NL
WAARSCHUWINGEN!
1. Controleer, alvorens een voertuig op te tillen, of dit zich op een stabiel, vlak, horizontaal en schoon oppervlak bevindt (geen vet en olie) (1).
2. Zorg dat het op te tillen voertuig volledig stil staat (2).
3. Gebruik voor het optillen van het voertuig een ander geschikt middel, bijvoorbeeld een assteun (3).
4. Om het verschuiven van het geheel te voorkomen, dient u altijd de lading goed in het midden van de krik te plaatsen
5. Nimmer een verlengstuk gebruiken (4).
6.
Tijdens het gebruik van de krik mogen er zich geen personen in de auto bevinden of hierop steunen.
7. Controleer regelmatig het oliepeil (5). Daarentegen kan teveel olie de apparatuur beschadigen of ontregelen (zie «instructies voor gebruik»).
8. Wanneer u de olie ververst, gebruik dan nooit remvloeistof, alcohol, glycerine, reinigingsmiddelen, motorolie of afgewerkte olie. Het gebruik van verontreinigde olie kan tot inwendige schade van uw materiaal leiden. Neem voor meer informatie
rechtstreeks contact op met uw FACOM dealer bij wie u uw materiaal gekocht heeft. FACOM beveelt de olie met referentie WA.20 aan (5).
9. Controleer of het etiket met voorzorgsmaatregelen steeds leesbaar blijft. Om uw apparaat in overeenstemming met de normen te brengen, zijn deze etiketten (6) en de gebruikshandleiding (Q.NU-DLPLHP/1008) verkrijgbaar.
INSTRUCTIES VOOR HET JUISTE GEBRUIK
1. Voor ieder gebruik dient de krik gecontroleerd te worden. U moet met name controleren of er geen olie lekt en er geen onderdelen beschadigd zijn of ontbreken.
2. Defecte onderdelen dienen onmiddellijk door geschoold personeel door originele FACOM onderdelen vervangen te worden.
3. Leder onderdeel van de krik moet gecontroleerd worden in geval van een als abnormaal beschouwde belasting of na een schok.
MONTAGE, BEDIENING EN WERKING
1. Alvorens de krik in werking te stellen, moet u eerst een eenvoudige assemblage uitvoeren (A)). Hef de bovenkap (1) op, verwijder de metalen stang (2) en installeer in de plaats ervan een plastic buis die oorspronkelijk is
losgekoppeld (A, B, C). De hendel van de krik moet op de juiste plaats (4) worden geïnstalleerd en schroef (26) met zijn plaatje (27),die in een zakje worden meegeleverd, moeten worden vastgedraaid. Plaats de kap (1) terug.
2. De krikhendel heeft vier standen: ingeklapt om te worden vervoerd/verpakt (1). Niet actief (2). Vervoer (3). Bedrijfsstand of horizontale stand (4). Als u de hendel van positie wilt veranderen, moet u altijd eerst de trekker
(1, (B)) deblokkeren. De krikhendel is uitsluitend bedoeld voor het positioneren van de krik en om hem te kunnen vervoeren. Oefen geen druk uit op de hendel.
3. Als de krik moet worden verpakt om hem te kunnen vervoeren, verwijdert u schroef (26) en plaatje (27) en zet u de hendel in stand (A).
4. Het is noodzakelijk om een inrichting voor luchtreiniging en luchtsmering te installeren op het leidingnet (7) en het ontluchtingsvat dagelijks te ontluchten.
5. Ontlucht ook dagelijks de compressortank. Een gebrekkige persluchtkwaliteit beschadigt onderdelen die van wezenlijk belang zijn voor de goede werking van de krik.
6. Alvorens de slang aan te sluiten op het luchtnet via koppelstuk (3 (B)), moet eerst worden gecontroleerd of de bedieningshendel (2) van de krik op OFF (B) staat. De diameter van de slang mag niet kleiner zijn dan de diameter
van het koppelstuk van de luchtinlaat (3). Als er abnormaal lange slangen worden gebruikt, moet de luchtdruk worden verhoogd.
7. Controleer of de luchtdruk hetzelfde blijft wanneer het apparaat in bedrijf is. Voor optimale prestaties van deze krik, wordt er luchtdruk aanbevolen van 7-10 bar.
8. De laatste handeling die moet worden uitgevoerd alvorens de krik te gebruiken bestaat uit het verwijderen van de lucht die het hydraulische systeem eventueel is binnengedrongen tijdens het transport. Hiervoor moet u wanneer
de luchtslang al is aangesloten op het koppelstuk (3) de hendel (2, (B)) op DOWN zetten en deze enkele ogenblikken in deze stand vasthouden. Vervolgens zet u de hendel op UP om een volledige hefcyclus uit te voeren zonder
belasting. Plaats de bedieningshendel (2) vervolgens weer op DOWN om de zuigers te laten zakken en te controleren of het neerlaten gelijkmatig gebeurt zonder schokken. Als het dalen van de zuigers onregelmatig verloopt, voert
u opnieuw een hefcyclus uit totdat de zuigers gelijkmatig en geleidelijk dalen. Dit geeft aan dat het ontluchten is geslaagd.
9. Vanaf dat moment is de krik gereed voor gebruik.
10. Heffen. Wanneer de krik onder het hefpunt van het voertuig staat en alle veiligheidsvoorschriften in acht zijn genomen, kan de krik worden geheven door de hendel (2, (8)) op UP te zetten en hem in deze positie te houden
totdat het voertuig tot op de gewenste hoogte is geheven. Installeer onmiddellijk metalen voorwerpen of andere middelen om het voertuig te stutten.
11. Neerlaten Controleer of er zich geen voorwerp of persoon onder het voertuig bevindt. Nadat het onderhoud is uitgevoerd, verwijdert u de mechanische steunmiddelen door het voertuig enigszins op te tillen om het verwijderen
te vereenvoudigen. Het dalen wordt geactiveerd door bedieningshendel (2, (9)) op DOWN te zetten en de hendel in deze positie te houden tot aan het einde van de handeling.
12. De zuigers intrekken door de bedieningshendel (2, (9)) op DOWN te zetten en hem in die positie houden totdat de zuigers volledig zijn ingetrokken.
13. Als u de krik niet langer meer nodig hebt, sluit u de perslucht af en koppelt u de voedingsslang los.
14. Controleer de toestand van de bestanddelen van de krik na elk gebruik. Als u abnormale verschijnselen constateert, dient u deze onmiddellijk te verhelpen.
ONDERHOUD
1. Het onderhouden en repareren van deze krik mogen slechts worden uitgevoerd door bevoegde en geautoriseerde personen.
2. Alvorens onderhoud te verrichten, moet u eerst de persluchtslang loskoppelen van het koppelstuk (3, (7)) dat zich op de bedieningshendel bevindt.
3. De bewegende bestanddelen van de krik moeten regelmatig worden schoongemaakt en gesmeerd en er moet een kleine hoeveelheid smeermiddel in het koppelstuk van de luchttoevoer worden aangebracht. Houd alle onderde-
len van de krik altijd schoon en bescherm ze tegen agressieve omgevingscondities.
4. Oliepeil De zuigers moeten volledig ingetrokken zijn alvorens het oliepeil te verifi ëren of het reservoir te vullen. Het oliepeil moet zich tussen de twee merktekens bevinden van de oliepeilindicator. Indien nodig vult olie bij
volgens het volume dat wordt voorgeschreven in de tabel.
5. Als de olie moet worden ververst, plaatst u de krik tussen twee stutten zodat u de slang (1, (C)) van het koppelstuk (2) kunt loskoppelen, waarlangs de olie wordt afgetapt en opgevangen in een container om hem vervolgens af
te leveren bij een bedrijf gespecialiseerd in afvalverwerking en recycling. De olie kan ook met andere middelen worden afgetapt: met behulp van een hydraulische olieafscheider door de krik overdwars te kantelen, het reservoir te
verwijderen enz.
6. BELANGRIJK. Te veel olie kan verhinderen dat de krik naar behoren werkt.
7. Gebruik hydraulische olie van het type HL of HM en van ISO-viscositeitsklasse met een kinematische viscositeit van 20 cSt bij 40º C of met een ENGLER viscositeit van 2 bij 50º C.
8. Gebruik altijd reserveonderdelen van FACOM. Gebruik van andere reserveonderdelen kan leiden tot schade aan de krik en heeft als gevolg dat de garantie vervalt
9. Na gebruik moeten de zuigers volledig worden ingetrokken om de kans op corrosie te minimaliseren..
GARANTIE
Type D = 2 jaar. Zie de algemene voorwaarden in de catalogus FACOM of de tarieven van FACOM.
Onder voorbehoud van de inachtneming van alle hierboven beschreven instructies.
VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE GEBRUIKER
De gebruiker dient kennis genomen te hebben van de volgende instructies en voorzorgsmaatregelen alvorens de krik te gebruiken.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan tot onherstelbare beschadiging van de krik leiden, en zelfs tot letsel bij de gebruikers.
De werknemers die belast zijn met het gebruik of het serviceonderhoud van de werkapparatuur dienen goed geïnformeerd te worden en met name over de gebruiksvoorwaarden van de werkapparatuur en de instructies of de voorschriften hieromtrent.
Controle van de hefapparatuur:
- Controle van de inbedrijfname, die tijdens de eerste ingebruikname van het apparaat in het bedrijf dient te worden uitgevoerd, of dit nu nieuw of tweedehands is.
-
Controle van de vernieuwde inbedrijfname, die uitgevoerd dient te worden tijdens demontage en montage, wijziging, belangrijke reparatie of na een ongeval veroorzaakt door een defect aan het apparaat.
- Algemene periodieke controles die regelmatig dienen te worden uitgevoerd, om op tijd beschadigingen op te merken die een gevaar zouden kunnen betekenen.
Deze controles betreffen mechanisch bewogen en door menselijke kracht bewogen apparaten. Het resultaat van deze controles moet genoteerd worden in het veiligheidsregister dat door de bedrijfsleider geopend moet worden.
Wanneer de apparatuur defect is, moet deze onmiddellijk gerepareerd worden of dient het gebruik hiervan verboden te worden.
Bij handmatige verwerking moet het personeel kunnen beschikken over de benodigde individuele beschermingsmiddelen: veiligheidsschoenen, die bij voorkeur ongevoelig zijn voor koolwaterstoffen, veiligheidshandschoenen, enz.
In geval van mechanische verwerking is het verboden om, behalve bij tests of proeven, een last hoger op te tillen dan op het apparaat staat aangegeven.
Tijdens het gebruik van de krik moet men er met name op letten dat: 1. de maximale gebruikslast op de krik vermeld staat,
2. iedere krik gecontroleerd wordt:
- jaarlijks bij een normaal gebruik,
- halfjaarlijks bij een intensief gebruik,
- onmiddellijk na een gebruik onder bijzondere omstandigheden, met name bij een incidentele overbelasting.
De krikken mogen uitsluitend gebruikt worden voor het ophijsen of laten zakken van een voertuig.
Een garagekrik mag niet gebruikt worden voor het verplaatsen van een voertuig of een last.
Bij werkzaamheden onder een opgehesen voertuig:
- een wig zodanig plaatsen dat het personeel beschermd wordt tegen het plotseling zakken van het voertuig en tegen een horizontale verplaatsing (3),
- een voorziening plaatsen die de aanwezigheid van de monteur aangeeft,
- indien nodig een veiligheidsbril en een helm dragen,
- een inspectiewagen gebruiken (FACOM DTS.1A ou DTS.2)