Aanwijzen en afdrukken

Deze methode biedt gewoonlijk het meest doeltreffend gebruik van de systeem-hulpbronnen. De server zorgt voor de stuurprogramma-aanpassingen en het
afhandelen van de afdruktaken. Zo kunnen de netwerk-cliëntenveelsnellerterugkerennaarhuneigenprogramma's.

Wanneer u de aanwijzen-en-afdrukken methode gebruikt, wordt een gedeelte van de stuurprogramma-informatievandeservergekopieerdnaardecliënt-
computer. Dit biedt precies genoeg informatie om een afdruktaak naar de printer te sturen.
Voor Windows
®
XP, Windows XP 64-bit Edition, Windows Server
®
2003 en Windows 2000:
1. OphetWindowswerkbladvandecliënt-computer, dubbelklikt u op Mijn netwerklocaties.
2. Zoek de hostnaam van de server-computer op en dubbelklik op de hostnaam.
3. Klik met de rechtermuisknop op de gedeelde printernaam, en klik dan op Verbinding maken.
Wacht tot de stuurprogramma-informatie is gekopieerd van de server-computernaardecliënt-computer, en tot er een nieuw printer-object is
toegevoegd aan de map Printers en faxapparaten (Printers voor Windows 2000). De kopieertijd die dit kan vergen is uiteenlopend, afhankelijk van
de drukte op het netwerk en andere factoren.
Sluit tenslotte Mijn netwerklocaties.
4. Druk een testpagina af om te zien of de printer-installatie is gelukt.
5. Klik op start® Instellingen® Printers en faxapparaten (Printers bij Windows 2000).
6. Selecteer de printer die u zojuist toegevoegd hebt.
7. Klik op Bestand® Eigenschappen.
8. In het Algemeen tabblad, klikt u op Testpagina afdrukken.
Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het installeren van de printer voltooid.
Voor Windows Vista
®
en Windows Server 2008:
1. Klik op het Windows-bureaublad van de client-computer op Starten® Netwerk.
2. Zoek de hostnaam van de server-computer op en dubbelklik op de hostnaam.
3. Klik met de rechtermuisknop op de gedeelde printernaam, en klik dan op Verbinding maken.
4. Klik op Stuurprogramma installeren.
5. Klik op het dialoogvenster Doorgaan in Gebruikersaccountbeheer.
6. Wacht tot de stuurprogramma-informatie is gekopieerd van de server-computer naar de client-computer, en tot er een nieuw printer-object is
toegevoegd aan de map Printers. De tijd die dit kan vergen is uiteenlopend, afhankelijk van de drukte op het netwerk en andere factoren.
7. Druk een testpagina af om te zien of de printer-installatie is gelukt.
8. Klik op Starten® Configuratiescherm.
9. Selecteer Printer.
10. Klik met de rechtermuisknop op de printer die u zojuist hebt aangemaakt en selecteer Eigenschappen.
11. Klik in het tabblad Algemeen op Testpagina afdrukken.
Als de testpagina goed wordt afgedrukt, is het installeren van de printer voltooid.
Peer-to-Peer

Bij gebruik van de "peer-to-peer" methode wordt het printer-stuurprogrammainzijngeheelgeïnstalleerdopelkecliënt-computer. De netwerk-cliënten
behouden de controle over de stuurprogramma-aanpassingen.Decliënt-computer zorgt voor het afhandelen van de afdruktaak.
Voor Windows
®
XP, Windows XP 64-bit Edition, Windows Server
®
2003 en Windows 2000:
1. Klik op start® Instellingen® Printers en faxapparaten (Printers bij Windows 2000).
2. Klik op Printer toevoegen om het Printer toevoegen hulpprogramma te starten.
3. Klik op Voltooien.
4. Selecteer Netwerkprinter of een printer die met een andere computer is verbonden, en klik dan op Voltooien (Bij Windows 2000 selecteert u de
netwerkprinter uit de lijst Gedeelde printers). Als de printer niet in de lijst voorkomt, geeft het pad op van de printer in het tekstvakje.
Bijvoorbeeld: \\<server host-naam>\<gedeelde printer-naam>
De server host-naam is de naam van de server-computer waaronder die bekend staat op het netwerk. De gedeelde printer-naam is de naam die is
toegewezen tijdens het server-installatieproces.
5. Klik op Een printer zoeken, en klik dan op Ja (Bij Windows 2000 klikt u op OK).
Als dit een nieuwe printer is, kunt u verzocht worden om een printer-stuurprogramma te installeren. Als er geen printer-stuurprogramma beschikbaar is,
zult u een pad moeten opgeven waar wel stuurprogramma's te vinden zijn.