1
In deze handleiding worden de functies die in RC-505 zijn toegevoegd, uitgelegd. Lees deze handleiding samen met de RC-505
Gebruikershandleiding.
De belangrijkste wijzigingen in versie 2.0 zijn als volgt.
Verbeterde looperfunctie
We hebben opties voor de werking van de looper toegevoegd om liveoptredens te optimaliseren.
&
“Frasegeheugeninstellingen”
Verbeterde eectfunctie
Met INPUT en TRACK FX kunt u elk tot drie eecten tegelijk gebruiken.
&
“Eecten A–C tegelijk gebruiken”
Verbeterde bedieningsfunctie
Bedieningsfunctionaliteit via een extern pedaal of MIDI is toegevoegd.
&
“De functie van FX-regelaars en externe controllers toewijzen (Assign)”
Frasegeheugeninstellingen
De volgende parameters zijn toegevoegd aan “MEMORY” (gebruikershandleiding p. 15).
Parameter Waarde Uitleg
Master:Input Fx
Mode SINGLE
Master:Track Fx
Mode MULTI
Kiezen of u eecten afzonderlijk of samen wilt gebruiken
(Input Fx Mode/Track Fx Mode)
* Als dit is ingesteld op MULTI, zijn de eecten die u kunt selecteren voor Fx A–C beperkt. Voor details raadpleegt u
“Eecten A–C tegelijk gebruiken”.
SINGLE, MULTI Selecteert of INPUT FX of TRACK FX afzonderlijk (SINGLE) of samen (MULTI) worden gebruikt.
Master:PhonesOut
MONITOR
Het geluid selecteren dat via de PHONES-aansluiting wordt uitgestuurd
Selecteert het geluid dat via de PHONES-aansluiting wordt uitgestuurd.
MONITOR, MAIN
Selecteert of de PHONES-aansluiting de LOOP TRACK-monitoruitvoer (MONITOR) of de
conventionele uitvoer (MAIN) uitstuurt.
* Als dit is ingesteld op “MONITOR”, worden de eecten behalve BEAT FX niet toegepast op
de PHONES-uitvoer.
Master:PhonesOut
Track - o - o o
Het spoor selecteren dat via de PHONES-aansluiting wordt gecontroleerd
* Deze parameter wordt alleen weergegeven als Master: PhonesOut is ingesteld op “MONITOR”.
* Het geluid dat u controleert, wordt beïnvloed door de pan en fader van het spoor, en door BEAT FX. De
daaropvolgende TRACK FX en MASTER FX echter beïnvloeden het geluid dat u controleert niet.
MEMO
Normaal worden de [
K
] [
J
]-knoppen gebruikt om parameters te selecteren, maar in dit scherm
worden ze gebruikt om de cursor te verplaatsen. Als de cursor helemaal rechts staat en u opnieuw
op de [
J
]-knop drukt, gaat u naar de volgende parameter.
-
(Uit),
o
(Aan)
Selecteert het spoor dat via de PHONES-aansluiting wordt uitgestuurd.
Play:All Stop
- o - o o
De sporen selecteren die worden gestopt door ALL STOP
MEMO
Normaal worden de [
K
] [
J
]-knoppen gebruikt om parameters te selecteren, maar in dit scherm
worden ze gebruikt om de cursor te verplaatsen. Als de cursor helemaal rechts staat en u opnieuw
op de [
J
]-knop drukt, gaat u naar de volgende parameter.
-
(Uit),
o
(Aan)
Selecteert de sporen die worden gestopt door ALL STOP.
Eecten A–C tegelijk gebruiken
Door de MEMORY-parameter “Master: Input/Track Fx Mode” in te stellen op “MULTI”, kunt u nu Fx A–C tegelijk gebruiken.
In dit geval echter geldt er een beperking op de eecten die u kunt selecteren voor Fx A–C. De volgende eecten kunnen worden
geselecteerd.
Eectbeperkingen
Als Fx A GUITAR TO BASS, TRANSPOSE, ROBOT, DYNAMICS, OCTAVE, SLOW GEAR of PITCH BEND gebruikt, kunt u niet TAPE ECHO of
GRANULAR DELAY gebruiken met Fx C.
En als Fx C TAPE ECHO of GRANULAR DELAY gebruikt, kunt u niet GUITAR TO BASS, TRANSPOSE, ROBOT, DYNAMICS, OCTAVE, SLOW GEAR of
PITCH BEND gebruiken met Fx A.
BEAT FX (BEAT REPEAT, SCATTER, SHIFT, FLICK) kan alleen voor Fx A worden geselecteerd.
Fx-type Fx A Fx B Fx C
FILTER
7 7 7
PHASER
7 7 7
FLANGER –
7 7
SYNTH
7
– –
Fx-type Fx A Fx B Fx C
LO-FI
7 7 7
RING MODULATOR
7 7 7
GUITAR TO BASS
7
– –
SLOW GEAR
7
– –
1
RC-505 Versie 2.0 Aanvullende handleiding
© 2016 Roland Corporation