Stiga DECK PARK 110 COMBI PRO EL Handleiding

Type
Handleiding
35
NEDERLANDS
NL
1 ALGEMEEN
Dit symbool geeft een WAARSCHU-
WING weer. Als de instructies niet
nauwkeurig worden opgevolgd, kan dit
leiden tot ernstige persoonlijke verwon-
dingen en/of schade.
Lees de gebruikershandleiding en de
veiligheidsinstructies voor gebruik
goed door.
1.1 SYMBOLEN
Op de machine ziet u de volgende symbolen om u
eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet-
tendheid bij gebruik geboden is.
Betekenis van de symbolen:
Waarschuwing!
Lees vóór gebruik van de machine de ge-
bruikershandleiding en de veiligheids-
voorschriften.
Waarschuwing!
Zorg dat uw handen of voeten niet onder
de kap komen als de machine loopt.
Waarschuwing!
Kijk uit voor weggegooide voorwerpen.
Houd omstanders op afstand.
Waarschuwing!
Vóór het verrichten van reparaties de bou-
giekabel ontkoppelen van de bougie.
Waarschuwing!
Indien dit maaidek op een 2WD-machine
wordt gemonteerd, moeten er ook frame-
gewichten op de machine worden gemon-
teerd.
1.2 VERWIJZINGEN
1.2.1 Afbeeldingen
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
zijn genummerd met 1, 2, 3 etc.
Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven
met A, B, C etc.
Een verwijzing naar onderdeel E in afbeelding 5
wordt als volgt weergegeven: “5:E”.
1.2.2 Titels
De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de
volgende manier genummerd:
“2.3.2” is een subtitel van “2.3” en wordt onder
deze titel vermeld.
Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt al-
leen het nummer van deze titel aangegeven. Bij-
voorbeeld “Zie 2.3.2”.
2 BESCHRIJVING
2.1 BEDIENINGSMECHANISMEN
2.1.1 Instelling maaihoogte
De maaihoogte kan worden ingesteld tussen 25 en
90 mm.
Elektrische bediening maaihoogte
De instelling kan met een schakelaar onbeperkt
worden aangepast.
Handmatige instelling maaihoogte
De instelling kan met een hendel op verschillende
vaste standen worden ingesteld. Zie afb. 1.
2.1.2 Voorwaarts kantelen
Door de twee pinnen een gaatje lager dan de basi-
sinstelling te verplaatsen kan het achterdeel van
het maaidek 12 mm worden opgetild. Zie afb. 2.
2.1.3 Monteren op achterzijde
Het achterdeel van het maaidek wordt geborgd met
de pinnen in afb. 2.
2.1.4 Monteren gereedschapslift
Het maaidek wordt met een ketting en kniphaken
op de gereedschapslift gemonteerd.
Eén kniphaak bepaalt de werkstand en kan in de
kettingschakels worden verplaatst om het hefver-
mogen in te stellen.
De andere kniphaak wordt gebruikt voor de reini-
gingsstand.
3 MONTAGE
3.1 MACHINES MET VASTE MAAI-
DEKOPHANGING
Voorbeeld van vaste maaidekverbindingen, zie 3:C
en 4:G.
1. Plaats het maaidek vóór de machine.
2. Controleer of de maaidekophangingen als volgt
op de machine zijn gemonteerd.
Park 2WD:
Maaidekophanging (4:G).
Ring (4:F).
•Borgpen (4:E).
Park 4WD:
Ring (3:D). Alleen machines t/m 2006.
Maaidekophanging (3:C).
Ring (3:B).
Borgring (3:A).
3. Verwijder pinnen en ring. Zie afb. 2.
4. Stel de maximale maaihoogte in..
5. Plaats de riem op de riempoelie van de machi-
ne.
6. Span de riem als volgt:
36
NEDERLANDS
NL
Park 2WD:
Span de riem met de riemspanner. De spanner
moet zich links van de riem bevinden, gezien
vanuit de positie van de bestuurder. Zie afb. 10.
Park 4WD
:
Neem de hendel van de riemspanner in uw lin-
kerhand. Trek aan de hendel en vergroot met uw
rechterhand en de riemspanner de spanning op
de buitenkant van de riem. Zie afb. 9.
7. Hang de eenheid op in de gereedschapslift. Zie
afb. 6.
8. Bevestig de armen aan elkaar. Zie afb. 5.
9. Zet het maaidek in de basisstand:
Op machines met wielen van 17”:
Bevestig de
ringen en de pinnen in het bovenste gaatje. Zie
afb. 2.
Op machines met wielen van 16”:
Bevestig de
ringen en de pinnen in het middelste gaatje.nZie
afb. 2.
10.Als het maaidek is uitgerust met een elektrische
hoogte-instelling, sluit dan de kabel aan op het
stopcontact aan de rechtervoorkant van de ma-
chine. Zie afb. 7.
3.2 MACHINES MET SNELSLUITIN-
GEN
Voorbeeld van snelsluitingen, zie afb. 8.
1. Plaats het maaidek vóór de machine.
2. Controleer of de snelsluitingen volgens de mee-
geleverde afzonderlijke instructie op de machi-
ne zijn gemonteerd.
3. Controleer of de armen van het maaidek zijn
vastgeschroefd in de snelsluitingen. Als dit niet
het geval is, schroeft u de armen vast. Zie afb. 8.
4. Verwijder aan beide kanten de pinnen en de rin-
gen. Zie afb. 2.
5. Zet de snelsluitingen in de achterste stand. Zie
de meegeleverde afzonderlijke instructies.
6. Hang het maaidek in de gereedschapslift. Zie
afb. 6.
7. Als het maaidek is uitgerust met een elektrische
hoogte-instelling, sluit dan de kabel aan op het
stopcontact aan de rechtervoorkant van de ma-
chine. Zie afb. 7.
8. Bevestig de riem als 3.2.1 / 3.2.1.
3.2.1 Riem, 4WD
Het achterdeel van het maaidek moet op de grond
rusten (het mag niet worden opgetild of geborgd).
Bevestig de riem als volgt:
1. Stel de maximale maaihoogte in.
2. Leg de riem op de riempoelie (9:M).
3. Span de riem als volgt.
Neem de hendel van de riemspanner in uw lin-
kerhand. Trek aan de hendel en vergroot met uw
rechterhand en de riemspanner de spanning op
de buitenkant van de riem. Zie afb. 8.
4. De achterkant van het maaidek moet worden
opgetild en gezekerd.
Op machines met wielen van 17”:
Bevestig de
ringen en de pinnen in het bovenste gaatje.
Zie afb. 2.
Op machines met wielen van 16”:
Bevestig de
ringen en de pinnen in het middelste gaatje.
Zie afb. 2.
5. Zet de snelsluitingen in de voorste stand, zie de
instructies.
3.2.2 Riem, 2WD
Het achterdeel van het maaidek moet op de grond
rusten (het mag niet worden opgetild of geborgd).
Bevestig de riem als volgt:
1. Stel de maximale maaihoogte in.
2. Leg de riem op de riempoelie.
3. Plaats de riem op de riempoelie.
4. Span de riem met de riemspanner. De spanner
moet zich links van de riem bevinden, gezien
vanuit de positie van de bestuurder. Zie afb. 10.
5. De achterkant van het maaidek moet worden
opgetild en gezekerd.
Op machines met wielen van 17”:
Bevestig de
ringen en de pinnen in het bovenste gaatje.
Zie afb. 2.
Op machines met wielen van 16”:
Bevestig de
ringen en de pinnen in het middelste gaatje.
Zie afb. 2.
5. Zet de snelsluitingen in de voorste stand, zie de
instructies.
3.3 BANDENSPANNING
Pas de bandenspanning als volgt aan:
Voorzijde: 0,6 bar (9 psi).
Achter: 0,4 bar (6 psi).
3.4 BASISINSTELLING
Om optimaal te kunnen maaien, is de juiste basi-
sinstelling noodzakelijk. Het maaidek staat in de
basisinstelling wanneer de achterzijde 5 mm hoger
dan de voorzijde staat. Dit betekent dat het maai-
dek iets voorover kantelt.
37
NEDERLANDS
NL
4 MACHINE GEBRUIKEN
Controleer of het gras dat u gaat
maaien vrij is van vreemde voorwerpen
zoals stenen etc.
4.1 MAAIHOOGTE
U krijgt de beste maairesultaten als eenderde van
het gras wordt gemaaid. 2/3 van de lengte van het
gras blijft dan staan. Zie afb. 11.
Als het gras lang is en veel korter moet worden,
kunt u beter twee keer maaien met verschillende
maaihoogtes.
