Canon Powershot SX20 IS Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door.
Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen.
2
Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de volgende
onderdelen bevat. Indien u merkt dat er iets ontbreekt, neem dan contact
op met de leverancier van het product.
De handleidingen gebruiken
Raadpleeg ook de handleidingen op de CD DIGITAL CAMERA Manuals Disk.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Als u het basisgebruik onder de knie hebt, kunt u de vele camerafuncties gebruiken
om allerlei speciale foto's te maken.
Handleiding voor persoonlijk afdrukken
Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten
op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken.
Softwarehandleiding
Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.
Een geheugenkaart is niet bijgesloten.
U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
De inhoud van de verpakking controleren
Camera
Alkalinebatterijen van
AA-formaat (×4)
Interfacekabel
IFC-400PCU
Stereo videokabel
STV-250N
Draagriem NS-DC4
Introductiehandleiding Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Lensdop Lenskap
LH-DC50
Canon garantiesysteemboekje
3
Proefopnamen
Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke
gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera
of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden
gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
Schending van het auteursrecht
De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht
zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthouder. In sommige
gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of
commerciële eigendommen met behulp van een camera of ander apparaat in
strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen, ook al is de
opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.
Garantiebeperkingen
Voor meer informatie over de garantie op deze camera raadpleegt u het
Canon garantiesysteemboekje dat bij de camera is geleverd.
Zie het garantiesysteemboekje voor contactinformatie van de Canon
Klantenservice.
LCD-scherm
Voor het vervaardigen van het LCD-scherm en de zoeker worden uiterst
geavanceerde technieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt
naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm
van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.
Er zit mogelijk een dunne plastic laag over het LCD-scherm om dit te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag
voordat u de camera gaat gebruiken.
Temperatuur van de camerabehuizing
Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing
kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing.
Geheugenkaarten
De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden
gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende
term geheugenkaarten.
Lees dit eerst
4
Wat wilt u doen?
4
Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten. . . 24
Opnamen maken die zijn aangepast aan speciale
omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5861
Scherpstellen op gezichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 66, 82, 86
Opnamen maken op plaatsen waar niet geflitst
kan worden (flitser uitschakelen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Foto's maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65, 66
De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . 64
Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . 72
Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
De grootte wijzigen van de opname (resolutie). . . . . . . . . . . . . . 70
Continu foto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Opnamen maken zonder dat de camera beweegt
(beeldstabilisatie)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Opnamen maken zonder dat de camera beweegt,
ook bij weinig licht (Hoge ISO Automatisch) . . . . . . . . . . . . . 61, 73
Scherpstellen op bewegende onderwerpen (Servo AF) . . . . . . . 85
Donkere onderwerpen lichter weergeven (i-Contrast) . . . . . . . . 96
IF wP
Bij nacht
(p. 58)
Op het strand
(p. 60)
Tegen besneeuwde
achtergrond (p. 61)
Binnen
(p. 59)
Portretten
(p. 58)
Mooie opnamen maken van mensen
Landschapsopnamen maken
OU
Gebladerte
(p. 60)
Zonsondergangen
(p. 59)
J
Landschap
(p. 58)
,
Nacht Scene
(p. 60)
t
Vuurwerk
(p. 60)
y
Aquarium
(p. 60)
Z
Weinig licht
(p. 61)
Sport
(p. 58)
Diverse andere opnamen maken
Opnamen maken
Wat wilt u doen?
5
1
De foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Foto's automatisch afspelen (Diavoorstelling) . . . . . . . . . . . . . 119
Foto's bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Snel foto's zoeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116, 117
Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28, 127
Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . . 124
Weergeven
E
Films maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Films maken en bekijken
Afdrukken
2
Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Foto's opslaan op een computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Opslaan
3
Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
De camera gebruiken in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Overige
6
De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte
functies van deze camera. De hoofdstukken 4 en volgende beschrijven de
geavanceerde functies, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.
De inhoud van de verpakking
controleren.........................................2
Lees dit eerst .....................................3
Wat wilt u doen? ................................4
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt .................................9
Veiligheidsvoorschriften...................10
De batterijen plaatsen......................14
De geheugenkaart plaatsen.............16
Het LCD-scherm openen.................18
De datum en tijd instellen ................19
De taal van het scherm instellen......21
Geheugenkaarten formatteren.........22
De sluiterknop indrukken .................23
Foto's maken ...................................24
Beelden bekijken .............................27
Beelden wissen................................28
Beelden afdrukken...........................29
Films opnemen ................................31
Films bekijken ..................................33
Beelden downloaden naar een
computer..........................................34
Accessoires .....................................38
Afzonderlijk verkrijgbare
accessoires......................................40
Overzicht van de onderdelen...........42
Informatieweergave op
het scherm .......................................44
Lampjes ...........................................47
Menu FUNC. - Basishandelingen ....48
FUNC. - Basishandelingen ..............49
De geluidsinstellingen wijzigen ....... 50
De helderheid van het scherm
wijzigen ........................................... 51
De standaardinstellingen van
de camera herstellen....................... 52
Low Level Format geheugenkaart... 53
De functie Spaarstand
(Automatisch Uit)............................. 54
Klokfuncties..................................... 54
De zoeker instellen.......................... 55
De lenskap bevestigen.................... 55
Opnamen maken in diverse
omstandigheden.............................. 58
Speciale opnamen maken............... 59
Nader inzoomen op het onderwerp
(digitale zoom)................................. 62
Datum en tijd aan de opname
toevoegen ....................................... 64
De zelfontspanner gebruiken .......... 65
De gezicht-zelfontspanner
gebruiken ........................................ 66
Opnamen maken met Programma
automatische belichting................... 68
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie) ................ 69
De flitser inschakelen ...................... 69
De resolutie wijzigen
(beeldgrootte).................................. 70
De compressieverhouding
(beeldkwaliteit) wijzigen .................. 70
Inhoudsopgave
1 Aan de slag ..........................13
2 Meer informatie....................41
3 Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies........ 57
4 Zelf instellingen
selecteren............................ 67
Inhoudsopgave
7
Close-ups maken
(Macro/Super Macro) ...................... 72
De ISO-waarde wijzigen ................. 73
De witbalans aanpassen................. 74
Continu-opnamen maken................ 75
De kleurtoon van een foto
wijzigen (My Colors)........................ 76
Opnamen maken met de
2 seconden-zelfontspanner............. 77
De zelfontspanner aanpassen ........ 78
Opnamen maken via een tv............ 79
De compositie van de
opname wijzigen met
de Focusvergrendeling ................... 79
De modus AF Frame wijzigen......... 82
Positie en grootte van het
AF-kader wijzigen ........................... 83
Het autofocuskader vergroten......... 84
Opnamen maken met AF lock ........ 85
Opnamen maken met Servo AF ..... 85
De persoon selecteren waarop u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie).... 86
De meetmethode wijzigen............... 87
Opnamen maken in de modus
Handmatig scherpstellen ................ 88
Focus Bracketing (modus
BKT-Focus)..................................... 89
Opnamen maken met AE Lock....... 90
Opnamen maken met
FE-vergrendeling ............................ 91
Auto Exposure Bracketing
(AEB-modus) .................................. 91
Opnamen maken met Slow sync .... 92
De sluitertijd instellen ...................... 93
De diafragmawaarde instellen ........ 94
Diafragmawaarde en sluitertijd
instellen........................................... 95
Helderheid corrigeren bij opnamen
(i-Contrast) ...................................... 96
Rode-ogencorrectie......................... 97
Flitsbelichtingscompensatie
aanpassen....................................... 98
Flitsuitvoer aanpassen .................... 99
Flitsertiming wijzigen .....................100
Controleren op gesloten ogen....... 101
Opname-instellingen vastleggen ...102
De kleur wijzigen en
opnamen maken............................ 103
Opnamen maken met
Stitch Hulp ..................................... 105
De beeldkwaliteit wijzigen ............. 108
Foto's maken tijdens een
filmopname.................................... 109
Geluidsinstellingen ........................110
AE Lock/belichting......................... 111
Overige opnamefuncties ............... 111
Afspeelfuncties .............................. 112
Bewerken ...................................... 113
Snel naar beelden zoeken............. 116
Beelden bekijken met de
filterweergave ................................ 117
Diavoorstellingen bekijken.............119
De focus controleren ..................... 120
Beelden vergroten ......................... 121
Beeldovergangen wijzigen ............ 121
Beelden weergeven op een tv....... 122
Beelden bekijken op een
High-Definition TV ......................... 123
Opnamen beveiligen .....................124
5 Haal meer uit uw camera ... 81
6 Diverse functies voor het
opnemen van films ........... 107
7 Afspeelfuncties en andere
functies gebruiken ............ 115
Inhoudsopgave
8
Alle beelden wissen .......................127
Beelden indelen in categorieën
(My Category) ................................129
Beelden roteren .............................131
Het formaat van beelden
veranderen.....................................132
Trimmen.........................................133
Effecten toepassen met
de functie My Colors ......................134
Helderheid aanpassen
(i-Contrast).....................................135
Het rode-ogeneffect corrigeren......136
Afdrukken via de afdruklijst
(DPOF) ..........................................137
Beelden selecteren voor
afdrukken (DPOF)..........................138
Functies aanpassen.......................142
Opnamefuncties aanpassen..........146
Veelgebruikte opnamemenu's
vastleggen .....................................150
De afspeelfuncties aanpassen.......151
Het opstartbeeld of -geluid
wijzigen..........................................152
De datum/tijd-batterij
vervangen ..................................... 156
Aansluiten op het lichtnet.............. 157
Een externe flitser gebruiken
(apart verkrijgbaar)........................ 158
Problemen oplossen ..................... 161
Lijst met berichten die op het
scherm verschijnen ....................... 164
Beschikbare functies per
opnamemodus .............................. 166
Menu's........................................... 168
Voorzorgsmaatregelen.................. 172
Specificaties .................................. 173
Index ............................................. 176
8
De camera aanpassen
.........141
9 Nuttige informatie ............. 155
9
In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars
van de camera voorstellen.
Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].
De knoppen die een richting aanduiden, het keuzewiel en de knop
FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen.
: Tips voor het oplossen van problemen.
: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen.
: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn.
: Aanvullende informatie.
(p. xx): Referentiepagina's. “xx” duidt het paginanummer aan.
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies
de standaardinstellingen hebben.
Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt
(Knop Omhoog)
(Knop FUNC./SET)
(Knop Rechts)
(Knop Links)
(Knop Omlaag)
(Keuzewiel)
10
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt.
Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding.
De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.
Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die
u gebruikt.
Camera
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel
of levensgevaar.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade
aan de apparatuur.
Waarschuwing
Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser
gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
Geheugenkaart, datum/tijd-batterij: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem
in dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts.
Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor
geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze
is gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners
om de apparatuur schoon te maken.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
direct uit en verwijdert u de batterijen.
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Gebruik van andere voedingsbronnen kan brand of elektrische schokken
veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
11
Batterij
Andere waarschuwingen
Gebruik alleen de aanbevolen batterijen.
Plaats de batterijen niet in of in de buurt van open vuur.
Laat de batterijen niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater)
of andere vloeistoffen.
Probeer de batterijen niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat de batterijen niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de
omgeving kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond,
huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk
afspoelen met water en medische hulp inschakelen.
Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die
hiervoor geschikt is.
Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u de
luidsprekers beschadigen. Ook kunt u uw gehoor beschadigen als u een koptelefoon
draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt.
Voorzichtig
Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan
schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.
Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan de camera beschadigen of verwondingen veroorzaken.
Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan.
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C.
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterijen kunnen ontploffen,
wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Hoge
temperaturen kunnen ook de behuizing vervormen.
De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer
iemand hier lang naar kijkt.
Als u de flitser gebruikt, moet u erop letten dat deze niet wordt bedekt door
uw vingers of kleding.
Dit kan leiden tot brandwonden of schade aan de flitser.
Veiligheidsvoorschriften
12
Voorzichtig
Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon).
Dit kan de beeldsensor beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden.
Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.
Bij normaal gebruik kunnen kleine hoeveelheden rook ontsnappen uit de flitser.
Dit komt vanwege de hoge intensiteit van de flitser, waardoor stof en vuil op de
voorkant van de eenheid verbranden. Verwijder met een wattenstaafje stof en vuil
van de flitser zodat er geen hitteontwikkeling plaatsvindt waardoor de eenheid kan
worden beschadigd.
Verwijder de batterijen en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterijen in de camera worden gelaten, kunnen ze gaan lekken en schade
veroorzaken aan de camera.
Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie.
Als u de camera meeneemt in uw tas, moet u het LCD-scherm inklappen zodat
er geen harde voorwerpen in contact kunnen komen met het scherm.
Als u dit niet doet, kan het LCD-scherm beschadigen of de werking ervan negatief
beïnvloeden.
13
Aan de slag
Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken
van opnamen in de modus A en het bekijken, wissen en afdrukken
van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt
het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar
een computer.
De riem bevestigen/De lensdop verwijderen
Bevestig de meegeleverde riem en draag deze om uw nek om te
voorkomen dat de camera valt tijdens het gebruik.
Verwijder de lensdop voordat u de camera inschakelt.
Als u de lensdop hebt verwijderd, bevestigt u deze aan de draagriem.
Plaats de lensdop weer voor de lens voordat u de camera opbergt.
1
14
Open het klepje.
Schuif en houd het klepje open, en
schuif en houd het klepje open zoals
weergegeven.
Plaats de batterijen.
Plaats de batterijen met de polen
(+) en (–) in de juiste positie.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt op .
De batterijen plaatsen
De batterijen plaatsen
15
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering)
* Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens
de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).
Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden
kleiner dan hierboven genoemd.
Afhankelijk van het merk alkalinebatterijen kan het aantal opnamen dat gemaakt
kan worden, aanzienlijk variëren.
De waarden voor NiMH-batterijen zijn gebaseerd op volledig opgeladen batterijen.
Compatibele batterijen
Alkalinebatterijen van AA-formaat en NiMH-batterijen van AA-formaat van
Canon (afzonderlijk verkrijgbaar) (pp. 38, 40).
Het wordt niet aanbevolen om andere batterijen te gebruiken dan de hierboven
vermelde batterijen, omdat de prestaties heel erg kunnen variëren.
NiMH-batterijen gaan veel langer mee dan alkalinebatterijen, vooral bij lage
temperaturen.
Batterij-oplaadlampje
Wanneer de batterij leeg raakt, verschijnt op het scherm een pictogram en
een bericht. Als de batterijen zijn opgeladen, ziet u dit pictogram en bericht
niet meer.
Voedingsbron
Alkalinebatterijen
(meegeleverd)
NiMH-batterijen
(afzonderlijk verkrijgbaar)
Aantal
opnamen
LCD-scherm Aan*
340 600
Zoeker Aan
350 620
Afspeeltijd (uren)
12 14
Kan ik andere batterijen gebruiken?
Waarom NiMH-batterijen?
Weergave Betekenis
De batterij is bijna leeg. U moet binnenkort
nieuwe batterijen plaatsen om de camera te
kunnen gebruiken.
“Vervang de batterijen” De batterijen zijn leeg. Plaats nieuwe batterijen.
16
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
U kunt geen opnamen maken als de kaart
een schuifje voor schrijfbeveiliging bevat
en dit schuifje dicht zit. Duw het schuifje
omhoog totdat u een klik hoort.
Open het klepje.
Schuif het klepje open.
Plaats de geheugenkaart.
Plaats de geheugenkaart op de
afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting. Als u de geheugenkaart in de
verkeerde richting probeert te plaatsen,
kunt u de camera beschadigen.
Sluit het klepje.
Sluit het klepje en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt op .
De geheugenkaart verwijderen
Duw de geheugenkaart naar binnen
tot u een klik hoort en laat de kaart
langzaam los.
X De geheugenkaart wipt nu omhoog.
De geheugenkaart plaatsen
Label
De geheugenkaart plaatsen
17
Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering)
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang
de camera-instellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.
U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de
opnamemodus staat (p. 24).
Compatibele geheugenkaarten
SD-geheugenkaarten
SDHC-geheugenkaarten
MultiMediaCards
MMCplus-geheugenkaarten
HC MMCplus-geheugenkaarten
SD- en SDHC-geheugenkaarten hebben een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'. Als
dit schuifje is ingesteld op vergrendeld, verschijnt op het scherm [Kaart op slot!].
U kunt dan geen beelden opnemen of wissen.
Geheugenkaart
2GB 8GB
Aantal opnamen
626 2505
Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?
Wat is een 'schuifje voor schrijfbeveiliging'?
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
18
Met behulp van het LCD-scherm kunt u de compositie bepalen voordat u afdrukt,
de menu's gebruiken of beelden afspelen.
Open het LCD-scherm.
Draai het LCD-scherm.
Draai het scherm 180° in de richting
van de lens (draai de bovenkant van
het scherm van u af).
X
Het weergegeven beeld wordt automatisch
omgekeerd (functie Beeldomkeren).
Het LCD-scherm kan in diverse posities
worden gebruikt.
Sluit het LCD-scherm.
Sluit het LCD-scherm zodat het vastklikt.
Het beeld wordt normaal weergegeven
(niet omgekeerd).
Het LCD-scherm openen
Ongeveer 90°
Ongeveer
180°
Ongeveer
170°
Als u de camera niet gebruikt, houdt u het LCD-scherm altijd gesloten
met het scherm naar de camerabehuizing gekeerd. Als u het LCD-scherm
dichtklikt, wordt het scherm automatisch uitgeschakeld en verschijnt het
beeld in de zoeker.
Als u de functie Beeldomkeren wilt uitschakelen, drukt u op de knop
n. Kies vervolgens [Beeldomkeren] op het tabblad 4 en druk
op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.
19
Het scherm voor Datum/Tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan
uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd,
is het belangrijk dat u deze instelt.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
X Het scherm Datum/Tijd verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Gebruik de knoppen op of draai het
keuzewiel
Â
om een waarde te
selecteren.
Kies de instelling.
Druk op de knop m.
X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld,
wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.
Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit te schakelen.
Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld,
verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.
Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op of het
keuzewiel
Â
de instelling kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur)
ingesteld.
De datum en tijd instellen
Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug
Zomertijd instellen
De datum en tijd instellen
20
Datum en tijd wijzigen
U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.
Open de menulijst.
Druk op de knop n.
Selecteer [Datum/Tijd] op het
tabblad 3.
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Datum/Tijd] te kiezen
en druk vervolgens op m.
Wijzig de datum en/of de tijd.
Volg stap 2 en 3 op p. 19 om de instelling
te wijzigen.
Druk op de knop n om de menu's
te sluiten.
Als u de datum en tijd goed hebt ingesteld maar op het scherm nog steeds
[Datum/Tijd] staat, plaatst u een nieuwe datum/tijd-batterij (p. 156).
Datum/tijd-batterij
21
U kunt de taal wijzigen van de menu's en berichten die op het LCD-scherm
worden weergegeven.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
Houd de knop
m
ingedrukt terwijl
u op de knop n drukt.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel
Â
om een taal te kiezen
en druk vervolgens op m.
X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het taalmenu gesloten.
De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en de
knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok te
sluiten en herhaalt u stap 2.
De taal van het scherm instellen
Wat als de klok verschijnt als ik op m druk?
U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te
drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item
[Taal] te selecteren.
22
Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken, of een geheugenkaart
die al is gebruikt in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met
deze camera.
Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle
gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt
herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat
formatteren.
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Formateren] te
selecteren en druk vervolgens op
m
.
Formatteer de geheugenkaart.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om [OK] te kiezen en druk
vervolgens op m.
X De geheugenkaart wordt geformatteerd.
X Als het formatteren is voltooid, verschijnt
het menuscherm weer.
Geheugenkaarten formatteren
Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens
op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op
de kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees
voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart.
Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat
persoonlijke informatie wordt verspreid.
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op
de geheugenkaart.
23
De sluiterknop heeft twee bedieningsfasen. Druk de sluiterknop altijd eerst
half in om de focus in te stellen en maak daarna de foto.
Druk de sluiterknop half in (zachtjes
drukken tot de eerste stop).
X De camera stelt automatisch de focus in
en selecteert de overige instellingen voor
een opname, zoals de helderheid.
X Terwijl de camera wordt scherpgesteld,
hoort u tweemaal een piepgeluid.
Druk de sluiterknop helemaal
in (tot de tweede stop).
X U hoort het geluid van de sluiter als
de opname wordt gemaakt.
Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid
hoort, aangezien op dat moment de foto
wordt gemaakt.
Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan
weerszijden vast.
Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter
korter of langer duren.
Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen
beeld onscherp zijn.
De sluiterknop indrukken
De camera vasthouden
Kan het geluid van de sluiter langer duren?
Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege
te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.
24
De camera kan de onderwerp- en opnameomstandigheden bepalen, zodat
u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten
selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken.
De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen,
waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.
Schakel de camera in.
Druk op de ON/OFF-knop.
X
Het opstartgeluid klinkt en het opstartscherm
verschijnt.
Druk nogmaals op de ON/OFF-knop om de
camera uit te schakelen.
Kies de modus
A
.
Stel het programmakeuzewiel in op
A
.
Als u de camera op het onderwerp richt,
maakt de camera geluid omdat deze de
compositie bepaalt.
X
De camera stelt scherp op het onderwerp
dat als hoofdonderwerp wordt beschouwd
en het pictogram voor de bepaalde
compositie wordt weergegeven in de
rechterbovenhoek van het scherm.
X
Als er gezichten worden herkend, verschijnt
een wit kader rond het gezicht van het
hoofdonderwerp. Rond de andere herkende
gezichten verschijnt een grijs kader.
X
Als een herkend gezicht beweegt, wordt het
gevolgd door een wit kader en verdwijnen de
grijze kaders.
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar
j
draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Als u de zoomknop helemaal naar links
of rechts draait, wordt de grootte snel
gewijzigd. Als u de zoomknop slechts een
beetje draait, wordt de grootte langzaam
gewijzigd.
Foto's maken
Beeldgebied voor
filmopnamen (p. 27)
Zoombalk
Scherpstelbereik (ongeveer)
Foto's maken
25
Stel scherp.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen.
X
Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort
u tweemaal een piepgeluid.
X
Groene AF-kaders geven aan waarop
de camera is scherpgesteld.
X
Als de camera op meerdere punten scherpstelt,
verschijnen er meerdere AF-kaders.
X
Als de camera een bewegend gezicht herkent
en u de sluiterknop half ingedrukt houdt,
verschijnt een blauw AF-kader en worden de
scherpstelling en belichting continu aangepast.
Als het bericht [Flitser Opklappen] verschijnt,
wordt u aangeraden om de flitser te gebruiken
bij de opname. Klap de flitser handmatig uit
om de opname te maken. De flitser wordt
automatisch geactiveerd. Als u de flitser
niet meer gebruikt, klapt u deze weer dicht
(de flitser wordt uitgeschakeld).
