GASGAS EC 300 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
EC 250
EC 300
Artikelnr. 3215163nl
BESTE GASGAS KLANT,
*3215163nl*
3215163nl
17.10.2023
BESTE GASGAS KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw GASGAS-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief voer-
tuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 13)
Sleutelnummer (alle EU-modellen) ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model.
Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. GASGAS Motorcycles GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens,
prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder vooraf-
gaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen
aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. GAS-
GAS Motorcycles is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, druk-
fouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet standaard bij
de leveromvang horen.
© 2023 GASGAS Motorcycles GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schriftelijke toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
GASGAS Motorcycles past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanage-
mentsnorm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
GASGAS Motorcycles GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
EC 250 EU (F0303X7)
EC 250 US (F0375X7)
EC 300 EU (F0403X7)
EC 300 US (F0475X7)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ............................... 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.............................. 5
1.2 Gebruikte formatteringen............................. 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik .............. 6
2.2 Onjuist gebruik .............................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ................................ 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ................ 7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ................ 7
2.6 Veilig gebruik ................................................. 7
2.7 Beschermende kleding.................................. 8
2.8 Werkinstructies ............................................. 8
2.9 Milieu............................................................. 8
2.10 Bedieningshandleiding .................................. 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN................................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie .......................... 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen .................... 10
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren................ 10
3.4 Service ......................................................... 10
3.5 Afbeeldingen ............................................... 10
3.6 Klantenservice ............................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG ............................................ 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave).............................. 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave).............................. 12
5 SERIENUMMERS ........................................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ................... 13
5.2 Typeplaatje .................................................. 13
5.3 Sleutelnummer (alle EU-modellen) ............ 13
5.4 Motornummer............................................. 13
5.5 Artikelnummer voorvork............................. 14
5.6 Artikelnummer schokdemper ..................... 14
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................................... 15
6.1 Koppelingshendel........................................ 15
6.2 Remhendel .................................................. 15
6.3 Gashendel.................................................... 15
6.4 Claxonknop.................................................. 15
6.5 Lichtschakelaar............................................ 16
6.6 Richtingaanwijzerschakelaar....................... 16
6.7 Startknop/noodstopschakelaar................... 16
6.8 Combischakelaar (optioneel) ...................... 16
6.9 Overzicht controlelampjes .......................... 17
6.10 Tankdop openen ......................................... 17
6.11 Tankdop sluiten ........................................... 18
6.12 2-takt-olietankafsluiting openen................. 18
6.13 2-takt-olietankafsluiting sluiten .................. 18
6.14 Koude-startknop.......................................... 18
6.15 Regelschroef stationair toerental ............... 19
6.16 Versnellingshendel ...................................... 19
6.17 Rempedaal................................................... 20
6.18 Zijstandaard................................................. 20
6.19 Stuurslot (alle EU-modellen)....................... 20
6.20 Stuur vergrendelen ..................................... 21
6.21 Stuur ontgrendelen ..................................... 21
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT................................. 22
7.1 Overzicht gecombineerd instrument.......... 22
7.2 Activering..................................................... 22
7.3 Meldingen op het gecombineerde
instrument................................................... 22
7.4 Gecombineerd instrument instellen........... 22
7.5 Kilometer of mijl instellen........................... 23
7.6 Tijd instellen ................................................ 24
7.7 Service-indicatie instellen ........................... 24
7.8 Snelheid, tijd en DST afstand 1 ................... 25
7.9 Snelheid, tijd en DST2 afstand 2 ................. 25
7.10 AVG gemiddelde snelheid, ART
bedrijfsuren en ODO totale afstand............ 26
8 INBEDRIJFSTELLING ................................................... 27
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling............................................ 27
8.2 Motor inrijden ............................................. 28
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij
lage temperaturen ...................................... 29
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden............................ 29
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden............................................... 29
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden............................................... 30
8.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig
circuit voorbereiden.................................... 31
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden.................... 31
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ................................. 31
9 RIJ-INSTRUCTIES ........................................................ 32
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling............................................ 32
9.2 Voertuig starten .......................................... 32
9.3 Beginnen met rijden.................................... 33
9.4 Schakelen, rijden ......................................... 33
9.5 Afremmen.................................................... 34
9.6 Stoppen, parkeren....................................... 35
9.7 Transporteren.............................................. 35
9.8 Brandstof tanken......................................... 36
9.9 2-taktolie tanken ......................................... 37
10 SERVICESCHEMA........................................................ 38
10.1 Extra informatie........................................... 38
10.2 Serviceschema............................................. 38
11 CHASSIS AFSTELLEN................................................... 40
11.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ................ 40
11.2 Ingaande demping schokdemper ............... 40
INHOUDSOPGAVE
3
11.3 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen................................ 40
11.4 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen................................ 41
11.5 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen................................ 42
11.6 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................................ 42
11.7 Statische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 43
11.8 Dynamische veerweg van de
schokdemper controleren........................... 43
11.9 Veervoorspanning schokdemper
instellen ................................................... 44
11.10 Dynamische veerweg instellen ............... 45
11.11 Basisinstelling voorvork controleren .......... 45
11.12 Ingaande demping voorvork instellen ........ 46
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen ...... 46
11.14 Stuurpositie ................................................. 47
11.15 Stuurpositie instellen .............................. 47
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS........................ 49
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken............... 49
12.2 Motorfiets van hefbok nemen.................... 49
12.3 Vorkpoten ontluchten................................. 49
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen............... 50
12.5 Voorvorkprotector demonteren................. 50
12.6 Voorvorkprotector monteren ..................... 51
12.7 Vorkpoten demonteren .......................... 51
12.8 Vorkpoten monteren .............................. 52
12.9 Framebescherming demonteren................ 52
12.10 Framebescherming monteren .................... 53
12.11 Onderste kroonplaat demonteren ......... 53
12.12 Onderste kroonplaat monteren .............. 54
12.13 Speling balhoofdlager controleren ............. 56
12.14 Speling balhoofdlager instellen .............. 56
12.15 Balhoofdlager smeren ............................. 57
12.16 Spatbord voor demonteren ........................ 57
12.17 Spatbord voor monteren ............................ 58
12.18 Schokdemper demonteren ..................... 58
12.19 Schokdemper monteren ......................... 60
12.20 Zadel verwijderen........................................ 61
12.21 Zadel monteren........................................... 62
12.22 Deksel luchtfilterbak demonteren.............. 62
12.23 Deksel luchtfilterbak monteren .................. 63
12.24 Luchtfilter demonteren ........................... 63
12.25 Luchtfilter monteren ............................... 64
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ...... 64
12.27 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ........................................... 65
12.28 Zijdeksel rechts demonteren ...................... 65
12.29 Zijdeksel rechts monteren .......................... 66
12.30 Einddemper demonteren............................ 66
12.31 Einddemper monteren................................ 66
12.32 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen ................................................ 67
12.33 Brandstoftank demonteren .................... 67
12.34 Brandstoftank monteren ........................ 69
12.35 Vervuiling ketting controleren .................... 71
12.36 Ketting reinigen ........................................... 71
12.37 Kettingspanning controleren ...................... 72
12.38 Kettingspanning instellen............................ 72
12.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel
en kettinggeleiding controleren ................. 73
12.40 Frame controleren .................................. 76
12.41 Achterbrug controleren .......................... 76
12.42 Gaskabellegging controleren ...................... 76
12.43 Rubberen stuurcovers controleren............. 77
12.44 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen ....................................................... 77
12.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren ............................... 78
12.46 Vloeistof van de hydraulische koppeling
verversen ................................................. 79
13 REMSYSTEEM............................................................. 81
13.1 Vrije slag remhendel controleren ............... 81
13.2 Uitgangspositie van de remhendel
instellen ....................................................... 81
13.3 Remschijven controleren ............................ 81
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................................. 82
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ................................................... 82
13.6 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ................ 84
13.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................ 84
13.8 Vrije slag rempedaal controleren ............... 86
13.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ................................................... 87
13.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................................. 88
13.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .... 88
13.12 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ............. 89
13.13 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen ................................................ 90
14 WIELEN, BANDEN ...................................................... 92
14.1 Voorwiel demonteren ............................. 92
14.2 Voorwiel monteren ................................. 93
14.3 Achterwiel demonteren .......................... 93
14.4 Achterwiel monteren .............................. 94
14.5 Bandentoestand controleren...................... 96
14.6 Bandenspanning controleren...................... 96
14.7 Spaakspanning controleren ........................ 97
15 ELEKTRONICA............................................................. 98
15.1 12V-accu demonteren ............................ 98
15.2 12V-accu monteren ................................ 99
15.3 12V-accu laden ........................................ 99
15.4 Hoofdzekering vervangen ........................ 101
15.5 Koplampkap met koplamp
demonteren.............................................. 102
15.6 Koplampkap met koplamp monteren...... 103
INHOUDSOPGAVE
4
15.7 Lamp koplamp vervangen........................ 103
15.8 Knipperlichtlamp vervangen .................... 104
15.9 Koplampstand controleren ...................... 105
15.10 Lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen .................................................... 105
15.11 Batterij gecombineerd instrument
vervangen ................................................. 106
15.12 Diagnosestekker ....................................... 106
15.13 OCU........................................................... 107
16 UITLAATBESTURING................................................ 108
16.1 Eindposities van de uitlaatbesturing
programmeren ..................................... 108
17 KOELSYSTEEM......................................................... 110
17.1 Koelsysteem ............................................. 110
17.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren............................................... 110
17.3 Koelmiddelpeil controleren ..................... 111
17.4 Koelmiddel aftappen ............................ 111
17.5 Koelmiddel vullen ................................. 112
17.6 Koelmiddel verversen............................... 113
18 MOTOR AFSTELLEN ................................................ 114
18.1 Speling gaskabel controleren................... 114
18.2 Speling gaskabel instellen .................... 114
18.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen ................................................ 115
18.4 stationair toerental instellen ............... 116
18.5 Omgevingsdruk programmeren............... 117
18.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren............................................... 118
18.7 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ................. 118
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR...................... 119
19.1 Brandstofzeef vervangen ..................... 119
19.2 2-taktoliepeil controleren ........................ 120
19.3 Oliepomp activeren .............................. 120
19.4 Oliezeef in de olietank reinigen ........... 122
19.5 Cardanoliepeil controleren ...................... 124
19.6 Cardanolie verversen ........................... 125
19.7 Cardanolie bijvullen .............................. 126
20 REINIGING, ONDERHOUD....................................... 128
20.1 Motorfiets reinigen .................................. 128
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in
de winter .................................................. 129
21 STALLING................................................................. 130
21.1 Stalling ...................................................... 130
21.2 Inbedrijfname na stalling ......................... 131
22 OPSPOREN VAN FOUTEN ....................................... 132
23 KNIPPERCODE ......................................................... 135
24 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 138
24.1 Motor........................................................ 138
24.2 Aanhaalmomenten motor ....................... 138
24.3 Vulhoeveelheden ..................................... 140
24.3.1 Cardanolie ........................................... 140
24.3.2 Koelmiddel........................................... 140
24.3.3 Brandstof............................................. 140
24.4 Chassis ...................................................... 140
24.5 Elektronica................................................ 141
24.6 Banden...................................................... 141
24.7 Voorvork ................................................... 141
24.8 Schokdemper............................................ 142
24.9 Aanhaalmomenten chassis ...................... 142
25 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................. 145
26 HULPSTOFFEN......................................................... 147
27 NORMEN................................................................. 149
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN...................................... 150
29 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 151
30 LIJST MET SYMBOLEN............................................. 152
30.1 Gele of oranje pictogrammen.................. 152
30.2 Groene en blauwe pictogrammen........... 152
INDEX ............................................................................... 153
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat de werkzaamhe-
den voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage. Daar wordt
uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde speciale gereed-
schap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die
in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(alle EU-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit voer-
tuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbon-
den.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de
openbare weg.
In de niet-gehomologeerde uitvoering mag dit voertuig uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten
buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
(alle US-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit voer-
tuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbon-
den.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties voor
het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden genomen.
Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvuldig door. De veiligheids-
aanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwingsstickers
aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere
personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u
niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen
of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluidsdemping
dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het voertuig voor
andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaatgassen
geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het
inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voer-
tuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs ver-
eist.
Storingen die de veiligheid beïnvloeden, moeten onmiddellijk door een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage worden
verholpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
Voor uw eigen veiligheid adviseert GASGAS Motorcycles om het voertuig uitsluitend met geschikte beschermende kleding
te gebruiken.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met contactslot,
modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpondersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen
worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroeven,
afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de fabrikant
bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aanbrengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage. Beschadigde of
versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflic-
ten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u mili-
eubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en
regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen, bestaat er geen wettelijke
regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer is u graag van dienst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandlei-
ding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u
het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer als u meer over het voertuig wilt weten of als tijdens
het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding door de
nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download beschikbaar bij uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer en
op de GASGAS Motorcycles-website. Via uw gecertificeerde GASGAS Motorcyclesdealer kan ook een afgedrukt exemplaar
worden besteld.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage worden uitgevoerd en moeten in het GASGAS Motorcycles Dealer.net worden bevestigd,
omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het
voertuig is veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door GASGAS Motorcycles zijn vrijgegeven
en/of aanbevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage monteren. Voor andere producten
en daardoor veroorzaakte schade is GASGAS Motorcycles niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautori-
seerde GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
De actuele GASGAS Technical Accessories voor uw voertuig vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedie-
ningshandleiding genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist
afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren
of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan
draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betref-
fende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de
aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over GASGAS Motorcy-
cles.
De lijst met geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealers vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
B06245-10
1Remhendel ( pag. 15)
2Koppelingshendel ( pag. 15)
3Lichtschakelaar ( pag. 16)
3Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 16)
3Claxonknop ( pag. 15)
4Deksel luchtfilterbak
5Zijstandaard ( pag. 20)
6Versnellingshendel ( pag. 19)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
B06246-10
1Tankdop
2Startknop/noodstopschakelaar ( pag. 16)
3Gashendel ( pag. 15)
4Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13)
5Kijkglas remvloeistof achter
6Rempedaal ( pag. 20)
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het bal-
hoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje 1is aan de voorkant van het balhoofd aangebracht.
5.3 Sleutelnummer (alle EU-modellen)
H02475-10
Het sleutelnummer 1voor het stuurslot is ingefreesd in de sleutelhan-
ger.
5.4 Motornummer
H01047-10
Het motornummer 1in de linkerkant van de motor boven het ketting-
aandrijfwiel gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
14
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenkant van de
asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is op het bovenste deel van
de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.1 Koppelingshendel
A01314-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
F03161-10
De remhendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
F03162-10
De gashendel 1is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Claxonknop
A01316-10
De claxonknop 1is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.5 Lichtschakelaar
A01315-10
De lichtschakelaar 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan De lichtschakelaar bevindt zich in de mid-
delste stand. In deze stand zijn het dimlicht en het achter-
licht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar links geschakeld. In
deze stand zijn het groot licht en het achterlicht ingescha-
keld.
6.6 Richtingaanwijzerschakelaar
A01317-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
bevindt zich in de middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar
naar links geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar
naar rechts geschakeld.
6.7 Startknop/noodstopschakelaar
A01318-10
De combinatieschakelaar 1is rechts op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit
onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een
stilstaande motor schakelt niet in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit
gesloten en kan de motor worden gestart.
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
6.8 Combischakelaar (optioneel)
W00016-10
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
1STANDARD Bij brandend controlelampje Ais het
STANDARD-mapping geactiveerd.
2ADVANCED Bij brandend controlelampje Bis het
ADVANCED-mapping geactiveerd.
Met de knop 1en knop 2van de combinatieschakelaar kan de
motorkarakteristiek worden gewijzigd.
Info
Als geen combinatieschakelaar is ingebouwd, is het laatst gese-
lecteerde mapping geactiveerd.
Als nooit een combinatieschakelaar is gemonteerd, is het
STANDARD-mapping geactiveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.9 Overzicht controlelampjes
A01319-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconstateerd.
Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen
met een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brand-
stofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Rich-
tingaanwijzer is ingeschakeld.
6.10 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
B06228-10
Ontgrendelknop 1indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en
naar boven toe verwijderen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.11 Tankdop sluiten
B06229-10
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de ontgrendel-
knop 1vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder knikken
leggen.
6.12 2-takt-olietankafsluiting openen
B06230-10
Klembeugel 1omhoog klappen.
2-takt-olietankafsluiting tegen de klok in draaien en naar boven toe
afnemen.
6.13 2-takt-olietankafsluiting sluiten
B06231-10
2-takt-olietankafsluiting plaatsen en met de klok mee draaien.
Klembeugel 1omlaag klappen.
De 2-takt-olietankafsluiting vergrendelt.
6.14 Koude-startknop
B06232-10
De koude-startknop 1is onder aan het smoorklephuis aangebracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de elektro-
nische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de grotere hoeveelheid
brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan de motor toege-
voerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd naar de uit-
gangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aanslag
ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de uit-
gangspositie.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.15 Regelschroef stationair toerental
A01322-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op het
startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij het gas
geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start makkelij-
ker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toerental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toeren-
tal 1afgesteld.
Info
Als het stationair toerental hoog is, de motor langzaam aftoert,
de motorrem laag is en de gasaanname agressief is, moet de
stelschroef tegen de klok in worden gedraaid.
Als het stationair toerental laag is, de motor snel aftoert, de
motorrem hoog is en de gasaanname onzuiver is, moet de stel-
schroef met de klok mee worden gedraaid.
Voor optimaal vermogen wordt aanbevolen het stationair toe-
rental met de daarvoor bestemde functies in de diagnosetool in
te stellen.
6.16 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerzijde van de motor gemon-
teerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeel-
ding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.17 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.18 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1worden opgeklapt
en met de rubberband 2zijn vastgezet.
6.19 Stuurslot (alle EU-modellen)
W00352-10
Het stuurslot 1is aan de linkerkant van het balhoofd aangebracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is
dan niet meer mogelijk.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.20 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot steken, naar links draaien,
indrukken en naar rechts draaien. Sleutel voor het stuurslot verwij-
deren.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten zitten.
6.21 Stuur ontgrendelen
400731-01
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot steken, naar links draaien,
uittrekken en naar rechts draaien. Sleutel voor het stuurslot verwij-
deren.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten zitten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
22
7.1 Overzicht gecombineerd instrument
402819-10
1Overzicht controlelampjes
2Linker knop
3Display
4Rechter knop
7.2 Activering
402819-01
Gecombineerd instrument activeren
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als u op een van de
knoppen drukt of als hij van de wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
7.3 Meldingen op het gecombineerde instrument
401901-01
Mogelijke toestanden
Batterijspanning van het gecombineerde instrument De
batterijspanning van het gecombineerde instrument is te
laag. Batterij gecombineerd instrument vervangen.
Service Er moet een servicebeurt worden
uitgevoerd. Contact opnemen met geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage.
7.4 Gecombineerd instrument instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401909-01
Beide knoppen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Eén van de knoppen indrukken om de eenheid UNIT voor de snel-
heid in kilometer KM/H of mijl M/H te selecteren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
23
401911-01
5 seconden wachten.
Het gecombineerde instrument gaat naar het volgende menu-
punt. Het pictogram knippert.
Op een van de knoppen drukken om de 24 uur- of de 12 uurweer-
gave van de klok te selecteren.
401912-01
5 seconden wachten.
Het gecombineerde instrument gaat naar het volgende menu-
punt. Het pictogram knippert.
Tijd terugzetten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Tijd vooruit zetten
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
401913-01
5 seconden wachten.
Het gecombineerde instrument gaat naar het volgende menu-
punt. Het pictogram knippert.
Service instellen.
Service-interval verkorten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Service-interval verlengen
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
401914-01
Service-indicatie uitschakelen
Linker knop ingedrukt houden.
Op het display verschijnt off.
7.5 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewijzigd, blijft de waarde ODO bewaard en wordt dienovereenkomstig omgerekend.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
24
401909-01
Beide knoppen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Eén van de knoppen indrukken om de eenheid UNIT voor de snel-
heid in kilometer KM/H of mijl M/H te selecteren.
7.6 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401911-01
Beide knoppen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Wachten totdat het menu voor de klok knippert.
Op een van de knoppen drukken om de 24 uur- of de 12 uurweer-
gave van de klok te selecteren.
401912-01
5 seconden wachten.
Het gecombineerde instrument gaat naar het volgende menu-
punt. Het pictogram knippert.
Tijd terugzetten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Tijd vooruit zetten
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
7.7 Service-indicatie instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401913-01
Beide knoppen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie UNIT knippert.
Wachten totdat het menu voor de service-indicatie knippert.
Service instellen.
Service-interval verkorten
Linker knop indrukken.
De waarde verlaagt.
Service-interval verlengen
Rechter knop indrukken.
De waarde verhoogt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
25
401914-01
Service-indicatie uitschakelen
Linker knop ingedrukt houden.
Op het display verschijnt off.
7.8 Snelheid, tijd en DST afstand 1
401901-01
Eén van de knoppen indrukken tot DST op het gecombineerde
instrument wordt weergegeven.
KM/H of M/H geeft de snelheid weer.
geeft de tijd weer.
DST geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld
tussen twee tankstops.
Info
Als de waarde 39999,9 wordt overschreden, wordt DST automa-
tisch gereset op 0,0.
Linker knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker knop 3
- 5 seconden
indrukken.
DST kan door het indrukken van de toetsen op een
waarde tussen 0,0 en 39999,9 worden ingesteld.
Rechter knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter knop
3 - 5 seconden
indrukken.
DST wordt op 0,0 gereset.
7.9 Snelheid, tijd en DST2 afstand 2
401902-01
Eén van de knoppen indrukken tot DST2 op het gecombineerde
instrument wordt weergegeven.
KM/H of M/H geeft de snelheid weer.
geeft de tijd weer.
DST2 geeft de afstand 2 aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen
twee tankstops.
Info
Als de waarde 39999,9 wordt overschreden, wordt DST2 auto-
matisch gereset op 0,0.
Linker knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker knop 3
- 5 seconden
indrukken.
DST2 kan door het indrukken van de toetsen op
een waarde tussen 0,0 en 39999,9 worden inge-
steld.
Rechter knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
26
Rechter knop
3 - 5 seconden
indrukken.
DST2 wordt op 0,0 gereset.
7.10 AVG gemiddelde snelheid, ART bedrijfsuren en ODO totale afstand
401903-01
Eén van de knoppen indrukken tot AVG,ART en ODO in het gecom-
bineerde instrument weergegeven worden.
AVG geeft de gemiddelde snelheid sinds de laatste reset aan.
