GASGAS MC 125 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
MC 125
Artikelnr. 3215157nl
BESTE GASGAS KLANT,
*3215157nl*
3215157nl
31.08.2023
BESTE GASGAS KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw GASGAS-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief voer-
tuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 12) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze modelserie.
Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. GASGAS Motorcycles GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens,
prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder vooraf-
gaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen
aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. GAS-
GAS Motorcycles is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, druk-
fouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet standaard bij
de leveromvang horen.
© 2023 GASGAS Motorcycles GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schriftelijke toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
GASGAS Motorcycles past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanage-
mentsnorm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
GASGAS Motorcycles GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
MC 125 (F0101X0)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ............................... 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.............................. 5
1.2 Gebruikte formatteringen............................. 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik .............. 6
2.2 Onjuist gebruik .............................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ................................ 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ................ 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ................ 7
2.6 Veilig gebruik ................................................. 7
2.7 Beschermende kleding.................................. 7
2.8 Werkinstructies ............................................. 8
2.9 Milieu............................................................. 8
2.10 Bedieningshandleiding .................................. 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN..................................... 9
3.1 Fabrieksgarantie, garantie ............................ 9
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ...................... 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren.................. 9
3.4 Service ........................................................... 9
3.5 Afbeeldingen ................................................. 9
3.6 Klantenservice ............................................... 9
4 AFBEELDING VOERTUIG ............................................ 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave).............................. 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave).............................. 11
5 SERIENUMMERS ........................................................ 12
5.1 Voertuigidentificatiennummer ................... 12
5.2 Balhoofdetiket............................................. 12
5.3 Motornummer............................................. 12
5.4 Artikelnummer voorvork............................. 12
5.5 Artikelnummer schokdemper ..................... 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................................... 14
6.1 Koppelingshendel........................................ 14
6.2 Remhendel .................................................. 14
6.3 Gashendel.................................................... 14
6.4 Uitschakelknop ............................................ 14
6.5 Startknop ..................................................... 15
6.6 Combinatieschakelaar................................. 15
6.7 Overzicht controlelampjes .......................... 15
6.8 Gecombineerd instrument.......................... 15
6.9 Tankdop openen ......................................... 16
6.10 Tankdop sluiten ........................................... 16
6.11 Koude-startknop.......................................... 17
6.12 Regelschroef stationair toerental ............... 17
6.13 Versnellingshendel ...................................... 17
6.14 Rempedaal................................................... 18
6.15 Plug-in standaard ........................................ 18
7 INBEDRIJFSTELLING ................................................... 19
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling............................................ 19
7.2 Motor inrijden ............................................. 20
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij
lage temperaturen ...................................... 20
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden............................ 21
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden............................................... 21
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden............................................... 22
7.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig
circuit voorbereiden.................................... 22
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden.................... 23
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ................................. 23
8 RIJ-INSTRUCTIES ........................................................ 24
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling............................................ 24
8.2 Voertuig starten .......................................... 24
8.3 Beginnen met rijden.................................... 25
8.4 Schakelen, rijden ......................................... 25
8.5 Afremmen.................................................... 26
8.6 Stoppen, parkeren....................................... 26
8.7 Transporteren.............................................. 27
8.8 Brandstof tanken......................................... 28
9 SERVICESCHEMA........................................................ 29
9.1 Extra informatie........................................... 29
9.2 Serviceschema............................................. 29
10 CHASSIS AFSTELLEN................................................... 31
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ................ 31
10.2 Ingaande demping schokdemper ............... 31
10.3 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen................................ 31
10.4 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen................................ 32
10.5 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen................................ 33
10.6 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................................ 33
10.7 Statische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 34
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 34
10.9 Veervoorspanning schokdemper
instellen ................................................... 35
10.10 Dynamische veerweg instellen ............... 36
10.11 Luchtvering XACT ........................................ 37
10.12 Basisinstelling voorvork controleren .......... 37
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen........................ 38
10.14 Ingaande demping voorvork instellen ........ 39
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen ...... 39
10.16 Stuurpositie ................................................. 40
10.17 Stuurpositie instellen .............................. 40
INHOUDSOPGAVE
3
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS........................ 43
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken............... 43
11.2 Motorfiets van hefbok nemen.................... 43
11.3 Vorkpoten ontluchten................................. 43
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen............... 44
11.5 Voorvorkprotector demonteren................. 45
11.6 Voorvorkprotector monteren ..................... 45
11.7 Vorkpoten demonteren .......................... 45
11.8 Vorkpoten monteren .............................. 46
11.9 Onderste kroonplaat demonteren ......... 46
11.10 Onderste kroonplaat monteren .............. 47
11.11 Speling balhoofdlager controleren ............. 49
11.12 Speling balhoofdlager instellen .............. 50
11.13 Balhoofdlager smeren ............................. 50
11.14 Startnummerbord demonteren.................. 51
11.15 Startnummerbord monteren...................... 51
11.16 Spatbord voor demonteren ........................ 51
11.17 Spatbord voor monteren ............................ 51
11.18 Schokdemper demonteren ..................... 52
11.19 Schokdemper monteren ......................... 53
11.20 Zadel verwijderen........................................ 54
11.21 Zadel monteren........................................... 55
11.22 Framebescherming demonteren................ 55
11.23 Framebescherming monteren .................... 55
11.24 Zijdeksel rechts demonteren ...................... 56
11.25 Zijdeksel rechts monteren .......................... 56
11.26 Deksel luchtfilterbak demonteren.............. 56
11.27 Deksel luchtfilterbak monteren .................. 57
11.28 Luchtfilter demonteren ........................... 57
11.29 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ...... 58
11.30 Luchtfilter monteren ............................... 59
11.31 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ........................................... 59
11.32 Einddemper demonteren............................ 59
11.33 Einddemper monteren................................ 60
11.34 Glasvezelvulling van de einddemper
vervangen ................................................ 60
11.35 Brandstoftank demonteren .................... 61
11.36 Brandstoftank monteren ........................ 62
11.37 Vervuiling ketting controleren .................... 64
11.38 Ketting reinigen ........................................... 64
11.39 Kettingspanning controleren ...................... 65
11.40 Kettingspanning instellen............................ 65
11.41 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel
en kettinggeleiding controleren ................. 66
11.42 Frame controleren .................................. 69
11.43 Achterbrug controleren .......................... 69
11.44 Gaskabellegging controleren ...................... 69
11.45 Rubberen stuurcovers controleren............. 70
11.46 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen ....................................................... 71
11.47 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren ............................... 71
11.48 Vloeistof van de hydraulische koppeling
verversen ................................................. 72
12 REMSYSTEEM............................................................. 74
12.1 Vrije slag remhendel controleren ............... 74
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel
instellen ....................................................... 74
12.3 Remschijven controleren ............................ 74
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................................. 75
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ................................................... 75
12.6 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ................ 77
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................ 77
12.8 Vrije slag rempedaal controleren ............... 80
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ................................................... 80
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................................. 81
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .... 82
12.12 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ............. 83
12.13 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen ................................................ 83
13 WIELEN, BANDEN ...................................................... 86
13.1 Voorwiel demonteren ............................. 86
13.2 Voorwiel monteren ................................. 87
13.3 Achterwiel demonteren .......................... 87
13.4 Achterwiel monteren .............................. 88
13.5 Bandentoestand controleren...................... 90
13.6 Bandenspanning controleren...................... 90
13.7 Spaakspanning controleren ........................ 91
14 KOELSYSTEEM............................................................ 92
14.1 Koelsysteem ................................................ 92
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren .... 92
14.3 Koelmiddelpeil controleren ........................ 93
14.4 Koelmiddel aftappen ............................... 93
14.5 Koelmiddel vullen .................................... 94
14.6 Koelmiddel verversen ............................. 95
15 ELEKTRONICA............................................................. 97
15.1 12V-accu demonteren ............................ 97
15.2 12V-accu monteren ................................ 98
15.3 12V-accu laden ........................................ 99
15.4 Hoofdzekering vervangen ........................ 100
15.5 Zekering van de brandstofpomp
vervangen ................................................. 101
15.6 Diagnosestekker ....................................... 102
16 UITLAATBESTURING................................................ 103
16.1 Eindposities van de uitlaatbesturing
programmeren ..................................... 103
17 MOTOR AFSTELLEN ................................................ 105
17.1 Mapping wijzigen ..................................... 105
17.2 Speling gaskabel controleren................... 105
17.3 Speling gaskabel instellen .................... 106
INHOUDSOPGAVE
4
17.4 stationair toerental instellen ............... 107
17.5 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren............................................... 107
17.6 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ................. 108
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR...................... 109
18.1 Brandstofzeef vervangen ..................... 109
18.2 Cardanoliepeil controleren ...................... 110
18.3 Cardanolie verversen ........................... 110
18.4 Cardanolie bijvullen .............................. 111
19 REINIGING, ONDERHOUD....................................... 113
19.1 Motorfiets reinigen .................................. 113
20 STALLING................................................................. 115
20.1 Stalling ...................................................... 115
20.2 Inbedrijfname na stalling ......................... 116
21 OPSPOREN VAN FOUTEN ....................................... 117
22 KNIPPERCODE ......................................................... 119
23 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 121
23.1 Motor........................................................ 121
23.2 Aanhaalmomenten motor ....................... 121
23.3 Vulhoeveelheden ..................................... 123
23.3.1 Cardanolie ........................................... 123
23.3.2 Koelmiddel........................................... 123
23.3.3 Brandstof............................................. 123
23.4 Chassis ...................................................... 123
23.5 Banden...................................................... 124
23.6 Voorvork ................................................... 124
23.7 Schokdemper............................................ 124
23.8 Aanhaalmomenten chassis ...................... 125
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................. 128
25 HULPSTOFFEN......................................................... 130
26 NORMEN................................................................. 132
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN...................................... 133
28 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 134
29 LIJST MET SYMBOLEN............................................. 135
29.1 Gele of oranje pictogrammen.................. 135
INDEX ............................................................................... 136
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat de werkzaamhe-
den voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage. Daar wordt
uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde speciale gereed-
schap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die
in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit voertuig
voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties voor
het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden genomen.
Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvuldig door. De veiligheids-
aanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwingsstickers
aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere
personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u
niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen
of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluidsdemping
dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het voertuig voor
andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaatgassen
geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het
inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voer-
tuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen die de veiligheid beïnvloeden, moeten onmiddellijk door een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage worden
verholpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
Voor uw eigen veiligheid adviseert GASGAS Motorcycles om het voertuig uitsluitend met geschikte beschermende kleding
te gebruiken.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met contactslot,
modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpondersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen
worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroeven,
afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de fabrikant
bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aanbrengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage. Beschadigde of
versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflic-
ten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u mili-
eubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en
regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen, bestaat er geen wettelijke
regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rijden. In de
bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo komt
u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer als u meer over het voertuig wilt weten of als tijdens
het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding door de
nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden gedownload.
De bedieningshandleiding is als download op uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer en op de
GASGAS Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde GASGAS Motorcyclesdealer kan ook een afgedrukt
exemplaar worden besteld.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
9
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage worden uitgevoerd en moeten in het GASGAS Motorcycles Dealer.net worden bevestigd,
omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het
voertuig is veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door GASGAS Motorcycles zijn vrijgegeven
en/of aanbevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage monteren. Voor andere producten
en daardoor veroorzaakte schade is GASGAS Motorcycles niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautori-
seerde GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
De actuele GASGAS Technical Accessories voor uw voertuig vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedie-
ningshandleiding genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist
afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren
of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan
draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betref-
fende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de
aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over GASGAS Motorcy-
cles.
De lijst met geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealers vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S05824-10
1Remhendel ( pag. 14)
2Koppelingshendel ( pag. 14)
3Tankdop
4Deksel luchtfilterbak
5Versnellingshendel ( pag. 17)
6Motornummer ( pag. 12)
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S05825-10
1Ingaande demping schokdemper
2Combinatieschakelaar ( pag. 15)
3Voorvork luchtdrukinstelling
4Uitschakelknop ( pag. 14)
5Startknop ( pag. 15)
6Gashendel ( pag. 14)
7Voertuigidentificatiennummer
8Regelschroef stationair toerental ( pag. 17)
9Rempedaal ( pag. 18)
bk Koude-startknop ( pag. 17)
bl Schokdemperinstelling uitgaande demping
5 SERIENUMMERS
12
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het bal-
hoofd gegraveerd.
5.2 Balhoofdetiket
401946-10
Het balhoofdetiket 1is op het balhoofd vooraan aangebracht.
5.3 Motornummer
H01047-10
Het motornummer 1in de linkerkant van de motor boven het ketting-
aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenkant van de
asopname gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
13
5.5 Artikelnummer schokdemper
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is op het bovenste deel van
de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
14
6.1 Koppelingshendel
J00075-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
J00077-10
De remhendel 1is rechts aan het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
J00076-10
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Uitschakelknop
W00019-10
De uitschakelknop 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een stil-
staande motor schakelt niet in.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.5 Startknop
W00020-10
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor geacti-
veerd.
6.6 Combinatieschakelaar
W00016-10
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
1Mager Bij brandend wit controlelampje Ais de magere
mapping geactiveerd. Deze mapping wordt aanbevolen
voor vaste/harde ondergrond.
2Vet Bij brandend groen controlelampje Bis de vette
mapping geactiveerd. Deze mapping wordt aanbevolen
voor zandige/losse ondergrond.
Met de knop 1en knop 2van de combinatieschakelaar kan de
motorkarakteristiek worden gewijzigd.
6.7 Overzicht controlelampjes
W00017-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconstateerd.
Controlelampje Abrandt wit Magere Mapping is geac-
tiveerd. Deze mapping wordt aanbevolen voor vaste/harde
ondergrond.
Controlelampje Bbrandt groen Vette Mapping is
geactiveerd. Deze mapping wordt aanbevolen voor
zandige/losse ondergrond.
6.8 Gecombineerd instrument
S05827-10
Het gecombineerde instrument 1is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument toont het totaal aantal bedrijfsuren van
de motor.
De bedrijfsuren worden geteld als de motor wordt gestart en stopgezet
als de motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op het gecombineerde instrument kan niets worden gewist of
ingesteld.
Zodra de diagnosetool is aangesloten, loopt de bedrijfsurentel-
ler.
Voor langere diagnosesessies de bedrijfsurenteller achter het
startnummerbord loskoppelen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.9 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S05828-10
Tankdop 1tegen de klok in draaien en naar boven toe verwijde-
ren.
6.10 Tankdop sluiten
S05828-11
Tankdop 1plaatsen en met de klok mee draaien tot de brandstof-
tank goed gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder knikken
leggen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.11 Koude-startknop
S05829-10
De koude-startknop 1is onder aan het smoorklephuis aangebracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de elektro-
nische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de grotere hoeveelheid
brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan de motor toege-
voerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgelaten of de
gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-startknop terug
in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd naar de uit-
gangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aanslag
ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de uit-
gangspositie.
6.12 Regelschroef stationair toerental
S05830-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op het
startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij het gas
geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start makkelij-
ker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toerental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toeren-
tal 1afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt gedraaid,
wordt het stationaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt gedraaid,
wordt het stationaire toerental lager.
6.13 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor gemon-
teerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
401950-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6.14 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.15 Plug-in standaard
H02629-10
De opname voor de plug-in standaard 1is de linkerzijde van de stee-
kas.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Bij het transporteren van de motorfiets wordt de plug-in-standaard als
vorkblokkering gebruikt.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
INBEDRIJFSTELLING 7
19
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-dealer.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 71)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 74)
7 INBEDRIJFSTELLING
20
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 80)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 108)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende tocht onder-
neemt.
Info
Uw motorfiets is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assis-
teren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Neem geen bagage mee.
Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 91)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 20)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Info
Het gebruik van een bedrijfsurenteller wordt aanbevolen om de kilometerstand steeds te kunnen controleren.
Vol gas geven vermijden!
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben een
lage zelfontlading en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F) meer start-
vermogen. Het startvermogen van lithium-ion-accu's neemt bij lage tem-
peraturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Hiervoor 5 seconden
de startknop indrukken en tussendoor 30 seconden wachten. De onder-
brekingen zijn noodzakelijk zodat de ontstane warmte zich kan verdelen
over de lithium-ion-accu en de lithium-ion-accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu bij temperaturen onder de
15 °C (60 °F) de startmotor niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet defect,
maar moet hij inwendig worden opgewarmd om het startvermogen
(stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
INBEDRIJFSTELLING 7
21
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of modde-
rig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te con-
troleren of te vervangen.
Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden. ( pag. 59)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 58)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Ervoor zorgen dat er geen radiateurafdekkingen zijn ingebouwd.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 21)
Rijden op nat zand. ( pag. 22)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 22)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 23)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 23)
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
F03669-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (A46006920000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
F03670-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (A46006922000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
7 INBEDRIJFSTELLING
22
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 130)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 131)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 130)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 131)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
7.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
INBEDRIJFSTELLING 7
23
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 113)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 130)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
F03668-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (A46006921000)
Info
Montagehandleiding voor GASGAS Technical Accessories in
acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
24
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 110)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 75)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 81)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 77)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 83)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 64)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding contro-
leren. ( pag. 66)
Kettingspanning controleren. ( pag. 65)
Bandentoestand controleren. ( pag. 90)
Bandenspanning controleren. ( pag. 90)
Spaakspanning controleren. ( pag. 91)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd,
omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig
nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 44)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 43)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soe-
pel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vast-
zitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 8
25
H02629-10
Plug-in-standaard 1verwijderen.
Versnelling in stationair schakelen.
400733-01
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Startknop indrukken.
Info
Startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de volgende
startpoging 15 seconden wachten.
Bij lage temperaturen een wachttijd van 30 seconden aan-
houden.
Bij temperaturen onder 6 °C (43 °F) kunnen er verschillende
startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-accu op te war-
men, waardoor het startvermogen wordt verhoogd.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten, maar
het voertuig op andere defecten controleren.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in-standaard worden verwijderd.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de
motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met
een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijge-
ven en gas geven.
8 RIJ-INSTRUCTIES
26
Als u bij het starten de koude-startknop heeft bediend, kort gas geven en de gashendel loslaten of de gashendel naar
voren draaien.
De koude-startknop keert terug in de uitgangspositie.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas
uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk
minder brandstof verbruikt.
Slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment aankan - het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het
verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas
geven resp. nog een keer schakelen.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stilstand.
Voorgeschreven waarde
1 min
Regelmatig of langdurig slepen van de koppeling vermijden. Daardoor verhitten de cardanolie, de motor en het koelsys-
teem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, regennatte of gladde ondergrond zo veel mogelijk de achterwielrem gebruiken.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen terugscha-
kelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het remsysteem niet
oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
RIJ-INSTRUCTIES 8
27
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voer-
tuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
H02628-01
Motor uitzetten.
Pluginstandaard aan de vorkpoten monteren.
Plug-in standaard (79029094000)
Info
De pluginstandaard maakt deel uit van de levering.
Zorg ervoor dat de remkabel voor de plug-in-standaard ver-
loopt en niet klemt.
8 RIJ-INSTRUCTIES
28
401475-01
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmidde-
len borgen tegen omvallen en wegrollen.
Info
Spanriemen samentrekken tot plug-in-standaard stevig
tegen het spatbord en de banden ligt.
Op uitlijning van de plug-in-standaard ten opzichte van de
spatbordonderzijde letten.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor parkeren.
Tankdop openen. ( pag. 16)
400382-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A35 mm
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
7,9 l Superbrandstof
loodvrij (98 octaan)
gemengd met 2-takt
motorolie (1:40)
( pag. 129)
Motorolie 2-takt ( pag. 128)
Tankdop sluiten. ( pag. 16)
SERVICESCHEMA 9
29
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaam-
heden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten
veranderen. Het meest recente serviceschema is altijd te vinden op GASGAS Motorcycles Dealer.net. Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
Het gebruik van een bedrijfsurenteller wordt aanbevolen om de kilometerstand steeds te kunnen controleren.
Bedrijfsurenteller (A54012920000)
9.2 Serviceschema
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
na 15 bedrijfsuren / om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Foutgeheugen uitlezen met GASGAS Motorcycles-diagnosetool. ○●●●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●
12V-accu controleren en opladen. ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 77) ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 83) ○●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 74) ○●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 75) ○●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 81) ○●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 71)
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 72) ● ●
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 74) ○●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 80) ○●●●●
Stationair toerental controleren. ○●●●●
Cardanolie verversen. ( pag. 110) ○●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchtings-, aftapslangen enz.) en manchetten con-
troleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ●●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ●●●●
Frame controleren. ( pag. 69) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 69) ●●●
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Schokdemper-zwenklager op speling controleren. ● ●
Schokdemperbevestiging controleren. ●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 90) ●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 90) ○●●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●
Wielnaven controleren. ●●●
Velgslag controleren. ○●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 91) ○●●●
9 SERVICESCHEMA
30
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
na 15 bedrijfsuren / om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 66) ○●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 65) ○●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze licht
lopen.
○●●●●
Smoorklep-positiesensor - Basisinstelling controleren. ○●●●
Bougie en bougiedop vervangen. ●●●
Brandstoffilter vervangen. ● ●
Koppeling controleren. ●●●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 58) ●●●●
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. ( pag. 60) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren. ● ●
Schokdemperservice uitvoeren. ● ●
Controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten. ○●●●●
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 109) ○●●●●
Brandstofdruk controleren. ● ● ●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 92) ● ●
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93) ○ ●
Koelmiddel verversen. ( pag. 95)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 49) ○ ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 50) ●●●
Elektrische startinrichting controleren. ●●●
Membraanhuis, membraan en aanzuigflens controleren. ●●●
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Zuigers vervangen. Cilinderkop controleren. Keerringen van
het bochtstuk en de cilinderkop vervangen. Cilinders en Z-maat controleren. Uitlaatbesturing
reinigen. Uitlaatbesturing op goede werking en licht lopen controleren. Uitlaatbesturing eindpo-
sities programmeren. Druksensorflens controleren en reinigen.)
●●●
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Drijfstang,
drijfstanglager en kruktap vervangen. Transmissie en versnelling controleren. Alle motorlagers,
radiale keerringen en afdichtingen vervangen.)
● ●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●
Een proefrit maken. ○●●●●
Foutgeheugen met diagnostisch hulpmiddel van GASGAS Motorcycles na de proefrit uitlezen. ○●●●●
Service in het GASGAS Motorcycles Dealer.net noteren. ○●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 10
31
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om
beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te
voorkomen moeten de basisinstelling en veringscomponenten bij
het gewicht van de bestuurder passen.
GASGAS offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld
op een bestuurder met standaard gewicht (met beschermende kle-
ding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de
basisinstelling van de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de
veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen
moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel
veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de onder-
grond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzi-
gingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en omgekeerd.
10.3 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot normaal
inveert.
10 CHASSIS AFSTELLEN
32
F03639-11
Instelelement 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare
klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.4 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F03639-10
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 10
33
10.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F03640-10
Instelelement 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare
klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot de
markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090200)
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
10 CHASSIS AFSTELLEN
34
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 33)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop hou-
den.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas en
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat Aen B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven
maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 35)
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 33)
Met behulp van een persoon die de motorfiets vasthoudt, gaat de
bestuurder met volledige beschermende kleding in een normale
zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets zitten en
beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
Dynamische veerweg 105 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 36)
CHASSIS AFSTELLEN 10
35
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opmeten.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 56)
Einddemper demonteren. ( pag. 59)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Schokdemper demonteren. ( pag. 52)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
F03627-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Stelring 2draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet de
veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige meting
van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2op de aangegeven
maat Aspannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 8 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een
hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schok-
demper
M5 5 Nm
Ervoor zorgen dat de instelring in gemonteerde toestand geen
andere componenten raakt.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 53)
Einddemper monteren. ( pag. 60)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 56)
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 80)
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
10.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 56)
Einddemper demonteren. ( pag. 59)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Schokdemper demonteren. ( pag. 52)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 …
75 kg
36 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 …
85 kg
39 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 …
95 kg
42 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de
veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 53)
Einddemper monteren. ( pag. 60)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 56)
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 80)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 34)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 34)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 33)
CHASSIS AFSTELLEN 10
37
10.11 Luchtvering XACT
F03629-01
In de voorvork WP Suspension XACT wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de
demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk
gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele voorvorken.
Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de
vering. Als eindslag bevindt zich een stalen veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de
voorvork worden verhoogd om beschadiging van de voorvork en
het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel worden
aangepast aan het bestuurdersgewicht, de omstandigheden van het ter-
rein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft niet te worden
gedemonteerd. De ingewikkelde montage van hardere of zachtere vork-
veren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou ver-
liezen, zakt de voorvork desondanks toch niet door. De lucht wordt in dit
geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behou-
den. De demping wordt harder en het rijcomfort neemt af.
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en uit-
gaand niveau worden ingesteld.
De instelling van de uitgaande demping bevindt zich aan de onderzijde
van de rechter vorkpoot.
De instelling van de ingaande demping bevindt zich aan de onderzijde
van de rechter vorkpoot.
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen worden
gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het
inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften worden
verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de vork-
poten worden ontlucht.
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloeden.
Niet op elkaar afgestemde wijzigingen van de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk ver-
slechteren en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden controleren
of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
A01166-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Vorkpomp 2helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen defect van
de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde GASGAS Technical Accessories-handleiding
in acht nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 8,3 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 12 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden instel-
len.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt overdruk uit de slang, niet uit de
vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden automa-
tisch uit.
CHASSIS AFSTELLEN 10
39
Beschermkap monteren.
Info
De beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
10.14 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
A01167-10
Stelschroef 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 1bevindt zich aan het bovenste uiteinde
van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
Z01370-10
Stelschroef 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 1bevindt zich aan de onderzijde van de
rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN
40
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.16 Stuurpositie
A01168-10
De boringen op de stuuradapter 1zijn op afstand Avan het midden
geplaatst.
Afstand boorgaten A 3,5 mm
Het stuur kan in 2 verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor
is het mogelijk het stuur in de aangenaamste positie voor de bestuurder
te zetten.
Info
Bovendien kan het stuur star of met rubberlagers worden
gemonteerd.
10.17 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
Info
Het stuur kan star of met rubberlagers worden gemonteerd.
Voorwerk
Stuurbescherming verwijderen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
41
A01169-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen. Stuurklem 2verwijderen. Stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 7en bus 6verwijderen. Stuuradapter 3verwijde-
ren.
Stuurpositie instellen met stuuradapter op rubberlagers
Rubberbussen 4en 5positioneren.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten.
Info
De stuuradapter is aan één zijde langer en hoger.
Schroeven 7met bus 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklem 2positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere zijde
van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
10 CHASSIS AFSTELLEN
42
A01170-10
Stuurpositie instellen met starre stuuradapter
Stuuradapter in de gewenste stand zetten.
Info
De stuuradapter is aan één zijde langer en hoger.
Schroeven 7met bussen 8monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Bus stuuradapter star (A46001038010)
De conische zijde van de bus is omlaag gericht.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklem 2positioneren.
Schroeven 1monteren, maar nog niet vastdraaien.
Stuurklem met schroeven 1eerst aan de langere, hogere zijde
van de stuuradapters tegen elkaar schroeven.
Schroeven 1gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
43
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
Motorfiets aan het frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (A54029955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets borgen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
H02629-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de plug-in standaard 1in de
linkerkant van de steekas steken.
Pluginstandaard (A46029094000)
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
44
A01215-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de
binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 45)
M01134-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnen-
poot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te vuilschra-
pers terechtkomen. Als deze vervuiling niet wordt verwij-
derd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen gaan
lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigings-
middel.
Vuilschrapers en binnenpoten van beide vorkpoten reinigen en sme-
ren met olie.
Universele oliespray ( pag. 131)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 45)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
45
11.5 Voorvorkprotector demonteren
F00024-10
Schroeven 1verwijderen. Klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen. Linker voorvorkprotector verwijderen.
Schroeven 3verwijderen. Rechter voorvorkprotector verwijderen.
11.6 Voorvorkprotector monteren
F00024-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 2monteren en vast-
draaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven 3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
11.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Voorwiel demonteren. ( pag. 86)
I00182-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
S05831-10
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
11.8 Vorkpoten monteren
W00091-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 1van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep Avan de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zij-
kant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroonplaat
worden afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en
uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
S05832-10
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 12 Nm
I00182-11
Remzadel positioneren. Schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 5monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 87)
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Voorwiel demonteren. ( pag. 86)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 45)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 51)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 51)
Stuurbescherming verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
47
I00184-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen. Kabelstreng losmaken.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
W00031-10
Balhoofdafdichting 4verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.10 Onderste kroonplaat monteren
A01192-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren
en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 130)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager
monteren.
Balhoofdafdichting 1erop schuiven.
A01190-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
F03764-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 3van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep Avan de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven in de
zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven)
moet door de bovenkant van de bovenste kroonplaat wor-
den afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en
uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
A01198-10
Schroeven 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 12 Nm
A01190-11
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
A01191-10
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
A01198-11
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Kabelboom met kabelhouder links vastmaken. Schroef 7monte-
ren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
49
W00080-12
Remzadel positioneren. Schroeven 8monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 9monteren en vast-
draaien.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 51)
Stuurbescherming monteren.
Startnummerbord monteren. ( pag. 51)
Voorwiel monteren. ( pag. 87)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingslei-
ding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 49)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt
componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-
garage is u graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor
ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en
achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 50)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 50)
Balhoofdlager controleren, eventueel vervangen.
Stuuraanslagschroeven op correcte instelling en borging controle-
ren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Stuurbescherming verwijderen.
A10214-10
Hoofdwerk
Schroeven 1losdraaien.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 49)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
Stuurbescherming monteren.
11.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 46)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 47)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van de
onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
51
11.14 Startnummerbord demonteren
S05833-10
Schroef 1verwijderen.
Remleiding van het startnummerbord losmaken. Startnummerbord
eraf halen.
11.15 Startnummerbord monteren
S05834-10
Remleiding aan het startnummerbord vastmaken.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
EJOT PT K60x25 2 Nm
11.16 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 51)
S05835-10
Hoofdwerk
Schroeven 1en 2verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
11.17 Spatbord voor monteren
S05835-10
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven 1en 2monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Startnummerbord monteren. ( pag. 51)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 56)
Einddemper demonteren. ( pag. 59)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
W00036-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroefverbinding 2verwijderen.
Info
De achterbrug iets optillen, zodat de schroeven gemakkelij-
ker kunnen worden verwijderd.
W00051-10
Schroeven 3verwijderen.
Voetremcilinder van de drukstang trekken.
S05826-10
Verbindingsschakel Avan de ketting verwijderen.
Ketting verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
W00053-10
Moer 4verwijderen en achterbrugbout verwijderen.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveiligen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
S05836-10
Schokdemper vasthouden en schroef 5verwijderen.
Schokdemper voorzichtig naar onder toe verwijderen.
11.19 Schokdemper monteren
S05836-11
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positione-
ren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 60 Nm
Loctite®2701™
W00054-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbout monteren.
Info
Op het vlakke punt Aletten.
Moer 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
S05826-11
Ketting monteren.
Ketting met schakel 3verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de looprich-
ting wijzen.
W00052-10
Voetremcilinder positioneren.
De drukstang 4grijpt in de voetremcilinder.
Info
Op juiste plaatsing van de vuilschraper letten.
Schroeven 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
F03704-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer trekstang aan
driehoekhendel
M16x1,5 60 Nm
Info
Op het vlakke punt Bletten.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 60 Nm
Loctite®2701™
Info
De achterbrug iets optillen, zodat de schroef gemakkelijker
kan worden gemonteerd.
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 60)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 56)
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 80)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.20 Zadel verwijderen
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
S05837-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
H02218-10
Zadel achteraan optillen, naar achteren trekken en naar boven toe
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
11.21 Zadel monteren
H02218-11
Hoofdwerk
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken, achter-
aan neerlaten en naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
S05837-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
11.22 Framebescherming demonteren
S05838-10
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Linker framebescherming verwijderen.
Rechter framebescherming naar voren schuiven en naar beneden
verwijderen.
11.23 Framebescherming monteren
S05838-10
Linker framebescherming positioneren.
Rechter framebescherming van onder plaatsen en naar achteren
schuiven.
Schroeven 1met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebescher-
ming
M5 3 Nm
Framebescherming met kabelbinders vastzetten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
11.24 Zijdeksel rechts demonteren
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
S05844-10
Hoofdwerk
Zijdeksel rechts in het bereik Anaar de zijkant toe eraf trekken en
naar achteren toe verwijderen.
11.25 Zijdeksel rechts monteren
S05844-11
Hoofdwerk
Zijdeksel rechts naar voren schuiven en in bereik Ainhaken.
Het zijdeksel in bereik Bvergrendelen.
Voorgeschreven waarde
Ervoor zorgen dat het zijdeksel in de bereiken Aen Bcorrect
is ingehaakt.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
11.26 Deksel luchtfilterbak demonteren
S05840-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef 1verwijderen.
S05839-10
Deksel luchtfilterbak in bereik Anaar de zijkant toe eraf trek-
ken en naar achter toe verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
S05839-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Anaar de zijkant toe eraf trek-
ken en naar achter toe verwijderen.
11.27 Deksel luchtfilterbak monteren
S05840-11
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak naar voren schuiven en in bereik Ainha-
ken.
Deksel luchtfilterbak in bereik Bvergrendelen.
Voorgeschreven waarde
Ervoor zorgen dat het deksel van de luchtfilterbak in de berei-
ken Aen Bcorrect is ingehaakt.
S05840-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel lucht-
filterbak
EJOT PT®
K60x20-Z
3 Nm
S05840-11
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak naar voren schuiven en in bereik Ainha-
ken.
In de bereiken Binhaken.
11.28 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
S05841-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip 1losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder ver-
wijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.29 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 57)
F03685-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en
goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 130)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 130)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en
goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 59)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
59
11.30 Luchtfilter monteren
F03686-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik Ainvetten.
Duurzaam vet ( pag. 130)
S05842-10
Luchtfilter plaatsen en bovenste borgpen 1in de bus Bpositio-
neren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Onderste borgpen met bevestigingsklem 2vastzetten.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is kunnen
stof en vuil in de motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
11.31 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
S05843-10
Hoofdwerk
Bij de markering Aeen gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 4 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
11.32 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 56)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
S05845-10
Hoofdwerk
Schroeven 1met ringen verwijderen.
Einddemper aan de uitlaatmof 2van het bochtstuk af trekken.
11.33 Einddemper monteren
S05846-10
Hoofdwerk
Einddemper in de uitlaatmof 1positioneren.
Schroeven 2met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 56)
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
11.34 Glasvezelvulling van de einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het isolatiemateriaal en verdwijnen naar buiten, de einddemper
"brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 56)
Einddemper demonteren. ( pag. 59)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
W00045-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen. Binnenpoot 2met Oring 3eruit
trekken.
Glasvezelvulling 4uit binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren
of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling 4op de binnenpoot monteren.
Keerring 3op de binnenpijp 2monteren.
Buitenpoot 5over de binnenpoot met de nieuwe glasvezelvulling
en de O-ring schuiven.
Alle schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 60)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 56)
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
11.35 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 56)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
Zadel verwijderen. ( pag. 54)
S05847-10
Hoofdwerk
Stekker 1van brandstofpomp loskoppelen.
Snelsluitkoppeling 2grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Waskappenset monteren.
Waskappenset (81212016100)
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftankdop
trekken.
S05848-10
Schroef 3met rubberbus verwijderen.
S05849-10
Schroeven 4met flensbussen verwijderen.
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateur trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.
11.36 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
63
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 69)
S05849-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de
radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of wor-
den beschadigd.
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftankdop
aanbrengen.
Schroeven 1met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank-
spoiler aan radiateur
M6 6 Nm
S05848-11
Schroef 2met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
S05847-11
Stekker 3van de brandstofpomp verbinden.
Wasdopset verwijderen en snelsluitkoppeling grondig met perslucht
reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en O-ring van de snel-
sluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 130)
Snelsluitkoppeling 4van de brandstofleiding verbinden.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het
uitlaatsysteem leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 55)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 56)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
11.37 Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 64)
11.38 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 130)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 130)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
65
11.39 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
F00251-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en
de kettingspanning Abepalen.
Voorgeschreven waarde
Het onderste deel van de ketting 1moet daarbij gespannen
zijn.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de
meting op verschillende plekken van de ketting worden her-
haald.
Kettingspanning 58 … 61 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 65)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.40 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Kettingspanning controleren. ( pag. 65)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
I01018-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3links en
rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 58 … 61 mm
Stelschroeven 3links en rechts zodanig draaien dat de marke-
ringen aan de linker en rechter kettingspanner in dezelfde positie
staan t.o.v. de referentiemarkeringen A. Zo is het achterwiel
correct uitgelijnd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroeven 3
liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner (32 mm)
kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende secundaire
overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 4kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.41 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten
altijd samen worden vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
67
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
10 … 15 kg
De afstand Bvan 18 kettingschakels aan het onderste deel van de
ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de
meting op verschillende plekken van de ketting worden her-
haald.
Maximale afstand Bvan 18
kettingschakels op het langste
stuk van de ketting
272 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten
ook het kettingwiel en het ketting-aandrijfwiel wor-
den vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud, versle-
ten kettingwiel of ketting-aandrijfwiel.
S05516-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde
hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M6 6 Nm
Loctite®243™
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
S05517-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde
hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
F03687-10
Kettinggeleiding met een schuifmaat op maat Ccontroleren.
Minimale dikte Cvan de ket-
tinggeleiding
6 mm
» Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Kettinggeleiding vervangen.
W00061-10
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
69
11.42 Frame controleren
W00062-10
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
11.43 Achterbrug controleren
W00063-10
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming contro-
leren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties van de achterbrug zijn niet toegestaan.
11.44 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gasbowdenkabel kan bij verkeerde montage geknikt, ingeklemd of geblokkeerd wor-
den.
Als de gasbowdenkabel geknikt, ingeklemd of geblokkeerd is, kan de snelheid niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften voldoen.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 56)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
Zadel verwijderen. ( pag. 54)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 61)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
S05850-01
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
Beide gasbowdenkabels moeten naast elkaar aan de achterkant
van het stuur, boven het brandstoftanklager rechts op het frame,
naar het smoorklephuis gelegd zijn. De gaskabel moet bij het
brandstoftanklager met de rubberband zijn vastgezet.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 62)
Zadel monteren. ( pag. 55)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 56)
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
11.45 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en
slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls en rechts op
de handgreep van de gashendel gevulkaniseerd. De linker
huls is op het stuur vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen met
de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
W00046-10
Schroef 1op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit Amoet naar boven zijn gepositioneerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
71
11.46 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
J00081-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen
geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.47 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
H04933-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 129)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
11.48 Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
H04933-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
H04934-10
Ontluchtingsspuit 4met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 129)
Ontluchtingsschroef 5op koppelingsnemercilinder van de koppe-
ling verwijderen en ontluchtingsspuit 4monteren.
H04932-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zonder lucht-
bellen uit de boring 6van de koppelingscilinder stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en
vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
73
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
12 REMSYSTEEM
74
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op
de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
W00048-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag Acontroleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Remsysteem op beschadiging en vervuiling controleren.
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
W00049-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 74)
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef 1aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Stelschroef alleen met de hand draaien, geen geweld gebrui-
ken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
H00938-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken van
de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van
het raakvlak van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
REMSYSTEEM 12
75
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorgeschreven
waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en vervor-
ming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 77)
F03689-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 75)
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
76
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 77)
F03694-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot maat Abijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 129)
Deksel 2met membraan 2positioneren. Schroeven 2monte-
ren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
REMSYSTEEM 12
77
12.6 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
I01025-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale voeringdikte A
hebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 77)
Remvoeringen op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 77)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebruiken.
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
12 REMSYSTEEM
78
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor GASGASmotorfietsen goedgekeurd en toegelaten. Opbouw en wrijvingscoëffici-
ënt van de remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele
toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de
fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door GASGAS zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
F03690-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers
terug te duwen en erop letten dat er geen remvloeistof uit het rem-
vloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuigers het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
J00078-10
De splitpennen 4verwijderen, de bouten 5eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
REMSYSTEEM 12
79
100397-01
Controleren of het veerblad 6in het remzadel en de remplaket-
glijplaat 7in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
J00079-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten 5erin steken en de split-
pennen 4monteren.
Voorgeschreven waarde
Buitenste veerstekker van voren naar achteren monteren.
Binnenste veerstekker van achteren naar voren monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
F03693-10
Remvloeistofpeil corrigeren op maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 129)
Deksel 2met membraan 3positioneren. Schroeven 1monte-
ren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
12 REMSYSTEEM
80
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
402026-10
Veer 1uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en
weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 80)
Veer 1inhangen.
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
81
J00118-10
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien en met drukstang 3terugdraaien totdat de
maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rem-
pedaal moer 4losdraaien en schroef 5draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 3zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is. Eventu-
eel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Schroef 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer van achterste
pedaalhendelaanslag
M8 20 Nm
Veer 1vasthaken.
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 83)
12 REMSYSTEEM
82
S05851-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 82)
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 83)
REMSYSTEEM 12
83
S05852-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 129)
Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
12.12 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
J00083-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale voeringdikte A
hebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 83)
Remvoeringen op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 83)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebruiken.
12.13 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
84
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
S05853-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
J00084-10
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger
terug te duwen en erop letten dat er geen remvloeistof uit het rem-
vloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
De splitpennen 3verwijderen, de bouten 4eruit trekken en
remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
REMSYSTEEM 12
85
J00085-10
Controleren of het veerblad 5in het remzadel en de remplaket-
glijplaat 6in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
Info
De pijl op het veerblad wijst in de draairichting van de rem-
schijf.
J00088-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten 4erin steken en de split-
pennen 3monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Erop letten dat de ontkoppelingsplaat 7aan het rempla-
ket aan de zuigerzijde gemonteerd is.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
S05852-10
Remvloeistofpeil tot markering Acorrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 129)
Schroefdop 1met membraan 2en keerring monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
13 WIELEN, BANDEN
86
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
J00082-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers
naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuigers het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
S05369-10
Schroef 1enkele slagen losdraaien.
Schroeven 2losdraaien.
Op de schroef 1drukken om de steekas uit de asopname te schui-
ven.
Schroef 1verwijderen.
W00065-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de voor-
vork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
H00934-10
Afstandsbussen 3verwijderen.
WIELEN, BANDEN 13
87
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 130)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 130)
W00064-11
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de
remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
13 WIELEN, BANDEN
88
I01016-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger
naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer 1verwijderen.
Kettingspanner 2verwijderen. Steekas 3slechts zo ver eruit
trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het ket-
tingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit de
achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemon-
teerd.
H03002-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 13
89
H03001-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 130)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 130)
H00006-10
Achterwiel positioneren en steekas 2erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
I01017-10
Kettingspanner 3positioneren. Moer 4monteren, maar nog
niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 3tegen de stelschroeven 5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 65)
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner (32 mm)
kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende secundaire
overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 3kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
13 WIELEN, BANDEN
90
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door GASGAS Motorcycles vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier cijfers
van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste twee cijfers
wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
GASGAS Motorcycles adviseert de banden te wisselen, onaf-
hankelijk van de daadwerkelijke slijtage van de banden, ech-
ter uiterlijk na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
WIELEN, BANDEN 13
91
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolg-
schade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen,
ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van
de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spa-
ken met gelijke lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op
verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
14 KOELSYSTEEM
92
14.1 Koelsysteem
S05854-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circulatie
van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld
door een klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen reke-
ning moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelrib-
ben verlagen de koelwerking.
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25…45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 128)
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 14
93
14.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 128)
Radiateurdop monteren.
14.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
14 KOELSYSTEEM
94
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
S05854-10
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug koelmiddel M6 10 Nm
14.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
S05855-10
Ervoor zorgen dat schroef 1is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateur compleet met koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 128)
KOELSYSTEEM 14
95
S05856-10
Schroef 2verwijderen tot het koelmiddel zonder luchtbellen uit-
komt.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
cilinderkop
M6 8 Nm
Radiateur compleet met koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 128)
S05857-10
Radiateurdop 3monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
14.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
14 KOELSYSTEEM
96
S05854-10
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
waterpompdeksel
M6x25 8 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateur compleet met koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 128)
S05856-11
Schroef 3verwijderen tot het koelmiddel zonder luchtbellen uit-
komt.
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
cilinderkop
M6 8 Nm
Radiateur compleet met koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 128)
S05857-11
Radiateurdop 2monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
ELEKTRONICA 15
97
15.1 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer 12V-accu’s volgens de voorschriften af, als de minimumspanning werd onderschreden.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
Zadel verwijderen. ( pag. 54)
S05858-10
Hoofdwerk
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking 2naar achteren trekken en pluskabel 3van
de 12V-accu loskoppelen.
S05859-10
Schroef 4verwijderen.
Relais 5van de houder trekken en opzij hangen.
Accuhouderbeugel opzij uit de houder schuiven.
S05860-10
Accuhouderbeugel 6naar boven trekken en 12V-accu naar achte-
ren verwijderen.
Info
Op de kabelstreng letten.
15 ELEKTRONICA
98
15.2 12V-accu monteren
S05860-11
Hoofdwerk
Accuhouderbeugel 1omhoog trekken, 12V-accu met de polen
omhoog in het accuvak plaatsen en met de accuhouderbeugel 1
vastzetten.
12V-accu (HJTZ5S-FP-C)
S05859-11
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Relais 3aan de houder bevestigen.
S05861-10
Pluskabel 4met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Minkabel 5met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
De contactringen Amoeten onder de schroeven 6en de
kabelschoenen 7met de klauwen naar de accupool worden
gemonteerd.
Pluspoolafdekking 8over pluspool schuiven.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 55)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
ELEKTRONICA 15
99
15.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer 12V-accu’s volgens de voorschriften af, als de minimumspanning werd onderschreden.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom, laadspanning of laadtijd worden overschreden, raakt de 12V-accu onherstelbaar beschadigd.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de 12V-accu
wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
Zadel verwijderen. ( pag. 54)
12V-accu demonteren. ( pag. 97)
S00863-10
Hoofdwerk
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu niet opladen.
12V-accu vervangen en oude 12V-accu op de juiste manier
afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
12V-accu opladen.
15 ELEKTRONICA
100
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 24 h
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
6 maanden
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (EU) (A54029974000)
Alternatief 1
Acculader (US) (A54029974500)
Deze acculader test of de 12V-accu de spanning vasthoudt. Boven-
dien kan met deze acculader de 12-V-accu niet worden overladen.
De oplaadtijd kan bij lage temperaturen langer zijn.
Deze acculader is uitsluitend geschikt voor lithium-ijzer-fosfaat-
accu’s. De bijgevoegde GASGAS Technical Accessories-handleiding
in acht nemen.
Info
Deksel 1nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu loskoppe-
len.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 98)
Zadel monteren. ( pag. 55)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd. Deze bevindt zich in het start-
relaishuis onder het zadel.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 56)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
Zadel verwijderen. ( pag. 54)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 61)
ELEKTRONICA 15
101
S05863-10
Hoofdwerk
Beschermkappen verwijderen.
Defecte hoofdzekering 1verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 2.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109110)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 62)
Zadel monteren. ( pag. 55)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 56)
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
15.5 Zekering van de brandstofpomp vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
Info
Met de zekering van de brandstofpomp wordt de brandstofpomp beveiligd. Deze bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
Zadel verwijderen. ( pag. 54)
15 ELEKTRONICA
102
W00073-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Defecte zekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smeltdraad A.
Nieuwe zekering voor de brandstofpomp plaatsen.
Zekering (58011109105)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkap 1opsteken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 55)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
15.6 Diagnosestekker
F03736-10
De diagnosestekker 1bevindt zich onder het zadel onder de motorbe-
sturingsunit.
Info
Zodra de diagnosetool is aangesloten, loopt de bedrijfsurentel-
ler.
Voor langere diagnosesessies de bedrijfsurenteller achter het
startnummerbord loskoppelen.
UITLAATBESTURING 16
103
16.1 Eindposities van de uitlaatbesturing programmeren
Info
Als werkzaamheden aan de uitlaatbesturing worden uitgevoerd, moeten de eindposities opnieuw worden gepro-
grammeerd.
Voorwaarden
De motor staat stil.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
Zadel verwijderen. ( pag. 54)
G05895-10
Hoofdwerk
Motorbesturingsunit 1van de houder er naar boven aftrekken en
opzij hangen.
Diagnosestekker 2van de houder loskoppelen.
G05894-10
Gashendel 3in halfgasstand zetten en positie vasthouden.
G05893-10
Info
De wake-upstekker Awordt bij de motorfiets geleverd.
Wake-upstekker Aop diagnosestekker 2steken.
Minstens vijf seconden wachten.
De eindposities van de uitlaatbesturing worden afgetast. De
procedure is duidelijk hoorbaar.
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd, de gecom-
bineerde schakelaar licht groen op.
Vastzetting van de gashendel losmaken.
16 UITLAATBESTURING
104
De eindposities van de uitlaatbesturing worden geprogram-
meerd.
Wachten tot van de motor van de uitlaatbesturing geen bedrijfsge-
luiden meer hoorbaar zijn.
Wake-up-stekker Avan de diagnosestekker 2losmaken.
G05895-11
Diagnosestekker 2aan de houder monteren.
Motorbesturingsunit 1op de houder monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 55)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
MOTOR AFSTELLEN 17
105
17.1 Mapping wijzigen
Info
De gewenste motorkarakteristiek kan via de combinatieschakelaar worden gewijzigd.
Een wijziging van de mapping is ook van invloed op de respons van de uitlaatbesturing.
De laatst geselecteerde instelling is na opnieuw starten weer actief.
De Mapping kan ook tijdens het rijden worden gewijzigd.
W00077-10
Magere Mapping activeren:
Knop 1indrukken.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
Controlelampje Abrandt.
Mager aanbevolen voor vaste/harde ondergrond
W00077-11
Vette Mapping activeren:
Knop 2indrukken.
Voorgeschreven waarde
Motortoerental < 4.000 1/min
Controlelampje Bbrandt.
Vet aanbevolen voor zandige/losse ondergrond
17.2 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Speling gaskabel 2 … 3 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 106)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur over
het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 106)
17 MOTOR AFSTELLEN
106
17.3 Speling gaskabel instellen
Info
Als de plaatsing van de gaskabels goed is, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 55)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 56)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
Zadel verwijderen. ( pag. 54)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 61)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 69)
S05864-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Moer 2losdraaien.
Stelschroef 3helemaal indraaien.
Moer 4losdraaien.
Koude-startknop 6tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef 5zo draaien dat de koude-startknop terug naar de
uitgangspositie beweegt wanneer de gashendel naar voren wordt
gedraaid.
Moer 4vastdraaien.
Stelschroef 3zo draaien, dat bij de gashendel speling gaskabel
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 2 … 3 mm
Nawerk
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Brandstoftank monteren. ( pag. 62)
Zadel monteren. ( pag. 55)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 57)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 56)
Framebescherming monteren. ( pag. 55)
Speling gaskabel controleren. ( pag. 105)
MOTOR AFSTELLEN 17
107
17.4 stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u
graag van dienst.)
S05830-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de
uitgangspositie. ( pag. 17)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door draaien van de regelschroef voor het stationaire toerental 1
het stationaire toerental met behulp van een toerenteller instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toerental.
De instelling in kleine stappen uitvoeren.
Een verkeerd stationair toerental heeft een slechte invloed
op de gehele motorloop.
17.5 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand Atussen
de bovenkant van de laars en de versnellingshendel meten.
Afstand versnellingshendel tot
bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 108)
17 MOTOR AFSTELLEN
108
17.6 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef 1met ringen verwijderen en versnellingshendel 2eraf
halen.
401951-10
Vertanding Avan versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en
de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuig-
componenten niet raken.
Schroef 1met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
109
18.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S05865-10
Snelsluitkoppeling 1grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstofzeef 2uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en O-ring van de snel-
sluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 130)
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
110
Motor starten en respons controleren.
18.2 Cardanoliepeil controleren
Info
Het cardanoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
S05866-10
Hoofdwerk
Schroef controle cardanoliepeil 1verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 111)
Schroef controle cardanoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle carda-
noliepeil
M6 8 Nm
18.3 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De cardanolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
111
S05867-10
Hoofdwerk
Aftapplug voor cardanolie met 1magneet verwijderen.
Olievulschroef 2met keerring verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Aftapplug voor cardanolie met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Aftapplug voor cardanolie 1met magneet en nieuwe pakkingring
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef voor car-
danolie met magneet
M12x1,5 20 Nm
Cardanolie vullen.
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50)
( pag. 128)
Olievulschroef 2met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 110)
18.4 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Cardanolie moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
S05866-10
Hoofdwerk
Schroef controle cardanoliepeil 1verwijderen.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
112
401955-11
Olievulschroef 2met keerring verwijderen.
Cardanolie bijvullen totdat er olie uit de boring van de schroef con-
trole cardanoliepeil stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 128)
Schroef controle cardanoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle carda-
noliepeil
M6 8 Nm
Olievulschroef 2met keerring monteren en vastdraaien.
Nawerk
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
REINIGING, ONDERHOUD 19
113
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel verkrijgbare
motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 130)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfiets-
reiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen,
altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afge-
spoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten
en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtempera-
tuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegan-
kelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 64)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en
het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 130)
19 REINIGING, ONDERHOUD
114
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en
kunststofvlakken ( pag. 131)
STALLING 20
115
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er
servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering
(minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets, brand-
stofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 130)
Brandstof tanken. ( pag. 28)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daarbij
brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 113)
Cardanolie verversen. ( pag. 110)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 92)
Bandenspanning controleren. ( pag. 90)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote
temperatuurschommelingen.
Info
GASGAS Motorcycles adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen wor-
den gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en
er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor
korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet
voldoende warm wordt, condenseert de waterdamp die bij
de verbranding ontstaat, waardoor motoronderdelen en
uitlaat gaan roesten.
20 STALLING
116
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 24)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 21
117
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken van
de startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 24)
12V-accu ontladen 12V-accu opladen. ( pag. 99)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Dynamo controleren.
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 100)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 24)
Snelsluitkoppeling niet in elkaar
gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Stationair toerental verkeerd inge-
steld
Stationair toerental instellen.
( pag. 107)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofzeef in de snelsluitkop-
peling verstopt
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 109)
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en drogen,
indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bougie
te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, uitschakelknop defect
Uitschakelknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Motor "overtoert" niet Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 58)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen. ( pag. 109)
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd
of heeft te weinig glasvezelvulling
in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem bescha-
digd is.
Glasvezelvulling van de einddemper ver-
vangen. ( pag. 60)
Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controleren.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 28)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens goed vast-
zit.
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
118
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor slaat tijdens het rijden af Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsys-
teem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 93)
Koelmiddel vullen. ( pag. 94)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting con-
troleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Voorgeschreven waarde
Openingstemperatuur: 70 °C
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Bedrading op beschadiging en de elektri-
sche steekverbindingen op roestvorming
en beschadiging controleren.
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Witte rookontwikkeling (stoom in
het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting con-
troleren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren. ( pag. 110)
Water in de transmissieolie Radiale keerring of waterpomp
beschadigd
Radiale keerring en waterpomp controle-
ren.
12V-accu ontladen 12V-accu wordt niet opgeladen Laadspanning controleren.
Dynamo controleren.
Ongewilde elektrische verbruiker Ruststroom controleren.
KNIPPERCODE 22
119
Knippercode controle-
lampje storing
14 Controlelampje storing knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Carter-druksensor - verschil te groot tussen sensor en motorbesturingsunit
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Carter-druksensor - kortsluiting met massa
Carter-druksensor - onderbreking/kortsluiting met plus
Omgevingslucht-druksensor - kortsluiting met massa
Omgevingslucht-druksensor - onderbreking/kortsluiting met plus
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht ingangssignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Koelmiddeltemperatuursensor ingangssignaal te laag
Koelmiddeltemperatuursensor - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
06 Controlelampje storing knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklep-positiesensor circuit A - ingangssignaal te laag
Smoorklep-positiesensor circuit A ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpomp - onderbreking/kortsluiting naar massa
Brandstofpomp - kortsluiting naar plus
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep 1, cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Inspuitklep 1, cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
34 Controlelampje storing knippert 3x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep 2, cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Inspuitklep 2, cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
22 KNIPPERCODE
120
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Krukas-toerentalsensor - synchronisatie foutief
Krukas-toerentalsensor - signaal niet plausibel
Knippercode controle-
lampje storing
50 Controlelampje storing knippert 5x lang
Voorwaarde voor fout Uitlaatbesturingsactuator - geen signaal
Uitlaatbesturingsactuator - temperatuur te hoog
Uitlaatbesturingsactuator - instelling fout
Uitlaatbesturingsactuator - ingestelde waarde signaal fout
Uitlaatbesturingsactuator - ingangssignaal te laag
Uitlaatbesturingsactuator - ingangsignaal te hoog
Uitlaatbesturingsactuator - mechanische fout in de onderste positie
Uitlaatbesturingsactuator - mechanische fout in de bovenste positie
Uitlaatbesturingsactuator - Mechanische fout
Knippercode controle-
lampje storing
21 Controlelampje storing knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning - ingangsspanning te laag
Accuspanning - ingangsspanning te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
53 Controlelampje storing knippert 5x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Sensorspanning 1 - onderbreking/kortsluiting naar massa
Sensorspanning 1 - kortsluiting naar plus
Knippercode controle-
lampje storing
54 Controlelampje storing knippert 5x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Sensorspanning 2 - onderbreking/kortsluiting naar massa
Sensorspanning 2 - kortsluiting naar plus
Knippercode controle-
lampje storing
Controlelampje storing brandt
Voorwaarde voor fout Kantelsensor ingangssignaal te laag
Kantelsensor ingangssignaal te hoog
TECHNISCHE GEGEVENS 23
121
23.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 124,8 cm³
Slag 54,5 mm
Boring 54 mm
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Uitlaatbesturing - instelbegin 7.200 1/min
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumringen
Motorsmering Mengsmering
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0 … 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 36,5 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:32
2e versnelling 15:30
3e versnelling 17:28
4e versnelling 19:27
5e versnelling 19:23
6e versnelling 22:24
Ontstekingssysteem Elektronisch ontstekingssysteem
Bougie NGK BR10 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel
door waterpomp
Starthulp Elektrisch startmotorsysteem
23.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanhouderplaat EJOT DELTA PT®3x12 1 Nm
Schroef membraanplaatje binnen EJOT DELTA PT®3.5x25 1 Nm
Schroef membraanplaatje buiten EJOT DELTA PT®3x6 1 Nm
Moer stelschroef stuurklep M5 6 Nm
Schroef afdekking stelmotor M5 6 Nm
Schroef bevestigingsplaat stuurwals M5 6 Nm
Loctite®2701™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborgring M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite®243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
122
Schroef stelmotor uitlaatbesturing M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurcoulisse uitlaatbesturing M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurklephendel uitlaatbestu-
ring
M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatbesturingsdeksel M5 6 Nm
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef verstelhendel uitlaatbesturing M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm
Loctite®243™
Aftapplug koelmiddel M6 10 Nm
Onderdrukaansluiting behuizingsont-
luchting
M6 2 Nm
Loctite®243™
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 8 Nm
Ontluchtingsschroef waterpompdek-
sel
M6x25 8 Nm
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 6 Nm
Schroef afdekking startmotor M6 8 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6x20 10 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6x25 10 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6x30 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x20 8 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6x50 8 Nm
Schroef controle cardanoliepeil M6 8 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6x50 10 Nm
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef startmotor M6 8 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6x50 10 Nm
Schroef waterpompdeksel M6x60 10 Nm
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
Moer cilindervoet M8 23 Nm
Schroef cilindervoet M8 10 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite®2701™
Moer rotor M12x1 50 Nm
Aftapschroef voor cardanolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer koppelingsmeenemer M18x1,5 120 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
123
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 120 Nm
Loctite®243™
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 128)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 128)
23.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 7,9 l Superbrandstof loodvrij (98 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
( pag. 129)
23.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WP XACT AER
Schokdemper WP XACT LDS
Veerweg
voor 310 mm
achter 300 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem Schijfremmen, remzadels vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 13:51
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 48, 50, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand 1.493 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast 956 mm
Los van de vloer, onbelast 354 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 93,1 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
23 TECHNISCHE GEGEVENS
124
23.5 Banden
Band voor Band achter
80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST+
100/90 - 19 M/C 57M TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST+
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve fabrikanten
een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke goedkeuringsvoor-
schriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer informatie vindt u in het
servicegedeelte onder:
http://www.gasgas.com
23.6 Voorvork
Artikelnummer voorvork A460C101X406000
Voorvork WP XACT AER
Ingaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 7 klikken
Luchtdruk 8,3 bar
Vorklengte 950 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 240 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 129)
Hoeveelheid olie buitenwerk rechts 240 + 10
50 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 129)
Vethoeveelheid cartridge links 5 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 131)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 380 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 129)
23.7 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper A460C401X408000
Schokdemper WP XACT LDS
Ingaande demping lowspeed
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
TECHNISCHE GEGEVENS 23
125
Veervoorspanning 8 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 36 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 39 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 42 N/mm
Veerlengte 240 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 105 mm
Inbouwlengte 456,3 mm
Stootdemperolie ( pag. 129) SAE 2,5
23.8 Aanhaalmomenten chassis
Resterende schroeven chassis EJOT PT K60x25 2 Nm
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
EJOT PT®K50x18 T20 0,7 Nm
Schroef brandstofpomp aan brand-
stoftank
EJOT PT®K60x25-Z 2,5 Nm
Schroef combinatieschakelaar EJOT PT®K50x18 2 Nm
Schroef luchtfilterbak aan console EJOT PT®K60x20AL 5 Nm
Schroef start/uitschakelknop EJOT PT®K50x18 T20 2 Nm
Schroef zadelbevestiging EJOT EJOFORM PT®K60x23/18 2,5 Nm
Slangklem radiateur 2,4 Nm
Schroef slangklem smoorklep M4 2,8 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite®243™
Schroefverbinding inlaatmanchet naar
smoorklephuis
M4 5 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef framebescherming M5 3 Nm
Schroef rempedaalvlak - vlak M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef smoorklepdeksel M5 2,6 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Moer gaskabel aan smoorklep M6 3 Nm
Moer startmotorkabel aan startmotor M6 4 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accuhouderbeugel M6 6 Nm
Schroef accukabel naar startrelais M6x16 6 Nm
Schroef brandstoftankspoiler aan radi-
ateur
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef glijblok M6 6 Nm
Loctite®243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS
126
Schroef kabelaansluiting startmotor M6 4 Nm
Schroef kettinggeleiding aan achter-
brug achter
M6x16 10 Nm
Schroef kettinggeleiding aan achter-
brug voor
M6x45 10 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
voetremcilinder
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingshendel M6 5 Nm
Schroef massakabel aan frame M6 10 Nm
Schroef remhendel M6 5 Nm
Schroef remkabelgeleiding aan ach-
terbrug
M6 4,5 Nm
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef startmotorkabel naar startre-
lais
M6x8 6 Nm
Schroef stekkerboard met gecombi-
neerd instrument
M6 5 Nm
Schroef zadelbevestiging M6 8 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite®2701™
Moer rempedaalaanslag M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel
aan frame
M8 15 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bochtstuk op motorstang M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef console M8 35 Nm
Loctite®2701™
Schroef console onder M8 30 Nm
Loctite®2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Loctite®243™
Moer rempedaal M10 45 Nm
Loctite®243™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm
Loctite®2701™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
127
Koelmiddel-temperatuursensor M10x1,25 10 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer frame aan trekstang M16x1,5 60 Nm
Moer trekstang aan driehoekhendel M16x1,5 60 Nm
Schroef driehoekhendel aan achter-
brug
M16x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Schroefkoppeling koelsysteem M24x1,5 7,5 Nm
24 GEBRUIKSSTOFFEN
128
Brandstof super loodvrij (ROZ 98)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 98)
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minderwaardige
en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen
door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als het koel-
middel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaar-
heid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 132)
SAE ( pag. 132) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 132)
Voorgeschreven waarde
Uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
GEBRUIKSSTOFFEN 24
129
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 132) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de
geschikte eigenschappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (98 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:40)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 132) (1:40)
Mengverhouding
1:40 Motorolie 2-takt ( pag. 128)
Brandstof super loodvrij (ROZ 98) ( pag. 128)
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 132) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschap-
pen heeft.
25 HULPSTOFFEN
130
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Dirt Remover
Siliconenspray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Silicone Spray
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF®
LGHB 2
HULPSTOFFEN 25
131
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication®
Klüberfood NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN
132
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensren-
dement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van
hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen tijdens races.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme omstan-
digheden een probleemloze verbranding bereikt.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 27
133
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de voertui-
gelektronica bewaakt
28 LIJST MET AFKORTINGEN
134
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 29
135
29.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve
rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd.
INDEX
136
INDEX
1
12V-accu
demonteren ........................ 97
laden ............................ 99
monteren .......................... 98
startvermogen ....................... 20
A
Achterbrug
controleren ......................... 69
Achterwiel
demonteren ........................ 87
monteren .......................... 88
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 10
rechtsachter ........................ 11
Afbeeldingen ........................... 9
Antivries
controleren ......................... 92
B
Balhoofdetiket ......................... 12
Balhoofdlager
smeren ........................... 50
Bandenspanning
controleren ......................... 90
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . 31
Bedieningshandleiding ..................... 8
Bedrijfsmiddelen ........................ 9
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 7
Brandstoftank
demonteren ........................ 61
monteren .......................... 62
Brandstofzeef
vervangen .........................109
C
Cardanolie
bijvullen ...........................111
vervangen .........................110
Cardanoliepeil
controleren .........................110
Controlelampjes
overzicht .......................... 15
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren ........................ 56
monteren .......................... 57
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . . 59
Diagnosestekker ........................102
Dynamische veerweg
instellen ........................... 36
E
Einddemper
demonteren ........................ 59
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . 60
monteren .......................... 60
F
Fabrieksgarantie ......................... 9
Frame
controleren ......................... 69
Framebescherming
demonteren ........................ 55
monteren .......................... 55
G
Garantie .............................. 9
Gashendel ............................ 14
Gaskabellegging
controleren ......................... 69
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gecombineerd instrument ................. 15
H
Hoofdzekering
vervangen .........................100
Hulpstoffen ............................ 9
I
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . . . 19
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling 24
nadestalling ........................116
Ingaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 32
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 31
K
Ketting
controleren ......................... 66
reinigen ........................... 64
Ketting-aandrijfwiel
controleren ......................... 66
Kettinggeleiding
controleren ......................... 66
Kettingspanning
controleren ......................... 65
instellen ........................... 65
Kettingwiel
controleren ......................... 66
Klantenservice .......................... 9
INDEX
137
Knippercode .......................119-120
Koelmiddel
aftappen .......................... 93
vervangen ......................... 95
vullen ............................ 94
Koelmiddelpeil
controleren ....................... 92-93
Koelsysteem .......................... 92
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . 71
Koppelingshendel ....................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Koude-startknop ....................... 17
L
Luchtfilter
demonteren ........................ 57
monteren .......................... 59
reinigen ........................... 58
Luchtfilterbak
reinigen ........................... 58
Luchtvering XACT ....................... 37
M
Mapping
wijzigen ...........................105
Milieu ............................... 8
Motor
inrijden ........................... 20
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
reinigen ...........................113
vanhefboknemen .................... 43
Motornummer ......................... 12
O
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 46
monteren .......................... 47
Onjuist gebruik ......................... 6
Opsporen van fouten ..................117-118
P
Plug-in standaard ....................... 18
R
Regelschroef stationair toerental ............. 17
Remhendel ........................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Rempedaal ........................... 18
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Remplaketten
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . 77
Remschijven
controleren ......................... 74
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 82
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 75
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 81
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 75
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 83
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 77
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 83
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 83
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 77
Reserveonderdelen ....................... 9
Rubberen stuurcovers
controleren ......................... 70
S
Schokdemper
artikelnummer ....................... 13
demonteren ........................ 52
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . 34
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . 31
ingaande demping highspeed instellen . . . . . . . . 32
ingaande demping lowspeed instellen . . . . . . . . 31
monteren .......................... 53
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . 34
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . 33
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . 35
Service ............................... 9
Spaakspanning
controleren ......................... 91
Spatbord voor
demonteren ........................ 51
monteren .......................... 51
Speling balhoofdlager
controleren ......................... 49
instellen ........................... 50
Speling gaskabel
controleren .........................105
instellen ...........................106
Stalling ..............................115
Starten .............................. 24
Startknop ............................ 15
Startnummerbord
demonteren ........................ 51
monteren .......................... 51
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage tempe-
raturen .............................. 20
INDEX
138
Stationair toerental
instellen ...........................107
Stuurpositie ........................... 40
instellen ........................... 40
T
Tankdop
openen ........................... 16
sluiten ............................ 16
Tanken
brandstof .......................... 28
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . 125
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . 121
banden ...........................124
chassis ............................123
motor ............................121
schokdemper .......................124
voorvork ..........................124
vulhoeveelheden .....................123
Toebehoren ............................ 9
Toestand van de banden
controleren ......................... 90
Transporteren ......................... 27
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 39
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 33
Uitlaatbesturing
eindposities programmeren . . . . . . . . . . . . . . 103
Uitschakelknop ........................ 14
V
Veilig gebruik ........................... 7
Versnellingshendel ...................... 17
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . 107
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Voertuigidentificatiennummer .............. 12
Voorvork
artikelnummer ....................... 12
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . 37
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Voorvorkprotector
demonteren ........................ 45
monteren .......................... 45
Voorwiel
demonteren ........................ 86
monteren .......................... 87
Vorkpoten
demonteren ........................ 45
monteren .......................... 46
ontluchten ......................... 43
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Vulhoeveelheid
cardanolie ..................... 111,123
koelmiddel .........................123
W
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zadel
monteren .......................... 55
verwijderen ........................ 54
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . 100
van de brandstofpomp vervangen . . . . . . . . . . . 101
Zijdeksel rechts
demonteren ........................ 56
monteren .......................... 56
Zwaardere gebruiksomstandigheden .......... 21
droogzand ......................... 21
hogetemperatuur .................... 23
lagetemperatuur ..................... 23
langzaamrijden ...................... 23
modderigcircuit ...................... 22
natcircuit .......................... 22
natzand ........................... 22
sneeuw ........................... 23
*3215157nl*
3215157nl
31.08.2023
Stallhofnerstraße 3 /5230 Mattighofen /Oostenrijk /http://www.gasgas.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141

GASGAS MC 125 de handleiding

Type
de handleiding