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt
vastgelegd.
X
Het lampje knippert rood terwijl het beeld
wordt opgeslagen op de geheugenkaart.
X
De foto verschijnt gedurende enkele seconden
op het scherm.
Terwijl de foto nog op het scherm staat,
kunt u al op de sluiterknop drukken om
een volgende foto te maken.
flikkert op het scherm?
Gebruik een statief zodat de camera niet kan bewegen en het beeld scherp blijft.
het scherm niet wordt geactiveerd als u de camera inschakelt?
De weergave is ingesteld op de zoeker. Druk enkele malen op de knop
l
om de
weergave weer in te stellen op het scherm.
AF-kaders
Wat als...
Foto's maken
26
de camera geen enkel geluid maakt?
Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle
camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het
geluid weer in te schakelen, drukt u op n. Dan selecteert u het tabblad
3 en vervolgens de optie [mute]. Druk op de knoppen qr om [Uit] selecteren.
het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?
Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Maak de opname binnen
de werkzame flitsafstand van ongeveer 50 cm – 6,8 m met een maximale
groothoekinstelling en ongeveer 1,0 – 3,7 m met een maximale telelens.
de camera een pieptoon geeft terwijl de sluiterknop half is ingedrukt?
Het onderwerp is te dichtbij. Als de camera op de maximale groothoek is
ingesteld, zorgt u voor 10 cm of meer ruimte tussen uw onderwerp en de
camera en maakt u de foto. Zorg voor 1 m of meer ruimte wanneer de camera
is ingesteld op maximale telelens.
het lampje brandt terwijl de sluiterknop half is ingedrukt?
Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken,
kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.
het pictogram h knippert als u probeert een opname te maken?
De flitser is aan het opladen. U kunt de foto maken als het opladen eindigt.
Compositiepictogrammen
De camera geeft automatisch een pictogram weer voor de bepaalde
compositie en stelt vervolgens automatisch de focus in en selecteert
de optimale instellingen voor de helderheid en kleur voor het onderwerp.
* Wordt weergegeven wanneer de camera op een statief wordt geplaatst.
Achtergrond Helder
Inclusief blauwe
luchten
Zonsonder-
gangen
Donker
Onderwerp Tegenlicht Tegenlicht
Met een
statief
Mensen
*
In beweging
––
Landschappen/Niet-
menselijke onderwerpen
*
Onderwerpen van dichtbij
Achtergrondkleur
pictogram
Grijs Lichtblauw Oranje Donkerblauw
Beelden bekijken
27
Dit is het gebied dat wordt opgenomen als u een film maakt. U kunt een film maken door
gewoon op de filmknop te drukken, ongeacht de positie van het programmakeuzewiel (p. 31).
Om het kader te verbergen kiest u [Custom Display] en vervolgens [Opname Info], en
verwijdert u het vinkje (p. 148).
U kunt uw opnamen op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop
1
.
X
De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer een beeld.
Als u op
q
drukt, doorloopt u de beelden
in de omgekeerde volgorde van opname.
Als u op
r
drukt, doorloopt u de beelden
in de volgorde van opname.
De beelden volgen elkaar sneller op als u de
knoppen
qr
ingedrukt houdt, maar ze worden
grover weergegeven.
Als u het keuzewiel
Â
naar links draait,
verschijnen de beelden in de omgekeerde
volgorde van opname. Als u naar rechts draait,
verschijnen ze in de volgorde van opname.
Als u de sluiterknop half indrukt in de
afspeelmodus, gaat de camera terug
naar de opnamemodus.
Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer
ingetrokken.
Onder bepaalde omstandigheden past het weergegeven pictogram niet bij de
werkelijke compositie. Voornamelijk wanneer er een oranje of blauwe achtergrond
is (bijvoorbeeld een muur), of het pictogram voor “Blauwe luchten” wordt
weergegeven waardoor u geen foto's kunt maken met de juiste kleur. Als dit gebeurt,
kunt u proberen opnamen te maken in de modus
G
(p. 68).
Wat betekent het rechthoekige grijze kader?
Beelden bekijken
28
U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden
kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop 1.
X De laatst gemaakte opname verschijnt.
Selecteer het beeld dat u wilt
wissen.
Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel
Â
om het te wissen beeld
weer te geven.
Wis het beeld.
Druk op de knop a.
X [Wissen?] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel
Â
om [Wissen] te kiezen
en druk vervolgens op
m
.
X Het getoonde beeld wordt gewist.
Als u het beeld niet wilt wissen, drukt
u op de knoppen qr of draait u aan
het keuzewiel
Â
om [Stop] te selecteren
en drukt u vervolgens op
m
.
Beelden wissen
29
U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera
aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk
verkrijgbaar).
Benodigdheden
Camera en PictBridge-printer (afzonderlijk verkrijgbaar)
Interfacekabel, meegeleverd bij de camera (p. 2)
Schakel de camera en de printer uit.
Sluit de camera aan op de printer.
Open het klepje en steek de kleine stekker
stevig in de aansluiting van de camera in
de aangegeven richting.
Steek de grote kabelstekker in de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om een beeld te kiezen.
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken
30
Druk de beelden af.
Druk op de knop c.
X Het afdrukken wordt gestart.
Als u nog meer beelden wilt afdrukken,
herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken
is voltooid.
Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer
uit en verwijdert u de interfacekabel.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer
informatie over afdrukken.
Zie p. 39 voor Canon PictBridge-compatibele printers.
31
De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog op
de filmknop hoeft te drukken om te filmen. Het geluid wordt stereo opgenomen.
Als u de camera een lange tijd gebruikt kan deze warm worden. Dit is niet het
gevolg van een storing.
Stel het programmakeuzewiel
in op
E
.
U kunt een film maken door gewoon
op de filmknop te drukken, ook als het
programmakeuzewiel een andere positie
heeft dan
E
(p. 107).
Kies de compositie.
Als u de zoomknop naar
i
draait, zoomt
u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.
Als u de zoomknop naar
j
draait, zoomt
u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.
Maak de opname.
Druk op de filmknop.
X
De camera geeft één pieptoon, de
filmopname begint en op het scherm
verschijnt [ REC] en de verstreken tijd.
Als de opname is begonnen, haalt u uw
vinger van de filmknop.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, de helderheid
en de kleurtoon automatisch aangepast.
Tijdens de opname kunt u in- en uitzoomen
met de zoomknop.
Films opnemen
Opnametijd
Verstreken tijd
Films opnemen
32
Raak de microfoon niet aan tijdens de
opname.
Gebruik behalve de filmknop geen andere
knoppen. Anders wordt het geluid van die
knoppen in de film opgenomen.
Stop de opname.
Druk nogmaals op de filmknop.
X De camera geeft twee pieptonen en stopt
met opnemen.
X De film wordt naar de geheugenkaart
weggeschreven.
X De opname stopt automatisch wanneer
de geheugenkaart vol is.
Geschatte opnametijden
Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.
De maximale cliplengte is ongeveer 29 minuten en 59 seconden.
De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is geworden.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de
maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class
4-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
Microfoon
Geheugenkaart 2GB 8GB
Opnametijd
10 min. 33 sec. 42 min. 11 sec.
33
U kunt uw films op het scherm bekijken.
Selecteer de afspeelmodus.
Druk op de knop
1
.
X
De laatst gemaakte opname verschijnt.
X
wordt weergegeven op films.
Selecteer een film.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
het keuzewiel
Â
om een film te kiezen
en druk vervolgens op
m
.
X
Het filmbedieningspaneel verschijnt
op het scherm.
Speel de film af.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
het keuzewiel
Â
om (Afspelen)
te kiezen en druk vervolgens op
m
.
X
De film wordt afgespeeld.
U kunt het afspelen van de film pauzeren en
hervatten door nogmaals te drukken op
m
.
Druk op de knoppen
op
om het volume
aan te passen.
X
Na het einde van de film verschijnt .
Films bekijken
Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen.
De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden.
Dit hangt af van de computercapaciteiten.
Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de
geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film zonder problemen afspelen.
Voor geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een TV.
34
U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar
een computer te downloaden. Als u al gebruikmaakt van ZoomBrowser
EX/ImageBrowser, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd-rom,
waarbij u de huidige installatie overschrijft.
Systeemvereisten
Windows
Macintosh
Besturingssysteem Windows Vista (inclusief Service Pack 1 en 2)
Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3
Computermodel
Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd
op computers met ingebouwde USB-poorten.
Processor Beelden bekijken Pentium 1,3 GHz of hoger
Films bekijken Core2 Duo 1,66 GHz of hoger
RAM
Beelden bekijken
Windows Vista: 1 GB of meer
Windows XP: 512 MB of meer
Films bekijken
1 GB of meer
Interface USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
ZoomBrowser EX: 200 MB of meer*
PhotoStitch: 40 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
* Voor Windows XP moet u Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB)
installeren. De installatie kan even duren, afhankelijk van de computercapaciteiten.
Besturingssysteem Mac OS X (v10.4 – v10.5)
Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn
geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.
Processor Beelden bekijken PowerPC G4/G5 of Intel-processor
Films bekijken Core Duo 1,66 GHz of hoger
RAM Beelden bekijken 512 MB of meer
Films bekijken
1 GB of meer
Interface USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
ImageBrowser: 300 MB of meer
PhotoStitch: 50 MB of meer
Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger
Beelden downloaden naar een computer
Beelden downloaden naar een computer
35
Benodigdheden
Camera en computer
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk, meegeleverd bij de camera (p. 2)
Interfacekabel, meegeleverd bij de camera (p. 2)
Voorbereidingen
In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt.
Installeer de software.
Windows
Plaats de cd DIGITAL CAMERA Solution
Disk in het cd-romstation van de computer.
Start de installatie.
Klik op [Easy Installation/Eenvoudige
installatie] en volg de instructies op het scherm
om verder te gaan met de installatie.
Als het scherm [User Account Control/Beheer
gebruikersaccount] wordt weergegeven,
volgt u de instructies op het scherm om
verder te gaan.
Als de installatie is voltooid, klikt u op
[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/
Voltooien].
Verwijder de cd-rom.
Verwijder de cd-rom wanneer
uw bureaubladscherm verschijnt.
Macintosh
Plaats de cd-rom in het cd-romstation van de
computer en dubbelklik op het pictogram .
Klik op [Install/Installeren] en volg de
instructies op het scherm om verder
te gaan met de installatie.
Beelden downloaden naar een computer
36
Sluit de camera aan op de computer.
Schakel de camera uit.
Volg de stappen op p. 29 om de camera
aan te sluiten op een computer.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
Open CameraWindow.
Windows
Klik op [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via
CameraWindow downloaden].
X CameraWindow verschijnt.
Als CameraWindow niet verschijnt,
klikt u op het menu [Start] en selecteert
u [All Programs/Alle programma's]
gevolgd door [Canon Utilities],
[CameraWindow], [CameraWindow],
[CameraWindow].
Macintosh
X
Wanneer er een verbinding tot stand
is gebracht tussen de camera en de
computer, wordt CameraWindow
weergegeven.
Als CameraWindow niet verschijnt, klikt
u op het pictogram CameraWindow in
de taakbalk onder aan het bureaublad.
Beelden downloaden naar een computer
37
Beelden overdragen
Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
daarna op [Import Untransferred Images/
Niet-overgedragen beelden importeren].
X Alle beelden die nog niet waren
overgedragen, worden nu overgedragen
naar uw computer.
Nadat de overdracht is voltooid, klikt
uop[¯] om CameraWindow te sluiten.
Schakel vervolgens de camera uit en
verwijder de kabel.
Raadpleeg voor overige bewerkingen
de Softwarehandleiding.
U kunt beelden overdragen zonder de bijgevoegde software te
installeren, door simpelweg uw camera te verbinden met een computer.
Daarbij gelden echter de volgende beperkingen.
Nadat de camera is verbonden, kan het enkele minuten duren voordat
u beelden kunt overdragen.
Wellicht worden de cameragegevens niet correct weergegeven.
Films worden niet goed overgedragen.
Verticaal opgenomen beelden worden wellicht overgedragen in
horizontale stand.
Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij
de overdracht naar een computer.
Er kunnen problemen zijn met de juiste overdracht van beelden
of beeldinformatie, afhankelijk van de versie van het gebruikte
besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.
38
Accessoires
Draagriem NS-DC4
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Stereo videokabel
STV-250N
*1
Set van batterij en oplader CBK4-300
*3
Compacte voedingsadapter
CA-PS700
Geleverd bij de camera
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer voor meer informatie over
de printer en interfacekabels.
*3
U mag ook Set van batterij en oplader CBK4-200 gebruiken.
*4 U mag ook Speedlite 430EX en 580EX gebruiken.
Lensdop
Lenskap LH-DC50
Batterijlader CB-5AH/CB-5AHE
NiMH-batterijen van AA-formaat NB-3AH (×4)
NiMH-batterij NB4-300 (set met 4 stuks van
AA-formaat) ook afzonderlijk verkrijgbaar.
Interfacekabel
IFC-400PCU
*1
Alkalinebatterijen van
AA-formaat (×4)
Speedlite 220EX/270EX/
430EX II
*4
/580EX II
*4
Speedlite-zender ST-E2
Accessoires
39
Inkjetprinters
Compact Photo Printers
(SELPHY-serie)
Kaartlezer
Windows/Macintosh
Video IN-aansluiting
Audio IN-aansluiting (R/L)
TV/video
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het
wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet
aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand
enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een
ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening
mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een
slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel
u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
HDMI-kabel HTC-100
Geheugenkaart
High-Definition-tv
Canon PictBridge-compatibele printers
*2
40
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht.
Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar
in sommige regio's.
Flitser
Speedlite 220EX/270EX/430EX II*/580EX II*
Speedlites voor Canon EOS-modellen. Onderwerpen worden optimaal belicht
voor scherpe, natuurlijke beelden.
* U mag ook Speedlite 430EX en 580EX gebruiken.
Speedlite-zender ST-E2
Hiermee is draadloze besturing mogelijk van slave (remote) Speedlite-flitsers
(behalve Speedlite 220EX en 270EX).
Voedingen
Compacte voedingsadapter CA-PS700
Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt
aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of
wanneer u de camera aansluit op een computer. (U kunt op deze manier niet
de batterijen in de camera opladen.)
Set van batterij en oplader CBK4-300
Deze speciale batterijladerset bevat een laadeenheid en vier oplaadbare
NiMH (nikkel-metaalhydride)-batterijen van AA-formaat. Handig voor het
opnemen of afspelen van grote aantallen beelden. U kunt ook de NiMH-batterij
NB4-300 kopen. Dit is een afzonderlijk verkrijgbare set met vier oplaadbare
NiMH-batterijen van AA-formaat.
Overige accessoires
HDMI-kabel HTC-100
Gebruik deze kabel om de camera aan te sluiten op de HDMI™-aansluiting van
een high-definition-televisie.
Afzonderlijk verkrijgbare accessoires
41
Meer informatie
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de
informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.
2
42
Programmakeuzewiel
Met het programmakeuzewiel wijzigt u de Opnamemodus.
Overzicht van de onderdelen
Zoomknop
Opnemen:
i
(telelens) /
j
(groothoek)
(p. 24)
Afspelen:
k
(vergroten) /
g
(index) (p. 116)
Sluiterknop (p. 23)
Polsriem (p. 13)
ON/OFF-knop/Aan/uit-lampje (p. 47)
Flitser (pp. 25, 69)
Microfoon (p. 32)
Knop
h
(Flitser) (p. 69)
Luidspreker
Lampje (lampje van zelfontspanner (p. 66) /
AF-hulplicht (p. 146) / lampje voor
rode-ogenreductie (p. 147))
Brandpuntsafstand (ongeveer)
Lens
Lenskapvoet (p. 55)
Aansluiting statief
Klepje (p. 14)
Batterijklepje (p. 14)
Filmmodus
U kunt het grootst mogelijke
deel van het scherm gebruiken
voor uw filmopnamen (p. 31).
U kunt een film maken door
gewoon op de filmknop te
drukken, ook als het
programmakeuzewiel niet
in de filmmodus staat (p. 107).
Auto modus
U kunt de camera
automatisch zelf instellingen
laten selecteren (p. 24).
Modus voor speciale
opnamen
De camera kan automatisch alle geschikte instellingen voor
de situatie selecteren, zodat u alleen nog op de sluiterknop
hoeft te drukken om het beeld vast te leggen (p. 58).
P, Tv, Av, M, C-modus
U kunt instellingen selecteren zoals sluitertijd
en diafragmawaarde om de gewenste foto
te maken (pp. 68, 93, 94, 95, 102).
Modus Stitch Hulp
Grote onderwerpen kunnen
worden verdeeld over meedere
opnamen (p. 105).
Overzicht van de onderdelen
43
Keuzewiel
Door het keuzewiel te draaien, kunt u verschillende
bewerkingen uitvoeren zoals het selecteren van items
of het schakelen tussen beelden.
Knop 1
Als de lens is uitgeschoven, kunt u schakelen tussen de modi Opnamen
maken en Afspelen. Als de lens is ingetrokken, kunt u met deze knop de
camera aan en uit zetten in de afspeelmodus.
Scherm (LCD-venster) (pp. 18, 44)
c (Direct Print) (p. 29) /
(Snelkiesknop) (p. 149)
Dioptrie-instelknop (p. 55)
Zoeker (p. 46)
Flitsschoentje (p. 158)
Filmknop (pp. 31, 107)
Programmakeuzewiel
Knop 1 (Afspelen) (pp. 27, 115)
Knop b (Belichting) (p. 69) / d knop
(Ga naar) (p. 117)
Knop (AF Frame) (p. 83) /
Knop a (1 beeld wissen) (p. 28)
DC IN-aansluiting (stroomtoevoer)
(p. 157)
A/V OUT (audio/video-uitgang)
DIGITAL-aansluiting
HDMI-aansluiting
Geheugenkaartsleuf (p. 16)
Knop n (Menu) (p. 49)
Lampje (p. 47)
Knop l (Weergave) (p. 46)
e (Macro) (p. 72) / Knop q
f (Handm. scherpstellen) (p. 88) /
Knop o
ISO (p. 73) / Knop r
m FUNC./SET (Functie/instellen) Knop
(p. 48)
Q (Zelfontspanner) (pp. 65, 66) /
Knop p
Keuzewiel (p. 43)
44
Opname (Informatieweergave)
Dezelfde informatie verschijnt in de zoeker.
* : Standaard, : Verticale stand
Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal)
en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het
afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand
de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie
mogelijk niet naar behoren.
Informatieweergave op het scherm
Batterij-oplaadlampje (p. 15)
Camerastand*
Witbalans (p. 74)
My Colors (p. 76)
i-Contrast (p. 96)
Transport mode (p. 75)
Histogram (p. 148)
Lichtmeetmethoden (p. 87)
Compressie (Beeldkwaliteit)
(p. 70), Pixels opnemen
(p. 70)
Resterend aantal opnamen
(p. 17)
Zelfontspanner (pp. 65, 66,
77, 78)
Pixels opnemen (Films)
(p. 108)
Resterende tijd / Verstreken
tijd (p. 32)
Digitale zoom (p. 62) /
Digitale tele-converter
(p. 63)
Focus Bracketing (p. 89)
Macro (p. 72), Super
Macro (p. 72), Handm.
scherpstellen (p. 88)
Opnamemodus
Flits mode
(pp. 25, 69, 92)
Rode-Ogen Corr. (p. 97)
Flitsbelichting
compensatie (p. 98),
Flits output (p. 99)
Spotmetingpunt (p. 87)
Beeldgebied: Films
(p. 27) / Beeldgebied:
Foto's (p. 108)
Datum stempel (p. 64)
ISO waarde (p. 73)
Raster (p. 148)
AE lock (pp. 90, 111),
FE-vergrendeling (p. 91)
Sluitertijd
Beeldstabilisatie (p. 149)
Diafragmawaarde
Belichtingscompensatie
(p. 69)
AF Frame (p. 25)
AEB-opnamen (p. 91)
Knipperdetectie (p. 101)
Belichtingsindicator (p. 95)
MF-indicator (p. 88)
Bufferwaarschuwing
Tijdzone (p. 143)
Informatieweergave op het scherm
45
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Print Lijst (p. 137)
My Category (p. 129)
Opnamemodus
ISO waarde (p. 73)
Belichtingscompensatie
(p. 69) / Belichting (p. 111)
Witbalans (p. 74)
Histogram (p. 47)
Beeld bewerken
(pp. 132136)
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit) (p. 70),
(Films)
Resolutie (p. 70)
Batterij-oplaadlampje (p. 15)
Lichtmeetmethoden (p. 87)
Mapnummer –
Bestandsnummer (p. 144)
Nummer van weergegeven
beeld / Totaal aantal
beelden
Sluitertijd
Diafragmawaarde,
Beeldkwaliteit (Films)
(p. 108)
i-Contrast (pp. 96, 135)
Flitser (p. 69),
Belichtingscompensatie
(p. 98)
Macro (p. 72), Super
Macro (p. 72), Handm.
scherpstellen (p. 88)
Bestandsgrootte (p. 70)
Foto's: opgenomen pixels
(p. 70)
Films: filmlengte (p. 108)
Beveilig (p. 124)
My Colors (pp. 76, 134)
Rode-Ogen Corr.
(pp. 97, 136)
Opnamedatum en -tijd
(p. 64)
Informatieweergave op het scherm
46
Heen en weer schakelen tussen weergaven
U kunt de weergave wijzigen met de knop
l
.
Opnamen maken
U kunt de weergegeven inhoud wijzigen. Als u het scherm sluit, wordt de zoeker
geactiveerd.
Afspelen
Als u het scherm sluit, wordt de zoeker geactiveerd.
Weergave in donkere omgevingen tijdens opnamen
Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch
helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De helderheid
van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde
beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen
van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed
op het opgenomen beeld.
Scherm (LCD-venster) Zoeker
U kunt ook schakelen tussen weergaven door vlak na de opname op de knop
l
te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave
verschijnt dan echter niet. U kunt bepalen welke weergave het eerst verschijnt. Druk
op de knop
n
om het tabblad
4
te selecteren. Stel vervolgens [terugkijken] in.
Geen
informatieweergave
Korte
informatieweergave
Focuscontroleweergave
(p. 120)
Uitgebreide
informatieweergave
Lampjes
47
Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen
In de “Uitgebreide informatieweergave(p. 45) flikkeren de overbelichte
gedeelten van het beeld op het scherm.
Histogram
De grafiek die verschijnt in de “Uitgebreide
informatieweergave” (p. 45) wordt
'histogram' genoemd. Het histogram geeft
de verdeling en de hoeveelheid van de
helderheid van een opname aan. Als de
grafiek meer naar rechts staat, is de
opname helder. Staat de grafiek meer
naar links, dan is de opname donker.
Op deze manier kunt u de belichting
beoordelen.
U kunt het histogram ook weergeven
tijdens opnamen (p. 148).
Het lampje aan de achterkant van de camera en de aan/uit-lamp (p. 43)
branden of knipperen, afhankelijk van de camerastatus.
Donker Helder
Hoog
Laag
Lampje Status Camerastatus
Aan/uit-lampje
Brandt oranje Opnamemodus (p. 24)
Brandt groen Afspeelmodus (p. 27)/Aangesloten op een printer (p. 29)
Brandt geel Aangesloten op een computer (p. 36)
Lampje Knippert rood
Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van
beeldgegevens (p. 25)
Als het lampje rood knippert, worden gegevens vastgelegd op of opgehaald
van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag dan NIET
de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf of de
batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties
kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera
of de geheugenkaart.
Lampjes
48
Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. De menu-
items en -opties zijn afhankelijk van de modus (pp. 166169).
Selecteer een opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in
op de gewenste opnamemodus.
Open het menu FUNC.
Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op om een
menu-item te selecteren.
X Onder aan het scherm verschijnen de
beschikbare opties voor het menu-item.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te kiezen.
U kunt ook instellingen selecteren door
op de knop l te drukken bij opties
waarbij wordt weergegeven.
Kies de instelling.
Druk op de knop m.
X Het opnamescherm keert terug
en u ziet de geselecteerde instelling
op het LCD-scherm.
Menu FUNC. - Basishandelingen
Beschikbare opties
Menu-items
49
U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend
in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1).
De beschikbare menu-items zijn afhankelijk van de modus (pp. 168171).
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
Druk op de knoppen qr of duw de
zoomknop (p. 42) naar links of naar
rechts om een tabblad te selecteren.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om een menu-item
te kiezen.
Bij sommige items moet u op de knop m
of r drukken om een submenu te openen
waarin u de instelling kunt wijzigen.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op de knop n.
X Het normale scherm verschijnt opnieuw.
FUNC. - Basishandelingen
50
U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Geluiden dempen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [mute].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [mute] te selecteren
en druk vervolgens op qr om [Aan] te
selecteren.
Het volume aanpassen
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [Volume].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Volume] te selecteren
en druk vervolgens op
m
.
Pas het volume aan.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om een item te selecteren
en gebruik vervolgens de knoppen qr om
het volume aan te passen.
De geluidsinstellingen wijzigen
51
U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen.
U kunt de helderheid van het LCD-scherm en van de zoeker afzonderlijk
instellen (druk op de knop l om de gewenste helderheid in te schakelen
voordat u de instellingen kiest).
Via het menu
Open het menu.
Druk op de knop n.
Selecteer [LCD Helderheid].
Druk op de knoppen qr om het tabblad
3 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [LCD Helderheid]
te kiezen.
Helderheid aanpassen.
Druk op de knoppen qr om de
helderheid aan te passen.
Druk opnieuw op de knop n
om de instelling te voltooien.
Met de knop l
Druk meer dan een seconde lang op de
knop l.
X Het scherm krijgt de maximale helderheid,
ongeacht de instelling op het tabblad 3.
Druk nogmaals langer dan een seconde
op de knop l om de oorspronkelijke
helderheid van het scherm te herstellen.
De helderheid van het scherm wijzigen
De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de
helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3.
Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt
u de helderheid niet wijzigen met de knop l.
52
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [Reset alle].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Reset alle] te
selecteren, en druk daarna op de knop
m
.
Herstel de instellingen.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om [OK] te kiezen en druk
vervolgens op
m
.
X
De standaardinstellingen van de camera
worden hersteld.
[Datum/Tijd] (p. 19) op het tabblad
3
, [Taal] (p. 21), [Video Systeem] (p. 122),
[Tijdzone] (p. 143), en het beeld dat is vastgelegd als [opstart scherm] (p. 152).
De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 74).
De kleuren die zijn geselecteerd in Kleur Accent (p. 103) of Kleur Wissel (p. 104).
De opnamerichting die is gekozen in de modus Stitch Hulp (p. 105).
De standaardinstellingen van de camera herstellen
Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?
53
Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van
een geheugenkaart is verminderd. Aangezien u de gewiste gegevens niet
kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat
formatteren.
Open het menu.
Druk op de knop
n
.
Selecteer [Formateren].
Druk op de knoppen
qr
om het tabblad
3
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Formateren]
te selecteren en druk vervolgens op
m
.
Low Level Format uitvoeren.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Low Level Format]
te selecteren en gebruik vervolgens de
knoppen
qr
om weer te geven.
Druk op de knoppen
opqr
of draai
aan het keuzewiel
Â
om [OK] te kiezen
en druk vervolgens op
m
.
X
De Low Level Format wordt uitgevoerd.
Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed werkt,
kan het probleem wellicht worden opgelost door een low level format op de
geheugenkaart uit te voeren. Kopieer eerst de beelden van de geheugenkaart
naar een computer of een ander apparaat voordat u een low level format uitvoert.
Low Level Format geheugenkaart
Informatie over Low Level Format.
Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren (p. 22),
omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.
U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop]
te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens
gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken.
54
Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als
er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.
Spaarstand tijdens opnemen
Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang
niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de
camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog
niet is ingetrokken, en u de sluiterknop half indrukt (p. 23), wordt het scherm
weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen.
Spaarstand tijdens afspelen
De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang niet
is gebruikt.
U kunt kijken hoe laat het is.
Houd de knop m ingedrukt.
X Er wordt een venster zoals het venster
links weergegeven met de huidige tijd.
Als u de camera verticaal houdt wanneer
u de klokfunctie gebruikt, schakelt het
scherm over naar verticale weergave.
Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel
Â
om de weergavekleur
te wijzigen.
Druk op m om de klokweergave
te annuleren.
U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 142).
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt
uitgeschakeld (p. 142).
De functie Spaarstand (Automatisch Uit)
Klokfuncties
Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt
u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
55
U kunt de zoeker zo instellen dat de informatieweergave duidelijk zichtbaar is.
Stel de weergave in op de zoeker.
Druk enkele malen op de knop
l
(p. 46).
Stel de dioptrie in.
Kijk door de zoeker en stel de dioptrie in met
de dioptrieknop.
Als u zonder flitser een groothoekfoto maakt met tegenlicht, raden wij u aan om
de lenskap LH-DC50 te gebruiken, zodat de hoeveelheid licht op de lens wordt
beperkt.
Zorg dat de markering ( ) op de
lenskap op één lijn ligt met de
markering op de camera, en draai
de lenskap in de richting van de pijl
totdat deze vastklikt.
Draai de lenskap in de tegenovergestelde
richting om deze weer te verwijderen.
Als u de camera niet gebruikt, bevestigt u de
lenskap op de camera zoals weergegeven.
De zoeker instellen
De lenskap bevestigen
Als u de ingebouwde flitser gebruikt terwijl de lenskap is bevestigd, kunnen
gedeelten van het beeld donkerder lijken.
56
57
Opnamen maken in speciale
omstandigheden en
veelgebruikte functies
Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale
omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de flitser
en de zelfontspanner.
Als u een Opnamemodus selecteert die overeenkomt met de speciale
omstandigheden waarin u een opname wilt maken, selecteert de
camera automatisch de benodigde instellingen. U hoeft alleen nog
op de sluiterknop te drukken om een optimale foto te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op A voor “Nader inzoomen op het onderwerp (digitale
zoom)” (p. 62) tot “De gezicht-zelfontspanner gebruiken” (p. 66). Als
u opnamen maakt in de modus voor speciale opnamen, controleert
u welke functies beschikbaar zijn in deze modus (pp. 166169).
3
58
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Kies de opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in op de
gewenste opnamemodus.
Maak de opname.
I Portretten fotograferen (Portret)
Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer
u mensen fotografeert.
JLandschapsopnamen maken
(Landschappen)
Hiermee maakt u magistrale opnamen
van landschappen.
F Foto's maken bij nacht
(Night Snapshot)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van
personen bij nacht of met een nachtelijk
stadsgezicht als achtergrond.
Als u de camera stevig vasthoudt, kunt
u ook zonder statief scherpe foto's maken.
Foto's maken van bewegende
onderwerpen (Sport)
Hiermee maakt u continu foto's die
automatisch zijn scherpgesteld.
Opnamen maken in diverse omstandigheden
Speciale opnamen maken
59
Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde
instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.
Selecteer een opnamemodus.
Stel het programmakeuzewiel in op
K
.
Draai aan het keuzewiel
Â
om de juiste
opnamemodus te selecteren.
Maak de opname.
Binnenshuis foto's maken (Binnen)
Hiermee maakt u binnenshuis mooie foto's
met natuurlijke kleuren.
U
Zonsondergangen fotograferen
(Zonsondergang)
Hiermee maakt u foto's van
zonsondergangen in levendige kleuren.
In de modus
F
of kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde
(p. 73) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen.
Speciale opnamen maken
Speciale opnamen maken
60
,
Opnamen maken bij nacht
(Nacht Scene)
Hiermee kunt u mooie foto's maken van de
lichten van een nachtelijk stadsgezicht of
achtergronden.
U kunt ook mooie foto's maken van mensen
samen met de achtergrond door de lange
sluitertijd.
t
Foto's maken van vuurwerk
(Vuurwerk)
Hiermee maakt u foto's van vuurwerk
in levendige kleuren.
w
Strandfoto's maken (Strand)
Hiermee maakt u heldere foto's van mensen
op zandstranden waarop het zonlicht sterk
wordt gereflecteerd.
y
Foto's maken van het leven in een
aquarium (Aquarium)
Hiermee maakt u foto's met natuurlijke
kleuren van het leven in een aquarium
dat binnenshuis staat.
O
Foto's maken van gebladerte (Flora)
Hiermee kunt u bomen en gebladerte
(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren
of bloesem) in levendige kleuren vastleggen.
Speciale opnamen maken
61
P Mensen in de sneeuw fotograferen
(Sneeuw)
Hiermee maakt u heldere foto's met
natuurlijke kleuren van mensen tegen
een besneeuwde achtergrond.
Z Opnamen maken met een hoge
ISO-waarde (ISO 3200)
Hiermee stelt u de ISO-waarde in op
3200 en kunt u opnamen maken zonder
camerabeweging of onscherpe weergave,
zelfs in omgevingen met weinig licht.
De resolutie wordt ingesteld op
(1600 x 1200 pixels) (p. 70).
In de modus of y kunnen de opnamen grof lijken omdat de
ISO-waarde (p. 73) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden
te passen.
In de modus , mag het onderwerp niet bewegen totdat het geluid
van de sluiterknop stopt, zelfs als de flitser al heeft geflitst.
In de modi , of t bevestigt u de camera op een statief zodat de
camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden.
Bovendien is het raadzaam om de modus voor beeldstabilisatie
[IS modus] op [Uit] te zetten (p. 149).
In de modus Z kunnen de opnamen grof lijken.
62
U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen met een factor tot 80x en zo
onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische
zoom (p. 24). De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de
instelling van de resolutie (p. 70) en de gebruikte zoomfactor.
Duw de zoomknop naar
i
.
Houd de knop vast totdat het zoomen stopt.
X
Het zoomen stopt als de grootst mogelijke
zoomfactor is bereikt waarbij het beeld niet
verslechtert, en de zoomfactor wordt
weergegeven op het scherm.
Duw de zoomknop weer naar
i
.
X
De digitale zoomfunctie zoomt nog verder
in op het onderwerp.
Zoomfactoren waarbij kwaliteitsverlies optreedt
Nader inzoomen op het onderwerp
(digitale zoom)
Resolutie
Optisch inzoomen
(28 – 560 mm)*
Digitaal inzoomen
(560 – 2240 mm)*
: Het beeld verslechtert niet (zoomfactor wordt in wit weergegeven)
: Het beeld verslechtert (zoomfactor wordt in blauw weergegeven)
20x
25x
31x
50x
80x
: Maximale zoomfactor zonder kwaliteitsverlies (veiligheidszoom)
* Brandpuntafstand (equivalent van 35 mm)
Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom)
63
Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op
n
. Selecteer vervolgens
het tabblad
4
en selecteer daarna [Digitale Zoom] en de optie [Uit].
Digitale tele-converter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent
van 1,5x of 2,0x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe
opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief
digitale zoom) met dezelfde zoomfactor.
De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de
resolutie (p. 70) en de instellingen van de digitale tele-converter.
Selecteer [Digitale Zoom].
Druk op de knop
n
, selecteer
het tabblad
4
en kies [Digitale Zoom].
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen
qr
om [1.5x] of [2.0x]
te selecteren.
Druk op
n
om terug te keren naar het
opnamescherm.
X
Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
Selecteer [Digitale Zoom] en de optie
[Standaard] om terug te keren naar de
standaard digitale zoomfunctie.
Combinaties waarbij het beeld verslechtert
Als u [1.5x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van , of ,
verslechtert het beeld (de zoomfactor wordt in blauw weergegeven).
Als u [2.0x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van , , of ,
verslechtert het beeld (de zoomfactor wordt in blauw weergegeven).
De digitale zoom uitzetten
De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x]
zijn 42 - 840 mm en 56 - 1120 mm (in equivalent van 35 mm-film).
U kunt de digitale tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie
gebruiken.
64
U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek
van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer
dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 19).
Selecteer [Datum stempel].
Druk op de knop n.
Druk op de knoppen qr om het tabblad
4 te selecteren.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Datum stempel]
te kiezen.
Accepteer de instelling.
Druk op de knoppen qr om [Datum]
of [Datum & Tijd] te selecteren.
Druk op n om terug te keren naar
het opnamescherm.
X [DATUM] verschijnt op het scherm.
Maak de opname.
X De datum en tijd van de opname worden
rechtsonder in het beeld weergegeven.
Als u wilt terugkeren naar de
oorspronkelijke instelling, selecteert
u [Uit] bij stap 1.
Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 138) om af te drukken.
Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg de
Softwarehandleiding voor meer informatie.
Sluit de camera aan op een printer om af te drukken.
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie.
Datum en tijd aan de opname toevoegen
Datum en tijd toevoegen aan en afdrukken op beelden
zonder toegevoegde datum en tijd
65
U kunt de zelfontspanner gebruiken om een groepsfoto te maken waar u zelf ook
op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat de sluiterknop
is ingedrukt.
Druk op de knop
p
.
Selecteer
Ò
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om
Ò
te selecteren. Druk
vervolgens op de knop
m
.
X
Daarna wordt
Ò
weergegeven op het
scherm.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in om scherp te
stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in.
X
Als de zelfontspanner start, knippert het
lampje en hoort u het geluid van de
zelfontspanner.
X
Twee seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld, versnelt het geknipper en het
geluid (het lampje blijft branden terwijl er
wordt geflitst).
Om opnamen maken met de zelfontspanner
te annuleren nadat het aftellen al is
begonnen, drukt u op de knop
p
.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2.
De zelfontspanner gebruiken
U kunt de wachttijd en het aantal opnamen wijzigen (p. 78).
66
Nadat u de compositie voor de opname (bijvoorbeeld een groepsfoto) hebt bepaald,
drukt u op de sluiterknop en plaatst u uzelf in het beeld. De camera maakt drie
opnamen na elkaar, twee seconden nadat uw gezicht is gedetecteerd (p. 82).
Kies
"
.
Volg stap 2 op p. 65 en kies
"
.
Kies de compositie en druk de
sluiterknop half in.
Controleer of het gezicht waarop is
scherpgesteld groen omkaderd is en
of de andere gezichten wit omkaderd zijn.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X
De camera staat nu stand-by voor de opname
en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar
camera om aftellen te starten].
X
Het lampje gaat branden en het geluid van
de zelfontspanner wordt hoorbaar.
Ga bij de anderen staan en kijk naar
de camera.
X
Als de camera een nieuw gezicht detecteert,
worden het geknipper en het geluid versneld
(het lampje blijft branden wanneer er wordt
geflitst), en twee seconden later wordt de
sluiter ontgrendeld.
X
Vervolgens worden de tweede en de derde
opname gemaakt.
Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u bij stap 2 op p. 65.
Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, wordt
de sluiter na ongeveer 30 seconden ontgrendeld.
Voor het scherm in stap 1 drukt u op de knop
n
. Druk vervolgens op de
knoppen
qr
of draai aan het keuzewiel
Â
om het aantal opnamen te wijzigen.
Druk op de knop
m
om de instelling te bevestigen.
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
Wat als een gezicht niet wordt herkend?
Het aantal opnamen wijzigen
67
Zelf instellingen selecteren
In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus
G uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel
is ingesteld op G.
G staat voor 'programma automatische belichting'.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 166169).
4
68
U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan
uw voorkeuren.
AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).
Stel het programmakeuzewiel
in op G.
Pas de instellingen naar wens
aan (pp. 6978).
Maak de opname.
Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden
verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde in oranje weergegeven.
Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:
Zet de flitser aan (p. 69).
Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 73)
Opnamen maken met Programma
automatische belichting
Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde in oranje
worden weergegeven?
69
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen
in het bereik van –2 tot +2 stops, met tussenstappen van 1/3 stop.
Selecteer de
belichtingscompensatie.
Druk op de knop
b
.
Pas de helderheid aan.
Kijk naar het scherm en draai aan het
keuzewiel
Â
om de helderheid in te
stellen en druk vervolgens op de knop
b
.
Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Met een maximale
groothoekinstelling is de flitsafstand ongeveer 50 cm – 6,8 m, en met een
maximale telelens ongeveer 1,0 – 3,7 m.
Klap de flitser omhoog.
Selecteer
h
.
Druk eerst op de knop
h
en druk daarna
op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om
h
te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
Daarna ziet u
h
op het scherm.
De helderheid aanpassen
(belichtingscompensatie)
De flitser inschakelen
70
U kunt kiezen uit zes resolutie-instellingen (beeldgrootte).
Selecteer de resolutie (het aantal
pixels voor de opname).
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De geselecteerde instelling verschijnt
op het scherm.
U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding
(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).
Selecteer de resolutie (het aantal
pixels voor de opname).
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Wijzig de beeldkwaliteit.
Druk op de knop l
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De geselecteerde instelling verschijnt
op het scherm.
De resolutie wijzigen (beeldgrootte)
De compressieverhouding
(beeldkwaliteit) wijzigen
De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen
71
Geschatte waarden voor resolutie en compressieverhouding
De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
Geschatte waarden voor het papierformaat
Geschikt om foto's te verzenden
als e-mailbijlagen.
Voor afdrukken op breed papier.
Resolutie
Compressie-
verhouding
Gegevensgrootte
van 1 opname
(geschatte kB)
Aantal mogelijke
opnamen
2GB 8GB
(Hoog)
12 M/4000 x 3000
3.084 626 2505
1.474 1280 5116
(Normaal 1)
8 M/3264 x 2448
2.060 930 3721
980 1920 7675
(Normaal 2)
5 M/2592 x 1944
1.395 1365 5457
695 2672 10679
(Normaal 3)
2 M/1600 x 1200
558 3235 12927
278 6146 24562
(Laag)
0.3 M/640 x 480
150 10245 40937
84 15368 61406
(Breedbeeld)
3840 x 2160
2.132 903 3611
1.019 1862 7442
12,5 x 17,9 cm
A3
A4, Letter-formaat
Briefkaartformaat
10 x 15 cm
A2
72
U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem
dichtbij. In de modus œ kunt u het onderwerp nog dichter benaderen dan in
de modus e. U kunt de optische (p. 24) of de digitale (p. 62) zoomfunctie
niet gebruiken.
Druk op de knop q.
Kies e of œ.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om e of œ te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
X Het pictogram van de modus verschijnt.
X In de modus œ wordt de zoom op de
maximale groothoek gezet.
Opname-afstand
Als u de zoomknop verschuift, wordt de zoombalk op het scherm
weergegeven. De camera kan in de modus e niet scherpstellen
in het gele gedeelte van de balk.
Als u zoomt binnen het bereik van de gele balk, wordt e grijs
weergegeven en vindt de opname plaats met .
Het is raadzaam om de camera op een statief te zetten en de opnamen te
maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp
wordt (p. 77).
U kunt het AF-kader kleiner maken als u wilt scherpstellen op een bepaald
gedeelte van het onderwerp (p. 83).
Close-ups maken (Macro/Super Macro)
Macro-modus
Afstand voor een opname
(maximale groothoek)
Macro 10 – 50 cm
Super Macro 0 – 10 cm
Informatie over de zoombalk in e
Hoe maak ik betere close-ups?
De randen van het beeld kunnen donker worden als u de flitser gebruikt
in de modus Macro.
Zorg dat u de lens niet beschadigt als u opnamen maakt in de modus
Super Macro.
e
œ
73
Selecteer de ISO-waarde.
Druk eerst op de knop r en druk daarna
op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te kiezen.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X De geselecteerde instelling verschijnt
op het scherm.
Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op
onscherpe beelden wordt onder bepaalde opname-omstandigheden wel groter.
Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor de
camerabeweging vermindert en de flitser een groter bereik heeft.
De beelden kunnen echter grof lijken.
De ISO-waarde wijzigen
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de
opnamemodus en -omstandigheden.
Laag
Hoog
Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt, schemerig
Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker
De ISO-waarde wijzigen
Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken
om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.
Met ISO 3200 kunt u een nog kortere sluitertijd bereiken (p. 61).
74
De witbalansfunctie (WB) zorgt voor de optimale witbalans, voor natuurlijke
kleuren.
Selecteer de witbalans.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De geselecteerde instelling verschijnt
op het scherm.
Aangepaste witbalans
U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.
Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar
is op de opnamelocatie.
Selecteer bij stap 2 hierboven.
Zorg dat het hele scherm is gevuld met een
wit onderwerp en druk dan op de knop
l
X
De schermtint verandert terwijl de
witbalansgegevens worden ingesteld.
De witbalans aanpassen
Auto
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis
Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw.
Lamplicht Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten
TL licht
Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of koelwit
tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten
TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten
Flitser Voor opnamen met de flitser.
Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in.
h
De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de camera-
instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.
75
U kunt continu opnamen maken met vaste tussenpozen.
Selecteer een transport mode.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om W of te kiezen en
druk vervolgens op m.
Maak de opname.
X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt,
maakt de camera doorlopend foto's.
Continu-opnamen maken
Transport mode
Tussenpozen
tussen opnamen
Beschrijving
Continu
Ongeveer
1,0 beelden/sec.
Voor continu-opnamen zijn de
scherpstelling en de belichting
vergrendeld wanneer de sluiterknop
half wordt ingedrukt.
Continue Opname AF
Ongeveer
0,7 beelden/sec.
