Simplicity EVSCE SERIES (DUTCH) Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

5102534
Herziening -
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
5375 North Main Street
Munnsville, NY 13409
800-933-6175
Modelnummer: Beschrijving
5900910 EVSKAV1936CE
Om zijn as draaiende maaier
van modelreeks EVS
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Not for
Reproduction
Hartelijk dank voor uw aankoop van dit kwaliteitsproduct. Wij zijn blij dat u vertrouwen hebt gesteld in het merk
Snapper Pro. Als u uw product gebruikt en onderhoudt volgens de instructies in deze handleiding, zal uw product u
vele jaren lang trouw van dienst zijn.
In deze handleiding vindt u veiligheidsinformatie om u bewust te maken van de gevaren en risico’s die
gepaard gaan met deze machine en hoe u ze kan vermijden. Deze machine is ontworpen en bedoeld om in
overeenstemming met deze handleiding te worden gebruikt en onderhouden, en door opgeleide professionele
gebruikers te worden bestuurd en bediend om aangelegde gazons een afwerkingsmaaibeurt te geven; deze
machine is voor geen enkel ander doel bedoeld. Het is belangrijk dat u deze instructies grondig leest en volledig
begrijpt voor u deze machine probeert te starten of gebruiken.
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
Copyright © 2010 Briggs & Stratton Corporation
Milwaukee, WI, USA. Alle rechten voorbehouden.
Het Snapper Pro-logo is een handelsmerk van Briggs &
Stratton Corporation Milwaukee, WI, USA.
Contactgegevens:
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
5375 N. Main St.
Munnsville, NY 13409
(800) 933-6175
www.ferrisindustries.com
Zie FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN voor de plaats van de identificatienummers
MOTORREFERENTIEGEGEVENS
Modelnummer van het toestel
PRODUCTREFERENTIEGEGEVENS
SERIENUMMER van het toestel
Naam van de verdeler
Aankoopdatum
Merk van de motor
Motormodel
Modelnummer van het maaidek
SERIENUMMER van het maaidek
Motortype/-specificaties
Code/serienummer van de motor
WAARSCHUWING
De motoruitlaatgassen van dit product bevatten
chemische stoffen waarvan bekend is in de staat
Californië dat ze kanker, geboorteafwijkingen of
een ander voortplantingsrisico veroorzaken.
WAARSCHUWING
Accucontactpennen, aansluitklemmen en
verwante accessoires bevatten lood en
loodverbindingen, wat chemische stoffen zijn
waarvan in de staat Californië bekend is dat
ze kanker en geboorteafwijkingen kunnen
veroorzaken of een ander voortplantingsrisico
veroorzaken. Was uw handen na gebruik.
Not for
Reproduction
1
Inhoudsopgave
Gebruiksveiligheid ............................................. 2
Waarschuwingsstickers ..........................................8
Veiligheidspictogrammen ........................................9
Veiligheidsvergrendelsysteem ..............................10
Functies en bedieningselementen .................. 11
Identificatienummers .............................................11
Bedieningsfuncties ................................................12
Gebruik .............................................................. 14
Algemeen ..............................................................14
Controles voor het starten ....................................14
De motor starten ...................................................15
De zitmaaier stilleggen .........................................15
De zitmaaier met de hand voortduwen .................15
Het rijden met de om zijn as draaiende
zitmaaier inoefenen ............................................16
Maaien ..................................................................18
Aanbevelingen voor het maaien ...........................18
Maaimethodes ......................................................19
Berging ..................................................................21
Starten na langdurige berging ..............................21
Controleer de bandenspanning ............................22
De positie van de bestuurdersstoel
aanpassen ..........................................................22
Afregeling van de ophanging ................................23
De maaihoogte aanpassen ...................................23
Technische specificaties ................................. 24
Hellingbepalingsgids ....................................... 25
OPMERKING: in deze handleiding gelden de
aanduidingen “links” en “rechts” zoals gezien vanuit het
gezichtspunt van de gebruiker.
Not for
Reproduction
2
Gebruiksveiligheid
Gebruiksveiligheid
Gefeliciteerd met uw aankoop van een kwalitatief superieur toestel
voor gazon- en tuinonderhoud. Onze producten zijn ontworpen en
gefabriceerd om te voldoen aan de in de branche geldende normen
inzake veiligheid of ze te overtreffen.
Gebruik deze machine niet tenzij u ervoor bent opgeleid. Deze
gebruikershandleiding lezen en begrijpen is een vorm van opleiding voor
uzelf.
Toestellen met motoraandrijving zijn maar zo veilig als de gebruiker
ervan. Als het toestel verkeerd wordt gebruikt of niet goed wordt
onderhouden, kan het gevaarlijk zijn! Vergeet niet dat u verantwoordelijk
bent voor uw veiligheid en die van personen in uw omgeving.
Gebruik uw gezond verstand en denk na bij wat u doet. Als u niet met
zekerheid weet of de taak die u wil uitvoeren op een veilige manier met
het door u gekozen toestel kan worden uitgevoerd, vraagt u raad aan een
vakman: neem contact op met uw erkende verdeler.
Lees de handleiding
In de gebruikershandleiding staat belangrijke
veiligheidsinformatie waarvan u op de hoogte moet zijn
VOOR u uw toestel gebruikt en waarvan u zich bewust moet
zijn TIJDENS het gebruik.
U vindt er technieken voor een veilig gebruik, een toelichting
bij de functies en bedieningselementen van het toestel en
onderhoudsinformatie om u te helpen uw investering in het
toestel maximaal te laten renderen.
Vergeet niet de veiligheidsvoorschriften en -informatie op de
volgende pagina’s volledig te lezen. Lees ook het volledige
hoofdstuk “Gebruik”.
Kinderen
Met kinderen kunnen zich tragische ongevallen
voordoen. Laat ze niet in de buurt komen van
de plaats waar u het toestel gebruikt. Kinderen
worden vaak aangetrokken door de machine en
het maaien. Ga er nooit van uit dat kinderen op de
plaats blijven waar u ze het laatst zag. Als het risico
bestaat dat kinderen in de buurt komen van waar u
aan het maaien bent, laat u een verantwoordelijke
volwassene op hen passen.
Not for
Reproduction
3
Gebruiksveiligheid
Gebruik op hellingen
Het gebruik van de machine op hellingen kan gevaarlijk zijn. Als u het
toestel op een helling gebruikt die te steil is en waarop uw wielen niet
voldoende grip hebben (en u bijgevolg onvoldoende controle) kan u de
controle over het stuur en de zitmaaier verliezen en mogelijk omkantelen.
U mag de zitmaaier niet gebruiken op een helling met een hoogteverschil
van meer dan 1.6 meter (5.4 foot) over een afstand van 6 meter (20 foot) of
15°.
Maai hellingen altijd overlangs, nooit in de hellingsrichting (om de tractie
op de wielen niet te verliezen) en maak geen scherpe bochten en verander
niet bruusk van snelheid. Rijd trager en wees uiterst voorzichtig op ALLE
hellingen.
Merk ook op dat de toestand van de bodem van grote invloed is op hoe
veilig u deze machine kan gebruiken. Als u de zitmaaier op natte of gladde
hellingen gebruikt, kan de maaier beginnen glijden en kan u de controle
over de zitmaaier en het stuur verliezen. Gebruik de machine niet op
hellingen die glad of nat zijn of waarvan de grond zacht is.
Als u zich niet zeker voelt bij het gebruiken van de zitmaaier op een helling
ziet u er beter van af. Het is het risico niet waard.
Rondvliegende voorwerpen
Dit toestel heeft ronddraaiende maaibladen. De maaibladen kunnen
afvalmateriaal opnemen en wegslingeren waardoor een omstander ernstig
gewond kan raken. Vergeet niet het te maaien gebied op te ruimen en
objecten die weggeslingerd zouden kunnen worden te verwijderen VOOR u
begint te maaien.
Gebruik de maaier niet zonder dat de volledige grasopvangzak of
afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
Laat ook niemand in de buurt van het toestel terwijl het draait! Als toch iemand
in de buurt komt, zet u het toestel onmiddellijk uit tot die perso(o)n(en) weer
weg is/zijn.
Bewegende delen
Dit toestel heeft vele bewegende delen waaraan u of
iemand anders zich kan verwonden. Als u echter in de
bestuurderszone blijft (op de bestuurdersstoel blijft zitten) en de
veiligheidsvoorschriften in deze handleiding naleeft, is het toestel
veilig in gebruik.
Het maaidek heeft ronddraaiende maaibladen die in staat
zijn om handen of voeten af te hakken. Laat niemand in de
buurt van het toestel wanneer het draait! Zorg ervoor dat alle
veiligheidsvoorzieningen (afdekplaten, kappen en schakelaars)
zijn aangebracht en werken.
Om u als bestuurder deze grasmaaier veilig te helpen gebruiken
is hij voorzien van een veiligheidssysteem dat nagaat of de
bestuurder correct op de bestuurdersstoel zit. Probeer NIET om
het systeem te wijzigen of te overbruggen. Neem onmiddellijk
contact op met uw verdeler als het systeem niet alle tests
van het veiligheidsvergrendelsysteem doorstaat die u in deze
handleiding vindt.
Not for
Reproduction
4
Gebruiksveiligheid
Besloten ruimtes
Gebruik deze machine uitsluitend buitenshuis en uit de buurt
van niet-geventileerde ruimtes zoals in garages en gesloten
aanhangwagens. De motor stoot giftig koolmonoxidegas uit
en langdurige blootstelling in een besloten ruimte kan tot
ernstige letsels en de dood leiden.
Brandstof en onderhoud
U moet altijd alle aandrijvingen uitzetten, de motor stilleggen en
de sleutel uit het contact halen voor u de machine schoonmaakt,
bijvult, onderhoudt of naziet.
Benzine en benzinedampen zijn uiterst ontvlambaar. Rook niet
terwijl u met de zitmaaier werkt of benzine bijvult . Vul geen
brandstof bij wanneer de motor nog warm is of draait. Laat de
motor ten minste 3 minuten afkoelen voor u brandstof bijvult.
Vul binnenshuis, in een gesloten aanhangwagen, garage of
andere besloten, niet goed geventileerde ruimte geen brandstof
bij. Gemorste brandstof moet meteen en voor u de machine
gebruikt worden opgenomen.
Brandstof moet altijd in een gesloten houder worden bewaard
die is goedgekeurd voor brandstof.
Correct onderhoud is cruciaal voor de veiligheid en de prestaties
van uw toestel. Zorg ervoor dat zich geen gras, bladeren en
olieresten opstapelen of afzetten in en op het toestel. Voer
zeker de onderhoudsprocedures uit die in deze handleiding
staan, en in het bijzonder het periodieke testen van het
veiligheidssysteem.
Grondkeringen, steile dalingen en water
Grondkeringen en hoogteverschillen in de buurt van trappen en water vormen een vaak voorkomend gevaar. Blijf minstens
twee maaibreedtes uit de buurt van deze risicoplaatsen en maai het gras op die plaatsen met een (zelftrekkende) duwmaaier
of een trimmer met draadspoel. Wielen die over de rand van grondkeringen, randen, grachten of wallen of in water glijden
kunnen de zitmaaier doen kantelen wat tot ernstige verwondingen de dood of verdrinking kan leiden.
Not for
Reproduction
5
machine ermee is uitgerust.
4. Zorg ervoor dat u uw evenwicht niet verliest wanneer
u al lopend een machine gebruikt, zeker wanneer u
achteruit loopt. Ga met een normaal tempo en ren niet.
Als u niet voldoende steun vindt, kan u uitglijden.
5. Vertraag en wees extra voorzichtig op hellingen.
Vergeet niet altijd in de aanbevolen richting op hellingen
te rijden/maaien. De toestand van de grasmat kan de
stabiliteit van de machine in het gedrang brengen. Wees
voorzichtig als u in de buurt van steile dalingen werkt.
6. Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk altijd
naar onderen en achter u voor en terwijl u achteruitrijdt.
7. Houd rekening met de afvoerrichting van de zitmaaier
en richt de afvoer nooit op iemand. Gebruik de maaier
niet zonder dat hetzij de volledige grasopvangzak hetzij
de afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht.
8. Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht
maakt en wanneer u op hellingen van richting verandert.
9. Breng het maaidek nooit omhoog terwijl de bladen draaien.
10. Laat de maaier nooit onbeheerd draaien. Schakel altijd
de PTO uit, activeer de parkeerrem, leg de motor stil en
haal de sleutels uit het contact voor u van de zitmaaier
stapt. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
11. Zet de PTO-schakelaar uit om de bladen te deactiveren
wanneer u niet aan het maaien bent.
12. Gebruik de machine nooit als de beschermkappen niet
stevig op hun plaats zijn aangebracht. Vergewis u ervan
dat alle veiligheidsvergrendelingen zijn aangebracht,
correct zijn afgesteld en naar behoren functioneren.
13. Gebruik de machine nooit met rechtopstaande,
verwijderde of gewijzigde deflector, tenzij u een
grasopvangzak gebruikt.
14. Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de
motor evenmin op.
15. Stop op een plaats waar de bodem waterpas is, laat
de hulpmiddelen zakken, schakel de aandrijvingen
uit, activeer de parkeerrem en leg de motor stil voor
u de bestuurdersstoel verlaat, wat de reden ook
moge zijn, met inbegrip van het leegmaken van een
grasopvangzak of het verwijderen van verstoppingen
van de trechter.
16. Zet de machine uit en inspecteer de bladen nadat u een
object hebt geraakt of wanneer u abnormale trillingen
voelt. Herstel indien nodig voor u doorgaat met het
maaien.
17. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
maaibladen.
18. Kijk achter u en naar beneden voor u achteruitrijdt om
er zeker van te zijn dat zich niets of niemand in de weg
bevindt.
19. Laat nooit iemand meerijden en houd dieren en
omstanders uit de buurt.
20. Gebruik het toestel niet onder invloed van alcohol of
drugs.
21. Vertraag en wees voorzichtig wanneer u een bocht
maakt en wanneer u wegen en voetpaden oversteekt.
Stop de maaibladen als u niet aan het maaien bent.
22. Wees voorzichtig wanneer u de zitmaaier op een
aanhangwagen of vrachtwagen zet of hem eraf haalt.
23. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht
kunnen beperken.
24. Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor dat er
zich geen gras, bladeren of olieresten op de zitmaaier
bevinden. Stop of parkeer niet boven droge bladeren,
gras of brandbare materialen.
TRAINING
1. Voor u begint, leest u alle instructies in de handleiding
en op het toestel en zorgt u ervoor dat u ze begrijpt; leef
ze ook na. Als de operator(en) of mechanicus/mechanici
de taal van de handleiding/documentatie niet begrijpen
is het de verantwoordelijkheid van de eigenaar om hen
uitleg te geven bij dit materiaal.
2. Maak uzelf vertrouwd met het veilige gebruik van
deze machine, de bedieningselementen en de
veiligheidspictogrammen.
3. Alle operatoren en mechanici moeten een opleiding
hebben gekregen. Het is de verantwoordelijkheid van de
eigenaar om de gebruikers een opleiding te geven.
4. Laat alleen verantwoordelijke volwassenen die vertrouwd
zijn met de instructies met de machine werken.
5. Laat nooit kinderen of niet-opgeleide personen met
of aan deze machine werken. In de plaatselijke
voorschriften kan een minimumleeftijd zijn vastgelegd
voor de operator.
6. De eigenaar/gebruiker kan ongevallen en letsels
met gevolgen voor zichzelf, anderen of voorwerpen
voorkomen en is hiervoor verantwoordelijk.
7. Uit gegevens blijkt dat gebruikers vanaf de leeftijd van
60 jaar betrokken zijn in een groot percentage van
ongevallen met zitmaaiers die letselschade tot gevolg
hebben. Gebruikers in die leeftijdcategorie moeten
nagaan of zij in staat zijn om de zitmaaier voldoende
veilig te gebruiken om zichzelf en anderen te behoeden
voor ernstige verwondingen.
VOORBEREIDING
1. Beoordeel het terrein om te bepalen welke hulpstukken
en appendages nodig zijn om de taak naar behoren
en op een veilige manier uit te oefenen. Gebruik alleen
hulpstukken en appendages die door de fabrikant zijn
goedgekeurd.
2. Draag geschikte kledij, met inbegrip van
veiligheidsschoeisel, een veiligheidsbril en
gehoorbescherming. Lang haar, loszittende kleding en
sierraden kunnen verstrikt raken in bewegende delen.
3. Inspecteer het gebied waar de machine moet worden
gebruikt en verwijder alle voorwerpen, zoals stenen,
speelgoed en draden die door de machine in het rond
kunnen worden geslingerd.
4. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine
en andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de
dampen zijn ontplofbaar.
a) Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
brandstof te bevatten.
b) Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit
brandstof bij terwijl de motor draait. Laat de motor
afkoelen voor u brandstof bijvult. Rook niet.
c) Brandstof mag nooit binnenshuis worden bijgevuld
of afgetapt.
5. Controleer of de voorzieningen die nagaan of
de bestuurder op de bestuurdersstoel zit, de
veiligheidsschakelaars en beschermkappen zijn
aangebracht en naar behoren werken. Gebruik de
machine niet tenzij ze naar behoren werken.
GEBRUIK
1. Laat de motor nooit draaien in een besloten ruimte.
2. Maai uitsluitend in daglicht of in goed kunstlicht, en blijf
uit de buurt van gaten en verborgen gevaren.
3. Vergewis u ervan dat alle aandrijvingen in de
vrijloopstand staan en dat de parkeerrem geactiveerd
is voor u de motor start. Start de motor alleen vanop de
bestuurdersstoel. Gebruik de veiligheidsgordel als uw
Lees deze veiligheidsvoorschriften en leef ze nauwgezet na. Het niet naleven van deze voorschriften
kan ertoe leiden dat u de controle over de zitmaaier verliest of kan leiden tot zware verwondingen
of de dood van u of personen in de buurt van het toestel of beschadiging van het toestel of andere
voorwerpen. Het maaidek is in staat om handen en voeten af te hakken en voorwerpen in het
rond te slingeren. De gevarendriehoek in de tekst wijst op belangrijke aandachtspunten of
waarschuwingen die nageleefd moeten worden.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
6
25. Overeenkomstig de OSHA-voorschriften kan het dragen
van gehoorbescherming verplicht zijn bij blootstelling
aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA gedurende
een periode van 8 uur.
GEBRUIK OP HELLINGEN
Hellingen vormen een belangrijke factor met betrekking
tot ongevallen door verlies van controle en kantelen die tot
ernstige letsels en de dood kunnen leiden. Op elke helling is
extra voorzichtigheid geboden. Als u de helling niet achteruit
op kan rijden of als u zich niet op uw gemak voelt op de
helling, rijdt u beter niet met de zitmaaier op die helling.
Wat u wel moet doen:
1. Maai hellingen overdwars, en niet in de hellingsrichting.
2. Verwijder obstakels zoals stenen, dikke takken, enz.
3. Let op voor putten, voren of bulten. Als het terrein
oneffen is, kan de zitmaaier kantelen. Obstakels kunnen
door hoog gras aan het zicht worden onttrokken.
4. Houd een lage snelheid aan. Kies een lage snelheid
zodat u niet hoeft te stoppen of van snelheid hoeft te
veranderen terwijl u zich op de helling bevindt.
5. Wees extra voorzichtig met grasopvangzakken of
andere hulpstukken. Zij kunnen gevolgen hebben voor
de stabiliteit van de machine.
6. Voer alle bewegingen op hellingen traag en geleidelijk
uit. Verander niet bruusk van snelheid of richting.
7. Neem contact op met uw erkende verdeler voor
aanbevelingen inzake gewichten om de stabiliteit te
verbeteren.
Wat u niet mag doen:
1. Vermijd op een helling te starten, stoppen of draaien.
Als de banden hun grip verliezen (d.w.z. als de
voorwaartse beweging van de zitmaaier op een helling
stopt), schakelt u het blad/de bladen (PTO) uit en rijdt u
langzaam van de helling.
2. Maak geen bochten op hellingen tenzij noodzakelijk,
en draai dan traag en gelijkmatig indien mogelijk naar
omhoog. Maai hellingen nooit van boven naar beneden.
3. Maai niet in de buurt van steile dalingen, grachten of
wallen. De operator zou zijn steun en evenwicht kunnen
verliezen en de grasmaaier zou plotseling kunnen
kantelen als een wiel over de rand van een klif of gracht
raakt of als een rand inzakt.
4. Maai niet als het gras nat is. Onvoldoende steun of
tractie kan ertoe leiden dat u gaat glijden.
5. Probeer de machine niet te stabilizeren door uw voet op
de grond te zetten (bij zitmaaiers).
6. Maai niet op overdreven steile hellingen.
7. Gebruik geen grasopvangzak op steile hellingen.
8. Maai geen hellingen waar u niet achteruit op kan rijden.
AANHANGUITRUSTING (ZITMAAIERS)
1. Sleep alleen met een machine die is uitgerust met een
bevestigingsvoorziening die geschikt is voor slepen.
Bevestig geen aanhanguitrusting op een andere plaats
dan op de bevestigingsvoorziening.
2. Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant inzake
de gewichtslimieten voor aanhanguitrusting en het
slepen op hellingen. Zie Een aanhangwagen bevestigen
onder GEBRUIK.
3. Laat nooit kinderen of andere personen in of op de
aanhanguitrusting plaatsnemen.
4. Op hellingen kan het gewicht van de aanhanguitrusting
verlies van grip en van controle veroorzaken.
5. Rijd traag en houd rekening met extra stopafstand.
6. Zet de maaier niet in vrijloop om zo van een helling te
rijden.
KINDEREN
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de
gebruiker onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid
van kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de
machine en de maaiactiviteit. Ga er nooit van uit dat kinderen
op de plaats blijven waar u ze het laatst zag.
1. Houd kinderen uit de buurt van waar u aan het maaien
bent en laat een andere verantwoordelijke volwassene
goed op ze passen.
2. Wees attent en zet het toestel uit als kinderen in de
buurt komen.
3. Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en
naar beneden kijken zodat u kleine kinderen op kan
merken.
4. Voer nooit kinderen mee, zelfs niet als het blad/de
bladen is/zijn uitgeschakeld. Zij zouden kunnen vallen
en ernstig gewond raken of de veilige bediening van
de zitmaaier kunnen hinderen. Kinderen die ooit al
mee hebben mogen rijden kunnen plotseling in het
maaigebied opduiken voor nog een ritje en daarbij
vooruit of achteruit omver worden gereden.
5. Laat kinderen nooit het toestel bedienen.
6. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen of andere voorwerpen die het
zicht kunnen beperken.
UITLAATGASSEN
1. De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten
chemische stoffen waarvan men weet dat ze in bepaalde
hoeveelheden kanker of aangeboren afwijkingen
veroorzaken of het voortplantingssysteem schaden.
2. De relevante informatie inzake duurzaamheidsperiode
en luchtkwaliteit van uitlaatgassen vindt u op het
motoruitlaatgassenlabel.
OPGEPAST
Deze machine produceert een
geluidsniveau van meer dan 85 dBA
aan het oor van de gebruiker en kan
gehoorverlies veroorzaken bij langdurige
blootstelling.
Draag gehoorbescherming wanneer u met de
machine werkt.
WAARSCHUWING
Gebruik deze machine niet op hellingen van
meer dan 15 graden.*
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling
oprijdt. Wees extra voorzichtig wanneer u op
een helling maait met een op de achterkant
aangebrachte grasopvangzak.
Maai hellingen overdwars, niet in de
hellingsrichting, wees voorzichtig wanneer u van
richting verandert en START OF STOP NIET OP
EEN HELLING.
*Gebruik deze machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Deze
grens is vastgesteld met behulp van CEN-norm EN 836:1997, Sectie 5.2.2
en is gebaseerd op de testprocedure voor stabiliteit EN 836, beschreven
in Sectie 4.2.4.2. De “stabiliteitsgrens” van 15 graden komt overeen met
50% van de hoek waarbij de machine van de grond los kwam in statische
testen. Werkelijke dynamische stabiliteit kan afwijken, afhankelijk van de
omstandigheden waaronder de machine gebruikt wordt.
WAARSCHUWING
Overeenkomstig de California Public Resource Code
Section 4442 is het verboden de motor te gebruiken
in of in de buurt van een bos-, kreupelhout- of
grasgebied tenzij het uitlaatsysteem is uitgerust
met een vonkenvanger, zoals gedefinieerd in
Section 4442, die in goede staat wordt gehouden.
In andere deelstaten of landen gelden mogelijk
vergelijkbare wetten. Neem contact op met een
erkende servicedealer voor een vonkenvanger die
ontworpen is voor het uitlaatsysteem dat op uw motor
is geïnstalleerd.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
7
ONDERHOUD
Om persoonlijke letsels en schade aan voorwerpen te
voorkomen, moet u erg voorzichtig zijn bij de omgang
met brandstof. Benzine is uiterst ontvlambaar en de
dampen zijn ontplofbaar.
Veilig omgaan met benzine
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere
ontstekingsbronnen.
2. Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
benzine te bevatten.
3. Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof
bij terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u
benzine bijvult.
4. Vul de machine nooit binnenshuis bij.
5. Berg de machine of de benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals in de
buurt van een watergeiser of ander toestel.
6. Vul houders nooit in een voertuig of in een laadbak met
plastic bekleding. Plaats houders steeds op de grond en
uit de buurt van uw voertuig voor u ze vult.
7. Haal toestellen die op benzine werken van de
vrachtwagen of aanhangwagen en vul ze op de grond
bij. Als dat niet mogelijk is, vult u de toestellen op een
aanhangwagen bij met een draagbare houder in plaats
van met een benzinepomppistool.
8. Houd het mondstuk steeds in contact met de rand van
de brandstoftank of houder tot het bijvullen is voltooid.
Gebruik geen voorzieningen die het mondstuk vanzelf
open houden.
9. Als u brandstof op uw kleding hebt gemorst, trekt u
onmiddellijk iets anders aan.
10. Doe de brandstoftank nooit te vol. Breng de dop weer
aan en draai ze stevig vast.
11. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine
en andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de
dampen zijn ontplofbaar.
12. Als u brandstof hebt gemorst, mag u de motor niet
proberen te starten maar verplaatst u de machine
weg van de plaats waar u hebt gemorst en vermijdt u
het creëren van elke mogelijke ontstekingsbron tot de
brandstofdampen zijn vervlogen.
13. Breng de dop van de brandstoftank en van de
brandstofhouder weer stevig aan.
Onderhoud en berging
1. Leef altijd de voorschriften inzake veilig bijvullen van
brandstof en omgang met brandstof na wanneer u het
toestel bijvult na transport of berging.
2. Volg steeds de instructies in de motorhandleiding voor
het voorbereiden van de berging voor u het toestel voor
zowel korte als lange periodes opbergt.
3. Volg altijd de instructies in de motorhandleiding voor
de correcte opstartprocedures wanneer u het toestel
opnieuw in gebruik neemt.
4. Berg de machine of een benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam, zoals in een watergeiser.
Laat het toestel afkoelen voor u het opbergt.
5. Schakel de brandstoftoevoer uit tijdens de berging of
het transport. Bewaar brandstof niet in de buurt van
vlammen en tap brandstof niet binnenshuis af.
6. Zorg ervoor dat al het montagemateriaal (moeren en
bouten), in het bijzonder de bevestigingsbouten van de
maaibladen, goed vastzit en houd alle onderdelen in een
goede toestand. Vervang alle versleten of beschadigde
stickers.
7. Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of ze nog naar behoren werken.
8. Schakel alle aandrijvingen uit, laat het hulpstuk zakken,
activeer de parkeerrem, leg de motor stil en haal
de sleutel uit het contact of maak de kabel van de
ontstekingsbougie los. Wacht tot alles tot stilstand is
gekomen voor u de machine afregelt, schoonmaakt of
herstelt.
9. Verwijder gras en afvalmateriaal van de maaibladen,
aandrijvingen, knalpotten en de motor om brand te
voorkomen. Neem gemorste olie of benzine op.
10. Laat de motor afkoelen voor u de machine opbergt en
berg ze niet op in de buurt van een vlam.
11. Stop en inspecteer de machine als u een voorwerp
raakt. Herstel indien nodig alvorens opnieuw te starten.
12. Parkeer de machine op een plaats waar de bodem
waterpas is. Laat ongeschoold personeel nooit aan de
machine werken.
13. Gebruik stutten om onderdelen te ondersteunen
wanneer dat nodig is.
14. Neem voorzichtig de spanning weg van onderdelen met
verzamelde energie.
15. Koppel de batterij af of verwijder de
ontstekingsbougiekabel voor u herstellingen uitvoert.
Koppel eerst de negatieve pool af en daarna de
positieve. Sluit eerst de positieve pool weer aan en pas
daarna de negatieve.
16. Wees voorzichtig als u de maaibladen controleert.
Omwikkel het blad/de bladen of draag handschoenen en
wees voorzichtig wanneer u aan de maaibladen werkt.
Vervang de bladen. Recht en las ze nooit.
17. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de
bewegende onderdelen. Breng indien mogelijk geen
wijzigingen aan terwijl de motor draait.
18. Laad batterijen op in een goed geventileerde ruimte, uit
de buurt van vonken en vlammen. Trek de lader uit het
stopcontact voor u hem op de batterij aansluit of van
de batterij losmaakt. Draag beschermende kleding en
gebruik geïsoleerd gereedschap.
19. De onderdelen van grasopvangzakken zijn onderhevig
aan slijtage, beschadiging en verval, waardoor
bewegende delen bloot kunnen komen te liggen of
voorwerpen in het rond kunnen worden geslingerd.
Controleer de onderdelen regelmatig en vervang ze
wanneer nodig door onderdelen die door de farbikant
worden aanbevolen.
20. Controleer veelvuldig de remwerking. Regel bij en
herstel waar nodig.
21. Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten
reserveonderdelen wanneer u herstellingen uitvoert.
22. Houd u altijd aan de specificaties van de fabrikant voor
instellingen en bijregelingen.
23. Doe voor grote onderhoudsbeurten en herstellingen
uitsluitend een beroep op erkende servicepunten.
24. Probeer nooit grote herstellingen aan dit toestel
uit te voeren tenzij u daarvoor de nodige
opleiding hebt genoten. Onjuiste onderhouds- en
herstellingsprocedures kunnen leiden tot gevaar
tijdens het gebruik, beschadiging van het toestel en het
vervallen van de fabrieksgarantie.
25. Toestellen met hydraulische pompen, leidingen en
motoren: WAARSCHUWING: Hydrauliekvloeistof die
onder druk ontsnapt kan voldoende kracht hebben
om door de huid te dringen en ernstige verwondingen
te veroorzaken. Als lichaamsvreemde vloeistof onder
de huid terecht is gekomen, moet ze binnen de paar
uren chirurgisch worden verwijderd door een arts die
vertrouwd is met dit soort letsels, want anders kan
gangreen (koudvuur) optreden. Blijf met uw lichaam en
handen uit de buurt van de pengaten of spuitopeningen
die hydrauliekvloeistof onder hoge druk uitstoten.
Gebruik papier en karton in plaats van uw handen
om lekken op te sporen. Vergewis u ervan dat alle
hydrauliekvloeistofaansluitingen goed dicht zijn en alle
hydrauliekslangen en -leidingen in goede staat verkeren
voor u het systeem onder druk zet. Als er lekken
optreden, laat u uw machine onmiddellijk door een
erkend verdeler herstellen.
26. WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie.
De foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige
lichamelijke verwondingen leiden. Veren moeten door
een bevoegd technicus worden verwijderd.
27. Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator:
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde
energie. Om ernstige lichamelijke letsels door warme
koelvloeistof of ontsnappende stoom te voorkomen, mag
u de dop van de radiator nooit proberen te verwijderen
terwijl de motor draait. Leg de motor stil en wacht tot hij
is afgekoeld. Zelfs dan moet u nog erg voorzichtig zijn
wanneer u de dop verwijdert.
Gebruiksveiligheid
Not for
Reproduction
8
www.snapperpro.com
Gebruiksveiligheid
Waarschuwingsstickers
Deze machine is ontworpen en gefabriceerd om u
de veiligheid en de betrouwbaarheid te bieden die
u verwacht van een toonaangevende onderneming
in de sector van de productie tuingereedschap met
motoraandrijving.
Hoewel u over de basiskennis beschikt voor het veilig
en effectief gebruiken van deze machine wanneer u de
handleiding en de veiligheidsvoorschriften erin leest,
hebben wij diverse veiligheidsstickers op de machine
aangebracht om u aan die belangrijke informatie te
herinneren wanneer u met uw machine werkt.
Alle informatie op uw zitmaaier met de melding
GEVAAR, WAARSCHUWING en OPGEPAST en
met instructies moet zorgvuldig worden gelezen en
nauwgezet worden nageleefd. Als u de instructies
niet naleeft kan dat tot lichamelijke letsels leiden. De
informatie is voor uw veiligheid en is belangrijk! De
veiligheidsstickers die u op deze pagina ziet bevinden
zich op uw zitmaaier en het maaidek.
Als een van deze stickers weg of beschadigd is,
vervangt u hem meteen. Neem contact op met uw
plaatselijke verdeler voor reservestickers.
De stickers kunnen gemakkelijk worden aangebracht
en dienen als constante visuele herinnering
voor u en anderen die de machine bedienen dat
veiligheidsvoorschriften die nodig zijn voor een veilig
en effectief gebruik moeten worden nageleefd.
Dit plaatje is alleen op de accu voor CE-modellen aangebracht.
A
B
C
D
D
A
B
C
D
E
F
H
G
F
G
E
E
Not for
Reproduction
9
Gebruiksveiligheid
Waarschuwing: Lees de
gebruikershandleiding.
Zorg ervoor dat u de
gebruikershandleiding hebt
gelezen en begrijpt voor u deze machine gebruikt.
Gevaar: Rondvliegende
voorwerpen.
Deze machine kan voorwerpen en
afval in het rond slingeren. Houd
iedereen uit de buurt.
Waarschuwing: Haal de sleutel
uit het contact voor u aan de
zitmaaier werkt.
Haal de sleutel uit het contact
en raadpleeg technische naslagwerken voor u
herstellingen of onderhoud uitvoert.
Gevaar: Afhakken van
ledematen.
Deze machine kan ledematen
afhakken. Houd iedereen en zeker
kinderen uit de buurt wanneer de motor draait.
Gevaar: Afhakken van
ledematen.
Deze zitmaaier kan ledematen
afhakken. Blijf met uw handen en
voeten uit de buurt van de bladen.
Gevaar:
Koolmonoxidevergiftiging.
Laat de motor niet draaien in een
ruimte zonder ventilatie.
Gevaar: Brandgevaar.
Zorg ervoor dat zich geen gras,
bladeren en olieresten opstapelen
of afzetten in en op het toestel.
Vul geen brandstof bij wanneer de motor nog warm
is of draait. Leg de motor stil en laat hem ten minste
3 minuten afkoelen voor u brandstof bijvult. Vul
binnenshuis, in een gesloten aanhangwagen, garage
of andere besloten ruimte geen brandstof bij. Neem
gemorste brandstof op. Rook niet terwijl u met de
zitmaaier werkt.
Gevaar: Afhakken van
ledematen.
Deze machine kan ledematen
verbrijzelen en afhakken. Houd uw
handen uit de buurt van riemen en riemschijven.
Gevaar: Kantelen van de
zitmaaier.
Gebruik de zitmaaier niet op
hellingen wanneer ze nat of glad
zijn. Werk niet in de buurt van steile dalingen of
water.
Gevaar: Afhakken van
ledematen.
Deze machine kan ledematen
verbrijzelen en afhakken. Houd uw
handen uit de buurt van de maaidekhefstang.
Gevaar: Kantelen van de
zitmaaier.
Als u de zitmaaier op steile
hellingen gebruikt, kan u de
controle over de maaier verliezen, kan de maaier
beginnen glijden, onbestuurbaar worden en
omkantelen. Gebruik deze machine niet op hellingen
van meer dan 15°. Deze grens is vastgesteld
met behulp van CEN-norm EN 836:1997, Sectie
5.2.2 en is gebaseerd op de testprocedure voor
stabiliteit EN 836, beschreven in Sectie 4.2.4.2.
De “stabiliteitsgrens” van 15 graden komt overeen
met 50% van de hoek waarbij de machine van
de grond los kwam in statische testen. Werkelijke
dynamische stabiliteit kan afwijken, afhankelijk van
de omstandigheden waaronder de machine gebruikt
wordt.
Veiligheidspictogrammen
Waarschuwing: Hete
Oppervlakte.
Vermijd contact met motor en hete
oppervlakten. Wacht op eenheid
voordien te koelen wat betreft.
Waarschuwing: Brandgevaar
Houd kinderen, open vlammen en
vonken uit de buurt van de accu,
anders zouden de explosieve
gassen kunnen ontbranden.
Waarschuwing: Zwavelzuur
kan blindheid of ernstige
brandwonden veroorzaken
Draag altijd een veiligheidsbril of
een gezichtsscherm als u aan of
nabij een accu werkt.
Waarschuwing: Accu’s
produceren explosieve gassen
Lees en begrijp de
Gebruikershandleiding voor u deze
machine gebruikt.
Belangrijk: Gooi een accu niet
met het normale afval weg
Neem contact op met de
plaatselijke autoriteiten voor de
afvoer en/of recycling van accu’s.
Not for
Reproduction
10
www.snapperpro.com
Safety Icons
The alert symbol is used to identify safety
information about hazards that can result in personal
injury. A signal word (DANGER, WARNING, or
CAUTION) is used with the alert symbol to indicate
the likelihood and the potential severity of the injury.
In addition, a hazard icon may be used to represent
the type of hazard. An explanation of hazard levels
and icons are as follows:
DANGER
This indicates a hazard which, if not avoided, will
result in serious injury or death.
WARNING
This indicates a hazard which, if not avoided, could
result in serial injury or death.
CAUTION
This indicates a hazard which, if not avoided, might
result in minor or moderate injury.
CAUTION or NOTICE
These messages presented without the alert symbol
indicate a situation where the unit or property could
be damaged.
Gebruiksveiligheid
Veiligheidsvergrendel-
systeem
Uw zitmaaier is uitgerust met
veiligheidsvergrendelingsschakelaars.
Deze veiligheidssystemen zijn er voor uw
veiligheid: probeer de veiligheidsschakelaars
niet te overbruggen en knoei niet met de
veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of
ze nog correct werken.
Controle van de operationele VEILIGHEID
Test 1 — De motor mag NIET aanslaan
de PTO-schakelaar geactiveerd is, OF
de parkeerrem niet is ingeschakeld, OF
de rij- en stuurhendels niet in de VRIJLOOPSTAND
staan.
Test 2 — De motor MOET aanslaan
de PTO-schakelaar NIET geactiveerd is, EN
de parkeerrem is ingeschakeld, EN
de rij- en stuurhendels in de VRIJLOOPSTAND
vergrendeld zijn.
Test 3 — De motor moet AFSLAAN
de exploitant stijgt af zitplaats onder alle
omstandigheden.
de bestuurder de rij- en stuurhendels uit de
vrijloopstand beweegt alvorens de parkeerrem uit te
schakelen.
Test 4 — Controle van remwerking van het
maaidek
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek
moeten volledig tot stilstand komen binnen de
zeven (7) seconden nadat de elektrische PTO-
schakelaar wordt uitgeschakeld (of de bestuurder
van zijn stoel opstaat). Als aandrijfriem van het
maaidek niet binnen de zeven (7) seconden stopt,
neemt u contact op met uw verdeler.
OPMERKING: Wanneer de motor eenmaal is
afgeslagen moet de PTO-schakelaar worden
uitgezet, moet de parkeerrem worden geactiveerd
en moeten de rij- en stuurhendels in de
VRIJLOOPSTAND worden vergrendeld wanneer de
bestuurder opnieuw op de stoel plaatsneemt om de
motor te starten.
WAARSCHUWING
Als uit een test blijkt dat niet alle
veiligheidsvoorzieningen correct werken,
mag u de zitmaaier niet gebruiken. Neem
contact op met uw erkende verdeler.
Probeer in geen geval het doel van het
veiligheidsvergrendelingssysteem te omzeilen.
Not for
Reproduction
11
Identificatieplaatje
van de zitmaaier
Functies en bedieningselementen
Wanneer u contact opneemt met uw erkend
verdeler voor reserveonderdelen, herstellingen
of informatie, MOET u over deze nummers
beschikken.
Noteer uw modelnummer/serienummer en
serienummers van uw motor in de daartoe voorziene
ruimte zodat u ze bij de hand hebt. Deze nummers
vindt u op de in figuur 1 afgebeelde plaatsen.
Functies en
Bedieningselementen
Identificatienummers
Markeringen van het
CE-identificatielabel
A. Productidentificatienummer van de fabrikant
B. De Beschrijving van het product
C. Serienummer
D. Adres van de fabrikant
E. CE-logo (als bevestiging dat aan de CE-vereisten
wordt voldaan)
F. Jaar van fabricage
G. Maximale motorsnelheid in toeren per minuut
H. Nominaal vermogen in kilowatt
I. Gewicht van het toestel in kilogram
J. Geluidsniveau in decibel *
Deze machine voldoet aan de Europese
geharmoniseerde norm 836 voor grasmaaiers,
de Europese machinerichtlijn 2006/42/EC
en de Europese richtlijn 2004/108/EC inzake
elektromagnetische compatibiliteit.
* Getest volgens 2000/14/EC
PRODUCT IDENTIFICATION
min
kW
kg
XXXX
XXX
XXX
20xx
XXX
Assembled in U.S.A
Briggs & Stratton Power Product Group, LLC
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
MODEL XXXXXXX
SERIAL
NO
XXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXX
0
123456 789012
A
B
C
D
E
F
J
I
H
G
PRODUCT IDENTIFICATION
min
kW
kg
XXXX
XXX
XXX
20xx
XXX
Assembled in U.S.A
Briggs & Stratton Power Product Group, LLC
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXXX
MODEL XXXXXXX
SERIAL
NO
XXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXX
0
123456 789012
VOORBEELD
VOORBEELD
VOORBEELD
VOORBEELD
Not for
Reproduction
12
www.snapperpro.com
Bedieningsfuncties
In wat volgt wordt de functie van elk bedieningselement kort toegelicht. Om te starten, stoppen, rijden en maaien
moet een combinatie van meerdere bedieningselementen in een specifieke volgorde worden gebruikt. Welke
combinatie en volgorde voor de diverse taken vereist zijn, vindt u onder GEBRUIK.
Gasklephendel
Als u de gasklephendel naar voren beweegt, zet u
hem in de stand VOLGAS (“FULL”). Werk altijd met
VOLGAS wanneer u maait
Choke
Sluit de choke voor een koude start. Open de choke
wanneer de motor draait. Een warme motor heeft
misschien geen choke nodig. Verplaats de hendel
naar voor om de choke te sluiten. Verplaats hem naar
achter om de choke te openen.
Dop van brandstoftank
Om de dop te verwijderen draait u ze naar links.
Instelhendel voor verplaatsing
van het maaidek, instelhendel voor de
maaihoogte en vergrendelingshendel voor
de maaidekhefboom
Deze regelen de maaihoogte van het maaidek:
Instelhendel voor de maaihoogte: Draai de hendel
voor instellen van de maaihoogte RECHTSOM om
de maaihoogte van de maaier te vergroten; draai de
hendel LINKSOM om de maaihoogte van de maaier te
verlagen.
Instelhendel voor verplaatsing van het maaidek en
vergrendelingshendel voor de maaidekhefboom:
Om het maaidek omhoog in de stand TRANSPORT
(verplaatsing) te brengen, trekt u de instelhendel voor
verplaatsing van het maaidek achteruit en omhoog
tot hij op zijn plaats klikt. Om het maaidek in de
stand OPERATION (bediening) te zetten, zet u de
vergrendelingshendel voor de maaidekhefboom los
en duwt u de instelhendel voor verplaatsing van het
maaidek vooruit en omlaag.
Functies en bedieningselementen
Not for
Reproduction
13
Contactschakelaar
Met de contactschakelaar wordt de motor gestart en
stopgezet; de schakelaar kan in drie standen staan:
OFF Zet de motor stop en schakelt het
elektrische systeem uit.
RUN Laat de motor draaien, activeert het
elektrische systeem en injecteert
brandstof in het brandstofsysteem.
START Zwengelt de motor aan om hem te
doen starten.
OPMERKING: laat de contactschakelaar nooit in de
stand AAN (“ON”) staan wanneer de motor niet draait
– daardoor ontlaadt de batterij.
Rijsnelheidshendels
Met deze hendels controleert u de rijsnelheid van
de zitmaaier. Met de linkerhendel controleert u het
aandrijfwiel links achteraan en met de rechterhendel
het aandrijfwiel rechts achteraan.
Als u een hendel naar voren duwt, neemt de
VOORUITRIJSNELHEID van het desbetreffende wiel
toe, en als u een hendel naar achteren trekt, neemt
de ACHTERUITRIJSNELHEID toe.
OPMERKING: Hoe verder u een hendel van de
vrijloopstand weg beweegt, hoe sneller het aandrijfwiel
draait.
Zie onder De om zijn as draaiende zitmaaier
gebruiken voor stuurinstructies.
Uurmeter / Onderhoudsherinnering
Meet hoe lang de PTO geactiveerd is. De
uurmeter meet het aantal uur dat de PTO
geactiveerd is geweest. De uurmeter laat na
5 uur een verklikkerlichtje knipperen voor de
eerste oliewissel, en om de 50 uur herinnert een
knipperend verklikkerlichtje u aan de smeerbeurt.
Deze herinneringen worden ongeveer twee uur
weergegeven en worden daarna automatisch gereset.
OPMERKING: De uurmeter registreert alleen de
verstreken tijd wanneer de PTO geactiveerd is. De
uurmeter heeft een onafhankelijke stroombron zodat
het totale aantal uren altijd zichtbaar is.
Parkeerrem
DEACTIVEER Zet de parkeerrem uit.
ACTIVEER Zet de parkeerrem aan.
Trek de parkeerremhendel naar achteren om de
parkeerrem te activeren. Beweeg de hendel helemaal
naar voren om de parkeerrem uit te schakelen.
OPMERKING: Om de machine te starten moet de
parkeerrem geactiveerd zijn.
PTO-schakelaar (“Power Take Off” of
krachtafneempuntschakelaar)
Met de PTO-schakelaar activeert en deactiveert u
het maaidek. Trek de schakelaar OMHOOG om het
maaidek te activeren en druk de schakelaar IN om het
maaidek uit te schakelen.
Functies en bedieningselementen
Not for
Reproduction
14
www.snapperpro.com
Gebruik
Algemene gebruiksveiligheid
Voor u de zitmaaier voor het eerst gebruikt:
Zorgt u ervoor dat u alle informatie onder
Veiligheid en Gebruik hebt gelezen voor u de
zitmaaier en het maaidek probeert te gebruiken.
Leer alle bedieningsinstrumenten goed kennen
en zorg dat u weet hoe u de zitmaaier moet doen
stoppen.
Rijd zonder te maaien in een open gebied om
vertrouwd te raken met het besturen van de
zitmaaier.
Controles Voor Het Starten
Controleer of het carter is gevuld tot aan de
markering “vol” op de peilstaaf. Raadpleeg
de motorhandleiding voor instructies en
aanbevelingen met betrekking tot de olie.
Controleer of alle moeren, bouten, schroeven
en pennen zich op hun plaats bevinden en goed
vastzitten.
Vul de brandstoftanks met verse brandstof.
Raadpleeg de handleiding van uw
motorleverancier voor aanbevelingen met
betrekking tot de brandstof.
Figuur 1. Controles voor het starten
A. Stop van de brankstoftank
B. Vulopening carter
WAARSCHUWING
Gebruik deze machine niet op hellingen van
meer dan 15 graden.
Kies een lage rijsnelheid voor u een helling
oprijdt. Wees extra voorzichtig wanneer u op
een helling maait met een op de achterkant
aangebrachte grasopvangzak.
Maai hellingen overdwars, niet in de
hellingsrichting, wees voorzichtig wanneer
u van richting verandert en START OF STOP
NIET OP EEN HELLING.
WAARSCHUWING
Laat nooit passagiers meerijden op de zitmaaier.
Voor u de bestuurdersstoel om welke reden dan
ook verlaat, activeert u de parkeerrem, schakelt
u de PTO uit, zet u de motor uit en haalt u de
sleutel uit het contact.
Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor
dat er zich geen gras, bladeren of olieresten op
de motor, de zitmaaier en het maaidek bevinden.
Stop of parkeer niet boven droge bladeren, gras
of brandbare materialen.
Wees voorzichtig met benzine. Het is een uiterst
ontvlambaar product. Voeg geen brandstof toe
wanneer de motor nog warm is omdat hij nog
niet voldoende is afgekoeld. Vermijd vonken
en vuur en laat niet toe dat er wordt gerookt in
de onmiddellijke omgeving. Voeg niet te veel
brandstof toe en neem gemorste brandstof op.
A
B
Gebruik
Laad deze rond zijn as draaiende zitmaaier
niet op een aanhangwagen of vrachtwagen
met behulp van een hellingbaan bestaande uit
twee afzonderlijke delen. Gebruik uitsluitend
een uit een stuk bestaande hellingbaan die
ten minste 30 cm breder is dan de breedte
van de achterwielen van deze zitmaaier. Deze
zitmaaier draait om zijn as (draaistraal = 0) en de
achterwielen zouden van de hellingbaan kunnen
vallen, of de zitmaaier zou kunnen kantelen en
zo de bestuurder en omstanders verwonden.
WAARSCHUWING
Not for
Reproduction
15
De zitmaaier met de hand Voortduwen
1. Schakel de PTO uit, activeer de parkeerrem, zet
het contact UIT en verwijder de sleutel uit het
contact.
2. Om de pompen uit te zetten (vrijwielstand) draait
u de hydrauliekaflaatkleppen op de pompen
maximaal twee volledige omwentelingen NAAR
LINKS.
4. Zet de parkeerrem uit. U kan de zitmaaier nu met
de hand voortduwen.
5. Nadat u de zitmaaier hebt verplaatst, activeert u
de pompen opnieuw (aandrijvingsstand) door de
aflaatkleppen NAAR RECHTS vast te draaien tot
9 - 13,6 Nm (80-120 in. lbs.).
SLEEP DE ZITMAAIER NIET
Als u de zitmaaier sleept zal u de
hydraulische pomp en de wielmotor
beschadigen. Gebruik geen ander
voertuig om deze machine voort te duwen
of te trekken.
Figuur 2. Overbrugging van hydraulisch systeem
A. Hydrauliekaflaatklep (linkse pomp afgebeeld)
A
Gebruik
WAARSCHUWING
Als u de werking van een bepaalde bediening niet
begrijpt of het gedeelte REGELFUNCTIES nog niet
goed hebt gelezen, moet u dat nu doen.
Probeer NIET de machine te gebruiken zonder u
vooraf vertrouwd te maken met de plaats en functie
van ALLE bedieningen.
DE MOTOR STARTEN
1. Ga op de bestuurdersstoel zitten, schakel de
handrem in en zorg dat de PTO-schakelaar
uitgeschakeld is en de hendels voor de rijsnelheid
in de stand NEUTRAL vergrendeld zijn.
2. OPMERKING: Een warme motor heeft
misschien geen choke nodig.
Zet de hendel van de gasklep in de stand FAST.
Sluit de choke volledig door de chokeknop
volledig UIT te trekken.
3. Steek de sleutel in het contact en draai hem op
START.
4. Nadat de motor start, opent u de choke langzaam
(duw de knop volledig in). Verlaag de snelheid tot
halve kracht en laat de motor opwarmen.
Laat de motor warm draaien door hem minstens een
minuut te laten werken voor u de PTO-schakelaar
inschakelt of met de machine rijdt.
5. Wanneer de motor warm is, moet u de
machine tijdens het maaien ALTIJD op het
HOOGSTE TOERENTAL gebruiken.
In een noodsituatie kunt u de motor stoppen door
de sleutel gewoon op STOP te draaien. Gebruik
deze methode alleen in noodgevallen. Om de motor
normaal uit te schakelen, volgt u de procedure in DE
RIDER EN DE MOTOR STOPPEN.
DE RIDER EN DE MOTOR
STOPPEN
1. Plaats de hendels voor de rijsnelheid in de
neutrale positie om het rijden te stoppen. Duw
de hendels naar buiten en vergrendel ze in
NEUTRAL.
2. Schakel de PTO uit door de PTO-schakelaar in te
drukken.
3. Zet de handrem aan door de hendel naar omhoog
te trekken tot hij vastklikt.
4. Zet de hendel van de gasklep in de middelste
stand en draai de contactsleutel op OFF.
Verwijder de sleutel.
Not for
Reproduction
16
www.snapperpro.com
Het Rijden Met de Om Zijn As Draaiende
Zitmaaier Inoefenen
De besturingshendels van de om zijn as draaiende
zitmaaier reageren erg gevoelig. Leren hoe u de
zitmaaier vloeiend en efficiënt vooruit en achteruit
kan laten rijden en kan laten draaien zal wat oefening
vergen.
Neem de tijd om de manoeuvres in te oefenen en
vertrouwd te raken met hoe de machine versnelt,
rijdt en bestuurd moet worden — voor u begint te
maaien—. Dat is absoluut noodzakelijk om uw om zijn
as draaiende zitmaaier optimaal te benutten.
Kies een vlak, effen gebied van uw gazon — waar
u veel ruimte hebt om te manoeuvreren. (Zorg ervoor
dat er zich geen voorwerpen, mensen of dieren in dat
gebied bevinden voor u begint.) Laat de zitmaaier met
halve motorsnelheid draaien voor deze oefensessie
(gebruik ALTIJD volgas wanneer u maait) en maak
trage draaibewegingen om te voorkomen dat de
banden doorslippen en uw gazon beschadigd wordt.
Wij raden aan om met een procedure voor Vloeiende
bewegingen rechts te beginnen en daarna de
manoeuvres voor vooruit- en achteruitrijden en
draaibewegingen maken in te oefenen.
U moet de parkeerrem uitschakelen voor u de rij- en
stuurhendels naar binnen beweegt.
Basisrijvaardigheid
Vloeiende
bewegingen
De besturingshendels
van de om zijn as
draaiende zitmaaier
reageren erg gevoelig.
De BESTE methode
om de
rijsnelheidshendels
te bedienen is de
driestappenmethode
— zoals afgebeeld in
figuur 4.
EEN: neem de
hendels met uw
handen vast op de
afgebeelde wijze.
TWEE: om vooruit
te rijden, duwt u de
hendels geleidelijk
naar voren met de
palm van uw handen.
DRIE: om te
versnellen duwt u de
hendels verder naar
voren. Om vloeiend
te vertragen trekt u
de hendels traag naar
achteren, in de richting
van de vrijloopstand.
Figuur 3. Beweeg de rij- en
stuurhendels geleidelijk
Gebruik
Vooruitrijden oefenen
Beweeg de beide rijsnelheidshendels vanuit de
vrijloopstand geleidelijk en gelijkmatig NAAR VOREN.
Vertraag en herhaal.
OPMERKING: Recht vooruitrijden vergt oefening.
Indien nodig kan de maximumsnelheid worden
afgeregeld — zie Snelheidsafregeling onder
Afregelingen achteraan in deze handleiding.
Achteruitrijden oefenen
KIJK ACHTER U EN NAAR BENEDEN en beweeg de
beide rijsnelheidshendels dan vanuit de vrijloopstand
geleidelijk en gelijkmatig NAAR ACHTEREN.
Vertraag en herhaal.
OPMERKING: Oefen het achteruitrijden gedurende
meerdere minuten voor u in de buurt van voorwerpen
achteruit probeert te rijden. De zitmaaier draait zowel
achteruit als vooruit scherp, en recht achteruitrijden
vergt oefening.
Figuur 4. Vooruitrijbeweging
Vooruitrijbeweging
Figuur 5. Achteruitrijbeweging
Achteruitrijbeweging
Not for
Reproduction
17
Gebruik
Een draaibeweging om zijn as aan het
einde van een maaibaan uitvoeren
Dankzij de unieke mogelijkheid van uw om
zijn as draaiende zitmaaier om ter plaatse te
draaien op het einde van een maaibaan kan
u op het einde van een maaibaan gewoon
omkeren in plaats van een Y-bocht te
moeten maken om aan een nieuwe baan te
beginnen.
Bijvoorbeeld: om een linkse draaibeweging
aan het einde van een maaibaan uit te
voeren:
1. Vertraag aan het einde van de baan.
2. Beweeg de RECHTER rijsnelheidshendel
een beetje naar voren terwijl u de
LINKER rijsnelheidshendel terug naar het
midden beweegt en dan een beetje naar
achteren vanaf het middelpunt.
3. Begin opnieuw vooruit te rijden.
Met deze techniek doet u de zitmaaier
naar LINKS draaien en krijgt u een kleine
overlapping van de net gemaaide baan
waardoor u dus niet achteruit hoeft te rijden
om gemist gras alsnog te maaien.
Naarmate u beter vertrouwd raakt met en
meer ervaring krijgt in het besturen van
uw om zijn as draaiende zitmaaier zal u
meer manoeuvres leren die het maaien
gemakkelijker en aangenamer laten verlopen.
Vergeet niet dat hoe meer u oefent hoe
beter u de om zijn as draaiende zitmaaier
zal kunnen besturen!
Rond een hoek draaien oefenen
Terwijl u vooruitrijdt laat u één hendel geleidelijk in de
richting van de vrijloopstand terugkeren. Herhaal dit
meermaals.
OPMERKING: Om te voorkomen dat u direct op het
profiel van de banden draait, doet u er goed aan
om beide wielen ten minste zachtjes vooruit te laten
bewegen.
Figuur 6. Rond een hoek draaien
Figuur 7. Ter plaatse draaien
Figuur 8. Een draaibeweging aan het einde van een
maaibaan uitvoeren
Ter plaatse draaien oefenen
Om ter plaatse te draaien (de zitmaaier om
zijn as laten draaien) beweegt u gelijktijdig één
rijsnelheidshendel naar voren vanuit de vrijloopstand
en de andere naar achteren vanuit de vrijloopstand.
Herhaal dit meermaals.
OPMERKING: Door te variëren in hoeveel elke
hendel naar voren wordt geduwd of naar achteren
wordt getrokken, verandert u het “draaipunt” waar u
op draait.
Draaibewegingen
uitvoeren
Ter plaatse
draaien
Geavanceerde Rijvaardigheid
Not for
Reproduction
18
www.snapperpro.com
Gebruik
Maaien
1. Activeer de parkeerrem. Zorg ervoor dat de
PTO-schakelaar uitgeschakeld is, de rij- en
stuurhendels in de VRIJLOOPSTAND vergrendeld
zijn en u goed op de bestuurdersstoel zit.
2. Start de motor (zie DE MOTOR STARTEN).
3. Stel de maaihoogte in.
4. Zet de gasklephendel op VOLGAS (“FULL”).
5. Activeer de PTO door de PTO-schakelaar omhoog
te trekken.
6. Begin te maaien.
7. Wanneer u klaar bent, schakelt u de PTO uit.
8. Leg de motor stil (zie DE ZITMAAIER EN MOTOR
STOPZETTEN).
Aanbevelingen voor het maaien
Hoe goed uw machine het gras maait is afhankelijk
van diverse factoren. Door de aanbevelingen voor
correct maaien na te leven kan u de prestaties van
uw zitmaaier verbeteren en zijn levensduur verlengen.
Lengte van het gras
De maaihoogte is vaak een kwestie van persoonlijke
voorkeur. Normaal zou u het gras moeten maaien als
het tussen 7,6 en 12,7 cm lang is. Het aangewezen
maaihoogtebereik voor een specifiek gazon is
afhankelijk van diverse factoren, waaronder: het
grastype, de hoeveelheid neerslag, de heersende
temperatuur en de algemene toestand van het gazon.
Als u het gras te kort maait, krijgt u zwakke, dunne
grasplantjes die gemakkelijk beschadigd worden door
droge periodes en ziektes. Te kort maaien is vaak
schadelijker dan het gras wat langer laten worden.
Door het gras wat langer te laten worden, zeker
wanneer het warm en droog is, beperkt u de
warmteophoping, blijft het noodzakelijke vocht beter
bewaard en beschermt u het gras tegen schade
door warmte en andere problemen. Als u het gras te
lang laat worden, kan u echter dunne graszoden en
bijkomende problemen krijgen.
Als u een te lang stuk van het gras maait in een keer,
is dat een schok voor het groeisysteem van de plant
en worden de grasplantjes zwakker. Een goede
vuistregel is de
1/3-regel: maai niet meer dan eenderde van de
lengte van het gras weg, en nooit meer dan 2,5
cm (1 inch) in een keer.
De hoeveelheid gras die u in één maaibeurt kan
maaien is ook afhankelijk van het type maaisysteem
dat u gebruikt (een centrifugaalmaaier met zijdelingse
afvoervoorzieningen kan bijvoorbeeld een veel groter
volume gras verwerken dan een mulchmaaier).
Lang gras moet in meerdere beurten worden
gemaaid
Bij erg lang gras stelt u de maaihoogte voor de eerste
maaibeurt in op de hoogste stand; daarna stelt u de
gewenste hoogte in en maait u een tweede of derde
keer.
Bedek het grasoppervlak niet met een dikke laag
grassnippers. Overweeg het gebruik van een
grasopvangsysteem en het aanleggen van een
composthoop.
Figuur 9. Correcte maaihoogte
Figuur 10. In meerdere beurten maaien
Maai hier tijdens
de eerste
maaibeurt
Maai hier
tijdens de
tweede
maaibeurt
Not for
Reproduction
19
Gebruik
Wanneer en hoe vaak maaien?
Het tijdstip en de toestand van het gras hebben
grote invloed op de resultaten die het maaien zal
opleveren. Het beste resultaat krijgt u als u zich aan
de volgende richtsnoeren houdt:
1. Maai het gras als het tussen 7,6 en 12,7 cm lang
is.
2. Maai met scherpe maaibladen. Korte snippers
van 2,5 cm of minder verteren sneller dan lange
sprieten. Met scherpe maaibladen wordt het gras
gelijk en efficiënt afgesneden, waardoor u geen
gerafelde uiteinden krijgt die schadelijk zijn voor
het gras.
3. Maai op een ogenblik van de dag dat het
gras koel en droog is. De late namiddag
of de vroege avond bieden vaak die ideale
maaiomstandigheden.
4. Vermijd het gras te maaien na regen of zware
dauw. Mulch nooit als het gras nat is (vochtig gras
kan niet goed worden gemulcht en vormt kluiten
onder het maaidek).
Maaipatronen
Begin altijd in een effen, vlak gebied te maaien.
De afmeting en het type van het gebied dat moet
worden gemaaid zijn bepalend voor het maaipatroon
dat u het beste kan gebruiken. U dient ook rekening
te houden met hindernissen zoals bomen, hagen,
gebouwen en omstandigheden zoals glooiingen en
hellingen.
1. Maai lange rechte banen die elkaar een klein
stukje overlappen.
2. Verander indien mogelijk van patroon om
mattering, verkorreling of een golvend uitzicht te
vermijden.
3. Voor een echt professionele maaibeurt maait u de
grasmat eerst in een richting en daarna nog eens
maar dan in een maairichting die loodrecht op de
vorige staat.
Maaimethodes
Correct maaien met zijdelingse afvoerverspreiding
Bij zijdelingse afvoerverspreiding worden fijne
snippers gelijkmatig over het volledige gazon
verspreid. Deze methode wordt gebruikt op vele
golfbanen. Uw maaidek heeft een diepe-schoteldek
om een vrijere circulatie van de grassnippers mogelijk
te maken zodat zij gelijkmatig over het gazon worden
verspreid.
MOTORSNELHEID EN RIJSNELHEID VOOR
ZIJDELINGSE AFVOERVERSPREIDING
Laat de motor ALTIJD met VOLGAS draaien wanneer
u maait.
Gebruik ALTIJD een gepaste rijsnelheid voor de dikte
en de lengte van het gras dat u maait (3e versnelling
of trager bij modellen met manuele versnellingsbak).
Als u de motor hoort vertragen bent u te snel aan het
maaien en zal u door een tragere rijsnelheid te kiezen
de maaibladen efficiënter laten werken en vele vaak
voorkomende maaiproblemen voorkomen.
HOEVEEL GRAS AFMAAIEN WANNEER U
ZIJDELINGSE AFVOERVERSPREIDING GEBRUIKT?
Waar mogelijk maait u een of twee banen langs de
buitenkant van het gebied waarbij u het gras NAAR
DE BINNENKANT over de grasmat verspreid om de
grassnippers van de omheining of paden te houden.
De rest van de grasmat moet in tegenovergestelde
richting worden gemaaid zodat de grassnippers
NAAR DE BUITENKANT worden verspreid over de
eerder gemaaide banen.
Not for
Reproduction
20
www.snapperpro.com
Correct mulchen
Bij mulchen wordt een maaidek gebruikt dat het gras
maait en de snippers versnijdt tot kleine partikels
om ze daarna naar beneden IN het gazon te blazen.
Die kleine partikels verteren snel tot nevenproducten
die uw gazon kan gebruiken. IN JUISTE
OMSTANDIGHEDEN zal u met uw mulchmaaier
nagenoeg geen zichtbare grassnippers zien op het
oppervlak van uw gazon.
OPMERKING: Wanneer u in zware
maaiomstandigheden mulcht, kan u een rommelend
geluid horen. Dat is normaal.
MULCHEN VEREIST UITSTEKENDE
MAAIOMSTANDIGHEDEN
Mulchmaaiers kunnen niet naar behoren functioneren
als het gras nat is of als het gras gewoon te lang is
om te maaien. Om te mulchen moet het gras droog
zijn en op de juiste lengte worden gemaaid.
Gebruik uw maaier NIET als mulchmaaier tijdens
de eerste twee of drie maaibeurten in de lente.
Door de lange grassprieten, snelle groei en vaak
natte omstandigheden is veeleer aangewezen
om uw maaier te gebruiken met zijdelingse
afvoerverspreiding of opvang van het gras in een
opvangzak.
MOTORSNELHEID EN RIJSNELHEID VOOR MULCHEN
Gebruik volgas voor uw motor in combinatie
met een trage rijsnelheid zodat de snippers
fijn worden gesneden. Tijdens het mulchen
zou u maar HALF zo snel mogen rijden als u
in vergelijkbare omstandigheden zou doen bij
zijdelingse afvoerverspreiding. Omdat mulchen
meer paardenkracht vereist dan zijdelingse
afvoerverspreiding is een tragere rijsnelheid van
cruciaal belang voor een correcte mulchwerking.
HOEVEEL GRAS MULCHEN
De beste mulchwerking krijgt u doorgaans als u
alleen de bovenste 1 - 2 cm van de grasspriet maait.
In dat geval krijgt u korte snippers die gemakkelijk
verteren. De ideale maaihoogte is afhankelijk van
het klimaat, de tijd van het jaar en de kwaliteit van
uw gazon. Wij raden u aan om met de maaihoogte
en de rijsnelheid te experimenteren tot u het
beste maairesultaat verkrijgt. Begin met een hoge
maaihoogte en verlaag de maaihoogte stap voor stap
tot u een maaihoogte vindt die het beste past bij uw
maaiomstandigheden en voorkeur.
Gebruik
Figuur 11. Mulchwerking
Not for
Reproduction
21
Berging
Tijdelijke berging (30 dagen of minder)
Vergeet niet dat zich altijd nog wat brandstof in de
brandstoftank zal bevinden. Berg de machine daarom
nooit binnenshuis of in een andere ruimte op waar
brandstofdamp tot bij een ontstekingsbron kan drijven.
Brandstofdamp is bovendien toxisch bij inademing.
Berg de machine daarom nooit op in een structuur die
voor bewoning door mens of dier wordt gebruikt.
Hieronder vindt u een lijst van dingen die u moet
doen als u uw machine tijdelijk of tussen twee
gebruiksbeurten opbergt:
Berg de machine op op een plaats uit de buurt van
waar kinderen ermee in contact kunnen komen.
Als de kans bestaat op gebruik door onbevoegden,
haalt u de sleutel uit het contact.
Als de machine niet kan worden opgeborgen op
een min of meer waterpas oppervlak, gebruikt u
wielblokken.
Verwijder al het gras en afvalmateriaal van de
maaier.
Langdurige berging (langer dan 30 dagen)
Voor u de zitmaaier aan het einde van het seizoen
voor lange tijd opbergt, leest u de instructies
voor onderhoud en berging in het onderdeel
Veiligheidsvoorschriften en voert u vervolgens de
volgende stappen uit:
1. Laat de olie uit het carter lopen terwijl de motor
warm is en vul het carter meteen met de correcte
oliekwaliteit voor wanneer de maaier opnieuw zal
worden gebruikt.
Maak het maaidek als volgt klaar voor berging:
a. Verwijder het maaidek van de zitmaaier.
b. Maak de onderkant van het maaidek schoon.
c. Breng op alle blanke metalen oppervlakken een laag
verf of een lichte oliefilm aan om roestvorming te
voorkomen.
4. Maak de oppervlakken aan de buitenkant en de motor
schoon.
5. Maak de motor klaar voor berging. Zie handleiding
van motorleverancier.
6. Verwijder vuil of gras van cilinderkop,
motorbehuizing en luchtfilterelement.
7. Bedek de luchtfilter en de uitlaatopening
nauwsluitend met plastic of een ander waterdicht
materiaal zodat er geen vocht, vuil of insecten in
kan/kunnen.
8. Geef de zitmaaier een volledige smeerbeurt zoals
beschreven in het hoofdstuk Periodiek onderhoud.
9. Maak oppervlakken waarvan de verf schilfert of
beschadigd is schoon en breng een laag verf of
roestbestrijdingsmiddel aan.
10. Zorg ervoor dat de batterij tot het juiste peil met
water is gevuld en volledig is opgeladen. De
levensduur van de batterij neemt toe als zij wordt
verwijderd, op een koele en droge plaats wordt
bewaard en ongeveer een keer per maand volledig
wordt opgeladen. Als u de batterij in de zitmaaier
laat zitten, koppelt u de negatieve kabel los.
11. Tap het brandstofsysteem volledig af of voeg
een brandstofstabiliseringsmiddel voor diesel
toe aan het brandstofsysteem. Als u ervoor hebt
gekozen om een brandstofstabiliseringsmiddel
te gebruiken en het brandstofsysteem niet hebt
afgetapt, moet u alle veiligheidsvoorschriften en
voorzorgsmaatregelen voor de berging opvolgen
om de mogelijkheid van brand door de ontsteking
van dieseldampen te voorkomen. Vergeet
niet dat dieseldampen over grote afstand tot
ontstekingsbronnen kunnen drijven en ontsteken,
met het risico op explosies en brand tot gevolg.
OPMERKING: Als u benzine gedurende lange tijd
(30 dagen of meer) ongebruikt laat staan kunnen
zich gomachtige afzettingen vormen die nadelig zijn
voor de brandstofpomp en de injectieleidingen en
motorproblemen kunnen veroorzaken. Om dat te
vermijden giet u een brandstofstabiliseringsmiddel
voor diesel in de brandstoftank en laat u de motor een
paar minuten draaien, of tapt u het brandstof uit het
systeem af voor u de zitmaaier opbergt.
Starten na langdurige berging
Voor u de zitmaaier start nadat hij gedurende lange
tijd opgeborgen is geweest, voert u de volgende
stappen uit.
1. Verwijder eventuele wielblokken van onder de
zitmaaier.
2. Installeer de batterij als u ze had verwijderd.
3. Verwijder het plastic of ander materiaal waarmee u
de uitlaat en de luchtfilter had afgedekt.
4. Vul de brandstoftank met verse brandstof.
Zie handleiding van motorleverancier voor
aanbevelingen.
5. Zie handleiding van motorleverancier en volg alle
instructies voor het klaarmaken van de motor na
berging.
6. Controleer het oliepeil in het carter en vul indien
nodig correcte olie bij. Als zich tijdens de berging
condensatie heeft gevormd, tapt u het carter af en
vult u het opnieuw.
7. Pomp de banden op tot de correcte spanning.
Controleer het peil van alle vloeistoffen.
8. Start de motor en laat hem traag draaien. Laat
de motor meteen na het starten NIET met hoge
snelheid draaien. Zorg ervoor dat u de motor
alleen buiten of in een goed geventileerde ruimte
laat draaien.
Gebruik
WAARSCHUWING
Berg de zitmaaier nooit in een verwarmd hok
of in een besloten, slecht geventileerde ruimte
op wanneer er zich nog diesel in de motor of de
brandstoftank bevindt. Dieseldampen kunnen
tot bij een open vlam, vonk of waakvlam (zoals
een geiser, boiler, droger, enz.) drijven en een
explosie veroorzaken.
Wees voorzichtig in de omgang met diesel.
De brandstof is uiterst ontvlambaar en een
onzorgvuldige omgang zou in ernstige
brandwonden of aanzienlijke brandschade
kunnen leiden.
Tap brandstof buitenshuis af in een geschikt
recipiënt en uit de buurt van open vlammen of
vonken.
Not for
Reproduction
22
www.snapperpro.com
Figuur 12. De bandenspanning controleren
Controleer de bandenspanning
De bandenspanning moet op regelmatige tijdstippen
worden gecontroleerd en op de waarden in de tabel
worden gehouden. Merk op dat deze waarden lichtjes
kunnen afwijken van de maximale bandenspanning
die op de zijkant van de banden wordt vermeld. De
drukwaarden in de handleiding zijn ideale waarden
voor de beste tractie en maaikwaliteit en voor een
langere levensduur van de banden.
De positie van de bestuurdersstoel
aanpassen
U kunt de stoel (A, figuur 13) ten behoeve van het
comfort van de gebruiker omhoog of omlaag brengen
en vooruit of achteruit verschuiven.
1. Verwijder de bevestigingsdelen van de
hoogteregeling van de stoel (B).
2. Zet de stoel op de gewenste hoogte en afstand.
Breng de bevestigingsdelen van de stoelregeling
weer aan en span ze aan.
B
A
Figuur 13. De hoogte van de bestuurdersstoel
aanpassen
A. Stoel
B. Bevestigingsdelen voor de hoogteregeling van de
stoel
B
Gebruik
Band Druk
Vooraan N/A
Achteraan 1,24 bar (18 psi)
Not for
Reproduction
23
Gebruik
De maaihoogte aanpassen
Zie figuur 15. U kunt de maaihoogte aanpassen door
de instelhendel voor de maaihoogte te verdraaien.
Het maaidek omhoog brengen:
Draai de instelhendel voor de maaihoogte (A, figuur
15) naar RECHTS.
Het maaidek laten zakken:
Draai de instelhendel voor de maaihoogte naar
LINKS.
Het maaidek omhoog brengen voor verplaatsing
Om het maaidek omhoog te brengen voor
verplaatsing, trekt u de instelhendel voor verplaatsing
van het maaidek (A, figuur 15) achteruit en omhoog
tot hij op zijn plaats klikt.
Om het maaidek omlaag te brengen in de
bedieningsstand, zet u de vergrendelingshendel voor
de maaihefboom (B) los en laat u de instelhendel voor
verplaatsing van het maaidek langzaam vooruit en
omlaag zakken.
Figuur 15. De maaihoogte aanpassen
A. Instelhendel voor de maaihoogte
B. Instelhendel voor verplaatsing van het maaidek
C. Vergrendelingshendel voor de maaidekhefboom
A
B
C
De ophanging aanpassen
U kunt de schokdempers voor het bestuurdersdeel
(A, figuur 14) aanpassen om de voorbelasting op
de veren te veranderen. Op die manier kan de
bestuurder altijd op dezelfde hoogte zitten voor het
besturen van de zitmaaier.
Gebruik minder voorbelasting voor lichte bestuurders.
Gebruik meer voorbelasting voor zware bestuurders.
Om de voorbelasting op de veren bij te regelen:
1. Parkeer de machine op een vlak, waterpas
oppervlak. Schakel de PTO uit, leg de motor stil en
activeer de parkeerrem.
2. Zie figuur 15. Steek het uiteinde van de
bijgeleverde Engelse sleutel (stuknummer
5022853) in de uitsparing van de
voorspanningsregeling. Houd de sleutel met beide
handen vast en draai NAAR RECHTS om de
voorbelasting te verhogen of NAAR LINKS om de
voorbelasting te verhogen. Zorg ervoor dat voor
elk paar schokdempers de voorbelasting aan de
linker- en rechterkant dezelfde is.
Figuur 14. De ophanging aanpassen
A. Kunt de schokdempers voor het bestuurdersdeel
B
WAARSCHUWING
Gebruik uw beide handen wanneer u de
schokdemperveren bijregelt. Zo vermijdt u
dat de sleutel wegglijdt terwijl u er druk op
uitoefent.
Not for
Reproduction
24
www.snapperpro.com
Specificaties
OPMERKING: de technische specificaties zijn correct bij het ter perse gaan en kunnen worden gewijzigd zonder
voorafgaande kennisgeving.
*Het daadwerkelijk geleverde aantal pk zal hoogstwaarschijnlijk lager zijn als gevolg van gebruiksbeperkingen
en omgevingsfactoren.
Technische specificaties
MOTOR:
19 HP Kawasaki*
Merk Kawasaki
Model FH580V-CS01-S
Paardenkracht 19 @ 3600
Zuigerverplaatsing 35.7 cu. in. (585 cc)
Elektrisch circuit 12 Volt, 15 amp wisselstroomdynamo,
batterij: 340 amp. startsterkte
(bij koude start)
Oliereservoir 1.8 liter (1.9 US qt.)
CHASSIS:
Brandstoftank Inhoud: totaal 19.7 liter (5.2 gallon)
Achterwielen Bandenmaat: 18 X 8.5 - 10
Bandenspanning: 1,24 bar (18 psi)
Voorwielen Bandenmaat: 11 X 4.00 - 5
Bandenspanning: N/A
TRANSMISSIES:
HydroGear PJ-2H / HGM-15P-7131
Type Pomp- en wielmotor
Hydrauliekvloeistof Mobil 1™ 15W-50 synthetische olie of
Castrol Syntec™ 5W-50 olie
Snelheden bij 3400 tpm vooruit: 0-12.9 km/u (0-8 MPH)
achteruit: 0-6.4 km/u (0-4 MPH)
Continu beschikbaar
koppel 265.5 lbs-ft (360 Nm)
Maximale asdruk 431 kg (950 lbs.)
AFMETINGEN:
Totale lengte 62” (157 cm)
Totale breedte 50” (127 cm)
Hoogte 45” (114 cm)
Gewicht (ongeveer.) 818 lbs (371 kg)
Not for
Reproduction
25
DIT IS EEN HELLING VAN 15 °
INSTRUCTIES
1. Vouw deze pagina langs de
stippellijn zoals hierboven
aangegeven.
2. Breng de linkerhoek van deze
gids op één lijn met een
verticale boom, een
bovenleidingsmast, een
afrasteringspaal of een
verticale structuur.
3. Vergelijk de hoek van de vouw
met de hoek van de heuvel.
HELLINGBEPALINGSGIDS
BRENG DEZE RAND OP ÉÉN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK
(BOOM, MAST, AFRASTERINGSPAAL, GEBOUW ENZ.)
VERGELIJK DE HOEK
VAN DE VOUW MET DE
HOEK VAN DE HELLING
2
3
DIT IS EEN HELLING VAN 10 °
VOUW LANGS DE PASSENDE STIPPELLIJN
1
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
Thank you for purchasing Snapper Pro commercial mowing equipment. Please take a few minutes to read this limited warranty information. It con-
tains all the information you will need to have your Snapper Pro mower repaired in the unlikely event that a breakdown covered by this limited warranty
should occur.
Owner's Responsibilities - As a condition to our obligations under this limited warranty, you shall have read the operator's manual and you shall have
completed and submitted to Snapper Pro, within 20 days from the date of purchase, the Snapper Pro Product Registration. You must properly service
and maintain your Snapper Pro product as described in the operator's manual. Such routine maintenance, whether performed by a dealer or by you, is
at your expense. The Snapper Pro equipment, including any defective part covered by this limited warranty, must be returned to an authorized Snapper
Pro dealer within the warranty period for warranty service. This limited warranty extends only to equipment operated under normal conditions and in
accordance with Snapper Pro' instructions.
Warranty Start Date - The limited warranty coverage begins on the day you buy your new Snapper Pro commercial mowing equipment. An authorized
Snapper Pro dealer will assist you in filling out a Snapper Pro Product Registration with specific information for the model you purchase and your per-
sonal information, which must be returned to Snapper Pro.
Limited Warranty - The limited warranty, set forth below, is a written guarantee by Snapper Pro, during the warranty period, to repair or replace parts
which have a substantial defect in materials or workmanship. The warranty is "limited" because it is for a specified period of time, applies to the origi-
nal purchaser only, and is subject to other restrictions.
SNAPPER PRO LIMITED WARRANTY
Snapper Pro warrants, in accordance with the provisions below, to the original purchaser only, for the periods described below that the commercial
mower shall be free from substantial defects in material or workmanship under normal use and service. If you wish to file a claim under this limited
warranty, you must provide prompt notice of your claim to an authorized Snapper Pro dealer during the warranty period. Snapper Pro' obligation under
this limited warranty is, at Snapper Pro' option, to repair or replace any part or parts of the mower, which, in the judgment of Snapper Pro, are found to
be defective and covered by this limited warranty. An authorized Snapper Pro dealer will repair or replace the defective part or parts, at the dealer's
place of business, at no charge for the labor or parts. This limited warranty applies only to mowers sold in the United States and Canada and is sub-
ject to the following limitations.
Covered Parts Warranty Period
All Mowers 2-years (24 months) from date of retail purchase by the original
purchaser for parts & labor (90 days for rental mowers)
(Except as noted below*)
*Belts, Tires, Brake Pads 90 days from date of retail purchase by the original purchaser
And Hoses, Battery, Blades
*Attachments 1 year from date of retail purchase by the original purchaser
*Engine If the engine manufacturer provides any warranty on the mower's engine, Snapper Pro will assign that
warranty to the original purchaser of the mower if such assignment is reasonably practicable. Please refer to
the engine manufacturer's warranty statement, if any, that is included in the owner's packet. We are not
authoized to handle warranty adjustments or repairs on engines. Snapper Pro offers NO WARRANTY on
mower engines. Snapper Pro does not guarantee or represent that any engine manufacturer will comply with
the terms of its warranty.
Items and Conditions Not Covered
This warranty does not cover, and Snapper Pro makes NO WARRANTY regarding, the following:
Mowers or their parts if a complete and accurate Snapper Pro Product Registration has not been received by Snapper Pro.
Loss or damage to person or property other than that expressly covered by the terms of this limited warranty.
Pickup and delivery charges and risk of loss or damage in transit to and from any authorized Snapper Pro dealer.
Any damage or deterioration due to normal use, wear and tear, or environmental or natural elements, or exposure.
Cost of regular maintenance service or parts, such as but not limited to, filters, fuel, lubricants, tune-up parts, and adjustments.
Claims arising due to failure to follow Snapper Pro' written instructions, or improper storage or maintenance.
Any repairs necessary due to use of parts, accessories or supplies, including gasoline, oil or lubricants, incompatible with the mowing equipment,
or other than as recommended in the operator's manual or other written operational instructions provided by Snapper Pro.
Use of non-Snapper Pro approved parts or accessories.
Any overtime or other extraordinary repair charges or charges relating to repairs or replacements.
Rental of like or similar replacement equipment during the period of any warranty, repair or replacement work.
Loss of revenue, time or use of the mowing equipment.
Travel, telephone or other communication charges.
Damage from continued use of defective mowing equipment.
Freight charges on replacement parts.
Any mowing equipment or part which, in the judgment of Snapper Pro, has been altered or tampered with in any way or has been subjected to
misuse, abuse, abnormal usage, unauthorized repair, neglect or accident, damage in transit, or has had the serial numbers altered, effaced or
removed.
Any equipment, part or item not mentioned under "Covered Parts," above.
General Conditions
Snapper Pro is continually striving to improve its products, and therefore reserves the right to make improvements or changes without incurring any
obligation to make changes or additions to products sold previously. Any oral or written description of Snapper Pro products is for the sole purpose of
identifying the products and shall not be construed as an express warranty. No warranty claim shall give rise to a right for the purchaser to cancel or
rescind any sale. No person is authorized to make any warranty or assume for Snapper Pro any liability not strictly in accordance with this limited war-
ranty. Any assistance Snapper Pro provides to or procures for the purchaser outside the terms, limitations or exclusions of this limited warranty will not
constitute a waiver of the terms, limitations or exclusions of this limited warranty, nor will such assistance extend or revive the limited warranty.
Snapper Pro will not reimburse the purchaser for any expenses incurred by the purchaser in repairing, correcting or replacing any defective products
except for those incurred with Snapper Pro' prior written permission and in accordance with this limited warranty.
Snapper Pro' sole and exclusive liability with respect to this limited warranty, and the purchaser's exclusive remedy, shall be repair or replacement as
set forth herein. All warranty work must be performed by an authorized Snapper Pro dealer using only Snapper Pro approved replacement parts.
SNAPPER PRO SHALL HAVE NO LIABILITY FOR ANY OTHER COST, LOSS OR DAMAGE, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO, ANY INCIDEN-
TAL, COMPENSATORY, INDIRECT, PUNITIVE, SPECIAL OR CONSEQUENTIAL LOSS OR DAMAGE. SNAPPER PRO' AGGREGATE LIABILITY
WITH RESPECT TO A DEFECTIVE PRODUCT OR PART SHALL BE LIMITED TO AN AMOUNT EQUAL TO THE MONIES PAID BY THE PUR-
CHASER FOR THAT DEFECTIVE PRODUCT OR PART. THIS LIMITED WARRANTY, AND SNAPPER PRO' OBLIGATIONS HEREUNDER, ARE
EXCLUSIVE AND IN LIEU OF ALL OTHER WARRANTIES, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING, WITHOUT LIMITATION, THE IMPLIED WARRAN-
TY OF MERCHANTABILITY AND THE IMPLIED WARRANTY OF FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. SNAPPER PRO SHALL NOT BE
LIABLE TO THE PURCHASER, OR TO ANYONE CLAIMING UNDER THE PURCHASER, FOR ANY OTHER OBLIGATIONS OR LIABILITIES,
INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, OBLIGATIONS OR LIABILITIES ARISING OUT OF BREACH OF CONTRACT OR WARRANTY, NEGLIGENCE
OR OTHER TORT OR ANY THEORY OF STRICT LIABILITY, WITH RESPECT TO SNAPPER PRO PRODUCTS OR SNAPPER PRO' ACTS OR
OMISSIONS OR OTHERWISE.
It is the express wish of the parties that this agreement and any related documents be drafted in English. Il est la volonté expresse des parties que
cette convention et tous les documents s'y rattachent soient rédigés en anglais.
Snapper Pro - a division of Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
Owner's Limited Warranty Information
(Effective 08/01/2007)
Not for
Reproduction
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
5375 North Main Street
Munnsville, NY 13409
800-933-6175
www.SnapperPro.com
Om zijn as draaiende maaier
van modelreeks EVS
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Productspecificaties:
MOTOR:
19 HP Kawasaki
Merk Kawasaki
Model FH580V-CS01-S
Inhoud
oliereservoir 1.9 Qt. ( 1.8 L)
CHASSIS:
Brandstoftank Inhoud: totaal 19.7 liter (5.2 gallon)
Achterwielen Bandenmaat: 18 x 8.5 -10
Bandenspanning: 18 psi (1,24 bar)
Voorwielen Bandenmaat: 11 x 4 - 5
Bandenspanning: N/A
RIEMEN EN BLADEN:
ZITMAAIER
Aandrijfriem voor pomp 5049238
91 cm MAAIDEK
Aandrijfriem voor maaidek 5049238
PTO-aandrijfriem 5021063
Maaiblad 5021227
Verbruiksonderdelen:
Not for
Reproduction
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Simplicity EVSCE SERIES (DUTCH) Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor