28
Installatie-instructies
Controle bij ontvangst
Bij ontvangst dienen de goederen gecon-
troleerd te worden en bij eventuele gebre-
ken dient het transportbedrijf en de verze-
keringsmaatschappij hiervan schriftelijk op
de hoogte gesteld te worden.
Bescherming van het milieu
De verpakking dient overeenkom-
stig de door de gemeente vastge-
legde milieuvoorschriften afgevoerd
te worden.
Bij het installeren en tijdens onderhouds-
werkzaamheden er rekening mee houden
dat er HCFK-22 met minerale olie of HFK
met POE olie gebruikt wordt.
Veiligheid
De installatie- en onderhoudswerkzaamheden
van dit airconditioningssysteem mogen uitslui-
tend door deskundig en vakbekwaam perso-
neel uitgevoerd worden. Men dient periodieke
onderhoudswerkzaamheden uit te laten voe-
ren, zoals het reinigen van de batterijen en
luchtfilters, opdat het optimale rendement van
de toestellen gewaarborgd wordt.
Voorzorgsmaatregelen
Dit toestel dient overeenkomstig de onder-
staande richtlijnen geïnstalleerd en gebruikt
te worden:
- Laagspanningsrichtlijn.
- Veiligheidsrichtlijn voor koelag-
gregaten en -installaties.
- Richtlijn drukapparaten.
- Standaard bouwnormen.
- Technische bouwnormen.
- Gemeentelijke bepalingen.
Plaats (fig. 1 t/m 3)
Het toestel is voor plaatsing buiten bedoeld.
Het toestel op een stevige voetplaat plaat-
sen en met schroeven hierop vastzetten.
Buitenunits
De toestellen worden geleverd met een vol-
doende hoeveelheid koelmiddel R-22 of R-
407C voor een leidinglengte van 4 meter.
Bij elke unit wordt een aansluitknietje voor
de afvoer van het condensvocht bijgeleverd
(alleen bij modellen met warmtepomp). Elke
compressor is van geluidsisolatie voorzien
om het geluidsniveau tot een minimum te
beperken.
Installatie
De installatie van de unit omvat:
- Montage van het toestel.
- Aansluiten van de koelleiding.
- Aansluiten van de condensafvoer bij units
met warmtepomp.
- Elektrische installatie van de unit.
Vrije ruimten, buitenunit
Er dient een minimale vrije ruimte rondom de
toestellen aangehouden te worden voor de
luchtcirculatie en een goede bereikbaarheid
voor onderhoudswerkzaamheden zoals on-
der algemene afmetingen aangegeven is.
Onderling aansluiten van de
units
Bij het installeren van units van het type
splitsysteem dient de volledige afdichting
van het koelcircuit gecontroleerd te worden
na het beëindigen van de montage-
werkzaamheden om de afwezigheid van
lekken te garanderen.
Dit draagt bij tot een maximaal rendement
bij een minimaal verbruik en voorkomt ern-
stige storingen in de werking van de unit.
Het vormt tevens een belangrijke milieu-
maatregel.
Installeren van de aansluit-
leidingen tussen de units
De lengte van de aansluitleidingen tussen
de toestellen dient zo klein mogelijk te zijn.
De maximaal toelaatbare afstand tussen de
toestellen bij een standaard circuit en buis-
doorsnede worden hieronder apart voor de
bijbehorende binnenunits aangegeven.
Te gebruiken buizen
Voor het aansluiten van de leidingen die de
beide units met elkaar verbinden, dient men
er voor te zorgen dat de te gebruiken bui-
zen reeds voor het installeren schoon en
droog gehouden worden. Wij adviseren re-
kening te houden met de onderstaande
aanwijzingen:
- Uitsluitend koperbuis gebruiken van een
kwaliteit die geschikt is voor koelleidingen.
- Geen werkzaamheden buiten uitvoeren
wanneer het regent.
- De uiteinden van de buizen dienen afge-
sloten te blijven tijdens de duur van de
installatiewerkzaamheden.
- De droogfilters noch de compressor lan-
ger dan één of twee minuten aan de om-
geving blootstellen.
- Voor het solderen soldeerstaven gebrui-
ken met een laag smeltpunt die minimaal
5% zilver bevatten.
- Tijdens het solderen en terwijl de buis nog
warm is, dient er een droge stikstofstroom
aangehouden te worden ter voorkoming
van roestvorming en een laag bladmetaal
aan de binnenzijde die verontreinigingen
en verstoppingen kunnen veroorzaken.
- Geen afbijtmiddel voor de koper-koper
verbindingen gebruiken.
- De toestellen dienen middels optrompen
aan elkaar gekoppeld te worden.
Isoleren van de koelbuizen
Omdat de capillaire buizen in de buitenunits
geïnstalleerd zijn, bevinden zich zowel buis
met de grootste als die met de kleinste door-
snede aan de lagedrukzijde van het systeem.
Ter voorkoming van het druppelen van
condensvocht op de vloer dienen beide bui-
zen goed geïsoleerd te worden. De dikte van
het isolatiemateriaal dient minimaal 8 mm
te bedragen, zie fig. 4.
Ledigen en ontvochtigen (fig. 5)
Lucht werkt niet als koelmiddel, omdat deze
door de compressor niet vloeibaar gemaakt
kan worden. Lucht en vocht dat in het koel-
systeem achterblijft, heeft ongewenste ef-
fecten zoals hieronder aangegeven is.
Daarom dient de lucht en het vocht geheel
verwijderd te worden.
- Verhoging van de hoge druk
- Toename van het stroomverbruik
- Vermindering van het rendement van het
toestel.
- Het water in de lucht kan bevriezen en de
membranen blokkeren.
- Het water kan op sommige plaatsen van
het circuit roest veroorzaken en de
compressor beschadigen.
Werkwijze
Bij elk circuit met gesloten kleppen:
1- Een vacuümpomp en service-mano-
meters aansluiten.
2- Een vacuüm van minimaal 200 micron
trekken.
3- Lekken opsporen.
Gebruikslimieten
Verwarming DB
Nom. 230 V
VerwarmingKoeling
198 254
Bedrijfscyclus
Maximum °C
Minimum °C
19 -10
(1)
46 24 10
(1)
15 32
Maximum °C
Minimum °C
Spanningsgrenzen
Koeling
Bedrijfscyclus
Verwarming
Koeling NBMinimum
Koeling NB
Verwarming DB
Temperatuur bij luchtinlaat van buitenbatterij DT Temperatuur bij luchtinlaat van binenbatterij
Nota’s: NB = natte bol. DB = droge bol.
(1) Her toestel kan gedurende korte tijd met temperaturen werken die buiten de grenzen vallen om de ruimte te kunnen verwarmen.
23
(1)
Maximum
NL