FSE 60, FSE 71, FSE 81
Nederlands
268
Rustig en met overleg werken – alleen
bij voldoende licht en goed zicht.
Voorzichtig werken, anderen niet in
gevaar brengen.
In onoverzichtelijk, dicht begroeid terrein
bijzonder voorzichtig te werk gaan.
Bij het maaien van hoog struikgewas,
onder bosschages en heggen:
werkhoogte met het snijgarnituur
minimaal 15 cm – dieren niet in gevaar
brengen.
Het snijgarnituur regelmatig, met korte
tussenpozen en bij merkbare
wijzigingen direct controleren:
– Het apparaat uitschakelen, goed
vasthouden, het snijgarnituur op de
grond drukken om af te remmen en
de netsteker uit de contactdoos
trekken
– Op goede staat en vastzitten
controleren, op scheurvorming
letten
– Beschadigde snijgarnituren direct
vervangen, ook bij zeer kleine
haarscheurtjes
– Gras en takkenresten op de
maaikop regelmatig verwijderen –
verstoppingen ter hoogte van het
snijgarnituur of de beschermkap
verwijderen
Voor het vervangen van het
snijgarnituur, het apparaat uitschakelen
en de netsteker uit de contactdoos
trekken. Door het onbedoeld aanlopen
van de motor – kans op letsel!
Beschadigde of gescheurde
snijgarnituren niet meer gebruiken en
niet repareren – bijv. door lassen of
richten – wijziging van de vorm
(onbalans).
Deeltjes of breukstukken kunnen
loskomen en met hoge snelheid de
gebruiker of derden treffen – ernstig
letsel!
Alleen een beschermkap met volgens
voorschrift gemonteerd mes monteren,
zodat de maaidraden op de toegestane
lengte worden afgesneden.
Contact met het mes voorkomen – kans
op letsel!
Voor het met de hand bijstellen van de
maaidraad beslist het apparaat
uitschakelen en de netsteker uit de
contactdoos trekken – kans op letsel!
Verkeerd gebruik, met een te lange
maaidraad, reduceert het
motortoerental. Dit leidt tot
oververhitting en tot beschadiging van
de motor.
De maaidraad niet door een metalen
draad vervangen – kans op letsel!
Als het apparaat niet volgens voorschrift
(bijv. door geweld van buitenaf, door
stoten of vallen) werd uitgeschakeld, dit
voor het opnieuw in gebruik nemen
beslist op een bedrijfszekere staat
controleren – zie ook "Voor aanvang van
de werkzaamheden". Vooral de correcte
werking van de veiligheidsinrichtingen
controleren. Apparaten die niet meer
bedrijfszeker zijn, in geen geval verder
gebruiken. In geval van twijfel contact
opnemen met een geautoriseerde
dealer.
Voor het achterlaten van het apparaat:
het apparaat uitschakelen – de
netsteker uit de contactdoos trekken.
Trillingen
Langdurig gebruik van het
motorapparaat kan leiden tot door
trillingen veroorzaakte
doorbloedingsstoornissen aan de
handen ("witte vingers").
Een algemeen geldende gebruiksduur
kan niet worden vastgesteld, omdat
deze van meerdere factoren afhankelijk
is.
De gebruiksduur wordt verlengd door:
– Bescherming van de handen
(warme handschoenen)
– Rustpauzes
De gebruiksduur wordt verkort door:
– Bijzondere persoonlijke aanleg voor
slechte doorbloeding (kenmerk:
vaak koude vingers, kriebelen)
– Lage buitentemperaturen
– De mate van kracht uitgeoefend
door de handen (stevig beetpakken
beïnvloedt de doorbloeding nadelig)
Bij regelmatig, langdurig gebruik van het
apparaat en bij het herhaald optreden
van de betreffende symptomen (bijv.
vingers kriebelen) wordt een medisch
onderzoek geadviseerd.
Onderhoud en reparaties
Voor alle werkzaamheden aan het
apparaat altijd het apparaat
uitschakelen en de netsteker lostrekken.
Door het onbedoeld aanlopen van de
motor – kans op letsel!