wc_tx003200nl.fm
44
Bedrijf RT / RTx
4.9 Infrarood-systeem en bedieningskanalen
Het infrarood (IR)-systeem bestaat uit drie hoofdcomponenten: de SmartControl
™
SC-2
zender
(a)
, de ontvangogen
(b)
en de decodermodule
(c)
.
De ontvangogen bevinden zich bovenaan de machine en zijn ingesloten in
beschermende lenzen. Ze ontvangen, filteren en versterken de transmissie. Ze
omvatten:
Een geïntegreerde voorversterker om de signaalingang te versterken
Infraroodcorrectie, om lichtinterferentie van buitenaf te filteren
Een frequentiebereik van 500 kHz
Er bevindt zich een oranje LED
(d)
onderaan (aan de onderkant van) elk oog. Wanneer
de oranje LED aan is, duidt dit op het volgende:
Het oog krijgt elektrische voeding. De LED brandt eerst 1-2 seconden nadat de
stroom wordt ingeschakeld (de contactsleutel wordt omgedraaid).
Het oog ontvangt een signaal van de SmartControl
™
zendermodule. De LED blijft
tijdens de bediening branden.
De decodermodule bevindt zich achter het hydraulisch verdeelstuk aan de achterkant
van de machine. Deze ontvangt, decodeert en verzendt het signaal van de
zendermodule. De module is eveneens de elektrische voeding voor alle hydraulische
solenoïdes.
Het infraroodsysteem kan worden ingesteld op één van zestien verschillende
controlekanalen. Door verschillende kanalen te gebruiken, kunnen meerdere walsen
worden bediend in hetzelfde gebied zonder interferentie. Wanneer met meerdere
walsen binnen 20 m onderling wordt gewerkt, moet u ervoor zorgen dat elke wals en de
bijbehorende zender op een ander controlekanaal ingesteld staat dan de andere in het
gebied gebruikte walsen/zenders.
De zendermodule en decodermodule zijn uitgerust met kanaalselectie-
draaischakelaars
(e
en
f)
. Deze schakelaars zijn op de fabriek ingesteld op het laatste
cijfer van het serienummer op de machine. Voor goede werking moeten BEIDE
schakelaars op HETZELFDE kanaal ingesteld zijn. Het kanaal voor elk zender/
machinepaar wordt geïdentificeerd met een label op de zender en de machine.
Voor het wijzigen van het controlekanaal:
1. Verwijder de modulebatterij van de zender en stel de keuzeschakelaar op de
gewenste stand in. Zet de modulebatterij van de zender terug.
2. Stel de draaischakelaar op de decodermodule op dezelfde stand in als die van de
draaischakelaar op de zendermodule.
3. Om te controleren of de decoder- en zendermodule op hetzelfde kanaal staan
ingesteld, draait u de contactsleutel op de AAN-stand en plaatst u de AAN/UIT-
schakelaar van de zendermodule op de AAN-stand. De oranje lichtjes op de
lichtkring van de machine moeten langzaam knipperen, wat er op duidt dat de
machine signalen ontvangt van de zendermodule. Indien de oranje lichtjes blijven
branden zonder te knipperen, staan de zendermodule en de decodermodule niet op
hetzelfde kanaal ingesteld.
4. Wanneer het kanaal veranderd wordt, moet de kanaalidentificatielabel gewijzigd
worden om met het geselecteerde kanaal overeen te komen. De
kanaalidentificatielabels worden bij de Gebruikershandleiding verstrekt.