Mase 3TNE88 Usage Manual

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Mase 3TNE88 Usage Manual. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
IS
70
mase
INHOUDSOPGAVE
IN GEVAL DE SPECIFICATIES UIT DEZE INSTALLATIE-HANDLEIDING VERONACHTZAAMD WORDEN,
KOMT DE GARANTIE OP HET PRODUCT TE VERVALLEN.
Afbeeldingen............................................................................................................................................. 2
Schakelschema......................................................................................................................................... 7
1 ALGEMENE INFORMATIE............................................................................................................64
1.1 Doel van de handleiding ................................................................................................................. 64
1.2 Bijgaande documentatie ................................................................................................................. 65
1.3 Identificatie van de machine ........................................................................................................... 65
1.4 Veiligheidsvoorschriften.................................................................................................................. 65
2 BESCHRIJVING VAN DE GENERATOR ...................................................................................... 65
2.1 Algemeen ....................................................................................................................................... 65
2.2 Samenstelling van de generator ..................................................................................................... 65
2.3 Koelsysteem................................................................................................................................... 65
2.4 Bedieningspaneel ........................................................................................................................... 66
3 GEBRUIK VAN DE GENERATOR ................................................................................................ 66
3.1 Controles vooraf ............................................................................................................................. 66
3.2 Ontluchting van de voedingsinstallatie............................................................................................ 66
3.3 Start................................................................................................................................................ 67
3.4 Stoppen .......................................................................................................................................... 67
4 BESCHERMINGEN ....................................................................................................................... 67
4.1 Bescherming lage oliedruk ............................................................................................................. 67
4.2 Bescherming hoge watertemperatuur............................................................................................. 67
4.3 Bescherming overtemperatuur wisselstroomgenerator................................................................... 67
4.4 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting............................................................................ 67
4.5 Bescherming tegen elektrische overbelasting of kortsluiting van de wisselstroomgenerator DC
batterijlader..................................................................................................................................... 68
4.6 Bescherming tegen kortsluiting van de elektrische installatie op laagspanning. ............................. 68
5 ONDERHOUD................................................................................................................................ 68
5.1 Gewoon onderhoud van de motor .................................................................................................. 68
5.2 Verversing van de motorolie en vervanging van het oliefilter .......................................................... 68
5.3 Reiniging van het luchtfilter............................................................................................................. 69
5.4 Vervanging van het brandstoffilter .................................................................................................. 69
5.5 Controle van de koelvloeistof.......................................................................................................... 69
5.6 Controle van de spanning van de V-snaren.................................................................................... 69
5.7 Leging van de koelinstallatie........................................................................................................... 70
5.8 Verversing van de koelvloeistof ...................................................................................................... 70
5.9 Vervanging van de zinken anoden ................................................................................................. 70
5.10 Onderhoud van de wisselstroomgenerator ..................................................................................... 70
5.11 Onderhoud van de batterij .............................................................................................................. 70
5.12 Periode waarin de groep niet gebruikt wordt................................................................................... 71
5.13 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde ingrepen ............................................................... 71
5.14 Storingentabel ................................................................................................................................71
6 TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN ................................................................................................ 72
6.1 Referenties voor het schakelschema.............................................................................................. 72
NL
IS
71
mase
1 ALGEMENE INFORMATIE
Raadpleeg deze handleiding zorgvuldig, alvorens over te gaan tot welke ingreep op de machine dan ook.
1.1 Doel van de handleiding
Wij danken u voor uw keuze van een mase product.
Deze handleiding is opgesteld door de fabrikant en maakt deel uit van de uitrusting van de generatorgroep.
De informatie die erin te vinden is, is bedoeld voor de gebruikers en degenen die belast zijn met het onderhoud van
de groep.
De handleiding definieert het doel waarvoor de machine gebouwd is en bevat alle informatie die nodig is voor een veilig
en correct gebruik ervan.
Het constant in acht nemen van de aanwijzingen uit de handleiding garandeert de veiligheid voor de mens en de
machine, zuinigheid in het bedrijf en een langere levensduur van de machine zelf.
Om raadpleging ervan te vergemakkelijken is de handleiding onderverdeeld in hoofdstukken die betrekking hebben
op de belangrijkste begrippen; voor snelle raadpleging van de onderwerpen kunt u de inhoudsopgave bekijken.
De delen van de tekst die speciale aandacht behoeven zijn vetgedrukt en worden voorafgegaan door de symbolen
die hierna worden geïllustreerd en gedefinieerd.
Geeft aan dat er opgelet moet worden om geen gevolgen te ondervinden die de dood van
personeel of mogelijk letsel zouden kunnen veroorzaken.
Situatie die zich zou kunnen voordoen tijdens de levensduur van een product, systeem of installatie,
en die persoonlijk letsel zou kunnen veroorzaken of goederen en het milieu zouden kunnen schaden of verliezen
zouden kunnen opleveren.
Geeft aan dat er met aandacht gewerkt moet worden om geen ernstige gevolgen te
ondervinden die goederen, zoals hulpmiddelen of het product, zouden kunnen beschadigen
Buitengewoon belangrijke aanwijzingen.
De tekeningen zijn als voorbeeld bedoeld. Ook als de machine die U in uw bezit heeft behoorlijk afwijkt van de
illustraties uit deze handleiding, worden de veiligheid en de informatie erover toch gewaarborgd.
De fabrikant heeft zich tot doel gesteld het product voortdurend te ontwikkelen en bij te werken; het kan daarom zijn
dat hij besluit wijzigingen aan te brengen, zonder dit vooraf mee te delen.
NL
IS
72
mase
1.2 Bijgaande documentatie
De volgende documentatie maakt deel uit van deze
handleiding:
- EEG-conformiteitsverklaring;
- Gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor;
- Installatiehandleiding;
- Service-boekje;
- Garantiecertificaat;
- Garantiekaart.
1.3 Identificatie van de machine
Zie AFB.1
1 - Machinecode
2 - Bouwjaar
3 - Vermogensfactor
4 - Nominale frequentie
5 - Continu vermogen
6 - Nominale spanning
7 - Stroom
8- Serienummer
1.4 Veiligheidsvoorschriften
- Lees alle informatie uit dit boekje en uit de
installatiehandleiding zorgvuldig door; deze is van
fundamenteel belang voor de correcte installatie en
gebruik van de groep, en stelt u in staat onmiddellijk in
te grijpen wanneer dat nodig is.
- Sta het onbevoegden of personen zonder geschikte
opleiding niet toe de groep te gebruiken.
- Houd kinderen en dieren uit de buurt van de
stroomopwekkingsgroep, wanneer deze in bedrijf is.
- Kom niet aan de generator of het bedieningspaneel met
natte handen, want de generator is een mogelijk bron
van elektrische schokken als hij verkeerd gebruikt
wordt.
- Bij het uitvoeren van eventuele controles op de
stroomopwekkingsgroep moet de motor uitgeschakeld
zijn. Deze controles mogen uitsluitend worden verricht
door gespecialiseerd personeel.
- Zuig de verbrandingsgassen niet af, want zij bevatten
stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid.
Ingeval er sprake is van olie- of brandstoflekken,
moet worden gezorgd voor een nauwkeurige
reiniging, om geen brandgevaar te doen ontstaan.
Gebruik in geval van brand geen water voor het
blussen, maar brandblusapparaten.
2 BESCHRIJVING VAN DE GENERATOR
2.1 Algemeen
De stroomopwekkingsgroepen IS zijn ontworpen met
het doel hen gemakkelijk te kunnen installeren aan
boord van schepen.
De structuur die geluidsdicht gemaakt is met isolerende
panelen van scheepsaluminium, biedt gemakkelijk
toegang tot de motor en de wisselstroomgenerator voor
het plegen van onderhoud en het verrichten van controles,
en beperkt tegelijkertijd het geluidsniveau aanzienlijk.
De viertakt-dieselmotor met directe injectie, gebouwd
door Yanmar, is uiterst betrouwbaar en stevig. De
synchrone wisselstroomgenerator met 4 polen, zonder
borstels, beschikt over een elektronische
spanningsregelaar (SR7), die de stabiliteit op ± 5% van
de nominale waarde waarborgt. Het grote
lostrekvermogen van de wisselstroomgenerator maakt
de stroomopwekkingsgroep bijzonder geschikt voor
voeding van elektromotoren, zoals die van air-
conditioners, ontziltingsinstallaties, compressoren, enz.
De stroomopwekkingsgroepen IS 11-13.5, 15-18.5, 21-
23 beschikken over een lokaal bedieningspaneel [afb.1
ref.9] waarop zich de bedieningen en de controle-
instrumenten bevinden.
2.2 Samenstelling van de generator
De generator bestaat uit:
- een geluidsdicht gemaakte structuur [afb.1 ref.10];
- een motorgroep [afb.1 ref.11];
- een wisselstroomgeneratorgroep [afb.1 ref.12];
- een water-water uitwisselaar [afb.1 ref. 13];
- een lucht-water uitwisselaar [afb.1 ref.14];
- een houten steunvlak [afb.1 ref.15];
2.3 Koelsysteem
De motor van de stroomopwekkingsgroep wordt gekoeld
door circulatie van vloeistof met gesloten circuit met een
warmte-uitwisselaar vloeistof - zeewater..
De uitwisselaar van kopernikkel is speciaal door mase
ontworpen voor het scheepswaardig maken van de
motor.
Bij de installatie moet een toevoercircuit van het zeewater
voor de koeling en een afvoersysteem om de
verbrandingsgassen en het voor de koeling gebruikte
water af te voeren worden voorbereid.
NL
IS
73
mase
een urenteller [afb. 3, ref. 9].
Als het afstandsbedieningspaneel aangesloten is, is het
niet mogelijk de stroomopwekkingsgroep te starten vanaf
het lokale paneel.
Koppel het
afstandsbedieningspaneel af bij het verrichten van
onderhoudswerkzaamheden op de
stroomopwekkingsgroep.
3 GEBRUIK VAN DE GENERATOR
3.1 Controles vooraf
Wanneer de groep voor het eerst gestart wordt, of na
willekeurige onderhoudsingrepen, is het een goed gebruik
zich er telkens van te overtuigen:
- of de olie op het juiste niveau is met behulp van de
peilstok [afb. 4, ref. 1], zie de tabel “A” met aanbevolen
olie, afb. 4.
- of alle verankeringspunten van de groep voldoende
gespannen zijn.
- of alle elektrische gebruiksapparaten uitgeschakeld
zijn, om de groep niet belast te laten starten.
- of de water- en brandstofleidingen correct zijn
aangesloten
- of alle elektrische verbindingen op juiste wijze aangelegd
zijn en of er geen aansluitingen in slechte toestand
zijn.
- of de waterkraan opengedraaid is [afb. 5, ref. 2]
- of het deel van het watercircuit van de pomp tot de klep
met de hand gevuld is, in geval er een eenrichtingsklep
gemonteerd is op de toevoer van het zeewater (zoals
aanbevolen) [afb. 5, ref. 1].
3.2 Ontluchting van de voedingsinstallatie
Als er luchtbellen in de voedingsinstallatie aanwezig
zijn, kan dat onregelmatig motorbedrijf tot gevolg hebben,
of kan het onmogelijk zijn het nominale toerental te
bereiken. De lucht kan in het voedingscircuit
binnendringen door een niet perfect afgedichte verbinding
(leidingen, filters, tank) of wanneer de brandstof op het
minimumniveau is in de tank. De luchtbellen kunnen uit
het voedingscircuit worden verwijderd door ten eerste
de oorzaak op te heffen waardoor de lucht heeft kunnen
binnendringen en vervolgens de volgende handelingen
te verrichten:
1- Haal de ontluchtingsschroeven [afb. 5, ref. 2] op het
brandstoffilter en de injectiepomp los (zie het gebruiks-
en onderhoudsboekje van de motor).
2- Bedien de hendel van de brandstofpomp AC met de
hand [afb. 5, ref. 1] totdat alle lucht door de
ontluchtingsschroeven uit de voedingsinstallatie naar
buiten gekomen is.
3- Span de ontluchtingsschroeven [afb. 5, ref. 2] weer en
start de motor.
4- Herhaal bovenstaande werkzaamheden als de motor
nog steeds niet regelmatig functioneert.
2.4 Bedieningspaneel
Op de stroomopwekkingsgroep zit een bedieningspaneel
voor de controles en om het starten en stoppen te
bedienen. Een beschermingsmodule van de motor [afb.
2, ref. 1] bestuurt de beschermingen van de
stroomopwekkingsgroep, door de motor stil te zetten in
geval van storingen en door dit te signaleren met behulp
van het daarvoor bestemde.
- Groen controlelampje “RUN” [afb. 2, ref. 2] signaleert,
indien het brandt, dat de groep in bedrijf is en dat er geen
enkele storing in het bedrijf is geconstateerd.
- Rood waarschuwingslampje “BATT.” [afb. 2, ref. 3]
signaleert, als het brandt, dat de wisselstroomgenerator
van de batterijlader defect is.
- Rood waarschuwingslampje “OIL” [afb. 2, ref. 4]
signaleert, als het brandt, dat de druk van de motorolie
onvoldoende is.
- Rood waarschuwingslampje “ °C “ signaleert, als het
brandt, dat de temperatuur van de koelvloeistof of van
het water dat in de warmteuitwisselaars circuleert, te
hoog is.
- Rood waarschuwingslampje “ °C “ signaleert, als het
brandt, dat de wikkelingen van de wisselstroomgenerator
te hoge temperaturen hebben bereikt.
Op het bedieningspaneel bevinden zich tevens:
- een tweepolige magnetothermische schakelaar [afb. 2,
ref. 7] die de afgifte van de stroom afbreekt in geval van
overbelasting en kortsluiting;
- een thermische schakelaar [afb. 2, ref.8] ter bescherming
van de elektrische installatie op laagspanning tegen
kortsluiting;
- een thermische schakelaar [afb. 2, ref.9] ter bescherming
van de wisselstroomgenerator batterijlader;
- een urenteller [afb. 2, ref.10];
- de start- en stopknop van de stroomopwekkingsgroep
[afb. 2, ref.11].
Het bedieningspaneel kan worden verbonden via een
connector [afb. 2, ref.12] aan het
afstandsbedieningspaneel [afb. 3, ref. 1 - 5] dat als optie
geleverd wordt door mase om eventueel te worden
geïnstalleerd in het bedieningspaneel.
Er zijn twee verschillende modellen panelen voor
afstandsbediening van het starten leverbaar, zoals te
zien op afb. 3.
De eenvoudigste uitvoering beschikt over de start- en
stopknop [afb. 3, ref. 3], een groen controlelampje [afb.
3, ref. 2] dat aangeeft dat de groep gestart is als het
brand, een rood waarschuwingslampje [afb. 3, ref. 4] om
te signaleren dat de stroomopwekkingsgroep uit gegaan
is vanwege een bedrijfsstoring.
De tweede uitvoering van het paneel voor
afstandsbediening [afb. 3, ref. 5] voorziet, afgezien van
de start- en stopknop en de signaleringslampjes, een
instrument dat de drukwaarde van de motorolie [afb. 3,
ref. 7] aangeeft, een instrument dat de temperatuur van
de koelvloeistof aangeeft [afb. 3, ref. 6], een voltmeter
die de spanning van de batterij aangeeft [afb. 3, ref. 8] en
NL
IS
74
mase
3.3 Start
Wees er zeker van dat de controles vooraf, beschreven
in paragraaf 3.1, uitgevoerd zijn, voordat de groep
gestart wordt.
Start de groep door op de START-toets op het
bedieningspaneel [afb. 2, ref. 11] te drukken en hem
weer los te laten als de start heeft plaatsgevonden; let
erop dat elke poging niet langer dan 15 sec. mag duren
en laat een tussenpoos van minstens 30 sec. verstrijken.
De start wordt aangegeven doordat alle
waarschuwingslampjes van de module
motorbeschermingen [afb. 2, ref. 1] een paar seconden
branden en als er geen storingen in de motor of de
generator zijn blijft alleen het groene lampje RUN [afb. 2,
ref. 2] branden om aan te geven dat de groep gestart is
en de werking correct is.
Herhaalde startpogingen met
negatief resultaat kunnen een te grote hoeveelheid
water in de afvoerinstallatie tot gevolg hebben, met
mogelijk ernstige gevolgen voor de motor.
Mocht het problematisch zijn de motor te starten, dan
mogen de startpogingen niet te lang aangehouden
worden zonder de kraan van de inlaat van het zeewater
te sluiten.
3.4 Stoppen
De groep wordt gestopt door op de “STOP”-knop op het
bedieningspaneel te drukken [afb. 2, ref. 11].
Voordat de
stoomopwekkingsgroep gestopt wordt, wordt
geadviseerd hem enkele minuten te laten functioneren
zonder stroom af te nemen. Dit om koeling van de motor
en de wisselstroomgenerator mogelijk te maken.
4 BESCHERMINGEN
De stroomopwekkingsgroepen uit de serie IS zijn
uitgerust met een serie beschermingen tegen een onjuist
gebruik en tegen storingen in de werking.
Wanneer de groep gestopt wordt wegens een ingreep
van een bescherming, gaat op de module van de
motorbeschermingen [afb. 2, ref. 1] van het
bedieningspaneel het waarschuwingslampje branden
dat bij de storing hoort die heeft plaatsgevonden.
4.1 Bescherming lage oliedruk
Grijpt in door de groep stil te zetten wanneer de druk van
de motorolie onvoldoende is; de ingreep wordt
gesignaleerd doordat het lampje “OIL” [afb. 2, ref. 4]
gaat branden.
Het is over het algemeen voldoende de hoeveelheid
ontbrekende olie aan te vullen om de groep weer te
kunnen starten.
De lage oliedruk geeft geen
aanwijzing over het olieniveau in het carter. Een
dagelijkse controle van dit niveau is derhalve
onmisbaar.
De motor functioneert
correct als hij niet langer dan 3 minuten 30° gekanteld
wordt, of 25° zonder tijdslimiet, zowel over de lengte-
als de breedte-as. Mocht de motor in een meer
gekantelde toestand moeten functioneren, dan loopt
men het risico dat de motor onvoldoende gesmeerd
wordt of dat de afzuiging door het lucht- of
smeeroliefilter onvoldoende is.
4.2 Bescherming hoge watertemperatuur
Deze bescherming grijpt in door de
stroomopwekkingsgroep uit te schakelen als de
temperatuur van het koelmiddel van de motor te hoog is
of als er geen circulatie van het zeewater plaats vindt.
De ingreep wordt gesignaleerd doordat het LED “°C”
[afb. 2, ref. 5] gaat branden.
De groep mag pas weer worden gestart nadat de oorzaak
van de ingreep is opgespoord en opgeheven.
4.3 Bescherming overtemperatuur
wisselstroomgenerator
Grijpt in door de stroomopwekkingsgroep uit te schakelen
wanneer de wisselstroomgenerator thermisch overbelast
wordt; de ingreep wordt gesignaleerd doordat het lampje
“ °C” [afb. 2, ref. 6] gaat branden. De groep mag pas na
enkele minuten worden gestart, wanneer de temperatuur
van de wikkelingen van de wisselstroomgenerator
terugkeert naar de normale waarden. Het wordt hoe dan
ook geadviseerd de oorzaken van de ingreep op te
sporen en te verhelpen.
In geval er één van
bovenstaande beschermingen ingrijpt, moet, nadat
de oorzaak van de ingreep is opgespoord en
opgeheven, op de “STOP”-knop worden gedrukt
om het bedieningspaneel te resetten (anders zou
het signaal in het geheugen blijven opgeslagen.
4.4 Bescherming tegen kortsluiting en overbelasting
De stroomopwekkingsgroep is beschermd tegen
kortsluiting en elektrische overbelasting. Een tweepolige
magnetothermische schakelaar [afb. 2, ref. 7] breekt de
afgifte van elektriciteit af als er zich een kortsluiting
voordoet, of wanneer de afgegeven elektriciteit de
nominale waarde te boven gaat.
Alvorens het contact te herstellen door de hendel van de
magnetothermische schakelaar op te tillen, moeten de
gebruikers worden afgekoppeld.
NL
IS
75
mase
4.5 Bescherming tegen elektrische overbelasting of
kortsluiting van de wisselstroomgenerator DC
batterijlader.
In geval van elektrische overbelasting of kortsluiting van
de wisselstroomgenerator DC batterijlader zal een
eenpolige thermische schakelaar [afb. 2, ref. 9] het
elektrische circuit van de stroomafgifte voor het herladen
van de batterij op 12 V onderbreken.
Laat een gespecialiseerd technicus controleren of de
elektrische batterij voor het starten van de
stroomopwekkingsgroep intact is. Herstel vervolgens
het circuit door op de knop op de thermische schakelaar
[afb. 2, ref. 9] te drukken,.
4.6 Bescherming tegen kortsluiting van de
elektrische installatie op laagspanning.
In geval van kortsluiting van de elektrische installatie op
laagspanning zal een thermische schakelaar [afb. 2, ref.
8] het circuit onderbreken en de stroomopwekkingsgroep
stilzetten. In dit geval zullen alle signaleringslampjes van
de beschermingsmodule van de motor gedoofd zijn en
is het niet mogelijk opnieuw te proberen te starten.
Alvorens het elektrische circuit te herstellen door op de
knop op de thermische schakelaar [afb. 2, ref. 8] te
drukken, moet u een gespecialiseerd technicus de
oorzaak van de kortsluiting laten opsporen en opheffen.
5 ONDERHOUD
Bij alle willekeurige
onderhoudswerkzaamheden op de
stroomopwekkingsgroep moet de motor
uitgeschakeld en voldoende afgekoeld zijn. De
werkzaamheden mogen uitsluitend worden verricht
door geautoriseerd personeel.
Koppel een pool van de
startbatterij los voordat u zich toegang verschaft tot
de stroomopwekkingsgroep, om te vermijden dat
iemand onverwachts de groep zelf aanzet
5.1 Gewoon onderhoud van de motor
De periodieke ingrepen die op de motor moeten
worden gepleegd, worden in de tabel vermeld.
Voor meer gedetailleerde informatie dient u de door de
fabrikant van de motor geleverde handleiding te
raadplegen, waarvan elke groep vergezeld gaat.
Controleer het oliepeil met
behulp van het peilstokje met schaalverdeling (afb.
4 pos. 2). Het oliepeil moet altijd tussen de
merktekens MAX en MIN op het stokje zelf liggen
[afb. 4, ref. 2] .
5.2 Verversing van de motorolie en vervanging van
het oliefilter
De inhoud van de oliepan van de motor is als volgt:
IS 11 - 13.5 L. 4.7
IS 15 - 18.5 L. 5.8
IS 21 - 23 L. 10.2
Het vullen en bijvullen met motorolie moet altijd gebeuren
via het gat [afb. 7, ref. 1 - 2].
Haal voor het verversen van de olie in de oliepan van de
motor de peilstok [afb.4, ref. 2] weg en gebruik de
extractiepomp [afb.7, ref. 3] na de schroef te hebben
verwijderd die als dop fungeert.
Het wordt geadviseerd de olie af te voeren als het nog
voldoende warm is, om het gemakkelijk te laten
wegstromen.
Zie voor de geadviseerde olie de tabel “A”, afb. 4
De eerste olieverversing van
de motor moet plaatsvinden na 50 bedrijfsuren van
de stroomopwekkingsgroep; voor de tweede en
volgende keren is verversing om de 200 uur
voldoende.
Voor meer gedetailleerde
informatie over de smering van de motor dient u de
gebruiks- en onderhoudshandleiding van de motor
te raadplegen, die bij de stroomopwekkingsgroep
geleverd wordt.
Laat de verbruikte olie niet in
het milieu achter, want dit is een vervuilend
product.
Breng verbruikte olie naar de speciale
Verzamelcentra, die belast zijn met de verwerking
ervan.
Zorg ervoor dat de motorolie
niet in aanraking komen met de huid. Tijdens de
onderhoudswerkzaamheden moeten handschoenen
en een veiligheidsbril gedragen worden.
Als u toch in aanraking komt met de smeerolie, moet
het betreffende lichaamsdeel onmiddellijk
zorgvuldig worden gewassen met water en zeep.
Om het element van het oliefilter te vervangen [afb. 7,
ref. 4] moet hij van zijn steun geschroefd worden met
behulp van gereedschap dat gewoon in de handel
NL
IS
76
mase
verkrijgbaar is. Plaats het nieuwe element, en zorg
ervoor dat de rubberen ringpakking gesmeerd wordt.
Het element moet voor het eerst worden vervangen na
50 bedrijfsuren van de stroomopwekkingsgroep, en
vervolgens om de 400 uur.
Raadpleeg voor verdere informatie de gebruiks- en
onderhoudshandleiding van de motor.
Gebruik, voor de veiligheid van
de motor, uitsluitend originele
vervangingsonderdelen.
Maak na de werkzaamheden
alle onderdelen van de stroomopwekkingsgroep,
die bevuild zijn met olie en brandstof, zorgvuldig
schoon.
5.3 Reiniging van het luchtfilter
De stroomopwekkingsgroepen uit de serie IS hebben
een droog luchtfilter, dat ervoor zorgt dat er geen vreemde
voorwerpen in de verbrandingskamer kunnen komen.
Voor het onderhoud is het voldoende de filterkern
eenmaal per jaar schoon te maken met gasolie, om
onzuiverheden te verwijderen.
Laat de vloeistoffen die
gebruikt zijn voor het reinigen van het luchtfilter niet
in het milieu achter, maar breng hen naar de speciale
Verzamelcentra.
5.4 Vervanging van het brandstoffilter
Om een lange levensduur en de correcte werking van de
motor te garanderen, is het van groot belang dat het
element van het brandstoffilter regelmatig verwisseld
wordt, volgens het schema dat door de fabrikant van de
motor wordt aangegeven in de tabel van paragraaf 5.12.
Deze operatie moet als volgt worden uitgevoerd:
- sluit de brandstofkraan [afb. 6, ref. 3].
- schroef de steunschijfmoer [afb. 6, ref. 4] helemaal los
- verwijder het oude element en plaats het nieuwe.
- herhaal voor de hermonteren de handelingen in
omgekeerde volgorde.
Nadat het brandstofelement vervangen is, moet de
voedingsinstallatie worden ontlucht door alle luchtbellen
te laten ontsnappen die zich in het circuit gevormd
hebben (zie paragraaf 3.2).
Zorg ervoor dat de brandstof
niet in contact komt met uw huid. Draag
handschoenen en een veiligheidsbril tijdens de
onderhoudswerkzaamheden.
Komt u toch in aanraking met brandstof, was het
betreffende lichaamsdeel onmiddellijk zorgvuldig
met water en zeep.
Verwijder na de
werkzaamheden nauwgezet alle brandstofresten en
breng de gebruikte doeken naar de speciale
Verzamelcentra
5.5 Controle van de koelvloeistof
Het is nodig regelmatig het niveau van de koelvloeistof
in het gesloten koelcircuit te controleren. De
referentietekens voor de controle van het niveau zijn op
het expansievat gestanst[afb. 7, ref. 5]. Mocht het niveau
te laag zijn, dan moet er koelvloeistof worden aangevuld
in het expansievat, erop lettend dat het maximum niveau
niet wordt overschreden.
Open nooit de afsluitdop van het
expansievat [afb. 7, ref. 5] en van de uitwisselaar
[afb. 7, ref. 6] wanneer de motor warm is, om gevaren
door het naar buiten spuiten van de koelvloeistof te
vermijden.
5.6 Controle van de spanning van de V-snaren
Er wordt een V-snaar gebruikt om de roterende beweging
van de riemschijf van de motoras over te brengen op die
van de zeewaterpomp [afb. 8, ref. 1] .
Als de riem te zeer gespannen is, wordt de slijtage ervan
versneld, terwijl een te geringe spanning de riemschijven
onbelast laat draaien en het water niet voldoende laat
circuleren.
Regel de spanning van de riem als volgt:
haal de twee stelschroeven [afb. 8, ref. 2] los en verplaats
de zeewaterpomp maar buiten om de spanning te
verhogen, of naar binnen om haar te verlagen. Blokkeer
de schroeven en controleer de spannign ervan.
De riemen zijn juist gespannen wanneer er een wijking
van ongeveer 5 mm is bij een druk van 8 kg [afb. 8 ].
Er wordt een tweede riem gebruikt om de rotatiebeweging
over te brengen van de riemschijf van de aandrijfas naar
die van de vloeistofpomp met gesloten circuit en van de
wisselstroongenerator DC batterijlader [afb. 8, ref. 3].
Regel de spanning van de riem als volgt:
NL
IS
77
mase
draai de stelschroef [afb. 8, ref.4] los en verplaats de
wisselstroomgenerator DC batterijlader [afb. 8, ref. 5]
naar buiten om de spanning te vergroten of naar links om
deze te verkleinen.
De riemen zijn juist gespannen wanneer er een wijking
van ongeveer 10 mm is bij een druk van 8 kg [afb. 8 ].
Om te vermijden dat de riem
onbelast draait, mag de olie niet vervuild worden. Maak
de riem schoon met benzine als de olie bij een controle
vuil blijkt te zijn.
Kom niet met uw handen in de buurt
van de V-snaar of van de riemschijven, wanneer de
motor ingeschakeld is.
5.7 Leging van de koelinstallatie
Om onderhoud te kunnen plegen op de water-lucht
uitwisselaar of op de koelinstallatie, moet het
zuigcircuit van het zeewater geleegd worden.
Dit wordt als volgt gedaan:
- sluit de zeewaterkraan [afb. 5, ref. 2];
- open de afvoerkraan [afb. 3, ref. 3] om het water
volledig weg te laten stromen;
- sluit de afvoerkraan.
Open de zeewaterkraan
alvorens de stroomopwekkingsgroep weer te
starten.
5.8 Verversing van de koelvloeistof
Ververs de koelvloeistof in het gesloten koelcircuit
jaarlijks.
Verbind een stuk rubberslang [afb. 10, ref. 2] met een
lengte van 20 - 30 cm met de afvoerkraan [afb. 10, ref.
1], op het onderstel van de motor, om opvang van de
afgewerkte koelvloeistof in een opvangbak [afb. 10, ref.
3] te vergemakkelijken. Draai de kraan open en leeg het
gesloten koelcircuit helemaal.
Draai na deze handeling de kraan weer dicht en vul het
circuit opnieuw met nieuwe koelvloeistof.
Laat de afgewerkte
koelvloeistof niet in het milieu achter, want dit is een
vervuilend product.
Lever de afgewerkte koelvloeistof af bij de
Verzamelcentra die met de verwerking ervan zijn
belast.
5.9 Vervanging van de zinken anoden
Ter bescherming van de water-lucht uitwisselaar
[afb. 9, ref. 3] van de warmteuitwisselaar water-vloeistof
[afb. 9, ref. 1- 2] en van het afvoerspruitstuk [afb. 9, ref.
4] zijn er binnenin twee opofferings-anoden van zink
aangebracht. De slijtagetoestand ervan moet regelmatig
worden gecontroleerd, en indien nodig moeten ze
vervangen worden om te voorkomen dat galvanische
stromen de uitwisselaar onherstelbaar corroderen.
Het wordt aangeraden het zink minstens eenmaal per
maand te controleren, wanneer de groep nieuw is, om
de slijtagesnelheid na te gaan, en vervolgens met op
grond daarvan vastgestelde tussenpozen.
Het is hoe dan ook wenselijk de zinken anoden minstens
eenmaal per jaar worden vervangen.
5.10 Onderhoud van de wisselstroomgenerator
De wisselstroomgenerator die in dit model generator is
toegepast is van het synchrone, zelfgeprikkelde type
met elektronische spanningsregeling. Dit model
wisselstroomgenerator, zonder spuitstuk en borstels,
behoeft geen bijzonder onderhoud. De controles en het
periodieke onderhoud zijn beperkt tot het verwijderen
van eventuele vocht- en roestsporen, die hem zouden
kunnen beschadigen.
5.11 Onderhoud van de batterij
Voor het starten van alle modellen van de
stroomopwekkingsgroep wordt geadviseerd een batterij
van 80 A/h te gebruiken voor omgevingstemperaturen
boven 0° C en van 100 A/h voor lagere temperaturen.
Alvorens een nieuwe batterij te installeren, is het van
belang dat deze een volledige laadcyclus doormaakt.
Controleer minstens eenmaal per maand het niveau van
het elektrolyt en vul eventueel gedistilleerd water bij.
Als de groep lange tijd niet gebruikt is, is het raadzaam
de batterij af te koppelen en op een droge plaats bij een
temperatuur van meer dan 10°C te bewaren, en hem
eenmaal per maand op te laden.
Als de batterij lange tijd
volledig leeg blijft, loopt u het risico dat hij
onherstelbaar beschadigd wordt.
De positieve klem van de batterij moet beslist met
vaselinevet beschermd worden, om corrosie en
roestvorming te voorkomen.
Voor het bijvullen met zwavelzuur
moeten beslist al geprepareerde oplossingen worden
gebruikt
NL
IS
78
mase
5.13 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde
ingrepen
WERKZAAMHEDEN UREN
Controle motorolieniveau ................................... 10
Controle koelvloeistofniveau.............................. 10
Controle op olielekkages .................................... 20
Controle op brandstoflekken.............................. 20
Controle op vloeistoflekken................................ 20
Regeling spanning V-snaar .............................. 100
Controle batterijlader ........................................ 100
Reiniging brandstoffilter ................................... 200
Instelling spanning riemen ............................... 200
* Verversing motorolie ...................................... 200
Controle rotor zeewaterpomp........................... 400
Controle toerental motor .................................. 400
Controle elektrische aansl. op beschadiging. . 400
Vervanging brandstoffilter................................ 400
* Vervanging oliefilter........................................ 400
Controle verstuivers.......................................... 400
Controle verstuivingsfasering .......................... 400
Instelling speling inlaat/afvoerklep .................. 400
Controle brandstof-injectiepomp. .................. 1000
Controle elektrolytniveau batterij...............maand.
Reiniging +roest verwijderen metalen
delen ............................................................jaarlijks
Reiniging luchtfilter.................................... jaarlijks
Totale verversing koelvloeistof ................ jaarlijks
Vervanging zinkanoden ............................ jaarlijks
* Eerst keer na 50 bedrijfsuren, en vervolgens met de
aangegeven intervallen.
5.14 Storingentabel
De startmotor draait, maar de hoofdmotor start niet.
- Controleer of er brandstof in de tank zit (tanken)
- Controleer of de stop-elektromagneet in trekkende
stand staat (Raadpleeg de Service-dienst)
- Verwijder de luchtbellen uit het voedingscircuit. (Zie
par. 3.2)
Het bedieningspaneel wordt niet ingeschakeld
wanneer op de START-knop gedrukt wordt
- Controleer of de thermische beschermingsschakelaar
[afb. 2, ref. 8] open is. (Herstel het contact door op de
rode knop te drukken [afb. 2, ref. 8])
- Controleer de kabels en de klemmen voor verbinding
met de batterij en de elektrische aansluitingen.
(Opnieuw verbinden )
- Controleer of de batterij intact is. (Heropladen of
vervangen)
De stroomopwekkingsgroep gaat uit tijdens het
bedrijf.
- Controleer of er een bescherming heeft ingegrepen en
of het bijbehorende lampje brandt (de oorzaak opheffen
NL
Bij het bijvullen van de
batterijen met gedestilleerd water of met zuur, moet
men rubberen handschoenen en een veiligheidsbril
dragen, om onopzettelijk contact van zwavelzuur
met de huid te vermijden.
Komt u er toch mee in aanraking, was dan het
betreffende lichaamsdeel met water en zeep, en
raadpleeg een arts.
Controleer het niveau van het
elektrolyt alvorens de batterij te herladen, en vul
eventueel bij met gedestilleerd water. Deze handeling
moet worden herhaald nadat de heroplading
beëindigd is.
5.12 Periode waarin de groep niet gebruikt wordt
Start de stroomopwekkingsgroep minstens eenmaal
per maand.
Als de stroomopwekkingsgroep lange tijd ongebruikt zal
blijven, moeten de volgende handelingen worden
verricht:
- Ververs de motorolie.
- Vervang het element van het oliefilter (zie par.5.2).
- Vervang het element van het brandstoffilter (zie par.
5.4).
- Verwijder de verstuivers en vul elke cilinder met 2 cc
motorolie en laat de motor enkele toeren maken, door
met de hand aan de riemschijf van de aandrijfas te
draaien. Hermonteer alle verstuivers.
- Vervang de zinkblokjes (zie par. 5.8)
- Laat de aanzuigslang van het zeewater antivriesmiddel
opzuigen, die tot taak heeft de uitwisselaars te
beschermen tegen de lage tempraturen en de rotor
van de zeewaterpomp en de metalen delen in het
koelsysteem te smeren.
- Koppel de startbatterij af en zet hem op een droge plek
(zie par. 5.10)
- Koppel de afvoerslang in zee af van het spruitstuk van
de motor.
- Maak het zeewaterfilter schoon
- Draai de zeewaterkraan dicht
- Leeg de zeewaterbak.
- Maak de anti-sifonklep (siphon break) schoon en
smeer hem, indien hij geïnstalleerd is
IS
79
mase
NL
IS11 IS13.5 IS15 IS18.5 IS21 IS23
MOTOR Y A N M A R
Model 3TNE88 3TNE88 4TNE88 4TNE88 4TNE94 4TNE94
Cilinderinhoud cm³ 1642 1642 2190 2190 2776 2776
Boring voor slag mm 88x90 88x90 88x90 88x90 94x100 94x100
Toeren g/min. 1500 1800 1500 1800 1500 1800
Vermogen Hp 18.1 21.9 24.1 29 39 46.4
Verbruik g/hp/h 165 165 165 165 155 155
Voeding gasoil
Startsysteem elektrisch 12 volt
Oliecapaciteit l 13.5 13.5 18.5 18.5 23 23
Max. kanteling 30°
WISSELSTROOMGENERATOR
Model Synchroon - monofase - zelfprikkelend vier polen - elektronische regeling
Continu vermogen Kw 10.2 12.3 13.9 16.7 18 21
Vermogensfactor (cos f) 1
Isoleringsklasse H
Frequentie Hz 50 60 50 60 50 60
6 TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
en opnieuw proberen te starten)
- Controleer of er brandstof in de tank zit.
(Aanvullen)
De motor geeft veel rook af met de
uitlaatgassen
- Controleer of het olieniveau in de pan het teken
MAX niet te boven gaat (het niveau herstellen)
- Controleer of de groep niet overbelast is.
- Controleer of de verstuivers goed afgesteld
zijn. (Raadpleeg het Servicecentrum)
De motor functioneert onregelmatig.
- Controleer de brandstoffilters (vervangen)
- Verwijder de luchtbellen uit het voedingscircuit
(zie par. 3.2)
De spanning van de wisselstroomgenerator
is te laag.
- Corrigeer de spanning door met de
elektronische regelaar te werken
- Controleer het toerental van de motor (1560
rpm zonder aangesloten gebruikers).
- Spanningsregelaar defect (vervangen).
Startbatterij leeg.
- Controleer het peil van het elektrolyt in de
batterij (herstel het juiste niveau)
- Controleer of de wisselstroomgenerator goed
functioneert (vervangen.
- Controleer of de batterij intact is
Alle handelingen die niet in deze
handleiding beschreven worden, zijn beslist
IS
80
mase
NL
6.1 REFERENTIES VOOR HET SCHAKELSCHEMA
verboden voor uw eigen veiligheid en die van
anderen.
Referenties voor het schakelschema (afb. 11)
1 Magnetothermische schakelaar
2 Urenteller
3 Klemmenbord
4 Rotor
5 Stator
6 Elektronische spanningsregelaar
7 Batterij
8 Startmotor
9 Stop-elektromagneet
10 Wisselstroomgenerator DC batterijlader
11 Drukschakelaar
12 Schakelaar te hoge watertemperatuur
13 Schakelaar te hoge temperatuur koelvloeistof
14 Naar de oliedruksensor
15 Naar de temperatuursensor koelvloeistof
16 Connector
17 Thermische schakelaar batterijlaadstroom
18 Thermische schakelaar laagspanningsinstallatie
19 Module motorbeschermingen
20 Connector verbinding paneel afstandsbediening
21 Start- en stopknop
Referenties voor het schakelschema (afb. 11)
1 Magnetothermische schakelaar
2 Urenteller
3 Klemmenbord
4 Rotor
5 Stator
6 Elektronische spanningsregelaar
7 Batterij
8 Startmotor
9 Stop-elektromagneet
10 Wisselstroomgenerator DC batterijlader
11 Drukschakelaar
12 Schakelaar te hoge watertemperatuur
13 Schakelaar te hoge temperatuur koelvloeistof
14 Naar de oliedruksensor
15 Naar de temperatuursensor koelvloeistof
16 Connector
17 Thermische schakelaar batterijlaadstroom
18 Thermische schakelaar laagspanningsinstallatie
19 Module motorbeschermingen
20 Connector verbinding paneel afstandsbediening
21 Start- en stopknop
Referenties voor het schakelschema (afb. 11)
1 Magnetothermische schakelaar
2 Urenteller
3 Klemmenbord
4 Rotor
5 Stator
6 Elektronische spanningsregelaar
7 Batterij
8 Startmotor
9 Stop-elektromagneet
10 Wisselstroomgenerator DC batterijlader
11 Drukschakelaar
12 Schakelaar te hoge watertemperatuur
13 Schakelaar te hoge temperatuur koelvloeistof
14 Naar de oliedruksensor
15 Naar de temperatuursensor koelvloeistof
16 Connector
17 Thermische schakelaar batterijlaadstroom
18 Thermische schakelaar laagspanningsinstallatie
19 Module motorbeschermingen
20 Connector verbinding paneel afstandsbediening
21 Start- en stopknop
22 Klemmenbord
1/90