ART geeft de bedrijfsuren weer.
ODO geeft de totale afstand weer.
Linker knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker knop 3
- 5 seconden
indrukken.
STEEKSLEUTELPICTOGRAM geeft de resterende
bedrijfsuren aan tot de volgende servicebeurt.
Rechter knop
kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter knop
3 - 5 seconden
indrukken.
AVG wordt op 0,0 gereset.
INBEDRIJFSTELLING 8
27
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-dealer.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 77)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 81)
8 INBEDRIJFSTELLING
28
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 87)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 118)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende tocht onder-
neemt.
Info
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assis-
teren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig, en moet
het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 97)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 28)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
Regelmatig het stationaire toerental controleren.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Info
Tijdens de inrijperiode kan het stationaire toerental veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Stationair toerental instellen. ( pag. 116)
INBEDRIJFSTELLING 8
29
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben een
lage zelfontlading en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F) meer start-
vermogen. Het startvermogen van lithium-ion-accu's neemt bij lage tem-
peraturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Hiervoor 5 seconden
de startknop indrukken en tussendoor 30 seconden wachten. De onder-
brekingen zijn noodzakelijk opdat de ontstane warmte zich kan verdelen
over de lithium-ion-accu en de 12V-accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu bij temperaturen onder de 6 °C
(45 °F) de startmotor niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet defect, maar
moet hij inwendig worden opgewarmd om het startvermogen (stroom-
afgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of modde-
rig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te con-
troleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 64)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 29)
Rijden op nat zand. ( pag. 30)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 31)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 31)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 31)
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
M01104-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (79006920000)
Info
GASGAS Technical Accessories-montagehandleiding in acht
nemen.
8 INBEDRIJFSTELLING
30
M01105-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (79006922000)
Info
GASGAS Technical Accessories-montagehandleiding in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 147)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 148)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
GASGAS Technical Accessories-montagehandleiding in acht
nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 147)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 148)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
INBEDRIJFSTELLING 8
31
8.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
GASGAS Technical Accessories-montagehandleiding in acht
nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 128)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De transmissieolie wordt snel heet, als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 147)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 111)
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
GASGAS Technical Accessories-montagehandleiding in acht
nemen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
32
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 124)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 82)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 88)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 84)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 89)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 111)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 71)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding contro-
leren. ( pag. 73)
Kettingspanning controleren. ( pag. 72)
Bandentoestand controleren. ( pag. 96)
Bandenspanning controleren. ( pag. 96)
Spaakspanning controleren. ( pag. 97)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd,
omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig
nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 50)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 49)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soe-
pel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vast-
zitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
2-taktoliepeil controleren. ( pag. 120)
9.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 9
33
401944-10
Motorfiets van de zijstandaard 1nemen en zijstandaard met de
rubberband 2borgen.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 10 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Info
Bij een warme motor moet de koude-startknop gedeac-
tiveerd zijn.
400733-01
Startknop indrukken.
Info
Geen gas geven.
Startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de volgende
startpoging 30 seconden wachten.
Bij temperaturen onder 6 °C (45 °F) kunnen er verschillende
startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-accu op te war-
men, waardoor het startvermogen wordt verhoogd.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
9.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden het licht inschakelen. Zo wordt u door andere verkeersdeelnemers eerder gezien.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband zijn vastgezet.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de
motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende brandstof-
tankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
Activeer de oliepomp wanneer de 2takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld volledig
leeg werd gereden.
9 RIJ-INSTRUCTIES
34
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met
een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gas losla-
ten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas
geven.
Als de koude-startknop is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas
uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk
minder brandstof verbruikt.
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het
verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas
geven resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair toerental draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en langdurig sleept. Daardoor verhitten de cardanolie, de motor en het koelsysteem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slippende koppeling.
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnelling afhanke-
lijk van de snelheid.
RIJ-INSTRUCTIES 9
35
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voer-
tuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmidde-
len beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
36
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt tot pro-
blemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-
garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Tankdop openen. ( pag. 17)
400382-10
Brandstoftank maximaal tot maat Amet brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A35 mm
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
9 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 145)
Info
Geen voorgemengde brandstof tanken.
Tankdop sluiten. ( pag. 18)
RIJ-INSTRUCTIES 9
37
9.9 2-taktolie tanken
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende brandstof-
tankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
Activeer de oliepomp wanneer de 2takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld volledig
leeg werd gereden.
2-takt-olietankafsluiting openen. ( pag. 18)
M01516-10
2-taktolietank tot de onderzijde Avan de vulopening vullen.
Voorgeschreven waarde
Alleen 2takt-olie gebruiken dat voor gescheiden smering geschikt
is.
2-taktolietankinhoud
ca.
0,8 l Motorolie 2-takt
( pag. 145)
2-takt-olietankafsluiting sluiten. ( pag. 18)
10 SERVICESCHEMA
38
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht worden
verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten
veranderen. Het meest recente serviceschema is altijd te vinden op GASGAS Motorcycles Dealer.net. Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
10.2 Serviceschema
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
na 15 bedrijfsuren / om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Foutgeheugen uitlezen met GASGAS Motorcycles-diagnosetool. ○●●●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●
12V-accu controleren en opladen. ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 84) ●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 89) ●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 81) ●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 82) ● ●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 88) ● ●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 78)
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 79) ● ●
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 81) ○●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 86) ●●●●
Stationair toerental controleren. ○●●●●
Cardanolie verversen. ( pag. 125) ● ● ●
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchtings-, aftapslangen enz.) en manchetten con-
troleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ●●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ●●●●
Frame controleren. ( pag. 76) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 76) ●●●
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Schokdemper-zwenklager op speling controleren. ● ●
Schokdemperbevestiging controleren. ●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 96) ●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 96) ●●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●
Wielnaven controleren. ●●●
Velgslag controleren. ○●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 97) ○●●●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 73) ○●●●
SERVICESCHEMA 10
39
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
na 15 bedrijfsuren / om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Kettingspanning controleren. ( pag. 72) ○●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting enz.) smeren en controleren of
ze gemakkelijk bewegen.
○●●●●
Smoorklep-positiesensor - Basisinstelling controleren. ○●●●
Bougie en bougiedop vervangen. ● ●
Brandstoffilter vervangen. ● ●
Koppeling controleren. ● ●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 64) ●●●●
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 67)
Voorvorkservice uitvoeren. ● ●
Schokdemperservice uitvoeren. ● ●
Controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten. ○●●●●
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 119) ○●●●●
Brandstofdruk controleren. ○●●●●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 110) ● ●
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 111) ○ ●
Koelmiddel verversen. ( pag. 113)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 105) ○●●●
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 56) ○ ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 57) ●●●
Membraanhuis, membraan en aanzuigflens controleren. ● ●
Elektrische startinrichting controleren. ●●●
Oliepomp vervangen, oliezeef reinigen.
Oliezeef in de olietank reinigen. ( pag. 122)
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Zuigers vervangen. Cilinderkop controleren. Keerringen
bochtstuk en cilinderkop vervangen. Cilinders en Z-maat controleren. Uitlaatbesturing op goede
werking en licht lopen controleren. Slang krukasruimte-druksensor controleren en reinigen.)
● ●
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Drijfstang,
drijfstanglager en kruktap vervangen. Transmissie en versnelling controleren. Alle motorlagers,
radiale keerringen en afdichtingen vervangen.)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●
Foutgeheugen met diagnostisch hulpmiddel van GASGAS Motorcycles na de proefrit uitlezen. ○●●●●
Service in het GASGAS Motorcycles Dealer.net noteren. ○●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN
40
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om
beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te
voorkomen moeten de basisinstelling en veringscomponenten bij
het gewicht van de bestuurder passen.
GASGAS offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld
op een bestuurder met standaard gewicht (met beschermende kle-
ding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de
basisinstelling van de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de
veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen
moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel
veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de onder-
grond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzi-
gingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en omgekeerd.
11.3 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot normaal
inveert.
CHASSIS AFSTELLEN 11
41
A01323-10
Instelelement 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare
klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
11.4 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
A01324-10
Instelelement 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare
klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN
42
11.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
S05733-10
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot de
markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090100)
Bout veerwegmeter (00029990010)
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
CHASSIS AFSTELLEN 11
43
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 42)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop hou-
den.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas en
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat Aen B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 40 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven
maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 44)
11.8 Dynamische veerweg van de schokdemper controleren
402417-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 42)
Met behulp van een persoon die de motorfiets vasthoudt, gaat de
bestuurder met volledige beschermende kleding in een normale
zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets zitten en
beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 110 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 45)
11 CHASSIS AFSTELLEN
44
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opmeten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Schokdemper demonteren. ( pag. 58)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402405-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Stelring 2draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet de
veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige meting
van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2op de aangegeven
maat Aspannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 7 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een
hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schok-
demper
M5 5 Nm
Ervoor zorgen dat de instelring in gemonteerde toestand geen
andere componenten raakt.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 60)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 86)
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
CHASSIS AFSTELLEN 11
45
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Schokdemper demonteren. ( pag. 58)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 …
75 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 …
85 kg
45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 …
95 kg
48 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de
veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 60)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 86)
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 43)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 43)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 42)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als
bij de schokdemper door de veervoorspanning worden gecompen-
seerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het
inveren) moeten beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om
beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de vork-
poten worden ontlucht.
11 CHASSIS AFSTELLEN
46
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
F03174-10
Wit stelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uiteinde
van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (wit stelelement). De uitgaande demping
bevindt zich in de rechter vorkpoot REB (rood stelelement).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in
draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het inveren.
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
F03175-10
Rood stelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uiteinde
van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (wit stelelement).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in
draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
CHASSIS AFSTELLEN 11
47
11.14 Stuurpositie
W00321-10
De boringen op de stuuradapter zijn op afstand Avan het midden
geplaatst.
Afstand boringen A3,5 mm
De stuuradapter kan in 2 verschillende standen worden gemonteerd.
11.15 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
W00324-10
Schroeven 1verwijderen. Stuurklem demonteren. Stuur verwijde-
ren en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 2verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven 2monteren
en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Info
Stuuradapter gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
11 CHASSIS AFSTELLEN
48
Stuurklem positioneren. Schroeven 1monteren en gelijkmatig
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
49
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
401942-01
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrol-
len of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Motorfiets aan het frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (A54029955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets borgen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard 1met de
voet tot de bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt
en met de rubberband zijn vastgezet.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
W00297-11
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de
binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 50)
K00070-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnen-
poot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te vuilschra-
pers terechtkomen. Als deze vervuiling niet wordt verwij-
derd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen gaan
lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigings-
middel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 148)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 51)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
12.5 Voorvorkprotector demonteren
S04421-10
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en linker voorvorkprotector verwijderen.
Schroeven 3verwijderen en rechter voorvorkprotector verwijde-
ren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
51
12.6 Voorvorkprotector monteren
S04421-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven 2monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
EJOT®2 Nm
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven 3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Voorwiel demonteren. ( pag. 92)
S04422-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
De kabelbinders verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
B06234-10
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
12.8 Vorkpoten monteren
W00297-11
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 1zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rood stelelement). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (wit stelelement).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven in de
zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven)
moet door de bovenkant van de bovenste kroonplaat wor-
den afgesloten.
B06234-11
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat
onder
M8 15 Nm
B06235-10
Remzadel positioneren, schroeven 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven 5monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
EJOT®2 Nm
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 93)
12.9 Framebescherming demonteren
S05838-10
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Linker framebescherming verwijderen.
Rechter framebescherming naar voren schuiven en naar beneden
verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
53
12.10 Framebescherming monteren
S05838-10
Linker framebescherming positioneren.
Rechter framebescherming van onder plaatsen en naar achteren
schuiven.
Schroeven 1met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebescher-
ming
M5 3 Nm
Framebescherming met kabelbinders vastzetten.
12.11 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 61)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 65)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 67)
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Voorwiel demonteren. ( pag. 92)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 51)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 102)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 57)
Stuurbescherming verwijderen.
W00353-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Schroef 2verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
W00354-10
Beschermring 3verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
12.12 Onderste kroonplaat monteren
W00319-11
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren
en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 147)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager
monteren.
Beschermring 1erop schuiven.
W00549-10
(alle EU-modellen)
Op de correcte positionering van het stuurslot in het bereik A
letten.
De neus van het stuurslot grijpt in de groef van de kroon-
plaat.
W00353-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
W00297-13
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 3zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rood stelelement).
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (wit stelelement).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven in de
zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven)
moet door de bovenkant van de bovenste kroonplaat wor-
den afgesloten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
55
B06234-12
Schroeven 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat
onder
M8 15 Nm
A01358-10
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
B06234-13
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
A01360-10
Remzadel positioneren, schroeven 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven 8monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
EJOT®2 Nm
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 58)
Voorwiel monteren. ( pag. 93)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 103)
Brandstoftank monteren. ( pag. 69)
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 66)
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingslei-
ding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 56)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 105)
12.13 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt
componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-
garage is u graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor
ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en
achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 56)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 56)
Balhoofdlager controleren, eventueel vervangen.
Stuuraanslagschroeven op correcte instelling en borging controle-
ren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
12.14 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
57
W00339-10
Hoofdwerk
Schroeven 1losdraaien.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 56)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
12.15 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 53)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 54)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van de
onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
12.16 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 102)
V00340-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
V00341-10
Schroeven 2verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
12.17 Spatbord voor monteren
V00341-11
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven 1monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
V00340-11
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 103)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 105)
12.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
A01376-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroefverbinding 2verwijderen.
Info
Achterbrug iets optillen zodat de schroeven gemakkelijker
kunnen worden verwijderd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
59
F03193-10
Stekkerverbinding van de remlichtschakelaar lostrekken.
A01377-10
Schroeven 3verwijderen.
Remcilinder achter van de drukstang trekken.
F03196-01
Aansluitstuk van de ketting verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Ketting verwijderen.
A01378-10
Moer 4verwijderen en achterbrugbout eruit trekken.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveiligen.
A01379-10
Schokdemper vasthouden en schroef 5verwijderen.
Schokdemper voorzichtig naar onder toe verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
12.19 Schokdemper monteren
W00056-10
Hoofdwerk
Schokdemper voorzichtig van beneden af in het voertuig positione-
ren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 60 Nm
Loctite®2701™
F03198-10
Achterbrug positioneren en achterbrugbout monteren.
Info
Op het vlakke punt Aletten.
Moer 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
F03702-12
Ketting monteren.
Ketting met aansluitstuk 3verbinden.
Voorgeschreven waarde
De gesloten zijde van de kettingslotborging moet in de looprich-
ting wijzen.
F03193-10
Stekkerverbinding van de remlichtschakelaar aansluiten.
W00052-10
Remcilinder achter positioneren.
De drukstang 4grijpt in de remcilinder achter.
De vuilschraper is correct gepositioneerd.
Schroeven 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
61
S05741-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindingshen-
del aan haakse hendel
M16x1,5 80 Nm
Info
Op het vlakke punt Bletten.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 60 Nm
Loctite®2701™
Info
Achterbrug iets optillen zodat de schroef gemakkelijker kan
worden gemonteerd.
Nawerk
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 86)
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
12.20 Zadel verwijderen
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
W00439-10
Hoofdwerk
Schroef 1met paar wigborgringen verwijderen.
H02218-10
Zadel achteraan optillen, naar achteren trekken en naar boven toe
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
12.21 Zadel monteren
H02218-11
Hoofdwerk
Zadel vooraan aan de flensbussen van de brandstoftank haken, ach-
teraan neerlaten en naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
W00439-10
Schroef en paar wigborgringen 1monteren en aantrekken.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
12.22 Deksel luchtfilterbak demonteren
A01328-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef 1verwijderen.
A01329-10
Deksel luchtfilterbak in het bereik Alosmaken en in het bereik
Bnaar achter schuiven.
Deksel luchtfilterbak verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
63
A01329-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in het bereik Alosmaken en in het bereik
Bnaar achter schuiven.
Deksel luchtfilterbak verwijderen.
12.23 Deksel luchtfilterbak monteren
A01329-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Bvasthaken en in bereik A
vergrendelen.
A01328-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel lucht-
filterbak
EJOT PT®
K60x20-Z
3 Nm
Zadel monteren. ( pag. 62)
A01329-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik Bvasthaken en in bereik A
vergrendelen.
12.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
W00216-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip 1losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder ver-
wijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.25 Luchtfilter monteren
W00457-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik Ainvetten.
Duurzaam vet ( pag. 147)
W00217-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen 1in bus Bpositioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingslip 2inhaken.
Borgpen 3is met bevestigingsklem 2vastgezet.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kunnen
stof en vuil in de motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 63)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
65
F03685-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en
goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 147)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 147)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is
beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 64)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
12.27 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
A01375-10
Hoofdwerk
Bij de markering Aeen gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
12.28 Zijdeksel rechts demonteren
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
S05844-10
Hoofdwerk
Zijdeksel rechts in het bereik Anaar de zijkant toe eraf trekken en
naar achteren toe verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
12.29 Zijdeksel rechts monteren
S05844-11
Hoofdwerk
Zijdeksel rechts naar voren schuiven en in bereik Ainhaken.
Het zijdeksel in bereik Bvergrendelen.
Voorgeschreven waarde
Ervoor zorgen dat het zijdeksel in de bereiken Aen Bcorrect
is ingehaakt.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
12.30 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 65)
B06236-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Einddemper met de uitlaatmof 2en veerringen van het bochtstuk
aftrekken.
12.31 Einddemper monteren
B06236-11
Hoofdwerk
Einddemper met de uitlaatmof 1en veerringen monteren.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 66)
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
67
12.32 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezelvulling naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 65)
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
V01636-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen. Binnenpoot 2met keerring 3eruit
trekken.
Glasvezelvulling 4van de binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren
op beschadiging.
Nieuwe glasvezelvulling 4op de binnenpoot monteren.
Buitenpoot 5over de binnenpoot met de nieuwe glasvezelvulling
en de O-ring schuiven.
Alle schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 66)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 66)
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
12.33 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 61)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 65)
I00435-10
Hoofdwerk
Stekker 1van brandstofpomp loskoppelen.
Slang 2van de brandstoftankontluchting trekken.
S05530-10
Snelsluitkoppeling grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Wasdopset 3monteren.
Waskappenset (81212016100)
S05377-10
Schroef 4met rubberbus verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
69
A01349-10
Schroeven 5verwijderen.
Claxon met claxonhouder opzij hangen.
F03212-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateur trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.
12.34 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 76)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
F03212-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant vóór de
radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of wor-
den beschadigd.
B06249-10
Schroef 1met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
I00436-10
Schroeven 2met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Waskappenset verwijderen.
Snelsluitkoppeling grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en keerring van de
snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 147)
Snelsluitkoppeling 3in elkaar steken.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van het
uitlaatsysteem leggen.
I00437-10
Slang 4voor brandstoftankontluchting erop steken.
Stekker 5van de brandstofpomp verbinden.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 66)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
71
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
12.35 Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 71)
12.36 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 147)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 147)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
12.37 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
E00885-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en
de kettingspanning Abepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1moet daarbij gespan-
nen zijn.
Als de kettingbescherming gemonteerd is moet de ketting
minimaal tot de aanslag aan de kettingbescherming B
omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de
meting op verschillende plekken van de ketting worden her-
haald.
Kettingspanning 55 … 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 72)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
12.38 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert
het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Kettingspanning controleren. ( pag. 72)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
73
F03214-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3links en
rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55 … 58 mm
Stelschroeven 3links en rechts zodanig draaien dat de marke-
ringen aan de linker en rechter kettingspanner in dezelfde positie
staan t.o.v. de referentiemarkeringen A. Zo is het achterwiel
correct uitgelijnd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroeven 3
liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner (32 mm)
kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende secundaire
overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 4kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
12.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten
altijd samen worden vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
10 … 15 kg
De afstand Bvan 18 kettingschakels aan het onderste deel van de
ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de
meting op verschillende plekken van de ketting worden her-
haald.
Maximale afstand Bvan 18
kettingschakels op het langste
stuk van de ketting
272 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten
ook het kettingwiel en het ketting-aandrijfwiel wor-
den vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten ket-
tingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
W00303-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde
hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M6 6 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
75
W00304-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde
hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettingge-
leiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is ver-
sleten:
Kettinggeleiding vervangen.
W00305-10
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
12.40 Frame controleren
F03645-01
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
12.41 Achterbrug controleren
F03219-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming contro-
leren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties van de achterbrug zijn niet toegestaan.
12.42 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 61)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 65)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 67)
I00443-02
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
Beide gaskabels moeten naast elkaar aan de achterkant van het
stuur, boven de brandstoftankrol, naar het smoorklephuis gelegd
zijn. Beide gasbowdenkabels moeten achter de rubberband van
de brandstoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
77
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 69)
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 66)
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
12.43 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en
slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls en rechts op
de handgreep van de gashendel gevulkaniseerd. De linker
huls is op het stuur vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen met
de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
W00325-10
Schroef 1op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit Amoet zoals op de afbeelding zijn gepositioneerd.
12.44 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
A01332-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen
geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
12.45 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
F03222-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 146)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
79
12.46 Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
H04933-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de hydrauli-
sche koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
H04934-10
Ontluchtingsspuit 4met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 146)
Ontluchtingsschroef 5op koppelingsnemercilinder van de koppe-
ling verwijderen en ontluchtingsspuit 4monteren.
H04932-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zonder lucht-
bellen uit de boring 6van de koppelingscilinder stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en
vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan boven-
kant van reservoir
4 mm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
REMSYSTEEM 13
81
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op
de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
S04457-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag Acontroleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 81)
13.2 Uitgangspositie van de remhendel instellen
S04458-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 81)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1aan de
grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de
remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de
remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen
geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken van
de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van
het raakvlak van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
13 REMSYSTEEM
82
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorgeschreven
waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en vervor-
ming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaketten versle-
ten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F03262-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering Ais gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 82)
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
83
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controle-
ren. ( pag. 84)
A01334-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot maat Abijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 146)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
13 REMSYSTEEM
84
13.6 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F03227-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale voeringdikte A
hebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 84)
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 84)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebruiken.
13.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
REMSYSTEEM 13
85
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor GASGASmotorfietsen goedgekeurd en toegelaten. Opbouw en wrijvingscoëffici-
ënt van de remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele
toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de
fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door GASGAS zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
S04459-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal
zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers
terug te duwen en erop letten dat er geen remvloeistof uit het rem-
vloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuigers het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
S05112-10
Splitpennen 4verwijderen, bouten 5eruit trekken en rempla-
ketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
S04465-10
Controleren of het veerblad 6in het remzadel en de remplaket-
glijplaat 7in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
13 REMSYSTEEM
86
S04463-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpennen
monteren.
Voorgeschreven waarde
Buitenste splitpen van voren naar achteren monteren.
Binnenste splitpen van achteren naar voren monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
S04464-10
Remvloeistofpeil corrigeren op maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 146)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
13.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
402026-10
Veer 1uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en
weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 87)
Veer 1inhangen.
REMSYSTEEM 13
87
13.9 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk
op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
402026-10
Veer 1losmaken.
E00346-10
Moer 2losdraaien en met drukstang 3terugdraaien totdat de
maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rem-
pedaal moer 4losdraaien en schroef 5draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 3zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is. Eventu-
eel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer van achterste
pedaalhendelaanslag
M8 20 Nm
Drukstang 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Veer 1vasthaken.
13 REMSYSTEEM
88
13.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
S03518-10
Voertuig verticaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als het vloeistofpeil onder de markering Avan het kijkglas is
gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 88)
13.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem
ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
REMSYSTEEM 13
89
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem contro-
leren. ( pag. 89)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
A01384-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 146)
Schroefdop met membraan en keerring monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
13.12 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
F03232-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale voeringdikte A
hebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 90)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 90)
Borging de remvoeringen controleren.
13 REMSYSTEEM
90
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebruiken.
13.13 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt gebruikt. (Uw
geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor GASGASmotorfietsen goedgekeurd en toegelaten. Opbouw en wrijvingscoëffici-
ënt van de remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele
toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de
fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door GASGAS zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Voorwerk
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
REMSYSTEEM 13
91
A01382-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 1met membraan 2en keerring verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen dat
er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien
nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
F03234-10
Splitpennen 3verwijderen, bouten 4eruit trekken en rempla-
ketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
F03235-10
Controleren of het veerblad 5in het remzadel en de remplaket-
glijplaat 6in de remzadeldrager correct gemonteerd zijn.
F03236-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpennen
monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
A01384-10
Remvloeistofpeil tot markering Acorrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 146)
Schroefdop 1met membraan 2en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water
afspoelen.
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
14 WIELEN, BANDEN
92
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
S04473-01
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers
naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuigers het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
S04474-10
Schroef 1enkele slagen losdraaien.
Schroeven 2losdraaien.
Op de schroef 1drukken om de steekas uit de asopname te schui-
ven.
Schroef 1verwijderen.
S04475-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de voor-
vork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
H00934-10
Afstandsbussen 3verwijderen.
WIELEN, BANDEN 14
93
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 147)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 147)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
S04474-11
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de
remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
14 WIELEN, BANDEN
94
F03238-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger
naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de rem-
zuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer 1verwijderen.
Kettingspanner 2verwijderen. Steekas 3slechts zo ver eruit
trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het ket-
tingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet
wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit de
achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemon-
teerd.
H03002-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 14
95
H03001-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbussen
reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 147)
Afstandsbussen erin zetten.
F03237-10
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 147)
Achterwiel positioneren en steekas 2erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
F03214-11
Kettingspanner 3positioneren. Moer 4monteren, maar nog
niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 3tegen de stelschroeven 5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 72)
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner (32 mm)
kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende secundaire
overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 3kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de
remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
14 WIELEN, BANDEN
96
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door GASGAS Motorcycles vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen
tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wet-
geving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier cijfers
van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste twee cijfers
wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
GASGAS Motorcycles adviseert de banden te wisselen, onaf-
hankelijk van de daadwerkelijke slijtage van de banden, ech-
ter uiterlijk na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning weg
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
WIELEN, BANDEN 14
97
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolg-
schade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen,
ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (Uw geautoriseerde GAS-
GAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van
de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spa-
ken met gelijke lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op
verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
15 ELEKTRONICA
98
15.1 12V-accu demonteren
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 61)
A01339-10
Hoofdwerk
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stof-
fen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde
ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als
u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimum-
spanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor
laden
9 V
Voer 12V-accu’s volgens de voorschriften af, als de
minimumspanning werd onderschreden.
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking naar achteren trekken en pluskabel 2van de
12V-accu loskoppelen.
Startrelais 3en OCU 4van de houder trekken en opzij hangen.
Accuhouderschroef 5eraf schroeven.
A01340-10
Accuhouder opzij schuiven en loshaken.
12V-accu naar boven toe verwijderen.
ELEKTRONICA 15
99
15.2 12V-accu monteren
A01341-10
Hoofdwerk
12V-accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en met
de bevestigingsbeugel vastzetten.
12V-accu (HJTZ5S-FP-C) ( pag. 141)
A01343-10
Accuhouderschroef 1vastschroeven.
Het startrelais 2en OCU 3aan de bevestigingsbeugel vastha-
ken.
Pluskabel 4met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Minkabel 5met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
15.3 12V-accu laden
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
15 ELEKTRONICA
100
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de 12V-accu
wordt vernield.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 61)
12V-accu demonteren. ( pag. 98)
F01568-10
Hoofdwerk
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stof-
fen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde
ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als
u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimum-
spanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor
laden
9 V
Voer 12V-accu’s volgens de voorschriften af, als de
minimumspanning werd onderschreden.
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu niet opladen.
12V-accu vervangen en oude 12V-accu op de juiste manier
afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 12 h
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
6 maanden
Optimale laad- en
opslagtemperatuur van de
lithium-ion-accu
10 … 20 °C
Acculader (79629974000)
ELEKTRONICA 15
101
Deze acculader test of de 12V-accu de spanning vasthoudt.
Bovendien kan met deze acculader de 12-V-accu niet wor-
den overladen. De oplaadtijd kan bij lage temperaturen lan-
ger zijn.
Deze acculader is uitsluitend geschikt voor lithium-ijzer-
fosfaat-accu’s. De bijgevoegde GASGAS Technical Accesso-
ries-handleiding in acht nemen.
Info
Als laadstroom, laadspanning of laadduur worden
overschreden, dan vernielt dit de 12V-accu.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diep-
teontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de
12V-accu wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij.
Deksel 1nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu loskoppe-
len.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 99)
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 61)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 65)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 67)
15 ELEKTRONICA
102
A01380-10
Hoofdwerk
Beschermkappen 1verwijderen.
Defecte hoofdzekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 3.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109120) ( pag. 141)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabels leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 69)
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 66)
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
15.5 Koplampkap met koplamp demonteren
W00349-10
Schroeven 1losdraaien.
Koplampkap naar boven schuiven en naar voren zwenken.
Remleiding en kabelstreng op de koplampkap losmaken.
W00350-10
Stekkerverbindingen 2verbreken en koplampkap met koplamp
verwijderen.
ELEKTRONICA 15
103
15.6 Koplampkap met koplamp monteren
W00350-11
Hoofdwerk
Stekkerverbindingen 1verbinden.
W00349-11
Remkabel en kabelboom in de remkabelgeleiding positioneren.
Koplampkap positioneren.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 105)
15.7 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beperking van reflector en lampVet op de reflector vermindert het lichtrendement.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Vetresten op het lichtpeertje van de gloeilamp verminderen de warmtestraling, waardoor de lamp heter wordt en sneller
veroudert.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Raak het lichtpeertje niet met blote handen aan.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 102)
I00431-10
Hoofdwerk
Ledeenheid 1tot de aanslag tegen de klok in draaien en uit de
reflector trekken.
15 ELEKTRONICA
104
I00432-10
Nieuwe ledeenheid in de reflector plaatsen en tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Koplamp (Led)
Info
Erop letten dat de keerring 2goed zit.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 103)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 105)
15.8 Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beperking van reflector en lampVet op de reflector vermindert het lichtrendement.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Vetresten op het lichtpeertje van de gloeilamp verminderen de warmtestraling, waardoor de lamp heter wordt en sneller
veroudert.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Raak het lichtpeertje niet met blote handen aan.
E00360-10
Hoofdwerk
Schroef aan de achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Knipperlichtglas 1voorzichtig verwijderen.
De oranje kap 2in de buurt van de uitsteeksels samenduwen en
verwijderen.
Knipperlichtlamp licht in de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in
draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok
mee draaien tot de aanslag.
(alle EU-modellen)
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 141)
Oranje kap monteren.
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef
met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vast-
draaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
ELEKTRONICA 15
105
15.9 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zet-
ten en in de hoogte van het midden van de koplamp een markering
aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de eerste
markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op afstand Arechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste mar-
kering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 105)
15.10 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 105)
V00369-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste mar-
kering liggen (aangebracht bij: Koplampinstelling controleren).
Info
Bij een gewichtsverandering kan het zijn dat de lichtbundel-
breedte van de koplamp gecorrigeerd moet worden.
Schroef 1vastdraaien.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 105)
15 ELEKTRONICA
106
15.11 Batterij gecombineerd instrument vervangen
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 102)
F03251-10
Hoofdwerk
Schroeven 1met ringen verwijderen.
Gecombineerd instrument omhoog uit de houder trekken.
F03252-10
Beschermkap 2met een munt tot de aanslag tegen de klok in
draaien en verwijderen.
Batterij gecombineerd instrument 3verwijderen.
Nieuwe batterij gecombineerd instrument plaatsen met het
opschrift naar boven.
Accu gecombineerde instrument (CR 2032) ( pag. 141)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
F03253-10
Beschermkap 2positioneren en met een munt tot de aanslag met
de klok mee draaien.
Een willekeurige knop op het gecombineerde instrument indrukken.
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd.
Gecombineerd instrument in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 103)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 105)
Gecombineerd instrument instellen. ( pag. 22)
15.12 Diagnosestekker
F03736-10
De diagnosestekker 1bevindt zicht onder het zadel.
ELEKTRONICA 15
107
15.13 OCU
W00331-10
De OCU 1bevindt zich onder het zadel.
De OCU vervangt de elektronische zekeringen en relais.
Alle uitgangen worden afhankelijk van de signalen van de spanningsrege-
laar en de ECU geschakeld.
Bij overstroom worden de uitgangen afzonderlijk gedeactiveerd.
Dit maakt een eenvoudige foutherkenning mogelijk, omdat de status van
elke uitgang door een led wordt weergegeven.
De OCU bewaakt het elektronische systeem volledig onafhankelijk.
Zodra een weergegeven fout is verholpen, wisselt de lichtstatus van de
OCU van rood naar groen.
Overzicht
AContact
BLicht
CRemlicht + claxon
DBrandstofpomp
ERadiateurventilator
16 UITLAATBESTURING
108
16.1 Eindposities van de uitlaatbesturing programmeren
Info
Als werkzaamheden aan de uitlaatbesturing worden uitgevoerd, moeten de eindposities opnieuw worden gepro-
grammeerd.
Voorwaarden
De motor staat stil.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 61)
B06239-10
Hoofdwerk
Motorbesturingsunit 1van de houder er naar boven aftrekken en
opzij hangen.
Diagnosestekker 2van de houder loskoppelen.
B06240-10
Gashendel 3in halfgasstand zetten en positie vasthouden.
B06251-10
Wake-upstekker Aop diagnosestekker 2steken.
Info
De wake-upstekker Awordt bij de motorfiets geleverd.
Minstens vijf seconden wachten.
De eindposities van de uitlaatbesturing worden afgetast. De
procedure is duidelijk hoorbaar.
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd, de gecom-
bineerde schakelaar licht groen op.
Vastzetting van de gashendel losmaken.
UITLAATBESTURING 16
109
De eindposities van de uitlaatbesturing worden geprogram-
meerd.
Wachten tot van de motor van de uitlaatbesturing geen bedrijfsge-
luiden meer hoorbaar zijn.
Wake-up-stekker Avan de diagnosestekker 2losmaken.
B06241-10
Diagnosestekker 2aan de houder monteren.
Motorbesturingsunit 1aan de houder bevestigen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
17 KOELSYSTEEM
110
17.1 Koelsysteem
F03739-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circulatie
van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld
door een klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen reke-
ning moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelrib-
ben verlagen de koelwerking.
17.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25…45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 145)
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 17
111
17.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 145)
Radiateurdop monteren.
17.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
17 KOELSYSTEEM
112
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
F03739-10
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
waterpompdeksel
M6x25 8 Nm
17.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
F03255-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef 1is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel
( pag. 145)
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 111)
KOELSYSTEEM 17
113
17.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de
motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van
het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof
in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
F03739-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
F03255-10
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
waterpompdeksel
M6x25 8 Nm
Koelmiddel tot maat Aboven de radiateurlamellen bijvullen.
Voorgeschreven waarde
10 mm
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel
( pag. 145)
Radiateurdop 2monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 111)
18 MOTOR AFSTELLEN
114
18.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Speling gaskabel 3 … 5 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 114)
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
Als de gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-
startknop terug in de uitgangspositie.
» Als de koude-startknop niet in de uitgangspositie terugspringt:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 114)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur over
het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 114)
18.2 Speling gaskabel instellen
Info
Als de gasbowdenkabels correct zijn gelegd, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 61)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 65)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 67)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 76)
MOTOR AFSTELLEN 18
115
A01346-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Moer 2losdraaien.
Stelschroef 3helemaal indraaien.
Moer 4losdraaien.
Koude-startknop 6tot aan de aanslag indrukken.
Stelschroef 5zo draaien dat de koude-startknop terug naar de
uitgangspositie beweegt wanneer de gashendel naar voren wordt
gedraaid.
Moer 4vastdraaien.
Stelschroef 3zo draaien, dat bij de gashendel speling gaskabel
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 … 5 mm
Moer 2vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 114)
18.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf worden
veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
A01348-10
Hoofdwerk
Manchet 1terugschuiven.
Schroeven 2en halve schalen 3verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
18 MOTOR AFSTELLEN
116
102246-10
Gaskabelschijf 4van de handgreep 5verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding OUTSIDE moet zichtbaar zijn. De markering A
moet bij de markering Bgepositioneerd zijn.
Gaskabelschijf grijs (79002014000)
Alternatief 1
Gaskabelschijf zwart (79002014100)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De grijze gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
A01344-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen. Hand-
greep op het stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats brengen.
Halve schalen 3positioneren, schroeven 2monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet 1erop schuiven en gashendel controleren op soepele
werking.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 114)
18.4 stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (Uw geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u
graag van dienst.)
MOTOR AFSTELLEN 18
117
A01322-10
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de
uitgangspositie. ( pag. 18)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door het verdraaien van de regelschroef stationair toerental 1het
stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Bedrijfsurenteller met toerenteller (A54012920100)
Info
Draaien tegen de klok in verlaagt het stationaire toerental.
Draaien met de klok mee verhoogt het stationaire toerental.
18.5 Omgevingsdruk programmeren
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Info
Als met het voertuig met lopende motor op verschillende zeespiegelniveaus wordt gereden, leert het de omge-
vingsdruk permanent mee.
Als het voertuig met uitgeschakelde motor over een groter hoogteverschil wordt getransporteerd, moet de omge-
vingsdruk opnieuw worden geprogrammeerd.
H02349-01
Voertuig op nieuwe zeespiegelhoogte starten en motor weer uitzet-
ten.
Minstens vijf seconden wachten.
Voertuig opnieuw starten en starteigenschappen controleren.
» Als de starteigenschappen niet zijn verbeterd:
Procedure herhalen.
18 MOTOR AFSTELLEN
118
18.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand Atussen
de bovenkant van de laars en de versnellingshendel meten.
Afstand versnellingshendel tot
bovenkant laars
10 … 20 mm
» Als de afstand niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 118)
18.7 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef 1met ringen verwijderen en versnellingshendel 2eraf
halen.
401951-10
Vertanding Avan versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en
de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuig-
componenten niet raken.
Schroef 1met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
119
19.1 Brandstofzeef vervangen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S05528-10
Snelsluitkoppeling 1grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstofzeef 2uit het aansluitstuk trekken.
Nieuwe brandstofzeef tot de aanslag in het aansluitstuk schuiven.
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en O-ring van de snel-
sluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 147)
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
120
Motor starten en respons controleren.
19.2 2-taktoliepeil controleren
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende brandstof-
tankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
Activeer de oliepomp wanneer de 2takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld volledig
leeg werd gereden.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
B06237-10
Hoofdwerk
2-taktoliepeil in de olietank controleren.
Info
Voor het vullen van de brandstoftank moet de 2-taktolietank
minimaal tot aan de bovenste stootrand Agevuld zijn.
De 2-taktolietank is zo vol mogelijk gevuld.
» Als het 2-taktoliepeil te laag is:
2-taktolie tanken. ( pag. 37)
19.3 Oliepomp activeren
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende brandstof-
tankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
Activeer de oliepomp wanneer de 2takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld volledig
leeg werd gereden.
Voorwaarden
De motor staat stil.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 61)
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
2-taktoliepeil controleren. ( pag. 120)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
121
I00451-10
Hoofdwerk
Diagnosestekker 1van de houder loskoppelen.
I00452-10
Gashendel 2in volgasstand zetten en fixeren.
I00453-10
Wake-up-stekker 3voor het activeren van de oliepompen op de
diagnosestekker 4steken.
De verlichting van het gecombineerde instrument wordt geacti-
veerd.
Info
De stekker wordt bij de motor geleverd.
Minstens vijf seconden wachten.
Vastzetting van de gashendel losmaken.
De oliepomp wordt geactiveerd.
Info
De oliepomp wordt in verschillende snelheden aangestuurd.
De procedure is duidelijk hoorbaar.
Wachten tot van de oliepomp geen bedrijfsgeluiden meer hoorbaar
zijn.
Wake-up-stekker van de diagnosestekker losmaken.
I00454-10
Controleer of in de slang 5luchtbellen zichtbaar zijn.
» Als luchtbellen zichtbaar zijn:
Gehele procedure herhalen tot geen luchtbellen meer zicht-
baar zijn.
Diagnosestekker aan de houder monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
122
19.4 Oliezeef in de olietank reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Framebescherming demonteren. ( pag. 52)
Zijdeksel rechts demonteren. ( pag. 65)
Einddemper demonteren. ( pag. 66)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 62)
Zadel verwijderen. ( pag. 61)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 67)
B06242-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Schroeven 2losdraaien.
B06247-10
Brandstofdampklep 3van de houder verwijderen en opzij hangen.
I00458-10
Klemmen 4van de smoorklep losmaken.
(alle EU-modellen)
Stekkerverbinding 5van de achterste remlichtschakelaar los-
koppelen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
123
B06248-10
Console licht optillen en borgen.
Info
Op de aanzuigaansluiting 6letten.
Smoorklep 7naar achteren uit de aanzuigflens trekken en opzij
hangen.
B06250-10
Slangklem 8met behulp van een schroevendraaier openen.
Hoekstuk eraf trekken en de 2-taktolie opvangen in een geschikte
opvangbak.
S03505-10
Oliezeef 9verwijderen en reinigen.
Oliezeef op beschadiging controleren.
» Als de oliezeef een beschadiging vertoont:
Oliezeef vervangen.
I00460-01
Oliezeef plaatsen en het hoekstuk met een nieuwe slangklem mon-
teren.
Slangklemtang (60029057000)
B06248-10
Smoorklep 7monteren.
Borging verwijderen en console positioneren.
Info
Op de aanzuigaansluiting 6letten.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
124
I00458-10
(alle EU-modellen)
Stekkerverbinding 5van de achterste remlichtschakelaar aan-
sluiten.
Klemmen 4van de smoorklep positioneren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef aanzuig-
flens/membraanhuis
M6 6 Nm
B06247-10
Brandstofdampklep 3monteren.
B06242-10
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef console
onder
M8 35 Nm
Loctite®243™
Schroeven 2verwijderen.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef console
boven
M8 40 Nm
Loctite®2701™
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 69)
2-taktolie tanken. ( pag. 37)
Oliepomp activeren. ( pag. 120)
Zadel monteren. ( pag. 62)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 63)
Einddemper monteren. ( pag. 66)
Zijdeksel rechts monteren. ( pag. 66)
Framebescherming monteren. ( pag. 53)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
19.5 Cardanoliepeil controleren
Info
Het cardanoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
125
B06238-10
Hoofdwerk
Schroef controle cardanoliepeil 1verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 126)
Schroef controle cardanoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle carda-
noliepeil
M6 8 Nm
19.6 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De cardanolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
E00913-10
Hoofdwerk
Aftapplug voor cardanolie met 1magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Aftapplug voor cardanolie met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Aftapplug voor cardanolie 1met magneet en nieuwe pakkingring
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef voor car-
danolie met magneet
M12x1,5 20 Nm
401955-11
Olievulschroef 2met keerring verwijderen en cardanolie bijvullen.
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50)
( pag. 145)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
126
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 124)
19.7 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Cardanolie moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
B06238-10
Hoofdwerk
Schroef controle cardanoliepeil 1verwijderen.
401955-11
Olievulschroef 2met keerring verwijderen.
Cardanolie bijvullen totdat er olie uit de boring van de schroef con-
trole cardanoliepeil stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 145)
Schroef controle cardanoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle carda-
noliepeil
M6 8 Nm
Olievulschroef 2met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kun-
nen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende
ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
127
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 124)
20 REINIGING, ONDERHOUD
128
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grof vuil met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel verkrijgbare
motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 147)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfiets-
reiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen,
altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afge-
spoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten
en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtempera-
tuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegan-
kelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 71)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en
het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 147)
REINIGING, ONDERHOUD 20
129
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen
met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en
kunststofvlakken ( pag. 148)
(alle EU-modellen)
Stuurslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 148)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen.
Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig in strooizout is gebruikt, na de rit koud water voor de reiniging gebruiken. Warm water versterkt de
zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 128)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remzadels en
remplaketten, in afgekoelde en gemonteerde toestand,
grondig met koud water reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het voer-
tuig grondig met koud water worden gereinigd en goed wor-
den gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen
(m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een antiroestmiddel
op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtko-
men omdat daardoor de remwerking sterk wordt vermin-
derd.
Ketting reinigen. ( pag. 71)
21 STALLING
130
21.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er
servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering
(minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 128)
Cardanolie verversen. ( pag. 125)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 110)
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets, brand-
stofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 147)
Brandstof tanken. ( pag. 36)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daarbij
brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
2-taktolie tanken. ( pag. 37)
Bandenspanning controleren. ( pag. 96)
12V-accu demonteren. ( pag. 98)
12V-accu opladen. ( pag. 99)
Voorgeschreven waarde
Optimale laad- en opslagtem-
peratuur van de lithium-ion-
accu
10 … 20 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote
temperatuurschommelingen.
Info
GASGAS Motorcycles adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 49)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
STALLING 21
131
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen wor-
den gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en
er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor
korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet
voldoende warm wordt, condenseert de waterdamp die bij
de verbranding ontstaat, waardoor motoronderdelen en
uitlaat gaan roesten.
21.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 49)
12V-accu monteren. ( pag. 99)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 32)
Een proefrit maken.
22 OPSPOREN VAN FOUTEN
132
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (startmo-
tor)
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 32)
12V-accu ontladen 12V-accu opladen. ( pag. 99)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 101)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 32)
Snelsluitkoppeling niet in elkaar
gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Stationaire toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 116)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en drogen,
indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bougie
te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Ontstekingssysteem defect Bobine - primaire wikkeling van bobine
controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Ontstekingskabel in de kabelboom
versleten, uitschakelknop of nood-
stopschakelaar defect
Kabelboom controleren (visuele controle).
Elektrische installatie controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Bedrading op beschadiging controleren en
elektrische stekkerverbindingen op roest-
vorming en beschadiging controleren.
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Motor heeft geen stationair toe-
rental
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine - primaire wikkeling van bobine
controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Stationaire toerental verkeerd
ingesteld
Stationair toerental instellen.
( pag. 116)
Motor "overtoert" niet Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Bedrading op beschadiging controleren en
elektrische stekkerverbindingen op roest-
vorming en beschadiging controleren.
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
OPSPOREN VAN FOUTEN 22
133
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor "overtoert" niet Ontstekingssysteem defect Bobine - primaire wikkeling van bobine
controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Omgevingsdruk verkeerd opgesla-
gen
Omgevingsdruk programmeren.
( pag. 117)
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 64)
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstoffilter vervangen.
Brandstofzeef sterk vervuild Brandstofzeef vervangen. ( pag. 119)
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Bedrading op beschadiging controleren en
elektrische stekkerverbindingen op roest-
vorming en beschadiging controleren.
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd
of heeft te weinig glasvezelvulling
in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem bescha-
digd is.
Glasvezelvulling van einddemper vervan-
gen. ( pag. 67)
Ontstekingssysteem defect Bobine - primaire wikkeling van bobine
controleren.
Bougiedop controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controleren.
Omgevingsdruk verkeerd opgesla-
gen
Omgevingsdruk programmeren.
( pag. 117)
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 36)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens goed vast-
zit.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Omgevingsdruk verkeerd opgesla-
gen
Omgevingsdruk programmeren.
( pag. 117)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsys-
teem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 111)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 111)
Koelmiddel vullen. ( pag. 112)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting con-
troleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Voorgeschreven waarde
Openingstemperatuur: 70 °C
22 OPSPOREN VAN FOUTEN
134
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Witte rookontwikkeling (stoom in
het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting con-
troleren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren. ( pag. 124)
Water in de transmissieolie Radiale keerring of waterpomp
beschadigd
Radiale keerring en waterpomp controle-
ren.
Controlelampje storing brandt
resp. knippert
Fout in elektronische brandstofin-
spuiting
Bedrading op beschadiging controleren en
elektrische stekkerverbindingen op roest-
vorming en beschadiging controleren.
Foutgeheugen uitlezen met
GASGAS Motorcycles-diagnosetool.
12V-accu ontladen 12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Statorwikkeling van dynamo controle-
ren.
Ongewilde elektrische verbruiker Ruststroom controleren.
Waarden in het gecombineerde
instrument gewist (tijd, chrono-
meter, rondetijden)
De batterij gecombineerd instru-
ment is leeg
Batterij gecombineerd instrument vervan-
gen. ( pag. 106)
KNIPPERCODE 23
135
Info
De knippercodes worden alleen door de niet-gehomologeerde versie van het voertuig weergegeven.
Knippercode controle-
lampje storing
45 Controlelampje storing knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout alle EU-modellen
Lambdasondenverwarming - Kortsluiting met massa
alle EU-modellen
Lambdasondenverwarming - kortsluiting met plus
Knippercode controle-
lampje storing
14 Controlelampje storing knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Carter-druksensor - verschil te groot tussen sensor en motorbesturingsunit
Knippercode controle-
lampje storing
09 Controlelampje storing knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Carter-druksensor - kortsluiting met massa
Carter-druksensor - onderbreking/kortsluiting met plus
Omgevingslucht-druksensor - kortsluiting met massa
Omgevingslucht-druksensor - onderbreking/kortsluiting met plus
Knippercode controle-
lampje storing
13 Controlelampje storing knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht ingangssignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
12 Controlelampje storing knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Koelmiddeltemperatuursensor ingangssignaal te laag
Koelmiddeltemperatuursensor - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
06 Controlelampje storing knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklep-positiesensor circuit A - ingangssignaal te laag
Smoorklep-positiesensor circuit A ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
17 Controlelampje storing knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout alle EU-modellen
Lambdasonde ingangsignaal te laag
alle EU-modellen
Lambdasonde - ingangsignaal te hoog
23 KNIPPERCODE
136
Knippercode controle-
lampje storing
41 Controlelampje storing knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpomp - onderbreking/kortsluiting naar massa
Brandstofpomp - kortsluiting naar plus
Knippercode controle-
lampje storing
33 Controlelampje storing knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep 1, cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Inspuitklep 1, cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
34 Controlelampje storing knippert 3x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep 2, cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Inspuitklep 2, cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
37 Controlelampje storing knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine storing in schakelcircuit
Knippercode controle-
lampje storing
02 Controlelampje storing knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Krukas-toerentalsensor - synchronisatie foutief
Krukas-toerentalsensor - signaal niet plausibel
Knippercode controle-
lampje storing
52 Controlelampje storing knippert 5x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout alle EU-modellen
Brandstofdampklep - Fout in schakelcircuit
alle EU-modellen
Brandstofdampklep - Spanning te laag
alle EU-modellen
Brandstofdampklep - Spanning te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
50 Controlelampje storing knippert 5x lang
Voorwaarde voor fout Uitlaatbesturingsactuator - geen signaal
Uitlaatbesturingsactuator - temperatuur te hoog
Uitlaatbesturingsactuator - instelling fout
Uitlaatbesturingsactuator - ingestelde waarde signaal fout
Uitlaatbesturingsactuator - ingangssignaal te laag
Uitlaatbesturingsactuator - ingangsignaal te hoog
Uitlaatbesturingsactuator - mechanische fout in de onderste positie
Uitlaatbesturingsactuator - mechanische fout in de bovenste positie
Uitlaatbesturingsactuator - Mechanische fout
KNIPPERCODE 23
137
Knippercode controle-
lampje storing
42 Controlelampje storing knippert 4x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Oliepomp - ingangssignaal te laag
Oliepomp - ingangssignaal te hoog
Oliepeilsensor - Kortsluiting met massa
Oliepeilsensor - Kortsluiting met plus
Olielamp - Fout in schakelcircuit
Olielamp - Kortsluiting met massa
Olielamp - Kortsluiting met plus
Knippercode controle-
lampje storing
21 Controlelampje storing knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Accuspanning - ingangsspanning te laag
Accuspanning - ingangsspanning te hoog
Knippercode controle-
lampje storing
53 Controlelampje storing knippert 5x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Sensorspanning 1 - onderbreking/kortsluiting naar massa
Sensorspanning 1 - kortsluiting naar plus
Knippercode controle-
lampje storing
54 Controlelampje storing knippert 5x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Sensorspanning 2 - onderbreking/kortsluiting naar massa
Sensorspanning 2 - kortsluiting naar plus
Knippercode controle-
lampje storing
15 Controlelampje storing knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Kantelsensor ingangssignaal te laag
Kantelsensor ingangssignaal te hoog
24 TECHNISCHE GEGEVENS
138
24.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud (alle 250modellen) 249 cm³
Cilinderinhoud (alle 300modellen) 293,15 cm³
Slag 72 mm
Boorgat (alle 250modellen) 66,4 mm
Boorgat (alle 300modellen) 72 mm
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Krukaslagers 1 groefkogellager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren (alle 250modellen) 2 trapeziumringen
Zuigerveren (alle 300modellen) 2 rechthoekige ringen
X-maat (zuigerbovenkant tot speciaal gereedschap) 0 … 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) (alle 250modellen) 50,0 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) (alle 300modellen) 50,0 mm
Primaire overbrenging 26:72
Koppeling Meerplaats-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Transmissie 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:33
2e versnelling 16:30
3e versnelling 18:26
4e versnelling 22:26
5e versnelling 23:23
6e versnelling 26:22
Ontstekingssysteem Elektronisch ontstekingssysteem
Bougie NGK BR 7 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Elektrisch startmotorsysteem
24.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanhouderplaat EJOT DELTA PT®3x12 1 Nm
Schroef membraanplaatje binnen EJOT DELTA PT®3.5x25 1 Nm
Schroef membraanplaatje buiten EJOT DELTA PT®3x6 1 Nm
Moer stuurklepaanslag M5 5 Nm
Schroef afdekking stelmotor uitlaatbe-
sturing
M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef bevestigingsplaat uitlaatrege-
ling
M5 6 Nm
Loctite®2701™
Schroef krukas-toerentalsensor M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborgring M5 6 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 24
139
Schroef stator M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef stelmotor uitlaatbesturing M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurklep uitlaatbesturing M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef tussenas uitlaatbesturing M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatbesturingsdeksel M5 6 Nm
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Moer waterpompwiel M6 5 Nm
Loctite®243™
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 10,5 Nm
Ontluchtingsschroef waterpompdek-
sel
M6x25 8 Nm
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 6 Nm
Schroef afdekking startmotor M6 8 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6x25 10 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6x60 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6 8 Nm
Schroef controle cardanoliepeil M6 8 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef motorhuis M6x45 10 Nm
Schroef motorhuis M6x60 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef tussenflens M6 8 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel lang M6x60 10 Nm
Schroef balansas M8 30 Nm
Loctite®243™
Schroef cilinderkop M8 27 Nm
Moer cilindervoet M10 38 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel aandrijf-
ketting
M10 60 Nm
Loctite®2701™
Tapeind cilindervoet M10 12 Nm
Moer rotor M12x1 60 Nm
Aftapschroef voor cardanolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer koppelingsmeenemer M18x1,5 100 Nm
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 150 Nm
Loctite®243™
24 TECHNISCHE GEGEVENS
140
24.3 Vulhoeveelheden
24.3.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 145)
24.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,95 l Koelmiddel ( pag. 145)
24.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 9 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 145)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
2-taktolietankinhoud ca. 0,8 l Motorolie 2-takt ( pag. 145)
24.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork WPXPLOR OC
Schokdemper WP XPLOR LDS
Veerweg
voor 300 mm
achter 300 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem Schijfremmen, remzadels vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning weg
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (alle EU-modellen) 14:45 (13:45)
Secundaire overbrenging (alle US-modellen) 13:45
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,9°
Wielstand 1.489 ± 10 mm
Zadelhoogte onbelast 957 mm
Los van de vloer, onbelast 355 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (alle EU-modellen) 106,0 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (alle US-modellen) 107,6 kg
TECHNISCHE GEGEVENS 24
141
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
24.5 Elektronica
12V-accu HJTZ5S-FP-C Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
onderhoudsvrij
Accu gecombineerde instrument CR 2032 Accuspanning: 3 V
Zekering 58011109120 20 A
Koplamp Led
Zijlicht Led
Controlelampjes W2,3W / sokkel W2x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer (alle EU-modellen) R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem-/achterlicht Led
Nummerplaatverlichting (alle EU-
modellen)
Led
24.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(alle EU-modellen) 90/90 - 21 M/C 54R M+S TT
MAXXIS Maxx Enduro
140/80 - 18 M/C 70R M+S TT
MAXXIS Maxx Enduro
(alle US-modellen) 80/100 - 21 M/C 51M TT
Dunlop GEOMAX MX33 F
110/100 - 18 M/C 64M TT
Dunlop GEOMAX MX33
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve fabrikanten
een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke goedkeuringsvoor-
schriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer informatie vindt u in het
servicegedeelte onder:
http://www.gasgas.com
24.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork A590C163X401000
Voorvork WPXPLOR OC
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 474 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 4,6 N/mm
24 TECHNISCHE GEGEVENS
142
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 4,8 N/mm
Lengte voorvork 940 mm
Voorvorkolie per vorkpoot 635 ± 10 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
( pag. 146)
24.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper A390C463X408000
Schokdemper WP XPLOR LDS
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning 7 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 … 75 kg 42 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 … 95 kg 48 N/mm
Veerlengte 240 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 40 mm
Dynamische veerweg 110 mm
Inbouwlengte 456,3 mm
Stootdemperolie ( pag. 146) SAE 2,5
24.9 Aanhaalmomenten chassis
Brandstofaansluiting aan brandstof-
pomp
EJOT PT®K60x30Z 2,5 Nm
Resterende schroeven chassis EJOT®2 Nm
Schroef aanzuiglucht-
temperatuursensor
EJOTDELTA PT®45x12-Z 0,7 Nm
Schroef drukregelaar EJOT PT®K60x25Z 2,3 Nm
Schroef noodstopschakelaar EJOT PT®K50x18 T20 2 Nm
Schroef oliepeilsensor EJOT PT 50x18 T25 2,5 Nm
Schroef oliepomphouder op olietank EJOTDELTA PT 45x12-Z 0,7 Nm
Schroef slangklem radiateurkoelslan-
gen
2,4 Nm
Schroef slangklem smoorklep M4 2,8 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 24
143
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite®243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef lichtschakelaar
(alle EU-modellen)
M5 1 Nm
Schroef smoorklepdeksel M5 2,6 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Moer gaskabel aan smoorklep M6 3 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Moer kogelscharnier drukstang van
achterste remcilinder
M6 10 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef accuhouderbeugel M6 6 Nm
Schroef achterbrugelement aan frame M6 6 Nm
Schroef bochtstuk op achterbrugele-
ment
M6 6 Nm
Schroef brandstoftankspoiler aan radi-
ateur
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef glijblok M6 6 Nm
Loctite®243™
Schroef kabel aan startrelais M6 6 Nm
Schroef kabel aan startrelais M6 6 Nm
Schroef kettinggeleiding M6 10 Nm
Schroef koppelingshendel M6 5 Nm
Schroef massaleiding in het achter-
deel
M6 10 Nm
Schroef oliepomp M6 6 Nm
Schroef remhendel M6 5 Nm
Schroef remkabelgeleiding achterbrug M6 4,5 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef zadelbevestiging M6 10 Nm
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite®2701™
Moer van achterste pedaalhendelaan-
slag
M8 20 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M8 15 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
24 TECHNISCHE GEGEVENS
144
Schroef bochtstuk M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef console boven M8 40 Nm
Loctite®2701™
Schroef console onder M8 35 Nm
Loctite®243™
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
Schroef motorsteunen M8x15 25 Nm
Loctite®2701™
Schroef motorsteunen M8x20 25 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef remzadel voor M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef wieltoerentalsensor aan asop-
name
M8 4,5 Nm
Schroef zijstandaardbevestiging (alle
US-modellen)
M8x20 33 Nm
Loctite®2701™
Schroef zijstandaardbevestiging
(alle EU-modellen)
M8x26 33 Nm
Loctite®2701™
Moer rempedaal M10 45 Nm
Motordraagschroef M10 60 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 60 Nm
Loctite®2701™
Schroef schokdemper onder M10 60 Nm
Loctite®2701™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer haakse hendel aan achterbrug M16x1,5 80 Nm
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M16x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Moer steekas achter M22x1,5 80 Nm
Schroefkoppeling koelsysteem M24x1,5 7,5 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 25
145
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv.
E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minderwaardige
en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen
door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als het koel-
middel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaar-
heid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 149)
SAE ( pag. 149) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 149)
Voorgeschreven waarde
Uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
25 GEBRUIKSSTOFFEN
146
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 149) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de
geschikte eigenschappen beschikken.
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 149) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschap-
pen heeft.
HULPSTOFFEN 26
147
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Dirt Remover
Siliconenspray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Silicone Spray
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF®
LGHB 2
26 HULPSTOFFEN
148
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 27
149
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensren-
dement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van
hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen tijdens races.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme omstan-
digheden een probleemloze verbranding bereikt.
28 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
150
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de voertui-
gelektronica bewaakt
LIJST MET AFKORTINGEN 29
151
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
30 LIJST MET SYMBOLEN
152
30.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve
rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt/knippert geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-dealer.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
30.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
INDEX
153
INDEX
1
12V-accu
demonteren ........................ 98
laden ............................ 99
monteren .......................... 99
startvermogen ....................... 29
2
2-taktoliepeil
controleren .........................120
2-takt-olietankafsluiting
openen ........................... 18
sluiten ............................ 18
A
Achterbrug
controleren ......................... 76
Achterwiel
demonteren ........................ 93
monteren .......................... 94
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 11
rechtsachter ........................ 12
Afbeeldingen .......................... 10
Antivries
controleren .........................110
B
Balhoofdlager
smeren ........................... 57
Bandenspanning
controleren ......................... 96
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . 40
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ....................... 10
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 8
Brandstoftank
demonteren ........................ 67
monteren .......................... 69
Brandstofzeef
vervangen .........................119
C
Cardanolie
bijvullen ...........................126
vervangen .........................125
Cardanoliepeil
controleren .........................124
Claxonknop ........................... 15
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren ........................ 62
monteren .......................... 63
voor borging voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . . 65
Diagnosestekker ........................106
Dynamische veerweg
instellen ........................... 45
E
Eigenschappen van de gasrespons
instellen ...........................115
Einddemper
demonteren ........................ 66
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . 67
monteren .......................... 66
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
Frame
controleren ......................... 76
Framebescherming
demonteren ........................ 52
monteren .......................... 53
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 15
Gaskabellegging
controleren ......................... 76
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gecombineerd instrument
batterij gecombineerd instrument vervangen . . . 106
instellen ........................... 22
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 23
melding ........................... 22
overzicht .......................... 22
service-indicatie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 24
tijdinstellen ........................ 24
H
Hoofdzekering
verversen ..........................101
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfname
nastalling ..........................131
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . . . 27
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling 32
Ingaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 41
INDEX
154
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 40
K
Ketting
controleren ......................... 73
reinigen ........................... 71
Ketting-aandrijfwiel
controleren ......................... 73
Kettinggeleiding
controleren ......................... 73
Kettingspanning
controleren ......................... 72
instellen ........................... 72
Kettingwiel
controleren ......................... 73
Klantenservice ......................... 10
Knippercode .......................135-137
Knipperlichtlamp
verversen ..........................104
Koelmiddel
aftappen ..........................111
verversen ..........................113
vullen ............................112
Koelmiddelpeil
controleren ......................110-111
Koelsysteem ..........................110
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . 105
Koplampinstelling
controleren .........................105
Koplampkap met koplamp
demonteren ........................102
monteren ..........................103
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . 78
Koppelingshendel ....................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Koude-startknop ....................... 18
L
Lamp koplamp
verversen ..........................103
Lichtschakelaar ........................ 16
Luchtfilter
demonteren ........................ 63
monteren .......................... 64
reinigen ........................... 64
Luchtfilterbak
reinigen ........................... 64
M
Milieu ............................... 8
Motor
inrijden ........................... 28
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
reinigen ...........................128
vanhefboknemen .................... 49
Motornummer ......................... 13
O
OCU ................................107
Oliepomp
activeren ..........................120
Omgevingsdruk
programmeren ......................117
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 53
monteren .......................... 54
Onjuist gebruik ......................... 6
Opsporen van fouten ..................132-134
Overzicht controlelampjes ................. 17
R
Regelschroef stationair toerental ............. 19
Reiniging, onderhoud .................128-129
Remhendel ........................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Rempedaal ........................... 20
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Remplaketten
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 90
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . 84
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 84
Remschijven
controleren ......................... 81
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 88
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . 82
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 88
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 82
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 89
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . 84
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 89
Reserveonderdelen ...................... 10
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 16
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
INDEX
155
Rubberen stuurcovers
controleren ......................... 77
S
Schokdemper
artikelnummer ....................... 14
demonteren ........................ 58
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . 43
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . 40
monteren .......................... 60
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . 43
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . 44
Service .............................. 10
Serviceschema ....................... 38-39
Sleutelnummer ........................ 13
Spaakspanning
controleren ......................... 97
Spatbord voor
demonteren ........................ 57
monteren .......................... 58
Speling balhoofdlager
controleren ......................... 56
instellen ........................... 56
Speling gaskabel
controleren .........................114
instellen ...........................114
Stalling ..............................130
Starten .............................. 32
Startknop/noodstopschakelaar .............. 16
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage tempe-
raturen .............................. 29
Stationair toerental
instellen ...........................116
Stuur
ontgrendelen ....................... 21
vergrendelen ........................ 21
Stuurpositie ........................... 47
instellen ........................... 47
T
Tankdop
openen ........................... 17
sluiten ............................ 18
Tanken
2-taktolie .......................... 37
Brandstof .......................... 36
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . 142
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . 138
banden ...........................141
chassis ............................140
elektronica .........................141
motor ............................138
schokdemper .......................142
voorvork ..........................141
vulhoeveelheden .....................140
Toebehoren ........................... 10
Toestand van de banden
controleren ......................... 96
Transporteren ......................... 35
Typeplaatje ........................... 13
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . 46
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . 42
Uitlaatbesturing
eindposities programmeren . . . . . . . . . . . . . . 108
V
Veilig gebruik ........................... 7
Versnellingshendel ...................... 19
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . 118
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Voertuigidentificatiennummer .............. 13
Voorvork
artikelnummer ....................... 14
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . 45
Voorvorkprotector
demonteren ........................ 50
Voorvork-protector
monteren .......................... 51
Voorwiel
demonteren ........................ 92
monteren .......................... 93
Vorkpoten
demonteren ........................ 51
monteren .......................... 52
ontluchten ......................... 49
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Vulhoeveelheid
brandstof ....................... 36,140
Cardanolie ..................... 125,140
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112-113, 140
W
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zadel
monteren .......................... 62
verwijderen ........................ 61
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Zijdeksel rechts
demonteren ........................ 65
monteren .......................... 66
Zijstandaard .......................... 20
INDEX
156
Zwaardere gebruiksomstandigheden .......... 29
droogzand ......................... 29
hoge temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
langzaamrijden ...................... 31
modderigcircuit ...................... 31
natcircuit .......................... 31
natzand ........................... 30
sneeuw ........................... 31
*3215163nl*
3215163nl
17.10.2023
Stallhofnerstraße 3 /5230 Mattighofen /Oostenrijk /http://www.gasgas.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159

GASGAS EC 300 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor