DJI Avata Gebruikershandleiding
41 © 2023 DJI Alle rechten voorbehouden.
3. Transmissie
Het menu Transmissie heeft een piloot-submenu en een doelgroep-submenu.
• De videotransmissie-instellingen voor het huidige apparaat kunnen worden ingesteld in het Piloot-submenu,
inclusief maar niet beperkt tot:
a. In- of uitschakelen van de uitzendmodus. Het apparaatnummer wordt weergegeven wanneer de
uitzendmodus is ingeschakeld, zodat andere apparaten het apparaat kunnen vinden en het kanaal
kunnen binnengaan om de cameraweergave te zien.
b. De scherpstelmodus instellen op aan, uit of automatisch. Als de Scherpstelmodus is ingeschakeld, zal
het midden van het scherm duidelijker zijn en zullen de randen wazig zijn.
c. De kanaalmodus instellen op automatisch of handmatig. Het wordt aanbevolen automatisch te kiezen
zodat de videotransmissie intelligent het kanaal met het beste signaal zal kiezen.
d. De frequentieband instellen. Alleen frequentieband van 5,8 GHz wordt ondersteund.
e. De bandbreedte van de videotransmissie instellen. Het aantal beschikbare kanalen varieert naar gelang
de bandbreedte. Het kanaal met de beste signaalsterkte kan handmatig worden geselecteerd.
Hoe groter de bandbreedte, hoe meer spectrumbronnen deze in beslag neemt, waardoor een hogere
videotransmissiesnelheid en een helderder beeldkwaliteit wordt verkregen. Er is echter ook een
grotere kans op draadloze interferentie en de hoeveelheid apparatuur die kan worden ondergebracht
is beperkter. Om interferentie in een multiplayerscenario te voorkomen, kiest u handmatig een vaste
bandbreedte en een vast kanaal.
• Als een apparaat met videotransmissie in de buurt de uitzendmodus inschakelt, kunnen het apparaat
en de signaalsterkte ervan in het submenu Doelgroep worden bekeken. Selecteer een kanaal om de
cameraweergave te zien.
4. Instellingen
• Veiligheid
a. Stel de veiligheidsconguraties in, zoals maximale vlieghoogte, maximale vliegafstand en RTH-hoogte.
Gebruikers kunnen ook de thuisbasis bijwerken, de IMU- en kompasstatus bekijken en deze indien
noodzakelijk kalibreren.
b. De functie Find My Drone helpt om de locatie van de drone op de grond te vinden door gebruik te
maken van de opgeslagen video in de bril. Als de drone nog steeds een accustroom heeft, schakel dan
de ESC-pieptoon in om de drone te vinden met behulp van geluid.
c. Geavanceerde veiligheidsinstellingen omvatten actie bij verlies van dronesignaal, in-/uitschakelen van
AirSense en noodstop van de propeller. De drone kan worden ingesteld om te zweven, landen, of
RTH wanneer deze het signaal van de afstandsbediening verliest. Als de noodstop van de propeller
is ingeschakeld, kunnen de motoren tijdens de vlucht op elk gewenst moment worden gestopt zodra
de gebruiker tweemaal op de vergrendelingsknop op de bewegingscontroller drukt of door een
gecombineerde joystickopdracht (CSC) op de afstandsbediening uit te voeren. Als de schakelaar is
uitgeschakeld, kunnen de motoren alleen worden gestopt door twee keer op de vergrendelknop op de
bewegingscontroller te drukken of door een combinatie-joystickcommando halverwege de vlucht uit te
voeren in een noodsituatie, zoals wanneer zich een botsing voordoet, een motor afslaat, de drone in de
lucht rolt of de drone onbedienbaar is en snel stijgt of daalt.
Als u de motoren tijdens het vliegen uitschakelt, zal de drone neerstorten.
• Bediening
a. Stel de stick-modus in en pas de functies van bepaalde knoppen van de afstandsbediening aan in de
afstandsbediening. De exponentiële waarde kan worden aangepast wanneer de handbediening wordt
gebruikt. Gebruikers kunnen de afstandsbediening ook kalibreren.
b. Kalibreer de bewegingscontroller of bekijk de instructievideo.
c. Kalibreer de gimbal of pas de kantelsnelheid van de gimbal aan.
d. Stel het apparaat in of draai horizontaal vegen om voor het aanraakscherm.
e. Gebruik de ipfunctie.
f. Bekijk de instructies voor de bril.