten 2
Gewenste functie aan een Joysticktoets toewijzen.
- verder schakelen met de+(YES)” toets
Pas op: De cijfers op het Joysticksymbool (1/2//3)
duidt de schakelaarstand van het moment aan!
1 Schakelaar boven (LED licht rood op)
2 Schakelaar boven (LED licht geel op)
3 Schakelaar boven (LED licht groen op)
Voordeel:
Door het drukken op de Joystick toets wordt de
functie direct aangestuurd
Mogelijke indeling:
1 Laadfuncties
2 Losfuncties
3 Overige functies
Tip!
De druktoetsen
zijn vrij program-
meerbaar.
Tip!
De joystick word pas
geactiveerd als na de
eerste keer indruk-
ken van een toets op
de joystick met de
druktoets “+(YES)”
bevestigd word.
- 50 -
0900_NL-ISOBUS-Terminal_5543
NL
ISOBUS - TERMINAL
Gebruik van Trekkergegevens
Tip!
Als de trekker geen
ISOBUS aanslui-
ting heeft vertaald
de ISO-Control
bediening (FO205)
het trekkersignaal
in een ISOBUS
signaal.
T1
T2
T3
T4
T5
T6
• Druk de “toets F4” op de ISO-Control bedieningskast
- Systeemmenu wordt weergegeven
Druk de toets „Traktor-Jobrechner“
- De status van de trekker boordcomputer wordt
getoond.
De status kan met de Softkey toets T1 geactiveerd
en gedeactiveerd worden.
- De trekker boordcomputer stelt de rijsnelheid vast,
de afgelegde afstand, het aftakastoerental en de
positie van de hefinrichting.
- De actuele instellingen worden getoond.
3. Aftakastoerental
- Druk op de softkey-toets T5 „Setup“
- met de toets "Abwärts " de positie "Zapfwellen-
Impulse pro Umdrehung" kiezen.
- Ingave van het aantal impulsen op het
toetsenblok
- Een gewijzigde keuze moet met Enter bevestigd
worden.
- Het gemeten aftakastoerental wordt getoond.
- Als er een aftakas-sensor signaal aanwezig is
verschijnt er in het vierkant een V.
4. Werkstand
Als er een werkpositie signaal ( EIN= hefinrichting
naar beneden) aanwezig is verschijnt in het vierkant
een V.
Een leeg vierkant betekent of de werkpositie AUS
(= hefinrichting naar boven) of het signaal is niet
beschikbaar.
2. Snelheid ( gebaseerd op de afstand )
- Druk op de softkey-toets T5 „Setup“
- Met de toets "Abwärts " de positie
“Bodenbasierend” kiezen.
- Met de toetsen “+” en “-“ kan men tussen “GPS”,
“Radarsensor” en “deaktiviert” kiezen.
- Een gewijzigde keuze moet met Enter bevestigd
worden.
- De instelling “GPS/Radar” stelt de snelheid of via
GPS of via de Radarsensor vast, waarbij de GPS
de voorkeur heeft. Dat betekent, wanneer er geen
GPS signaal beschikbaar is het Radar signaal als
meetbron dient.
- Bij de instelling Radarsensor wordt uitsluitend het
radarsignaal gebruikt.
- Als “Radarsensor” gekozen word kan men met het
toetsenblok naar de ingave van het aantal impulsen
per 100 meter springen.
- Directe ingave of de 100 meter testafstand
afleggen zoals bij “Snelheid (gebaseerd op aantal
wielomwentelingen )” beschreven.
Tip!
Tijdens het afleg-
gen van de 100
meter testafstand
zijn de snelheid
en traject ongel-
dig.
T1
T2
T3
T4
T5
T6
T1
T2
T3
T4
T5
T6
1. Snelheid
(gebaseerd op aantal wielomwentelingen)
- Druk op de softkey-toets T5 „Setup“
- Met de toets “+” en “-“ kan men tussen “wielsensor”
en “niet geactiveerd” kiezen.
- Een gewijzigde keuze moet met Enter bevestigd
worden.
- Als “Wielsensor” gekozen word kan men met het
toetsenblok naar de ingave van het aantal impulsen
per 100 meter springen.
- Als het aantal impulsen bekent is dan kan deze
d.m.v. het toetsenblok direct worden ingegeven
en met Enter worden opgeslagen.
- Als het aantal impulsen niet bekent is kan dit
vastgesteld worden.
Werkwijze:
- Druk op de softkey-toets T2 "R 100m Start"
- Een afstand van precies 100 meter afleggen
- Druk op de softkey-toets T2 "R 100m Stop"
- Het daarbij vastgestelde aantal impulsen wordt
vastgelegd.
Over de 7-polige Trekker-Signaal contactdoos kunnen
diverse signalen van de trekker aan de boordcomputer
doorgegeven worden.
0800_NL-BELADEN_5543
NL
- 51 -
HET VULLEN VAN DE WAGEN
Laden algemeen
Belangrijke aanwijzingen
Een kleefplaatje, dat op de dissel is aangebracht,
geeft aan voor welke toerental (540 rpm / 1000 rpm)
de aandrijftandwielkast geschikt is.
Let er daarom ook op dat de kruiskoppelingsas
een goede slipkoppeling heeft (ook het juiste type,
zie onderdelenboek), zodat bij overbelasting geen
onnodige schade aan de wagen onstaat.
Overbelastingsbeveiliging van de cardanas zie
hoofdstuk ‘Technische gegevens’.
De rijsnelheid moet altijd aangepast worden aan de
mogelijkheden en verhoudingen die het terrein biedt.
Bij het rijden op hellingen moet men oppassen en
moet men het plotseling maken van bochten vermijden
(gevaar voor omslaan).
Kort materiaal met weinig toeren, hoge rijsnelheid en
grote voerpaketten (dikke zwaden).
Het laden van groenvoer (zomerstalvoedering)
- Groenvoer wordt in de regel uit een zwad
opgenomen.
- Gemaaide zwaden in dezelfde rijrichting opnemen als
gemaaid is. (Stengeltoppen het eerst).
- Gewaskeerplaat (52) diep instellen (positie T).
Het laden van voordroogkuil
- Voordroogkuil wordt goed van het zwad opgenomen.
- De gewaskeerplaat (52) hoog afstellen (positie H).
540 Upm 1000 Upm
Veiligheids-
aanwijzin-
gen
• Wanneer men
aan de wagen
gaat werken, is
het belangrijk dat
men de kruiskop-
pelingsas van de
trekker afneemt
en de motor
van de trekker
stoptzet.
• Dit geldt ook
wanneer men aan
de pick-up gaat
werken.
Opraper afstellen
1. Opraper iets optillen en de gatenstrip (51) links en
rechts in dezelfde positie bevestigen.
2. Met borgveer vastmaken.
Hoog afstellen:
Als de stoppels lang zijn en het terrein hobbelig.
Diep afstellen:
Als het gewas kort is en het terrein vlak.
Gewaskeerplaat afstellen (52)
- Bij kleine zwaden en kort gewas, gewaskeerplaat diep
hangen (positie T).
- Bij grote zwaden, gewaskeerplaat hoog hangen
(positie H).
51
T
H
52
314-07-09
Het beginnen van laden
1. Aftakas van de trekker inschakelen.
2. Opraper laten zakken.
Let op! De aandrijving van de opraper en de invoerrotor
worden dan automatisch ingeschakeld.
3. Hendel (ST) van het
trekkerstuurventiel
naar voren zetten
(persdruk) en
vergrendelen.
De olie wordt dan naar het
stuurventielenblok van de
wagen gestuurd.
4. Let op de aftakastoerental.
Laden met een aftakastoerental van ca. 750-850
omw./min en een hoge rijsnelheid.
Tijdens het laden opletten
Opraper bij een leeg invoerkanaal heffen.
In bochten het motortoerental verlagen.
In scherpe bochten aftakas uitschakelen en opraper
heffen.
Ongelijkmatig laden vermijden. Dit is belangrijk voor
de disselbelasting (zie ook opgave bij de dissel).
Voor een optimale belading van de wagen de
bodemketting kortstondig inschakelen of de
laadautomaat inschakelen (zie hoofdstuk “POWER
CONTROL”).
Let op de vulindicator (FULL)
Let op!
Toegestane asdruk en totaalgewicht in
de gaten houden!
Overschreiden van de toegestane asdruk
en het toegestane totaalgewicht kan
schade aan onderstel, frame, dissel of
banden veroorzaken.
Let U bij gewas met hoog vochtgehalte
op de hogere specifieke gewichten.
0700_NL-Entladen_5543
NL
- 52 -
LOSSEN VAN DE WAGEN
Lossen van de wagen
Lossen met doseerwalsen
- Achterhek openen.
- Aftakas inschakelen.
- Doseerwalsen ontlasten
- Losautomaat inschakelen
of
- Aandrijving doseerwalsen inschakelen.
- Bodemkettingaandrijving inschakelen.
- Snelheid van de bodemketting afstellen (zie hoofdstuk „POWER CONTROL“).
Lossen zonder doseerwalsen
- Achterhek openen.
- Aandrijving bodemketting inschakelen.
Drukknop achterzijde (32)
- voor bodemketting
- tijdens het laden is de drukknop ingedrukt
- tijdens het lossen ( achterwand geopend, bodemketting loopt ) is de drukknop niet ingedrukt.
Bij nogmaals indrukken schakelt de bodemketting uit.
Algemene aanwijzingen
Wordt tijdens het gebruik van de bodemketting een tweede functie ingeschakeld
dan wordt de bodemkettingaandrijving automatisch tijdelijk uitgeschakeld.
Uitschakelkoppeling (NS) van de doseerinrichting
Wanneer de walsen overbelast worden resp.: de snelheid van
de bodemketting te hoog is, wordt de aandrijving door de
koppeling uitgeschakeld (= 1200 Nm).
- Aftakas uitschakelen.
- Bodemketting kort naar voren laten draaien.
De bodemketting draait naar voren en daardoor wordt de druk
op de walsen verkleind.
- Aftakas weer inschakelen.
- Snelheid van de bodemketting afstellen (zie hoofdstuk „POWER
CONTROL“).
Beeindigen van het lossen
- Bodemketting uitschakelen.
- Achterhek sluiten.
Rijden op de weg
Let op! Op de weg alleen met gesloten achterhek rijden.
KB KV-KR
KR
KV
- 53 -
NL
0400_NL-Allgemeine-Wartung_BA
Hydrauliekinstallatie
Wees voorzichtig met hydrauliekinstallaties i.v.m.
verwonding en infectie.
Als er olie uit een slang of leiding spuit, kom dan niet
te dichtbij. Vloeistof zoals olie onder hoge druk kan in
de huid dringen. Raadpleeg in dat geval onmiddellijk
een arts.
Na de eerste 10 bedrijfsuren en alle volgende 50
bedrijfsuren
- Controleer of alle hydraulieknippels/verbindingen dicht
zijn. Eventueel nippels/wartels aandraaien.
Voor iedere inbedrijfsname
- Voor iedere inbedrijfsname moeten de slangen van het
hydrauliek gecontroleerd worden op beschadiging.
Versleten of beschadigde slangen moeten direct
vervangen worden. De kwaliteit van nieuw te monteren
slangen en andere delen moeten aan de eisen voldoen
en gelijk zijn aan het origineel gemonteerde materiaal.
Slangen ondergaan een natuurlijke veroudering. Ze
moeten na 5 of 6 jaren worden vervangen.
In de openlucht laten staan
Als de machine langere tijd in de
open lucht moet blijven, moeten
de cylinderstangen worden
gereinigd en worden ingevet.
FETT
TD 49/93/2
Veiligheid-
saanwijzing
Voor het verrich-
ten van instel-,
onderhouds-
en reparatie-
werkzaamheden,
de trekkermotor
uitschakelen.
• Werkzaamheden
onder de machine
alleen uitvoe-
ren, wanneer de
machine veilig
en stabiel staat
en goed wordt
ondersteund.
Na één werkuur
alle bouten nat-
rekken.
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud
Om ook na langere tijd nog plezier van uw machine te
houden neemt u de volgende aanwijzingen
in acht:
- Na de eerste gebruiksuren alle bouten
en moeren na-trekken.
Speciaal gecontroleerd moeten worden:
- Mesbouten bij maaiers
- Bouten in de tandbevestiging van schudders en van
zwadharken
Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal
voor deze machines en werktuigen ontwikkeld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door
ons geleverde delen niet door ons gecontroleerd en
vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan onder bepaalde
omstandigheden constructieve eigenschappen van
Uw machine negatief beïnvloeden. De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade
ontstaan door het gebruik van niet originele delen en
toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren
van aanbouwdelen o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid
van de fabrikant uit.
Reinigen van machinedelen
Let op!
Geen hogedrukreiniger gebruiken voor het reinigen van
lagers en van hydraulische delen.
Gevaar voor roestvorming!
- Na het reinigen van de machine deze volgens het
smeerschema doorsmeren en de machine een korte
tijd laten draaien.
- Door met te
hoge druk te
reinigen kan
beschadiging
van lak
optreden.
Veiligheidsaanwijzing
Voor het verrichten van instel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekkermotor uitschakelen.
Overwinteren
- De machine voor het overwinteren goed schoon
maken.
- Beschermd tegen weersinvloeden opbergen.
- Olie-wisselen of op niveau brengen.
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle smeerpunten volgens schema doorsmeren.
Aftakassen
- zie ook de aanwijzingen in de aanhang
Let op: voor u onderhoud pleegt!
In principe gelden de aanwijzingen die in de
gebruikershandleiding worden gegeven.
Als daarin geen speciale aanwijzingen worden gegeven,
gelden de aanwijzingen in de meegeleverde handleiding
van de betreffende aftakassenfabrikant.
Repara-
tieaanwijzingen
Let op de repara-
tieaanwijzingen in
de aanhang (indi-
en beschikbaar)
ONDERHOUD
- 54 -
0900_NL-Wartung_5481
NL
ONDERHOUD
Openen van de beschermkap
Met bijvoorbeeld
een schroeven-
draaier kan de
vergrendeling "R"
geopend worden
en kan de be-
schermkap gelijk-
tijdig omhoog gedraaid worden.
Sluiten van de beschermkap
De beschermingskap naar beneden draaien. De grendel
"R" vergrendelt automatisch.
Voorzichtigheid geboden bij het
betreden van de laadvloer
1. Opstaphulp gebruiken (10).
- Vergrendeling openen (A)
- opstaphulp uitzwenken (10)
2. Instapluik
Het instapluik in de zijwand mag alleen nadat de motor
is uitgezet, betreden worden (11).
3. Laadvloer niet betreden, wanneer de aftak-as aange-
sloten is en de trekkermotor loopt!
4. Voor ingebruikname van de wagen
- opstaphulp omhoogzwenken (10) en vergrendelen
(B).
- Vergrendeling met klapspiebout borgen
Accumulator
Attentie!
Er mag niet aan de accumulator worden
gelast en mechanische bewerkingen zijn
verboden.
Aanwijzing
Volgens aanwijzingen van de fabrikant hebben alle
accumulatoren na een bepaalde tijd, een beperkt
drukverlies.
Het gasverlies (stikstof) bedraagt per jaar ca. 2-3 %.
Er wordt aangeraden, na 4-5 jaar de druk te controleren
en eventueel de spanning op peil te laten brengen.
De druk in de accumulator veranderen
Dit mag alleen door de dealer worden
gedaan.
Om de voorspanning te veranderen is speciaal
gereedschap benodigd.
Remmen afstellen
Zie het hoofdstuk "Assen en asaggregaten"!
Veiligheidsaanwijzing
Werkzaamheden onder de machine alleen uitvoeren,
wanneer de machine vast en zeker staat en goed wordt
ondersteund.
Tip!
Als aan de wagen
gelast moet
worden moeten
alle verbindingen
met de trekker
losgemaakt wor-
den en de wagen
afkoppelen.
Let op!
Bij werkzaamheden
achter geopende
veiligheidsvoorzi-
eningen bestaat
een verhoogd
risico op letsel-
schade.
- 55 -
0900_NL-Wartung_5481
NL
ONDERHOUD
- Gebroken tanden (53) kunnen na demontage van
de segementbeugels (54) zonder demontage van de
opraper vervangen worden.
Bandenspanning
Aandrijfketting van de opraper
- Na iedere 80 vrachten de kettingspanning
controleren.
- Minstens 1 x per jaar de beschermkap er afnemen,
ketting reinigen en olieen.
- De aandrijfketting wordt met de spanbout (55) op de
juiste spanning gebracht
Hoofdlagering motor
- De beide hoofdlagers na elke 90 vrachten
doorsmeren.
Opraper
F=80
TD 57/91/51
(IV)
FETT
- 56 -
0900_NL-Wartung_5481
NL
ONDERHOUD
Messen monteren
- Mes eerst aan de voorkant inhangen
- Let erop dat de rol van de aanslaghendel in de verdieping
bij het mes vastklikt
Naslijpen van gedemonteerde messen
Goed geslepen messen vragen minder vermogen en
hebben een betere snijkwaliteit.
- Messen afzonderlijk demonteren en naslijpen met de
slijpsteen.
Let op!
- Alleen de gladde kant van het mes
slijpen
- veiligheidsbril gebruiken (slijpbril).
- Beheerst slijpen zonder dat het materiaal
te heet wordt, dit garandeert een langere
levensduur.
Mesbeveiliging
Om er zeker van te zijn dat de messen goed werken
is het aan te bevelen ze vaker te reinigen
- De drukveren met een hogedrukreiniger
schoonmaken.
- voor de winterberging de messen en het
beveiligingsmechaniscme goed inolieen.
Demontage van een mes
- Messenbalk uitklappen.
- Hendel (H) in de bovenste positie vastzetten (pos.2)
- Alle messen worden automatisch ontgrendeld
- Mes naar voren drukken tot de aanslaghendel (R) uit
de verdieping van het mes klapt
- Mes omhoog klappen en naar achteren trekken.
Waarschuwing!
Messen niet aan het snijvlak vastpakken!
Veiligheidshandschoenen aantrekken.
Snijmechanisme
TD 57/91/46
Pos. 1
H
Pos. 2
R
Tip!
Om er zeker van te
zijn dat de mes-
sen goed werken
is het aan te
bevelen ze vaker
te reinigen
Vuil (dat zich
ondanks de vuil-
keerplaat) tussen
de aanslaghendel
en de messenbalk
heeft verzameld,
moet regelmatig
worden verwij-
derd, zodat de
vergrendeling op
de juiste manier
functioneert.
Aanwijzing!
Hendel moet
worden bediend
voor het
uitzwenken van
de snij-installatie
Let op!
De hendel (H) moet
zich altijd in de
arbeidspositie
(pos. 1) bevinden.
(Na onderhouds-
werkzaamheden
niet vergeten
om de positie te
wijzigen!)
- 57 -
0900_NL-Wartung_5481
NL
ONDERHOUD
- Bout (S) losdraaien en strip verwijderen.
- Vanuit de laadruimte de afstrijker naar beneden trekken
en er uitnemen.
Demontage van een afstrijker
Gedemonteerde afstrijker
Instellingen
Waarschuwing!
Afstand (10 mm) na 200 ritten controleren!
- 58 -
0900_NL-Wartung_5481
NL
ONDERHOUD
Ketting
Bodemketting
De bodemkettingen moeten gelijkmatig, maar niet te strak
gespannen zijn.
Ze moeten van de onderzijde van de wagen iets
doorhangen.
Bodemketting naspannen
- De stelbouten (S) bevinden zich onder de laadvloer.
Wanneer de spanmogelijkheid te klein is moeten er
kettingschakels vervangen worden.
- Altijd een even aantal schakels (2, 4, 6, … ) van de zes
kettingen verwijderen.
Aandrijfkettingen van de doseerwalsen
- Elke 40 vrachten kettingen smeren en kettingspanning
kontroleren.
- Het spannen van de ketting wordt met bout
(58) uitgevoerd nadat de contramoer en de borgmoer
(57) zijn losgedraaid.
- Contramoer na het spannen van de ketting weer
vastdraaien.
Tandwielkast
Olie van de tandwielkast elk jaar verversen.
Olie volgens smeerschema toevoegen.
Olie bijvullen
- Valbplug (6) eruit nemen om olie bij te vullen.
- Oliepeil bij niveauplug (7) controleren.
Olie aftappen
- Aftapplug (5) losdraaien.
- Oude olie volgens geldende milieuvoorschriften afvoeren
en daarna met olie bijvullen (zie smeerschema).
Tandwielkast
doseerwalsen:
1,0 Liter SAE 90
Hoofdaandrijfkast:
5 Liter SAE 90
Tandwielkast aan de rijkant:
1,0 Liter SAE 90
Tandwielkast
bodemketting (2x)
2,5 Liter SAE 90
Persaandrijving
6,0 liter HEP SAE 140
- Onder normale
bedrijfsomstan-
digheden, elk jaar
verversen.
Pick-up-aandrijving:
0,75 liter MOBILPLEX 44
- aandrijving is bij normaal
gebruik onderhoudsvrij.
Aanwijzing!
Het naspannen van
de schraapbo-
demketting moet
worden uitgevo-
erd bij afgekop-
pelde hydrauli-
sche leidingen.
S
S
S
S
TD 57/91/49
382-07-21
5
6
7
- 59 -
0900_NL-Wartung_5481
NL
ONDERHOUD
Belangrijk! Aandrijving controleren of deze vastzit
De transmissie is met bouten stevig bevestigd. Deze vaste verbinding wordt verkregen doordat de beide bouten (SK-5)
overeenkomstig worden aangehaald.
Door de constante verandering van belasting bij het laden en lossen kan het gebeuren dat de stevige verbinding
losraakt.
In dat geval
- niet meer laden
- probleem direct verhelpen
- verbinding regelmatig controleren
Oplossing
- beide contramoeren (K) losmaken
- beide bouten (SK-5) zover bijstellen tot de transmissie
aan de lagerbout (60) zonder speling vastzit
- beide bouten opnieuw borgen (K).
1 x per jaar controleren
- schroefverbindingen (1J) of deze vastzitten
- aanhaalmoment (Nm) van de bouten
1 x per jaar de afzetting verwijderen
- vergrendeling (71) losmaken
- afdekkingen (70) verwijderen
- afzetting uit het kanaal verwijderen
- afdekkingen (70) opnieuw monteren
- vergrendelen (71)
1 x per jaar
- 60 -
0900_NL-Wartung_5481
NL
ONDERHOUD
Instelmaat van de eindschakelaars
Laadautomaat
Eindschakelaar voor laadautomaat boven:
instelmaat = 93 mm
Eindschakelaar voor laadautomaat beneden:
instelmaat = 18 mm
Eindschakelaar voor bodemketting:
(met doseerwalsen)
X = 6 mm
Achterklep en snijwerk
De afstelling geschiedt met gesloten achterhek, resp.
gesloten messenbalk.
Eindschakelaar voor achterhek: (R)
instelmaat = 4 mm
Eindschakelaar voor bodemketting: (K)
instelmaat = 5 mm
Eindschakelaar voor messenbalk:
instelmaat = 46 mm
Toerentalsensor (geluidssensor):
instelmaat = 3 -5 mm
18
136-07-05
93
382-07-15
5
4
0
8-01
R
K
- 61 -
0900_NL-Wartung_5481
NL
ONDERHOUD
De elektrische installatie voor de bediening van alle functies
is beveiligd met een 10 Amp. zekering.
- de zekering is in de 3-polige stekker van de
elektriciteitstoevoerkabel gebouwd.
Beveiliging van de elektrische installatie
De ventieluitgangen in de computer zijn met een 25 A
zekering beveiligd.
- de zekering is in de computer gebouwd
Tip!
Wanneer aan
de elektrische
installatie wordt
gewerkt moet de
stekkerverbinding
met de trekker
losgemaakt
worden.
Onderhoud van de elektronische onderdelen
De terminal (1) moet tegen water worden beschermd
- niet in de open lucht laten liggen
- wanneer de terminal langere tijd niet wordt gebruikt
in een droge ruimte bewaren
Reinigen van de terminal (1)
- Gebruik een zachte doek en een mild
schoonmaakmiddel
- Gebruik geen oplosmiddelen
- Bedieningspaneel niet onderdompelen in
vloeistof!
Reinigen van de jobcomputer (2)
- Jobcomputer niet met de hogedrukreiniger
afspoelen
1
2
- 62 -
0900_NL-Wartung_5481
NL
ONDERHOUD
Filter vervangen
De rode stift (50) geeft aan dat het oliefilter (F) vervuild is.
De stift wordt afhankelijk van de vervuilingsgraad van het
filter en meer of minder uitgedrukt. Wanneer maximale
ver-vuiling wordt aangegeven moet het filter (F) worden
vervangen.
- Voor het verversen van de hydraulische olie dient u
zich aan de voorschriften van de trekker fabrikant te
houden.
F
50
TD57/91/67
- 63 -
0000_NL-Druckluftbremse_5543
NL
PERSLUCHT-REM INSTALLATIE
1) optionele uitvoering
Aansluiten van de remslangen
Bij het aansluiten van de remslangen moet men op
het volgende letten:
- Dat de afdichtringen
van de snelkoppelingen
schoon zijn
- Dat de snelkoppelingen
dicht zijn
- Dat overeenkomstig de normen aangesloten
wordt.
“voorraad” (kleur rood) naar “voorraad”
“remmen” (kleur geel) naar “remmen”
Beschadigde afdichtringen moeten vervangen
worden.
Stroomvoorziening van de ABS systeem 1)
ABS functioneert
niet zonder
stroomverzorging.
Voor het rijden de
stekker (1) bij de
trekker aansluiten.
Voor het aankoppelen van de wagen de stekker in de
stekkerdoos op de console steken. Met de zwenkbeugel
(1a) wordt de stekker tegen losgaan beveiligd.
Voordat de machine gebruikt wordt, moet eerst de
lucht-tank worden ontwaterd.
Men mag vervolgens pas wegrijden als de luchtdruck
in het remsysteem 5,0 bar bedraagt.
Opmerking!
Voor het juist functioneren van de rem-installatie
moet men
- het juiste onderhoud geven en eveneens dient men
de
- afstellingen regelmatig te controleren. (slag max.
30 mm aanhouden)
Nazorg en onderhoud van de rem
installatie
Luchttank aftappen
Het dagelijks ontwateren van de lucht-tank. De klep
onder aan de tank wordt met behulp van een draad
in zijdelingse richting getrokken. Bij vervuiling moet
de ontwateringsklep uit de tank gedraaid worden en
schoongemaakt worden.
Reiniging van het leiding-filter
De beide reinigings-filters moeten afhankelijk van de
omstandigheden, normaal ongeveer iedere 3 - 4 maanden
gereinigd worden. Ter reiniging zijn de sinter-filter-patronen
te demonteren.
Werkstappen:
a) Sluitstuk (21) aan beide tongen indrukken en schuifstuk
(22) uitnemen.
b) Sluitstuk met O-ring (23), veer en filter-patronen
uitnemen.
c) De filter-patronen zijn met nitro-reinigingsmiddel
uit te spoelen en met perslucht schoon te blazen.
Beschadigde filter-patronen moeten vernieuwd
worden.
d) Bij het samenbouwen in omgekeerde volgorde,
moet men er op letten dat de O-ring (23) niet in de
geleidingssleuf van het schuifstuk kantelt.
Rem-afstelling
- De plunjer-slag aan de cylinders mag niet groter zijn
dan 30 mm.
- Daartoe moet regelmatig de plunjer-slag gecontroleerd
worden.
Afstelling
- De afstelling wordt gedaan met stelschroef (7).
- De plunjer-slag moet bij afstelling 12-15 mm
bedragen.
Opmerking!
Laat alle voorko-
mende revisie
en repartiewerk-
zaamheden aan
de remmen door
een erkend me-
chanisatiebedrijf
of door de im-
porteur (Duport)
uitvoeren.
Voor het snelver-
keer “300 x 200”
zijn er speciale
onderhouds-
handboeken die
aangevraagd
kunnen worden
bij de importeur.
- 64 -
0000_NL-Druckluftbremse_5543
NL
PERSLUCHT-REM INSTALLATIE
1) optionele uitvoering
TD13/92/12
Neutraalstelling van het remventiel
De neutraalstand maakt ook hier verplaatsen van
de wagen mogelijk, ook al zijn de remslangen niet
aangesloten.
- De bedieningsknop "M" wordt tot de aanslag
ingedrukt.
De remmen worden daardoor vrijgezet.
- Als de bedienings-knop "M" weer tot de aanslag
uitgetrokken wordt.
Wordt de wagen op de rem gezet door de luchtdruck
die nog in de tank aanwezig is.
- Bij het aansluiten van de remslangen aan de trekker worft
de bedieningsknop ook weer automatisch uitgedrukt
door de luchtdruck die van de trekker komt.
A.L.B. Regelklep
(rem-installaties met
automatische remkracht regeling)
Met de A.L.B. regelklep wordt de benodigde remkracht
automatisch geregeld, afhankelijk hoe de beladings-
toestand van de wagen is.
Instelling
De instel-maat (L) mag niet veranderd worden. Het
moet overeenkomen met de waarde die op het wabco
type-plaatje aangegeven is.
- Voor het begin van het gaan rijden met de machine
moet de parkeer-rem losgezet worden, door met een
slinger deze vrij te draaien. Vervolgens wordt de slinger
naar binnen geklapt
Wegzetten van de wagen
- De wagen met de parkeer-rem vastzetten.
- Remdruck-regelklep op de neutraalstand zeten.
- Remslangen afkoppelen van de trekker.
- 65 -
0900_NL-HydrFahrwerk_5481
NL
HYDRAULISCH CHASSIS
Instellen van het hydraulische chassis 1)
De gasreservoirs van het hydraulische chassis
worden in de fabriek afgesteld. Wijzigingen of
onderhoudswerkzaamheden mogen alleen worden
uitgevoerd door daartoe bevoegd personeel in de
werkplaats of door de Pöttinger-klantenservice.
Voorspanning af fabriek van de gasreservoirs:
Tandem as: 55 bar
Tridem as: 60 bar
Let op!
Wanneer het chassis-cilinder wordt gevuld
met druk, mogen zich geen personen onder
de wagen bevinden. De mesbalk klapt
uit!
Eerste ingebruikname:
Chassis-cilinder (F) vullen met hydraulische druk
Chassis-cilinder vullen
(Variant TANDEM-as)
1. Afsluitkraan (H1+H2) openen (pos.1)
2. Toets (T) ingedrukt houden
- De mesbalk wordt eerst uitgeklapt en aansluitend
wordt de wagen opgetild tot de vooraf ingestelde
voertuighoogte is bereikt
(na het bereiken van de voertuighoogte toets ten minste
nog 5 sec. ingedrukt houden)
3. Afsluitkraan (H1+H2) sluiten (pos.0)
Chassis-cilinder vullen
(Variant TRIDEM-as)
1. Hydraulische slang van het hydraulische chassis aan
de trekker koppelen.
2. Afsluitkraan (H1) openen (pos. 1).
3. Regelklep aan de trekker bedienen tot de vooraf
ingestelde voertuighoogte is bereikt.
4. Afsluitkraan (H1) sluiten (pos. 0).
(Wanneer de vooraf ingestelde voertuighoogte bereikt is,
schakelt de niveauklep (N) de procedure “Chassis-cilinder
vullen” automatisch uit).
Hydraulisch chassis controleren en chassis-
cilinder opnieuw vullen:
- Bij verminderd rijgedrag
- Als de wagen niet meer horizontaal staat
- Ten minste 1x per jaar
1) Optioneel
Waarschuwing!
Op het moment
dat de chassis-
cilinder met druk
wordt gevuld,
mogen zich
geen personen
onder de wagen
bevinden.
De mesbalk klapt
uit!
Let op!
“Chassis-cilinder
vullen” alleen
uitvoeren in lege
toestand en
op een vlakke
ondergrond.
Anders wordt
de functie van
de vering en de
voertuighoogte
negatief
beïnvloed.
Pos. 1
Pos. 0
TH2
- 66 -
0700_NL-Zwangslenkung_5543
NL
1) alleen bij 3-tons uitvoering
AUTOMATISCHE BESTURING
2. Wagen aankoppelen
- Wagen aan de trek-kogelkoppeling hangen
- Stuurstang (A) uit de houder (P) nemen 1)
- Houderbeugel (P) naar de dissel klappen
- Stuurstang (A) aan de koppelingskogel Ø 50
koppelen
- met bout (B) fixeren en met sluitpen (V) beveiligen
3. Gedwongen besturing aanslagverlenging (Z)
(alleen bij 3 dissel *)
- Afhankelijk van de trekkerbanden! Pos. X/Y
voor optimale bescherming aanpassen aan de
stuurstang.
4. Hydraulische druk opvoeren
- Hydraulische leidingen koppelen
- Hydraulische functie ‚Pick-up heffen‘ uitvoeren
toets indrukken
(zie hoofdstuk ‚Regeling‘)
- het hydraulische systeem met max. 65 - 75 bar
voorspannen
- minimale druk: 55 bar
Montage van de console (Ø 50) voor de automatische
besturing:
- afstand 250 mm van de trek-kogelkoppeling
- hoogte en diepte gelijk met de trek-
kogelkoppeling
Let op!
Collisiegevaar van stuurstang (A) met
hydraulische trekarm!
Oplossing: trekarm demonteren of omhoog
klappen.
1. Afsluitkranen H1, H2 en H3 openen (pos. 1)
Let op!
Wanneer bij het openen van de afsluitkraan
het systeem nog onder druk staat
(manometer), kan de pick-up worden
geheven!
Eerste montage aan de trekker
Let op!
Hydraulische
voorspanning:
65 tot 75 bar;
dagelijks
controleren!
Aanwijzing!
Positie:
0 = gesloten
1 = geopend
Controle!
Druk maximaal
75 bar als de
stuuras in rechte
lijn staat.
Wanneer de
stuuras niet in
rechte lijn staat,
kan de druk
hoger zijn.
Veiligheits-
aanwijzing!
Als de druk te
hoog is, bestaat
de kans dat de
hydraulische
leidingen
scheuren.
314-07-11
Z
Pos. X
Pos. Y
- 67 -
0700_NL-Zwangslenkung_5543
NL
AUTOMATISCHE BESTURING
Let op!
Voor
werkzaamheden
aan het gastankje
zie hoofdstuk
‚Onderhoud‘.
Onderhoudswerkzaamheden aan de gastanks zie
hoofdstuk ‘ONDERHOUD’
Voorspandruk in gastankje:
kleine tank: 50 bar stikstof (N)
grote tank: 100 bar stikstof (N)
5. Afsluitkraan H3 sluiten (pos. 0)
6. Stuuras rechtuit positioneren
- met de wagen 50 m rechtuit rijden
- de achterste as moet in een rechte lijn staan ten
opzichte van de voorste as
50 m
7. Afsluitkraan H1 en H2 sluiten (pos. 0)
- automatische besturing is gereed voor gebruik
Noodbediening
Bij het gebruik van een trekker zonder koppeling voor
een automatische besturing of wanneer zich problemen
voordien bij de besturing (bijv. door beschadiging van
de stuurstang), kan de automatische besturing worden
uitgeschakeld. Daarbij dient de stuuras zich in positie
rechtuit te bevinden.
Procedure:
- de stuurstang aan de dissel beveiligen
- stuurstang rechtuit positioneren
- de afsluitkraan H4 (links en rechts) aan de stuuras
sluiten (pos. 0)
Onderhoud
NL
NOODREMKLEP
- 68 -
0700_NL-BREMSVENTIL_5543
Noodremklep
Doel:
De noodremklep verhoogt de veiligheid van een aanhanger.
Het voorkomt dat de aanhanger wegrolt, in geval van een breuk
van de aanhanginstallatie of bij andere calamiteiten.
De klep voldoet aan de wettelijk bepalingen voor aanhangers,
toegelaten voor 40 km/h
Functie:
Als losbreekrem: wanneer een aanhanger zich onbedoeld losmaakt
van de trekker, wordt de hydraulische slang en de elektrostekker,
of de trekkabel losgetrokken. Door de stroomonderbreking of door
de mechanische bediening wordt de noodrem geactiveerd. De
losbreekkoppeling aan de dissel dient als gewenste breekplaats
en voorkomt dat onbedoeld olieverlies optreedt.
Let op: de noodremklep vervangt niet de mechanische parkeerrem
van de aanhanger.
Bij aanhangers die zijn uitgerust met een noodremklep,
dient voor iedere rit een remproef te worden uitgevoerd,
zodat het hydroreservoir opnieuw wordt geladen!
Inbouwinstructie:
Let op de volgende punten:
Aanhanger:
- Losbreekkoppelingen in een rechte lijn ten opzichte van de trekker
monteren (controleren of de losbreekkoppeling wordt geactiveerd
wanneer op de slang trekkracht wordt uitgeoefend).
- Elektrische onderdelen controleren op goede conditie
en probleemloos functioneren (voorkomen van nodeloze
noodremacties).
Belangrijk!
Noodremklep elektrisch: wordt pas geactiveerd door
elektrische spanning (verlichting inschakelen)!
NL
NOODREMKLEP
- 69 -
0700_NL-BREMSVENTIL_5543
Noodremklep voor aanhanger elektrisch geactiveerd
Noodremklep voor aanhanger mechanisch geactiveerd
- 70 -
0700-NL Achsen_5481
NL
Arreterings-cilinderkoppen
(alleen bij stuuras)
- iedere 200 bedrijfsuren
Let erop dat de cilinder en de aanvoerleiding altijd
ontlucht zijn.
Remas-lagering, buiten en binnen
- iedere 200 bedrijfsuren
(en voor ingebruikname, na langere tijd stil te
hebben gestaan)
Voorzichtig! Er mag geen vet of olie in de rem
terechtkomen. De lagering naar de rem is niet bij alle
uitvoeringen afgedicht.
Gebruik alleen lithiumverzeept vet met een druppelpunt
boven 190°C.
Stangenmechanisme-insteller
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Smeerpunten
Tip!
Na het reinigen van
de opraapwagen
met een hogedruk
reiniger moeten
alle smeerpunten
doorgesmeerd
worden.
Automatische stangenmechanisme-insteller
- bij iedere vervanging van de remvoering
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Rubberen afsluitkap verwijderen.
Met Li-vet (IV) smeren tot bij de stelschroef
voldoende schoon vet naar buiten komt.
Stelschroef met ringsleutel ca. een omwenteling
terugdraaien.
Remhendel verschillende keren met de hand
bedienen. Daarbij moet de automatische bijstelling
licht lopend functioneren. Indien nodig, meerdere
keren herhalen.
• Afsluitkap monteren.
Nogmaals met Li-vet (IV) smeren.
Stuurstang-lagering, boven en beneden
(alleen bij stuuras)
- na 40 bedrijfsuren
Aanwijzing!
Smeernippels met
Li-vet (IV) smeren
tot schoon vet bij
de lagerpunten
naar buiten komt.
ASSEN EN ASAGGREGATEN
- 71 -
0700-NL Achsen_5481
NL
ASSEN EN ASAGGREGATEN
Wielnaaflagering vet verversen
- iedere 1000 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Voertuig op een veilige manier opbokken en rem
losmaken.
Wielen en stofkappen verwijderen.
Borgpen verwijderen en asmoer afschroeven.
Met een passend gereedschap de wielnaaf met
remtrommel, kegelrollager en afdichtingselementen
van de astap verwijderen.
Gedemonteerde wielnaven en lagerhuizen
kenmerken, zodat ze bij de montage niet worden
verwisseld.
De rem schoonmaken, controleren op slijtage,
beschadigingen en functie, en versleten onderdelen
vervangen.
Het inwendige deel van de rem moet vrij blijven
van smeerstoffen en verontreinigingen.
Wielnaven van binnen en buiten grondig
reinigen. Oud vet helemaal verwijderen. Lager
en afdichtingen grondig reinigen (dieselolie) en
controleren op her-bruikbaarheid.
Voor de lagermontage moeten de lagerpassingen
licht worden ingevet en alle onderdelen moeten
in omgekeerde volgorde worden gemonteerd.
Delen die met aansluitbussen en onder druk
moeten worden gemonteerd, recht en zonder
beschadigingen voorzichtig aanbrengen.
De lagers, de holle ruimte van de wielnaaf tussen
de lagers en de stofkap voor de montage van vet
voorzien. De hoeveelheid vet moet ca. een kwart
tot een derde van de vrije ruimte in de gemonteerde
naaf vullen.
De asmoer monteren en zowel de lagers als de
rem instellen.
Aansluitend controleren op goed functioneren
en een testrit maken, eventueel vastgestelde
onvolkomenheden oplossen.
Hoeveelheden vet per kegelrollenlager
Binnen
A
Buiten
B
170 g 300 g
Vet in de vrije ruimtes
tussen kegelrollenlager
en behuizing persen.
Resterend vetmengsel in
de lagerbuitenring van de
naaf uitstrijken.
Het vet voor het
buitenste kegelrollenlager
wordt bij het inschroeven
van de in vet gevulde
wielbehuizing in het lager
geperst.
Aanwijzing!
Voor het smeren
van de wielnaafla-
gering mag alleen
Li-vet (IV) met een
druppelpunt bo-
ven 190°C worden
gebruikt.
Verkeerde vetsoor-
ten of te grote
hoeveelheden
kunnen leiden tot
schade.
Het mengen van
lithium-verzeepte
vetten met na-
tron-verzeepte
vetten kan door
onverdraagzaam-
heid leiden tot
schade.
Dempingscilinder, boven en beneden
(alleen bij hydraulisch chassis)
- iedere 200 bedrijfsuren
Let erop dat de cilinder en de aanvoerleiding altijd
ontlucht zijn.
Steunas, beneden en aan de zijkant
(alleen bij BOOGIE-as)
- iedere 200 bedrijfsuren
- voor de eerste keer na de eerste belastingsrit
Wagen om te smeren optillen, om de steunas te
ontlasten.
Aanwijzing!
Smeernippels met
Li-vet (IV) smeren
tot schoon vet bij
de lagerpunten
naar buiten komt.
Als de machine
voor zwaardere
werkzaamheden
wordt gebruikt,
moeten de
smeerpunten ook
vaker worden
gesmeerd.
- 72 -
0700-NL Achsen_5481
NL
ASSEN EN ASAGGREGATEN
Wielmoeren controleren of ze vast zitten
- na de eerste belastingsrit
- na iedere verwisseling van de wielen
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Wielmoeren kruiselings met een momentsleutel
aanhalen.
Aanhaalmoment zie hoofdstuk ’Wielen en banden’.
Onderhoudswerkzaamheden aan wielen en remmen
Wielnaaf-lagerspeling controleren
- iedere 200 bedrijfsuren
Voor de controle van de wielnaaf-lagerspeling:
- As optillen, tot de wielen vrij zijn.
- Rem losmaken.
- Hefarm tussen rem en grond plaatsen en speling
controleren.
Bij voelbare lagerspeling:
1. Naafbehuizing afschroeven.
2. Borgpen van de kroonmoer verwijderen.
3. Kroonmoer met momentsleutel met 150 Nm
aanhalen, terwijl tegelijkertijd de wielnaaf wordt
gedraaid. (Bij gebruik van een normale moersleutel,
kroonmoer aanhalen tot de loop van de wielnaaf
licht geremd wordt).
4. Kroonmoer naar het dichtstbijzijnde borgpengat
terugdraaien. Bij congruentie tot het volgende gat
terug (max. 30°).
5. Borgpen plaatsen en licht openbuigen.
6. Naafbehuizing met een beetje Li-vet (IV)
bijvullen.
7. Schroefdraad van de behuizing rondom met Li-vet
(IV) bestrijken. Behuizing met een aanhaalmoment
van 500 Nm inschroeven.
- 73 -
0700-NL Achsen_5481
NL
ASSEN EN ASAGGREGATEN
Remvoering-controle
- iedere 200 bedrijfsuren
Kijkgat openen door de rubberen dop (indien
aanwezig) eruit te trekken.
De remvoering moet worden vervangen bij een
resterende remvoeringdikte van
a) 5 mm bij geniette voeringen
b) 2 mm bij geplakte voeringen
Rubberen stop weer terugplaatsen.
Aanwijzing!
Vanwege het
belang van de
remmen moet
de slijtage en
het functioneren
ervan permanent
worden
gecontroleerd en
eventueel worden
bijgesteld.
Er moet worden
bijgesteld
wanneer de
maximale
cilinderhef
bij volledige
beremming ca.
2/3 wordt benut.
Daarvoor moet
de as worden
opgebokt en
worden beveiligd
tegen onbedoelde
bewegingen.
Instelling aan de stangenmechanisme-insteller
- iedere 200 bedrijfsuren
Stangenmechanisme met de hand in de drukrichting
brengen.
Bij een lege ruimte van de cilinderstang van 35
mm moet de wielrem worden bijgesteld.
• Bijstelschroef instellen
Lege ruimte ‘a’ op 10 – 12% van de aangesloten
remhendellengte ‘B’ instellen.
bijv. hendellengte 150 mm
lege ruimte 15 – 18 mm
Instelling aan de automatische
stangenmechanisme-insteller
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
De basisinstelling gebeurt analoog aan de
standaard instelling.
De bijstelling gebeurt bij ca. 15° nokkendraaiing
automatisch.
De ideale hendelpositie is bij ca. 15° voor de haaksheid
ten opzichte van de bedieningsrichting (vanwege
cilinderbevestiging niet te beïnvloeden).
Functiecontrole van de automatische
stangenmechanisme-insteller
- bij iedere vervanging van de remvoering
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
1. Rubberen afsluitkap verwijderen.
2. Stelschroef (pijl) met ringsleutel ca. 3/4 omwenteling
tegen de klok in terugdraaien. Er moet een lege
ruimte van ten minste 50 mm, bij hendellengte 150
mm, beschikbaar zijn.
3.
Remhendel verschillende keren met de han
d bedienen.
Daarbij moet de automatische bijstelling licht
lopend functioneren. Het vastklikken van de
tandkoppeling is te horen en bij het terugheffen
draait de stelschroef enigszins met de klok mee.
4. Afsluitkap monteren.
5. Met Li-vet (IV) smeren.
- 74 -
0700-NL Achsen_5481
NL
ASSEN EN ASAGGREGATEN
Onderhoudswerkzaamheden aan het hydraulische chassis
Dempings-cilinder op conditie en dichtheid
controleren
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Let op!
Zichtcontrole
– iedere 200
bedrijfsuren.
Alle onderdelen
controleren op
beschadigingen
en slijtage.
Dempings-cilinder-bevestiging controleren
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per jaar
Bevestiging van de dempings-cilinder op vastzitten
en slijtage controleren.
Veer-verbinding
-
voor de eerste keer na de eerste belastingsrit
- iedere 200 bedrijfsuren
Borgmoeren van de veerbeugel controleren of deze
vastzitten.
- Wanneer de schroefverbinding los zit, moeren
kruiselings en in verschillende etappes
aanhalen.
Aan de veer mag niet worden gelast!
Aanhaalmoment met momentsleutel:
M 24 = 650 Nm
Veerbout
-
voor de eerste keer na de eerste belastingsrit
- iedere 500 bedrijfsuren
• Aansluitbussen controleren.
- Met aangetrokken rem wagen enigszins vooruit
en achteruit bewegen. Daarbij mag geen speling
in het veeroog waarneembaar zijn. Bij een losse
bevestiging kan de veerbout zijn beschadigd.
Zijdelingse slijtageringen (V) in de steun
controleren.
Borgmoer M 30 aan de veerbout (F) controleren
of deze vastzit.
Aanhaalmoment met momentsleutel:
M 30 = 900 Nm
De levensduur van de rubberen staal-bus-
lagering is afhankelijk van het vastzitten van
de binnenste staalbus.
- 75 -
0700-NL Achsen_5481
NL
ASSEN EN ASAGGREGATEN
Onderhoudswerkzaamheden aan BOOGIE-chassis
Veerbeugel en schroeven aan de steunas
-
voor de eerste keer na de eerste belastingsrit
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per half jaar
Veerbeugel controleren of deze vastzit.
Als de schroefverbinding los is:
- Contra-moer losmaken
- Moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment
kruiselings en in verschillende etappes
aanhalen.
- Contramoer weer aanhalen.
Aanhaalmoment:
veerbeugel: M 30x2 8.8 = 980 Nm
M 20 10.9 = 450 Nm
schroeven: M 30 = 1095 Nm
Let op!
Zichtcontrole
– iedere 500
bedrijfsuren – ten
minste 1 x per half
jaar.
Alle onderdelen
controleren op
beschadigingen
en slijtage.
Veerbeugel en schroeven aan de
veerspanbehuizingen
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per half jaar
Veerbeugel en schroeven controleren of ze
vastzitten.
Als de schroefverbinding los is:
- Contra-moer losmaken
- Moeren met het voorgeschreven aanhaalmoment
kruiselings en in verschillende etappes
aanhalen.
- Contramoer weer aanhalen.
Aanhaalmoment:
veerbeugel: M 24 10.9 = 700 Nm
schroeven: M 20 8.8 = 320 Nm
Lagerbouten aan de veerspanbehuizingen
-
voor de eerste keer na de eerste belastingsrit
- iedere 500 bedrijfsuren
- ten minste 1 x per half jaar
Kroonmoer op de lagerbout controleren of deze
vastzit.
Aanhaalmoment:
M 52 x 2 = 400 Nm
- 76 -
0700-NL Achsen_5481
NL
ASSEN EN ASAGGREGATEN
Overzicht van smeer- en
onderhoudswerkzaamheden
Uitvoerige beschrijving zie voorgaande bladzijden.
Smeren
Onderhoudswerkzaamheden
Variant
Na de eerste belastingsrit
Iedere 40 bedrijfsuren
Iedere 200 bedrijfsuren
Iedere 500 bedrijfsuren
(1 x per jaar)
Iedere 1000 bedrijfsuren
(ten minste 1 x per jaar)
Smeren
met speciaal lang houdbaar vet (IV)
Stuurstanglagering, boven en beneden 2
Arreterings-cilinderkoppen 2
Remas-lagering, buiten en binnen 1, 2, 3, 4
Stangenmechanisme-insteller 1, 2, 3, 4
Automatische stangenmechanisme-insteller 1, 2, 3, 4
Wielnaaflagering vet verversen,
Kegelrollenlager op slijtage controleren 1, 2, 3, 4
Dempingscilinder, boven en beneden 3
Steunas, beneden en aan de zijkant 4
Onderhoudswerkzaamheden
Zichtcontrole
Alle onderdelen op beschadigingen en slijtage controleren
Wielmoeren controleren of ze vast zitten 1, 2, 3, 4
Wielnaaf-lagerspeling controleren 1, 2, 3, 4
Remvoering-controle 1, 2, 3, 4
Instelling aan de stangenmechanisme-insteller 1, 2, 3, 4
Instelling aan de automatische stangenmechanisme-insteller 1, 2, 3, 4
Functiecontrole van de automatische stangenmechanisme-insteller 1, 2, 3, 4
Dempings-cilinder op conditie en dichtheid controleren 3
Dempings-cilinder-bevestiging controleren 3
Veer-verbinding controleren of deze vastzit 3
Veerbout controleren of deze vastzit 3
Veerbeugel en schroeven aan de steunas controleren of deze vastzitten 4
Veerbeugel en schroeven aan de veerspanbehuizingen controleren 4
Lagerbouten aan de veerspanbehuizingen controleren of deze vastzitten 4
Variant 1 Variant 2 Variant 3 Variant 4
- 77 -
0900_NL-Liftachse_0548
NL
Achtung!
Bei angehobener
Liftachse
erhöht sich die
Gesamthöhe des
Ladewagens!
Liftachse für Tridem Achsaggregat
Beschreibung
Die erste Tridem Achse kann mit einer lastabhängige Liftachssteuerung angehoben werden. Der Vorteil ist eine verbesserte
Traktion im Gelände und Reifenschonung bei Straßentransport.
Funktionsweise
Das Bedienen der Liftachse erfolgt über einen einfachwirkenden Hydraulikanschluß am Schlepper. Zusätzlich sorgt eine
Überlastsicherung für ein automatisches Absenken bei Überlast.
Wird die erste Achse angehoben, verteilt sich das Öl der Achszylinder in den restlichen Zylindern der zweiten und
dritten Achse. Der Ladewagen wird somit zusätzlich etwas angehoben um genügend Bodenfreiheit für die erste Achse
zu erreichen.
Voraussetzung zum Anheben der ersten Achse ist:
- unbeladener Zustand des Ladewagens
- für die Funktion der Überlastsicherung muss der Deichselzylinder mindestens 1 cm ausgefahren sein.
Bedienung über die Steuerung
Das Anheben der ersten Achse darf nur im unbeladenen Zustand des Ladewagens erfolgen!
Achsen anheben: (Symbol erscheint am Display)
- Steuergerät auf Druck schalten, bis die Achse ganz angehoben ist.
Achse absenken: (Symbol erscheint am Display)
- Steuergerät auf Schwimmstellung schalten, bis die Achse ganz abgesenkt ist.
Automatisches Absenken aufgrund der Überlastsicherung:
Wenn die Deichselbelastung zu hoch wird, senkt automatisch die angehobene Achse ab und stellt somit wieder die
normale Fahrhöhe ein. Ein Anheben der ersten Achse ist erst wieder bei reduzierter Belastung möglich.
Elektrischer Anschlussplan
Achtung!
Bei einer
Schrägstellung
des Ladewagens
kann es zu
Bodenkontakt
der angehobenen
ersten Achse
kommen!
Achtung!
Die zulässigen
Schlepperwerte
für Stützlast und
die zulässigen
Werte für
Achslast und
Gesamtgewicht
laut
Straßenverkehrs-
ordnung dürfen
auf öffentlichen
Straßen nicht
überschritten
werden!
Signal
+
-
+
-
BU
BN
BN
BU
LIFTACHSE
- 78 -
0400-NL-ELEKTRO-STOERUNG_5543
NL
495.784
Y9 Y10Y2 Y3 Y4 Y5 Y7 Y14 Y15 Y16 Y17 Y18Y8 Y11 Y12 Y13Y1 Y6
Y9 Y10Y2 Y3 Y4 Y5 Y7 Y14 Y15 Y16 Y17 Y18Y8 Y11 Y12 Y13Y1 Y6
Y14
Y12
Y8
Y6
Y3
Y2
Y13
Y16
Y15
Y11
Y7
Y5
Y4
Y1
Y18
Y17
LS
Load sensing
024-02-04
STOP
Indien in de elektrische installatie een storing optreedt
kan de hydraulische functie met een noodbediening
worden toegevoegd.
Bij het uitvoeren van hef- of inschakel, resp.
zak- en uitschakel functies er op letten dat
er voldoende afstand wordt aangehouden
in verband met ongevallengevaar!
Het hydraulische stuurventielblok bevindt zich onder de
voorste linker beschermkap.
Voor het uitvoeren van de gewenste hydraulische
functie:
- de bijbehorende ventielknop indraaien
- regelventiel aan de tractor bedienen
- de hydraulische functie wordt uitgevoerd
- aansluitend de betreffende ventielknop weer
uitdraaien.
Storingen en oplossingen als de electriciteit uitvalt
ELEKTRO-HYDRAULIEK
- 79 -
0900-NL TechDat _5481
TECHNISCHE GEGEVENS
NL
Plaats van het typeplaatje
Het fabrieksserienummer (Masch.Nr. / Fgst.Ident.Nr.) van de wagen is
op een typeplaatje ingeslagen en op de chassisbalk. Garantieclaims,
onderdelenbestellingen of informatie kunnen niet in behandeling worden
genomen indien dit nummer ontbreekt.
Het is dan ook aan te bevelen het serienummer direct voorop de
handleiding c.q. het onderdelenboek te schrijven.
Technische gegevens
Vereiste aansluitingen
3 dubbelwerkende hydraulische steekaansluiting
Bedrijfsdruk min.: 120 bar
Bedrijfsdruk max.: 200 bar
7-polige aansluiting voor de verlichting (12 Volt)
3-polige (12 Volt) aansluiting
Extra toebehoren
Verlengkabel voor bedieningskast
Trekoog ø 50 mm (hitch)
Bandenmaat, zie onderdelenlijst
Beschrijving JUMBO 6000
Combiline Type 5491
JUMBO 6600
Combiline Type 5481
JUMBO 7200
Combiline Type 5501
JUMBO 10000
Combiline Type 5551
Totale lengte Type L
Type D
9210 mm
9210 mm
9880 mm
9880 mm
10560 mm
10560 mm
11920 mm
-
Totale breedte (standaardbanden) 2550 mm 2940 mm 2940 mm 2940 mm
Hoogte
- met 26,5” – banden
- met 22,5” – banden
-
3735 mm
4000 mm
3950 mm
4000 mm
3950 mm
4000 mm
3950 mm
Spoorbreedte 1950 mm 1950 mm 1950 mm 1950 mm
Hoogte laadvloer 1460 mm 1550 mm 1550 mm 1550 mm
Breedte opraper 2000 mm 2000 mm 2000 mm 2000 mm
Aantal messen max.
Messenafstand
45
34 mm
45
34 mm
45
34 mm
45
34 mm
Inhoud
Inhoud volgens DIN 11741 Type L
Type D
60 m3
33,8 m3
32,3 m3
66 m3
37,3 m3
35,8 m3
72 m3
40,8 m3
39,3 m3
100 m3
48,5 m3
Slipkoppeling van de kruiskoppelingsas 2100 Nm / 1000 min-1 2100 Nm / 1000 min-1 2100 Nm / 1000 min-1 2100 Nm / 1000 min-1
Banden (standaardbanden)
Bandenspanning
700 / 45 - 22,5 12PR
2,0 bar
700 / 45 - 22,5 12PR
2,0 bar
700 / 45 - 22,5 12PR
2,0 bar
700 / 45 - 22,5 12PR
2,0 bar
Gewicht ca. Type L
Type D
8140 kg
8690 kg
9350 kg
9720 kg
9580 kg
9950 kg
11400 kg
-
Zulässiges Gesamtgew. met Tandem Achse
met Tridem Achse
21000 kg
21000 kg
23000 kg
30000 kg
23000 kg
30000 kg
23000 kg
30000 kg
Geluidsniveau <70 dB (A) <70 dB (A) <70 dB (A) <70 dB (A)
Gegevens niet bindend, wijzigingen voorbehouden
Type L = zonder doseerinrichting Type D = met doseerinrichting
- 80 -
0900-NL TechDat _5481
TECHNISCHE GEGEVENS
NL
Doelgericht gebruik van opraawagens
De machine „JUMBO Combiline (Type 5481, 5491, 5501, 5551)" mag alleen voor doeleinden worden gebruikt
waarvoor deze is ontworpen.
Voor het laden, transporteren en het lossen van groenvoer, ruwvoer en voordroogkuil, hooi en stro.
Bij gebruik voor andere doeleinden vervalt elke aansprakelijkheid van de fabrikant.
Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en
onderhoudsaanwijzingen.
Juiste kraanaanspanning
- 81 -
0900_NL-Raeder_5481
NL
BANDEN EN WIELEN
Aanhaalkoppel
Wielmoeren regelmatig controleren of ze nog vastzitten
(aanhaalmoment: zie onderstaande tabel)
LET OP!
Na de eerste tien werkuren de wielmoeren
natrekken.
- Ook na het verwisselen van een wiel, na de eerste 10
werkuren de wielmoeren natrekken.
LET OP!
Na de eerste
tien werkuren
de wielmoeren
natrekken.
Bandenspanning
- Let op de juiste bandenspanning!
- Bandenspanning regelmatig met de gegevens uit de
tabel vergelijken!
Bij het oppompen bestaat er explosiegevaar, blijft op
veilige afstand!
M 16 x 1,5 200 Nm
M 18 x 1,5 270 Nm
M 20 x 1,5 350 Nm
M 22 x 1,5 500 Nm
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
AANHANGSEL
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
U maakt de beslissing ‘Original’ of ‘namaak? De beslissing wordt vaak op grond van
de prijs genomen. Een ‘goedkope aanschaf’ kan echter zeer duur worden.
Let dus bij de aanschaf op het ‘Original’ teken met het
klaverblad!
Kwaliteit en nauwkeurige
passing
- Bedrijfszekerheid
• Betrouwbaar functioneren
• Lagere levensduur
- Economisch werken
Beschikbaarheid van de onderdelen
Het werken gaat beter
met Originele Pöttinger
onderdelen
Het origineel laat zich niet vervalsen…
9400_NL-Anhang A_Sicherheit
Aanhangsel -A
Aanwijzingen voor veilig werken
- A 1 -
20%
Kg
Aanwijzingen voor veilig werken
In deze handleiding zijn alle plaatsen die betrekking hebben
op de veiligheid met dit teken aangegeven.
1.) Doelgericht gebruik
a. Zie technische gegevens.
b. Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van
de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en
onderhoudsaanwijzingen.
2.) Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor deze
machines en werktuigen ontwikkeld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door ons geleverde
onderdelen niet door ons gecontroleerd en vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan onder bepaalde omstandigheden
constructieve eigenschappen van Uw machine negatief
beinvloeden. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade ontstaan door het gebruik van niet originele delen
en toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren van
aanbouwdelen o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid van de
fabrikant uit.
3.) Beschermkappen, -beugels en -doeken
Alle beschermkappen, -beugels en -doeken moeten aan de
machine gemonteerd zijn en ook intact zijn. Regelmatige controle
en vervanging van versleten en beschadigde beschermingen is
noodzakelijk.
4.) Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet de
bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften vertrouwd maken.
Tijdens het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine deze op
verkeers- en bedrijfsveiligheid controleren.
5.) Asbest
Bepaalde toeleveringsdelen van het voertuig of
machine kunnen om technische redenen asbest
bevatten. Let op kentekens die op de onderdelen
staan.
6.) Meenemen van personen is verboden
a. Personen op of in de machine meenemen is niet toegestaan.
b. De machine mag alleen in de voorgeschreven transportstand over
openbare wegen worden vervoerd.
7.) Wegverkeer (algemeen)
a. De trekker moet voor en achter voldoende van ballastgewichten
worden voorzien om de bestuurbaarheid en de remkracht te
waarborgen.
(Minstens 20% van het leeggewicht van het voertuig moet op de
vooras rusten).
b. De rijeigenschappen
worden door de weg
en door de machine
beïnvloed. Rijstijl aan
de omstandigheden
aanpassen.
c. Als er eveneens een
volgwagen is aan-
gekoppeld, moet bij
het rijden van bochten
rekening gehouden
worden met de breedte
van de machine en met
eventueel uitslaan van de machine.
d. Als met driepuntsmachines in bochten gereden wordt op de
uitstekende delen en op door de massakracht doordraaiende
delen letten!
8.) Algemeen
a. Voor het aankoppelen van machines in de driepuntshefinrichting
de hendel van de hefinrichting in een stand blokkeren, waarin
ongecontroleerd heffen of zakken is uitgesloten.
b. Bij het aankoppelen van machines aan de driepuntshefinrichting
ontstaat beklemmingsgevaar.
c. In het bereik van de hefarmen bestaat een gevaar van klemmen
of knijpen.
d. Tijdens het gebruik van de bediening voor de hefinrichting buiten
de kabine, niet tussen trekker en machine gaan staan.
e. Aftakas alleen aan- en afkoppelen als de trekkermotor stil staat.
f. Tijdens het rijden met een geheven machine, moet de hendel van
de hefinrichting geblokkeerd zijn, om ongecontroleerd zakken te
vermijden.
g. Voor het verlaten van de trekker, moet de machine op de grond
worden gezet.
h. Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan, zonder
dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd. (Door gebruik van de
handrem en/of voorlegblokken.)
i. Bij zowel onderhouds-, schoonmaak- en reparatie-werkzaamheden,
de aandrijfmotor uitschakelen en de aandrijfas afkoppelen.
9.) Het reinigen van de machine
Gebruik een hogedrukreiniger niet om gelagerde onderdelen
te reinigen, ook het reinigen van hydraulische delen met een
hogedrukreiniger moet worden ontraden.
- B1 -
0700_ NL-Gelenkwelle_BA-ALLG
NL
AFTAKAS
Aanhangsel - B
Tijdens het werk
Tijdens het werken met de machine mogen de
voorgeschreven toerentallen niet overschreden
worden.
- nadat de aftakas is uitgeschakeld kunnen sommige
machines noch lange tijd door blijven draaien
door de massa van sommige onderdelen(maaiers,
hakselaars,persen etc.).Gedurende deze tijd niet dicht
bij de machine komen. Wanneer alle delen volledig
stilstaan kan pas aan de machine gewerkt worden.
- wanneer de machine wordt afgekoppeld moet de
aftakas volgens voorschrift afgelegd worden resp.
door een ketting bevestigd worden. Blokkeerketting
(H) niet voor het ophangen van de aftakas benutten.
Groothoekkoppeling:
Maximale verdraaiing tijdens het werk en niet
ingeschakeld 70 graden.
Normale koppeling:
Maximale verdraaiing niet ingeschakeld 90 graden,
tijdens het werk maximaal 35 graden.
ONDERHOUD
Versleten beschermdelen direct
vernieuwen.
- bij het in bedrijf stellen en na alle 8 werkuren de aftakas
doorsmeren met een kwaliteitsvet.
- gedurende langere rustperiodes aftakas schoonmaken
en doorsmeren.
Tijdenswinterwerkzaamheden de beschermbuizen
invetten om te voorkomen dat ze vastvriezen.
Aftakas aanpassen
De juiste lengte wordt bepaald door de aftakas-helften
naast elkaar te houden.
Het afkorten
om de lengte aan te passen, de beide aftakashelften
in de positie van de kortste afstand (L2)van de
aftakaseinden tov. elkaar, naast elkaar houden en
aftekenen.
Let op!
• lengte (L1) niet overschrijden
- Zo groot mogelijke overlapping (min. 1/2 X)
nastreven.
binnenste- en buitenste- beschermbuis met gelijke
lengte inkorten.
Slipkoppeling (2) aan de machinezijde monteren.
Voor elk gebruik de aftakas controleren, of de gaffels
goed vergrendeld zijn.
Blokkeerketting
- beschermbuis van de aftakas borgen tegen
meedraaien.
Let erop dat de ketting voldoende lengte heeft voor de
bewegingen van de kruiskoppelingsas.
8h
FETT
Let op!
Gebruik de meege-
leverde aftakas.
Monteer deze
met stilstaande
beschermbuizen.
Het gebruikva-
nandere aandri-
jfassen is niet
toegestaan.
- B1 -
0700_ NL-Gelenkwelle_BA-ALLG
NL
AFTAKAS
Aanhangsel - B
L
L
K92E,K92/4E
K90,K90/4,K94/1
Gebruiksinstructie voor een nokkenschakelkoppeling
De nokkenschakelkoppeling is een beveiliging, die het
draaimoment bij overbelasting tot “nul” reduceert. De
uitgeschakelde koppeling kan weer ingeschakeld worden
als de aftakasaandrijving wordt uitgeschakeld.
Het inschakeltoerental van deze koppeling ligt onder de
200 omw./min.
LET OP!
Opnieuw inschakelen ook bij verminderen van
het aftakas-toerental mogelijk.
AANWIJZING!
De nokkenschakelkoppeling van de aftakas is geen
“beladingsgraadmeter”. Het is een echte beveiliging, die
Uw machine beschermen moet tegen beschadigingen.
Door gevoelsmatig te werken voorkomt U veelvuldig
uitschakelen van de koppeling en behoedt hem en de
machine voor onnodige slijtage.
Smeerinterval: 500 uur (speciaal vet)
Belangrijk voor aftakassen met een platenslipkoppeling
Bij overbelasting en kortdurende koppelpieken wordt
het koppel begrensd en tijdens de slipduur gelijkmatig
overgebracht.
Tijdens het eerste gebruik en na langere tijd buiten
gebruik te zijn, de platenslipkoppeling op goede werking
controleren.
a.) Maat „L“ aan drukveer bij K90, K90/4 en K94/1 resp.
aan stelschroef bij K92E en K92/4E vaststellen.
b.) Schroeven losdraaien, waardoor de frictieplaten
ontlast worden. Koppeling doordraaien.
c.) Schroeven op maat „L“ instellen.
Koppeling is weer gebruiksklaar.
9900-ZENTRAL_LEGENDE-SCHMIERPLAN - 87 -
Schmierplan
X
h alle X Betriebsstunden
40 F alle 40 Fuhren
80 F alle 80 Fuhren
1 J 1 x jährlich
100 ha alle 100 Hektar
FETT FETT
= Anzahl der Schmiernippel
= Anzahl der Schmiernippel
(IV) Siehe Anhang "Betriebsstoffe"
Liter Liter
* Variante
Siehe Anleitung des Herstellers
Smeerschema
X
h alle X bedrijfsuren
40 F alle 40 wagenladingen
80 F alle 80 wagenladingen
1 J 1 x jaarlijks
100 ha alle 100 hectaren
FETT VET
= Aantal smeernippels
= Aantal smeernippels
(IV) Zie aanhangsel "Smeermiddelen"
Liter Liter
* Varianten
zie gebruiksaanwijzing van de fabrikant
Schema di lubrificazione
X
h ogni X ore di esercizio
40 F ogni 40 viaggi
80 F ogni 80 viaggi
1 J volta all'anno
100 ha ogni 100 ettari
FETT GRASSO
= Numero degli ingrassatori
= Numero degli ingrassatori
(IV) vedi capitolo “materiali di esercizio”
Liter litri
* variante
vedi istruzioni del fabbricante
Plan de graissage
X
h Toutes les X heures de service
40 F Tous les 40 voyages
80 F Tous les 80 voyages
1 J 1 fois par an
100 ha tous les 100 hectares
FETT GRAISSE
= Nombre de graisseurs
= Nombre de graisseurs
(IV) Voir annexe "Lubrifiants"
Liter Litre
* Variante
Voir le guide du constructeur
Lubrication chart
X
h after every X hours operation
40 F all 40 loads
80 F all 80 loads
1 J once a year
100 ha every 100 hectares
FETT GREASE
= Number of grease nipples
= Number of grease nipples
(IV) see supplement "Lubrificants"
Liter Litre
* Variation
See manufacturer’s instructions
FETT
Esquema de lubricación
X
h Cada X horas de servicio
40 F Cada 40 viajes
80 F Cada 80 viajes
1 J 1 vez al año
100 ha Cada 100 hectáreas
FETT LUBRICANTE
= Número de boquillas de engrase
= Número de boquillas de engrase
(IV) Véase anexo “Lubrificantes”
Liter Litros
* Variante
Véanse instrucciones del fabricante
Plano de lubrificação
X
h Em cada X horas de serviço
40 F Em cada 40 transportes
80 F Em cada 80 transportes
1 J 1x por ano
100 ha Em cada100 hectares
FETT Lubrificante
= Número dos bocais de lubrificação
= Número dos bocais de lubrificação
(IV) Ver anexo ”Lubrificantes"
Liter Litro
* Variante
Ver instruções do fabricante
I
P
NL
D GBF
E
0800 SCHMIERPLAN (5481)
FETT
1 J
80 F
1 J
40 F
80 F
40 F
Nr. 548.90.010.0
1 11 6
(8*)
(II)
ÖL
(II)
ÖL
4
11
6
2
632
1(IV)
FETT
(IV)
FETT
(IV)
FETT
=
11
4
(8*)
6
(6*)
*
(6*)
(II)
ÖL
(IV)
FETT
1
1
1 J
80 F
80 F
40 F
40 F
Nr. 5481.90.011.0
21
2(3*)
(2*)
2
1(IV)
FETT
=
(II)
ÖL
(II)
ÖL
Leistung und Lebensdauer der Maschine sind
von sorgfältiger Wartung und der Verwendung
guter Betriebsstoffe abhängig. Unsere
Betriebsstoffauflistung erleichtert die richtige Auswahl
geeigneter Betriebsstoffe.
Im Schmierplan ist der jeweils einzusetzende
Betriebsstoff durch die Betriebsstoffkennzahl (z.B.
“III”) symbolisiert. Anhand von “Betriebsstoffkennzahl”
kann das geforderte Qualitätsmerkmal und das
entsprechende Produkt der Mineralölfirmen
festgestellt werden. Die Liste der Mineralölfirmen
erhebt keinen Anspruch auf Vollständigkeit.
Getriebeöl gemäß Betriebsanleitung - jedoch
mindestens 1 x jährlich wechseln.
- Ölablaßschraube herausnehmen, das Altöl
auslaufen lassen und ordnungsgemäß
entsorgen.
Vor Stillegung (Winterperiode) Ölwechsel durchführen
und alle Fettschmierstellen abschmieren. Blanke
Metallteile außen (Gelenke, usw.) mit einem Produkt
gemäß “IV” in der umseitigen Tabelle vor Rost
schützen.
I II III IV V VI VII
(II)
ÖL
(IV)
FETT
- D 1 -
Betriebsstoff-Kennzahl
Lubricant indicator
Code du lubriant
Numero caratteristico del
lubricante
Smeermiddelen code
gefordertes Qualitätsmerkmal
required quality level niveau
de performance demandé
caratteristica richiesta di
qualità
verlangte kwaliteitskenmerken
Getriebeöl SAE 90 bzw. 85
W-140 gemäß API-GL 5
gear oil SAE 90 resp. SAE 85
W-140 according to API-GL 5
huile transmission SA 90 ou
SAE 85 W-140, niveau API
GL 5
oilio per cambi e differenziali
SAE 90 o SAE 85 W-140 se-
condo speciche API-GL 5
Komplexfett (DIN 51 502: KP 1R)
complex grease
graisse complexe
grasso a base di saponi comp-
lessi
Getriebeießfett
(DIN 51 502:GOH
transmission grease
graisse transmission
grasso uido per riduttori e
motoroduttori
Li-Fett (DIN 51 502, KP 2K)
lithium grease
graisse au lithium
grasso al litio
Getriebeöl SAE 90 bzw. SAE 85 W-140
gemäß API-GL 4 oder API-GL 5
gear oil, SAE 90 resp. SAE 85 W-140
according to API-GL 4 or API-GL 5
huile transmission SAE 90 ou
SAE 85 W-140, niveau API-GL 4 ou
API-GL 5
olio per cambi e differenziali SAE 90
o SAE 85W-140 secondo speciche
API-GL 4 o API-GL 5
Motorenöl SAE 30 gemäß
API CD/SF
motor oil SAE 30
according to API CD/SF
huile moteur SAE 30 niveau
API CD/SF
oilo motore SAE 30 secondo
speciche API CD/SF
HYDRAULIKöL HLP
DIN 51524 Teil 2
Siehe Anmerkungen
*
**
***
The performance and the lifetime of the farm
machines are highly depending on a careful
maintenance and application of correct
lubricants. our schedule enables an easy
selection of selected products.
The applicable lubricants are symbolized (eg.
“III”). According to this lubricant product code
number the specification, quality and brandname
of oil companies may easily be determined.
The listing of the oil companies is not said to
be complete.
Gear oils according to operating instructions
- however at least once a year.
- Take out oil drain plug, let run out and duly
dispose waste oil.
Before garaging (winter season) an oil change and
greasing of all lubricating points has to be done.
Unprotected, blanc metal parts outside (joints,
etc.) have to be protected against corrosion with
a group "Iv" product as indicated on the reverse
of this page.
Le bon fonctionnement et la longévité des
machines dépendent d’un entretien soigneux
et de l’utilisation de bons lubrifiants. Notre
liste facilite le choix correct des lubrifiants.
Sur le tableau de graissage, on trouve un code
(p.ex."III") se référant à un lubrifiant donné.
En consultant ce code on peut facilement
déterminer la spécification demandée du
lubrifiant. La liste des sociétés pétrolières
ne prétend pas d’être complète.
Pour l’huile transmission consulter le cahier
d’entretien - Vidanger les boîtiers et carters
au moins une fois par an.
- retirer le bouchon de vidange, laisser
l'huile s'écouler et les dispositions
nécessaires au recyclage de celle-ci
Avant l’arrêt et hiver: vidanger et graisser
les éléments sensibles avec un produit type
"IV" pour les protégés de la rouille (consulter
tableau au verso).
L'efficienza e la durata della macchina dipendono
dall'accuratezza della sua manutenzione e dall'impiego
dei lubrificanti adatti. Il nostro elenco dei lubrificanti Vi
agevola nella scelta del lubrificante giusto.Il lubrificante
da utilizzarsi di volta in volta è simbolizzato nello schema
di lubrificazione da un numero caratter-istico (per es.
"III"). In base al "numero caratteristico del lubrificante"
si possono stabilire sia la caratteristica di qualità che il
progetto corrispondente delle compagnie petrolifere.
L'elenco delle compagnie petrolifere non ha pretese di
completezza.
Motori a quattro tempi: bisogna effettuare il cambio
dell'olio ogni 100 ore di funzionamento e quello dell'olio
per cambi come stabilito nel manuale delle istruzioni per
l'uso (tuttavia, almeno 1 volta all'anno).
- Togliere il tappo di scarico a vite dell’olio; far scolare
l’olio e eliminare l’olio come previsto dalla legge anti-
inquinamento ambientale.
Effettuare il cambio dell'olio ed ingrassare tutte le parti
che richiedono una lubrificazione a grasso prima del fermo
invernale della macchina. proteggere dalla ruggine tutte le
parti metalliche esterne scoperte con un prodotto a norma
di "Iv" della tabella riportata sul retro della pagina.
prestaties en levensduur van de
machines zijn afhankelijk van
een zorgvuldig onderhoud en het
gebruik van goede smeermiddelen.
Dit schema vergemakkelijkt de
goede keuze van de juiste smeer-
middelen.
Olie in aandrijvingen volgens de ge-
bruiksaanwijzing verwisselen - echter
tenminste 1 x jaarlijks.
- Aftapplug er uit nemen, de olie
aftappen en milieuvriendelijk
verwerken.
Voor het buiten gebruik stellen (win-
terperiode) de olie-wissel uitvoeren
en alle vetnippel smeerpunten
doorsmeren. Blanke metaaldelen
(koppelingen enz.) met een product
uit groep "Iv" van de navolgende tabel
tegen corrosie beschermen.
D
Betriebsstoffe
Ausgabe 1997
GB
Lubricants
Edition 1997
F
Lubrifiants
Édition 1997
I
Lubrificanti
Edizione 1997
NL
Smeermiddelen
Uitgave 1997
-
OSO 32/46/68
ARNICA 22/46 MOTOROIL HD 30
SIGMA MULTI 15W-40
SUPER TRACTOROIL UNIVERS.
15W-30
ROTRA HY 80W-90/85W-140
ROTRA MP 80W-90/85W-140 GR MU 2 GR SLL
GR LFO ROTRA MP 80W-90
ROTRA MP 85W-140
VITAM GF 32/46/68
VITAM HF 32/46 SUPER KOWAL 30 MULTI TURBO-
RAL SUPER TRAKTORAL 15W-30 GETRIEBEÖL EP 90 GETRIEBEÖL
HYP 85W-90
ARALUB HL 2 ARALUB FDP 00 ARALUB FK 2 GETRIEBEÖL HYP 90
AGIP
ARAL
IV ANMERKUNGEN
III VIVVIIII I
Firma
(IV)
FETT
(II)
ÖL
HYDRAULIKÖL HLP 32/46/68
SUPER 2000 CD-MC *
HYDRA HYDR. FLUID * HYDRAU-
LIKÖL MC 530 ** PLANTOHYD
40N ***
SUPER 2000 CD-MC
SUPER 2000 CD
HD SUPERIOR 20 W-30
HD SUPERIOR SAE 30
SUPER 8090 MC
HYPOID 80W-90
HYPOID 85W-140
MULTI FETT 2
SPEZIALFETT FLM
PLANTOGEL 2 N
GETRIEBEFLIESSFETT NLGI 0
RENOLIT DURAPLEX EP 00
PLANTOGEL 00N
RENOPLEX EP 1 HYPOID 85W-140
BAYWA
AVILUB RL 32/46
AVILUB VG 32/46 MOTOROIL HD 30
MULTIGRADE HDC 15W-40 TRAC-
TAVIA HF SUPER 10 W-30
GETRIEBEÖL MZ 90 M MULTIHYP
85W-140 AVIA MEHRZWECKFETT
AVIA ABSCHMIERFETT AVIA GETRIEBEFLIESSFETT AVIALUB SPEZIALFETT LD GETRIEBEÖL HYP 90 EP MULTIHYP
85W-140 EP
AVIA
ENERGOL SHF 32/46/68 VISCO 2000
ENERGOL HD 30
VANELLUS M 30
GEAR OIL 90 EP
HYPOGEAR 90 EP ENERGREASE LS-EP 2 FLIESSFETT NO
ENERGREASE HTO
OLEX PR 9142 HYPOGEAR 90 EP
HYPOGEAR 85W-140 EP
BP
HYSPIN AWS 32/46/68 HYSPIN
AWH 32/46 RX SUPER DIESEL 15W-40
POWERTRANS EPX 80W-90
HYPOY C 80W-140 IMPERVIA MMO CASTROLGREASE LMX EPX 80W-90
HYPOY C 80W-140
CASTROL
WIOLAN HS (HG) 32/46/68
WIOLAN HVG 46 **
WIOLAN HR 32/46 ***
HYDROLFLUID *
MULTI-REKORD 15W-40
PRIMANOL
REKORD 30
HYPOID-GETRIEBEÖL
80W-90, 85W-140
MEHRZWECKGETRIEBEÖL
80W-90
WIOLUB LFP 2 WIOLUB GFW WIOLUB AFK 2 HYPOID-GETRIEBEÖL
80W-90, 85W-140
ENAK HLP 32/46/68
ENAK MULTI 46/68 SUPER EVVAROL HD/B SAE 30
UNIVERSAL TRACTOROIL SUPER HYPOID GA 90
HYPOID GB 90
HOCHDRUCKFETT LT/SC 280 GETRIEBEFETT MO 370 EVVA CA 300 HYPOID GB 90
HLP 32/46/68
HLP-M M32/M46 MOTORÖL 100 MS SAE 30
MOTORÖL 104 CM 15W-40 AUS-
TROTRAC 15W-30
GETRIEBEÖL MP 85W-90 GETRIE-
BEÖL B 85W-90 GETRIEBEÖL C
85W-90
LORENA 46
LITORA 27 RHENOX 34
-
GETRIEBEÖL B 85W-90 GETRIEBE-
ÖL C 85W-140
OLNA 32/46/68
HYDRELF 46/68 PERFORMANCE 2 B SAE 30 8000
TOURS 20W-30 TRACTORELF ST
15W-30
TRANSELF TYP B 90 85W-140
TRANSELF EP 90 85W-140 EPEXA 2
ROLEXA 2
MULTI 2
GA O EP
POLY G O MULTIMOTIVE 1 TRANSELF TYP B 90 85W-140
TRANSELF TYP BLS 80 W-90
NUTO H 32/46/68
NUTO HP 32/46/68 PLUS MOTORÖL 20W-30 UNIFARM
15W-30 GEAROIL GP 80W-90 GEAROIL
GP 85W-140 MULTI PURPOSE GREASE H FIBRAX EP 370 NEBULA EP 1
GP GREASE GEAR OIL GX 80W-90
GEAR OIL GX 85W-140
ULTRAMAX HLP 32/46/68 SUPER
TRAC FE 10W-30* ULTRAMAX
HVLP 32 **
ULTRAPLANT 40 ***
SUPER HPO 30
STOU 15W-30
SUPER TRAC FE 10W-30
ALL FLEET PLUS 15W-40
HP GEAR OIL 90
oder 85W-140
TRANS GEAR OIL 80W-90
MULTILUBE EP 2
VAL-PLEX EP 2
PLANTOGEL 2 N
RENOLIT LZR 000
DEGRALUB ZSA 000 DURAPLEX EP 1
TELLUS S32/S 46/S68 TELLUS
T 32/T46 AGROMA 15W-30
ROTELLA X 30
RIMULA X 15W-40
SPIRAX 90 EP
SPIRAX HD 90
SPIRAX HD 85/140
RETINAX A
ALVANIA EP 2 SPEZ. GETRIEBEFETT H SIMMNIA
GREASE O AEROSHELL GREASE 22 DOLIUM
GREASE R SPIRAX HD 90
SPIRAX HD 85W-140
AZOLLA ZS 32, 46, 68 EQUIVIS ZS
32, 46, 68 RUBIA H 30
MULTAGRI TM 15W-20 TOTAL EP 85W-90
TOTAL EP B 85W-90 MULTIS EP 2 MULTIS EP 200 MULTIS HT 1 TOTAL EP B 85W-90
DTE 22/24/25
DTE 13/15 HD 20W-20
DELVAC 1230
SUPER UNIVERSAL 15W-30
MOBILUBE GX 90
MOBILUBE HD 90
MOBILUBE HD 85W-140
MOBILGREASE MP MOBILUX EP 004 MOBILPLEX 47 MOBILUBE HD 90
MOBILUBE HD 85W-140
RENOPLEX EP 1 HYPOID EW 90
HYPOID 85W-140
HYDRAULIKÖL HLP/32/46/68
HYDRAMOT 1030 MC * HYDRAU-
LIKÖL 520 **
PLANTOHYD 40N ***
MULTI 2030
2000 TC
HYDRAMOT 15W-30 HYDRAMOT
1030 MC
GETRIEBEÖL MP 90
HYPOID EW 90
HYPOID 85W-140
MEHRZWECKFETT
SPEZIALFETT GLM
PLANTOGEL 2 N
GETRIEBEFLIESSFETT
PLANTOGEL 00N
HYDRAN 32/46/68 DELTA PLUS SAE 30
SUPER UNIVERSAL OIL PONTONIC N 85W-90 PONTONIC
MP 85W-90 85W-140
SUPER UNIVERSAL OIL
MARSON EP L 2 NATRAN 00 MARSON AX 2 PONTONIC MP 85W-140
RENOPLEX EP 1 RENOGEAR SUPER 8090 MC
RENOGEAR HYPOID 85W-140
RENOGEAR HYPOID 90
TITAN HYDRAMOT 1O3O MC
TITAN UNIVERSAL HD RENOGEAR SUPER 8090 MC
RENOGEAR HYPOID 85 W-140
RENOGEAR HYPOID 90
RENOSOD GFO 35
DURAPLEX EP 00
PLANTOGEL 00N
ELAN
FUCHS
GENOL
MOBIL
RHG
SHELL
TOTAL
ELF
ESSO
EVVA
FINA
VALVOLINE
VEEDOL
RENOLIN B 10/15/20 RENOLIN B
32 HVI/46HVI EXTRA HD 30
SUPER HD 20 W-30 MEHRZWECKGETRIEBEÖlSAE90
HYPOID EW 90 MEHRZWECKFETT
RENOLIT MP
DURAPLEX EP
RENOSOD GFO 35 RENOPLEX EP 1 HYPOID EW 90
-
-
ANDARIN 32/46/68 HD PLUS SAE 30 MULTIGRADE SAE 80/90 MULTI-
GEAR B 90
MULTIGEAR C SAE 85W-140
MULTIPURPOSE MULTIGEAR B 90
MULTI C SAE 85W-140
WINTERSHALL
HP GEAR OIL 90
oder 85W-140
RENOLIN 1025 MC ***
TITAN HYDRAMOT 1030 MC **
RENOGEAR HYDRA *
PLANTOHYD 40N ***
RENOLIT MP
RENOLIT FLM 2
RENOLIT ADHESIV 2
PLANTOGEL 2 N
CASTROLGREASE LM
- D 2 -
* Bei Verbundarbeit mit
Naßbremsen-schlep-
pern ist die internatio-
nale Spezikation J 20
A erforderlich
** Hydrauliköle
HLP-(D) + HV
*** Hydrauliköle auf Pan-
zenölbasis HLP + HV
Biologisch abbaubar,
deshalb besonders
umweltfreundlich
- 91 -
0800-NL-Hydraulikplan_5481
NL
SCHEMA HYDRAULIEK
20080221
- 92 -
0800-NL-Elektro-Schaltplan_548
NL
ELEKTRISCH SCHEMA
- 93 -
0800-NL-Elektro-Schaltplan_548
NL
ELEKTRISCH SCHEMA
Laadruimteverlichting
Toevoegingsmiddel-dosering
Y15 bodemketting snelheid 2
Y16 Meelopende gestuurde as
Bovenbouw
Dwarsafvoerband naar links
Dwarsafvoerband naar rechts
Ingang reserve 1
Bodemketting draait naar achteren
Draaimoment wals 1
Draaimoment wals 2
Afgenomen vermogen
Toevoegingsmiddel-dosering (Uitgang)
Draaimoment wals 1 (sensor ingang)
Sticker schakelkast
Voorbeelden:
P max 48 W
I max 4 A
U B 12 V
Kleurencode:
BU blauw
BN bruin
GNYE groen / geel
BK zwart
Firmanaam en adres van de producent:
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
AT - 4710 Grieskirchen
Machine (vervangbare uitrusting):
Laadwagen
Type
Serienummer
De producent verklaart uitdrukkelijk dat de machine overeenkomt met alle desbetreffende
bepalingen van de volgende EG-richtlijn:
Machines 2006/42/EG
Bovendien wordt de overeenstemming met de volgende andere EG-richtlijnen en/of
desbetreffende bepalingen verklaard
Elektromagnetische compatibiliteit 2014/30/EU
Vindplaats van de toegepaste geharmoniseerde normen:
EN ISO 12100 EN ISO 4254-1
Vindplaats van de toegepaste overige technische normen en/of specificaties:
Documentatiegemachtigde:
Konrad Mallinger
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
EG-conformiteitsverklaring
Originele conformiteitsverklaring
Markus Baldinger,
Bedrijfsleiding F&E
Grieskirchen,
01.08.2016
Jörg Lechner,
Bedrijfsleiding Productie
JUMBO
6010 L / D
Combiline
6610 L / D
Combiline
7210 L / D
Combiline
10010 L / D
Combiline
5491 5481 5501 5551
A empresa PÖTTINGER Landtechnik GmbH
esforçase continuamente por melhorar os
seus produtos, adaptando-os à evolução
técnica.
Por este motivo, reservamonos o direito de modificar
as figuras e as descrições constantes no presente
manual, sem incorrer na obrigação de modificar
máquinas já fornecidas.
As características técnicas, as dimensões e os pesos
não são vinculativos.
A reprodução ou a tradução do presente manual de
instruções, seja ela total ou parcial, requer a autorização
por escrito da
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Todos os direitos estão protegidos pela lei da prop-
riedade intelectual.
Im Zuge der technischen Weiterentwicklung
arbeitet die PÖTTINGER Landtechnik
GmbH ständig an der Verbesserung ihrer
Produkte.
Änderungen gegenüber den Abbildungen und
Beschreibungen dieser Betriebsanleitung müssen wir
uns darum vorbehalten, ein Anspruch auf Änderungen
an bereits ausgelieferten Maschinen kann daraus nicht
abgeleitet werden.
Technische Angaben, Maße und Gewichte sind
unverbindlich. Irrtümer vorbehalten.
Nachdruck oder Übersetzung, auch auszugsweise,
nur mit schriftlicher Genehmigung der
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle Rechte nach dem Gesetz des Urheberrecht
vorbehalten.
La société PÖTTINGER Landtechnik GmbH
améliore constamment ses produits grâce
au progrès technique.
C'est pourquoi nous nous réser-vons le droit de
modifier descriptions et illustrations de cette notice
d'utilisation, sans qu'on en puisse faire découler un
droit à modifications sur des machines déjà livrées.
Caractéristiques techniques, dimensions et poids sont
sans engagement. Des erreurs sont possibles.
Copie ou traduction, même d'extraits, seulement avec
la permission écrite de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Tous droits réservés selon la réglementation des
droits d'auteurs.
Following the policy of the PÖTTINGER
Landtechnik GmbH to improve their products
as technical developments continue,
PÖTTINGER reserve the right to make alterations which
must not necessarily correspond to text and illustrations
contai-ned in this publication, and without incurring
obligation to alter any machines previously delivered.
Technical data, dimensions and weights are given as
an indication only. Responsibility for errors or omissions
not accepted.
Reproduction or translation of this publication, in whole
or part, is not permitted without the written consent of the
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
All rights under the provision of the copyright Act are
reserved.
PÖTTINGER Landtechnik GmbH werkt
permanent aan de verbetering van hun
producten in het kader van hun technische
ontwikkelingen. Daarom moeten wij ons
veranderingen van de afbeeldingen en beschrijvingen
van deze gebruiksaanwijzing voorbehouden, zonder
dat daaruit een aanspraak op veranderingen van reeds
geieverde machines kan worden afgeleid.
Technische gegevens, maten en gewichten zijn niet
bindend. Vergissingen voorbehouden.
Nadruk of vertaling, ook gedeeltelijk, slechts met
schriftelijke toestemming van
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle rechten naar de wet over het auteursrecht voor-
behouden.
La empresa PÖTTINGER Landtechnik
GmbH se esfuerza contínuamente en
la mejora constante de sus productos,
adaptándolos a la evolución técnica. Por ello
nos vemos obligados a reservarnos todos los derechos
de cualquier modificación de los productos con relación
a las ilustraciones y a los textos del presente manual,
sin que por ello pueda ser deducido derecho alguno a
la modificación de máquinas ya suministradas.
Los datos técnicos, las medidas y los pesos se
entienden sin compromiso alguno.
La reproducción o la traducción del presente manual
de instrucciones, aunque sea tan solo parcial, requiere
de la autorización por escrito de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Todos los derechos están protegidos por la ley de la
propiedad industrial.
La PÖTTINGER Landtechnik GmbH è
costantemente al lavoro per migliorare i suoi
prodotti mantenendoli aggiornati rispetto allo
sviluppo della tecnica.
Per questo motivo siamo costretti a riservarci la facoltà
di apportare eventuali modifiche alle illustrazioni e alle
GHVFUL]LRQLGLTXHVWHLVWUX]LRQL SHUO·XVR$OORVWHVVR
tempo ciò non comporta il diritto di fare apportare
modifiche a macchine già fornite.
I dati tecnici, le misure e i pesi non sono impegnativi. Non
rispondiamo di eventuali errori. Ristampa o traduzione,
anche solo parziale, solo dietro consenso scritto della
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Ci riserviamo tutti i diritti previsti dalla legge sul diritto
G·DXWRUH
GB
I
P
NL
D
E
F
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Servicecenter Landsberg
Spöttinger-Straße 24
Postfach 1561
D-86 899 LANDSBERG / LECH
Telefon:
Ersatzteildienst: +49 8191 9299 - 166 od. 169
Kundendienst: +49 8191 9299 - 130 od. 231
Telefax: +49 8191 59656
e-Mail: landsberg@poettinger.at
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Telefon: +43 7248 600-0
Telefax: +43 7248 600-2513
e-Mail: info@poettinger.at
Internet: http://www.poettinger.at
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Verkaufs- und Servicecenter Recke
Steinbecker Strasse 15
D-49509 Recke
Telefon: +49 5453 9114-0
Telefax: +49 5453 9114-14
e-Mail: recke@poettinger.at
PÖTTINGER France S.A.R.L.
129 b, la Chapelle
F-68650 Le Bonhomme
Tél.: +33 (0) 3 89 47 28 30
e-Mail: france@poettinger.at
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96

Pottinger JUMBO 6000 COMBILINE Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor