GASGAS MC 65 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2023
MC 65
Artikelnr. 3215092nl
BESTE GASGAS KLANT,
*3215092nl*
3215092nl
20.05.2022
BESTE GASGAS KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw GASGAS-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief voer-
tuig dat, mits goed onderhouden, u en uw kind lang plezier zal schenken.
We wensen uw kind altijd een goede en veilige rit!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 12) Stempel van dealer
Motornummer ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze modelserie.
Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. GASGAS Motorcycles GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens,
prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder vooraf-
gaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen
aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. GAS-
GAS Motorcycles is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, druk-
fouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet standaard bij
de leveromvang horen.
© 2022 GASGAS Motorcycles GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schriftelijke toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
GASGAS Motorcycles past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanage-
mentsnorm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
GASGAS Motorcycles GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
MC 65 (F0001W6)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ............................... 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.............................. 5
1.2 Gebruikte formatteringen............................. 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik .............. 6
2.2 Onjuist gebruik .............................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ................................ 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ................ 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ................ 7
2.6 Veilig gebruik ................................................. 7
2.7 Beschermende kleding.................................. 7
2.8 Werkinstructies ............................................. 8
2.9 Milieu............................................................. 8
2.10 Bedieningshandleiding .................................. 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN..................................... 9
3.1 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ...................... 9
3.2 Reserveonderdelen, toebehoren.................. 9
3.3 Service ........................................................... 9
3.4 Afbeeldingen ................................................. 9
3.5 Klantenservice ............................................... 9
4 AFBEELDING VOERTUIG ............................................ 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave).............................. 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave).............................. 11
5 SERIENUMMERS ........................................................ 12
5.1 Voertuigidentificatiennummer ................... 12
5.2 Typeplaatje .................................................. 12
5.3 Motornummer............................................. 12
5.4 Artikelnummer voorvork............................. 12
5.5 Artikelnummer schokdemper ..................... 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................................... 14
6.1 Koppelingshendel........................................ 14
6.2 Remhendel .................................................. 14
6.3 Gashendel.................................................... 14
6.4 Uitschakelknop ............................................ 14
6.5 Tankdop openen ......................................... 15
6.6 Tankdop sluiten ........................................... 15
6.7 Brandstofkraan............................................ 16
6.8 Choke........................................................... 16
6.9 Versnellingshendel ...................................... 16
6.10 Kickstarterhendel ........................................ 17
6.11 Rempedaal................................................... 17
6.12 Plug-in standaard ........................................ 17
7 INBEDRIJFSTELLING ................................................... 18
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling............................................ 18
7.2 Motor inrijden ............................................. 20
8 RIJ-INSTRUCTIES ........................................................ 21
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling............................................ 21
8.2 Voertuig starten .......................................... 21
8.3 Beginnen met rijden.................................... 22
8.4 Schakelen, rijden ......................................... 22
8.5 Afremmen.................................................... 23
8.6 Stoppen, parkeren....................................... 23
8.7 Transporteren.............................................. 24
8.8 Brandstof tanken......................................... 24
9 SERVICESCHEMA........................................................ 26
9.1 Extra informatie........................................... 26
9.2 Verplichte werkzaamheden ........................ 26
9.3 Aanbevolen werkzaamheden...................... 27
10 CHASSIS AFSTELLEN................................................... 28
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ................ 28
10.2 Luchtvering XACT 5235 ............................... 28
10.3 Ingaande demping schokdemper ............... 29
10.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen................................ 29
10.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen................................ 29
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen................................ 30
10.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................................ 31
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 31
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 32
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ................................................... 32
10.11 Dynamische veerweg instellen ............... 33
10.12 Basisinstelling voorvork controleren .......... 34
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen........................ 34
10.14 Uitgaande demping voorvork instellen ...... 35
10.15 Stuurpositie ................................................. 36
10.16 Stuurpositie instellen .............................. 36
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS........................ 38
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken............... 38
11.2 Motorfiets van hefbok nemen.................... 38
11.3 Vorkpoten ontluchten................................. 38
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen............... 39
11.5 Voorvorkprotector demonteren................. 40
11.6 Voorvorkprotector monteren ..................... 40
11.7 Vorkpoten demonteren .......................... 41
11.8 Vorkpoten monteren .............................. 41
11.9 Onderste kroonplaat demonteren ......... 42
11.10 Onderste kroonplaat monteren .............. 43
11.11 Speling balhoofdlager controleren ............. 45
11.12 Speling balhoofdlager instellen .............. 45
11.13 Balhoofdlager smeren ............................. 46
11.14 Brandstoftank demonteren .................... 46
11.15 Brandstoftank monteren ........................ 47
INHOUDSOPGAVE
3
11.16 Startnummerbord demonteren.................. 48
11.17 Startnummerbord monteren...................... 49
11.18 Spatbord voor demonteren ........................ 49
11.19 Spatbord voor monteren ............................ 49
11.20 Schokdemper demonteren ..................... 50
11.21 Schokdemper monteren ......................... 50
11.22 Zadel afnemen............................................. 51
11.23 Zadel monteren........................................... 51
11.24 Luchtfilter demonteren ........................... 51
11.25 Luchtfilter monteren ............................... 52
11.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ...... 52
11.27 Einddemper demonteren............................ 53
11.28 Einddemper monteren................................ 53
11.29 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen ................................................ 54
11.30 Kettingvervuiling controleren ..................... 54
11.31 Ketting reinigen ........................................... 55
11.32 Kettingspanning controleren ...................... 55
11.33 Kettingspanning instellen............................ 56
11.34 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel
en kettinggeleiding controleren ................. 57
11.35 Frame controleren .................................. 59
11.36 Achterbrug controleren .......................... 59
11.37 Gaskabellegging controleren ...................... 59
11.38 Rubberen stuurcovers controleren............. 60
11.39 Rubberen stuurcovers vastzetten............... 60
11.40 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen ....................................................... 60
11.41 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren.................................................. 60
11.42 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
corrigeren .................................................... 61
11.43 Vloeistof van de hydraulische koppeling
verversen ................................................. 62
12 REMSYSTEEM............................................................. 64
12.1 Vrije slag remhendel controleren ............... 64
12.2 Uitgangspositie van de remhendel
instellen ....................................................... 64
12.3 Remschijven controleren ............................ 64
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................................. 65
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ................................................... 66
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .... 67
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................ 67
12.8 Vrije slag rempedaal controleren ............... 70
12.9 Vrije slag aan het rempedaal
instellen ................................................... 70
12.10 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ................................................... 71
12.11 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................................. 71
12.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .... 72
12.13 Remplaketten achterwielrem
controleren.................................................. 73
12.14 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen ................................................ 74
13 WIELEN, BANDEN ...................................................... 76
13.1 Voorwiel demonteren ............................. 76
13.2 Voorwiel monteren ................................. 76
13.3 Achterwiel demonteren .......................... 77
13.4 Achterwiel monteren .............................. 78
13.5 Bandentoestand controleren...................... 79
13.6 Bandenspanning controleren...................... 80
13.7 Spaakspanning controleren ........................ 80
14 KOELSYSTEEM............................................................ 81
14.1 Koelsysteem ................................................ 81
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren .... 81
14.3 Koelmiddelpeil controleren ........................ 82
14.4 Koelmiddel aftappen ............................... 82
14.5 Koelmiddel vullen .................................... 83
14.6 Koelmiddel verversen ............................. 84
15 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 86
15.1 Speling gaskabel controleren...................... 86
15.2 Speling gaskabel instellen ....................... 86
15.3 Carburateur - stationair toerental .............. 87
15.4 Carburateur - stationair toerental
instellen ................................................... 87
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen ....... 88
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR......................... 90
16.1 Cardanoliepeil controleren ......................... 90
16.2 Cardanolie verversen .............................. 90
16.3 Cardanolie bijvullen ................................. 91
17 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 93
17.1 Motorfiets reinigen ..................................... 93
18 STALLING.................................................................... 95
18.1 Stalling ......................................................... 95
18.2 Inbedrijfname na stalling ............................ 96
19 OPSPOREN VAN FOUTEN .......................................... 97
20 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 99
20.1 Motor........................................................... 99
20.2 Aanhaalmomenten motor .......................... 99
20.3 Carburateur .............................................. 101
20.3.1 Carburateur afstellen.......................... 101
20.4 Vulhoeveelheden ..................................... 102
20.4.1 Cardanolie ........................................... 102
20.4.2 Koelmiddel........................................... 102
20.4.3 Brandstof............................................. 102
20.5 Voorvork ................................................... 102
20.6 Schokdemper............................................ 102
20.7 Chassis ...................................................... 103
20.8 Banden...................................................... 104
20.9 Aanhaalmomenten chassis ...................... 104
21 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................. 106
INHOUDSOPGAVE
4
22 HULPSTOFFEN......................................................... 108
23 NORMEN................................................................. 110
24 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 111
INDEX ............................................................................... 113
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat de werkzaamhe-
den voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage. Daar
wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde speciale
gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die
in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit voertuig
voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties voor
het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden genomen.
Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvuldig door. De veiligheids-
aanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwingsstickers
aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere
personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u
niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen
of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluidsdemping
dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het voertuig voor
andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaatgassen
geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het
inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuig-
componenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen die de veiligheid beïnvloeden, moeten onmiddellijk door een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage worden
verholpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen
alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan
de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte bescher-
mende kleding draagt tijdens het rijden.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
Voor uw eigen veiligheid adviseert GASGAS Motorcycles om het voertuig uitsluitend met geschikte beschermende kleding
te gebruiken.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met contactslot,
modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpondersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen
worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroeven,
afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de fabrikant
bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aanbrengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage. Beschadigde of
versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflic-
ten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u mili-
eubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en
regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen, bestaat er geen wettelijke
regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat uw kind voor het eerst gaat rijden. In de bedienings-
handleiding vinden u en uw kind veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo
komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstemt op uw kind en hoe u en uw kind zich kunnen beschermen tegen let-
sel.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer als u meer over het voertuig wilt weten of als tijdens
het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding door de
nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer en op de GAS-
GAS Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde GASGAS Motorcyclesdealer kan ook een afgedrukt exem-
plaar worden besteld.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
9
3.1 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.2 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor de veiligheid van uw kind alleen reserveonderdelen en toebehoren die door GASGAS Motorcycles zijn vrijge-
geven en/of aanbevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage monteren. Voor andere
producten en daardoor veroorzaakte schade is GASGAS Motorcycles niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautori-
seerde GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
De actuele GASGAS Technical Accessories voor uw voertuig vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3.3 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedie-
ningshandleiding genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist
afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren
of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan
draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.4 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betref-
fende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de
aanwijzingen in de tekst.
3.5 Klantenservice
De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over GASGAS Motorcy-
cles.
De lijst met geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealers vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V02812-10
1Remhendel ( pag. 14)
2Klep voor vorkluchtdruk
3Koppelingshendel ( pag. 14)
4Brandstofkraan ( pag. 16)
5Snelsluiting zadelvergrendeling
6Choke ( pag. 16)
7Versnellingshendel ( pag. 16)
8Oliekijkglas
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V02816-10
1Tankdop
2Uitschakelknop ( pag. 14)
3Voorvorkinstelling uitgaande demping
4Gashendel ( pag. 14)
5Voertuigidentificatiennummer ( pag. 12)
6Kickstarterhendel ( pag. 17)
7Rempedaal ( pag. 17)
8Schokdemperinstelling ingaande demping
9Schokdemperinstelling uitgaande demping
5 SERIENUMMERS
12
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het bal-
hoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
402154-10
Het typeplaatje 1is vooraan op de framebuis aangebracht.
5.3 Motornummer
401949-10
Het motornummer 1is in de linkerkant van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de buitenkant van de
asopname gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
13
5.5 Artikelnummer schokdemper
H01141-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is op het bovenste deel van
de schokdemper boven de stelring naar de linkerzijde toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
14
6.1 Koppelingshendel
V02820-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
V02821-10
De remhendel 1is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
V02821-11
De gashendel 1is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Uitschakelknop
V02820-11
De uitschakelknop 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een stil-
staande motor schakelt niet in.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.5 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
F03051-10
Ontgrendelknop 1indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en
naar boven toe verwijderen.
6.6 Tankdop sluiten
F03050-10
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de ontgrendel-
knop 1vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder knikken
leggen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.7 Brandstofkraan
F03052-10
De brandstofkraan 1bevindt zich aan de linkerzijde van de brandstof-
tank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkraan gesloten De kartelschroef is tot de aanslag met
de klok mee gedraaid. Er kan geen brandstof uit de brandstoftank
stromen.
Brandstofkraan geopend De kartelschroef is tot de aanslag tegen
de klok in gedraaid. Er kan brandstof uit de brandstoftank stromen.
6.8 Choke
F03053-11
De chokehendel 1is aan de linkerkant van de carburateur aange-
bracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een ope-
ning vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen.
Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor de koude
start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokehendel is helemaal omlaag
gedrukt.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is helemaal omhoog
gedrukt.
6.9 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor gemon-
teerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de afbeelding.
De neutrale of vrije stand Nbevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.10 Kickstarterhendel
401954-10
De kickstarterhendel 1is rechts aan de motor aangebracht.
De kickstarterhendel kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarterhendel naar de motor zwen-
ken.
6.11 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.12 Plug-in standaard
402581-10
De bevestiging van de plug-in standaard 1bevindt zich aan het frame
aan de linkerkant van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
7 INBEDRIJFSTELLING
18
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toezichthou-
dende persoon opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Vertel uw kind dat het niet sneller mag rijden dan voor uw kind beheersbaar.
Vraag niet teveel van uw kind.
Doe pas mee aan wedstrijden, als conditie, rijtechniek en motivatie voldoende zijn.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat is een voer-
tuig te rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen
alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan
de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte bescher-
mende kleding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnaangepast rijgedrag vormt een groot risico.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Vertel uw kind dat het geen bijrijder mag meenemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe rijwerkcomponenten worden door overbelasting beschadigd of onbruikbaar.
Overschrijd het hoogst toegelaten bestuurdersgewicht niet.
INBEDRIJFSTELLING 7
19
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig
lawaai.
Ervoor zorgen dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voor de eerste rit samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig doorlezen.
Info
Daarbij vooral ingaan op de veiligheidsaanwijzingen en het risico op letsel.
Uw kind uitleg geven over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op het rijge-
drag.
Ervoor zorgen dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 60)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 64)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 71)
Voor de eerste inbedrijfstelling controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor het gewicht van uw
kind.
Laat uw kind op een geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets, bij voorkeur op een groot open veld.
Info
Om ervoor te zorgen dat uw kind een gevoel krijgt voor de werking van de rem, moet u uw kind eerst aandu-
wen. Pas als uw kind de voorwielrem kan doseren, kan de motor worden gestart.
Laat uw kind eerst naar een andere persoon rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en draaien.
Obstakels neerzetten waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan het rijgedrag van het voertuig.
Uw kind moet ook proberen om zo langzaam mogelijk en staand te rijden om een beter gevoel voor de motorfiets te
krijgen.
Uw kind mag niet over een terrein rijden dat te veel vergt van de capaciteiten en de ervaring van uw kind.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Ervoor zorgen dat het hoogst toelaatbare bestuurdersgewicht niet wordt overschreden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 50 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 80)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 20)
7 INBEDRIJFSTELLING
20
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Info
Het gebruik van een bedrijfsurenteller wordt aanbevolen om de kilometerstand steeds te kunnen controleren.
Vol gas geven vermijden!
RIJ-INSTRUCTIES 8
21
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 90)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 65)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 71)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 67)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 73)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 82)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 54)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding contro-
leren. ( pag. 57)
Kettingspanning controleren. ( pag. 55)
Bandentoestand controleren. ( pag. 79)
Bandenspanning controleren. ( pag. 80)
Spaakspanning controleren. ( pag. 80)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd,
omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig
nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 39)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 38)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soe-
pel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vast-
zitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zorg ervoor dat de motor met een laag toerental wordt warm gereden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ont-
vlambare stoffen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
8 RIJ-INSTRUCTIES
22
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 88)
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van de standaard nemen.
Versnelling in stationair schakelen.
Motor koud
Chokehendel helemaal omlaag drukken.
Kickstarterhendel krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig
gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de
motor.
Vertel uw kind dat het bij een hoog toerental niet naar een lagere versnelling mag terugschakelen.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met
een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kan uw kind naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijge-
ven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas
uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk
minder brandstof verbruikt.
Uw kind mag altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien van de
gashendel verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas
geven resp. nog een keer schakelen.
Uw kind moet de motor uitzetten, als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
RIJ-INSTRUCTIES 8
23
Uw kind moet frequent of lang laten slippen van de koppeling vermijden. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en
dus ook de motor en het koelsysteem.
Leg uw kind uit dat het beter is met een lager toerental dan met een hoog toerental en slippende koppeling te rijden.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Vertel uw kind dat het de manier van remmen moet aanpassen aan de rijsituatie en de toestand van de weg.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en laat het kind pas verder rijden, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de remplaketten en remschijven te drogen en
vuil te verwijderen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Uw kind moet daarbij afhankelijk van de snelheid
naar een lagere versnelling schakelen.
Spoor uw kind aan om bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor te gebruiken. Daarvoor een of twee ver-
snellingen terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo hoeft uw kind veel minder te remmen en raakt
het remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuig-
componenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
8 RIJ-INSTRUCTIES
24
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmidde-
len beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
RIJ-INSTRUCTIES 8
25
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 15)
400382-10
Brandstoftank maximaal tot maat Amet brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A35 mm
Inhoud brandstoftank
ca.
3,5 l Superbrandstof
loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt
motorolie (1:60)
( pag. 107)
Tankdop sluiten. ( pag. 15)
9 SERVICESCHEMA
26
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaam-
heden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten
veranderen. Het meest recente serviceschema is altijd te vinden op GASGAS Motorcycles Dealer.net. Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
Het gebruik van een bedrijfsurenteller wordt aanbevolen om de kilometerstand steeds te kunnen controleren.
Bedrijfsurenteller (A54012920000)
9.2 Verplichte werkzaamheden
om de 80 bedrijfsuren
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 67) ○●●●
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 73) ○●●●
Remschijven controleren. ( pag. 64) ○●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●
Afdichtmanchet voetremcilinder vervangen. ●●●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 71) ○●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 70) ○●●●
Frame controleren. ( pag. 59) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 59) ●●●
Achterbruglager op speling controleren. ●●●
Schokdemper-zwenklager op speling controleren. ●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 79) ○●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 80) ○●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●
Wielnaven controleren. ●●●
Velgslag controleren. ○●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 80) ○●●●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 57) ○●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 55) ○●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soepel bewe-
gen.
○●●●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 60) ○●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 65) ○●●●
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 64) ○●●●
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 45) ○●●●
Bougie en bougiedop vervangen. ●●●
Cardanolie verversen. ( pag. 90) ● ●
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 90)
Koppeling controleren. ●●●
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, aftapslangen, ...) en manchetten controleren
op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81) ○●●●
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken. ○●●●
SERVICESCHEMA 9
27
om de 80 bedrijfsuren
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ○●●●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 52) ○●●●
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 54) ●●●
Voorvorkservice uitvoeren. ● ●
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed vastzitten. ○●●●
Stationair toerental controleren. ○●●●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●
Service in het GASGAS Motorcycles Dealer.net noteren. ○●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 48 maanden
om de 12 maanden
om de 80 bedrijfsuren
om de 40 bedrijfsuren
na 20 bedrijfsuren / om de 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 62) ● ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 46) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Carburateurcomponenten controleren/instellen. ●●●●
Koelmiddel verversen. ( pag. 84)
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Cilinders en zuigers controleren. Inlaatmembraan con-
troleren. Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren.)
●●●
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Veer
van de uitlaatbesturing vervangen. Zuigers vervangen. Drijfstang, drijfstanglager en kruktap
vervangen. Krukaslager vervangen. Transmissie en versnelling controleren. Alle motorlagers
vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN
28
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om
beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te
voorkomen moeten de basisinstelling en veringscomponenten bij
het gewicht van de bestuurder passen.
Dit voertuig is in de leveringstoestand ingesteld op het standaardge-
wicht van een bestuurder (met complete beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 35 … 45 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de
basisinstelling van de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de
veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen
moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering XACT 5235
In de voorvork WP XACT 5235 wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele
voorvorken. Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als eindslag bevindt zich een stalen veer in
de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden verhoogd om beschadiging van de
voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel worden aangepast aan het bestuurdersgewicht, de omstan-
digheden van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft niet te worden gedemonteerd. De ingewikkelde
montage van hardere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch niet door.
De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behouden. De demping wordt harder
en het rijcomfort neemt af.
De demping kan in de uitgaande demping worden ingesteld.
De instelling uitgaande demping bevindt zich aan de bovenzijde van de rechter vorkpoot.
CHASSIS AFSTELLEN 10
29
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel
veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de onder-
grond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzi-
gingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en omgekeerd.
10.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot normaal
inveert.
F02172-10
Stelschroef 1met een schroevendraaier met de klok mee draaien
tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef 2niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN
30
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F02172-11
Stelschroef 1met een dopsleutel tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
Schroef 2niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F02173-10
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
CHASSIS AFSTELLEN 10
31
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot de
markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090200)
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 31)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop hou-
den.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas en
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat Aen B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven
maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 32)
10 CHASSIS AFSTELLEN
32
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 31)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de
bestuurder met volledige beschermende kleding in een normale
zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets zitten en
beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
Dynamische veerweg 70 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 33)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Schokdemper demonteren. ( pag. 50)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
33
F02171-10
Hoofdwerk
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde note-
ren.
Contraring 1losdraaien.
Stelring 2draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Combinatiesleutel (50329080000)
Haaksleutel (T106S)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet de
veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige meting
van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2op de aangegeven
maat Aspannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 5 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspannen
veerlengte en de gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een
hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Contraring 1vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 50)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Schokdemper demonteren. ( pag. 50)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 35 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: 40 kg 40 N/mm
Gewicht bestuurder: 45 kg 45 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de
veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecompen-
seerd door het wijzigen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 50)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
10 CHASSIS AFSTELLEN
34
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 31)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 32)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 30)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen worden
gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het
inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften worden
verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloeden.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren en compo-
nenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden controleren
of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
F03054-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Vorkpomp 2helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
CHASSIS AFSTELLEN 10
35
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen defect van
de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde handleiding voor GASGAS Technical Accesso-
ries in acht nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 3 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 1,4 bar
Maximale luchtdruk 4 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden instel-
len.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt druk uit de slang, niet uit de vork-
poot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden automa-
tisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
Beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
10.14 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
F03055-10
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uiteinde
van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.15 Stuurpositie
C00248-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een afstand A
van elkaar.
Afstand boringen A15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand Bvan het mid-
den geplaatst.
Afstand boringen B3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden gemon-
teerd. Daardoor is het mogelijk het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
10.16 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
C00249-10
Schroeven 1verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 2verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven 2monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven 1monteren en gelijkma-
tig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
CHASSIS AFSTELLEN 10
37
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
38
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
Motorfiets aan het frame onder de motor opkrikken.
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets borgen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
402581-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard 1
in de adapter voor de plug-in standaard aan de linkerzijde van het
voertuig plaatsen.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
39
F02179-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de
binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 40)
F02975-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnen-
poot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te vuilschra-
pers terechtkomen. Als dit vuil niet wordt verwijderd, kun-
nen de daarachter liggende afdichtringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigings-
middel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 109)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 40)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
40
11.5 Voorvorkprotector demonteren
F03100-10
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector
verwijderen.
F03099-10
Schroeven 3aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotec-
tor verwijderen.
11.6 Voorvorkprotector monteren
F03099-11
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven 1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
F03100-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 3monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remkabelhou-
der
EJOT 1,7 Nm
De remleiding alleen met de metalen bus klemmen.
Controleren of de bovenkant van de bus zo goed mogelijk gelijk
zit met de klem.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
41
11.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Voorwiel demonteren. ( pag. 76)
K01422-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remkabel niet knikken.
F03097-10
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren
F02179-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 1zijn naar achteren gepositio-
neerd.
Info
De tweede gefreesde groef in de vorkpoot moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
F03097-11
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
42
K01422-11
Remzadel positioneren, schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 20 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 5monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remkabelhou-
der
EJOT 1,7 Nm
De remleiding alleen met de metalen bus klemmen.
Controleren of de bovenkant van de bus zo goed mogelijk gelijk
zit met de klem.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 76)
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Voorwiel demonteren. ( pag. 76)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 41)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 48)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 49)
F03101-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting 1uit de vorkbuis trekken.
Moer 2verwijderen.
Schroef 3losdraaien, bovenste kroonplaat met stuur verwijderen
en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
F03102-10
Beschermring 4verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
43
11.10 Onderste kroonplaat monteren
F02885-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren
en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 108)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdla-
ger 1monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven 2correct is gepositio-
neerd.
Beschermring 3erop schuiven.
F03103-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
F02179-11
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 5zijn naar achteren gepositio-
neerd.
Info
De tweede gefreesde groef in de vorkpoot moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
44
F03104-10
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
F03105-10
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Brandstoftankontluchting 7in de vorkbuis positioneren.
F03106-10
Schroef 8vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
Schroeven 9vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
K01422-12
Remzadel positioneren, schroeven bk monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 20 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven bl monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remkabelhou-
der
EJOT 1,7 Nm
De remleiding alleen met de metalen bus klemmen.
Controleren of de bovenkant van de bus zo goed mogelijk gelijk
zit met de klem.
Nawerk
Controleren of kabelstreng, bowdenkabel, rem- en koppelingskabel
ongehinderd kunnen bewegen en juist zijn gemonteerd.
Spatbord voor monteren. ( pag. 49)
Startnummerbord monteren. ( pag. 49)
Voorwiel monteren. ( pag. 76)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 45)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
45
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt
componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-
garage is u graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor
ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en
achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 45)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 45)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
11.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
F03056-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting 1uit de vorkbuis trekken.
Schroeven 2losdraaien.
Schroef 3losdraaien.
Moeren 4losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
Schroef 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Schroeven 2vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting 1in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 45)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
11.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 42)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 43)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van de
onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
11.14 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 51)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de
aanslag.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
47
F03070-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
F03071-10
Schroeven 2verwijderen.
F03072-10
Brandstofslang 3eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstoftankontluchting uit de vorkbuis trekken.
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateuropname trekken en
brandstoftank naar boven toe verwijderen.
11.15 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 59)
F03072-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de
radiateuropname vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of wor-
den beschadigd.
Brandstofslang 1monteren.
F03071-10
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank-
spoiler aan radiateur
M6 6 Nm
F03070-11
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Brandstoftankontluchting in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 51)
11.16 Startnummerbord demonteren
F03058-10
Schroef 1verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
49
11.17 Startnummerbord monteren
F03059-10
Startnummerbord op de remleiding aanbrengen.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels 1grijpen in het spatbord.
F03057-10
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startnummer-
bord
M6 4 Nm
11.18 Spatbord voor demonteren
F03060-10
Schroeven 1verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
11.19 Spatbord voor monteren
F03061-10
Spatbord op het startnummerbord positioneren.
De nokken van het startnummerbord zijn vertand met de borin-
gen 1van het spatbord.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
F03060-11
Spatbord aan de onderste kroonplaat positioneren, schroeven 2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M6 6 Nm
11.20 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
F03062-10
Hoofdwerk
Remleiding 1uit de houder trekken.
Schroef 2verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zo ver
neerlaten dat het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel
in deze stand vastzetten.
Schroef 3verwijderen, spatbescherming 4opzij duwen en
schokdemper verwijderen.
11.21 Schokdemper monteren
F03063-10
Hoofdwerk
Spatbescherming 1opzij duwen en schokdemper positioneren.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite®243™
Achterbrug optillen, schokdemper met schroef 3monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 45 Nm
Loctite®243™
Remkabel 4in houder hangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
51
11.22 Zadel afnemen
F03064-10
Snelsluiting 1openen en zadel achter optillen.
Zadel terugtrekken en afnemen.
11.23 Zadel monteren
F03065-10
Zadel aan de schroef 1vasthaken, achter neerlaten en tegelijker-
tijd naar voren schuiven.
Het uitsteeksel 2is vastgehaakt in de brandstoftank.
F03064-11
Snelsluiting 3sluiten.
11.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 51)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
F03066-10
Hoofdwerk
Beugel luchtfilter 1losmaken en opzij zwenken. Luchtfilter met
luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.25 Luchtfilter monteren
100818-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik Ainvetten.
Duurzaam vet ( pag. 108)
F03066-10
Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met luchtfil-
terbeugel 1vastzetten.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kunnen
stof en vuil in de motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 51)
11.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 51)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 51)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
M01456-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en
goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 108)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 108)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is
beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 52)
Zadel monteren. ( pag. 51)
11.27 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
F03068-10
Schroef 1verwijderen.
Einddemper aan de uitlaatmof 2van het bochtstuk af trekken.
11.28 Einddemper monteren
F03069-10
Einddemper met de aanzuigmof 1monteren.
De brede flensbus 2en de smalle flensbus 3positioneren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
F03068-11
Schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
11.29 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezelvulling naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 53)
F03067-10
Hoofdwerk
Schroeven 1van de eindkap 2met flensbus verwijderen.
Eindkap en buitenpijp 3verwijderen.
Glasvezelvulling 4uit binnenpoot verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren
of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling op de binnenpoot monteren.
Buitenpijp over de glasvezelvulling schuiven.
Eindkap in de buitenpijp steken.
Schroeven met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 53)
11.30 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 55)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
11.31 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 108)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 108)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
11.32 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
V00235-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen
en de kettingspanning Abepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting 1moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de
meting op verschillende plekken van de ketting worden her-
haald.
Kettingspanning 5 … 8 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 56)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
11.33 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Kettingspanning controleren. ( pag. 55)
V02827-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3links en
rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 … 8 mm
Stelschroeven 3links en rechts zo draaien, dat de markeringen
aan de linker en rechter kettingspanner 4in dezelfde positie
staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo is het achterwiel cor-
rect uitgelijnd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroeven 3
liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
11.34 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten
altijd samen worden vervangen.
Bij het monteren van de sluitschakel moet de geslo-
ten zijde van de borging altijd naar de looprichting
wijzen.
F03073-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het
gemarkeerde bereik Ais doorgesleten:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.
Controleren of de afdekking van het ketting-aandrijfwiel goed vast-
zit.
» Als de afdekking ketting-aandrijfwiel loszit:
Afdekking van het ketting-aandrijfwiel vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 8 Nm
F03074-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde
hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
F03075-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde
hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettingge-
leiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is ver-
sleten:
Kettinggeleiding vervangen.
H00131-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
59
11.35 Frame controleren
601599-01
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
11.36 Achterbrug controleren
V00216-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming contro-
leren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties van de achterbrug zijn niet toegestaan.
11.37 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gasbowdenkabel kan bij verkeerde montage geknikt, ingeklemd of geblokkeerd wor-
den.
Als de gasbowdenkabel geknikt, ingeklemd of geblokkeerd is, kan de snelheid niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften voldoen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 51)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de
aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 46)
F03076-10
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, achter de
koelmiddelslang en links op het frame gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 47)
Zadel monteren. ( pag. 51)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
11.38 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en
slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd of versleten, of loszit:
Rubberen stuurcover vervangen.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
( pag. 108)
Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 60)
11.39 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 60)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (00029015100)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken
weg en zijn naar de rubberen stuurcover gebogen.
11.40 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
V02820-12
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1aan
de grootte van de hand van de bestuurder aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen
geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.41 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
V02828-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Voorgeschreven waarde
Maat A(vloeistofpeil onder
bovenkant reservoir)
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
( pag. 61)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
11.42 Vloeistofpeil hydraulische koppeling corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en kop-
pelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V02828-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische kop-
peling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Vloeistof tot maat Acorrigeren.
Voorgeschreven waarde
Maat A(vloeistofpeil onder
bovenkant reservoir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 107)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
11.43 Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en kop-
pelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V02828-11
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
F03080-10
Ontluchtingsspuit 4met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 107)
Aan koppelingsactuator de ontluchtingsschroef verwijderen en ont-
luchtingsspuit 4monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
63
V02829-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zonder lucht-
bellen uit de boring Avan de koppelingscilinder stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en
vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
12 REMSYSTEEM
64
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op
de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
V02821-13
Remhendel naar voren duwen en vrije slag Acontroleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 64)
12.2 Uitgangspositie van de remhendel instellen
V02821-12
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 64)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen
geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken van
de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van
het raakvlak van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 2,5 mm
REMSYSTEEM 12
65
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorgeschreven
waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en vervor-
ming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst.
(De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
V02822-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Voorgeschreven waarde
Maat A(vloeistofpeil onder
bovenkant reservoir)
4 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 66)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
12 REMSYSTEEM
66
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst.
(De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 67)
V02822-11
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
REMSYSTEEM 12
67
309386-11
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 107)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
V02823-10
Remplaketten op minimale plaketdikte Acontroleren.
Minimale plaketdikte A1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 67)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 67)
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
12 REMSYSTEEM
68
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst.
(De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor GASGASmotorfietsen goedgekeurd en toegelaten. Opbouw en wrijvingscoëffici-
ënt van de remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele
toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de
fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door GASGAS zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V02822-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
V02824-10
Schroeven 4verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel licht
naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig naar achteren van
de remschijf trekken.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen dat
er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
REMSYSTEEM 12
69
V02825-10
De splitpennen 5verwijderen.
Bout 6verwijderen.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel reinigen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer geposi-
tioneerd zijn.
Bouten 6positioneren.
De splitpennen 5monteren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigings-
middel.
Remschijven controleren. ( pag. 64)
V02824-10
Remzadel positioneren.
Schroeven 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is. Remhendel inge-
drukt vastzetten.
Remzadel wordt uitgelijnd.
Schroeven 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 20 Nm
Loctite®243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
V02822-11
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder boven-
kant reservoir
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 107)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
12 REMSYSTEEM
70
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en
weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag aan het rempedaal instellen. ( pag. 70)
Veer 1vasthaken.
12.9 Vrije slag aan het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
F03085-10
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer 1losdraaien.
Drukstang 2zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang 2tegenhouden en moer 1vastdraaien.
Veer van het rempedaal vastmaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt is voor
de bestuurder.
» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden aange-
past:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 71)
REMSYSTEEM 12
71
12.10 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
F03115-10
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien en met drukstang 3terugdraaien totdat de
maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rem-
pedaal moer 4losdraaien en schroef 5draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 3zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is. Eventu-
eel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalaan-
slag
M8 20 Nm
Drukstang 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Veer 1vasthaken.
12.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem verhol-
pen is. (De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst.
(De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
72
H01654-11
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als in het kijkglas 1een luchtbel te zien is:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 72)
12.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem verhol-
pen is. (De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst.
(De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 73)
REMSYSTEEM 12
73
K01423-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2en membraan 3verwijderen.
H01654-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 107)
Deksel en membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
12.13 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
V02830-10
Remplaketten op minimale plaketdikte Acontroleren.
Minimale plaketdikte A1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 74)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 74)
12 REMSYSTEEM
74
12.14 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst.
(De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor GASGASmotorfietsen goedgekeurd en toegelaten. Opbouw en wrijvingscoëffici-
ënt van de remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele
toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de
fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door GASGAS zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
REMSYSTEEM 12
75
K01423-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2en membraan 3verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen dat
er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
V02831-10
De splitpennen 4verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel licht
naar de zijkant te kantelen.
Bout 5verwijderen.
Remplaketten en borgveer verwijderen.
Remzadel reinigen.
Borgveer positioneren.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Bout 5monteren.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de rempla-
ketten omhoog tegen de borgveer drukken.
Op juiste plaatsing van de remplaketten en borgveer letten.
De splitpennen 4monteren.
Remschijven controleren. ( pag. 64)
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
H01654-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 107)
Deksel en membraan monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN
76
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
F03113-10
Hoofdwerk
Schroef 1enkele slagen losdraaien.
Schroeven 2losdraaien.
Op de schroef 1drukken om de steekas uit de asopname te schui-
ven.
Schroef 1verwijderen.
F03114-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de voor-
vork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
F03040-10
Afstandsbussen 3verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 13
77
F03041-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 108)
Afstandsbussen erin zetten.
F03113-11
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 108)
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M10 40 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de
remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
V02834-10
Hoofdwerk
Moer 1verwijderen.
Kettingspanner 2verwijderen.
13 WIELEN, BANDEN
78
H00117-10
Steekas 3slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel naar
voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het ket-
tingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit de
achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemon-
teerd.
F03042-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F03043-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 108)
Afstandsbussen erin zetten.
Info
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
WIELEN, BANDEN 13
79
H00117-12
Steekas 2reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 108)
Achterwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
Kettingspanner 3aan beide zijden positioneren en steekas hele-
maal inschuiven.
V02834-11
Moer 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 55)
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door GASGAS Motorcycles vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier cijfers
van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste twee cijfers
wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
GASGAS Motorcycles adviseert de banden te wisselen, onaf-
hankelijk van de daadwerkelijke slijtage van de banden, ech-
ter uiterlijk na 5 jaar.
13 WIELEN, BANDEN
80
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolg-
schade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen,
ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van
de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spa-
ken met gelijke lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op
verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
KOELSYSTEEM 14
81
14.1 Koelsysteem
F03088-10
Door de waterpomp 1in de motor is er een gedwongen circulatie van
het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld
door een klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen reke-
ning moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelrib-
ben verlagen de koelwerking.
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het
koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
F03089-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop 1verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25…45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 106)
Radiateurdop monteren.
14 KOELSYSTEEM
82
14.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het
koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 106)
Radiateurdop monteren.
14.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het
koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 14
83
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
F03090-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpomp-
deksel
M6 6 Nm
14.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
F03091-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef 1is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat Avullen.
Voorgeschreven waarde
Maat Aboven de radiateurla-
mellen
10 mm
Koelmiddel 0,55 l Koelmiddel
( pag. 106)
14 KOELSYSTEEM
84
400677-11
Het voertuig in de afgebeelde positie zetten en beveiligen tegen
wegrollen. Er moet een hoogteverschil van Bmoet worden
bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil B50 cm
Info
Om ervoor te zorgen dat alle lucht uit het koelsysteem kan
ontsnappen, moet het voertuig aan de voorkant worden
opgetild. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft een lager
koelvermogen, waardoor de motor oververhit kan raken.
Voertuig weer op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddel tot maat Abijvullen.
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 82)
14.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het
koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
KOELSYSTEEM 14
85
F03090-10
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpomp-
deksel
M6 6 Nm
F03091-10
Koelmiddel tot maat Avullen.
Voorgeschreven waarde
Maat Aboven de radiateurla-
mellen
10 mm
Koelmiddel 0,55 l Koelmiddel
( pag. 106)
400677-11
Het voertuig in de afgebeelde positie zetten en beveiligen tegen
wegrollen. Er moet een hoogteverschil van Bmoet worden
bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil B50 cm
Info
Om ervoor te zorgen dat alle lucht uit het koelsysteem kan
ontsnappen, moet het voertuig aan de voorkant worden
opgetild. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft een lager
koelvermogen, waardoor de motor oververhit kan raken.
Voertuig weer op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddel tot maat Abijvullen.
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 82)
15 MOTOR AFSTELLEN
86
15.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Speling gaskabel 3 … 5 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 86)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur over
het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 86)
15.2 Speling gaskabel instellen
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 51)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de
aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 46)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 59)
V02835-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef 2tot de aan-
slag is ingeschoven.
Moer 3losdraaien.
400192-11
Stelschroef 2zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabelspe-
ling Aaanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 … 5 mm
Moer 3vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
MOTOR AFSTELLEN 15
87
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 47)
Zadel monteren. ( pag. 51)
Speling gaskabel controleren. ( pag. 86)
15.3 Carburateur - stationair toerental
F03092-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het
startgedrag, een stabiel stationair toerental en de respons bij het gas
geven. Dat betekent dat een motor met een correct afgesteld stationair
toerental gemakkelijker start dan een motor met verkeerd afgesteld
stationair toerental.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen van
de motor onderhevig aan een verhoogde slijtage. Slijtage kan
storingen veroorzaken.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toeren-
tal 1afgesteld.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef stationaire
lucht 2.
15.4 Carburateur - stationair toerental instellen
F03092-10
Regelschroef stationaire lucht 2tot de aanslag indraaien en op de
aangegeven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Warmloopfase 5 min
Speciaal gereedschap aansluiten.
Toerenteller (45129075000)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Met de regelschroef voor het stationair toerental 1het stationaire
toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is helemaal omhoog
gedrukt. ( pag. 16)
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht 2langzaam met de klok mee
draaien tot het stationaire toerental begint te dalen.
15 MOTOR AFSTELLEN
88
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu lang-
zaam tegen de klok in draaien totdat het stationaire toerental weer
daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire
toerental instellen.
Info
Als daarbij het motortoerental sterk stijgt, moet het sta-
tionaire toerental weer worden verlaagd tot het normale
niveau en de hiervoor genoemde werkstappen nog een keer
worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend
resultaat wordt bereikt kan dat liggen aan een onjuist gedi-
mensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is
gedraaid en het toerental niet verandert, moet een kleinere
stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen weer
van voren af aan worden herhaald.
Bij grotere veranderingen van de buitentemperatuur en
extreme hoogteverschillen moet het stationair toerental
opnieuw worden afgesteld.
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Werkzaamheden bij koude motor uitvoeren.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
MOTOR AFSTELLEN 15
89
Voorwerk
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de
aanslag.
Er stroomt geen brandstof meer van de tank naar de carbura-
teur.
F03093-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen zodat de uitlopende brand-
stof wordt opgevangen.
Sluitschroef 1verwijderen.
Brandstof helemaal laten uitlopen.
Sluitschroef monteren en vastdraaien.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
90
16.1 Cardanoliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
F03094-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 91)
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle carda-
noliepeil
M6 6 Nm
16.2 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Cardanolie bij warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal vlak in de plug-in standaard plaatsen.
F03095-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroef 1met magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en nieuwe pakkingring monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 16
91
401955-11
Olievulschroef 2met keerring verwijderen en cardanolie bijvullen.
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50)
( pag. 106)
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt
tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Olievulschroef 2met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 90)
16.3 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
F03094-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
401955-11
Olievulschroef 2met keerring verwijderen.
Cardanolie bijvullen tot olie uit de boring van de olieaftapschroef
stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 106)
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle carda-
noliepeil
M6 6 Nm
Olievulschroef 2met keerring monteren en vastdraaien.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
92
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
REINIGING, ONDERHOUD 17
93
17.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel verkrijgbare
motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 108)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfiets-
reiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen,
altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afge-
spoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 88)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te rem-
men, om de remplaketten en remschijven te drogen en
vuil te verwijderen.
Na de reiniging moet uw kind een korte rit maken, totdat de motor
de bedrijfstemperatuur heeft bereikt en het remsysteem door voor-
zichtig remmen gedroogd is.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegan-
kelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat ook
het water dat hier is ingedrongen kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 55)
17 REINIGING, ONDERHOUD
94
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en
het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 108)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en
kunststofvlakken ( pag. 109)
STALLING 18
95
18.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als de motorfiets langere tijd niet wordt gebruikt, worden extra maatregelen aanbevolen.
Alvorens de motorfiets te stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze zijn versleten. Als er service-
werkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder
drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden aan het begin van het volgende seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets, brand-
stofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 108)
Brandstof tanken. ( pag. 24)
Motorfiets reinigen. ( pag. 93)
Cardanolie verversen. ( pag. 90)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 81)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 88)
Bandenspanning controleren. ( pag. 80)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote
temperatuurschommelingen.
Info
GASGAS Motorcycles adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 38)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen wor-
den gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en
er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor
korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet
voldoende warm wordt, condenseert de waterdamp die bij
de verbranding ontstaat, waardoor motoronderdelen en
uitlaat gaan roesten.
18 STALLING
96
18.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 38)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 21)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 19
97
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 21)
Motorfiets is langere tijd niet
gebruikt en daarom zit er oude
brandstof in de vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftap-
pen. ( pag. 88)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en drogen,
indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bougie
te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, uitschakelknop defect
Uitschakelknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Steekverbinding reinigen en met contact-
spray behandelen.
Water in carburateur resp. sproei-
ers verstopt
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Motor heeft geen stationair toe-
rental
Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur
verdraaid
Carburateur - stationair toerental instel-
len. ( pag. 87)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de
vlotternaald is vervuild of versle-
ten
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 52)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd
of heeft te weinig glasvezelvulling
in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem bescha-
digd is.
Glasvezelvulling van einddemper vervan-
gen. ( pag. 54)
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controleren.
19 OPSPOREN VAN FOUTEN
98
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Slijtageverschijnsel Motor controleren.
Motor stokt of klapt in de carbura-
teur
Te weinig brandstof Kartelschroef op de brandstofkraan tegen
de klok in draaien tot de aanslag.
Brandstof tanken. ( pag. 24)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de car-
burateur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Steekverbinding reinigen en met contact-
spray behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in het koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 82)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 82)
Koelmiddel vullen. ( pag. 83)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking contro-
leren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Verkeerd ontstekingstijdstip door
losse stator
Ontsteking instellen.
Witte rookontwikkeling (stoom in
het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking contro-
leren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren. ( pag. 90)
Water in de transmissieolie Radiale keerring of waterpomp
beschadigd
Radiale keerring en waterpomp controle-
ren.
TECHNISCHE GEGEVENS 20
99
20.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt ottomotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatsturing
Cilinderinhoud 64,85 cm³
Slag 40,8 mm
Boring 45 mm
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Distributie Uitlaatregeling PCEV (Pneumatic Controlled Exhaust Valve)
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerringen 1 vierkante ring
Motorsmering Mengsmering
Primaire overbrenging 23:75 recht vertande tandwielaandrijving
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnellingsbak 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:37
2e versnelling 16:34
3e versnelling 18:31
4e versnelling 21:30
5e versnelling 23:28
6e versnelling 24:26
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekings-
systeem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LR 8 B
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Radiateur Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstarterhendel
20.2 Aanhaalmomenten motor
Moer membraan uitlaatregeling M5 4 Nm
Schroef houder koppelingskabel M5 5 Nm
Schroef houderplaat voor retourveer
van de schakelas
M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborging aandrijfassen M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef membraandeksel van uitlaat-
besturing
M5 4 Nm
Schroef membraanhuis uitlaatregeling M5 5 Nm
Schroef ontstekingssysteem/stator M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelvastzetting M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompwiel M5 2 Nm
Loctite®243™
20 TECHNISCHE GEGEVENS
100
Aftapplug waterpompdeksel M6 6 Nm
Onderdrukaanslui-
ting/ontluchtingsaansluiting
M6 4 Nm
Loctite®243™
Schroef aanslagstuk kickstarterhendel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef aanzuigflens M6 6 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M6 8 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef controle cardanoliepeil M6 6 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingsveren M6 10 Nm
Schroef lagerborging schakelwals M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef membraanhuis van uitlaatbe-
sturing
M6 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6 10 Nm
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6 8 Nm
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
Moeren cilindervoet M8 20 Nm
Schroef kickstarterhendel M8 20 Nm
Loctite®243™
Tapeind cilindervoet (linker motor-
huishelft)
M8 Draaivolgorde:
inschroeven tot 27 mm uitsteekmaat
Loctite®243™
Tapeind cilindervoet (rechter motor-
huishelft)
M8 Draaivolgorde:
inschroeven tot 29 mm uitsteekmaat
Loctite®243™
Schroef koppelingmeenemer M10 60 Nm
Loctite®243™
Bougie M10x1 10 … 12 Nm
Moer rotor M12x1 50 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Moer primair tandwiel M14x1,25 40 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 20
101
20.3 Carburateur
Carburateurtype MIKUNI TM 24
Naaldpositie 2e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Hoofdsproeier 210
Sproeiernaald 5IPL43 (5N17)
Stationaire sproeier 20
Naaldsproeier Q-O (454)
Gasschuif 2,5
20.3.1 Carburateur afstellen
MIKUNI TM 24
ASL TEMP 20 … 7 °C 6 … 5 °C 6 … 15 °C 16 … 24 °C 25 … 36 °C 37 … 49 °C
2.301 …
3.000 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3,5
20
5N17
3
210
3,5
20
5N17
2
210
3,5
15
5N17
2
205
3,5
15
5N17
2
200
2,5
15
5N17
1
200
1.501 …
2.300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3,5
20
5N17
3
210
3,5
20
5N17
2
210
3,5
20
5N17
2
210
3,5
15
5N17
2
205
3,5
15
5N17
2
200
2,5
15
5N17
1
200
751 …
1.500 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
25
5N17
3
215
3,5
20
5N17
3
210
3,5
20
5N17
2
210
3,5
20
5N17
2
210
3,5
15
5N17
2
205
3,5
15
5N17
2
200
301 …
750 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
30
5N17
3
220
3
25
5N17
3
215
3,5
20
5N17
3
210
3,5
20
5N17
2
210
3,5
20
5N17
2
210
3,5
15
5N17
2
205
0 … 300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
30
5N17
3
225
3
25
5N17
3
215
3,5
20
5N17
3
210
3,5
20
5N17
2
210
3,5
20
5N17
2
210
3,5
15
5N17
2
205
ASL Boven NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open (slagen)
IJ Stationaire sproeier
NDL Sproeiernaald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
20 TECHNISCHE GEGEVENS
102
20.4 Vulhoeveelheden
20.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 106)
20.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,55 l Koelmiddel ( pag. 106)
20.4.3 Brandstof
Inhoud brandstoftank ca. 3,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 107)
20.5 Voorvork
Artikelnummer voorvork A405C103W106000
Voorvork WP XACT AER
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Luchtdruk 3 bar
Vorklengte 735 mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 377,5 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 40 + 15
10 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 107)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 240 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 107)
Vethoeveelheid cartridge links 6 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 109)
20.6 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 03.18.7T.03
Schokdemper WP XACT 5735
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning 5 mm
TECHNISCHE GEGEVENS 20
103
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 35 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: 40 kg 40 N/mm
Gewicht bestuurder: 45 kg 45 N/mm
Veerlengte 210 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 70 mm
Inbouwlengte 347 mm
Stootdemperolie ( pag. 107) SAE 2,5
20.7 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen buizen,
geëloxeerd
Voorvork WP XACT AER
Schokdemper WP XACT 5735
Veerweg
voor 215 mm
achter 270 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 1 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met 1 zuigers
Remschijven - diameter
voor 198 mm
achter 180 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 2,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 14:48
Ketting 1/2 x 1/4” keerring
Leverbare kettingwielen 46, 48, 50
Balhoofdhoek 64,5°
Wielstand 1.137 mm
Zadelhoogte onbelast 750 mm
Los van de vloer, onbelast 280 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 53 kg
Maximaal bestuurdersgewicht 50 kg
20 TECHNISCHE GEGEVENS
104
20.8 Banden
Band voor Band achter
60/100 - 14 M/C 30M TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST
80/100 - 12 41M TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve fabrikanten
een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke goedkeuringsvoor-
schriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer informatie vindt u in het
servicegedeelte onder:
http://www.gasgas.com
20.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef remkabelhouder EJOT 1,7 Nm
Slangklem carburateur - 2,8 Nm
Schroef uitschakelknop M3 0,4 Nm
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Schroef gasschuifdeksel M4 2 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef asopname M6 10 Nm
Schroef brandstoftankspoiler aan radi-
ateur
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 4,5 Nm
Schroef handremcilinder M6 5 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang op
rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingsgevercilinder M6 5 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Schroef remplaketten achterzijde M6 10 Nm
Schroef remplaketten voor M6 10 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef spatbord M6 6 Nm
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Moer rempedaalaanslag M8 20 Nm
Motordraagschroef M8 30 Nm
Loctite®2701™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef console M8 35 Nm
Loctite®2701™
TECHNISCHE GEGEVENS 20
105
Schroef kettingwiel M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remzadel achter M8x20 18 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel achter M8x40 18 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel voor M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Schroefverbinding motorophanging M8 30 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef rempedaal M10 35 Nm
Loctite®243™
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef steekas voor M10 40 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Moer achterbrugbout M12x1 40 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
21 GEBRUIKSSTOFFEN
106
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv.
E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minderwaardige
en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen
door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als het koel-
middel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaar-
heid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 110)
SAE ( pag. 110) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 110)
Voorgeschreven waarde
Uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
GEBRUIKSSTOFFEN 21
107
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 110) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de
geschikte eigenschappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 110) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 106)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 106)
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 110) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschap-
pen heeft.
22 HULPSTOFFEN
108
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM AG
GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF®
LGHB 2
HULPSTOFFEN 22
109
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication®
Klüberfood NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
23 NORMEN
110
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensren-
dement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van
hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen tijdens races.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme omstan-
digheden een probleemloze verbranding bereikt.
LIJST MET AFKORTINGEN 24
111
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
INDEX
113
INDEX
A
Achterbrug
controleren ......................... 59
Achterwiel
demonteren ........................ 77
monteren .......................... 78
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 10
rechtsachter ........................ 11
Afbeeldingen ........................... 9
Antivries
controleren ......................... 81
Artikelnummer schokdemper ............... 13
Artikelnummer voorvork .................. 12
B
Balhoofdlager
smeren ........................... 46
Bandenspanning
controleren ......................... 80
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . 28
Bedieningshandleiding ..................... 8
Bedrijfsmiddelen ........................ 9
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 7
Brandstofkraan ........................ 16
Brandstoftank
demonteren ........................ 46
monteren .......................... 47
C
Carburateur
stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
stationair toerental instellen . . . . . . . . . . . . . . 87
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Cardanolie
bijvullen ........................... 91
vervangen ......................... 90
Cardanoliepeil
controleren ......................... 90
Choke .............................. 16
D
Dynamische veerweg
instellen ........................... 33
E
Einddemper
demonteren ........................ 53
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . 54
monteren .......................... 53
F
Frame
controleren ......................... 59
G
Gashendel ............................ 14
Gaskabellegging
controleren ......................... 59
Gebruiksdefinitie ........................ 6
H
Hulpstoffen ............................ 9
I
Inbedrijfname
nastalling .......................... 96
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . . . 18
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling 21
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 29
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 29
K
Ketting
controleren ......................... 57
reinigen ........................... 55
Ketting-aandrijfwiel
controleren ......................... 57
Kettinggeleiding
controleren ......................... 57
Kettingspanning
controleren ......................... 55
instellen ........................... 56
Kettingwiel
controleren ......................... 57
Kickstarterhendel ....................... 17
Klantenservice .......................... 9
Koelmiddel
aftappen .......................... 82
vervangen ......................... 84
vullen ............................ 83
Koelmiddelpeil
controleren ....................... 81-82
Koelsysteem .......................... 81
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 60
vloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Koppelingshendel ....................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
INDEX
114
L
Luchtfilter
demonteren ........................ 51
monteren .......................... 52
reinigen ........................... 52
Luchtfilterbak
reinigen ........................... 52
Luchtvering XACT 5235 ................... 28
M
Milieu ............................... 8
Motor
inrijden ........................... 20
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
reinigen ........................... 93
vanhefboknemen .................... 38
Motornummer ......................... 12
O
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 42
monteren .......................... 43
Onjuist gebruik ......................... 6
Opsporen van fouten ................... 97-98
P
Plug-in standaard ....................... 17
R
Reiniging .......................... 93-94
Remhendel ........................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Rempedaal ........................... 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 73
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 74
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . 67
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 67
Remschijven
controleren ......................... 64
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 72
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 66
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 71
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 65
Reserveonderdelen ....................... 9
Rubberen stuurcovers
controleren ......................... 60
vastzetten ......................... 60
S
Schokdemper
demonteren ........................ 50
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . 32
monteren .......................... 50
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . 31
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . 32
Service ............................... 9
Serviceschema ....................... 26-27
Spaakspanning
controleren ......................... 80
Spatbord voor
demonteren ........................ 49
monteren .......................... 49
Speling balhoofdlager
controleren ......................... 45
instellen ........................... 45
Speling gaskabel
controleren ......................... 86
instellen ........................... 86
Stalling .............................. 95
Starten .............................. 21
Startnummerbord
demonteren ........................ 48
monteren .......................... 49
Stuurpositie ........................... 36
instellen ........................... 36
T
Tankdop
openen ........................... 15
sluiten ............................ 15
Tanken
brandstof .......................... 24
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . 104
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . 99
banden ...........................104
carburateur ........................101
chassis ............................103
motor ............................ 99
schokdemper .......................102
voorvork ..........................102
vulhoeveelheden .....................102
Toebehoren ............................ 9
Toestand van de banden
controleren ......................... 79
Transporteren ......................... 24
Typeplaatje ........................... 12
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 35
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 30
INDEX
115
Uitschakelknop ........................ 14
V
Veilig gebruik ........................... 7
Versnellingshendel ...................... 16
Voertuigidentificatiennummer .............. 12
Voorvorkprotector
demonteren ........................ 40
Voorvork-protector
monteren .......................... 40
Voorwiel
demonteren ........................ 76
monteren .......................... 76
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . 34
demonteren ........................ 41
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
monteren .......................... 41
ontluchten ......................... 38
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Vulhoeveelheid
brandstof ....................... 25,102
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83, 85, 102
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91, 102
W
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zadel
afnemen .......................... 51
monteren .......................... 51
*3215092nl*
3215092nl
20.05.2022
Stallhofnerstraße 3 /5230 Mattighofen /Oostenrijk /http://www.gasgas.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118

GASGAS MC 65 de handleiding

Type
de handleiding