De camera maakt continu opnamen
en wordt scherpgesteld. De [AF Frame]
is ingesteld op [Centrum].
Continue Opname LV
Ongeveer
0,7 beelden/sec.
De camera maakt continu opnamen
waarbij de scherpstelling is vergrendeld
in de stand die bij de eerste opname
is ingesteld.
Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner
(pp. 65, 66, 77, 78).
Naarmate het aantal foto's toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen
twee foto's langer worden.
Ook als u flitst, kunnen de tussenpozen langer worden.
In de modus t of Handm.scherpsellen (p. 88) verandert in .
76
U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia
of zwart-wit.
Selecteer My Colors.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De geselecteerde instelling verschijnt
op het scherm.
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)
My Colors uit
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurintensiteit, voor
een levendige impressie.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt,
zodat u neutrale kleuren krijgt.
Sepia Voor sepiakleurige foto's.
Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig
Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense,
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.
Lichtere Huidtint Maakt de huidtint lichter op de foto.
Donkerder Huidtint Maakt de huidtint donkerder op de foto.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe
onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene
onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode
onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging enz.
aanpassen aan uw voorkeur (p. 77).
U kunt de witbalans niet instellen in de modi en (p. 74).
In de modi en kunnen ook ander kleuren dan huidtinten worden
gewijzigd. Mogelijk krijgt u echter niet het verwachte resultaat. Dit hangt
af van de huidskleur.
Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner
77
Custom Kleur
U kunt de instellingen voor contrast, scherpte, kleurverzadiging, en rood-,
groen-, blauw- en huidtinten voor een opname selecteren en instellen
op 5 verschillende niveaus.
Volg stap 2 op p. 76 om te selecteren.
Druk vervolgens op de knop l
Druk op de knoppen op om een optie
te selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr of draai aan het keuzewiel
Â
om een waarde te selecteren.
Hoe meer de waarde die u selecteert naar
rechts ligt, hoe sterker of dieper het effect
wordt, en hoe meer deze waarde naar
links ligt, hoe zwakker of lichter het effect
wordt.
Druk op de knop l om de instelling
te bevestigen.
U kunt een vertraging van ongeveer twee seconden instellen voor de
zelfontspanner.
Selecteer Î.
Druk eerst op de knop p en druk daarna
op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om Î te selecteren.
Druk daarna op de knop m.
X Nadat u de items hebt ingesteld,
verschijnt Î op het scherm.
Volg stap 3 op p. 65 om opnamen
te maken.
Opnamen maken met de 2 seconden-
zelfontspanner
78
U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen
(1 – 10 opnamen) instellen.
Kies $.
Druk eerst op de knop p en druk daarna
op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om $ te selecteren. Druk
daarna op de knop n.
Selecteer de instellingen.
Druk op de knoppen op om [Vertraging]
of [Beelden] te selecteren.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om een waarde te kiezen
en druk vervolgens op
m
.
Volg stap 3 op p. 65 om opnamen te
maken.
De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname
gemaakt.
Als u een vertraging van meer dan 2 seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner 2 seconden voordat de sluiter wordt
ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst).
De zelfontspanner aanpassen
Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?
Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.
Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen
de opnamen langer worden.
Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met
opnemen.
79
U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer
u opnamen maakt.
Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in “Beelden weergeven op
een tv” (p. 122).
Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.
De scherpstelling en belichting zijn vergrendeld wanneer u de sluiterknop
half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname
maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
Zorg dat het gewenste object is
gecentreerd en scherpgesteld,
en druk de sluiterknop half in.
Controleer of er een groen AF-kader
verschijnt rond het onderwerp.
Maak een nieuwe compositie.
Druk de sluiterknop half in en maak
een nieuwe compositie voor de opname.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
Weergave op TV is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel
HTC-100 (apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten
op een high-definition-televisie.
Digitale Zoom is niet beschikbaar zolang de camera is aangesloten
op een TV, en de resolutie is ingesteld op .
Opnamen maken via een tv
De compositie van de opname wijzigen
met de Focusvergrendeling
80
81
Haal meer uit uw camera
Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt
uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op G.
In de gedeelten “De sluitertijd instellen” (p. 93), “De diafragmawaarde
instellen” (p. 94), “Diafragmawaarde en sluitertijd instellen” (p. 95) wordt
verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op deze modi.
In het gedeelte “Flitsuitvoer aanpassen” (p. 99) wordt aangenomen dat
het programmakeuzewiel is ingesteld op de modus D.
In dit hoofdstuk worden de modi beschreven die beschikbaar zijn in
“De kleur wijzigen en opnamen maken(p. 103). Er wordt aangenomen
dat het programmakeuzewiel is ingesteld op K.
In het gedeelte “Opnamen maken met Stitch Hulp” (p. 105) wordt
aangenomen dat het programmakeuzewiel is ingesteld op de modus L.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met
een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren
of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 166169).
5
82
U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden
van de opname.
Selecteer [AF Frame].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
het menu-item [AF Frame]. Druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Gezichtdetectie
Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.
Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het
gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond
de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.
Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders
weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.
FlexiZone/Centrum
Er wordt één AF-kader gebruikt. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen
op een bepaald punt.
In [FlexiZone] kunt u de positie en grootte van het AF-kader wijzigen.
De modus AF Frame wijzigen
Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders verschijnen
(geen wit kader), wordt AF Frame ingesteld op [Centrum].
Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:
onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij;
onderwerpen die donker of licht zijn;
gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten
waarvan een deel is verborgen.
De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren
als gezichten.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half
indrukt, verschijnt het AF-kader niet.
Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt
in [FlexiZone] of [Centrum], wordt het AF-kader geel en verschijnt .
83
Als het AF-kader is ingesteld op [FlexiZone] (p. 82), kunt u de positie
en grootte van het AF-kader wijzigen.
Druk op de knop
X Het AF-kader wordt oranje.
Verplaats het AF-kader.
Draai aan het keuzewiel  om het
AF-kader te verplaatsen.
Druk op de knoppen opqr om kleine
aanpassingen te maken.
Als er gezichten worden herkend,
wordt het AF-kader verplaatst naar
het volgende gezicht iedere keer als
u op de knop n drukt.
Als u de knop ingedrukt houdt,
keert het AF-kader terug naar de
uitgangspositie (centrum).
Wijzig de grootte van het
AF-kader.
Druk op de knop l
X Het AF-kader wordt kleiner.
Als u nogmaals op de knop l drukt,
krijgt het AF-kader weer de normale
grootte.
Voltooi de instellingen.
Druk op de knop
Positie en grootte van het AF-kader wijzigen
Het spotmeetpunt kan worden gekoppeld aan het AF-kader (p. 87).
Het AF-kader krijgt de normale grootte als u Digitale Zoom (p. 62)
of Digitale Tele-Converter (p. 63) gebruikt.
84
U kunt de sluiterknop half indrukken om het AF-kader te vergroten en
de focus te controleren.
Selecteer [AF-Punt Zoom].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
het menu-item [AF-Punt Zoom]. Druk op
de knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Controleer de scherpstelling.
Druk de sluiterknop half in.
X In [Gezicht det.] wordt het gezicht dat
als hoofdonderwerp is geselecteerd,
vergroot weergegeven.
X In [FlexiZone] of [Centrum] wordt
de inhoud van het gecentreerde
AF-kader vergroot weergegeven.
De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezicht det.] als er geen gezicht
kan worden gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het
scherm (p. 82). In de modus [FlexiZone] of [Centrum] wordt de weergave niet
vergroot als de camera niet kan scherpstellen.
Het autofocuskader vergroten
Wat als de weergave niet wordt vergroot?
De weergave wordt niet vergroot als u Digitale Zoom (p. 62),
Digitale Tele-converter (p. 63) of Servo AF (p. 85) gebruikt of als
de camera is aangesloten op een televisie (p. 79).
85
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand
waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop loslaat.
Vergrendel de focus.
Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk
op de knop
o
.
X
en de MF-aanduiding wordt
weergegeven. U kunt de afstand tussen
de camera en het onderwerp controleren.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt, worden de focus en de belichting
constant aangepast zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen
zonder iets te missen.
Selecteer [Servo AF].
Druk op de knop
n
en selecteer
[Servo AF] op het tabblad
4
. Selecteer
vervolgens [Aan] met de knoppen
qr
.
Stel scherp.
De focus en de belichting worden
vastgehouden op de plaats van het blauwe
AF-kader terwijl u de sluiterknop half indrukt.
Opnamen maken met AF lock
Opnamen maken met Servo AF
In sommige omstandigheden kan de camera wellicht niet scherpstellen.
Als er geen correcte diafragmawaarde kan worden verkregen, worden
de sluitertijd en de diafragmawaarde in oranje weergegeven. Haal uw
vinger weg van de sluiterknop en druk deze daarna weer half in.
U kunt geen opnamen maken met AF lock in deze modus.
U kunt de modus Servo AF niet instellen als u de optie [AF-Punt Zoom]
op het tabblad
4
hebt ingesteld op [Aan].
Niet beschikbaar in zelfontspanner (pp. 65, 66, 77, 78).
86
U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens
de opname maken.
Stel de camera in op [Gezicht det.]
(p. 82).
Stel de modus Gezichts Selectie in.
Richt de camera op het gezicht van het
onderwerp en druk op de knop .
X
Nadat [Gezichts selectie : Aan] verschijnt,
komt er een oranje gezichtskader rond
het gezicht dat wordt gedetecteerd als het
hoofdonderwerp.
Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het
gezichtskader het onderwerp binnen
een bepaalde afstand.
Als er geen gezicht wordt gedetecteerd,
verschijnt niet.
Selecteer het gezicht waarop u wilt
scherpstellen.
Als u op de knoppen
qr
drukt of aan het
keuzewiel
Â
draait, wordt het gezichtskader
verplaatst naar een ander gezicht dat de
camera heeft gedetecteerd.
Als u op de knop
m
of drukt, wordt
het kader rond het geselecteerde gezicht wit.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop half in. Het gezichtskader
rondom het geselecteerde gezicht wordt een
groen .
Druk de sluiterknop helemaal in om de opname
te maken.
Als u op de knop
l
drukt, wordt het aantal gezichten weergegeven dat de camera heeft
herkend (maximaal 35) (oranje: gezicht van het hoofdonderwerp, wit: herkend gezicht).
De persoon selecteren waarop u wilt
scherpstellen (Gezichts Selectie)
Kader
Het aantal herkende gezichten bevestigen
Als u bij stap 3 op de knoppen
op
drukt en selecteert of als u bij stap 4
de knop ingedrukt houdt, wordt de modus Gezichts Selectie uitgeschakeld.
87
U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen
aan de opnameomstandigheden.
Selecteer de meetmethode.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
Het spotmeetpunt koppelen aan het AF-kader
Kies .
Stel het AF-kader in op [FlexiZone]
(p. 82).
Selecteer [Spotmetingpunt].
Druk op de knop
n
en selecteer
het tabblad
4
. Selecteer vervolgens
het menu-item [Spotmetingpunt]. Druk op
de knoppen
qr
om [AF-Punt] selecteren.
X
Het spotmeetpunt wordt gekoppeld
aan het verplaatste AF-kader.
De meetmethode wijzigen
Deelmeting
Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief
objecten die van achter worden belicht. De belichting wordt
automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden.
Gem. centrum meeting
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt
berekend, maar het midden krijgt meer gewicht.
Spot
Er wordt alleen gemeten binnen de (spotmeetpunt)
in het midden van het scherm. Het spotmeetpunt kan
worden gekoppeld aan het AF-kader.
88
Als automatisch scherpstellen niet mogelijk is, kunt u handmatig
scherpstellen. Als u de sluiterknop half indrukt nadat u handmatig
een grove focus hebt bepaald, kunt u de focus fijner afstellen.
Kies .
Druk op de knop o.
X en de MF-aanduiding verschijnt.
Bepaal een grove focus.
Gebruik de balk met de afstandsweergave
en de AF-Punt Zoom als richtlijn
en bepaal de focus terwijl u aan
het keuzewiel
Â
draait en naar
de vergrote weergave kijkt.
X Het beeld in het midden van het
AF-kader wordt vergroot weergegeven.
Verfijn de focus.
Als u de sluiterknop half indrukt of
op de knop drukt, kunt u de focus
fijner afstellen (Veiligheids MF).
Opnamen maken in de modus
Handmatig scherpstellen
U kunt de instelling of de grootte van het AF-kader niet wijzigen als
u handmatig scherpstelt (p. 82). Als u de modus of de grootte van het
AF-kader wilt wijzigen, moet u eerst de modus Handm. scherpstellen
uitschakelen.
Als u de focus nauwkeurig wilt instellen, wordt u aangeraden om
de camera op een statief te bevestigen.
De weergave kan niet worden vergroot als u Digitale Zoom (p. 62) of
Digitale Tele-converter (p. 63) gebruikt of als de camera is aangesloten
op een TV (p. 79). U kunt echter wel de focus aanpassen.
Als [MF-Punt Zoom] is ingesteld op [Uit] op het tabblad 4,
is de vergrote weergave niet beschikbaar.
Als [Veiligheids MF] is ingesteld op [Uit] op het tabblad 4, kunt
u de focus niet fijn afstellen, ook niet als u op de sluiterknop drukt.
89
De camera maakt automatisch drie opnamen in deze volgorde: een foto met
handmatige focus, een foto met de focus op grote afstand en een foto met
de focus op kleine afstand. De drie foto's worden gemaakt met dezelfde
interval als bij continu-opnamen (p. 75). De focusaanpassing kan op drie
niveaus worden ingesteld.
Kies .
Druk op de knop
m
en druk op de
knoppen op om te selecteren.
Druk daarna op de knoppen qr of draai
aan het keuzewiel
Â
om te kiezen.
Stel het aanpassingsniveau voor
de focus in.
Druk op de knop l
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
.
Druk op de knop r om het interval groter
te maken, en druk op de knop q om het
interval kleiner te maken. De camera stelt
scherp op de plek het dichtst bij het
centrum (waar de focus is ingesteld).
Focus Bracketing (modus BKT-Focus)
Als de flitser afgaat, wordt er één enkele, normale foto gemaakt.
U kunt geen continu-opnamen (p. 75) maken in deze modus.
90
Als u meerdere opnamen wilt maken met dezelfde belichting, kunt u de
belichting en scherpstelling apart instellen met AE Lock. AE staat voor
Auto Exposure (automatische belichting).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp
en druk op de knop b terwijl u de
sluiterknop half ingedrukt houdt.
X Als ¤ verschijnt, is de belichting
ingesteld.
Als u de sluiterknop loslaat en op
een andere knop drukt, verdwijnt ¤
en wordt de flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
Als u de belichting vergrendelt en vervolgens draait aan het keuzewiel
Â
,
kunt u de combinatie van sluiterijd en diafragmawaarde wijzigen.
Opnamen maken met AE Lock
Programma Shift
91
Net als met AE Lock (p. 90) kunt u de belichting vergrendelen voor het
maken van opnamen met de flits. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid
met FE. Dit staat voor Flash Exposure.
Klap de flitser omhoog en
kies
h
(p. 69).
Vergrendel de belichting.
Richt de camera op het onderwerp en druk
op de knop
b
terwijl u de sluiterknop half
ingedrukt houdt.
X
De flitser gaat af en wanneer
¤
verschijnt,
wordt de flitsuitvoer vastgehouden.
Als u de sluiterknop loslaat en op een
andere knop drukt, verdwijnt
¤
en wordt
de flitsbelichting ontgrendeld.
Kies de beeldcompositie en maak
een opname.
De camera past automatisch de belichting aan en maakt drie foto's met
hetzelfde interval als bij continu-opnamen (p. 75). De foto's worden gemaakt
in deze volgorde: met standaardbelichting, onderbelicht en overbelicht.
Kies .
Druk op de knop
m
en druk op de
knoppen
op
om te selecteren.
Druk daarna op de knoppen
qr
of draai
aan het keuzewiel
Â
om te kiezen.
Opnamen maken met FE-vergrendeling
Auto Exposure Bracketing (AEB-modus)
Opnamen maken met Slow sync
92
Stel de belichtingscompensatie in.
Druk op de knop
l
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om de instelling aan te passen.
U kunt de standaardbelichting die door de
camera wordt ingesteld, aanpassen in het
bereik van –2 tot +2 stops, met tussenstappen
van 1/3 stop. Als u al belichtingscompensatie
(p. 69) gebruikt, worden de instellingen
gemaakt op basis van de compensatiewaarde.
Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de camera
laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flits. Tegelijkertijd kunt u een
langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond die niet verlicht wordt door de flits,
lichter te maken.
Klap de flitser omhoog (p. 69).
Selecteer
.
Druk eerst op de knop
h
en druk daarna op
de knoppen
qr
of draai aan het keuzewiel
Â
om
te selecteren. Druk vervolgens
nogmaals op de knop
m
.
X
Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt
op het scherm.
Maak de opname.
Ook als u de flitser gebruikt, mag het
onderwerp niet bewegen totdat het geluid
van de sluiterknop stopt.
Als de flitser afgaat, wordt er één enkele, normale foto gemaakt.
U kunt geen continu-opnamen (p. 75) maken in deze modus.
Opnamen maken met Slow sync
Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor
het beeld onscherp kan worden. U wordt aangeraden [IS modus] in te stellen op
[Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 149).
93
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd
die u hebt ingesteld.
M staat voor 'Tijdwaarde' (Time Value).
Stel het programmakeuzewiel
in op M.
Kies de instelling.
Draai het keuzewiel  om de sluitertijd
in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare sluitertijden.
2" geeft 2 seconden aan, 0"3 geeft 0,3 seconde aan en 1/160 geeft
1/160 seconde aan.
De snelste sluitertijd is 1/500 seconde. De camera stelt de sluitertijd
automatisch in op 1/500 seconde als er een snellere snelheid word
geselecteerd.
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitersnelheden niet beschikbaar.
Als de diafragmawaarde in oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterknop
half wordt ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten.
Pas de sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde in wit wordt weergegeven.
U kunt ook de Safety Shift gebruiken (p. 94).
De sluitertijd instellen
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500,
1/3200
Wat als de diafragmawaarde in oranje wordt weergegeven?
Als u een sluitertijd van 1,3 seconden of meer gebruikt, worden de
beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname.
Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
U wordt aangeraden [IS modus] in te stellen op [Uit] als u de sluitertijd
verkort en opnamen maakt met een statief (p. 149).
94
U kunt het diafragma instellen op de waarde die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste sluitertijd in voor de diafragmawaarde
die u hebt ingesteld.
B staat voor “Diafragmawaarde” (Aperture value).
Stel het programmakeuzewiel
in op B.
Kies de instelling.
Draai het keuzewiel  om de
diafragmawaarde in te stellen.
Maak de opname.
Beschikbare diafragmawaarden
De snelste sluitertijd is 1/500 seconde. Hierdoor zal de camera geen sluitertijd
instellen die sneller is dan 1/500 seconden, ongeacht de diafragmawaarde die
u hebt ingesteld.
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige diafragmawaarden niet
beschikbaar.
Als de sluitertijd in oranje wordt weergegeven wanneer de sluiterkop half wordt
ingedrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de
diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd in wit wordt weergegeven. Safety shift
kan ook worden gebruikt.
Als u in de modi M en B de [Safety Shift] instelt op [Aan] op het tabblad 4,
wordt de sluitertijd of diafragmawaarde automatisch aangepast voor een juiste
belichting, indien deze niet op een andere wijze kan worden verkregen. Safety
Shift is uitgeschakeld wanneer de flits is ingeschakeld.
De diafragmawaarde instellen
F2.8, F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0, F5.6, F5.7, F6.3, F7.1, F8.0
Wat als de sluitertijd in oranje wordt weergegeven?
Safety Shift
95
U kunt de sluitertijd en de diafragmawaarde handmatig instellen voor het
maken van opnamen.
D staat voor “Handmatig” (Manual).
Stel het programmakeuzewiel
in op D.
Kies de instelling.
Druk op de knop b om de sluitertijd
of diafragmawaarde te selecteren.
Draai het keuzewiel
Â
om een waarde
in te stellen.
X Het ingestelde belichtingsniveau wordt
weergegeven. U kunt het verschil
controleren met het
standaardbelichtingsniveau.
X Als het verschil groter is dan ±2 stops,
wordt het ingestelde belichtingsniveau in
oranje weergegeven. Als u de sluiterknop
half indrukt, wordt '-2' of '+2' in oranje
weergegeven.
Diafragmawaarde en sluitertijd
instellen
Sluitertijd
Diafragma-
waarde
Belichtingsindicator
Standaard belichtingsniveau
Belichtingsniveau
De standaardbelichting wordt berekend met de geselecteerde
lichtmeetmethode (p. 87).
Als u de zoom gebruikt nadat u instellingen hebt opgegeven of
de compositie hebt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau mogelijk
aangepast.
Afhankelijk van de ingestelde sluitersnelheid of diafragmawaarde,
wordt de helderheid van het scherm mogelijk aangepast. Als de flitser
is opengeklapt en ingesteld op h, wijzigt de helderheid van het
scherm niet.
Als u op de knop b drukt terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt,
wordt de sluitertijd of de diafragmawaarde (degene die momenteel
niet is geselecteerd) automatisch aangepast voor de juiste belichting.
Afhankelijk van de instellingen is het echter mogelijk dat u niet de juiste
belichting verkrijgt.
96
De camera kan gebieden in de compositie waarnemen, zoals gezichten
of achtergronden, die te licht of te donker zijn. Dan wordt bij de opname
de helderheid automatisch optimaal aangepast. Indien het algemene beeld
te weinig contrast bevat, kan de camera bovendien automatisch het beeld
corrigeren voor een scherpere opname.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens
het menu-item [i-Contrast]. Druk op de
knoppen qr om [Auto] te selecteren.
X @ verschijnt op het scherm.
Helderheid corrigeren bij opnamen
(i-Contrast)
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting
mogelijk niet juist aangepast.
U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 135).
97
U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser
zijn gemaakt.
Selecteer [Flitsbesturing].
Druk op de knop n en selecteer
[Flitsbesturing] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Wijzig de instelling.
Druk op de knoppen op of draai
aan het keuzewiel
Â
om [Rode-Ogen]
te selecteren. Druk vervolgens op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
X Πwordt op het scherm weergegeven.
Rode-ogencorrectie
Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere rode gedeelten
dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen.
U kunt opgeslagen opnamen corrigeren (p. 136).
Als u de knop h ingedrukt houdt, verschijnt het venster Func.inst.
interne flitser.
Als u met opengeklapte flitser op de knop h drukt en daarna meteen
op de knop n, verschijnt het venster Flits Instellingen.
