Simplicity 5901477 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
Inhoudsopgave:
Producten behandeld in deze handleiding.........................3
Identificatieplaatje.................................................................3
Productidentificatieplaatje (gestempeld)............................3
Markeringen van het CE-identificatielabel..........................3
veiligheid van de gebruiker..................................................4
Veiligheidsstickers..........................................................11
Veiligheidspictogrammen................................................13
Veiligheidssymbool en signaalwoorden..........................14
Veiligheidsvergrendelsysteem........................................14
Functies en bedieningselementen.....................................15
Functies en locaties van de bedieningselementen.........15
Bedieningselementen Zero-Turn....................................15
Bedieningspaneel...........................................................16
Gebruik.................................................................................17
Vóór eerste gebruik........................................................17
Controles voor het starten..............................................18
Het brandstofsysteem primen.........................................18
De motor starten.............................................................18
De maaier stoppen.........................................................19
Oefenen met rijden met de Zero Turn............................19
Maaien............................................................................21
Aanbevelingen voor maaien...........................................21
De zitmaaier met de hand voortduwen...........................23
De Rolbar Rechtzetten en Neerleggen...........................23
Een Aanhangwagen Bevestigen.....................................24
Opbergen........................................................................24
Brandstof controleren/bijvullen.......................................26
Controleer het oliepeil van de motor...............................26
Controleer het peil van de motorkoelvloeistof en voeg indien
nodig bij...........................................................................26
Transmissieolie controleren/bijvullen..............................27
Controleer de bandenspanning......................................27
De positie van de bestuurdersstoel aanpassen..............28
Afregeling van de Rijsnelheidshendels...........................28
Afstelling van de snelheid...............................................28
De maaihoogte aanpassen.............................................29
Afregeling van voetpedaal..............................................29
De ophanging aanpassen...............................................29
Uitschakelmodule maaidek.............................................30
Onderhoudsschema............................................................31
Specificaties........................................................................31
Garantieverklaring...............................................................32
Garantieverklaring..........................................................32
2 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
Hartelijk dank voor de aankoop van deze hoogwaardige Ferris
Commercial Zero Turn Mower. We zijn blij dat u vertrouwen
stelt in ons merk Ferris. Uw Ferris-product zal u vele jaren
betrouwbare diensten bewijzen, wanneer u het gebruikt en
onderhoudt zoals vermeld in de instructies in de handleidingen.
Deze handleiding bevat veiligheidsinformatie om u te wijzen op
de gevaren en risico’s van deze machine en hoe u deze kunt
vermijden.. Deze Commercial Zero Turn Moweris ontworpen
voor gebruik en onderhoud zoals beschreven in de
gebruiksaanwijzing en voor bediening door daarvoor opgeleide
professionals voor het afmaaien van bestaande gazons en is
niet bedoeld voor enig ander doel. Het is belangrijk dat u deze
instructies leest en begrijpt voordat u de maaier probeert te
starten of te bedienen. Bewaar deze originele instructies voor
toekomstig gebruik.
Producten behandeld in deze
handleiding
De volgende producten worden behandeld in deze handleiding:
59014756 & 5901477
De afbeeldingen in dit document zijn representatief en zijn
bedoeld om de instructieve tekst waar ze bij horen aan te vullen.
Uw machine kan verschillen van de weergegeven afbeeldingen.
LINKS
en
RECHTS
zijn gezien vanaf de positie van de
bestuurder.
Copyright © Briggs & Stratton Corporation, Milwaukee, WI, USA.
Alle rechten voorbehouden.
Ferris is een handelsmerk van Briggs & Stratton Power Products
Group, LLC
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
5375 N. Main Street
Munnsville, NY 13409-4003
(800) 933-6175
ferrismowers.com
Identificatieplaatje
Het productidentificatieplaatje (A, afbeelding 1) vindt u op de
aangegeven locatie.
1
Productidentificatieplaatje
(gestempeld)
PRODUCTREFERENTIEGEGEVENS
Modelnummer van de machine:
Serienummer van de machine:
Modelnummer van het maaidek:
(indien van toepassing)
Serienummer van het maaidek:
(indien van toepassing)
Naam van de dealer:
Aankoopdatum:
MOTORREFERENTIEGEGEVENS
Merk van de motor:
Motormodel:
Motortype/-specificatie:
Code/serienummer van de
motor
Wanneer u contact opneemt met uw erkende dealer voor
reserveonderdelen, herstellingen of informatie, MOET u over
deze nummers beschikken.
OPMERKING: Raadpleeg de gebruikershandleiding voor de
locatie van de motoridentificatienummers.
De getoonde onderdelenlijst voor deze machine kunt u
downloaden op ferrismowers.com. Geef het model en
serienummer aan als u vervangende onderdelen bestelt.
3
Not for
Reproduction
Markeringen van het
CE-identificatielabel
Identificatienummer fabrikantA.
SerienummerB.
Adres fabrikantC.
CE-logo (als bevestiging dat aan de CE-vereisten wordt voldaan)D.
BouwjaarE.
Geluidsniveau in decibelF.
Maximale motorsnelheid in toeren per minuutG.
Nominaal vermogen in kilowattH.
Gewicht van de machine in kilogramI.
veiligheid van de gebruiker
WAARSCHUWING
De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten
chemicaliën waarvan aan de staat Californië bekend is
dat deze kanker, geboorteafwijkingen of andere nadelige
effecten op de voortplanting veroorzaken.
WAARSCHUWING
Accucontactpennen, aansluitklemmen en verwante
accessoires bevatten lood en loodverbindingen, wat
chemische stoffen zijn waarvan in de staat Californië
bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen kunnen
veroorzaken of een ander voortplantingsrisico inhouden.
Was uw handen na werken met de accu.
Lees deze veiligheidsvoorschriften en leef ze nauwgezet na.
Het niet naleven van deze voorschriften kan ertoe leiden dat u
de controle over de zitmaaier verliest of kan leiden tot zware
verwondingen of de dood van u of personen in de buurt van het
toestel of beschadiging van het toestel of andere voorwerpen.
Het maaidek is in staat om handen en voeten af te hakken
en voorwerpen in het rond te slingeren.
De gevarendriehoek in de tekst wijst op belangrijke
aandachtspunten of waarschuwingen die nageleefd moeten
worden.
Gebruiksveiligheid
Gefeliciteerd met uw aankoop van een kwalitatief superieur
toestel voor gazon- en tuinonderhoud. Onze producten zijn
ontworpen en gefabriceerd om te voldoen aan de in de branche
geldende normen inzake veiligheid of ze te overtreffen.
Gebruik deze machine niet tenzij u ervoor bent opgeleid. Deze
gebruikershandleiding lezen en begrijpen is een vorm van
opleiding voor uzelf.
Toestellen met motoraandrijving zijn maar zo veilig als de
gebruiker ervan. Als het toestel verkeerd wordt gebruikt of niet
goed wordt onderhouden, kan het gevaarlijk zijn! Vergeet niet
dat u verantwoordelijk bent voor uw veiligheid en die van
personen in uw omgeving.
Gebruik uw gezond verstand en denk na bij wat u doet. Als u
niet met zekerheid weet of de taak die u wil uitvoeren op een
veilige manier met het door u gekozen toestel kan worden
uitgevoerd, vraagt u raad aan een vakman: neem contact op
met uw erkende verdeler.
Lees de handleiding
In de gebruikershandleiding staat belangrijke
veiligheidsinformatie waarvan u op de hoogte moet zijn VOOR
u uw toestel gebruikt en waarvan u zich bewust moet zijn
TIJDENS het gebruik.
U vindt er technieken voor een veilig gebruik, een toelichting
bij de functies en bedieningselementen van het toestel en
4 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
onderhoudsinformatie om u te helpen uw investering in het
toestel maximaal te laten renderen.
Vergeet niet de veiligheidsvoorschriften en -informatie op de
volgende pagina’s volledig te lezen. Lees ook het volledige
hoofdstuk “Gebruik”.
Kinderen
Met kinderen kunnen zich tragische ongevallen voordoen. Laat
ze niet in de buurt komen van de plaats waar u het toestel
gebruikt. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine
en het maaien. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats
blijven waar u ze het laatst zag. Als het risico bestaat dat
kinderen in de buurt komen van waar u aan het maaien bent,
laat u een verantwoordelijke volwassene op hen passen.
Gebruik op hellingen
Het gebruik van de machine op hellingen kan gevaarlijk zijn.
Als u het toestel op een helling gebruikt die te steil is en waarop
uw wielen niet voldoende grip hebben (en u bijgevolg
onvoldoende controle) kan u de controle over het stuur en de
zitmaaier verliezen en mogelijk omkantelen. U mag de zitmaaier
niet gebruiken op een helling met een hoogteverschil van meer
dan 1.6 meter (5.4 foot) over een afstand van 6 meter (20 foot)
of 15°.
Maai hellingen altijd overlangs, nooit in de hellingsrichting (om
de tractie op de wielen niet te verliezen) en maak geen scherpe
bochten en verander niet bruusk van snelheid. Rijd trager en
wees uiterst voorzichtig op ALLE hellingen.
Merk ook op dat de toestand van de bodem van grote invloed
is op hoe veilig u deze machine kan gebruiken. Als u de
zitmaaier op natte of gladde hellingen gebruikt, kan de maaier
beginnen glijden en kan u de controle over de zitmaaier en het
stuur verliezen. Gebruik de machine niet op hellingen die glad
of nat zijn of waarvan de grond zacht is.
Als u zich niet zeker voelt bij het gebruiken van de zitmaaier op
een helling ziet u er beter van af. Het is het risico niet waard.
Rondvliegende voorwerpen
Dit toestel heeft ronddraaiende maaibladen. De maaibladen
kunnen afvalmateriaal opnemen en wegslingeren waardoor een
omstander ernstig gewond kan raken. Vergeet niet het te maaien
gebied op te ruimen en objecten die weggeslingerd zouden
kunnen worden te verwijderen VOOR u begint te maaien.
Gebruik de maaier niet zonder dat de volledige grasopvangzak
of afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
Laat ook niemand in de buurt van het toestel terwijl het draait!
Als toch iemand in de buurt komt, zet u het toestel onmiddellijk
uit tot die perso(o)n(en) weer weg is/zijn.
Bewegende delen
Dit toestel heeft vele bewegende delen waaraan u of iemand
anders zich kan verwonden. Als u echter in de bestuurderszone
blijft (op de bestuurdersstoel blijft zitten) en de
veiligheidsvoorschriften in deze handleiding naleeft, is het toestel
veilig in gebruik.
Het maaidek heeft ronddraaiende maaibladen die in staat zijn
om handen of voeten af te hakken. Laat niemand in de buurt
van het toestel wanneer het draait! Zorg ervoor dat alle
veiligheidsvoorzieningen (afdekplaten, kappen en schakelaars)
zijn aangebracht en werken.
Om u als bestuurder deze grasmaaier veilig te helpen gebruiken
is hij voorzien van een veiligheidssysteem dat nagaat of de
bestuurder correct op de bestuurdersstoel zit. Probeer NIET
om het systeem te wijzigen of te overbruggen. Neem
onmiddellijk contact op met uw verdeler als het systeem niet
alle tests van het veiligheidsvergrendelsysteem doorstaat die
u in deze handleiding vindt.
5
Not for
Reproduction
Gebruik van de rolbar
Houd de rolbar in de opstaande stand en maak de
veiligheidsgordel vast. Als de rolbar naar beneden is, is er geen
kantelbeveiliging! Spring niet van de zitmaaier als hij overhelt
(het is veiliger om u door de veiligheidsgordel en de
rechtopstaande rolbar te laten bescherme).
Leg de rolbar alleen neer wanneer dat noodzakelijk is
(bijvoorbeeld om even onder een laag overhangend object te
kunnen rijden) en verwijder de rolbar NOOIT. Gebruik de
veiligheidsgordel NIET wanneer de rolbar naar beneden is. Zet
de rolbar weer recht zodra er voldoende plaats voor is.
Grondkeringen, steile dalingen en water
Grondkeringen en hoogteverschillen in de buurt van trappen
en water vormen een vaak voorkomend gevaar. Blijf minstens
twee maaibreedtes uit de buurt van deze risicoplaatsen en maai
het gras op die plaatsen met een (zelftrekkende) duwmaaier of
een trimmer met draadspoel. Wielen die over de rand van
grondkeringen, randen, grachten of wallen of in water glijden
kunnen de zitmaaier doen kantelen wat tot ernstige
verwondingen de dood of verdrinking kan leiden.
Overhangende obstakels
Controleer of er voldoende plaats is voor u onder welk object
dan ook rijdt. Laat de rolbar niet in contact komen met lage
overhangende obstakels, zoals takken van bomen of elektrische
kabels.
Brandstof en onderhoud
U moet altijd alle aandrijvingen uitzetten, de motor stilleggen
en de sleutel uit het contact halen voor u de machine
schoonmaakt, bijvult, onderhoudt of naziet.
Benzine en benzinedampen zijn uiterst ontvlambaar. Rook niet
terwijl u met de zitmaaier werkt of benzine bijvult . Vul geen
brandstof bij wanneer de motor nog warm is of draait. Laat de
motor ten minste 3 minuten afkoelen voor u brandstof bijvult.
Vul binnenshuis, in een gesloten aanhangwagen, garage of
andere besloten, niet goed geventileerde ruimte geen brandstof
bij. Gemorste brandstof moet meteen en voor u de machine
gebruikt worden opgenomen.
Brandstof moet altijd in een gesloten houder worden bewaard
die is goedgekeurd voor brandstof.
Correct onderhoud is cruciaal voor de veiligheid en de prestaties
van uw toestel. Zorg ervoor dat zich geen gras, bladeren en
olieresten opstapelen of afzetten in en op het toestel. Voer zeker
de onderhoudsprocedures uit die in deze handleiding staan, en
in het bijzonder het periodieke testen van het
veiligheidssysteem.
Besloten ruimtes
Gebruik deze machine uitsluitend buitenshuis en uit de buurt
van nietgeventileerde ruimtes zoals in garages en gesloten
aanhangwagens. De motor stoot giftig koolmonoxidegas uit en
langdurige blootstelling in een besloten ruimte kan tot ernstige
letsels en de dood leiden.
Training
Voor u begint, leest u alle instructies in de handleiding en
op het toestel en zorgt u ervoor dat u ze begrijpt; leef ze
ook na. Als de operator(en) of mechanicus/mechanici de
taal van de handleiding/documentatie niet begrijpen is het
de verantwoordelijkheid van de eigenaar om hen uitleg te
geven bij dit materiaal.
Maak uzelf vertrouwd met het veilige gebruik van deze
machine, de bedieningselementen en de
veiligheidspictogrammen.
6 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
Alle operatoren en mechanici moeten een opleiding hebben
gekregen. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar
om de gebruikers een opleiding te geven.
Laat alleen verantwoordelijke volwassenen die vertrouwd
zijn met de instructies met de machine werken.
Laat nooit kinderen of niet-opgeleide personen met of aan
deze machine werken. In de plaatselijke voorschriften kan
een minimumleeftijd zijn vastgelegd voor de operator.
De eigenaar/gebruiker kan ongevallen en letsels met
gevolgen voor zichzelf, anderen of voorwerpen voorkomen
en is hiervoor verantwoordelijk.
Uit gegevens blijkt dat gebruikers vanaf de leeftijd van 60
jaar betrokken zijn in een groot percentage van ongevallen
met zitmaaiers die letselschade tot gevolg hebben.
Gebruikers in die leeftijdcategorie moeten nagaan of zij in
staat zijn om de zitmaaier voldoende veilig te gebruiken om
zichzelf en anderen te behoeden voor ernstige
verwondingen.
Voorbereiding
Beoordeel het terrein om te bepalen welke hulpstukken en
appendages nodig zijn om de taak naar behoren en op een
veilige manier uit te oefenen. Gebruik alleen hulpstukken
en appendages die door de fabrikant zijn goedgekeurd.
Draag geschikte kledij, met inbegrip van
veiligheidsschoeisel, een veiligheidsbril en
gehoorbescherming. Lang haar, loszittende kleding en
sierraden kunnen verstrikt raken in bewegende delen.
Inspecteer het gebied waar de machine moet worden
gebruikt en verwijder alle voorwerpen, zoals stenen,
speelgoed en draden die door de machine in het rond
kunnen worden geslingerd.
Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine en
andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de dampen
zijn ontplofbaar.
Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
brandstof te bevatten.
Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof bij
terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u
brandstof bijvult. Rook niet.
Brandstof mag nooit binnenshuis worden bijgevuld of
afgetapt.
Controleer of de voorzieningen die nagaan of de bestuurder
op de bestuurdersstoel zit, de veiligheidsschakelaars en
beschermkappen zijn aangebracht en naar behoren werken.
Gebruik de machine niet tenzij ze naar behoren werken.
Gebruik
Laat de motor nooit draaien in een besloten ruimte.
Maai uitsluitend in daglicht of in goed kunstlicht, en blijf uit
de buurt van gaten en verborgen gevaren.
Vergewis u ervan dat alle aandrijvingen in de vrijloopstand
staan en dat de parkeerrem geactiveerd is voor u de motor
start. Start de motor alleen vanop de bestuurdersstoel.
Gebruik de veiligheidsgordel als uw machine ermee is
uitgerust.
Zorg ervoor dat u uw evenwicht niet verliest wanneer u al
lopend een machine gebruikt, zeker wanneer u achteruit
loopt. Ga met een normaal tempo en ren niet. Als u niet
voldoende steun vindt, kan u uitglijden.
Vertraag en wees extra voorzichtig op hellingen. Vergeet
niet altijd in de aanbevolen richting op hellingen te
rijden/maaien. De toestand van de grasmat kan de stabiliteit
van de machine in het gedrang brengen. Wees voorzichtig
als u in de buurt van steile dalingen werkt.
Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk altijd
naar onderen en achter u voor en terwijl u achteruitrijdt.
Houd rekening met de afvoerrichting van de zitmaaier en
richt de afvoer nooit op iemand. Gebruik de maaier niet
zonder dat hetzij de volledige grasopvangzak hetzij de
afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht maakt
en wanneer u op hellingen van richting verandert.
Breng het maaidek nooit omhoog terwijl de bladen draaien.
Laat de maaier nooit onbeheerd draaien. Schakel altijd de
PTO uit, activeer de parkeerrem, leg de motor stil en haal
de sleutels uit het contact voor u van de zitmaaier stapt.
Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
Zet de PTO-schakelaar uit om de bladen te deactiveren
wanneer u niet aan het maaien bent.
Gebruik de machine nooit als de beschermkappen niet
stevig op hun plaats zijn aangebracht. Vergewis u ervan
dat alle veiligheidsvergrendelingen zijn aangebracht, correct
zijn afgesteld en naar behoren functioneren.
Gebruik de machine nooit met rechtopstaande, verwijderde
of gewijzigde deflector, tenzij u een grasopvangzak gebruikt.
Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de motor
evenmin op.
Stop op een plaats waar de bodem waterpas is, laat de
hulpmiddelen zakken, schakel de aandrijvingen uit, activeer
de parkeerrem en leg de motor stil voor u de
bestuurdersstoel verlaat, wat de reden ook moge zijn, met
inbegrip van het leegmaken van een grasopvangzak of het
verwijderen van verstoppingen van de trechter.
Zet de machine uit en inspecteer de bladen nadat u een
object hebt geraakt of wanneer u abnormale trillingen voelt.
Herstel indien nodig voor u doorgaat met het maaien.
Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
Kijk achter u en naar beneden voor u achteruitrijdt om er
zeker van te zijn dat zich niets of niemand in de weg bevindt.
Laat nooit iemand meerijden en houd dieren en omstanders
uit de buurt.
Gebruik het toestel niet onder invloed van alcohol of drugs.
Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht maakt
en wanneer u wegen en voetpaden oversteekt. Stop de
maaibladen als u niet aan het maaien bent.
Wees voorzichtig wanneer u de zitmaaier op een
aanhangwagen of vrachtwagen zet of hem eraf haalt.
7
Not for
Reproduction
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht kunnen
beperken.
Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor dat er zich
geen gras, bladeren of olieresten op de zitmaaier bevinden.
Stop of parkeer niet boven droge bladeren, gras of
brandbare materialen.
WAARSCHUWING
Overeenkomstig de California Public Resource Code Section
4442 is het verboden de motor te gebruiken in of in de buurt
van een bos-, kreupelhout- of grasgebied tenzij het
uitlaatsysteem is uitgerust met een vonkenvanger, zoals
gedefinieerd in Section 4442, die in goede staat wordt
gehouden. In andere deelstaten of landen gelden mogelijk
vergelijkbare wetten. Neem contact op met een erkende
servicedealer voor een vonkenvanger die ontworpen is voor
het uitlaatsysteem dat op uw motor is geïnstalleerd.
Overeenkomstig de OSHA-voorschriften kan het dragen
van gehoorbescherming verplicht zijn bij blootstelling aan
geluidsniveaus van meer dan 85 dBA gedurende een
periode van 8 uur.
VOORZICHTIG
Deze machine produceert een geluidsniveau van meer dan
85 dBA aan het oor van de gebruiker en kan gehoorverlies
veroorzaken bij langdurige blootstelling.
Draag gehoorbescherming wanneer u met de machine werkt.
Gebruik op hellingen
Hellingen vormen een belangrijke factor met betrekking tot
ongevallen door verlies van controle en kantelen die tot ernstige
letsels of de dood kunnen leiden. Op elke helling moet u extra
voorzichtig zijn. Als u de helling niet achteruit op kan rijden of
als u zich niet op uw gemak voelt op de helling, gebruikt u de
zitmaaier beter niet op die helling.
WAARSCHUWING
Gebruik deze machine niet op hellingen van meer dan 15°.*
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling oprijdt. Wees extra
voorzichtig bij het maaien op hellingen met aan de achterkant
gemonteerde grasopvangzakken.
Maai overdwars op hellingen, niet op en neer, en wees
voorzichtig als u van richting verandert en START OF STOP
NIET OP EEN HELLING.
* Deze grenswaarde is afkomstig uit de internationale standaard ISO
5395-3:2013, Sectie 4.6 en is gebaseerd op de ISO 5395-3
Stabiliteitstestprocedure beschreven in Bijlage A. De 15° “stabiliteitsgrens”
is gelijk aan 60% van de hoek waarbij de machine bij statische tests werd
gelanceerd. De werkelijke dynamische stabiliteit kan verschillen afhankelijk
van de gebruiksomstandigheden.
Doen:
maai hellingen horizontaal, nooit op en neer.
Verwijder obstakels zoals stenen, dikke takken, enz.
Let op voor putten, voren of bulten. Als het terrein oneffen
is, kan de zitmaaier kantelen. Obstakels kunnen door hoog
gras aan het zicht worden onttrokken.
Houd een lage snelheid aan. Kies een lage snelheid zodat
u niet hoeft te stoppen of van snelheid hoeft te veranderen
terwijl u zich op de helling bevindt.
Wees extra voorzichtig bij het gebruik van
grasopvangzakken of andere hulpstukken; Deze kunnen
van invloed zijn op de stabiliteit van de machine.
Voer alle bewegingen op hellingen traag en geleidelijk uit.
Verander niet plots van snelheid of richting.
Neem contact op met uw erkende dealer voor
aanbevelingen inzake gewichten om de stabiliteit te
verbeteren.
NIET doen:
Vermijd op een helling te starten, stoppen of draaien. Als
de banden tractie verliezen (d.w.z. de voorwaartse beweging
van de machine stopt op een helling), ontkoppel dan het
(de) blad(en) (PTO) en rij langzaam de helling af.
Maak geen bochten op hellingen tenzij noodzakelijk, en
draai dan langzaam en gelijkmatig, indien mogelijk omhoog.
Maai nooit hellingen in neerwaartse richting.
Maai niet in de buurt van steile dalingen, grachten of wallen.
De gebruiker kan zijn houvast of evenwicht verliezen of de
grasmaaier zou plotseling kunnen kantelen als een wiel
over de rand van een afgrond of sloot raakt of als een rand
inzakt.
Maai niet als het gras nat is. Door de verminderde houvast
en tractie zou de machine kunnen wegschuiven.
Probeer de machine niet te stabiliseren door uw voet op de
grond te zetten. (zitmaaiers).
Maai niet op overmatig steile hellingen.
Gebruik geen grasopvangzak op steile hellingen.
Maai geen hellingen waar u niet achterwaarts op kunt rijden.
Aanhanguitrusting (Zitmaaiers)
Sleep alleen met een machine die is uitgerust met een
bevestigingsvoorziening die geschikt is voor slepen.
Bevestig geen aanhanguitrusting op een andere plaats dan
op de bevestigingsvoorziening.
Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant inzake de
gewichtslimieten voor aanhanguitrusting en het slepen op
hellingen. Zie Een aanhangwagen bevestigen onder
GEBRUIK.
Laat nooit kinderen of andere personen in of op de
aanhanguitrusting plaatsnemen.
Op hellingen kan het gewicht van de aanhanguitrusting
verlies van grip en van controle veroorzaken.
Rijd traag en houd rekening met extra stopafstand.
Zet de maaier niet in vrijloop om zo van een helling te rijden.
Kinderen
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de gebruiker
onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid van
8 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine
en de maaiactiviteit. Ga er nooit van uit dat kinderen op de
plaats blijven waar u ze het laatst zag.
Houd kinderen uit de buurt van waar u aan het maaien bent
en laat een andere verantwoordelijke volwassene goed op
ze passen.
Wees attent en zet het toestel uit als kinderen in de buurt
komen.
Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en naar
beneden kijken zodat u kleine kinderen op kan merken.
Voer nooit kinderen mee, zelfs niet als het blad/de bladen
is/zijn uitgeschakeld. Zij zouden kunnen vallen en ernstig
gewond raken of de veilige bediening van de zitmaaier
kunnen hinderen. Kinderen die ooit al mee hebben mogen
rijden kunnen plotseling in het maaigebied opduiken voor
nog een ritje en daarbij vooruit of achteruit omver worden
gereden.
Laat kinderen nooit het toestel bedienen.
Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht kunnen
beperken.
Uitlaatgassen
De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten chemische
stoffen waarvan men weet dat ze in bepaalde hoeveelheden
kanker of aangeboren afwijkingen veroorzaken of het
voortplantingssysteem schaden.
De relevante informatie inzake duurzaamheidsperiode en
luchtkwaliteit van uitlaatgassen vindt u op het
motoruitlaatgassenlabel.
Ontstekingssysteem (Benzine Modellen)
Het ontstekingsbougiesysteem voldoet aan de Canadese
ICES-002 norm.
Onderhoud
Om persoonlijke letsels en schade aan voorwerpen te
voorkomen, moet u erg voorzichtig zijn bij de omgang met
brandstof. Benzine is uiterst ontvlambaar en de dampen zijn
ontplofbaar.
Veilig omgaan met benzine
Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere
ontstekingsbronnen.
Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
benzine te bevatten.
Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof bij
terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u
benzine bijvult.
Vul de machine nooit binnenshuis bij.
Berg de machine of de benzinehouder nooit op in een ruimte
met een open vlam of waakvlam, zoals in de buurt van een
watergeiser of ander toestel.
Vul houders nooit in een voertuig of in een laadbak met
plastic bekleding. Plaats houders steeds op de grond en
uit de buurt van uw voertuig voor u ze vult.
Haal toestellen die op benzine werken van de vrachtwagen
of aanhangwagen en vul ze op de grond bij. Als dat niet
mogelijk is, vult u de toestellen op een aanhangwagen bij
met een draagbare houder in plaats van met een
benzinepomppistool.
Houd het mondstuk steeds in contact met de rand van de
brandstoftank of houder tot het bijvullen is voltooid. Gebruik
geen voorzieningen die het mondstuk vanzelf open houden.
Als u brandstof op uw kleding hebt gemorst, trekt u
onmiddellijk iets anders aan.
Doe de brandstoftank nooit te vol. Breng de dop weer aan
en draai ze stevig vast.
Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine en
andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de dampen
zijn ontplofbaar.
Als u brandstof hebt gemorst, mag u de motor niet proberen
te starten maar verplaatst u de machine weg van de plaats
waar u hebt gemorst en vermijdt u het creëren van elke
mogelijke ontstekingsbron tot de brandstofdampen zijn
vervlogen.
Breng de dop van de brandstoftank en van de
brandstofhouder weer stevig aan.
Onderhoud en berging
Leef altijd de voorschriften inzake veilig bijvullen van
brandstof en omgang met brandstof na wanneer u het
toestel bijvult na transport of berging.
Volg steeds de instructies in de motorhandleiding voor het
voorbereiden van de berging voor u het toestel voor zowel
korte als lange periodes opbergt.
Volg altijd de instructies in de motorhandleiding voor de
correcte opstartprocedures wanneer u het toestel opnieuw
in gebruik neemt.
Berg de machine of een benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam, zoals in een watergeiser. Laat
het toestel afkoelen voor u het opbergt.
Schakel de brandstoftoevoer uit tijdens de berging of het
transport. Bewaar brandstof niet in de buurt van vlammen
en tap brandstof niet binnenshuis af.
Zorg ervoor dat al het montagemateriaal (moeren en
bouten), in het bijzonder de bevestigingsbouten van de
maaibladen, goed vastzit en houd alle onderdelen in een
goede toestand. Vervang alle versleten of beschadigde
stickers.
Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of ze nog naar behoren werken.
Schakel alle aandrijvingen uit, laat het hulpstuk zakken,
activeer de parkeerrem, leg de motor stil en haal de sleutel
uit het contact of maak de kabel van de ontstekingsbougie
los. Wacht tot alles tot stilstand is gekomen voor u de
machine afregelt, schoonmaakt of herstelt.
Verwijder gras en afvalmateriaal van de maaibladen,
aandrijvingen, knalpotten en de motor om brand te
voorkomen. Neem gemorste olie of benzine op.
9
Not for
Reproduction
Laat de motor afkoelen voor u de machine opbergt en berg
ze niet op in de buurt van een vlam.
Stop en inspecteer de machine als u een voorwerp raakt.
Herstel indien nodig alvorens opnieuw te starten.
Parkeer de machine op een plaats waar de bodem waterpas
is. Laat ongeschoold personeel nooit aan de machine
werken.
Gebruik stutten om onderdelen te ondersteunen wanneer
dat nodig is.
Neem voorzichtig de spanning weg van onderdelen met
verzamelde energie.
Koppel de batterij af of verwijder de ontstekingsbougiekabel
voor u herstellingen uitvoert. Koppel eerst de negatieve
pool af en daarna de positieve. Sluit eerst de positieve pool
weer aan en pas daarna de negatieve.
Wees voorzichtig als u de maaibladen controleert. Omwikkel
het blad/de bladen of draag handschoenen en wees
voorzichtig wanneer u aan de maaibladen werkt. Vervang
de bladen. Recht en las ze nooit.
Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
bewegende onderdelen. Breng indien mogelijk geen
wijzigingen aan terwijl de motor draait.
Laad batterijen op in een goed geventileerde ruimte, uit de
buurt van vonken en vlammen. Trek de lader uit het
stopcontact voor u hem op de batterij aansluit of van de
batterij losmaakt. Draag beschermende kleding en gebruik
geïsoleerd gereedschap.
De onderdelen van grasopvangzakken zijn onderhevig aan
slijtage, beschadiging en verval, waardoor bewegende delen
bloot kunnen komen te liggen of voorwerpen in het rond
kunnen worden geslingerd. Controleer de onderdelen
regelmatig en vervang ze wanneer nodig door onderdelen
die door de farbikant worden aanbevolen.
Controleer veelvuldig de remwerking. Regel bij en herstel
waar nodig.
Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten
reserveonderdelen wanneer u herstellingen uitvoert.
Houd u altijd aan de specificaties van de fabrikant voor
instellingen en bijregelingen.
Doe voor grote onderhoudsbeurten en herstellingen
uitsluitend een beroep op erkende servicepunten.
Probeer nooit grote herstellingen aan dit toestel uit te voeren
tenzij u daarvoor de nodige opleiding hebt genoten. Onjuiste
onderhouds- en herstellingsprocedures kunnen leiden tot
gevaar tijdens het gebruik, beschadiging van het toestel en
het vervallen van de fabrieksgarantie.
Toestellen met hydraulische pompen, leidingen en motoren:
WAARSCHUWING: Hydrauliekvloeistof die onder druk
ontsnapt kan voldoende kracht hebben om door de huid te
dringen en ernstige verwondingen te veroorzaken. Als
lichaamsvreemde vloeistof onder de huid terecht is
gekomen, moet ze binnen de paar uren chirurgisch worden
verwijderd door een arts die vertrouwd is met dit soort
letsels, want anders kan gangreen (koudvuur) optreden.
Blijf met uw lichaam en handen uit de buurt van de pengaten
of spuitopeningen die hydrauliekvloeistof onder hoge druk
uitstoten. Gebruik papier en karton in plaats van uw handen
om lekken op te sporen. Vergewis u ervan dat alle
hydrauliekvloeistofaansluitingen goed dicht zijn en alle
hydrauliekslangen en -leidingen in goede staat verkeren
voor u het systeem onder druk zet. Als er lekken optreden,
laat u uw machine onmiddellijk door een erkend verdeler
herstellen.
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie. De
foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige lichamelijke
verwondingen leiden. Veren moeten door een bevoegd
technicus worden verwijderd.
Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator:
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie. Om
ernstige lichamelijke letsels door warme koelvloeistof of
ontsnappende stoom te voorkomen, mag u de dop van de
radiator nooit proberen te verwijderen terwijl de motor draait.
Leg de motor stil en wacht tot hij is afgekoeld. Zelfs dan
moet u nog erg voorzichtig zijn wanneer u de dop verwijdert.
Instructies voor het gebruik van de rolbar
Voor modellen die zijn uitgerust met het door de fabrikant
geïnstalleerde kantelbeveiligingssysteem (“Roll Over Protection
System” of “ROPS”).
WAARSCHUWING
Om ernstige verwondingen en de dood ten gevolge van
omkantelen te voorkomen is het belangrijk dat u zich houdt
aan de onderstaande waarschuwing.
Waarschuwingen met betrekking tot het gebruik
Gebruik altijd de veiligheidsgordel als de rolbar rechtstaat.
Gebruik de veiligheidsgordel nooit als de rolbar is
neergelegd.
Vergeet niet dat er geen kantelbeveiliging is wanneer de
rolbar is neergelegd. Daarom is het belangrijk dat de rolbar
altijd wanneer dat mogelijk is in rechtopstaande stand wordt
gehouden.
Laat de rolbar alleen in de ligstand zakken wanneer dat
absoluut noodzakelijk is.
Controleer of er voldoende plaats is voor u onder welk object
dan ook rijdt. Laat de rolbar niet in contact komen met lage
overhangende obstakels, zoals takken van bomen of
elektrische kabels.
Verwijder de rolbar nooit van het voertuig.
Overschrijd het maximaal toegelaten machinegewicht van
de rolbar niet.
Lees en volg alle instructies hieronder met betrekking tot
de inspectie en het onderhoud van de rolbarstructuur en
de veiligheidsgordel.
Inspectie van de beveilingingsstructuur van de rolbar
WAARSCHUWING
Het niet naar behoren inspecteren en onderhouden van
beschermingsstructuur van de rolbar kan leiden tot ernstige
verwondingen en de dood.
10 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
Net als elke andere veiligheidsvoorziening moet EEN ROLBAR
periodiek worden geïnspecteerd om na te gaan of de integriteit
van de voorziening niet te lijden heeft gehad onder het normale
gebruik van de machine, misbruik, slijtage door de ouderdom,
wijzigingen of een kanteling.
Om de kantelbeveiliging voor de bestuurder en de
doeltreffendheid van de rolbar te behouden:
Als een ROLBAR om welke reden dan ook, bijvoorbeeld
een aanrijding, kanteling of impact, beschadigd raakt, moet
de ROLBAR worden vervangen. Kleine, onzichtbare
scheurtjes kunnen de doeltreffendheid van de ROLBAR
beperken. Las, recht of herstel de ROLBAR nooit.
Breng nooit wijzigingen aan de ROLBAR aan door er iets
op te lassen of door er extra gaten in te boren.
VOOR HET EERSTE GEBRUIK - Inspecteer de structuur
en het montagemateriaal van de ROLBAR op de volgende
punten:
1) Vergewis u ervan dat het brutovoertuiggewicht van de
machine, inclusief hulpstukken, beperkte nuttige lading,
brandstof en de bestuurder, het maximaal toegelaten
gewicht op het label van de ROLBAR niet overschrijdt.
2) Vergewis u ervan dat al het bevestigingsmateriaal op
zijn plaats zit, onbeschadigd is en stevig vastzit.
3) Vergewis u ervan dat de ROLBAR correct en volledig
werd geïnstalleerd.
ELKE 100 UUR - Inspecteer de structuur en het
montagemateriaal van de ROLBAR op de volgende punten:
1) Eventuele scheuren/barsten in de structuur
(constructiedelen en/of lasnaden).
2) Aanzienlijke roestvorming op een deel van de structuur
van de ROLBAR of van het montagemateriaal.
3) Ontbrekend, beschadigd of loszittend montagemateriaal.
4) Montagemateriaal dat van lagere kwaliteit is dan
gespecificeerd.
5) Dat het brutovoertuiggewicht van de machine, inclusief
hulpstukken, beperkte nuttige lading, brandstof en de
bestuurder, het maximaal toegelaten gewicht op het label
van de ROLBAR niet overschrijdt.
6) Wijzigingen die mogelijk zijn aangebracht, zoals niet
toegelaten lasnaden of boorgaten.
7) Mogelijke permanente vervorming of verdraaiing van de
structuur van de ROLBAR.
8) Dat het label van de ROLBAR zich nog steeds op zijn
plaats bevindt en leesbaar is.
9) Dat de waarschuwingsstickers met betrekking tot de
ROLBAR zich nog steeds op de ROLBAR bevinden en
leesbaar zijn.
Als u twijfelt aan de toestand van de ROLBAR neemt u de
machine uit dienst en neemt u contact op met uw verdeler
voor bijstand.
Veiligheidsgordel van de rolbar
WAARSCHUWING
Het niet naar behoren inspecteren en onderhouden van de
veiligheidsgordel kan leiden tot ernstige verwondingen en de
dood.
2
Net als de ROLBAR moet de veiligheidsgordel periodiek
worden geïnspecteerd om na te gaan of de integriteit ervan
niet te lijden heeft gehad onder het normale gebruik van de
machine, misbruik, slijtage door de ouderdom, wijzigingen
of een kanteling. Als de veiligheidsgordel niet alle
onderstaande tests doorstaat, moet hij worden vervangen.
VOOR ELK GEBRUIK Onderwerp de veiligheidsgordel
en het oprolmechanisme aan de volgende inspectie met
bijhorend onderhoud:
1) Controleer het oprolmechanisme op de aanwezigheid
van vuil en afvalmateriaal. Als u vuil of afvalmateriaal
aantreft, moet u het verwijderen.
2) Controleer of het oprolmechanisme gemakkelijk en
volledig oprolt.
3) Controleer alle onderdelen van de veiligheidsgordel (A,
Afbeelding 2) op beschadiging, zoals kerven, scheuren,
losse stiksels of rafeling.
4) Controleer of de gesp en de sluiting (B) naar behoren
werk en de gespplaat niet overdreven versleten of vervormd
is en of de sluiting niet beschadigd of gescheurd/gebarsten
is. De veiligheidsgordel moet gemakkelijk vast- en
losklikken.
Veiligheidsstickers
Lees vóór gebruik van uw machine de veiligheidsstickers. De
voorzorgsmaatregelen en waarschuwingen zijn voor uw
veiligheid. Om persoonlijk letsel of schade aan uw machine te
voorkomen, moeten alle veiligheidsstickers worden gelezen en
opgevolgd.
WAARSCHUWING
Als een veiligheidssticker versleten of beschadigd of niet
meer leesbaar is, moet u vervangende stickers bij uw
plaatselijke dealer bestellen.
11
Not for
Reproduction
3
* Bevindt zich op dwarsstang boven de radiator.
** Bevindt zich bij de transmissieventilatoren.
*** Bevindt zich op het achterscherm bij de aandrijfriem van de
versnellingsbak.
**** Bevindt zich aan de voorkant van de ROPS zakken op het
frame van de machine.
Onderdeelnr.: 5102627 - sticker, Hoofdveiligheid, CEA
Onderdeelnr.: 7106109 - sticker, uitwerpveiligheid, exportB
Onderdeelnr.: 5102456 - sticker, brand ANSI exportC
Onderdeelnr.: 5102000 - sticker, waarschuwing, heetD
Onderdeelnr.: 5061246 - sticker, beknellingspunt, CEE
Onderdeelnr.: 5101353 - sticker, waarschuwing, heetF
Onderdeelnr.: 5061042 - sticker, CE gevaarG
Sticker veiligheid accuH
Onderdeelnr.: 5100537 - sticker,
veiligheid, CE rolbeugel, OBS
JOnderdeelnr.: 5100536 - sticker,
veiligheid, CE rolbeugel
I
12 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
Onderdeelnr.: 5100685 - sticker,
veiligheid, rolbeugel, CE
K
Veiligheidspictogrammen
Waarschuwing: Zorg dat u de
gebruikershandleiding hebt gelezen
en begrijpt voor u deze machine
gebruikt. Weet waar alle
bedieningselementen zich bevinden
en hoe deze werken. Gebruik deze
machine alleen als u voldoende kennis
hebt.
Waarschuwing: Raadpleeg de
technische documentatie voordat u
technische reparaties of onderhoud
verricht. Als u de machine verlaat,
schakel de motor dan uit, trek de
handrem aan en verwijder de
contactsleutel.
Gevaar - gevaar voor amputatie en
afscheuren van ledematen: Om letsel
van ronddraaiende snijmessen en
bewegende delen te voorkomen,
moeten de veiligheidsvoorzieningen
(beschermplaten, schermen en
schakelaars) aanwezig zijn en goed
werken.
Gevaar - verlies van tractie,
stabiliteit, sturen en bedienen op
hellingen: Als de machine op een
helling niet meer vooruit rijdt en begint
weg te glijden, stop dan de snijmessen
en rijd langzaam de helling af.
Gevaar - amputatiegevaar: Maai niet
als kinderen of andere personen in de
buurt zijn. Laat niemand meerijden,
met name kinderen, zelfs als de
snijmessen zijn uitgeschakeld. Maai
niet achteruit, tenzij absoluut
noodzakelijk. Kijk omlaag en achter u,
voordat en terwijl u achteruitrijdt.
Gevaar - gevaar voor kantelen en
wegglijden: Maai hellingen
horizontaal, nooit op en neer. Maai niet
op hellingen van meer dan 15°.
Voorkom plotselinge en scherpe
(snelle) bochten op hellingen. Deze
grenswaarde is afkomstig uit de
internationale standaard ISO
5395-3:2013, Sectie 4.6 en is
gebaseerd op de ISO 5395-3
Stabiliteitstestprocedure beschreven
in Bijlage A. De 15° “stabiliteitsgrens”
is gelijk aan 60% van de hoek waarbij
de machine bij statische tests werd
gelanceerd. De werkelijke dynamische
stabiliteit kan verschillen afhankelijk
van de gebruiksomstandigheden.
Gevaar - gevaar van wegvliegende
voorwerpen: Houd omstanders en
kinderen op een veilige afstand.
Verwijder voorwerpen die door het
snijmes weggeslingerd kunnen
worden. Maai alleen met aangebrachte
afvoertrechter.
Gevaar - gevaar van wegvliegende
voorwerpen: Maai niet zonder dat de
afvoertrechter of de gehele
grasopvangzak is aangebracht.
Gevaar - gevaar van amputatie en
wegvliegende voorwerpen: Om letsel
van ronddraaiende snijmessen te
voorkomen, mogen u en anderen niet
in de buurt van de rand van het
maaidek komen.
Gevaar: Brandgevaar: Zorg dat de
machine vrij is van gras, gebladerte en
olieresten. Voeg geen brandstof toe
terwijl de motor draait of heet is. Stop
de motor en laat hem ten minste 3
minuten afkoelen alvorens brandstof
toe te voegen. Voeg nooit brandstof
toe binnenshuis of in een afgesloten
trailer, garage of andere afgesloten
ruimtes. Ruim gemorste brandstof op.
Rook niet als deze machine bedient.
Waarschuwing: Ontsnappende
stoom kan brandwonden
veroorzaken - verwijder de
radiateurdop of radiateurreservoirdop
nooit als de motor heet is of draait.
Ernstige brandwonden of letsel kunnen
ontstaan door ontsnappende stoom of
hete koelvloeistof.
Gevaar: Afscheuren van ledematen
- Deze machine kan pletten en snijden.
Handen uit de buurt houden van de
hefstang van het maaidek.
Waarschuwing: Heet oppervlak:
Vermijd contact met de motor en hete
oppervlakken. Wacht tot de machine
is afgekoeld voordat u deze aanraakt.
13
Not for
Reproduction
Gevaar: Afscheuren van ledematen
- Deze machine kan pletten en snijden.
Houd handen uit de buurt van riemen
en riemschijven.
Waarschuwing: Brandgevaar - Houd
kinderen uit de buurt van de accu.
Hetzelfde geldt voor open vlammen en
vonken, die explosieve gassen kunnen
doen ontsteken.
Waarschuwing: Zwavelzuur kan
blindheid of ernstige brandwonden
veroorzaken - Draag altijd een
veiligheidsbril of een gezichtsmasker
als u in de buurt van een accu werkt.
Waarschuwing: Accu's produceren
explosieve gassen - Zorg dat u de
gebruikershandleiding hebt gelezen
en begrijpt voor u deze machine
gebruikt.
Belangrijk: Voer een accu niet af bij
het gewone afval - Neem contact op
met de plaatselijke autoriteiten en
informeer naar het afvoeren en/of
recyclen van accu's.
Waarschuwing: Vermijd ernstig
en/of dodelijk letsel door omrollen
- houd de rolbeugel omhoogggeklapt
en gebruik de veiligheidsgordel. Als de
rolbeugel omlaag is geklapt, is er geen
beveiliging tegen omrollen. Klap de
rolbeugel alleen omlaag als dat nodig
is en verwijder deze NOOIT. Klap de
rolbeugel omhoog zodra dat mogelijk
is.
Waarschuwing: Vermijd ernstig
en/of dodelijk letsel door omrollen
- houd de rolbeugel omhoogggeklapt
en gebruik de veiligheidsgordel.
Gebruik de veiligheidsgordel NIET als
de rolbeugel omlaag is geklapt.
Waarschuwing: Vermijd ernstig
en/of dodelijk letsel door omrollen
- spring NIET van de maaier af als
deze overhelt. Lees alle
bedieningsinstructies en
waarschuwingen in de
gebruikershandleiding en volg deze
op.
Waarschuwing: Gevaar van laag
overhangende obstakels - controleer
de ruimte boven uw hoofd voordat u
onder objecten door rijdt. Houd
afstand. Laat de rolbeugel NIET in
contact komen met lage,
overhangende obstakels zoals
boomtakken en kabels. Lees alle
bedieningsinstructies en
waarschuwingen in de
gebruikershandleiding en volg deze
op.
Veiligheidssymbool en signaalwoorden
Het veiligheidssymbool wordt gebruikt om
veiligheidsinformatie aan te duiden over gevaren die kunnen
leiden tot lichamelijk letsel. Een signaalwoord (GEVAAR,
WAARSCHUWING of VOORZICHTIG) wordt samen met het
veiligheidssymbool gebruikt om te wijzen op de
waarschijnlijkheid en de mogelijke ernst van het letsel. Ook kan
een gevarensymbool worden gebruikt om het soort gevaar aan
te duiden.
GEVAAR duidt op een gevaar dat, indien het niet wordt
voorkomen, zal resulteren in de dood of ernstig letsel.
WAARSCHUWING duidt op een gevaar dat, indien het niet
wordt voorkomen, kan resulteren in de dood of ernstig letsel.
VOORZICHTIG duidt op een gevaar dat, indien het niet
wordt voorkomen, kan resulteren in licht of matig letsel.
OPGEPAST
duidt op een situatie die kan resulteren in schade
aan het product.
Veiligheidsvergrendelsysteem
Deze machine is uitgerust met veiligheidsvergrendelingen. Deze
veiligheidssystemen zijn aanwezig voor uw veiligheid. Probeer
de veiligheidsschakelaars niet te omzeilen en knoei nooit met
de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of ze nog
correct werken.
Controle van de operationele VEILIGHEID
Test 1 de motor mag NIET aanslaan als:
de PTO-schakelaar is ingeschakeld OF
de parkeerrem niet is ingeschakeld OF
Hendels snelheidsregeling niet in de NEUTRALE stand
staan.
Test 2 de motor MOET aanslaan als:
de PTO-schakelaar NIET is ingeschakeld EN
de parkeerrem is ingeschakeld EN
de snelheidsregelaars in de NEUTRALE stand vergrendeld
staan.
Test 3 de motor moet UITSCHAKELEN als:
de bestuurder van de stoel opstaat terwijl de PTO
geactiveerd is, OF
De bestuurder staat op van de stoel terwijl de parkeerrem
gedeactiveerd is,
De bestuurder beweegt de hendels van de
snelheidsregeling uit de neutrale stand alvorens de
parkeerrem te deactiveren.
Test 4 Controle van remwerking van het maaidek
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek moeten
volledig tot stilstand komen binnen even (7) seconden nadat
de elektrische PTO-schakelaar in de stand UIT is gezet (of de
bestuurder van zijn stoel opstaat). Als de aandrijfriem van de
14 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
maaier niet binnen de zeven (7) seconden stopt, moet u contact
opnemen met uw dealer.
N.B.: Zodra de motor is afgeslagen, moet de PTO-schakelaar
worden uitgeschakeld, de parkeerrem worden ingeschakeld,
de snelheidsregelaars worden vergrendelen in de NEUTRALE
stand als de bestuurder terugkeert naar de stoel om de motor
te starten.
WAARSCHUWING
Als uit een test blijkt dat niet alle veiligheidsvoorzieningen
correct werken, mag u de machine niet gebruiken. Neem
contact op met uw erkende dealer. Probeer in geen geval het
doel van het veiligheidsvergrendelsysteem te omzeilen.
Functies en bedieningselementen
Functies en locaties van de
bedieningselementen
In wat volgt wordt de functie van elk bedieningsinstrument kort
toegelicht. Om te starten, stoppen, rijden en maaien moet een
combinatie van meerdere bedieningselementen in een
specifieke volgorde worden gebruikt. Welke combinatie en
volgorde voor de diverse taken vereist zijn, vindt u onder
Bediening
.
Bedieningselementen Zero-Turn
4
Naam bedieningselementLetter
MaaidekpedaalA
Naam bedieningselementLetter
Afstelpen voor de maaihoogteB
Vergrendelingshendel voor het maaidekC
ParkeerremD
Hendel om de positie van de bestuurdersstoel aan te passenE
Neerklappen van de rolbeugelF
SnelheidsregelhendelsG
KapvergrendelingH
Tankdop (1 per tank)I
Brandstofmeter (1 per tank)J
Klep brandstoftank (1 per tank)K
Verwijderbare vloerplaatL
Oprolbare veiligheidsgordelM
Transmissie-ontgrendelingshendels (1 per transmissie)N
Pedaal van maaidekhefsysteem, maaihoogteregelpen en
vergrendelingshendel van maaidekhefsysteem: Hiermee
stelt u de maaihoogte van het maaidek in. Druk de pedaal in
tot hij in de stand 12,7 cm (5”) grijpt. Zet de regelpen in de
gewenste maaihoogte en ontgrendel de vergrendelingshendel
van het hefsysteem.
maaihoogteregelpen
vergrendelingshendel van maaidekhefsysteem
Parkeerrem: Trek de parkeerremhendel naar achteren
om de parkeerrem te activeren. Beweeg de hendel helemaal
naar voren om de parkeerrem uit te schakelen.
OPMERKING: Om de machine te starten moet de parkeerrem
geactiveerd zijn.
Zet de parkeerrem uit te schakelen.DEACTIVEER
Zet de parkeerrem te activeren.ACTIVEER
Hendel stoelverstelling: De stoel kan vooruit of achteruit
worden geschoven. Beweeg de hendel naar links, zet de stoel
in de gewenste stand en laat de hendel los om de stoel in die
stand te vergrendelen.
Hendels voor het regelen van de snelheid: Met deze hendels
kunt u de rijsnelheid en de richting van de zitmaaier regelen.
De linkerhendel regelt het aandrijfwiel linksachter en de
rechterhendel regels het aandrijfwiel rechtsachter.
15
Not for
Reproduction
5
OmschrijvingPictogramLetter
VOORUITA
NEUTRAALB
ACHTERUITC
VERGRENDELPOSITIE
NEUTRAALSTAND
NVTD
Als u een hendel naar voren (A) beweegt vanuit de
NEUTRAAL-stand (B), wordt de snelheid VOORUIT van het
bijbehorende wiel verhoogd, de hendel achteruit bewegen
verhoogt de snelheid ACHTERUIT.
Als de hendel naar buiten (D) wordt bewogen van de
NEUTRAAL-stand vergrendelt de hendel in de stand
NEUTRAAL.
Opm.: Hoe verder een hendel weg van de neutrale stand wordt
gezet, hoe sneller het aandrijfwiel zal draaien.
Zie de sectie
Zero-Turn oefenen met rijden
voor instructies met
betrekking tot het sturen.
Kapvergrendeling: De kapvergrendeling vergrendelt de kap
in de gesloten stand wanneer de kap niet is geopend voor het
plegen van onderhoud aan het apparaat.
Dop brandstoftank: Naar linksdraaien om de dop te
verwijderen.
Brandstofmeter: Geeft het peil van de brandstof in de
tank weer.
Klep brandstoftank: Elke brandstoftank is voorzien van een
brandstofklep die kan worden geopend om brandstof te laten
stromen en gesloten om de brandstofstroom te stoppen. Zie
Het brandstofsysteem primen
voor instructies over het bedienen
van de brandstofkleppen
Verwijderbare vloerplaat: De bodemplaat kan worden
verwijderd om zo gemakkelijk toegang te hebben tot het
maaidek. Om deze plaat te verwijderen, haalt u de bevestigingen
weg en kantelt de plaat omhoog om hem dan van de machine
te halen. Voer dit in omgekeerde volgorde uit om de plaat weer
te monteren.
Oprolbare veiligheidsgordel: De veiligheidsgordel wordt
gebruikt om de bestuurder veilig op de stoel te houden.
De veiligheidsgordel moet altijd worden gedragen als de
rolbeugel omhoog staat. De veiligheidsgordel mag nooit worden
gedragen als de rolbeugel omlaag staat.
Ontgrendelingshendels van transmissie:
Naam bedieningselementPictogram
Ontgrendelingshendels van
transmissie
Elke transmissie is uitgerust met een ontgrendelingshendel.
Deze hendels deactiveren de transmissie zodat de machine
met de hand kan worden voortgeduwd. Beide transmissies
moeten in dezelfde positie staan, of u nu met de machine rijdt
of deze met de hand duwt. Zie
De machine met de hand duwen
voor informatie over de werkwijze.
Bedieningspaneel
6
GasklephendelA
Waarschuwingslampje gloeibougieB
PTO- (aftakas-) schakelaarC
UurmeterD
Waarschuwingslampje oliedrukE
Meter watertemperatuurF
Indicator lage spanningG
ContactschakelaarH
Gasklephendel: De gasklep bepaalt de motorsnelheid. Duw
de gasklephendel naar voren om de motorsnelheid te doen
16 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
toenemen en trek de hendel naar achteren om de motorsnelheid
te doen afnemen. Laat de motor altijd aan VOLGAS draaien
tijdens het maaien.
Gasklephendel hoge snelheid.
Gasklephendel lage snelheid.
Waarschuwingslampje gloeibougie: Lamp die aangeeft dat
de gloeibougies opwarmen. Houd de sleutel in de stand
"VERWARMEN" tot het waarschuwingslampje dooft en draai
de sleutel dan verder om de starten.
PTO-schakelaar (“Power Take Off” of
krachtafneempuntschakelaar): Met de PTOschakelaar
activeert en deactiveert u het maaidek. Trek de schakelaar
OMHOOG om het maaidek te activeren en druk de schakelaar
IN om het maaidek uit te schakelen.
Uurmeter: Meet hoe lang de PTO geactiveerd is. De
uurmeter meet het aantal uur dat de PTO geactiveerd is
geweest.
Waarschuwingslampje oliedruk: Waarschuwingslamp die
een lage oliedruk aangeeft. Als deze waarschuwingslamp
brandt, wordt de PTO uitgeschakeld.
Watertemperatuurmeter: Meet de temperatuur van de
motorkoelvloeistof.
Indicator lage spanning: Waarschuwingslamp die een lage
spanning aangeeft.
Contactschakelaar - stand 3: Met de contactschakelaar wordt
de motor gestart en stopgezet; de schakelaar kan in drie standen
staan:
Stopt de motor en sluit het elektrische
systeem af.
UIT
Door de sleutel vóór het starten in deze stand
te zetten, wordt de gloeibougie door de motor
verwarmd. Nadat de motor is gestart, zet u
het contact weer terug in deze stand en laat
u de motor lopen zodat het elektrisch systeem
van stroom wordt voorzien.
VERWARMEN /
DRAAIEN
Zwengelt de motor aan om hem te doen
starten.
START
OPMERKING: Laat de contactschakelaar nooit in de stand AAN
staan wanneer de motor niet draait daardoor ontlaadt de accu.
Gebruik
Vóór eerste gebruik
Zorg dat u alle informatie onder Veiligheid en Gebruik hebt
gelezen voordat u deze (zit-)maaier probeert te gebruiken.
Leer alle bedieningsinstrumenten goed kennen en zorg dat
u weet hoe u de zitmaaier moet doen stoppen.
Rij in een open omgeving zonder te maaien om te wennen
aan de machine.
WAARSCHUWING
Maai nooit op hellingen van meer dan 15°.
Schakel over op een lage grondsnelheid voordat u een
helling oprijdt. Wees extra voorzichtig bij het maaien op
hellingen met een aan de achterkant gemonteerde
grasopvangzak.
Maai overdwars op hellingen, niet op en neer, en wees
voorzichtig als u van richting verandert en start of stop
NIET op een helling.
WAARSCHUWING
Neem nooit passagiers mee op de machine.
Trek voordat u de bestuurdersstoel om welke reden dan
ook verlaat de handrem aan, schakel de PTO uit, stop de
motor en haal de sleutel uit het contactslot.
Om het brandgevaar te beperken, moet u ervoor zorgen
dat er zich geen gras, bladeren of olieresten op de
zitmaaier bevinden. Stop of parkeer NIET boven droge
bladeren, gras of brandbare materialen.
Wees voorzichtig met brandstof. Het is een uiterst
ontvlambaar product. Voeg geen brandstof toe wanneer
de motor nog warm is na recent gebruik. Houd de
onmiddellijke omgeving VRIJ van open vlammen, rokers
en lucifers. Voeg niet te veel brandstof toe en veeg
gemorste brandstof weg.
17
Not for
Reproduction
WAARSCHUWING
Rij deze Zero Turn zitmaaier NIET op een aanhangwagen of
vrachtwagen met twee aparte oprijplaten. Gebruik alleen één
enkele oprijplaat die ten minste 30 cm (1 foot) breder is dan
de totale breedte van de achterwielen van deze zitmaaier.
Deze zitmaaier heeft een draaicirkel van nul (daarom zero-turn
geheten) en de wielen zouden over de rand kunnen rijden,
waardoor de maaier kan kantelen en de bestuurder of
omstanders gewond kunnen raken.
Controles voor het starten
Controleer of het carter gevuld is tot de VOL-markering op
de oliepeilstok. Als het peil te laag is, vul dan olie bij via de
vulopening. Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor
instructies, de locatie van de oliepeilstok en de aanbevolen
olie.
Controleer het peil van de koelvloeistof. Raadpleeg de
handleiding van de motor voor instructies.
Controleer het peil van de hydraulische olie.
Zorg dat alle moeren, bouten, schroeven en pennen op hun
plaats en vast zitten.
Stel de stand van de stoel af en zorg er voor dat u
gemakkelijk bij alle bedieningselementen kunt vanuit de
bestuurdersstoel.
Vul de brandstoftanks met verse brandstof. Raadpleeg de
motorhandleiding voor brandstoftips.
Het brandstofsysteem primen
Primen van het brandstofsysteem verwijdert alle luchtbellen uit
het brandstofsysteem.
WAARSCHUWING
Brandstof die lekt of wordt gemorst op hete oppervlakken of
elektrische onderdelen kan brand veroorzaken. Draai om
letsel te voorkomen de contactsleutel in de stand UIT bij het
vervangen van brandstoffilters of waterafscheiderelementen.
Ruim gemorste brandstof onmiddellijk op.
Primen van het brandstofsysteem is alleen onder de volgende
omstandigheden noodzakelijk:
Voordat de motor voor de eerste keer wordt gestart.
Als de machine zonder brandstof heeft gestaan en verse
brandstof in de brandstoftanks is gegoten.
Na het uitvoeren van onderhoud aan het brandstofsysteem,
zoals na het vervangen van een brandstoffilter of een
component van het brandstofsysteem.
Het brandstofsysteem primen:
Elke tank is voorzien van een brandstofafsluiter (A, afbeelding
7 ). De brandstofafsluiter bevindt zich aan de onderkant van de
brandstoftank naar de voorzijde van de tank toe. Als de hendel
van de brandstofafsluiter zo wordt geplaatst dat deze naar de
achterzijde van de machine wijst, kan de brandstof doorstromen
(C), als de klep 90 graden verdraaid wordt vanuit deze positie
wordt de brandstofstroom afgesloten (B).
1. Zorg ervoor dat er brandstof in de tanks aanwezig is en dat
beide afsluiters open (C) zijn.
7
2. Draai de sleutel in de stand DRAAIEN (niet de startstand)
en wacht 10 tot 15 seconden. De elektrische brandstofpomp
voert brandstof naat het systeem.
De motor starten
WAARSCHUWING
Als u niet begrijpt hoe een specifiek bedieningselement
werkt of het hoofdstuk
Functies en bedieningselementen
,
nog niet grondig hebt gelezen, doe dat dan nu.
Gebruik de zitmaaier PAS als u volledig vertrouwd bent
met de locatie en functie van ALLE bedieningselementen.
1. Activeer terwijl op de bestuurdersstoel zit de parkeerrem
en controleer of de PTO-schakelaar is uitgeschakeld en de
snelheidsregelhendels in de stand NEUTRAAL zijn
vastgezet.
2. Zet de gasklep in de middelste stand (zet de gasklep in de
stand VOLGAS wanneer u bij koud weer start).
3. Draai de sleutel naar de stand VERWARMEN/DRAAIEN.
Houd de sleutel in deze stand om het controlelampje van
de gloeibougie in te schakelen en de gloeibougies te
activeren.
18 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
4. Wacht tot het lampje van de gloeibougies dooft en draai de
sleutel dan in de stand START. Als de motor niet
onmiddellijk start, zet u de gasklep in de stand VOLGAS.
N.B.: Start de motor niet langer dan 30 seconden achtereen.
Laat de startmotor twee minuten afkoelen alvorens u de
motor opnieuw start.
5. Als de motor is gestart zet u de gasklephendel op TRAAG.
Laat de motor gedurende ten minste een minuut warmlopen.
6. Zet de gasklep in de stand VOLGAS voor u de PTO
activeert of met de zitmaaier rijdt.
In een noodgeval kunt u de motor direct stilleggen door de
contactsleutel op STOP te zetten.
Gebruik deze methode
uitsluitend in noodsituaties. Om de motor op een normale manier
stil te leggen volgt u de onder
De maaier stopzetten
beschreven
werkwijze.
De maaier stoppen
1. De beweging stopt als u de snelheidshendels weer in de
middelste positie zet. Draai de hendels naar buiten en
vergrendel ze in de NEUTRAAL-stand.
2. Deactiveer de PTO door de PTO-schakelaar omlaag te
drukken.
3. Zet de parkeerrem aan door de hendel omhoog te trekken
tot hij in die stand vergrendelt.
4. Beweeg de gashendel naar LANGZAAM en laat de motor
even afkoelen.
5. Draai de contactsleutel in de stand UIT. Haal de sleutel uit
het contact.
Oefenen met rijden met de Zero Turn
De bedieningshendels van de Zero Turn zitmaaier reageren
snel en het vergt enige oefening voordat u de maaier soepel
en efficiënt vooruit en achteruit kunt rijden en kunt draaien.
Besteed enige tijd aan het uitproberen van de volgende
bewegingen en raak vertrouwd met de manier waarop de maaier
versnelt, rijdt en stuurt voordat u begint te maaien . Dit is
absoluut noodzakelijk om optimaal gebruik te kunnen maken
van de Zero Turn zitmaaier.
Zoek een glad en vlak deel van uw gazon uit één met
voldoende ruimte om te manoeuvreren. (Verwijder voor u begint
eerst alle voorwerpen, dieren en personen.) Gebruik de maaier
met gemiddelde snelheid tijdens deze oefening (, maar gebruik
de maaier ALTIJD op volle snelheid tijdens het maaien), en
neem langzaam een bocht om slippen en beschadiging van uw
gazon te vermijden.
Wij raden u aan met de rechts aangegeven procedure Soepel
rijden te beginnen en dan door te gaan naar vooruitrijden,
achteruitrijden en draaien.
Voordat u de bedieningshendels naar binnen beweegt, moet u
de parkeerrem los zetten.
Soepel rijden
De bedieningshendels van de Zero Turn zitmaaier reageren
zeer snel.
De BESTE methode voor het gebruik van de rijsnelheidshendels
is het volgen van de drie stappen - zoals weergegeven in
afbeelding 8.
8
EEN plaats uw handen op de hendels zoals weergegeven.
TWEE om vooruit te rijden, moet u de hendels met uw palmen
langzaam naar voren duwen.
DRIE om het toerental te verhogen, moet u de hendels verder
naar voren duwen. Om het toerental soepel te verlagen, moet
u de hendels weer langzaam naar de neutrale stand bewegen.
Basisbesturing
Oefenen met vooruitrijden
19
Not for
Reproduction
9
Beweeg beide rijsnelheidshendels geleidelijk en gelijkmatig
NAAR VOREN vanuit de neutrale stand. Verlaag uw snelheid
en herhaal dit.
N.B.: Gewoon vooruit rijden vereist enige oefening. Indien
noodzakelijk kan de topsnelheid worden afgesteld zie
Afstellen van de snelheid in de sectie Afstellingen achterin de
handleiding.
Oefenen met achteruitrijden
10
KIJK OMLAAG en ACHTER u en beweeg beide
rijsnelheidshendels dan geleidelijk en gelijkmatig NAAR
ACHTEREN vanuit de neutrale stand. Verlaag uw snelheid en
herhaal dit.
N.B.: Oefen enkele minuten met achteruitrijden voordat u dit in
de buurt van objecten probeert. De zitmaaier neemt
achteruitrijdend net zo scherpe bochten als vooruitrijdend en
het recht achteruitrijden vergt enige oefening.
Oefenen met een bocht nemen
11
Laat, terwijl u vooruitrijdt, een hendel langzaam terugkomen
naar de neutrale stand. Herhaal dit een aantal keer.
N.B.: Om beschadiging van uw gazon door ronddraaien direct
op het eigen spoor te voorkomen, kunt u het beste ervoor zorgen
dat beide wielen ten minste iets naar voren blijven draaien.
Oefenen met op de plaats ronddraaien
12
Om op de plaats rond te draaien (“zero turn”) moet u tegelijkertijd
de ene rijsnelheidshendel vanuit de neutrale stand naar voren
bewegen en de andere naar achteren. Herhaal dit een aantal
keer.
N.B.: Als u de mate waarin u aan elke hendel trekt verandert,
naar voren of naar achteren, wijzigt u daarmee het
“scharnierpunt” waar u omheen draait.
Gevorderd rijden
Omkeren aan het einde van een rij
20 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
13
Dankzij het unieke vermogen van uw maaier om op de plaats
rond te draaien, kunt u omkeren aan het einde van een
maaistrook in plaats van te moeten stoppen en een bocht te
moeten maken voordat u met een nieuwe strook kunt beginnen.
Bijvoorbeeld, om aan het einde van de rij linksom te draaien,
moet u:
1. uw snelheid verlagen aan het einde van de rij.
2. De RECHTER snelheidsregelhendel iets naar voren
bewegen, terwijl u de LINKER snelheidsregelhendel naar
achteren beweegt naar de middelste stand en dan vanuit
deze middelste stand iets naar achteren.
3. maai dan weer in voorwaartse richting.
Met deze techniek maakt u een bocht naar LINKS met een
kleine overlapping van de net gemaaide rij, waardoor u niet
meer terug hoeft te rijden om gemist gras opnieuw te maaien.
Als u zowel meer vertrouwen als meer ervaring krijgt met het
gebruik van uw Zero Turn zitmaaier, zult u meer bewegingen
leren maken, waardoor u minder tijd hoeft te besteden aan het
maaien en er meer plezier van hebt!
Denk eraan: hoe meer u oefent, hoe meer controle u over
de maaier zult hebben!
Maaien
1. Trek de handrem aan. Zorgt dat de PTO-schakelaar
uitgeschakeld is, dat de snelheidsregelhendels in de stand
VRIJ staan en dat de bestuurder op zijn stoel zit.
2. Start de motor. Zie
De motor starten
.
3. Stel de maaihoogte in.
4. Zet de gashendel in de stand 1/2.
OPMERKING: Het is het beste om de PTO in te schakelen
terwijl de gashendel op de stand staat die minimaal nodig is om
het aandrijvingssysteem van het maaidek te activeren zonder
dat de motor afslaat.
5. Activeer de PTO door de PTO-schakelaar omhoog te
trekken.
6. Zet de gashendel in de stand "SNEL" en begin met maaien.
7. Zet als u klaar bent de gashendel weer terug tot de motor
stationair draait en duw dan de PTO-schakelaar omlaag
om de PTO uit te schakelen.
8. Stop de motor. Zie
De zitmaaier stoppen
.
Aanbevelingen voor maaien
Hoe goed uw machine gras maait, is afhankelijk van
verschillende factoren. Door de juiste maaitips te volgen, kunt
u de werking en de levensduur van uw machine verbeteren.
Grashoogte
De maaihoogte is vaak een kwestie van persoonlijke voorkeur.
Doorgaans moet u het gras maaien als het tussen 7,5 en 12,5
cm lang is. Het juiste maaihoogtebereik voor een bepaald gazon
hangt af van verschillende factoren, waaronder de grassoort,
de hoeveelheid regenval, de heersende temperaturen en de
algemene toestand van het gazon.
Te kort gemaaid gras wordt broos en gevoelig voor beschadiging
door droogte en ongedierte. Gras te kort maaien veroorzaakt
vaak meer schade dan het gras iets langer houden.
Gras langer laten groeien vooral als het warm en droog is
reduceert de warmteophoping, behoudt het nodige vocht en
beschermt het gras tegen hittebeschadiging en andere
problemen. Door het gras te lang te laten groeien, kunnen er
dunne plaggen en bijkomende problemen ontstaan.
Te veel in een keer maaien schokt het groeisysteem van de
begroeiing en verzwakt de grasplantjes. Een goede vuistregel
is de regel van 1/3: Maai niet meer dan één derde van de
graslengte en nooit meer dan 2,5 cm (1") in één keer.
14
De hoeveelheid gras die u kunt afmaaien in één maaibeurt
hangt ook af van het maaisysteem dat u gebruikt. Zo kan een
breedwerpig maaisysteem met zijdelingse afvoerdekken een
veel grotere hoeveelheid gras verwerken dan bij het mulchen
of het recyclen van gras.
Lang gras moet in fasen worden gemaaid. Voor uitzonderlijk
lang gras stelt u de maaihoogte voor de eerste maaibeurt in op
21
Not for
Reproduction
maximum (A, afbeelding 15). Voor een tweede (B) of derde
maaibeurt zet u de maaihoogte op de gewenste hoogte.
Bedek het grasoppervlak niet met een dikke laag grassnippers.
Overweeg eventueel om een grasopvangsysteem te gebruiken
en een composthoop te maken.
15
Wanneer en hoe vaak maaien
Het verkregen maairesultaat wordt grotendeels bepaald door
het uur van de dag waarop u maait en de toestand van het gras.
Het beste resultaat verkrijgt u met de volgende richtlijnen:
Maai als het gras 7,5 tot 12,5 cm hoog staat.
Maai met scherpe messen. Korte grassnippers van 2,5 cm
of korter breken sneller af dan langere sprieten. Scherpe
maaibladen snijden het gras regelmatig en doeltreffend af
zonder uitgerafelde randen die het gras beschadigen.
Maai op een tijdstip van de dag dat het gras koel en droog
is. In de late namiddag of de vooravond zijn de
maaiomstandigheden ideaal.
Vermijd maaien na regen of zelfs zware dauw en mulch
nooit als het gras nat is (vochtig gras is moeilijk te mulchen
en klontert samen onder het maaidek).
Maaipatronen
Begin altijd op een glad en egaal oppervlak te maaien.
Welk maaipatroon het meest geschikt is, hangt af van de grootte
en het type van het te maaien terrein. Houd ook rekening met
hindernissen zoals bomen, omheiningen, gebouwen en
hellingen.
Maai in lange, rechte, licht overlappende stroken.
Verander waar mogelijk af en toe van patroon om dof
worden, een korrelige structuur of golven te voorkomen.
Voor een echte professionele maaibeurt maait u het gazon
eerst in één richting en dan nog een keer haaks op de
eerste maairichting.
OPMERKING: Laat de motor altijd VOLGAS draaien tijdens het
maaien.
Als u hoort dat de motor trager begint te draaien, maait u te
snel. Door de snelheid te verlagen kunnen de messen efficiënter
maaien. Dit voorkomt ook heel wat vaak voorkomende
problemen. Gebruik een snelheid die is aangepast aan de dikte
en lengte van het gras dat u maait (3e versnelling of lager voor
handgeschakelde modellen). Als u hoort dat de motor trager
begint te draaien, maait u te snel en moet u een lagere snelheid
gebruiken.
16
Maai indien mogelijk een of twee keer langs de buitenrand van
het maaiterrein zodat het gras OP het gazon belandt en niet op
omheiningen en wandelpaden.
17
Maai daarna in de tegenovergestelde richting zodat de
grassnippers NAAR BUITEN TOE worden verspreid over het
eerder gemaaide gedeelte.
Maaimethoden
Breedwerpig maaien
Bij breedwerpig maaien of zijdelingse afvoer worden de
grassnippers gelijkmatig over het hele gazon verspreid.
Golfterreinen werken vaak met deze methode. Het diepe
schotelvormige dek van uw maaier maakt vrijere circulatie van
grassnippers mogelijk zodat ze gelijkmatig worden uitgestrooid
over het gazon.
Toerental en grondsnelheid voor breedwerpig maaien
Laat de motor altijd aan volgas draaien tijdens het maaien. Als
u hoort dat de motor trager begint te draaien, maait u te snel.
Door de snelheid te verlagen kunnen de messen efficiënter
maaien. Dit voorkomt ook heel wat vaak voorkomende
problemen.
Gebruik ALTIJD een grondsnelheid die is aangepast aan de
dikte en lengte van het gras dat u maait (3e versnelling of lager
voor handgeschakelde modellen). Als u hoort dat de motor
trager begint te draaien, maait u te snel en moet u een lagere
snelheid gebruiken.
22 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
Hoeveel gras afmaaien bij breedwerpig maaien:
Maai het gras als het 7,5-12,7 cm (3-5") hoog staat. Maai het
gras niet korter dan 5 tot 6,5 cm (2 tot 2,5 inch). Maai niet meer
dan 2,5 cm (1 inch) gras af in één maaibeurt
Mulchen
Voor mulchen wordt met een maaidek gewerkt dat het gras
maait en vervolgens tot kleine stukjes versnippert, die IN het
gazon worden geblazen. Deze kleine stukjes breken snel af tot
bijproducten die goed zijn voor uw gazon. ONDER DE JUISTE
OMSTANDIGHEDEN zorgt uw mulchmaaier ervoor dat er vrijwel
geen grassnippers te zien zijn op het gazonoppervlak.
OPMERKING: Bij mulchen onder zware maaiomstandigheden
hoort u eventueel een rommelend geluid. Dit is normaal.
Mulchen vereist UITSTEKENDE maaiomstandigheden:
Mulchmaaiers werken eventueel niet goed als het gras nat is
of gewoon te lang is om te maaien. Voor mulchen is het nog
belangrijker dan bij gewoon maaien dat het gras droog is en de
juiste hoeveelheid wordt afgemaaid.
Gebruik de maaier niet in de mulchfunctie voor de eerste twee
of drie maaibeurten in de lente. De lange grassprieten, snelle
groei en vaak nattere omstandigheden zijn beter geschikt voor
breedwerpig maaien (zijdelingse afvoer) of maaien met een
grasopvangzak.
Toerental en grondsnelheid voor mulchen:
Laat de motor aan volgas draaien en gebruik een lage
grondsnelheid zodat de grassnippers in kleine stukjes worden
gesneden. De grondsnelheid tijdens het mulchen moet de
HELFT bedragen van de snelheid voor breedwerpig maaien
(zijdelingse afvoer) onder vergelijkbare omstandigheden. Omdat
voor mulchen meer paardenkracht vereist is dan voor
breedwerpig maaien, is een lagere grondsnelheid essentieel
voor goed mulchen.
Hoeveel gras mulchen:
Het beste mulchresultaat verkrijgt u doorgaans door alleen de
bovenste 1,3 cm tot 1,9 cm (1/2 inch tot 3/4 inch) van de
grasspriet af te snijden. Dit zorgt voor kort maaisel dat goed
afbreekt (veel sneller dan langer maaisel). De ideale maaihoogte
varieert afhankelijk van het klimaat, de tijd van het jaar en de
kwaliteit van uw gazon. We raden u aan met de maaihoogte en
de grondsnelheid te experimenteren tot u het beste
maairesultaat bereikt. Begin met een hoge maaihoogte en
gebruik geleidelijk lagere instellingen tot u een maaihoogte vindt
die aansluit bij uw maaiomstandigheden en voorkeur.
De zitmaaier met de hand voortduwen
OPGEPAST
De zero-turn zitmaaier mag NIET worden getrokken.
De machine trekken veroorzaakt schade aan de hydraulische
transmissie. Gebruik geen ander voertuig om deze machine
voort te duwen of te trekken.
1. Zet de PTO UIT, stel de parkeerrem in werking, schakel de
contactschakelaar UIT en haal de sleutel uit het contactslot.
2. Zoek de ontgrendelingshendel van de transmissie bovenop
de transmissie van de machine. Elke transmissie heeft een
ontgrendelingshendel.
3. Draai de transmissie-ontgrendelingshendels naar de
"bypass"-positie(A, afbeelding 18 ). De
transmissie-ontgrendelhendels komen in contact met de
transmissies. De transmissie-ontgrendelhendels wordt
zodanig gericht dat ze loodrecht op de assen van de
transmissies staan.
18
4. Ontgrendel de handrem. U kunt de zero-turn zitmaaier nu
met de hand voortduwen.
5. Activeer na het verplaatsen van de zero-turn zitmaaier de
transmissies weer door de
transmissie-ontgrendelingshendels te verdraaien naar de
"gesloten" stand (B). De transmissie-ontgrendelhendels
komen in contact met de transmissies. De
transmissie-ontgrendelhendels worden zodanig gericht dat
ze parallel aan de assen van de transmissies staan.
23
Not for
Reproduction
De Rolbar Rechtzetten en Neerleggen
WAARSCHUWING
Vermijd ernstige of dodelijke letsels door omkantelen:
Houd de rolbar in de opstaande stand en gebruik de
veiligheidsgordel.
Als de rolbar naar beneden is, is er geen kantelbeveiliging.
Laat de rolbar alleen zakken wanneer dat noodzakelijk is
en verwijder ze NOOIT.
Gebruik de veiligheidsgordel NIET wanneer de rolbar naar
beneden is.
Zet de rolbar weer recht zodra er voldoende plaats voor
is.
Spring NIET van de zitmaaier als de maaier overhelt.
Om de rolbar neer te leggen:
1. Trek de haarspeldklemmen (A, Figuur 19) uit de borgpennen
(B).
19
2. Duw of trek de bovenkant van de rolbar (C) naar voren
tegen de veerklemmen (D) en verwijder de borgpennen (B).
3. Laat de rolbar zakken en breng de borgpennen en
haarspeldklemmen aan om de rolbar in de neergelegde
stand vast te zetten (zie inzet, Figuur 19).
Om de rolbar recht te zetten:
1. Trek de haarspeldklemmen (A) uit de borgpennen (B) en
verwijder de borgpennen.
2. Zet de rolbar (C) recht tot de veerklemmen (D) de
rechtopstaande buizen raken.
3. Trek of duw de bovenkant van de rolbar tegen de
veerklemmen en breng de borgpennen en de
haarspeldklemmen aan om de rolbar in de rechtopstaande
stand vast te zetten.
Een Aanhangwagen Bevestigen
Het maximale gewicht van een gesleepte aanhangwagen moet
minder zijn dan 91 kg (200 lbs). Bevestig de aanhangwagen
met een trekhaakpen (A, Figuur 20) en klem (B) van de correcte
grootte.
20
Het slepen van een te groot gewicht kan op hellingen tot het
verlies van tractie en controle over de zitmaaier leiden.
Verminder het gesleepte gewicht wanneer u op hellingen werkt.
De bodem waarop wordt gereden is van grote invloed op de
tractie en de stabiliteit. Op een natte of gladde bodem kunnen
de tractie en de mogelijkheid om te stoppen of te draaien
drastisch afnemen. Ga zorgvuldig de toestand van de bodem
na voor u uw zitmaaier met een aanhangwagen gebruikt.
Gebruik de zitmaaier NOOIT op hellingen van meer dan 10°.
Zie GEBRUIK OP HELLINGEN en AANHANGUITRUSTING in
het veiligheidshoofdstuk van deze handleiding voor aanvullende
veiligheidsinformatie.
Opbergen
Tijdelijk opbergen (maximaal 30 dagen)
Denk eraan dat er nog brandstof in de tank zit. Bewaar de
machine dus nooit binnenshuis of ergens waar brandstofdampen
in contact kunnen komen met een ontstekingsbron.
Brandstofdampen zijn ook giftig bij inademing. Bewaar de
machine dus nooit in een gebouw waar mensen of dieren in
wonen.
24 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
WAARSCHUWING
Berg de machine nooit op met diesel in de motor of tank in
een verwarmde bergplaats of een ingesloten, slecht
geventileerde afgesloten ruimte. Dieseldampen kunnen in
contact komen met een open vlam, vonk of waakvlam (zoals
een oven, geiser, droogtrommel etc.) en een ontploffing
veroorzaken.
Ga voorzichtig met diesel om. Het is een uiterst brandbaar
product en achteloos gebruik kan ernstige brandwonden of
brandschade veroorzaken.
Tap de brandstof buiten af in een goedgekeurde brandstofbus
en uit de buurt van een open vlam of vonken.
Hier is een checklist met wat u moet doen wanneer u uw
machine tijdelijk of tussen maaibeurten door wegbergt:
Bewaar de machine uit de buurt van kinderen. Verwijder
de contactsleutel als er kans bestaat op ongeoorloofd
gebruik.
Als de machine niet op een redelijk vlakke ondergrond kan
worden weggeborgen, moet u de wielen blokkeren.
Verwijder alle grassnippers en vuil van de maaier.
Raadpleeg, als de temperatuur lager kan worden dan het
vriespunt, Opbergen op lange termijn, punt 2
Opbergen op lange termijn (langer dan 30 dagen)
Voor u het toestel aan het einde van het seizoen voor lange tijd
opbergt, leest u de instructies voor onderhoud en berging in het
onderdeel Veiligheidsvoorschriften en voert u vervolgens de
volgende stappen uit:
1. Tap de carterolie af terwijl de motor nog warm is en vul het
carter met de juiste oliesoort voor als u de machine later
weer gebruikt.
2. Controleer met een antivriestester de beschermingsgraad
van het koelsysteem. Lees de instructies op de
antivriesverpakking om te ontdekken wat de juiste
verhouding is tussen water en antivries voor uw
geografische locatie.
3. Het maaidek klaarmaken voor berging: Haal het maaidek
van de machine. Reinig de onderkant van het maaidek.
Breng op alle onbedekte metalen oppervlakken verf of een
dun laagje olie aan om roesten te voorkomen.
4. Reinig de buitenoppervlakken en de motor.
5. Motor voorbereiden op opslag. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de motor.
6. Verwijder alle vuil of gras van de koelribben van de
cilinderkop, het motorhuis en de luchtfilterelementen.
7. Dek het luchtfilter en de uitlaat stevig af met plastic of een
ander waterbestendig materiaal om binnendringen van
vocht, vuil en insecten te voorkomen.
8. Vet en olie de machine volledig in volgens de voorschriften
in het hoofdstuk
Smering
9. Veeg de machine schoon en breng verf of een roestwerend
middel aan op delen met beschadigde of afschilferende
verf.
10. Controleer of de accu volledig is geladen en het waterpeil
van de accu correct is. De batterij gaat langer mee als u ze
verwijdert, op een koele en droge plaats bewaart en
ongeveer een keer per maand volledig oplaadt. Als u de
accu in de machine laat zitten, moet u de minkabel
loskoppelen.
11. Tap het brandstofsysteem volledig af of voeg een
dieselstabilisator toe aan het brandstofsysteem. Als u voor
een brandstofstabilisator opteert en het brandstofsysteem
niet hebt afgetapt, moet u alle veiligheidsvoorschriften en
voorzorgsmaatregelen voor berging volgen in deze
gebruiksaanwijzing om brand door ontsteking van
dieseldampen te vermijden. Denk eraan dat
brandstofdampen zelfs verafgelegen ontstekingsbronnen
kunnen bereiken en ontsteken, met ontploffings- en
brandgevaar tot gevolg.
OPMERKING: Als diesel gedurende langere tijd (30 dagen of
meer) ongebruikt blijft staan, kan er een harsachtige neerslag
ontstaan die slecht is voor de carburator en de verstuivers en
die een motorstoring kan veroorzaken. Voeg om dit te vermijden
een brandstofstabilisator toe aan de brandstoftank en laat de
motor een paar minuten draaien. U kunt ook alle brandstof
aftappen van de machine alvorens ze weg te bergen.
Starten na langdurig opbergen
Alvorens de machine te starten na langdurige opslag, moet u
de volgende stappen uitvoeren:
1. Haal eventuele blokken van onder de machine vandaan.
2. Plaats de accu als die werd verwijderd.
3. Haal de bescherming van de uitlaat en het luchtfilter.
4. Vul de brandstoftank met verse brandstof. Raadpleeg de
handleiding van de motor voor aanbevelingen.
5. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de motor en volg
alle instructies voor het klaarmaken van de motor na
berging.
6. Controleer het oliepeil van het carter en voeg indien nodig
de juiste olie toe. Bij verdamping tijdens de opslag moet u
de carterolie aftappen en bijvullen.
7. Pomp de banden op tot de juiste spanning. Controleer de
vloeistofniveaus.
8. Start de motor en laat hem langzaam draaien. Laat de motor
NIET met een hoog toerental draaien onmiddellijk na het
starten. Laat de motor alleen buiten of in een goed
geventileerde ruimte draaien.
Aanbevolen dieselbrandstof
Brandstofleveranciers leveren brandstof die is aangepast aan
de heersende weersomstandigheden. Deze brandstoffen worden
aan het begin van het seizoen aangepast aan de regionale
weersomstandigheden.
25
Not for
Reproduction
Winterbrandstoffen zijn zodanig aangepast dat starten bij koud
weer gemakkelijker is. Zomerbrandstof kan iets zwaarder zijn
dan winterbrandstof wat zorgt voor brandstofbesparing en meer
vermogen. Voorjaars-en najaarsbrandstof is een mix van het
zomer- en het wintermengsel.
Daarom dient u geen grote hoeveelheden brandstof in te slaan
die ook in een volgend seizoen nog gebruikt moeten worden.
Gebruik van het verkeerde mengsel kan motorproblemen
veroorzaken.
Raadpleeg de handleiding van uw motorleverancier voor
specifieke brandstofaanbevelingen.
Brandstof controleren/bijvullen
Om brandstof toe te voegen:
1. Veeg met een schone doek vuil en afval weg rond de
brandstofdoppen (A, afbeelding 21) en de vulhalzen.
21
OPMERKING: Zorg dat de brandstoftank niet overloopt.
Raadpleeg de handleiding van uw motorleverancier voor
specifieke aanbevelingen.
2. Vul de brandstoftank tot de onderzijde van de vulhals. Dit
laat ruimte over in de tank voor het uitzetten van de
brandstof.
3. Zet de dop op de brandstoftank en draai ze handvast.
4. Herhaal hetzelfde proces voor het tegenovergestelde tank.
OPGEPAST
Gebruik alleen brandstof met het allerlaagste
zwavelgehalte.
Raadpleeg de fabriekshandleiding van de motor voor specieke
olieaanbevelingen.
OPGEPAST
Gebruik geen kerosine in plaats van diesel en
meng dit ook niet met diesel. Kerosine beschadigt de motor
Raadpleeg de fabriekshandleiding van de motor voor specieke
olieaanbevelingen.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig met diesel. Het is een uiterst ontvlambaar
product. Voeg geen brandstof toe wanneer de motor nog warm
is na recent gebruik. Houd de onmiddellijke omgeving vrij van
open vlammen, rokers en lucifers. Voeg niet te veel brandstof
toe en veeg gemorste brandstof weg.
Het brandstoffilter mag niet worden verwijderd of afgetapt
wanneer de motor warm is want gemorste brandstof kan dan
ontbranden. Zorg ervoor dat de aftapkraan van het filter
volledig gesloten is alvorens de machine weer te gaan
gebruiken.
WAARSCHUWING
Brandstof die lekt of wordt gemorst op hete oppervlakken of
elektrische onderdelen kan brand veroorzaken. Draai om
letsel te voorkomen de contactsleutel in de stand UIT bij het
vervangen van brandstoffilters of waterafscheiderelementen.
Ruim gemorste brandstof onmiddellijk op.
Controleer het oliepeil van de motor
Interval: voor elk gebruik
Raadpleeg de gebruikshandleiding van de motor voor de plaats
van de peilstok en de bijvulopening en voor de specifieke
procedures voor het controleren van het motoroliepeil en het
bijvullen van olie.
Controleer het peil van de
motorkoelvloeistof en voeg indien nodig
bij
WAARSCHUWING
Verwijder de radiateurdop NIET als de motor warm is.
Ontsnappende stoom kan brandwonden veroorzaken
Verwijder de radiateurdop of radiateurreservoirdop nooit als
de motor heet is of draait. Ernstige brandwonden of letsel
kunnen ontstaan door ontsnappende stoom of hete
koelvloeistof.
Raak de hete radiateur of het open reservoir NIET aan
als de motor loopt.
Stop en laat de motor afkoelen voordat u de radiateurdop
of de reservoirdop verwijdert en voordat u koelvloeistof
ververst of bijvult.
Het peil en de kwaliteit van de motorkoelvloeistof moeten voor
elk gebruik bij uitgeschakelde en koude motor worden
gecontroleerd.
Het koelsysteem is een gesloten systeem. Draai de radiateurdop
nooit los tenzij u het systeem doorspoelt. Door het openen van
de radiateurdop kan lucht in het koelsysteem worden gezogen
en kan oververhitting ontstaan.
26 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
1. Open de kap om toegang te krijgen tot het overloopreservoir
krijgen (A, afbeelding 22 ) en de radiatorvuldop (A,
afbeelding 23 ). Het overloopreservoir bevindt zich aan de
linkerkant van de motorruimte naar de achterkant van de
motor toe. De radiator uldop bevindt zich in de
rechterbovenhoek van de radiator.
22
23
2. Controleer eerst de koelvloeistof en de radiateurvulopening
(B, afbeelding23 ). Het koelvloeistofpeil moet aan de
onderkant van de vulhals van de vulopening staan (C).
3. Als het koelvloeistofpeil te laag is, verwijdert u de dop (A)
en vult koelvloeistof bij tot de onderkant van vulhals van de
vulopening.
4. Plaats de dop weer terug op de radiatorvulhals.
5. Controleer dan het koelvloeistofpeil in het overloopreservoir
(A, afbeelding 22). Het koelvloeistofpeil moet op de
markering LAAG (KOUD) (B) staan.
6. Als het koelvloeistofpeil te laag is, draai de dop (C) dan van
het reservoir en vul koelvloeistof bij tot aan de markering
LAAG (KOUD).
7. Plaats de dop weer terug op het overloopreservoir.
OPMERKING: een correct koelvloeistofmengsel bestaat uit
gelijke delen ethyleenglycol en gedistilleerd water. Zie de
gebruikshandleiding van de motor voor de specificaties van de
motorkoelvloeistof.
Transmissieolie controleren/bijvullen
Deze machine is uitgerust met twee transmissieoliereservoirs.
Het linker transmissieolie eservoir levert transmissieolie aan de
linker transmissie en het rechter transmissieolie reservoir levert
transmissieolie aan de rechter transmissie.
Type olie: SAE 20W-50 motorolie
1. Breng de stoelplaat omhoog zodat u bij de
transmissieoliereservoirs (A, 24) kunt.
24
2. Kijk het oliepeil na als de machine koud is. De olie moet tot
aan het merkteken “VOL KOUD” op de
transmissieoliereservoirs staan (B). Als de olie onder dit
peil is, ga u verder met stap 3.
3. Controleer alvorens de reservoirdop (C) te verwijderen of
er zich geen stof, vuil en ander afval bevindt rond de
reservoirdop en de vulhals. Verwijder de reservoirdoppen.
4. Voeg olie toe tot de markering "VOL KOUD".
5. Plaats de reservoirdop weer terug.
27
Not for
Reproduction
Controleer de bandenspanning
De bandenspanning moet op regelmatige tijdstippen worden
gecontroleerd en op de waarden in de tabel Specificaties worden
gehouden. Merk op dat deze waarden lichtjes kunnen afwijken
van de maximale bandenspanning die op de zijkant van de
banden wordt vermeld. De drukwaarden in de handleiding zijn
ideale waarden voor de beste tractie en maaikwaliteit en voor
een langere levensduur van de banden.
De positie van de bestuurdersstoel
aanpassen
De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven. Beweeg
de hendel (A, afbeelding 25), naar links, zet de stoel in de
gewenste stand en laat de hendel los om de stoel in die stand
te vergrendelen.
25
Afregeling van de Rijsnelheidshendels
De rijsnelheidshendels kunnen op drie manieren worden
afgeregeld. De uitlijning van de rij- en stuurhendels, de stand
van de hendels (hoe dicht de uiteinden bij elkaar liggen) en de
hoogte van de hendels kunnen worden aangepast.
Om de uitlijning van de hendels bij te regelen
Draai de montagebouten (A, Figuur 26) los en scharnier de
hendel(s) (C) om ze ten opzichte van elkaar uit te lijnen.
26
Om de stand van de hendels bij te regelen
Draai de tegenmoer los en regel de stelbout (B) meer naar
binnen of naar buiten bij om de afstand tussen de
hendeluiteinden aan te passen.
Om de hoogte van de hendels bij te regelen
Verwijder het montagemateriaal en breng de hendel omhoog
of omlaag ten opzichte van de oorspronkelijke stand. U zal ook
de uitlijning van de hendels moeten bijregelen, zoals hoger
beschreven.
Afstelling van de snelheid
Als de maaier naar rechts of links overhangt als de
snelheidsregelhendels zich in de verst mogelijke stand naar
voren bevinden, dan kan de topsnelheid van de elk van deze
hendels worden aangepast door de stelbouten (E, afbeelding
27) te verdraaien. Stel alleen de snelheid af van het wiel dat
sneller rijdt.
27
De snelheid van het snelste wiel verlagen
1. Draai de borgmoer (B) los.
28 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
2. Draai de stelbout voor de topsnelheid linksom om de
snelheid te verlagen.
3. Draai de borgmoer weer vast als het afstellen is voltooid.
WAARSCHUWING
Stel de zitmaaier NOOIT af voor een hogere snelheid
vooruit of achteruit dan waar deze voor ontworpen is.
De maaihoogte aanpassen
Met de afstelpen voor de maaihoogte (A, 28) stelt u de
maaihoogte van maaier in. De maaihoogte kan in stappen van
0,64 cm (1/4”) worden ingesteld tussen tussen 3,8 cm (1-1/2”)
en 12,7 cm (5”).
28
1. Trap het maaidekpedaal (B) in totdat dit vergrendelt in de
stand 5" (12,7 cm).
2. Zet de afstelpen voor de maaihoogte in de gewenste
maaistand.
3. Trap het maaidekpedaal in duw dan de vergrendeling (C)
naar rechts om de vergrendeling los te maken.
4. Laat het maaidekpedaal omhoog komen totdat het tot
stilstand komt tegen de afstelpen voor de maaihoogte.
Afregeling van voetpedaal
Het voetpedaal van het maaidekhefsysteem kan worden
afgestemd op de lengte van de bestuurder voor optimaal
comfort.
Om de stand van het pedaal bij te regelen:
1. Verwijder het voetpedaal (A, Figuur 29) van de
pedaalhouderlip (B).
29
2. Verwijder het montagemateriaal (C) en draai de lip 180
graden.
3. Breng het bevestigingsmateriaal van het pedaal weer aan
en draai alles goed vast.
4. Monteer het voetpedaal in de juiste richting weer op de
pedaalhouderlip zoals afgebeeld in figuur 29.
De ophanging aanpassen
De schokbrekers (A, afbeelding 30 ) kunnen op twee manieren
worden afgesteld zodat de bestuurder het rijcomfort kan
aanpassen aan het gewicht van de bestuurder en/of de
bedrijfsomstandigheden. U kunt de voorbelasting van de veer
en/of de bovenste bevestigingspositie aanpassen.
29
Not for
Reproduction
30
Zaken om te overwegen bij het aanpassen van de
ophanging:
Bij een lichte bestuurder moet minder voorspanning worden
gebruikt, dit zorgt voor een zachtere, meer gedempte rit.
Bij een zwaardere bestuurder moet meer voorspanning
worden gebruikt, dit zorgt voor een stuggere, stijvere rit.
De voorspanning instellen:
1. Parkeer de zitmaaier op een harde, vlakke ondergrond.
Schakel de PTO-koppeling uit, leg de motor stil en activeer
de parkeerrem.
2. Blokkeer de voorwielen te voorkomen dat de machine gaat
rollen. Til de achterkant van de machine op en zet deze
vast op assteunen.
3. Verwijder de aandrijvende achterwielen.
OPMERKING: Onderdelen met veerbelasting kunnen terugslaan
en zo letsel veroorzaken. Gebruik twee handen bij het instellen
van de schokbrekerveren. Dit voorkomt dat de sleutel wegglijdt
als er druk wordt uitgeoefend.
4. Gebruik de bijgeleverde moersleutel (o/n 5022853) (B,
afbeelding 30 ) en steek het uiteinde van de sleutel in de
inkeping in de voorbelastingsversteller. Terwijl u de sleutel
op zijn plaats houdt met de ene hand, draait u linksom
om de voorbelasting te vergroten, draai rechtsom de
voorbelasting verminderen. Zorg ervoor dat beide
schokbrerkers zijn ingesteld op dezelfde hoeveelheid
voorbelasting.
5. Monteer de aandrijvende achterwielen weer. Draai de
montagebouten aan tot 115-129 Nm (85-95 ft.lbs.) Verwijder
de assteunen onder de machine.
Afstellen van de bovenste bevestigingspositie
(achterschokdempers):
1. Parkeer de zitmaaier op een harde, vlakke ondergrond.
Schakel de handrem in, schakel de PTO uit, draai het
contactslot op OFF en verwijder de sleutel uit het
contactslot.
2. Blokkeer de voorwielen te voorkomen dat de machine gaat
rollen. Til de achterkant van de machine op en zet deze
vast op assteunen. De assteunen moeten zich onder de
bumper van de machine bevinden.
3. Plaats een krik onder de achterste dwarsbalk van de
transmissieslede en til de achterwielophanging langzaam
op om de druk op de bovenste
schokbrekerbevestigingsbouten te verlichten.
4. Verwijder het bevestigingsmateriaal van de bovenste
schokbrerker en draai de schokbreker naar de positie met
nummer 2 in afbeelding 30 . Plaats de krik zodanig dat de
schokbrekerbevestigingspunten in lijn zijn met de
schokbrekers.
5. Haal de krik weg onder de transmissieslede.
6. Verwijder de assteunen onder de machine.
Uitschakelmodule maaidek
Deze machine is uitgerust met een uitschakelmodule voor het
maaidek die het maaidek automatisch uitschakelt als de oliedruk
van de motor sterkt daalt of als de motor oververhit raakt.
Wat te doen als het maaidek uitschakelt tijdens het gebruik
van de machine:
Controleer onmiddellijk het dashboard en kijk of het
oliedruklampje (A, afb. 31) brandt en of de
watertemperatuurmeter (B) een hoge temperatuur aangeeft.
31
Als het waarschuwingslampje van de oliedruk brandt:
30 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
Schakel de machine onmiddellijk uit en ga er mee naar uw
dealer.
Als de watertemperatuurmeter een hoge temperatuur
aangeeft:
Zet de rijsnelheidshendels in de neutrale stand, zet de
PTO-schakelaar uit, activeer de parkeerrem en laat de motor
op halve kracht lopen. Laat de motor lopen zodat de
ventilator van de radiator blijft werken en de koelvloeistof
blijft circuleren.
Controleer het peil van de koelvloeistof. Zie
Het peil van de
motorkoelvloeistof controleren
. Voeg indien noodzakelijk
koelvloeistof toe.
Controleer of het rooster van de radiator vuil of verstopt is.
Zie
Radiateur & rooster reinigen
. Maak indien noodzakelijk
het radiatorrooster schoon.
Als deze procedures de motor niet laten afkoelen, schakel
dan de machine uit en raadpleeg uw dealer.
Na het oplossen van het probleem:
De PTO-schakelaar moet uitgeschakeld zijn voor deze weer
opnieuw ingeschakeld kan worden.
Onderhoudsschema
Het volgende schema moeten worden opgevolgd voor het
normale onderhoud van uw zitmaaier en maaidek. U moet de
tijd dat u uw maaier gebruikt, bijhouden. De gebruikstijd kan
eenvoudig worden vastgesteld door de uurmeter af te lezen.
ONDERHOUD MACHINE
Voor elk gebruik
Controleer het veiligheidsvergrendelsysteem
Controleer de remwerking van de zitmaaier
Controleer de zitmaaier/het maaidek op loszittende onderdelen
Controleer het peil van de hydraulische olie
Elke 25 uur
Reinig het maaidek en controleer/vervang de maaibladen*
De zitmaaier & maaidek smeren
Controleer de bandenspanning
Elke 50 uur
Eerste verversing versnellingsbakolie
Elke 100 uur
Oliepeil van de versnellingsbak controleren
Remtijd van het maaidek controleren
Maak de batterij en batterijkabels schoon
Eerste verversing hydraulische olie
Elke 250 uur
Ververs de versnellingsbakolie
Elke 400 uur
Ververs de hydraulische olie & filter
ONDERHOUD VAN DE MOTOR
Voor elk gebruik
Controleer het oliepeil van de motor
ONDERHOUD VAN DE MOTOR
Controleer het peil van de motorkoelvloeistof
Controleer & reinig de radiatorschermen
Controleer & reinig de koelribben & inlaat
Elke 25 uur
Controleer brandstoffilter/tap waterscheider af
Jaarlijks
Motorkoelvloeistof verversen
Raadpleeg de gebruikshandleiding van de motor
Onderhoud van het luchtfilter
Vervangen motorolie & filter
Controleer/vervang brandstoffilter
* Vaker bij warm weer (meer dan 30 °C, 85 °F) of in stoffige
gebruiksomstandigheden.
** Indien aanwezig, vervangen indien beschadigd.
Specificaties
OPMERKING: De technische specificaties zijn correct bij het
ter perse gaan en kunnen worden gewijzigd zonder
voorafgaande kennisgeving.
MOTOR
Past op modellen: 5901476 & 5901477
24 bruto HP¹ Yanmar
YanmarMerk
3TNM74F-SAFSModel
993 cc (60.60 Cu. in)Zuigerverplaatsing
12 Volt, 40 amp wisselstroomdynamo,
accu: startsterkte (bij koude start): 500
amp.
Elektrisch circuit
3,1 L (3.3 US Qt.) m / filterOliecapaciteit
¹Nominaal vermogen: Het daadwerkelijk geleverde aantal pk
zal hoogstwaarschijnlijk lager zijn als gevolg van
gebruiksbeperkingen en omgevingsfactoren.
CHASSIS
Inhoud: 41,6 liter (11 gallons) totaalBrandstoftank
Achterwielen
24 X 12,00 - 12Bandenmaat (Modellen met 155 cm
(61") maaidek)
24 X 9,50 - 12Bandenmaat (Modellen met 132 cm
(52") maaidek)
15 psi (1,03 bar)Bandenspanning
Voorwielen
13 X 6,5 - 6Bandenmaat
25 psi (1,72 bar)Bandenspanning
TRANSMISSIES
1710-1057LLH
1710-1057RRH
31
Not for
Reproduction
ZT-4400 aandrijfassenType
SAE 20W-50 motorolieHydraulische vloeistof
Snelheden
0-16,09 km/h (0-10 MPH)Vooruit
0-8,05 km/h (0-5 MPH)Achteruit
AFMETINGEN
219 cm (86-1/4")Totale lengte
Totale breedte
135 cm (53")52"
achterwaartse
uitworp
158 cm (62")61"
achterwaartse
uitworp
145 cm (57") met rolbeugel in neergeklapte positieHoogte
175 cm (69") met rolbeugel in omhooggeklapte positie
Gewicht (ongeveer.)
701 kg (1546 lbs)52"
achterwaartse
uitworp
728,5 kg (1606 lbs)61"
achterwaartse
uitworp
Garantieverklaring
Garantieverklaring
BRIGGS & STRATTON GARANTIEBEPALINGEN (januari 2014)
BEPERKTE GARANTIE
Briggs & Stratton garandeert dat tijdens de hieronder
gespecificeerde garantieperiode elk onderdeel van een product
dat materiaal- en/of productiefouten vertoont, gratis hersteld of
vervangen zal worden. Transportkosten voor producten die
worden teruggestuurd ter reparatie of vervanging onder deze
garantie komen voor rekening van de koper. Deze garantie is
geldig voor- en onderhavig aan de onderstaande periodes en
voorwaarden Voor garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde
erkende servicedealer vinden met behulp van de dealerkaart
op
ferrismowers.com
. De koper moet contact opnemen met de
Erkende Service Dealer en het product dan beschikbaar maken
voor de Erkende Service Dealer voor inspectie en tests.
Er zijn geen andere expliciete garanties van toepassing.
Impliciete garanties, inclusief voor verkoopbaarheid en
geschiktheid voor een bepaald doel, zijn beperkt tot de
hieronder gespecificeerde garantieperiode of in de
wettelijke toegestane mate. Aansprakelijkheid voor
incidentele of gevolgschade wordt uitgesloten voorzover
dit wettelijk toegestaan is. Bepaalde staten of landen staan
geen beperkingen toe over hoe lang een impliciete garantie
geldig is en bepaalde staten of landen staan geen uitsluiting of
beperking toe voor incidentele of gevolgschade, zodat de hoger
vermelde beperking en uitsluiting misschien niet op u van
toepassing is. Deze garantie verleent u specifieke wettelijke
rechten en het is mogelijk dat u ook andere rechten hebt die
per staat of per land verschillen.
GARANTIEPERIODE
Garantieperiode huurStandaard
garantieperiode
Gedekte onderdelen
90 dagen4 jaar (48 maanden) of
500 uur, wat het eerst
optreedt.
Onbeperkt aantl uren
gedurende de eerste 2
jaar (24 maanden)
Zitmaaiers - uitgezonderd
zoals hieronder
aangegeven +
90 dagen2 jaar (24 maanden)
onbeperkte uren
Duwmaaiers -
uitgezonderd zoals
hieronder aangegeven +
(meer dan 30 inch
maaibreedte)
90 dagen4 jaar (48 maanden)
onbeperkte uren
+ Veer boven
schokbrekers en alle
ophangingsgerelateeterde
onderdelen
90 dagen90 dagen+ Riemen, banden,
remblokken, slangen,
accu, messen
90 dagen1 jaar+ Hulpstukken
Raadpleeg de
handleiding van de
motor.
Raadpleeg de
handleiding van de
motor.
+ Motor*
Emissie-gerelateerde onderdelen worden gedekt door de
Emissiegarantieverklaring.
** In Australië - onze artikelen worden geleverd met garanties
die onder de Australische consumentenwetgeving niet
uitgesloten kunnen worden. U hebt recht op een vervanging of
een vergoeding in geval van een groot defect en op compensatie
voor andere redelijkerwijs te voorziene vormen van verlies en
schade. U hebt ook recht op het repareren of vervangen van
de artikelen als deze niet van acceptabele kwaliteit zijn en als
het defect geen groot defect is. Zoek voor garantieservice de
dichtstbijzijnde Erkende Service Dealer op met onze dealerkaart
op FERRISINDUSTRIES.COM/AU, of bel 1300 274 447, of mail
of schrijf naar [email protected], Briggs
& Stratton Australia Pty Ltd, 1 Moorebank Avenue, NSW,
Australië, 2170.
De garantieperiode begint op de dag van aankoop door de
eerste particuliere of zakelijke klant.
Om een onmiddellijke en volledige garantiedekking te
waarborgen, dient u uw product te registreren op de hierboven
genoemde website of op www.onlineproductregistration.com,
of u stuurt de ingevulde registratiekaart (indien aanwezig) op,
of u belt 1-800-743-4115 (in USA).
Bewaar uw aankoopbewijs zorgvuldig. Als u geen bewijs van
de oorspronkelijke aankoopdatum aanlevert op het moment
waarop u aanspraak maakt op garantieservice, wordt de
productiedatum van het product gebruikt om de garantieperiode
te bepalen. Productregistratie is niet noodzakelijk voor het
verkrijgen van garantie op producten van Brigss & Stratton.
AANGAANDE UW GARANTIE
Garantieservice is enkel beschikbaar via
Ferris
erkende
servicedealers. Deze garantie geldt alleen voor materiaal- en/of
fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is veroorzaakt
door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd onderhoud of
32 ferrismowers.com
Not for
Reproduction
reparatie, normale slijtage of het gebruik van verschaalde of
niet-goedgekeurde brandstof.
Verkeerd gebruik en misbruik - Het juiste, bedoelde gebruik
van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding.
Als u het product gebruikt op een manier die niet is beschreven
in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat
het is beschadigd, vervalt uw garantie. Garantiedekking is tevens
niet van toepassing als het serienummer op het product is
verwijderd of als het product op een of andere manier is
gewijzigd of aangepast, of als het product blijkt te zijn misbruikt
zoals slagschade of corrosieschade door water of chemicaliën.
Verkeerd onderhoud of reparatie - Dit product moet worden
onderhouden volgens de procedures en schema's in de
gebruikershandleiding en voor service- en
reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs &
Stratton-onderdelen of een equivalent daarvan worden gebruikt.
Schade die is veroorzaakt door gebrekkig onderhoud of het
gebruik van niet-originele of niet-gelijkwaardige onderdelen valt
niet onder de garantie.
Normale slijtage - Net als alle andere mechanische apparaten
is ook deze machine onderhevig aan slijtage, zelfs bij correct
onderhoud. Deze garantie dekt de reparatie of vervanging niet
wanneer de levensduur van een onderdeel of het apparaat door
normaal gebruik is verstreken. Tenzij vermeld bij de
garantieperiode vallen onderdelen die moeten worden
onderhouden en aan slijtage onderhevig zijn zoals filters, riemen,
snijbladen en remblokken (met uitzondering van
motorremblokken) niet onder de garantie als het uitsluitend om
slijtagekenmerken gaat, maar wel als er sprake is van materiaal-
en/of fabricagefouten.
Verschaalde of niet goedgekeurde brandstof - Om goed te
kunnen werken, heeft dit product brandstof nodig die voldoet
aan de specificaties in de gebruikershandleiding. Schade aan
de motor of de apparatuur veroorzaakt door verschaalde of niet
goedgekeurde brandstof (zoals E15 of E85 ethanolmengsels)
wordt niet gedekt door de garantie.
Overige uitsluitingen - Deze garantie geldt niet voor schade
als gevolg van ongevallen, misbruik, modificaties, wijzigingen,
onjuist onderhoud, bevriezing of chemische beschadiging. De
garantie geldt ook niet voor hulpstukken en accessoires die niet
in de verpakking van het originele product aanwezig waren.
Deze garantie geldt niet voor gebruikte, gerenoveerde,
tweedehandse of voor demonstratiedoeleinden gebruikte
apparatuur of motoren. Deze garantie sluit tevens defecten uit
die te wijten zijn aan overmacht en andere niet te voorziene
gebeurtenissen buiten de controle van de fabrikant (force
majeure).
33
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36

Simplicity 5901477 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor