17
NL
De lucht mag eveneens vanuit een aangrenzende
ruimte worden toegevoerd, op voorwaarde dat het
hier geen slaapkamer of een ruimte waar
brandgevaar bestaat betreft, zoals bijv. garages,
magazijnen met brandbaar materiaal enz., en hij
moet geventileerd zijn volgens de norm UNI-CIG
7129. De luchttoevoer vanuit het aangrenzende
vertrek naar het te ventileren vertrek moet vrijelijk
kunnen vloeien door middel van permanente
openingen met een doorsnee die niet kleiner is dan
hierboven aangegeven. Deze openingen kunnen ook
worden verkregen door de vrije ruimte tussen de
deur en de vloer te vergroten (fig. 11B). Als voor de
afvoer van de verbrandingsproducten een
elektroventilator wordt gebruikt, zal de
ventilatieopening moeten worden aangepast aan de
maximale capaciteit van de luchtverplaatsing ervan.
De capaciteit van de elektroventilator dient
voldoende te zijn om per uur een luchtverversing
van 3÷5 maal het volume van de ruimte te
garanderen. Bij een intensief en langdurig gebruik
van het apparaat kan extra ventilatie noodzakelijk
blijken, die kan worden verkregen door bijvoorbeeld
het openen van een raam of verbetering van de
afzuigcapaciteit van de elektroventilator, indien
aanwezig. Vloeibaar petroleumgas (LPG) is zwaarder
dan lucht en blijft laag hangen. De ruimtes waarin
gasflessen met LPG staan moeten dan ook
openingen naar buiten hebben ter hoogte van de
vloer, zodat eventueel gaslekken van onderen
afgevoerd kunnen worden. Zet geen LPG gasflessen
(ook als deze leeg zijn) in ondergrondse ruimtes.
Het is beter in het vertrek alleen de gasfles te laten
staan die op dat moment in gebruik is, De fles moet
uit de buurt staan van warmtebronnen die hem op
een temperatuur van meer dan 50°C zouden kunnen
brengen.
Gastoevoer
De aansluiting van het apparaat op de gasleiding
of -fles moet worden uitgevoerd in
overeenstemming met voorschriften van de van
toepassing zijnde normen (UNI-CIG 7129 en 7131)
en uitsluitend na te hebben gecontroleerd of het
apparaat is afgesteld op het soort gas waarmee
het zal worden gevoed.
Dit apparaat is vooraf ingesteld om te
functioneren met het soort gas dat staat vermeld
op het plaatje op de kookplaat. Indien de
beschikbare gassoort niet overeenstemt met de
gassoort waar het apparaat op is ingesteld, moet
u de betreffende bijgeleverde sproeiers
verwisselen, na het doornemen van de paragraaf
Aanpassen aan de verschillende soorten gas.
Om zeker te zijn van de goede werking van het
apparaat, om de energie op adequate wijze te
kunnen benutten en om de levensduur van het
apparaat te verlengen moet u zich ervan
verzekeren dat de voedingsdruk overeenstemt
met de waarden die in de tabel 1 Kenmerken van
de branders en sproeiers staan. Als dit niet zo is
installeert u op de toevoerbuis een speciale
drukregelaar, volgens de norm UNI-CIG 7430.
Voer de aansluiting zo uit dat er geen enkele
belasting op het apparaat staat.
Voer de aansluiting uit d.m.v. het verbindingsstuk
met schroefdraad ½G cilindrische schroefbout F
(afb. 12) aan de achterzijde van het apparaat.
Gebruik een niet-flexibele metalen buis met
verbindingsstukken (afb. 12-D) overeenkomstig de
geldende normen, of een metalen flexibele buis met
onafgebroken wand en verbindingsstukken (afb. 12-
C), in overeenstemming met de geldende normen,
die in uitgerekte vorm niet langer dan 2000 mm mag
zijn. Controleer of de buis niet met bewegende delen
in aanraking kan komen die tot beschadigingen of
het afklemmen ervan zouden kunnen leiden. Als u
gebruik maakt van een rubberen buis moet u de
speciale slanghouder voor vloeibaar gas (afb. 12-
A) of voor aardgas (afb. 12-B) installeren. De
bijgeleverde afdichting G moet worden gebruikt
voor alle soorten aansluiting. Bevestig de twee
uiteinden van de buis met de speciale
klemschroeven E volgens UNI-CIG 7141. De
flexibele buis moet voldoen aan de norm UNI-CIG
7140 en geschikt zijn voor het soort gas dat u
gebruikt.
Bovendien:
moet de buis zo kort mogelijk zijn, met een lengte
van maximaal 1,5 meter;
mag de buis geen bochten en knelpunten
vertonen;
mag de buis niet in aanraking komen met de
achterwand van het apparaat of in ieder geval niet
met delen die een temperatuur van 50°C kunnen
bereiken;
A
D e t a i l A Aangrenzend
vertrek
Vertrek
waar
een
ventilatie
nodig
is
afb. 11A afb. 11B
Vergroting van de kier tussen
deur en vloer
Voorbeeld van ventilatieopeningen
voor verbrandingslucht