98
Net zoals bij de belichtingscompensatie (p. 69) kunt u de belichting ±2 stops
wijzigen in stappen van 1/3-stop wanneer u de flitser gebruikt.
Kies ~.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om ~ te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om de
flitsbelichtingscompensatie te selecteren.
Druk daarna op m.
X ~ verschijnt op het scherm.
De camera past automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan wanneer
de flitser flitst om overbelichting en felle belichting van de lichtere delen van
de compositie te voorkomen. Als op het tabblad 4 [Veiligheids FE] bij
[Flitsbesturing] is ingesteld op [Uit], worden de sluitertijd en diafragmawaarde
niet automatisch aangepast.
Flitsbelichtingscompensatie
aanpassen
Om de flitsbelichtingscompensatie in te stellen kiest u [Flitsbesturing]
(p. 97) op het tabblad 4, en vervolgens [Flitsbel. comp]. Druk daarna
op de knoppen qr om een instelling te kiezen (p. 49).
Veiligheids FE
99
In de modus D hebt u de keuze uit drie niveaus van flitsuitvoer.
Stel de camera in op de modus D.
Selecteer de flitsuitvoer.
Druk op de knop m en vervolgens op
de knoppen op om ~ te selecteren.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Flitsuitvoer aanpassen
Om de flitsuitvoer in te stellen kiest u [Flitsbesturing] (p. 97) op
het tabblad 4, en vervolgens [Flitsbel. comp]. Druk daarna op
de knoppen qr om een instelling te kiezen (p. 49).
In de modus M en B kunt u de flitsuitvoer instellen als u op
het tabblad 4 [Flitsbesturing] kiest en de optie [Flits mode]
op [Handmatig] zet.
100
U kunt de timing van de flitser en de sluiter wijzigen.
Selecteer [Flitsbesturing] (p. 97).
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Sluiter sync.] te kiezen,
en druk daarna op de knoppen qr om
[1e gordijn] of [2e gordijn] te kiezen.
Flitsertiming wijzigen
Wat is het 1e gordijn en het 2e gordijn?
Bij het 1e gordijn gaat de flitser meteen
af als de sluiter wordt geopend.
Bij het 2e gordijn gaat de flitser af meteen
voordat de sluiter wordt gesloten.
101
Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht
hebben, verschijnt .
Selecteer [Knipperdetectie].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 4. Selecteer vervolgens het
menu-item [Knipperdetectie]. Druk op de
knoppen qr om [Aan] te selecteren.
Maak de opname.
X Als een person met gesloten ogen
wordt gedetecteerd, verschijnt er
een kader en .
Controleren op gesloten ogen
In de modi ", $, en is deze functie alleen beschikbaar voor
de laatst gemaakte opname.
Niet beschikbaar in W, of .
102
U kunt veelgebruikte opnamemodi en -instellingen vastleggen. Door het
programmakeuzewiel eenvoudig naar te draaien, kunt u de eerder
vastgelegde instellingen gebruiken voor opnamen. Zelfs als u overschakelt
naar andere opnamemodi of de stroomtoevoer uitschakelt, worden
instellingen opgeslagen die normaal worden geannuleerd (continu-opnamen,
zelfontspanner, enzovoort).
Instellingen die kunnen worden vastgelegd
Opnamemodi (G, M, B of D)
Items die zijn ingesteld in G, M, B of D (pp. 6995)
Items in het opnamemenu
Zoompositie
Positie voor handmatige focus (p. 88)
My Menu-items (p. 150)
Activeer de opnamemodus die
u wilt vastleggen en selecteer
de instellingen.
Selecteer [Opslaan].
Druk op de knop n en selecteer
[Opslaan] op het tabblad 4. Druk
vervolgens op de knop m.
Leg de instellingen vast.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om [OK] te kiezen en druk
vervolgens op m.
Opname-instellingen vastleggen
Als u een deel van een vooraf vastgelegde instelling wilt wijzigen
(behalve voor opnamemodi), kiest u om de wijzigingen te maken
en legt u de instelling opnieuw vast. Deze instellingen worden niet
gereflecteerd in andere opnamemodi.
Om vastgelegde instellingen terug op de standaardwaarden in te stellen,
draait u het programmakeuzewiel naar en kiest u [Reset alle] (p. 52).
103
U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld enigszins grof worden
of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.
T
Kleur Accent
U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie
te wijzigen in zwart-wit.
Selecteer
T
.
Voer stap 1 op p. 59 uit om
T
te
selecteren.
Druk op de knop
l
Het ongewijzigde beeld en het beeld met
het aangepaste Kleur Accent worden
beide weergegeven.
De standaardinstelling voor de accentkleur
is groen.
Geef de kleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop
q
.
X
De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op.
Door op de knoppen
op
te drukken of
aan het keuzewiel
Â
te draaien, kunt
u het gewenste kleurengamma wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma
uit te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op
l
om de instelling te
bevestigen en terug te keren naar
het opnamescherm.
De kleur wijzigen en opnamen maken
Opgenomen kleur
Als u in deze modus de flits gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
De kleur wijzigen en opnamen maken
104
Y Kleur Wissel
Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen
door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.
Selecteer Y.
Voer stap 1 op p. 59 uit om Y te
selecteren.
Druk op de knop l
Het ongewijzigde beeld en het beeld
met de gewisselde kleur worden beide
weergegeven.
Standaard wordt groen omgezet in grijs.
Geef de kleur op die u wilt
wisselen.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop q.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de doelkleur op.
Plaats het middelste kader zo dat het
is gevuld met de gewenste kleur.
Druk vervolgens op de knop r.
X De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Opnamen maken met Stitch Hulp
105
Geef het kleurengamma op dat u wilt
wisselen.
Door op de knoppen
op
te drukken of aan
het keuzewiel
Â
te draaien, kunt u het
gewenste kleurengamma wijzigen.
Selecteer een negatieve waarde om het
kleurengamma te beperken. Selecteer een
positieve waarde om het kleurengamma uit
te breiden met gelijksoortige kleuren.
Druk op
l
om de instelling te bevestigen
en terug te keren naar het opnamescherm.
Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u later
met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot één
panoramisch beeld.
Stel het programmakeuzewiel
in op
L
.
Kies een opnamerichting.
Draai aan het keuzewiel
Â
:
: horizontaal van links van rechts.
: horizontaal van rechts naar links.
: verticaal van beneden naar boven.
: verticaal van boven naar beneden.
Er worden vier foto's gemaakt met
de klok mee vanaf linksboven.
Maak de eerste opname.
X
De belichting en de witbalans worden
ingesteld bij de eerste opname.
Als u in deze modus de flits gebruikt, kan dat onverwachte resultaten
opleveren.
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.
Opnamen maken met Stitch Hulp
Opnamen maken met Stitch Hulp
106
Maak de volgende opnamen.
Zorg dat de tweede opname de eerste
opname gedeeltelijk overlapt.
Kleine verschuivingen in de overlappende
delen worden gecorrigeerd tijdens het
samenvoegen van de opnamen.
U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde
manier. (Behalve voor beelden die met
de klok mee zijn gemaakt.)
Voltooi de opname.
Druk op de knop m.
Voeg de beelden samen op een
computer.
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor
meer informatie over het samenvoegen
van beelden.
Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm (p. 79).
Als u AF lock wilt gebruken, wijst u % toe aan de knop (p. 149).
107
Diverse functies voor het
opnemen van films
Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten
“Films opnemen” en “Films bekijken” in hoofdstuk 1.
In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld
op
E
. U kunt een film maken door gewoon op de filmknop te drukken, ook als
het programmakeuzewiel in een andere positie staat dan
E
.
Films opnemen in andere modi dan
E
Eerder gemaakte instellingen in menu's als FUNC. en Opname (Rec) kunnen
worden gewijzigd in instellingen van de filmopnamemodus.
AE Lock/belichting (p. 111), AF lock (p. 85) en Handmatig scherpstellen
(p. 88) kunnen nietworden ingesteld vóór de opname. U selecteert deze
instellingen tijdens de opname.
Als u klaar bent met een filmopname, worden de instellingen van vóór de
filmopname hersteld. Ook worden de instellingen van AE Lock/belichting
(p. 111) geannuleerd.
Als u opneemt in de modi Kleur Accent (p. 103) of Kleur Wissel (p. 104),
kiest u de kleur die u wilt behouden of de kleur die u wilt wijzigen voordat
u de filmknop indrukt.
6
108
U kunt kiezen uit drie instellingen voor beeldkwaliteit.
Selecteer de beeldkwaliteit.
Druk op de knop
m
en vervolgens op
de knoppen
op
om te selecteren.
Selecteer een optie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
X
De instelling verschijnt op het scherm.
Tabel met beeldkwaliteit
Geschatte opnametijd
De beeldkwaliteit wijzigen
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden)
Inhoud
1280 x 720 pixels, 30 beelden/sec. Voor filmopnamen van high-definitionkwaliteit.
640 x 480 pixels, 30 beelden/sec. Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit.
320 x 240 pixels, 30 beelden/sec.
In dit geval is de opnameresolutie lager,
waardoor de beeldkwaliteit lager uitvalt dan met
, maar u kunt drie keer zo lang opnemen.
Beeldkwaliteit
Opnametijd
2GB 8GB
10 min. 33 sec. 42 min. 11 sec.
22 min. 45 sec. 1 uur 30 min. 57 sec.
1 uur 4 min. 1 sec. 4 uur 15 min. 51 sec.
Volgens de testnormen van Canon.
De maximale lengte van een clip is ongeveer 29 minuten en 59 seconden in ,
1 uur in en . De opname stopt ook als het bestand 4 GB groot is geworden.
Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten
of hoger gebruiken.
Als u in en de resolutie voor foto's hebt ingesteld op ,
verschijnt een grijs kader rond het gebied waarvan u een foto kunt maken.
109
U kunt foto's maken terwijl u een filmopname maakt.
Stel de focus in tijdens
de filmopname.
Druk de sluiterknop half in.
X De focus en de belichting worden
aangepast (de camera geeft geen
pieptoon).
De filmopname loopt door.
Maak de opname.
Druk de sluiterknop helemaal in.
X De foto wordt gemaakt.
U kunt wellicht geen foto maken als de schrijfsnelheid naar de geheugenkaart
laag is, of als er onvoldoende intern geheugen is.
4 (knipperend): de opname wordt verwerkt. Als het knipperen stopt,
kunt u weer een foto maken.
: U kunt geen foto's maken vanwege onvoldoende intern geheugen.
Foto's maken tijdens een filmopname
Als u opneemt in , wordt de resolutie voor het maken van een foto
ingesteld op (p. 70).
Als u een foto maakt terwijl u opneemt in of , wordt de
opnameresolutie gewijzigd in
, zelfs als u deze instelt op (p. 70).
Het sluitergeluid en het zwarte scherm dat bij de foto-opname hoort,
worden opgenomen in de film.
De flitser gaat niet af.
De datum en tijd van de opname worden niet opgenomen
in de rechterbenedenhoek van het beeld.
De ISO-waarde staat vast op .
U kunt geen i-Contrast (p. 96) gebruiken.
Als het interne geheugen vol raakt door de foto's, kan de filmopname
stoppen.
Wat als 4 wijzigt en u geen foto kunt maken?
110
U kunt de geluidsopnameniveaus en het Wind Filter instellen.
Volume van de opname aanpassen
U kunt het opnamevolume voor filmopnamen handmatig instellen.
Druk op de knop n en selecteer
[Filmgeluid] op het tabblad 4.
Druk vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Mic Niveau]
te selecteren en druk vervolgens
op qr om [Handmatig] te selecteren.
Wind Filter gebruiken
Het windfilter onderdrukt het geluid van sterke wind. Als u dit echter gebruikt
op locaties zonder wind, kan het geluid onnatuurlijk lijken.
Kies [Filmgeluid] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Wind Filter] te
selecteren en druk vervolgens op qr
om [Aan] te selecteren.
Geluidsinstellingen
Auto
Het opnameniveau wordt
automatisch aangepast om
geluidsvervorming te reduceren.
Handmatig
Druk op de knop p en daarna
op de knoppen qr om het
geluidsopnameniveau in te stellen
(opnamevolume).
111
Vóór of tijdens de opname kunt u de belichting instellen of wijzigen met
1/3 stops in een bereik van ±2.
Vergrendel de belichting.
Druk op de knop b om de belichting
te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
verschijnt.
Druk nogmaals op de knop b om
de vergrendeling op te heffen.
Wijzig de belichting.
Kijk naar het scherm en draai het
keuzewiel
Â
om de helderheid in
te stellen.
Als u opneemt met AF lock, kunt u % toewijzen aan de knop zodat
u deze functie snel kunt oproepen (p. 149).
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's.
Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom)
De optische en digitale zoom (p. 62) zijn beschikbaar.
De zelfontspanner gebruiken (p. 65)
Close-ups maken (Super Macro) (p. 72)
In is scherpstellen mogelijk tot aan het begin van het bereik e.
De witbalans aanpassen (p. 74)
De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 76)
Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner (p. 77)
Opnamen maken via een tv (p. 79)
Opnamen maken in de modus Handmatig scherpstellen (p. 88)
Opnamen maken met AE Lock (p. 90)
Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 146)
Weergave-informatie aanpassen (p. 148)
Instellingen van de IS modus wijzigen (p. 149)
U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit].
Functies toewijzen aan de knop (p. 149)
AE Lock/belichting
Overige opnamefuncties
112
De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als
voor foto's.
Beelden wissen (p. 28)
Snel naar beelden zoeken (p. 116)
Beelden bekijken met de filterweergave (p. 117)
Diavoorstellingen bekijken (p. 119)
Beeldovergangen wijzigen (p. 121)
Beelden weergeven op een tv (p. 122)
Opnamen beveiligen (p. 124)
Alle beelden wissen (p. 127)
Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 129)
Beelden roteren (p. 131)
Overzicht voor “Films bekijken” (p. 33)
Afsluiten
Afspelen
Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr;
geluid wordt niet afgespeeld)
Het eerste beeld weergeven
eerder beeld (terugspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt)
volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop
m
ingedrukt houdt)
Het laatste beeld weergeven
bewerken (p. 113)
Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer (p. 29).
Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie.
Afspeelfuncties
113
U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen
van één seconde.
Kies *.
Voer stap 1 tot 3 uit op p. 33, kies *
en druk op de knop
m
.
X Het filmbewerkingspaneel en de balk met
bewerkingsfuncties worden weergegeven.
Stel het bewerkingsbereik in.
Druk op de knoppen op en selecteer
of .
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om te verplaatsen.
wordt weergegeven bij elke interval van
één seconde. Als u selecteert, kunt
u het begin van de film bijsnijden vanaf
. Als u selecteert, kunt u het einde
van de film bijsnijden vanaf .
X Zelfs als u verplaatst naar een punt
waar niet wordt weergegeven,
wordt alleen het gedeelte vanaf de
dichtstbijzijnde aan de linkerzijde
bijgesneden wanneer wordt
geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf
de dichtstbijzijnde aan de rechterzijde
wordt bijgesneden wanneer wordt
geselecteerd.
X Het gedeelte in lichtblauw dat is
geselecteerd met , is het deel van de
film dat behouden blijft na het bijsnijden.
Bewerken
Bewerkingsbalk voor films
Filmbewerkingspaneel
Bewerken
114
Controleer de bewerkte film.
Druk op de knoppen op om
(Afspelen) te selecteren en druk
vervolgens op m. De bewerkte film
wordt afgespeeld.
Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
Als u de bewerking wilt annuleren, drukt
u op de knoppen op en selecteert u .
Druk eerst op de knop m en druk daarna
op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren.
Druk daarna nogmaals op de knop m.
Sla de bewerkte film op.
Druk op de knoppen op om
te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Nieuw bestand]
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
X De film wordt opgeslagen als een nieuw
bestand.
Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte
film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt
dan gewist.
Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen
[Overschrijven] selecteren.
Als de batterijen halverwege leeg zijn geraakt door het bewerken,
kunt u de bewerkte film mogelijk niet opslaan. Als u films bewerkt,
kunt u het best volledig opgeladen NiMH-batterijen van AA-formaat
of de compacte voedingsadapter CA-PS700 (beide afzonderlijk
verkrijgbaar) gebruiken (p. 40).
115
Afspeelfuncties en andere
functies gebruiken
In het eerste deel van dit hoofdstuk worden verschillende manieren
beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. Aan het
einde wordt uitgelegd hoe u beelden kunt selecteren die u wilt
afdrukken.
Druk op 1 om de afspeelmodus te activeren voordat u de camera
bedient.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
De bewerkingsfunctie (pp. 132136) kan niet worden gebruikt als
er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.
7
116
g
Naar beelden zoeken in de indexweergave
Door meerdere beelden tegelijk weer te geven, kunt u snel het beeld vinden dat u zoekt.
Duw de zoomknop naar
g
.
X
De beelden worden weergegeven in een index.
Duw de zoomknop naar
g
om het aantal
beelden uit te breiden. Het aantal beelden
neemt elke keer toe wanneer u tegen de
zoomknop duwt.
Duw de zoomknop naar
k
om het aantal
beelden te verkleinen. Het aantal beelden
neemt elke keer af wanneer u tegen de
zoomknop duwt.
Wijzig de weergegeven beelden.
Draai het keuzewiel
Â
om over te schakelen
naar de volgende reeks beelden die is ingesteld
bij stap 1.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
opqr
om een beeld
te selecteren.
Er wordt een oranje kader weergegeven om het
geselecteerde beeld.
Druk op de knop
m
om het geselecteerde beeld
afzonderlijk weer te geven.
Naar beelden zoeken met het keuzewiel
Draai snel aan het keuzewiel om snel naar beelden te zoeken. U kunt ook
vooruitspringen op basis van de opnamedatum (Beeld scrollen).
Selecteer een beeld.
Als u de enkelvoudige weergave instelt en
snel aan het keuzewiel
Â
draait, verschijnen
de beelden zoals in de afbeelding links.
Als u op de knoppen
op
drukt, kunt u naar
beelden zoeken op basis van de opnamedatum.
Druk op de knop
m
om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Snel naar beelden zoeken
Beelden bekijken met de filterweergave
117
Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze met een
opgegeven filter filteren en bekijken. U kunt ook alle beelden tegelijk
beveiligen (p. 124) of verwijderen (p. 127) terwijl ze gefilterd worden.
Zoeken op , , en
Selecteer een doelfilter.
Druk in de enkelvoudige weergave op
de knop d en druk vervolgens op de
knoppen op om een springmethode
te selecteren.
Druk in of op de knoppen qr
om een filter te selecteren. Als u aan het
keuzewiel
Â
draait, worden er alleen
beelden weergegeven van dezelfde
opnamedatum (categorie) als het
momenteel geselecteerde beeld.
Druk op de knop l om de
informatieweergave in of uit te schakelen.
Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Om deze functie uit te schakelen, drukt u op de knop n. Kies het
tabblad 1 en [Beeld scrollen], en kies daarna [Uit].
Ga naar datum
Geeft beelden weer die op een bepaalde datum
zijn opgenomen.
Ga naar My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 129).
Naar eerste gaan Springt alleen naar foto's.
Ga naar film Springt naar een film.
Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk.
Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk.
Beelden bekijken met de filterweergave
Doelfilters
Beelden bekijken met de filterweergave
118
Bekijk beelden met de filterweergave.
Als u op de knop
m
drukt, start de
filterweergave en ziet u de springmethode
en een geel kader.
Als u tijdens het afspelen op de knoppen
qr
drukt of aan het keuzewiel
Â
draait,
verschijnen de geselecteerde doelbeelden.
Als u op de knop
d
drukt, verschijnt
[Gefilterd afspelen - Instellingen gewist].
Als u op de knop
m
drukt, wordt de
filterweergave geannuleerd.
Naar de volgende en beelden gaan
Druk in de enkelvoudige weergave op de
knop
d
en druk vervolgens op de knoppen
op
om een springmethode te selecteren.
Als u op de knoppen
qr
drukt, wordt het
beeld weergegeven dat het geselecteerde
aantal beelden verderop is.
Druk op de knop
n
om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
Als u kiest bij stap 1 op p. 117 en er zijn alleen beelden van dezelfde datum,
dan kunt u slechts één filter kiezen. Ook kunt u alleen kiezen als er geen beelden
in categorieën zijn gesorteerd in .
In de filterweergave (stap 2) kunt u gefilterde beelden bekijken met “
g
Naar beelden
zoeken in de indexweergave” (p. 116), “Diavoorstellingen bekijken” (p. 119) en
“Beelden vergroten” (p. 121). U kunt alle gefilterte beelden tegelijk verwerken terwijl
u bewerkingen uitvoert in “Opnamen beveiligen(p. 124), “Alle beelden wissen” (p. 127)
of “Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)” (p. 137), als u [Alle gefilterde beelden]
selecteert.
Als u echter een andere categorie kiest (p. 129) of een beeld bewerkt en opslaat als een
nieuw beeld (p. 132), verschijnt er een bericht en wordt de filterweergave geannuleerd.
Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?
Filterweergave
119
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart kunt u automatisch
afspelen.
Selecteer [Diavoorstelling].
Druk op de knop n, selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1
en druk op de knop m.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om een item te selecteren.
Druk daarna op de knoppen qr om de
instelling aan te passen.
Kies [Start].
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Start] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
X De diavoorstelling begint enkele
seconden nadat [Laden van beeld...]
verschijnt.
U kunt de diavoorstelling onderbreken/
opnieuw starten door nogmaals op de
knop m te drukken.
Diavoorstellingen bekijken
Herhalen
Afspelen van beelden wordt
herhaald.
Speeltijd Geeft de tijd weer van elk beeld.
Effect
Overgangseffecten bij het heen
en weer schakelen tussen
beelden.
Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt of aan het keuzewiel
Â
draait, wisselt het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt,
kunt u sneller door de beelden bladeren.
De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 54).
U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
120
U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het
AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus
te controleren.
Druk op de knop
l
en ga naar
de focuscontroleweergave (p. 46).
X Er verschijnt een wit kader waar het
AF-kader of het gezicht zich bevond
toen de focus werd ingesteld.
X Een grijs kader verschijnt rond een
gezicht dat tijdens de weergave wordt
herkend.
X Het gebied binnen het oranje kader wordt
vergroot weergegeven.
Schakel tussen kaders.
Duw de zoomknop één keer naar k.
X Het scherm links verschijnt.
Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere
kaders worden weergegeven.
Wijzig het vergrotingsniveau of
de -locatie.
Wijzig de grootte van de weergave met
behulp van de zoomknop, en gebruik de
knoppen opqr om de weergavepositie
te wijzigen terwijl u de focus controleert.
Druk op de knop n om terug te gaan
naar stap 1.
De focus controleren
121
Duw de zoomknop naar k.
De weergave zoomt in op het beeld.
Als u de zoomknop vasthoudt, wordt
er verder ingezoomd tot een factor 10x.
Met de knoppen opqr kunt u de locatie
van het weergegeven gebied aanpassen.
Duw de zoomknop naar g om uit
te zoomen of terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
Door aan het keuzewiel
Â
te draaien,
kunt u tussen de ingezoomde beelden
schakelen.
U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden
in de enkelvoudige weergave.
Selecteer [Overgang].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 1. Selecteer vervolgens
[Overgang] en druk op de knoppen qr
om een overgangseffect te selecteren.
Beelden vergroten
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
Beeldovergangen wijzigen
122
Met de meegeleverde stereo videokabel kunt u de camera aansluiten op een
televisie om opgenomen beelden te bekijken.
Benodigdheden
Camera en televisie
Bij de camera geleverde stereo videokabel (p. 2)
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje van de aansluiting en
steek de stekker van de meegeleverde
AV-kabel volledig in de aansluiting van
de camera.
Steek de kabelstekker helemaal in de
video-ingangen, zoals wordt getoond
in de afbeelding.
Zet de televisie aan en stel deze
in op de ingang waarop de kabel
is aangesloten.
Schakel de camera in.
Druk op 1 om de camera aan te zetten.
X Het beeld verschijnt op het tv-scherm
(er wordt niets weergegeven op het
scherm van de camera).
Als u klaar bent met kijken, schakelt
u de camera en de televisie uit en haalt
u de stereo videokabel los.
Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem
van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de
knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het
juiste videosysteem in te stellen.
Beelden weergeven op een tv
Geel
Wit
Geel
Rood
Wit
Rood
Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op
de televisie?
123
Gebruik de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 om de camera aan
te sluiten op een HD-TV voor een nog betere kijkbelevenis.
Schakel de camera en de tv uit.
Sluit de camera aan op de tv.
Open het klepje en steek de stekker
van de kabel volledig in de HDMI
mini-aansluiting van de camera.
Steek de kabelstekker volledig
in de HDMI-aansluiting van de tv.
Voer stap 3 en 4 op p. 122 uit om
beelden weer te geven.
Beelden bekijken op een High-Definition TV
Als de camera is aangesloten op een HD-TV, hoort u geen
camerageluiden.
124
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet door de camera kunnen
worden gewist (pp. 28, 127).
Selecteer [Beveilig].
Druk op de knop
n
en selecteer het
tabblad
1
. Selecteer vervolgens [Beveilig]
en druk op de knop
m
.
Kies een selectiemethode.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een selectiemethode
te selecteren en druk op de knop
m
.
Druk op
n
om terug te keren naar
het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie]
te selecteren en druk op de knop
m
.
Selecteer de beelden.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om het beeld te selecteren.
Druk op de knop
m
.
X
Na de instelling verschijnt op het scherm.
Als u nog een keer op de knop
m
drukt, wordt
de selectie geannuleerd en verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven procedure
als u meerdere beelden wilt selecteren.
Opnamen beveiligen
Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 22, 53), worden beveiligde
beelden ook gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van
de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist.
Opnamen beveiligen
125
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 124 uit om
[Select. Reeks] te selecteren en druk
op de knop m.
Selecteer het eerste beeld.
Druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om het beeld te selecteren.
Druk op de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
Druk op de knop r, selecteer
[Laatste beeld] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om een beeld te
selecteren. Druk op de knop
m
.
U kunt geen beelden vóór het eerste
beeld selecteren.
Opnamen beveiligen
126
Beveilig de beelden.
Druk op de knop p, selecteer [Beveilig]
en druk op de knop m.
U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan het keuzewiel
Â
te draaien wanneer het bovenste scherm in stap 3 en 4 wordt weergegeven.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 124 uit om
[Alle beelden] te selecteren en
druk op de knop m.
Beveilig de beelden.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Beveilig] te selecteren.
Druk op de knop
m
.
Beelden selecteren met het keuzewiel Â
U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door
in stap 4 [Beveilig. Uit] te kiezen terwijl u in [Select. Reeks] bent, of stap 2
terwijl u in [Alle beelden] bent.
127
U kunt beelden selecteren en in groepen wissen. Gewiste beelden kunnen
niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde
beelden (p. 124) kunt u niet wissen.
Selecteer [Wissen].
Druk op de knop n, selecteer
[Wissen] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Kies een selectiemethode.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om een selectiemethode
te selecteren en druk op de knop m.
Druk op n om terug te keren naar het
menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie]
te kiezen en druk op de knop m.
Voer stap 2 op p. 124 uit om het beeld
te selecteren.
X Na de instelling verschijnt op het
scherm.
Als u nog een keer op de knop m drukt,
wordt de selectie geannuleerd en
verdwijnt .
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Alle beelden wissen
Alle beelden wissen
128
Druk op de knop n.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren
en druk op de knop
m
.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 127 uit om
[Select. Reeks] te selecteren en druk
op de knop m.
Voer stap 2 en 3 op p. 125 uit om beelden
te selecteren.
Wis de beelden.
Druk op de knop p om [Wissen]
te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Alle beelden selecteren
Selecteer [Alle beelden].
Voer stap 2 op p. 127 uit om
[Alle beelden] te selecteren
en druk op de knop
m
.
Wis de beelden.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren
en druk op de knop
m
.
129
U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie
weergeven in de filterweergave (p. 117) en alle beelden tegelijkertijd verwerken
met behulp van de onderstaande functies.
Diavoorstellingen bekijken (p. 119), Beelden beveiligen (p. 124), Alle
beelden wissen (p. 127), Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) (p. 138)
Selecteer [My Category].
Druk op de knop
n
en selecteer
het tabblad
1
. Selecteer vervolgens
[My Category] en druk op de knop
m
.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen
op
of draai aan
het keuzewiel
Â
om een categorie te
selecteren en druk op de knop
m
.
Druk op de knop
n
om terug te
gaan naar het menuscherm.
Afzonderlijke beelden selecteren
Selecteer [Selectie].
Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie]
te kiezen en druk op de knop
m
.
Voer stap 2 op p. 124 uit om beelden
te selecteren.
Druk op de knoppen
op
, kies een
categorie en druk op de knop
m
.
X
Na de instelling verschijnt op het
scherm.
Druk nogmaals op de knop
m
om de
selectie van de categorie ongedaan
te maken. Vervolgens verdwijnt .
Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld
aan de hand van de opnameomstandigheden.
: Beelden opgenomen als
I
,
F
, of beelden met herkende gezichten.
: Beelden die worden gedetecteerd als of in de modus
A
,
of beelden die zijn opgenomen in
U
,
,
of
O
.
: Beelden die zijn opgenomen in ,
,
t
,
w
,
y
,
P
.
Beelden indelen in categorieën (My Category)
Beelden indelen in categorieën (My Category)
130
Herhaal de hierboven beschreven
procedure als u meerdere beelden
wilt selecteren.
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Voer stap 2 op p. 129 uit om
[Select. Reeks] te selecteren en druk
op de knop m.
Voer stap 2 en 3 op p. 125 uit om beelden
te selecteren.
Druk op de knop p, selecteer het item en
druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om een type te selecteren.
Selecteer de instelling.
Druk op de knop p om [Selecteer]
te selecteren en druk op de knop m.
Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle beelden
in de categorie [Select. Reeks] opheffen.
131
U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. Films met een resolutie
van kunnen niet worden gedraaid.
Selecteer [Roteren].
Druk op de knop n,
selecteer
[Roteren] op het tabblad 1 en druk
op de knop m.
Draai het beeld.
Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel
Â
om een beeld te
selecteren
.
Elke keer dat u op de knop m drukt,
wordt het beeld 90° gedraaid.
Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
Beelden roteren
132
U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en
de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Veranderen].
Druk op de knop n en
selecteer
het tabblad 1. Vervolgens
selecteert
u [Veranderen] en drukt u op de knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om het beeld te
selecteren
.
Druk op de knop
m
.
Selecteer een beeldformaat.
Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel  om een optie te
selecteren
.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?]
verschijnt.
Sla het nieuwe beeld op.
Druk op de knoppen qr of draai het
keuzewiel
Â
om [OK] te
selecteren
en druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Geef het nieuwe beeld weer.
Na een druk op de knop n verschijnt
het scherm [Nieuw beeld weergeven?].
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Ja] te selecteren
en druk op de knop m.
X Het opgeslagen beeld verschijnt.
Het formaat van beelden veranderen
U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.
U kunt beelden die zijn opgenomen met de instellingen en ,
niet omzetten in een lagere resolutie.
133
U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw
beeldbestand.
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop
n
, selecteer [Trimmen]
op het tabblad
1
en druk op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om het beeld te selecteren.
Druk op de knop
m
.
Pas het snijgebied aan.
X
Er verschijnt een kader rond het gedeelte
van het beeld dat u wilt bijsnijden.
X
Het oorspronkelijke beeld verschijnt
linksboven en het bijgesneden beeld
rechtsonder.
U kunt het kader kleiner of groter maken door
de zoomknop naar links of rechts te duwen.
Met de knoppen
opqr
kunt u het kader
verplaatsen.
Met de knop
l
verandert u de
kadergrootte.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. U kunt deze kaders
gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen
tussen kaders door aan het keuzewiel
Â
te draaien.
Druk eerst op de knop
m
en druk daarna op
de knoppen
qr
of draai aan het keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren. Druk daarna
opnieuw op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Voer de stappen 4 en 5 op p. 132 uit.
Trimmen
Resolutie na bijsnijden
Snijgebied
Weergave van snijgebied
Effecten toepassen met de functie My Colors
134
U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan
als een nieuw beeld. Zie p. 76 voor meer informatie over elk menu-item.
Selecteer [My Colors].
Druk op de knop
n
, selecteer
[My Colors] op het tabblad
1
en
druk op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om het beeld te selecteren
en druk op de knop
m
.
Selecteer een menuoptie.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Nadat u de menuoptie hebt geselecteerd,
kunt u het beeld vergroten door de stappen
uit te voeren die worden beschreven in
“Beelden vergroten” (p. 121).
Door op de knop
m
te drukken terwijl een
vergroot beeld wordt weergegeven, kunt
u overschakelen naar het oorspronkelijke
beeld. Druk op
n
om terug te keren
naar het menuscherm.
Druk op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Voer de stappen 4 en 5 op p. 132 uit.
Beelden die zijn opgenomen met , en , kunnen niet worden
bijgesneden.
De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden
veranderd, is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4).
De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het
oorspronkelijke beeld.
Effecten toepassen met de functie My Colors
Helderheid aanpassen (i-Contrast)
135
De camera kan gebieden in een beeld waarnemen, zoals gezichten of
achtergronden, die te licht of te donker zijn. Dan wordt bij de opname de helderheid
automatisch optimaal aangepast. Indien het algemene beeld te weinig contrast
bevat, kan de camera bovendien automatisch het beeld corrigeren voor een
scherpere opname. U kunt vier correctieniveaus selecteren: [Auto], [Laag], [Middel]
of [Hoog]. De gecorrigeerde beelden worden opgeslagen als een nieuw bestand.
Selecteer [i-Contrast].
Druk op de knop
n
en selecteer het
tabblad
1
. Selecteer vervolgens het menu-
item [i-Contrast] en druk op de knop
m
.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om het beeld te selecteren.
Druk op de knop
m
.
Selecteer een menu-item.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te selecteren.
Druk vervolgens op de knop
m
.
Sla het beeld op als een nieuw beeld
en geef het weer.
Voer de stappen 4 en 5 op p. 132 uit.
Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.
Als u de kleur van een beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit
geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.
De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken
van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 76).
Helderheid aanpassen (i-Contrast)
Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg
is gecorrigeerd?
In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet
geschikt.
Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan de kwaliteit afnemen.
136
U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden
opslaan als nieuwe bestanden.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
Druk op de knop n en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1.
Druk vervolgens op de knop m.
X Het scherm [Rode-Ogen Corr.] verschijnt.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te kiezen.
Corrigeer het beeld.
Druk op de knop m.
X Het gebied met rode ogen dat door
de camera wordt gedetecteerd, wordt
gecorrigeerd en er wordt een kader
weergegeven om het gecorrigeerde
gedeelte.
U kunt in- of uitzoomen op het beeld met
de procedures in “Beelden vergroten”
(p. 121).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en geef het weer.
Druk op de knoppen opqr of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Nieuw bestand]
te selecteren en druk op de knop m.
X Het beeld wordt opgeslagen als een
nieuw bestand.
Voer stap 5 uit op p. 132.
Het rode-ogeneffect corrigeren
Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.
Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-
gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.
Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
137
Direct na het maken van opnamen of terwijl u opnamen afspeelt, kunt u beelden
toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) door op de knop
c
te drukken. U kunt
eenvoudig afdrukken vanaf een afdruklijst door uw camera en printer aan te
sluiten. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print
Order Format).
Snel beelden toevoegen aan de afdruklijst
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen
qr
of draai aan
het keuzewiel
Â
en selecteer het beeld.
Druk op de knop
c
(video's zijn
uitgesloten).
De afdruklijst.
Druk op de knoppen
op
en selecteer het
aantal afdrukken. Druk op de knoppen
qr
of
draai aan het keuzewiel
Â
om [Toevoegen]
te selecteren en druk op de knop
m
.
Als u het toevoegen van beelden wilt
annuleren, selecteert u de toegevoegde
beelden en drukt u op de knop
c
. Druk
vervolgens op de knoppen
qr
of draai aan
het keuzewiel
Â
, selecteer [Verwijderen]
en druk op de knop
m
.
Toegevoegde beelden afdrukken
In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie Canon
SELPHY. Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken.
Sluit de camera aan op de printer
(p. 29).
Druk de beelden af.
Druk op de knoppen
op
, selecteer
[Print nu] en druk op de knop
m
.
X
Het afdrukken wordt gestart.
Als u het afdrukken onderbreekt en
opnieuw start, begint het afdrukken
bij de volgende afdruk.
Afdrukken via de afdruklijst (DPOF)
Aantal af te drukken exemplare
n
138
U kunt bepaalde foto's op een geheugenkaart selecteren om af te drukken (tot 998
beelden) en het gewenste aantal exemplaren instellen, zodat deze samen kunnen
worden afgedrukt of verwerkt in een fotozaak. U kunt daarna alle geselecteerde
beelden in één keer afdrukken of met de geheugenkaart naar een fotozaak gaan
om afdrukken te bestellen. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen
(Digital Print Order Format).
Afdrukinstellingen
U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen
worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.
Selecteer [Print instellingen].
Druk op de knop
n
en selecteer
het tabblad
2
. Selecteer vervolgens
[Print instellingen] en druk op de knop
m
.
Wijzig de instellingen.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een menu-item te selecteren.
Druk vervolgens op de knoppen
qr
om een
optie te selecteren.
X
Druk op
n
om de instellingen te bevestigen
en terug te keren naar het menuscherm.
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
Afdruktype
Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af.
Index Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.
Beide Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Datum
Aan Hiermee wordt de datum van de opname-informatie afgedrukt.
Uit
File No.
Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.
Uit
Wis DPOF data
Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.
Uit
Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle afdrukinstellingen
te verwerken in het afdrukresultaat.
kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van
een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen
die u opgeeft op uw camera.
Beelden met een ingesloten datum worden altijd afgedrukt met de datum, ongeacht
de instelling van [Datum]. Hierdoor kan het voorkomen dat sommige printers de
datum tweemaal afdrukken op de beelden als [Datum] is ingesteld op [Aan].
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
139
Het aantal exemplaren selecteren
Kies [Sel. beeld & aantal].
Druk op de knop n en selecteer
het tabblad 2. Selecteer vervolgens
[Sel. beeld & aantal] en druk op de
knop m.
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om een beeld te
selecteren. Druk op de knop m.
X U kunt het aantal af te drukken
exemplaren instellen.
Als u [Index] selecteert, verschijnt
op het scherm. Druk nogmaals op
de knop m om de selectie van
de beelden ongedaan te maken.
Vervolgens verdwijnt .
Stel het aantal afdrukken in.
Druk op de knoppen op of draai het
keuzewiel  om het aantal afdrukken
in te stellen (maximaal 99).
Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden
en het aantal afdrukken van elk beeld
te selecteren.
Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen
de af te drukken beelden selecteren.
Druk op n om de instellingen
te bevestigen en terug te keren naar
het menuscherm.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.]
niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.
De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in
de functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 19).
Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)
140
Reeks selecteren
Selecteer [Select. Reeks].
Selecteer [Select. Reeks] in stap
1opp. 139 en druk op de knop m.
Selecteer beelden volgens stap
2en3opp. 125.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen op, selecteer
[Opdracht] en druk op de knop m.
Instellen dat alle beelden één keer worden
afgedrukt
Selecteer [Sel. alle beelden].
Selecteer [Sel. alle beelden] in het
scherm bij stap 1 op p. 139 en druk
op de knop m.
Kies de afdrukinstellingen.
Druk op de knoppen qr of draai aan
het keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren
en druk op de knop
m
.
Alle selecties wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
Selecteer [Wis alle selecties] in stap
1opp. 139 en druk op de knop m.
Alle selecties worden gewist.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om [OK] te kiezen en druk
vervolgens op m.
141
De camera aanpassen
U kunt allerlei opnamefuncties aanpassen aan uw voorkeuren. Het
eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en veelgebruikte
functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen
en afspelen aanpast aan uw wensen.
8
142
U kunt enkele handige en veelgebruikte functies aanpassen via het
tabblad 3 (p. 49).
De spaarstandfunctie uitschakelen
U kunt de spaarstandfunctie (p. 54) op [Uit] zetten. De instelling [Aan] wordt
aanbevolen om de batterij te sparen.
Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Automatisch Uit] te
selecteren. Druk vervolgens op de knoppen
qr om [Uit] te selecteren.
Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet
u niet vergeten om na gebruik de camera uit
te schakelen.
Spaarstand van het scherm instellen
U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt
uitgeschakeld (p. 54). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].
Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Display Uit] te selecteren.
Druk op de knoppen qr om een tijd te
selecteren.
Het is raadzaam om een tijd onder [1 min]
te selecteren om de batterij te sparen.
Functies aanpassen
Functies aanpassen
143
De wereldklok gebruiken
Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum
en tijd door simpelweg de tijdzone-instelling te wijzigen. U moet de tijdzone
van uw bestemming dan wel van tevoren registreren. U hoeft in dat geval de
datum en tijd niet aan te passen in het menu met datum- en tijdinstellingen.
Stel de thuistijdzone in.
Selecteer [Tijdzone] en druk op de
knop m.
Als u dit voor het eerst instelt, controleert
u de informatie die links op het scherm
verschijnt en drukt u vervolgens op de
knop
m
.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om een tijdzone voor thuis
te selecteren en druk vervolgens op m.
Als u de zomertijd wilt instellen (normale
tijd plus 1 uur), drukt u op de knoppen
op om te selecteren.
Stel de wereldtijdzone in.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om de bestemmingstijdzone
te selecteren en druk vervolgens op m.
U kunt de zomertijd op dezelfde manier
instellen als bij stap 1.
Selecteer de wereldtijdzone.
Druk op de knoppen op
of draai aan
het keuzewiel
Â
om [Thuis/Wereld]
te selecteren.
Druk op de knoppen qr om te
selecteren en druk vervolgens op de
knop n.
X verschijnt in de [Tijdzone] of het
opnamescherm (p. 44).
Functies aanpassen
144
Hints en tips uitschakelen
Als u in het menu FUNC. (p. 48) of bij Menu (p. 49) een item selecteert,
verschijnen er hints en tips. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Hints en tips] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
De bestandsnummering wijzigen
Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers
toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met
maximaal 2.000 opnamen.
U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
Selecteer [Bestandnr.] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 19), worden de datum
en tijd voor de optie automatisch gewijzigd.
Continu
Ook als u opnamen maakt met een
nieuwe geheugenkaart, krijgen de
bestanden steeds een oplopend
nummer totdat u een opname maakt
en opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een nieuwe geheugenkaart
gebruikt, begint de
bestandsnummering weer bij 0001.
Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de
nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een
opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u
opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u vóór
het gebruik de geheugenkaart (p. 53).
Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren
of afbeeldingstypen.
Functies aanpassen
145
Mappen maken per opnamedatum
Beelden worden opgeslagen in mappen die per maand worden gemaakt,
maar u kunt ook mappen maken per opnamedatum.
Selecteer [Maak folder] en druk op de
knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren.
De beelden worden opgeslagen in mappen
die per opnamedatum worden gemaakt.
Maateenheid wijzigen
U kunt de maateenheid die in de zoombalk (p. 24) en de MF-aanduiding
(p. 88) wordt weergegeven, wijzigen van m/cm naar ft/in.
Kies [Maateenheid] en druk op de knoppen qr
om [ft/in] te selecteren.
De tijd wijzigen voor de optie Lens
intrekken
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken ongeveer 1 minuut nadat
u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 27). U kunt deze tijd
wijzigen in [0 sec.].
Selecteer [Lens intrekken] en druk op de
knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.
146
Als u het programmakeuzewiel op G zet, kunt u de instellingen op het
tabblad 4 wijzigen (p. 49).
Focusinstelling wijzigen
De camera stelt doorlopend scherp op alles waarop u richt, zelfs wanneer de
sluiterknop niet is ingedrukt. U kunt de camera echter zo instellen dat deze
alleen scherpstelt als u de sluiterknop half indrukt.
Selecteer [Continu] en druk op de knoppen qr
om [Uit] te kiezen.
Het AF-hulplicht uitschakelen
Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in
omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit
lampje uitzetten.
Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de
knoppen qr om [Uit] te selecteren.
Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een
functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de
functie in die modus beschikbaar is (pp. 166 - 169).
Opnamefuncties aanpassen
Aan
De camera stelt continu scherp totdat
u de sluiterknop half indrukt, zodat
u geen enkele fotogelegenheid mist.
Uit Hiermee wordt energie bespaard.
Opnamefuncties aanpassen
147
De functie Rode-ogenreductie uitzetten
Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen
te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in
een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.
Selecteer [Flitsbesturing] en druk op de
knop m.
Druk op de knoppen op of draai aan het
keuzewiel
Â
om [Lamp Aan] te selecteren
en gebruik vervolgens de knoppen qr om
[Uit] te selecteren.
De weergaveduur van het beeld wijzigen
U kunt meteen nadat u foto's hebt gemaakt, de weergaveduur van de foto
wijzigen.
Selecteer [Bekijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Wijzigen hoe het beeld wordt weergegeven
na de opname
U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven wijzigen na de opname.
Selecteer [Terugkijken] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
2 – 10 sec. De weergave duurt zolang als u instelt.
Vastzetten
Het beeld wordt weergegeven totdat
u de sluiterknop half indrukt.
Uit Er wordt geen beeld weergegeven
Uit Geeft alleen het beeld weer.
details Voor gedetailleerde beeldinformatie (p. 45).
Focus
check
Het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de focus
kunt controleren. De procedure is hetzelfde
als in “De focus controleren” (p. 120).
Opnamefuncties aanpassen
148
Weergave-informatie aanpassen
U kunt bepalen welke informatie wordt weergegeven als de knop l
wordt ingedrukt, en ook welke informatie wordt weergegeven in het
LCD-venster of de zoeker.
Selecteer [Custom Display] en druk op de
knop m.
Om te bepalen wat er verschijnt als u op
de knop l drukt, gebruikt u de knoppen
opqr om een beschikbare Custom
Display-groep ( , , , ) te kiezen.
Druk vervolgens op de knop
m
. U kunt de
momenteel ingestelde weergavemodus echter
niet uitschakelen.
X verschijnt op het scherm.
Om de informatieweergave in of uit te
schakelen, drukt u op de knoppen opqr
om een optie te kiezen. Druk vervolgens
op de knop
m
.
X Items met een worden weergegeven.
Opname Info
Weergave van opname-informatie
(p. 44).
Raster
Een raster wordt over de weergave
geplaatst.
Uitsnede
Gebieden buiten de uitsnede van
3:2 worden grijs weergegeven.
Dit gebied wordt niet afgedrukt
als u afdrukt op papier met een
verhouding van 3:2.
Histogram
Het histogram wordt weergegeven in
de opname-modi G, M, B, D.
Als u de sluiterknop half indrukt en vanuit het instellingsscherm Custom
Display terugkeert naar het opnamescherm, worden de instellingen niet
opgeslagen.
U kunt ook de grijze items instellen. Deze worden echter misschien niet
weergegeven, afhankelijk van de opnamemodus.
Opnamefuncties aanpassen
149
Instellingen van de IS modus wijzigen
Selecteer [IS modus] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
Functies toewijzen aan de knop
Kies de optie [Snelkiesknop] en druk
vervolgens op de knop m.
Druk op de knoppen opqr of draai aan het
keuzewiel
Â
om de functies te selecteren die
u wilt toewijzen en druk vervolgens op m.
Als u op de knop drukt, wordt de
toegewezen functie opgeroepen.
Continu
Beeldstabilisatie staat altijd aan. U
kunt het resultaat meteen controleren
op het scherm, waardoor u
gemakkelijk de compositie of de
focus kunt controleren en bijstellen.
Opname
Beeldstabilisatie is alleen actief op het
moment van de opname.
Pan
Beeldstabilisatie compenseert alleen
op- en neerwaartse
camerabewegingen. Deze optie
wordt aanbevolen voor het maken
van opnamen van voorwerpen
die horizontaal bewegen.
Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.
Het is raadzaam om de IS modus in te stellen op [Uit] als u de camera
op een statief plaatst.
Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal. Beeldstabilisatie werkt
niet als u de camera verticaal houdt.
Veelgebruikte opnamemenu's vastleggen
150
U kunt items van het opnamemenu vastleggen in het tabblad volgens uw
voorkeur. Als u veelgebruikte menu-items snel wilt kunnen selecteren vanuit
één scherm, kunt u deze vastleggen in My Menu.
Kies [My Menu inst.].
Selecteer [My Menu inst.] op het
tabblad en druk op de knop
m
.
Kies de menu-items die u wilt
vastleggen.
Druk op de knoppen op om [Select.
Items] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Druk op de knoppen op om het
gewenste item te kiezen (maximaal
vijf items) en druk op de knop m.
Kies als u de toewijzing wilt annuleren.
Als het symbool rechtsonder in een pictogram verschijnt, kan
deze functie niet worden gebruikt in de huidige opnamemodus of
functie-instelling.
In worden bij elke druk op de knop witbalansgegevens
vastgelegd (p. 74) en worden tevens de witbalansinstellingen gewijzigd
naar .
In % wordt met elke druk op de knop de focus aangepast
en vergrendeld. Op het scherm verschijnt dan %.
Als u drukt op de knop in , worden zowel het LCD-venster als
de zoeker uitgeschakeld. Voer een van de volgende acties uit om dit
probleem op te lossen.
Druk op een willekeurige knop, behalve de ON/OFF-knop.
Wijzig de verticale of horizontale stand van de camera.
Open en sluit het LCD-scherm.
Klap de flitser open en dicht.
Veelgebruikte opnamemenu's
vastleggen
De afspeelfuncties aanpassen
151
X verschijnt op het scherm.
Om de vastlegging te annuleren, drukt u
op de knop
m
, waarna het verdwijnt.
Druk op de knop n.
Wijzig de volgorde van de
menu-items.
Druk op de knoppen op om [Sorteer]
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
Druk op de knoppen op om het
menu-item te selecteren dat u wilt
verplaatsen, en druk op de knop m.
Druk op de knoppen op om de volgorde
te wijzigen en druk vervolgens op de
knop
m
.
Druk op de knop n.
U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door te drukken op de
knop 1 (p. 49).
Het beeld selecteren waarmee het
afspelen begint
Selecteer [Ga verder] en druk op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
U kunt ook de grijze items in stap 2 instellen. Deze zijn echter misschien
niet beschikbaar, afhankelijk van de opnamemodus.
Kies [Standaard weergave] en druk op de knoppen qr om [Ja] te
kiezen. U kunt My Menu nu weergeven door in een opnamemodus
te drukken op de knop n.
De afspeelfuncties aanpassen
Laatst gez
De weergave wordt hervat met
de laatst bekeken opname.
Laatste f.
De weergave wordt hervat met
de laatst gemaakte opname.
152
Op het tabblad
3
kunt u een van uw opnamen instellen als het opstartscherm
dat verschijnt als de camera wordt ingeschakeld, of het geluid van elke
camera-actie vervangen door geluiden die u zelf hebt opgenomen. Als
de camera echter wordt gestart in de zoekerweergave, verschijnt het
opstartscherm niet en is er geen opstartgeluid.
Geluiden wijzigen
Selecteer [Geluidsopties] en druk op de
knop
m
.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het
keuzewiel
Â
om een optie te kiezen.
Druk op de knoppen
qr
om een instelling
te selecteren.
Het opstartbeeld wijzigen
Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
om een instelling
te selecteren.
Het opstartscherm vastleggen
Als u op de knop
1
drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt
u geluiden en beelden vastleggen.
Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop
m
.
Druk op de knoppen
qr
om [2] te selecteren
en druk vervolgens op de knop
m
.
Het opstartbeeld of -geluid wijzigen
1 Vooringestelde geluiden.
2
U kunt uw geluiden registreren met
de bijgeleverde software (p. 153).
Geen opstartscherm.
1 Vooringestelde beelden.
2 U kunt uw beelden registreren.
Het opstartbeeld of -geluid wijzigen
153
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel  om een beeld te selecteren.
Druk op de knop
m
.
Druk op de knoppen qr of draai aan het
keuzewiel
Â
om [OK] te selecteren en
druk vervolgens op m om de registratie
te voltooien.
U kunt beelden of geluiden toewijzen aan de camera via de bijgeleverde
software. Raadpleeg de
Softwarehandleiding voor meer informatie.
Opgeslagen beelden of geluiden op een computer
vastleggen
Eventueel eerder geregistreerde opstartbeelden worden overschreven
als u een nieuw opstartbeeld registreert.
154
155
Nuttige informatie
Dit hoofdstuk bevat informatie over het vervangen van de datum/
tijd-batterij, het gebruik van de apart verkrijgbare accessoires, tips
voor het oplossen van problemen en een lijst met functies.
Verder vindt u aan het einde de index.
9
156
De levensduur van de datum/tijd-batterij (reservebatterij) is ongeveer 7 jaar.
Als het instellingenscherm Datum/Tijd telkens wordt weergegeven als u de
camera inschakelt, vervangt u de datum/tijd-batterij door een nieuwe
(CR1220).
Schakel de camera uit.
Open het klepje en verwijder
de AA-batterijen (p. 14).
Verwijder de houder voor
de datum/tijd-batterij.
Vervang de batterij.
Plaats de batterij met de polen (+) en (–)
in de juiste positie.
Plaats de batterijhouder.
Plaats de batterijen en sluit het
klepje.
Schakel de camera in en stel de
datum/tijd in (p. 19).
De datum/tijd-batterij vervangen
157
Als u de compacte voedingsadapter CA-PS700 (afzonderlijk verkrijgbaar)
gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te
maken over het accuniveau.
Schakel de camera uit.
Sluit het snoer aan op de camera.
Open het klepje en steek de stekker
helemaal in de camera.
Sluit het netsnoer aan.
Sluit het netsnoer aan op de compacte
voedingsadapter en steek vervolgens
het andere uiteinde in een stopcontact.
U kunt de camera inschakelen
en gebruiken.
Wanneer u de camera niet meer gebruikt,
schakelt u de camera uit en haalt u het
netsnoer uit het stopcontact.
Aansluiten op het lichtnet
Haal het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor
kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken.
158
Uw ingeflitste foto's lijken nog scherper en natuurlijker als u een apart verkrijgbare, externe
flitser gebruikt. U wordt aangeraden om de witbalans in te stellen op
h
.
Bevestig de flitser op het flitsschoentje
van de camera.
Schakel de externe flitser in en daarna
de camera.
X
h
(rood) verschijnt op het LCD-scherm
(of in de zoeker).
X
Als de flitser is opgeladen, gaat het controlelampje
branden.
Open het flitsinstellingenscherm.
Selecteer [Flitsbesturing] op het tabblad
4
en druk
vervolgens op de knop
m
.
X
De opties die u op de flitser hebt ingesteld,
verschijnen op het scherm.
Kies de instelling.
Druk op de knoppen
op
of draai aan het keuzewiel
Â
om een menu-item te selecteren. Druk
vervolgens op de knoppen
qr
om de instelling
te voltooien.
(p. 159) De beschikbare instellingen zijn afhankelijk
van de flitser (p. 159).
In ander modi dan
G
,
M
,
B
en
D
kunt u
de flitsinstellingen niet wijzigen omdat de flitser
automatisch wordt aangepast en ingeschakeld.
Als de externe flitser is geplaatst, kunt u de interne flitser niet gebruiken.
Sommige functies van Speedlite 220EX, 270EX, 430EX II en 580EX II kunnen bij deze
camera niet worden gebruikt.
Wellicht gaat de flitser niet af als u andere Canon-flitsers gebruikt dan modellen uit de serie
Speedlite EX. Ook is de automatische functie voor rode ogen-correctie niet beschikbaar.
Het gebruik van niet-Canon-flitsers (vooral flitsers met hoge spanning)
of -flitseraccessoires kan de normale werking verstoren of de camera beschadigen.
Een externe flitser gebruiken
(apart verkrijgbaar)
Een externe flitser gebruiken (apart verkrijgbaar)
159
Speedlite 220EX, 270EX, 430EX II en 580EX II
De maximale flitsersync. sluitertijd is 1/250 seconde.
De flitsuitvoer wordt automatisch aangepast als [Flits mode] is ingesteld
op [Automatisch]. U kunt de belichtingscompensatie en veiligheids-FE
instellen als de flitser op automatische belichting is ingesteld. Als u de
flitsbelichtingscompensatie echter uitvoert met de camera, moet u de
flitsbelichtingscompensatie op de flitser instellen op [+0].
U kunt de flitsuitvoer aanpassen via de camera of de flitser als [Flits mode]
is ingesteld op [Handmatig]. Bij Speedlite 220EX en 270EX kunt u geen
instellingen maken op de flitser. In de modus
D
kunt u de flitsuitvoer instellen
op de camera, zelfs als de flitseenheid is ingesteld op automatische
flitsbelichtingscompensatie E-TTL. Op de flitser verschijnt [E-TTL], maar
de flitser gaat handmatig af. En als u flitsbelichtingscompensatie wijzigt
op de flitser, verandert ook de flitsuitvoer.
Hier volgen de beschikbare instellingen op de camera.
Item Opties
Opnamemodus
G M B D
Flits mode Automatisch/Handmatig
{{{
*1
Flitsbel. comp. –3 tot +3
{{{
Flits output
1/128
*2
tot 1/1 (met 1/3 stops)
{{{{
Sluiter sync. 1e gordijn/2e gordijn/Hi-Speed
*3
{{{{
Slow sync
Aan/Uit
{
*4
{
*4
Draadloze func
*5
Aan/Uit
{{{{
Rode ogen
Aan/Uit
{{{{
Lamp Aan
Aan/Uit
{{{{
Veiligheids FE
Aan/Uit
{{{
*6
Wis Speedlite inst.
*7
Standaardinstellingen herstellen.
{{{{
*1 Ingesteld op [Handmatig].
*2 1/64 voor Speedlite 220EX, 270EX en 430EX II.
*3 Niet beschikbaar voor Speedlite 220EX.
*4 Ingesteld op [Aan].
*5 Instellingen behalve Aan/Uit worden uitgevoerd op de flitser. Niet beschikbaar voor Speedlite 220EX
of 430EX II.
Indien ingesteld op [Aan] kan [Sluiter sync.] niet worden ingesteld op [2e gordijn]. Zelfs als u [Sluiter sync.]
instelt op [2e gordijn] via de camera, verandert dit in [1e gordijn].
*6 Ingesteld op [Uit].
*7 [Slow Sync], [Veiligheids FE], [Rode-Ogen] en [Lamp Aan] kunnen weer op de standaardwaarden worden
gezet via [Reset alle] in het cameramenu
3
(p. 52). Deze instelling is niet beschikbaar voor Speedlite 220EX.
Een externe flitser gebruiken (apart verkrijgbaar)
160
Andere Canon-flitsers dan de Speedlite EX-serie
Aangezien andere flitsers op volle kracht flitsen, moet u in de
gebruikershandleiding opzoeken welke richtwaarden gelden voor de
optimale diafragma- en ISO-waarden voor de afstand tot het onderwerp.
Als u de camera inschakelt, worden de instellingen op de flitser toegepast op de
flitsmodus, flitsbelichtingscompensatie, flitsuitvoer, sluitersync. en draadloze functie.
Hier volgen de beschikbare functies, naast degene in de tabel op p. 159.
- Auto Exposure (automatische belichting; de camera komt in de modus E-TTL)
- FE-vergrendeling (als [Flits mode] op [Automatisch] is ingesteld)
- Auto Zoom (Niet beschikbaar voor type 220EX of 270EX)
Lees ook de handleidingen van de flitser en de Speedlite-zender.
Voor continu opnamen kunt u de flitser gebruiken in de modus Quick
Flash (controlelampje brandt groen). In dat geval kan de lichtemissie
lager zijn dan bij een flits op volle sterkte (controlelampje brandt rood)
(alleen type 580EX II).
Als de externe flitser is ingesteld op stroboscopisch flitsen,
kan het instelmenu van de flitser niet worden geselecteerd
(alleen type 580EX II).
De Speedlite 380EX, 420EX, 430EX, 550EX en 580EX kunnen
op dezelfde manier worden gebruikt.
161
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als
u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met
de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het
product wordt geleverd.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
Controleer of de batterijen goed zijn geplaatst (p. 14).
Controleer of de batterijen niet leeg zijn (p. 15).
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 14).
Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterijen enige malen opnieuw.
Batterijen raken snel leeg.
Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterijen warm,
bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet in contact komen
met metalen voorwerpen.
De lens wordt niet ingetrokken.
Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten. Sluit het
klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en
opnieuw uit (p. 14).
Weergave op televisie
Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 122).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
Druk tijdens het afspelen (p. 27) de sluiterknop half in (p. 23).
Het scherm is uitgeschakeld (p. 25).
De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 46).
De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar
wel in films worden opgenomen.
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder
worden.
Bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren.
Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood)
verschijnen op het scherm.
h
verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden gemaakt,
ook al wordt de sluiterknop helemaal ingedrukt (p. 25).
verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 25).
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 149).
Klap de flitser omhoog en maak de foto (p. 69).
Verhoog de ISO-waarde (p. 73).
Plaats de camera op een statief.
Problemen oplossen
Problemen oplossen
162
Het beeld is wazig.
Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 23).
Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 173).
Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 146).
Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enz.), niet zijn ingesteld.
Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF lock (pp. 79, 85).
Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt
de camera niet scherp.
Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de
sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt
het kader en stelt de camera scherp.
Het onderwerp is te donker.
Klap de flitser omhoog en maak de foto (p. 69).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 69).
Pas de helderheid aan met de functie i-Contrast (pp. 96, 135).
Gebruik AE Lock of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 90).
Het onderwerp is te licht (overbelicht).
Klap de flitser omlaag zodat deze op
!
staat. (p. 25).
Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 69).
Gebruik AE Lock of gebruik spotmeting om opnamen te maken (p. 90).
Verminder de belichting van het onderwerp.
Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 26).
Verhoog de ISO-waarde (p. 73).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 69).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 98, 99).
De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).
Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 69).
Klap de flitser omlaag zodat deze op
!
staat. (p. 25).
Pas de flitsbelichtingscompensatie of de flitsuitvoer aan (pp. 98, 99).
Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met
de flitser.
Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen
in de lucht.
Het beeld is onzuiver of korrelig.
Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 73).
Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen
maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 59, 61).
Ogen worden rood weergegeven (p. 97).
Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 147). Als u opnamen maakt met de flitser, licht de lamp
(aan de voorkant van de camera) op (p. 42) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl
de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is
doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten
als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Problemen oplossen
163
Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag
of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.
Doe een Low Level Format van de geheugenkaart in de camera (p. 53)
U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het
menu FUNC.
Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. “Beschikbare
functies per opnamemodus” Raadpleeg “Beschikbare functies per
opnamemodus” (p. 166).
Films opnemen
De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.
Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die
kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt
weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd
opgenomen (p. 32).
De bufferwaarschuwing (p. 44) geeft 'Vol' aan, en de opname stopt
automatisch.
De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende
oplossingen.
Doe een Low Level Format van de geheugenkaart in de camera (p. 53).
Wijzig de instelling voor beeldkwaliteit (p. 108).
Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 108).
Afspelen
Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.
Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt
u beelden of films mogelijk niet afspelen. Softwarehandleiding Raadpleeg
de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid valt weg.
Gebruik een geheugenkaart die op deze camera is geformatteerd (p. 53).
Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid,
kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken.
Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er frames verloren
gaan of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.
Computer
Kan beelden niet overdragen naar een computer.
Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de volgende bewerkingen uit te
voeren om de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer de camera is aangesloten
op een computer met een kabel.
Houd de knop n ingedrukt en druk tegelijkertijd op o en m. Selecteer [B]
wanneer dit wordt weergegeven op het scherm en druk op de knop m.
164
Als er foutmeldingen verschijnen op het LCD-scherm, kunt u een van de volgende
oplossingen proberen.
Geen geheugenkaart
De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste
richting (p. 16).
Kaart op slot!
Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD- of de SDHC-geheugenkaart is ingesteld op
“LOCK”. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (p. 17).
Kan niet opnemen
U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd of de
geheugenkaart niet goed is geplaatst. Zorg dat de geheugenkaart in de juiste richting
is geplaatst als u opnamen maakt (p. 16).
Geheugenkaart fout (p. 53)
Neem contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem
is met de camera.
Geheugenkaart vol
Er is niet voldoende vrije ruimte op de geheugenkaart om opnamen te maken (pp. 24, 57, 67, 81)
of beelden te bewerken (pp. 132136). Wis de beelden (pp. 28, 127) om ruimte te maken
voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 16).
Vervang de batterijen (p. 14)
Geen beeld.
Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 124)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI
afspelen/RAW
Niet-ondersteunde beelden of gegevens, of beschadigde beeldgegevens kunnen niet worden
weergegeven.
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd
of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden weergegeven.
Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet
registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen
Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 121), te roteren (p. 131), te
bewerken (pp. 132136), toe te wijzen aan het beginscherm (p. 152), te categoriseren
(p. 129) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 138).
Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd
of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden vergroot, geroteerd,
bewerkt, toegewezen aan het beginscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een
afdruklijst.
Het is niet mogelijk om films te vergroten (p. 121), te bewerken (pp. 132136), toe te voegen
aan een afdruklijst (p. 137) of toe te wijzen aan het opstartscherm (p. 152).
Lijst met berichten die op het scherm
verschijnen
Lijst met berichten die op het scherm verschijnen
165
Kan niet selecteren!
Bij het selecteren van de selectiereeks (pp. 125, 128, 140) hebt u geprobeerd
een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt
geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.
U hebt geprobeerd meer dan 501 beelden te selecteren in het selectiebereik
(pp. 125, 128, 140).
Teveel markeringen.
U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd voor
verzending. Selecteer minder dan 998 beelden (p. 138).
Kan niet voltooien!
Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het
aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 138).
Fout in benaming.
De bestandsnaam kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat
met dezelfde naam of omdat het hoogst mogelijke bestandsnummer is bereikt
(p. 145). Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 144)
of formatteer de geheugenkaart (p. 53).
Communicatie fout
Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden
afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen
op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te
downloaden. Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te
drukken.
Lens fout, herstart camera
Er is een lensfout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit
en weer in te schakelen (p. 42). Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt
u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk
een probleem is met de lens.
Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is
of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
Exx (xx: nummer)
Er is een camerafout aangetroffen. Druk op de ON/OFF-knop om de camera
uit en weer in te schakelen (p. 42).
Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld
mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.
Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het nummer en neemt u contact
op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem
is met de camera.
166
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodi
Functie
D B M G
Belichtingscompensatie (p. 69)/Belichting (p. 111)
*1
{{{
ISO-waarde (p. 73)
*1
{{{
*1
{{{{
Zelfontspanner (pp. 65, 66, 77, 78)
*1
{{{{
*1
{{{{
*1
{{{{
Flitser (pp. 25, 69, 92)
*3
*1
———
{
*1
{{{{
*1
{
{
*1
————
Programma Shift (p. 90)
*1
{{{
AE Lock (pp. 90, 111), FE-vergrendeling (p. 91)
*1
{{{
AF lock (p. 85)
*1
{{{{
Scherpstelzone (p. 72)
*1
{{{{
*1
{{{{
*1
{{{{
Volledig bereik
*5
—————
Handm. scherpstellen
*1
{{{{
Positie en grootte van AF-kader wijzigen
*1
{{{{
Gezichts Selectie (p. 86)
*1
{{{{
Menu Func.
Witbalans (p. 74)
*1
{{{{
*1
{{{{
My Colors (p. 76)
*1
{{{{
*1
{{{{
Bracketing (pp. 89, 91)
*1
{{{{
*1
{{{{
Flitsbelichtingscompensatie (p. 98)
*1
{{{
Flitsuitvoerinstellingen
*1
{{{
Lichtmeting (p. 87)
*1
{{{{
*1
{{{{
Transport mode (p. 75)
*1
{{{{
*1
{{{{
*6
*1
{{{{
Resolutie/Compressieverhouding (Beeldkwaliteit) (p. 70)
*1
{{{{
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 ISO 3200 is standaard ingesteld.
*3 Ingesteld op
!
met de flitser ingeklapt, selecteerbaar als de flitser is uitgeklapt.
*4 Kan niet worden geselecteerd, maar wordt ingeschakeld als de flitser wordt gebruikt. *5 Behalve voor
œ
.
ÒÎ
"
$
h
!
e
œ
h
W
Beschikbare functies per opnamemodus
167
A
I J F
K
L E
H U , t w y O P Z T Y
{{{{{{{{{{{{——{{
{{{{{{{{{{{{{
*2
{{{
————————————— ——
{{{{ {{{{{{{{{ { {{
{{{{ {{{ {{{{{ ——
{{{{ {{{{{{{{{ ——
{{{{ {{{ { {{ { ——
{{{ {{{ {{{{ {{
——
*4 *4
——
*4 *4
—————— {
————{ ———{ ————{ ——
—————————————— ——
—————————————— {
{{{{{{{ {{{{{ { {{
{{{{{{{{{{{{{ { {{
{ { { { {{{{{ { {
—————————————— { {
{ ————————————— ——
{{{ {{{ {{{{{ { {
—————————————— ——
{{{{ {{{ {{{{{ { {
Menu FUNC.
{{{{{{{{{{{{{{ { {{
—————————————— { *7
{{{{{{{{{{{{{{ {{
—————————————— {{
{{{{{{{{{{{{{{ { {{
—————————————— ——
—————————————— ——
—————————————— ——
{{{{{{{{{{{{{{ { {{
—————————————— ——
{{{{{{{{{{{{{{ { {{
—————————————— ——
————{ ————————— ——
{{{{{{{{{{{{{
*8
{
*9
{
*6 f en t zijn ingesteld op . *7 h niet beschikbaar. *8 Resolutie wordt ingesteld op .
*9 Resolutie-instelling kan niet worden geselecteerd.
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld.
— Kan niet worden geselecteerd
168
4 Opnamemenu
Menu's
Opnamemodi
Functie
D B M G
AF Frame (p. 82)
Gezicht det.
*1
{{{{
FlexiZone
*1
{{{{
Centrum
*1
————
Digitale Zoom (p. 62)
Standaard
*1
{{{{
Uit
*1
{{{{
Digitale tele-converter (1.5x/2.0x)
*1
{{{{
AF-Punt Zoom (p. 84) Aan/Uit
*1
{{{{
Servo AF (p. 85) Aan/Uit
*1
{{{{
Continu Aan/Uit
*1
{{{{
AF-hulplicht (p. 146) Aan/Uit
*1
{{{{
MF-Punt Zoom Aan/Uit
*1
{{{{
Veiligheids MF (p. 88) Aan/Uit
*1
{{{{
Flitsbesturing
(pp. 97, 98, 99, 100, 147)
Flits mode
Automatisch
*1
{{{
Handmatig
*1
{{{
Flitsbel. comp. –2 tot +2
*1
{{{
Flits output Minimum/Medium/Maximum
*1
{{{
Sluiter sync. 1e gordijn/2e gordijn
*1
{{{{
Rode ogen Aan/Uit
*1
{{{{
Lamp Aan Aan/Uit
*1
{{{{
Veiligheids FE Aan/Uit
*1
{{{
i-Contrast (p. 96) Auto/Uit
*1
{{{{
Spotmetingpunt (p. 87) Centrum/AF-Punt
*1
{{{{
Safety Shift (p. 94) Aan/Uit
*1
{{
Filmgeluid (p. 110)
Mic Niveau (Automatisch/Handmatig
*3
),
Wind Filter
*1
{{{{
Bekijken (p. 147) Uit/2 - 10 sec./Vastzetten
*1
{{{{
terugkijken (p. 147) Uit/Details/Focus check
*1
{{{{
Knipperdetectie (p. 101) Aan/Uit
*1
{{{{
Custom Display
*2
(p. 148)
Opname Info
*1
{{{{
Raster
*1
{{{{
Uitsnede
*1
{{{{
Histogram
*1
{{{{
Beeldomkeren (p. 18) Aan/Uit
*1
{{{{
IS modus (p. 149) Continu/Uit/Opname/Pan
*1
{{{{
Datum stempel (p. 64) Uit/Datum/Datum & Tijd
*1
{{{{
Snelkiesknop (p. 149)
*1
{{{{
Opslaan (p. 102)
{{{{{
*1 De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de vastgelegde opnamemodi. *2 Ingesteld op [Auto] *3 Instelling van
invoerniveau beschikbaar. *4 Ingesteld op [Aan] *5 Alleen beschikbaar voor het maken van foto's.
Menu's
169
A
I J F
K
L E
H U , t w y O P Z T Y
*6
{{{ {{{ {{{{{ {
*5
—————————————— ——
{{{{{{{{{{{{{ { {
*5
{{{{{{{{{{{{{——{
{{{{{{{{{{{{{{ { {{
{{{{{{{{{{{{{——
{{{{ {{{{{{{{{ { ——
*7
{{{{{{{ {{{{{ { ——
*4
{{{
*4
{{{ {{{{{ { {
*4
{{{{ {{{ {{{{{ { {{
{{{ {{{ {{{{{ { ——
{{{ {{{ {{{{{ { {
{{{{ {{{ {{{{ {{
—————————————— ——
—————————————— ——
—————————————— ——
—————————————— ——
{{{{ {{{ {{{{———
{{{{ {{{ {{{{ {{
—————————————— ——
*2
————————————— ——
—————————————— ——
—————————————— ——
{{{{{{{{{{{{{{ { {{
{{{{{{{{{{{{{{ { {
{{{{{{{{{{{{{{ { ——
{{{{ {{{ {{{{ { ——
{{{{{{{{{{{{{{ { {{
{{{{{{{{{{{{{{ { U {
{{{{{{{{{{{{{{ { UU
UUUUUUUUUUUUUU U UU
{{{{{{{{{{{{{{ { {
*4
{{{{{{{{{{{{{ { {{
{{{{{{{{{{{{{ { ——
{{{{{{{{{{{{{{ { {{
—————————————— ——
*6 9 punten indien geen gezicht wordt gedetecteerd. *7 [Aan] indien beweging wordt gedetecteerd.
{ Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. U: Kan alleen worden geselecteerd,
geen instellingen beschikbaar. — Kan niet worden geselecteerd
Menu's
170
3 Menu Instellen
Item Opties/overzicht Ref. pag.
mute Aan/Uit* p. 50
Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 50
Geluidsopties
De geluiden instellen voor elke
camerabewerking.
p. 152
Hints en tips Aan*/Uit p. 144
LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2. p. 51
opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartafbeelding. p. 152
Formateren
Een geheugenkaart formatteren waarbij alle
gegevens worden verwijderd
pp. 22, 53
Bestandnr. Continu*/Auto reset p. 144
Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 145
Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 145
spaarstand
Automatisch Uit: Aan*/Uit
Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min.
p. 54
Tijdzone Thuis/Wereld p. 143
Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 20
Maateenheid m/cm* ft/in p. 145
Video Systeem NTSC/PAL p. 122
Taal Weergavetaal selecteren. p. 21
Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 52
* Standaardinstelling
Menu's
171
1 Menu Afspelen
2 Menu Afdrukken
Item Opties/overzicht Ref. pag.
Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 119
Wissen Beelden wissen. p. 127
Beveilig Beelden beveiligen. p. 124
Roteren Draait beelden. p. 131
My Category Beelden indelen in categorieën. p. 129
i-Contrast
Correctie van donkere delen en contrast
in foto's.
p. 135
Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 136
Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 133
Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 132
My Colors Kleuren in foto's aanpassen. p. 134
Beeld scrollen Aan*/Uit p. 117
Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 151
Overgang Fade*/Dia 1/Dia 2/Uit p. 121
* Standaardinstelling
Item Opties/overzicht Ref. pag.
Print Afdrukscherm weergeven. p. 29
Sel. beeld & aantal
Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt
afdrukken.
p. 139
Select. Reeks
Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks
die u wilt afdrukken.
p. 140
Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 140
Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 140
Print instellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 138
172
Apparatuur
Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat
de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten of motoren die
sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke
magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde
beeldgegevens.
Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het LCD-scherm
of als er vuil op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of
een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken.
Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het LCD-scherm schoon te maken.
Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Voor
hardnekkig vuil neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van
de Canon Klantenservice, die u kunt vinden in het
garantiesysteemboekje.
Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een
warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en
buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de
camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo
geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat
u de camera uit de tas haalt.
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft
gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd
raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht
volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Geheugenkaarten
Een geheugenkaart is een instrument met zeer geavanceerde
elektronica. Buig de kaart niet en stel de kaart niet bloot aan druk,
schokken of stoten. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart
vastgelegde gegevens beschadigd raken.
Voorkom dat de geheugenkaart in aanraking komt met vocht. Raak
de contactpunten van de geheugenkaart niet aan met uw hand of met
metalen objecten.
Bewaar geheugenkaarten niet in de nabijheid van een televisie,
luidsprekers of andere apparaten die magnetische velden of statische
elektriciteit genereren. Hierdoor kunnen de op de geheugenkaart
vastgelegde gegevens beschadigd raken.
Bewaar geheugenkaarten niet in hete, vochtige of stoffige plaatsen.
Voorzorgsmaatregelen
173
Effectieve pixels in camera . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 12,1 miljoen
Beeldsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1/2,3 inch CCD (totaal aantal pixels:
ongeveer 12,4 miljoen)
Lens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5,0 (G) – 100,0 (T) mm
overeenkomstig 35 mm-filmbereik: 28 (G) – 560 (T) mm
f/2.8 (W) – f/5.7 (T)
Digitale Zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 4.0x (in combinatie met de optische zoomfunctie
maximaal ongeveer 80x)
Zoeker. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 0,44-inch TFT-kleuren, ongeveer 235.000 pixels,
beeldbereik 100%
Dioptrie-aanpassing: –6,0 – +2,0 m
–1
(dpt)
LCD-scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,5 inch LCD-kleurenscherm (TFT)
Ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik: 100%
Modus AF Frame . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gezicht det./Centrum/FlexiZone
Servo AF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aan/Uit
Scherpstelbereik
(vanaf de voorkant van de lens) . . . . . . . . . Auto: 10 cm – oneindig (G)/1,0 m – oneindig (T)
Normaal: 50 cm – oneindig (G)/1,0 m – oneindig (T)
Macro: 10 – 50 cm (G)
Super Macro: 0 – 10 cm
Sportmodus: 1,0 m – oneindig (G)/
4,0 m – oneindig (T)
Handm. scherpstellen: 10 cm – oneindig (G)/
1,0 m – oneindig (T)
Sluiter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mechanische sluiter en elektronische sluiter
Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 – 1/3200 sec.
15 – 1/3200 sec. (volledig sluitertijdbereik)
Beeldstabilisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Type lensverschuiving
Meetsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Deelmeting, Gem. centrum meting of Spot
Belichtingscompensatie . . . . . . . . . . . . . . . ±2 stops in stappen van 1/3 stop
ISO-waarde (standaarduitvoergevoeligheid,
aanbevolen belichtingsindex) . . . . . . . . . . . Automatisch, ISO 80/100/200/400/800/1600
Witbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,
Flitser, Custom
Ingebouwde flitser. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Aan, Slow sync, Uit
* Beschikbare instellingen: Belichtingscompensatie/Flits
output/2e gordijn sync./Rode ogen red./Rode-Ogen
Corr./FE-vergrendeling/Veiligheids FE
Bereik ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . 50 cm – 6,8 m (G)/
1,0 – 3,7 m (T)
Aansluitpunten voor externe flitser . . . . . . . Contactpunten flitsschoentje flitsersync.
Opnamemodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Opnamemodi: C, M, Av, Tv, P, Automatisch, Portret,
Landschap, Night Snapshot, Sport, SCN, Stich Hulp, Film
SCN-modus: Binnen, Zonsondergang, Nacht Scene,
Vuurwerk, Strand, Aquarium, Flora, Sneeuw, ISO 3200,
Kleur Accent, Kleur Wissel
Continu-opnamen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Continu: Ongeveer 1,0 beelden/sec.
Continue Opname AF: Ongeveer 0,7 beelden/sec.
Continue Opname LV: Ongeveer 0,7 beelden/sec.
Specificaties
Specificaties
174
Zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 10-sec./ongeveer. 2 sec. vertraging,
Gezicht-zelfontspanner, Handm. Timer
i-Contrast. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto/Uit
Opnamemedia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/
MultiMediaCard/MMCplus-geheugenkaart/
HC MMCplus-geheugenkaart
Bestandsformaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . Design rule for Camera File system-
ontwerpstandaard, compatibel met DPOF
Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Foto's: Exif 2.2 (JPEG)
Films: MOV (beeldgegevens: H.264, audiogegevens:
Linear PCM) (Stereo)
Compressie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Fijn, Normaal
Aantal opnamepixels (resolutie)
(Foto's) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoog: 4000 x 3000 pixels
Normaal 1: 3264 x 2448 pixels
Normaal 2: 2592 x 1944 pixels
Normaal 3: 1600 x 1200 pixels
Laag: 640 x 480 pixels
Breedbeeld: 3840 x 2160 pixels
(Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1280 x 720 pixels (30 beelden/sec.)
640 x 480 pixels (30 beelden/sec.)
320 x 240 pixels (30 beelden/sec.)
Aantal mogleijke opnamen . . . . . . . . . . LCD-scherm Aan: Ongeveer 340 beelden
(op basis van gestandaardiseerde CIPA-meting)
Zoeker Aan: Ongeveer 350 beelden
Afspeelfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enkelvoudige weergave, Film, Vergroot focus, Index,
Vergrote weergave, Gefilterd afspelen,
Diavoorstelling, Beeld scrollen
Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . Wissen, Beveilig, My Category, Veranderen,
My Colors, i-Contrast, Trimmen, Roteren,
Rode-Ogen Corr.
Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . . . . PictBridge-compatibel
Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hi-Speed USB (speciale connector met geïntegreerd
type digitale audio en video*)
HDMI (HDMI-miniaansluiting)
*compatibel met mini-B
Video/audio-signaal (NTSC en PAL mogelijk,
stereogeluid)
Communicatie-instellingen . . . . . . . . . . MTP, PTP
Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 alkalinebatterijen van AA-formaat
4 NiMH-batterijen van AA-formaat
(NB-3AH apart verkrijgbaar)
Compacte voedingsadapter CA-PS700
(apart verkrijgbaar)
Bedrijfstemperatuur. . . . . . . . . . . . . . . . 0 – 40° C
Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 – 90%
Afmetingen (exclusief uitstekende
onderdelen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124,0 x 88,3 x 86,9 mm
Gewicht (alleen camerabehuizing) . . . . Ongeveer 560 g
Specificaties
175
Lenskap LH-DC50
Afmetingen
Diameter x lengte . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69,7 mm x 30,0 mm
Gewicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 10 g
Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder
kennisgeving.
176
A
Aansluiting................................ 29, 122, 157
Aantal opnamen ....................................... 15
Accessoires.......................................... 2, 38
AE Lock.................................................... 90
AF J Focus
AF lock ..................................................... 85
Afdrukken ................................................. 29
AF-kader................................................... 25
Afspeelknop.............................................. 27
Afspelen J Bekijken
Afspelen met overgangseffecten............ 121
Alle beelden wissen................................ 127
Apparatuur
De camera vasthouden......................... 23
Standaardinstellingen ........................... 52
Aquarium (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 60
B
Batterij
Datum/tijd-batterij................................ 156
Oplaadlampje........................................ 15
Spaarstand............................................ 54
beeld
Beelden wissen..................................... 28
Beveilig ............................................... 124
Weergaveduur .................................... 147
Beeld scrollen......................................... 116
Beelden
Afspelen J Bekijken
Bewerken J Bewerken
Beelden downloaden naar
een computer ........................................... 34
Beelden roteren...................................... 131
Beelden weergeven op een tv................ 122
Beelden wissen ........................................ 28
Bekijken (Afspelen) .................................. 27
Beelden op een tv............................... 122
Diavoorstelling .................................... 119
Indexweergave.................................... 116
Vergrote weergave.............................. 121
Belichting
AE Lock................................................. 90
AEB-modus........................................... 91
Correctie ............................................... 69
FE-vergrendeling .................................. 91
Bestandsnummer ................................... 144
Beveilig................................................... 124
Bewerken
Beelden roteren .................................. 131
Formaat veranderen (beelden kleiner
maken)................................................ 132
i-Contrast ............................................ 135
My Colors............................................ 134
Rode-Ogen Corr. ................................ 136
Trimmen.............................................. 133
Binnen (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 59
Breed (Resolutie) ..................................... 71
Briefkaartformaat...................................... 71
C
Camerabeweging ....................... 61, 73, 149
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ......... 2
Compacte voedingsadapter ....... 38, 40, 157
Compressieverhouding
(Beeldkwaliteit)......................................... 70
Continue Opname AF............................... 75
Continue Opname LV............................... 75
Continu-opnamen maken ......................... 75
D
Datum en tijd
Datum/tijd-batterij................................ 156
Instellingen............................................ 19
Toevoegen aan beeld ........................... 64
Wijzigen ................................................ 20
Datum/tijd J Datum en tijd
Diavoorstelling........................................ 119
Digitaal inzoomen..................................... 62
Digitale tele-converter .............................. 63
Direct Print................................................ 29
DPOF ............................................. 137, 138
Draagriem J Riem
Index
Index
177
F
Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen
FE-vergrendeling...................................... 91
Film
Beeldkwaliteit (aantal beelden) ........... 108
Bekijken (Afspelen) ............................... 33
Bewerken ............................................ 113
Opnametijd.................................... 32, 108
Resolutie ............................................. 108
Filterweergave........................................ 117
Flitser
Aan........................................................ 69
Externe flitser ...................................... 158
Uit.......................................................... 25
Focus
AF lock .................................................. 85
AF-kader ............................................... 25
AF-Punt Zoom....................................... 84
Gezichts Selectie .................................. 86
Modus AF Frame .................................. 82
Servo AF ............................................... 85
Focus Bracketing...................................... 89
Focus check ........................................... 120
Focusvergrendeling.................................. 79
Formaat veranderen
(beelden kleiner maken)......................... 132
Formatteren (geheugenkaart)............. 22, 53
Formatteren J Geheugenkaart formatteren
Foutmeldingen........................................ 164
G
Geheugenkaarten..................................... 17
Beschikbare opnamen .................... 17, 71
Formatteren..................................... 22, 53
Geluidsinstellingen ................................... 50
Gezicht det. .............................................. 82
Gezichts Selectie...................................... 86
Gezicht-zelfont.......................................... 66
H
Handleiding voor persoonlijk afdrukken...... 2
Handm. scherpstellen............................... 88
Histogram ......................................... 47, 148
Hoge snelheid (ISO)........................... 61, 73
I
i-Contrast.......................................... 96, 135
Inhoud verpakking J Accessoires
Interfacekabel ................................. 2, 29, 35
ISO 3200 (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 61
ISO-waarde .............................................. 73
K
Keuzewiel ............................................. 9, 43
Kleur Accent (modus voor speciale
opnamen) ............................................... 103
Kleur Wissel (modus voor speciale
opnamen) ............................................... 104
Klokfunctie................................................ 54
L
Lampje.................... 42, 43, 47, 65, 146, 147
Landschappen (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 58
LCD-scherm J Scherm
Lentebloesem/herfstbladeren
(modus voor speciale opnamen) ............. 60
Lichtmeetmethode .................................... 87
Lichtnet ................................................... 157
M
Macro........................................................ 72
Menu
Basishandelingen.................................. 49
Lijst...................................................... 168
Menu Menu
Basishandelingen.................................. 48
Lijst...................................................... 166
MultiMediaCard/MMCplus/HC MMCplus-
geheugenkaart J Geheugenkaart
My Category ........................................... 129
My Colors ......................................... 76, 134
N
Nacht Scene (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 60
Night Snapshot (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 58
Index
178
O
ON/OFF-knop........................................... 42
Opnamedatum en -tijd J Datum/Tijd
Opname-informatie........................... 44, 148
Opnamen maken via een tv ..................... 79
Overzicht van de onderdelen ................... 42
P
Panoramische foto's............................... 105
PictBridge................................................. 29
Portret (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 58
Print instellingen (DPOF)........................ 137
Printer................................................. 29, 39
Problemen oplossen............................... 161
Programma automatische belichting........ 68
Programmakeuzewiel............................... 42
R
Raster..................................................... 148
Reizen naar het buitenland .................... 143
Resolutie (beeldgrootte)........................... 70
Riem..................................................... 2, 13
Rode ogen
Automatische correctie ......................... 97
Correctie ............................................. 136
Reductie.............................................. 147
S
Scherm
Heen en weer schakelen tussen
weergaven ............................................ 46
Informatieweergave .............................. 44
Menubediening ............................... 48, 49
Taal van LCD-scherm........................... 21
SCN (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 59
SD/SDHC-geheugenkaart J Geheugenkaart
Sepiakleurig.............................................. 76
Servo AF .................................................. 85
Set van batterij en oplader ................. 38, 40
Sluiterknop ............................................... 23
Sneeuw (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 61
Software
Beelden downloaden naar
een computer........................................ 34
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk...... 2
Softwarehandleiding ............................... 2
Spaarstand............................................... 54
Sport (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 58
Standaardinstellingen............................... 52
Stereo videokabel............................... 2, 122
Stitch Hulp (modus voor speciale
opnamen) ............................................... 105
Strand (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 60
Super Macro............................................. 72
T
Taal van LCD-scherm .............................. 21
Tijdzone.................................................. 143
Toon (witbalans)....................................... 74
Trimmen ................................................. 133
U
Uitsnede ................................................. 148
V
Vergrote weergave................................. 121
Verwijderen J Wissen
Video J Films
Vuurwerk (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 60
W
Wereldklok.............................................. 143
Witbalans.................................................. 74
Z
Zelfontspanner
10 seconden-zelfontspanner................. 65
2 seconden-zelfontspanner................... 77
Gezicht-zelfont...................................... 66
Vertraging en
aantal opnamen wijzigen ...................... 78
Zonsondergang (modus voor speciale
opnamen) ................................................. 59
Zoomen ........................................ 24, 31, 62
Zwart-witfoto's .......................................... 76
Informatie over handelsmerken
Het SDHC-logo is een handelsmerk.
HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI
Licensing LLC.
Disclaimer
Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in deze
handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen
opmerkt, neem dan contact op met de Canon Klantenservice die
wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.
Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
CEL-SN4ZA280 © CANON INC. 2009
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179

Canon Powershot SX20 IS Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding