5. Transport van de kettingzaag
Vóór het transport van de kettingzaag de netstekker
uittrekken en de kettingkast over rail en ketting schui-
ven. Wanneer meerdere sneden met de kettingzaag
worden uitgevoerd, moet de zaag tussen de sneden
worden uitgeschakeld.
6. Voor inwerkingstelling
De spanning van de stroombron moet overeenko-
men met de gegevens vermeld op het kenplaatje van
de machine. Telkens voor werkbegin de kettingzaag
controleren op correcte werkwijze en voorgeschre-
ven bedrijfszekere toestand. Vóór werkbegin de fun-
ctie van de kettingsmering en het oliepeil controleren
(zie fig. 9). Wanneer de olie ( 5 mm boven de onder-
ste rand staat (in de illustratie door „min“ geken-
merkt), moet olie worden bijgevuld. Boven dit peil
werkt u in een veilig gebied. Kettingzaag inschakelen
en boven heldere grond houden. Opgelet! De ketting
mag de grond niet raken; daarom een veiligheidsaf-
stand van ± 20 cm houden. Als zich nu een toene-
mend oliespoor vertoond, werkt de kettingsmering
correct. Als zich geen oliespoor vertoond, eventueel
olie-uitloopkanaal (4), de bovenste kettingspanboring
en het oliekanaal schoonmaken of de klantenservice
consulteren. (Gelieve hiervoor zeker ook de alinea
„Kettingolie ingieten en kettingsmering“ lezen).
Kettingspanning controleren en zo nodig naspannen
(zie alinea „Spannen van de zaagketting“). Werking
van de kettingrem controleren (zie ook alinea
„Loszetten van de kettingrem“).
7. Montage van de geleiderail en zaag-
ketting
Netstekker mag niet ingestoken zijn.
- Let op ! Het voorste handscherm (2) moet altijd
in de bovenste (verticale) positie staan.
Geleiderail en zaagketting worden niet gemonteerd
bijgeleverd. Voor de montage eerst de moer (16)
afschroeven en de afdekking (15) van de remkast
verwijderen. De kettingspanbout (13) moet zich in
het midden van de geleider (5) bevinden. Haal, indi-
en nodig, de kettingspanbout aan d.m.v. de kettings-
panschroef (6). Gedurende de montage alsook bij
het spannen en de eindcontrole handschoenen dra-
gen als bescherming tegen verwondingen door de
scherpe snijkanten. Vóór het monteren van de gelei-
derail met zaagketting de snijrichting van de tanden
in acht nemen ! De looprichting is op de afdekking
(15) aangeduid door een pijl. Ter bepaling van de
snijrichting, indien nodig, zaagketting omdraaien (7).
Geleiderail (8) met het uiteinde recht omhoog hou-
den en zaagketting (7), aan het uiteinde van de rail
beginnend, installeren. Monteer dan de geleiderail
met zaagketting als volgt : Geleiderail met zaagket-
ting op de zwaardgeleider (5) of kettingspanbout (13)
aanleggen. Zaagketting rond het kettingwiel (12) leg-
gen, controleren of de ketting naar behoren is
gemonteerd (zie fig. 1 / pos. 7). Afdekking (15) aan-
zetten en lichtjes aanhalen d.m.v. de moer (16).
Vervolgens dient u de zaagketting naar behoren te
spannen :
8. Spannen van de zaagketting
Telkens netstekker uit het stopcontact trekken
alvorens aan de machine te beginnen werken!
Veiligheidshandschoenen dragen!
Let erop dat de zaagketting (7) in de leisleuf van de
rail (8) ligt! Kettingspanschroef (6) met kruis-
kopschroevendraaier naar rechts draaien in de
richting van de wijzers van de klok tot dat de zaag-
ketting correct gespannen is. Daarna moet de gelei-
derail tijdens het aanhalen van de schroef (16a)
omhoog worden gedrukt. De spanning van de ketting
opnieuw controleren (zie fig. 10). De zaagketting niet
te hard spannen. U moet de ketting in koude toe-
stand in het midden van de geleiderail met ± 3 mm
kunnen opheffen. Schroef (16a) goed aanhalen.
De ketting zet uit als ze warm wordt en hangt slap.
Het gevaar bestaat dat de zaagketting afspringt. Zo
nodig, naspannen. Als de ketting in warme toestand
vaster wordt gespannen, moet ze aan het eind van
de zaagwerkzaamheden zeker worden ontspannen.
Anders zouden er zich tijdens het afkoelen hoge
spanningen voordoen door samentrekken van de
zaagketting. Een nieuwe zaagketting heeft een inlo-
optijd van ± 5 minuten nodig. Daarbij is een voldoen-
de kettingsmering uiterst belangrijk! Na het inlopen
kettingspanning controleren of naspannen.
9. Kettingolie bijvullen
Olietankkap (3) vóór het openen schoonmaken om te
voorkomen dat vuil in de tank terechtkomt. De
inhoud van de olietank tijdens het zaagwerk aan het
oliepeilglas (21) in het oog houden. Olietankkap (3)
goed sluiten en eventueel overgelopen olie afkuisen.
NL
35