Gebruik niet de laagste stand als het oppervlak van
het gazon ongelijkmatig is. Anders loopt u het ge-
vaar dat de messen beschadigd raken door het op-
pervlak en dat de toplaag van het gazon wordt
verwijderd.
4.2 HELLINGSHOEK
Het achterdeel van het maaidek kan worden opge-
tild zodat het maaidek een grotere voorwaartse hel-
lingshoek heeft dan bij de basisinstelling. Deze
hellingshoek beïnvloedt de maairesultaten als
volgt.
4.2.1 Basisinstelling
Als het maaidek in de basisinstelling staat, wordt
het gras het beste versnipperd en verstrooid. De ba-
sisinstelling wordt aanbevolen voor normaal gras.
Zie 3.4.
4.2.2 Grotere hellingshoek
Als het maaidek iets voorovergekanteld is, wordt
het “Multiclip”-effect verminderd terwijl het ge-
maaide gras beter wordt verstrooid.
Voorover kantelen wordt aanbevolen voor dikker
gras.
4.3 MAAIADVIES
Volg het onderstaande advies op voor een optimaal
maairesultaat:
maai regelmatig.
gebruik de motor op volle kracht.
het gras moet droog zijn.
zorg dat de messen scherp zijn.
houd de onderzijde van het maaidek schoon.
4.4 COMPOSTEREN/ACHTERUIT-
WORP
Het maaidek kan op twee manieren gras maaien:
Composteren van het gras in het gazon.
Uitwerpen van het gras achter het maaidek.
Het maaidek is bij aflevering ingesteld op compos-
teren. Om het gras achter het maaidek uit te wer-
pen, moet de plug (afb. 12) worden verwijderd.
Zet het maaidek in de servicestand (zie 5.2/5.3) om
de plug te verwijderen/plaatsen.
5 ONDERHOUD
5.1 VOORBEREIDING
Service en onderhoud moet altijd worden uitge-
voerd aan een stilstaande machine met een uitge-
schakelde motor.
Zorg dat de machine niet kan wegrol-
len. Gebruik daarom altijd de parkeer-
rem.
Zet de motor af.
Voorkom ongewenst starten door de
bougiekabel van de bougie te ontkoppe-
len en de contactsleutel te verwijderen.
5.2 REINIGINGSSTAND
1. Schakel de parkeerrem in.
2. Machines met snelsluitingen:
Zet de snelsluitingen in de achterste stand. Zie
de meegeleverde afzonderlijke instructies.
3. Zet de gereedschapslift in de transportstand.
4. Stel de maximale maaihoogte in.
5. Ontkoppel het achterdeel van het maaidek aan
de rechter- en linkerzijde als volgt:
A. Til het linkerachterdeel van het maaidek op
om de belasting op de splitpen te verminde-
ren.
B. Verwijder pinnen en ring. Zie afb. 2.
C. Verwijder de rechtersplitpen en ring op de-
zelfde manier.
6. Pak het voorste deel van het maaidek vast en til
het op. Bevestig de ketting zo dat het maaidek
diagonaal naar boven is gericht. Zie afb.13.
Het is absoluut verboden om de motor
te starten wanneer het maaidek in de
reinigingsstand staat.
Zet de 110/125 Combi Pro in de werkstand zoals
beschreven onder 3.1/3.2.
5.3 SERVICESTAND
5.3.1 Machines met vaste maaidekophan-
ging
Voorbeeld van vaste maaidekverbindingen, zie 3:C
en 4:G.
Er zijn twee personen nodig om het maaidek in de
servicepositie in te stellen:
1. Schakel de parkeerrem in.
2. Als het maaidek is uitgerust met een elektrische
hoogte-instelling, ontkoppel dan de kabel van
de machine. Zie afb. 7.
3. Stel de maximale maaihoogte in.
4. Zie afb. 2. Ontkoppel het achterdeel van het
maaidek aan de rechter- en linkerzijde als volgt:
38
NEDERLANDS
NL
A. Til het linkerachterdeel van het maaidek op
om de belasting op de splitpen te verminde-
ren.
B. Verwijder pinnen en ring.
C. Verwijder de rechtersplitpen en ring op de-
zelfde manier.
5. Maak de riem als volgt los:
Park 2WD
:
Haal de riemspanner van de riem. Zie afb. 10
Park 4WD
:
Neem de hendel van de riemspanner in uw link-
erhand. Trek aan de hendel en verwijder de
riemspanner met uw rechterhand. Zie afb. 9.
6 Persoon 1 - Hef het dek aan de voorzijde totdat
de riem losgaat en houd het dek in die positie.
7. Persoon 2 - Haal de riem van de poelie.
8. Pak het voorste deel van het maaidek vast en til
het op. Til het voorste deel op tot het maaidek
volledig verticaal staat en het achterdeel op de
grond rust. Zie afb. 14.
9. Laat het maaidek in omgekeerde volgorde zak-
ken nadat u de aanpassingen hebt uitgevoerd.
Zet het maaidek in de werkstand zoals beschre-
ven onder 3.1.
5.3.2 Machines met snelsluitingen
Voorbeeld van snelsluitingen, zie afb. 8.
1. Schakel de parkeerrem in.
2. Als het maaidek is uitgerust met een elektrische
hoogte-instelling, ontkoppel dan de kabel van
de machine. Zie afb. 16.
3. Stel de maximale maaihoogte in.
4. Zie afb. 2. Ontkoppel het achterdeel van het
maaidek aan de rechter- en linkerzijde als volgt:
A. Til het linkerachterdeel van het maaidek op
om de belasting op de splitpen te verminde-
ren.
B. Verwijder pinnen en ring.
C. Verwijder de rechtersplitpen en ring op de-
zelfde manier.
5. Zet de snelsluitingen in de achterste stand. Zie
de meegeleverde afzonderlijke instructies.
6. Maak de riem als volgt los.
Park 4WD
:
Neem de hendel van de riemspanner in uw link-
erhand. Trek aan de hendel en verwijder de
riemspanner met uw rechterhand. Zie afb. 9.
Park 2WD
:
Haal de riemspanner van de riem. Zie afb. 10
7. Haal de riem van de poelie de machine.
Controleer of de snelsluitingen in de
voorste stand staan voordat u het maai-
dek optilt. Anders loopt u het risico be-
kneld te raken.
8. Zet de snelsluitingen in de voorste stand, zie de
instructies.
9. Pak het voorste deel van het maaidek vast en til
het op. Til het voorste deel op tot het maaidek
volledig verticaal staat en het achterdeel op de
grond rust. Zie afb. 20.
10.Laat het maaidek in omgekeerde volgorde zak-
ken nadat u de aanpassingen hebt uitgevoerd.
Zet het maaidek in de werkstand zoals beschre-
ven onder 3.2.
5.4 REINIGING
Reinig de onderkant van het maaidek na elk ge-
bruik.
Zet het maaidek in de reinigingsstand.
Reinig de onderkant van het maaidek grondig. Ge-
bruik water en een borstel.
Herstel lakbeschadigingen wanneer de oppervlak-
ken volledig droog een schoon zijn. Gebruik duur-
zame gele verf die geschikt is voor gebruik
buitenshuis en op metaal.
5.5 WIELEN
110/125 Combi Pro is uitgerust met twee zelfsme-
rende verticale aandrijfassen (15:O).
De smeergaten moeten na 50 werkuren worden ge-
smeerd met universeel vet.
5.6 MESSEN VERVANGEN (16:P)
Draag bij het verwisselen van messen
werkhandschoenen om te voorkomen
dat u zich snijdt.
Controleer altijd of de messen scherp zijn. Dan
krijgt u het beste maairesultaat.
Controleer de messen altijd als deze ergens tegen
hebben gestoten. Als de messen zijn beschadigd,
moeten de beschadigde onderdelen worden ver-
vangen.
Gebruik altijd originele reserveonder-
delen. Niet-originele reserveonderdelen
kunnen verwondingen veroorzaken,
ook al passen ze in de machine.
Het mes uit één stuk wordt vervangen als de ran-
den zijn afgesleten.
Plaats het nieuwe mes met de geponste tekst naar
beneden gericht.
Aanhaalmoment: 45 Nm.
5.7 SLIJTAGEBESCHERMING
Onder het maaidek bevinden zich twee slijtagebe-
schermers ter bescherming van het maaidek. Deze
kunnen worden vervangen.
39
NEDERLANDS
NL
6 RESERVEONDERDELEN
Originele STIGA-onderdelen en accessoires zijn
speciaal ontworpen voor STIGA-machines. "Niet-
originele" onderdelen en accessoires zijn niet ge-
controleerd of goedgekeurd door STIGA:
Het gebruik van dergelijke onderdelen
kan de werking en veiligheid van de
machine aantasten. STIGA is niet ver-
antwoordelijk voor schade of verwon-
dingen die door dergelijke producten
zijn veroorzaakt.
7 ONTWERPREGISTRATIE
Dit product of onderdelen van dit product valt/val-
len onder de volgende ontwerpregistratie:
Zweden: 66 166
Duitsland: 499 11 740.9
Frankrijk: 577 251-253, 577 439-443
VSA: 435 564
GGP behoudt zich het recht voor zonder vooraf-
gaande aankondiging wijzigingen in het product
aan te brengen.

Documenttranscriptie

NEDERLANDS 1 ALGEMEEN Dit symbool geeft een WAARSCHUWING weer. Als de instructies niet nauwkeurig worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstige persoonlijke verwondingen en/of schade. Lees de gebruikershandleiding en de veiligheidsinstructies voor gebruik goed door. 1.1 SYMBOLEN Op de machine ziet u de volgende symbolen om u eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplettendheid bij gebruik geboden is. Betekenis van de symbolen: Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine de gebruikershandleiding en de veiligheidsvoorschriften. Waarschuwing! Zorg dat uw handen of voeten niet onder de kap komen als de machine loopt. Waarschuwing! Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing! Vóór het verrichten van reparaties de bougiekabel ontkoppelen van de bougie. NL 2 BESCHRIJVING 2.1 BEDIENINGSMECHANISMEN 2.1.1 Instelling maaihoogte De maaihoogte kan worden ingesteld tussen 25 en 90 mm. Elektrische bediening maaihoogte De instelling kan met een schakelaar onbeperkt worden aangepast. Handmatige instelling maaihoogte De instelling kan met een hendel op verschillende vaste standen worden ingesteld. Zie afb. 1. 2.1.2 Voorwaarts kantelen Door de twee pinnen een gaatje lager dan de basisinstelling te verplaatsen kan het achterdeel van het maaidek 12 mm worden opgetild. Zie afb. 2. 2.1.3 Monteren op achterzijde Het achterdeel van het maaidek wordt geborgd met de pinnen in afb. 2. 2.1.4 Monteren gereedschapslift Het maaidek wordt met een ketting en kniphaken op de gereedschapslift gemonteerd. Eén kniphaak bepaalt de werkstand en kan in de kettingschakels worden verplaatst om het hefvermogen in te stellen. De andere kniphaak wordt gebruikt voor de reinigingsstand. 3 MONTAGE Waarschuwing! Indien dit maaidek op een 2WD-machine wordt gemonteerd, moeten er ook framegewichten op de machine worden gemonteerd. 1.2 VERWIJZINGEN 1.2.1 Afbeeldingen De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn genummerd met 1, 2, 3 etc. Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven met A, B, C etc. Een verwijzing naar onderdeel E in afbeelding 5 wordt als volgt weergegeven: “5:E”. 1.2.2 Titels De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de volgende manier genummerd: “2.3.2” is een subtitel van “2.3” en wordt onder deze titel vermeld. Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt alleen het nummer van deze titel aangegeven. Bijvoorbeeld “Zie 2.3.2”. 3.1 MACHINES MET VASTE MAAIDEKOPHANGING Voorbeeld van vaste maaidekverbindingen, zie 3:C en 4:G. 1. Plaats het maaidek vóór de machine. 2. Controleer of de maaidekophangingen als volgt op de machine zijn gemonteerd. Park 2WD: • Maaidekophanging (4:G). • Ring (4:F). • Borgpen (4:E). Park 4WD: • Ring (3:D). Alleen machines t/m 2006. • Maaidekophanging (3:C). • Ring (3:B). • Borgring (3:A). 3. Verwijder pinnen en ring. Zie afb. 2. 4. Stel de maximale maaihoogte in.. 5. Plaats de riem op de riempoelie van de machine. 6. Span de riem als volgt: 35 NL NEDERLANDS Park 2WD: Span de riem met de riemspanner. De spanner moet zich links van de riem bevinden, gezien vanuit de positie van de bestuurder. Zie afb. 10. Park 4WD: Neem de hendel van de riemspanner in uw linkerhand. Trek aan de hendel en vergroot met uw rechterhand en de riemspanner de spanning op de buitenkant van de riem. Zie afb. 9. 7. Hang de eenheid op in de gereedschapslift. Zie afb. 6. 8. Bevestig de armen aan elkaar. Zie afb. 5. 9. Zet het maaidek in de basisstand: Op machines met wielen van 17”: Bevestig de ringen en de pinnen in het bovenste gaatje. Zie afb. 2. Op machines met wielen van 16”: Bevestig de ringen en de pinnen in het middelste gaatje.nZie afb. 2. 10.Als het maaidek is uitgerust met een elektrische hoogte-instelling, sluit dan de kabel aan op het stopcontact aan de rechtervoorkant van de machine. Zie afb. 7. 3.2 MACHINES MET SNELSLUITINGEN Voorbeeld van snelsluitingen, zie afb. 8. 1. Plaats het maaidek vóór de machine. 2. Controleer of de snelsluitingen volgens de meegeleverde afzonderlijke instructie op de machine zijn gemonteerd. 3. Controleer of de armen van het maaidek zijn vastgeschroefd in de snelsluitingen. Als dit niet het geval is, schroeft u de armen vast. Zie afb. 8. 4. Verwijder aan beide kanten de pinnen en de ringen. Zie afb. 2. 5. Zet de snelsluitingen in de achterste stand. Zie de meegeleverde afzonderlijke instructies. 6. Hang het maaidek in de gereedschapslift. Zie afb. 6. 7. Als het maaidek is uitgerust met een elektrische hoogte-instelling, sluit dan de kabel aan op het stopcontact aan de rechtervoorkant van de machine. Zie afb. 7. 8. Bevestig de riem als 3.2.1 / 3.2.1. 3.2.1 Riem, 4WD Het achterdeel van het maaidek moet op de grond rusten (het mag niet worden opgetild of geborgd). Bevestig de riem als volgt: 1. Stel de maximale maaihoogte in. 2. Leg de riem op de riempoelie (9:M). 3. Span de riem als volgt. Neem de hendel van de riemspanner in uw linkerhand. Trek aan de hendel en vergroot met uw rechterhand en de riemspanner de spanning op de buitenkant van de riem. Zie afb. 8. 36 4. De achterkant van het maaidek moet worden opgetild en gezekerd. Op machines met wielen van 17”: Bevestig de ringen en de pinnen in het bovenste gaatje. Zie afb. 2. Op machines met wielen van 16”: Bevestig de ringen en de pinnen in het middelste gaatje. Zie afb. 2. 5. Zet de snelsluitingen in de voorste stand, zie de instructies. 3.2.2 Riem, 2WD Het achterdeel van het maaidek moet op de grond rusten (het mag niet worden opgetild of geborgd). Bevestig de riem als volgt: 1. Stel de maximale maaihoogte in. 2. Leg de riem op de riempoelie. 3. Plaats de riem op de riempoelie. 4. Span de riem met de riemspanner. De spanner moet zich links van de riem bevinden, gezien vanuit de positie van de bestuurder. Zie afb. 10. 5. De achterkant van het maaidek moet worden opgetild en gezekerd. Op machines met wielen van 17”: Bevestig de ringen en de pinnen in het bovenste gaatje. Zie afb. 2. Op machines met wielen van 16”: Bevestig de ringen en de pinnen in het middelste gaatje. Zie afb. 2. 5. Zet de snelsluitingen in de voorste stand, zie de instructies. 3.3 BANDENSPANNING Pas de bandenspanning als volgt aan: Voorzijde: 0,6 bar (9 psi). Achter: 0,4 bar (6 psi). 3.4 BASISINSTELLING Om optimaal te kunnen maaien, is de juiste basisinstelling noodzakelijk. Het maaidek staat in de basisinstelling wanneer de achterzijde 5 mm hoger dan de voorzijde staat. Dit betekent dat het maaidek iets voorover kantelt. NEDERLANDS 4 MACHINE GEBRUIKEN Controleer of het gras dat u gaat maaien vrij is van vreemde voorwerpen zoals stenen etc. 4.1 MAAIHOOGTE U krijgt de beste maairesultaten als eenderde van het gras wordt gemaaid. 2/3 van de lengte van het gras blijft dan staan. Zie afb. 11. Als het gras lang is en veel korter moet worden, kunt u beter twee keer maaien met verschillende maaihoogtes. Gebruik niet de laagste stand als het oppervlak van het gazon ongelijkmatig is. Anders loopt u het gevaar dat de messen beschadigd raken door het oppervlak en dat de toplaag van het gazon wordt verwijderd. 4.2 HELLINGSHOEK Het achterdeel van het maaidek kan worden opgetild zodat het maaidek een grotere voorwaartse hellingshoek heeft dan bij de basisinstelling. Deze hellingshoek beïnvloedt de maairesultaten als volgt. 4.2.1 Basisinstelling Als het maaidek in de basisinstelling staat, wordt het gras het beste versnipperd en verstrooid. De basisinstelling wordt aanbevolen voor normaal gras. Zie 3.4. 4.2.2 Grotere hellingshoek Als het maaidek iets voorovergekanteld is, wordt het “Multiclip”-effect verminderd terwijl het gemaaide gras beter wordt verstrooid. Voorover kantelen wordt aanbevolen voor dikker gras. 4.3 MAAIADVIES Volg het onderstaande advies op voor een optimaal maairesultaat: • maai regelmatig. • gebruik de motor op volle kracht. • het gras moet droog zijn. • zorg dat de messen scherp zijn. • houd de onderzijde van het maaidek schoon. 4.4 COMPOSTEREN/ACHTERUITWORP Het maaidek kan op twee manieren gras maaien: • Composteren van het gras in het gazon. • Uitwerpen van het gras achter het maaidek. Het maaidek is bij aflevering ingesteld op composteren. Om het gras achter het maaidek uit te werpen, moet de plug (afb. 12) worden verwijderd. Zet het maaidek in de servicestand (zie 5.2/5.3) om de plug te verwijderen/plaatsen. NL 5 ONDERHOUD 5.1 VOORBEREIDING Service en onderhoud moet altijd worden uitgevoerd aan een stilstaande machine met een uitgeschakelde motor. Zorg dat de machine niet kan wegrollen. Gebruik daarom altijd de parkeerrem. Zet de motor af. Voorkom ongewenst starten door de bougiekabel van de bougie te ontkoppelen en de contactsleutel te verwijderen. 5.2 REINIGINGSSTAND 1. Schakel de parkeerrem in. 2. Machines met snelsluitingen: Zet de snelsluitingen in de achterste stand. Zie de meegeleverde afzonderlijke instructies. 3. Zet de gereedschapslift in de transportstand. 4. Stel de maximale maaihoogte in. 5. Ontkoppel het achterdeel van het maaidek aan de rechter- en linkerzijde als volgt: A. Til het linkerachterdeel van het maaidek op om de belasting op de splitpen te verminderen. B. Verwijder pinnen en ring. Zie afb. 2. C. Verwijder de rechtersplitpen en ring op dezelfde manier. 6. Pak het voorste deel van het maaidek vast en til het op. Bevestig de ketting zo dat het maaidek diagonaal naar boven is gericht. Zie afb.13. Het is absoluut verboden om de motor te starten wanneer het maaidek in de reinigingsstand staat. Zet de 110/125 Combi Pro in de werkstand zoals beschreven onder 3.1/3.2. 5.3 SERVICESTAND 5.3.1 Machines met vaste maaidekophanging Voorbeeld van vaste maaidekverbindingen, zie 3:C en 4:G. Er zijn twee personen nodig om het maaidek in de servicepositie in te stellen: 1. Schakel de parkeerrem in. 2. Als het maaidek is uitgerust met een elektrische hoogte-instelling, ontkoppel dan de kabel van de machine. Zie afb. 7. 3. Stel de maximale maaihoogte in. 4. Zie afb. 2. Ontkoppel het achterdeel van het maaidek aan de rechter- en linkerzijde als volgt: 37 NL NEDERLANDS A. Til het linkerachterdeel van het maaidek op om de belasting op de splitpen te verminderen. B. Verwijder pinnen en ring. C. Verwijder de rechtersplitpen en ring op dezelfde manier. 5. Maak de riem als volgt los: Park 2WD: Haal de riemspanner van de riem. Zie afb. 10 Park 4WD: Neem de hendel van de riemspanner in uw linkerhand. Trek aan de hendel en verwijder de riemspanner met uw rechterhand. Zie afb. 9. 6 Persoon 1 - Hef het dek aan de voorzijde totdat de riem losgaat en houd het dek in die positie. 7. Persoon 2 - Haal de riem van de poelie. 8. Pak het voorste deel van het maaidek vast en til het op. Til het voorste deel op tot het maaidek volledig verticaal staat en het achterdeel op de grond rust. Zie afb. 14. 9. Laat het maaidek in omgekeerde volgorde zakken nadat u de aanpassingen hebt uitgevoerd. Zet het maaidek in de werkstand zoals beschreven onder 3.1. 5.3.2 Machines met snelsluitingen Voorbeeld van snelsluitingen, zie afb. 8. 1. Schakel de parkeerrem in. 2. Als het maaidek is uitgerust met een elektrische hoogte-instelling, ontkoppel dan de kabel van de machine. Zie afb. 16. 3. Stel de maximale maaihoogte in. 4. Zie afb. 2. Ontkoppel het achterdeel van het maaidek aan de rechter- en linkerzijde als volgt: A. Til het linkerachterdeel van het maaidek op om de belasting op de splitpen te verminderen. B. Verwijder pinnen en ring. C. Verwijder de rechtersplitpen en ring op dezelfde manier. 5. Zet de snelsluitingen in de achterste stand. Zie de meegeleverde afzonderlijke instructies. 6. Maak de riem als volgt los. Park 4WD: Neem de hendel van de riemspanner in uw linkerhand. Trek aan de hendel en verwijder de riemspanner met uw rechterhand. Zie afb. 9. Park 2WD: Haal de riemspanner van de riem. Zie afb. 10 7. Haal de riem van de poelie de machine. Controleer of de snelsluitingen in de voorste stand staan voordat u het maaidek optilt. Anders loopt u het risico bekneld te raken. 38 8. Zet de snelsluitingen in de voorste stand, zie de instructies. 9. Pak het voorste deel van het maaidek vast en til het op. Til het voorste deel op tot het maaidek volledig verticaal staat en het achterdeel op de grond rust. Zie afb. 20. 10.Laat het maaidek in omgekeerde volgorde zakken nadat u de aanpassingen hebt uitgevoerd. Zet het maaidek in de werkstand zoals beschreven onder 3.2. 5.4 REINIGING Reinig de onderkant van het maaidek na elk gebruik. Zet het maaidek in de reinigingsstand. Reinig de onderkant van het maaidek grondig. Gebruik water en een borstel. Herstel lakbeschadigingen wanneer de oppervlakken volledig droog een schoon zijn. Gebruik duurzame gele verf die geschikt is voor gebruik buitenshuis en op metaal. 5.5 WIELEN 110/125 Combi Pro is uitgerust met twee zelfsmerende verticale aandrijfassen (15:O). De smeergaten moeten na 50 werkuren worden gesmeerd met universeel vet. 5.6 MESSEN VERVANGEN (16:P) Draag bij het verwisselen van messen werkhandschoenen om te voorkomen dat u zich snijdt. Controleer altijd of de messen scherp zijn. Dan krijgt u het beste maairesultaat. Controleer de messen altijd als deze ergens tegen hebben gestoten. Als de messen zijn beschadigd, moeten de beschadigde onderdelen worden vervangen. Gebruik altijd originele reserveonderdelen. Niet-originele reserveonderdelen kunnen verwondingen veroorzaken, ook al passen ze in de machine. Het mes uit één stuk wordt vervangen als de randen zijn afgesleten. Plaats het nieuwe mes met de geponste tekst naar beneden gericht. Aanhaalmoment: 45 Nm. 5.7 SLIJTAGEBESCHERMING Onder het maaidek bevinden zich twee slijtagebeschermers ter bescherming van het maaidek. Deze kunnen worden vervangen. NEDERLANDS NL 6 RESERVEONDERDELEN Originele STIGA-onderdelen en accessoires zijn speciaal ontworpen voor STIGA-machines. "Nietoriginele" onderdelen en accessoires zijn niet gecontroleerd of goedgekeurd door STIGA: Het gebruik van dergelijke onderdelen kan de werking en veiligheid van de machine aantasten. STIGA is niet verantwoordelijk voor schade of verwondingen die door dergelijke producten zijn veroorzaakt. 7 ONTWERPREGISTRATIE Dit product of onderdelen van dit product valt/vallen onder de volgende ontwerpregistratie: Zweden: 66 166 Duitsland: 499 11 740.9 Frankrijk: 577 251-253, 577 439-443 VSA: 435 564 GGP behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande aankondiging wijzigingen in het product aan te brengen. 39
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91

Stiga DECK PARK 110 COMBI PRO EL Handleiding

Type
Handleiding