Wacker Neuson RD16-90 Handleiding

Type
Handleiding
5000185405
09 0713
Gebruikershandleiding
Wals Compacteur
RD 16
NL
Copyright-
mededeling
© Copyright 2013 by Wacker Neuson Production Americas LLC.
Alle rechten, inclusief het recht tot kopiëren en van verspreiding zijn
voorbehouden.
Deze publicatie mag gefotokopieerd worden door de oorspronkelijke
koper van de machine. Elke andere soort vermenigvuldiging is
verboden zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van
Wacker Neuson Production Americas LLC.
Elke soort niet door Wacker Neuson Production Americas LLC
geautoriseerde vermenigvuldiging of versp[reiding vormt een
schending van geldige auteursrechten. Tegen overtreders hiervan zal
gerechtelijke vervolging worden ingesteld.
Handels-merken
Alle handelsmerken waarnaar in deze handleiding verwezen wordt zijn
het eigendom van de respectieve eigenaren ervan.
Fabrikant
Wacker Neuson Production Americas LLC
N92W15000 Anthony Avenue
Menomonee Falls, WI 53051 VS
Tel. (262) 255-0500 · Fax (262) 255-0550 · Tel. (800) 770-0957
www.wackerneuson.com
Vertaalde instructies
Deze Gebruiksaanwijzing is een vertaling van de originele instructies.
De oorspronkelijke taal van deze Gebruiksaanwijzing is Amerikaans
Engels.
wc_tx001346nl.fm
3
RD 16 Voorwoord
Voorwoord
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES—Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke
instructies voor de hieronder vermelde machinemodellen. Deze instructies zijn
speciaal door Wacker Neuson Production Americas LLC gepubliceerd en moeten
tijdens de installatie, bediening en het onderhoud van de machines worden
gevolgd.
Machines die in deze handleiding worden behandeld
Machine-identificatie
Er is een naamplaatje met het modelnummer, artikelnummer, revisienummer en
serienummer bevestigd op elke machine. De locatie van het naamplaatje wordt
hierboven getoond.
Serienummer (S/N)
Neem het serienummer op in de ruimte hieronder voor verwijzing in de toekomst. U
hebt het serienummer bij het bestellen van onderdelen of service voor deze
machine.
Machine
documentatie
Vanaf dit punt in deze documentatie zal naar Wacker Neuson Production
Americas LLC worden verwezen als Wacker Neuson.
Bewaar te allen tijde een exemplaar van de Gebruikershandleiding bij de
machine.
Gebruik het afzonderlijke Onderdelenboek dat met de machine is meegeleverd
om reserveonderdelen te bestellen.
Machine Artikelnummer
RD 16 0620060, 0620402
0620798, 0620799
RD 16 IRH 0620127
Serienummer:
wc_tx001346nl.fm
4
Voorwoord RD 16
Zie de afzonderlijke reparatiehandleiding voor gedetailleerde instructies over
onderhoud en reparaties aan de machine.
Mocht u een of meer van deze documenten niet in uw bezit hebben, neem dan
contact op met Wacker Neuson om een exemplaar te bestellen, of bezoek
www.wackerneuson.com.
Zorg dat u het modelnummer, artikelnummer, revisienummer en serienummer
van de machine bij de hand hebt wanneer u onderdelen bestelt of informatie
over onderhoud aanvraagt.
Verwachtingen t.a.v. informatie in deze handleiding
Deze handleiding verschaft de informatie en procedures voor de veilige
bediening en het veilig onderhoud van het/de bovenstaand(e) Wacker Neuson-
model(len). Lees voor uw eigen veiligheid en om het risico van letsel te
verminderen alle instructies die in deze handleiding staan aandachtig door en
zorg ervoor dat u ze begrijpt en naleeft.
De Wacker Neuson behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om, zelfs zonder
voorafgaande kennisgeving, technische wijzigingen aan te brengen die de
prestaties of veiligheidsnormen van haar machines verbeteren.
De informatie in deze handleiding is gebaseerd op machines die zijn
vervaardigd tot op het moment van publicatie. Wacker Neuson behoudt zich het
recht voor om elk willekeurig gedeelte van deze informatie zonder
voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
De illustraties, onderdelen, en procedures in deze handleiding refereren aan
Wacker Neuson fabriek-geïnstalleerde componenten. Uw machine kan variëren
afhankelijk van de benodigdheden van uw specifieke regio.
Goedkeuring van de fabrikant
Deze handleiding bevat verschillene verwijzingen naar goedgekeurde onderdelen,
hulpstukken en modificaties. De volgende definities zijn van toepassing:
Goedgekeurde onderdelen of hulpstukken zijn die onderdelen die worden
vervaardigd of geleverd door Wacker Neuson.
Goedgekeurde modificaties zijn veranderingen die door een erkend Wacker
Neuson servicecentrum worden uitgevoerd volgens door Wacker Neuson
gepubliceerde schriftelijke instructies.
Niet-goedgekeurde onderdelen, hulpstukken en modificaties zijn die
onderdelen/veranderingen die niet aan de goedgekeurde criteria voldoen.
Niet-goedgekeurde onderdelen, hulpstukken of modificaties kunnen tot het
volgende leiden:
ernstig gevaar van letsel voor de operator en personen in het werkgebied;
permanente machineschade, die niet door de garantie wordt gedekt.
Neem onmiddellijk contact op met uw Wacker Neuson dealer als u vragen hebt
over goedgekeurde of niet-goedgekeurde onderdelen, hulpstukken of modificaties.
2013-CE-RD16-nl.fm
EU - conformiteitverklaring
Fabrikant
Wacker Neuson Production Americas LLC, N92W15000 Anthony Avenue,
Menomonee Falls, Wisconsin 53051 USA
Product
Product
Producttype
Productfunctie
Artikelnummer
Geïnstalleerd nuttig vermogen
Gemeten geluidsvermogenniveau
Gegarandeerd geluidsvermogenniveau
RD 16-90, RD 16 IRH-90, RD 16-100
Wals Compacteur
Asfalt samenpakken
0620799, 0620127, 0620798
16,8 kW
105 dB(A)
106 dB(A)
Conformiteitsbeoordelingsprocedure
Volgens bijlage VIII
Aangemelde instantie
Lloyds Register Quality Assurance Limited (Notified Body No 0088)
71 Fenchurch Street, London EC3M 4BS, United Kingdom
Richtlijnen en normen
Hiermee verklaren we dat dit product aan de betreffende bepalingen en vereisten van de
volgende richtlijnen en normen voldoet:
2006/42/EC, 2000/14/EC, 2004/108/EC, EN 500-1, EN 500-4
Gevolmachtigde voor technische documenten
Axel Häret, Wacker Neuson Produktion GmbH & Co. KG, Preußenstraße 41, 80809 München
Menomonee Falls, WI, USA, 03.05.2013
William Lahner
Managing Director
Paul Sina
Manager, Product Engineering
Dan Domanski
Technical Director
Vertaling van de originele conformiteitverklaring
wc_bo5000185420_09TOC.fm 7
InhoudsopgaveRD 16
Voorwoord 3
EU - conformiteitverklaring 5
1 Informatie inzake veiligheid 11
1.1 Signaalwoorden gevonden in dit Gebruikershandleiding ................... 11
1.2 Machinebeschrijving en beoogd gebruik ............................................ 12
1.3 Veiligheid Richtlijnen voor bediening van de machine ....................... 13
1.4 De machine bedienen tijdens onweer ................................................ 15
1.5 Veiligheidsaspecten onderhoud ......................................................... 16
1.6 Veiligheidsinstructies voor het gebruik van verbrandingsmotoren ..... 18
1.7 Hydraulische vloeistof veiligheid ........................................................ 19
1.8 Veiligheidsinstructies voor het ophijsen van de machine ................... 20
2 Etiketten 21
2.1 Plaats van labels ................................................................................ 21
2.2 Betekenis van de labels ..................................................................... 22
3 Hijsen en transport 29
3.1 De machine opheffen ......................................................................... 29
3.2 De machine vastzetten/transporteren ................................................ 31
4 Bedrijf 32
4.1 Klaarmaken voor het eerste gebruik .................................................. 32
4.2 Positie van de operator ...................................................................... 32
4.3 Op en af de machine klimmen ............................................................ 32
4.4 Kenmerken en bediening ................................................................... 33
4.5 Bedieningspaneel .............................................................................. 35
4.6 Paneel verklikkerlampjes .................................................................... 37
4.7 Richtingaanwijzer/SOS-knipperlichten ............................................... 39
4.8 Verlichtingsuitrusting (indien uitgerust) .............................................. 40
4.9 Brandblusservereiste .......................................................................... 41
4.10 De gevarenzone vermijden ................................................................ 42
4.11 De scharnierende verbinding vergrendelen en ontgrendelen ............ 43
4.12 Veiligheidsbeugel (ROPS) .................................................................. 44
8 wc_bo5000185420_09TOC.fm
Inhoudsopgave RD 16
4.13 Zwaailicht (indien aanwezig) ...............................................................46
4.14 De veiligheidsgordel gebruiken ...........................................................47
4.15 Systeem dat aanwezigheid van machinist ..........................................48
4.16 Aanbevolen brandstof .........................................................................49
4.17 De machine bijtanken ..........................................................................49
4.18 De standen van de afstrijkbalken ........................................................50
4.19 Voorafgaande controles ......................................................................51
4.20 De machine starten .............................................................................52
4.21 Het vibratiesysteem gebruiken ............................................................54
4.22 Het watersproeisysteem gebruiken .....................................................55
4.23 De vooruit-/achteruithendel gebruiken ................................................56
4.24 Achteruitrijalarm ..................................................................................57
4.25 Stoppen ...............................................................................................58
4.26 De parkeerremmen gebruiken .............................................................59
4.27 Procedure voor noodstops ..................................................................60
4.28 De bescherming tegen vandalisme gebruiken ....................................60
4.29 Stabiliteit van de machine ....................................... 61
4.30 Werken op hellingen ............................................................................63
4.31 Accu loskoppelen ................................................................................64
4.32 Positieve hulpaccupool ........................................................................65
5 Onderhoud 66
5.1 Motor ...................................................................................................66
5.2 Machine ...............................................................................................67
5.3 Toegang tot the achterframe ...............................................................68
5.4 Veiligheid-gerelateerde reserveonderdelen .......................................70
5.5 Onderhoud voor de stoel en veiligheidsgordel ....................................73
5.6 Motoroliepeil controleren .....................................................................74
5.7 Hydraulisch oliepeil .............................................................................75
5.8 Het luchtfiltersysteem controleren .......................................................76
5.9 Motorolie en filter ................................................................................77
5.10 Het waterfilter reinigen ........................................................................78
5.11 Onderhoud luchtfilter ...........................................................................79
5.12 Brandstoffilter ......................................................................................80
5.13 Ontluchten van het brandstofsysteem .................................................80
5.14 Vetnippels ............................................................................................81
5.15 Batterij .................................................................................................82
5.16 Zuiverheid van hydraulisch systeem ...................................................83
5.17 Vereisten hydraulische olie .................................................................84
5.18 Hydraulische zuigkorf ..........................................................................84
wc_bo5000185420_09TOC.fm 9
InhoudsopgaveRD 16
5.19 Zie het gedeelte De ontluchter van de hydraulische tank controleren en reini-
gen ............................................................................................................ 85
5.20 Vervangen van hydraulische olie & filter ............................................ 86
5.21 Het hydraulische systeem aftappen ................................................... 87
5.22 De machine slepen ............................................................................. 88
5.23 De neutraalschakelaar controleren .................................................... 89
5.24 De veiligheidsgordel inspecteren ....................................................... 90
5.25 De sproeibalken reinigen .................................................................... 91
5.26 Het remsysteem testen ...................................................................... 92
5.27 Opslag op lange termijn ..................................................................... 93
5.28 Manueel loszetten van parkeerremmen ............................................. 94
5.29 Storingen ............................................................................................ 96
6 Technische specificaties 97
6.1 Motor .................................................................................................. 97
6.2 Wals ................................................................................................... 98
6.3 Smering ............................................................................................ 98
6.4 Afmetingen mm (in.) ........................................................................... 99
6.5 Geluidsmeting .................................................................................. 100
6.6 Metingen van blootstelling van machinist aan trillingen ................... 100
6.7 Hydraulische druk ............................................................................. 101
7 Schema’s 104
7.1 Hydraulisch schema ......................................................................... 104
7.2 Hydraulische schema-onderdelen .................................................... 105
7.3 RD 16—Elektrische schema's .......................................................... 106
7.4 RD 16—Componenten elektrische schema’s ................................... 107
7.5 RD 16 IRH—Elektrische schema's ................................................... 108
7.6 RD 16 IRH—Componenten elektrische schema’s ........................... 109
10 wc_bo5000185420_09TOC.fm
Inhoudsopgave RD 16
wc_si000769nl.fm
11
RD 16 Informatie inzake veiligheid
1 Informatie inzake veiligheid
1.1 Signaalwoorden gevonden in dit Gebruikershandleiding
Deze handleiding bevat vermeldingen voorafgegaan door GEVAAR,
WAARSCHUWING, VOORZICHTIG, LET OP en N.B., die moeten worden
opgevolgd om de kans op lichamelijk letsel, beschadiging van de machine of
verkeerd onderhoud te beperken.
LET OP: Als dit zonder veiligheidssymbool wordt gebruikt, duidt LET OP op een
gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden wordt, tot materiële schade kan
leiden.
NB: Duidt op aanvullende informatie die van belang voor een procedure is.
Dit is het symbool dat een gevaar voor de veiligheid aanduidt. Het wordt gebruikt
om u attent te maken op mogelijke gevaren voor lichamelijk letsel.
f Leef alle veiligheidsinstructies na die bij dit symbool staan.
GEVAAR
GEVAAR duidt op een gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden wordt, zal
resulteren in dodelijk of ernstig letsel.
f Kom alle veiligheidswaarschuwingen na die op dit signaalwoord volgen om
ernstig of fataal letsel te vermijden.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING duidt op een gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden
wordt, zal resulteren in dodelijk of ernstig letsel.
f Kom alle veiligheidswaarschuwingen na die op dit signaalwoord volgen om
ernstig of fataal letsel te vermijden.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG duidt op een gevaarlijke situatie die, als deze niet vermeden wordt,
zal resulteren in licht of matig letsel.
f Kom alle veiligheidswaarschuwingen na die op dit signaalwoord volgen om
ernstig of fataal letsel te vermijden.
wc_si000769nl.fm
12
Informatie inzake veiligheid RD 16
1.2 Machinebeschrijving en beoogd gebruik
Deze machine is een zittrilwals met dubbele cilinder. De Wacker Neuson zittrilwals
bestaat uit een scharnierend frame waarop een benzine- of dieselmotor, een
brandstoftank, een hydraulische tank, een watertank, een hydrostatisch
aandrijfsysteem, twee stalen trommels met interne, excentrische gewichten en een
bedienersplatform met een veiligheidsbeugel (ROPS, Roll Over Protective
Structure) zijn gemonteerd. De motor drijft de hydraulische systemen voor de
verplaatsing van de machine en cilindervibratie aan. De vibrerende cilinders
effenen en compacteren het werkoppervlak tijdens de verplaatsing van de
machine. De snelheid, richting en trilling van de machine worden vanaf de
bestuurdersstoel op het platform geregeld door de bediener.
De machine is ontworpen als een lichtgewichtwals voor gebruik bij het verdichten
van onderlagen en afwerkingslagen van asfalt op wegen, opritten, parkeerterreinen
en andere soorten met asfalt bedekte oppervlakken.
Deze machine is uitsluitend ontworpen en gebouwd voor het hierboven
beschreven beoogde gebruik. De machine voor enig ander doel gebruiken kan de
machine blijvend beschadigen of de operator of andere personen in het gebied
ernstig letsel berokkenen. Door misbruik veroorzaakte machineschade wordt niet
door de garantie gedekt.
Een paar voorbeelden van onjuist gebruik:
De machine gebruiken als ladder, ondersteuning of werkoppervlak
De machine gebruiken voor het dragen of vervoeren van passagiers of
apparatuur
De machine gebruiken voor het slepen van andere machines
De machine gebruiken om andere vloeistoffen dan water te sproeien (d.w.z.
dieselbrandstof op asfalt)
De machine buiten de fabrieksspecificaties gebruiken
De machine bedienen op een manier die in strijd is met alle waarschuwingen
die op de machine zijn aangebracht en in de Gebruikershandleiding worden
vermeld.
Deze machine werd ontworpen en gebouwd volgens de laatste wereldwijde
veiligheidsnormen. Hij is zorgvuldig geconstrueerd om gevaren voor zover
praktisch te elimineren en de veiligheid voor de operator te verhogen door middel
van beveiligingsmiddelen en het aanbrengen van labels. Na het nemen van
beschermingsmaatregelen kunnen er echter enige risico's blijven bestaan. Deze
worden residuele risico's genoemd. Op deze machine kan dit blootstelling
omvatten aan:
Hitte, lawaai, uitlaatgassen en koolmonoxide uit de motor
Brandwonden veroorzaakt door hete, hydraulische vloeistof
Brandgevaar door onjuist bijtanken
Brandstof en daaruit vrijkomende dampen
Persoonlijk letsel door onjuiste heftechnieken
wc_si000769nl.fm
13
RD 16 Informatie inzake veiligheid
Pletgevaar voor de bediener door onjuist gebruik (voeten, benen of armen die
uit het werkstation van de gebruiker naar buiten steken) en voor andere
personen in het werkgebied
Blokkering van het zichtveld door de ROPS
Om uzelf en anderen te beschermen moet u ervoor zorgen dat u de in deze
handleiding geboden veiligheidsinformatie grondig leest en begrijpt, voordat u de
machine gaat gebruiken.
1.3 Veiligheid Richtlijnen voor bediening van de machine
Gebruikerstraining
Vóór gebruik van de machine:
Lees en begrijp de gebruiksinstructies in alle handleidingen die met de machine
worden meegeleverd.
Zorg dat u goed weet waar alle bedieningen en veiligheidsvoorzieningen zitten
en hoe u ze correct moet gebruiken.
Neem voor bijkomende training indien nodig contact op met Wacker Neuson.
Tijdens gebruik van deze machine:
Laat de machine niet bedienen door personen die niet over de juiste training
beschikken. Bedieners moeten de potentiële risico’s en gevaren kennen die
verbonden zijn aan de machine.
Kwalificaties van de operator
Alleen getraind personeel mag de machine starten, gebruiken en afsluiten.
Zij moeten tevens aan de volgende kwalificaties voldoen:
instructies hebben gekregen over het juiste gebruik van de machine;
vertrouwd zijn met de vereiste veiligheidsapparaten
Tot de machine mag geen toegang worden verleend aan, en hij mag niet worden
bediend door:
kinderen;
personen die alcohol of drugs hebben gebruikt
Toepassingsgebied
Wees u bewust van het toepassingsgebied.
Houd onbevoegden, kinderen en huisdieren uit de buurt bij de machine.
Blijf opmerkzaam voor wijzigingen in de toestand en beweging van andere
apparatuur en personeel op de werklocatie.
Blijf altijd opmerkzaam voor wijzigingen in de oppervlaktegesteldheid en wees
extra voorzichtig bij het werken op ongelijke bodem, op heuvels of op zacht of
ruw materiaal. De machine zou onverwacht kunnen schuiven of afglijden.
Wees altijd voorzichtig bij het werken dichtbij de randen van kuilen, greppels of
platformen. Controleer om er zeker van te zijn dat het bodemoppervlak stabiel
genoeg is om het gewicht van de machine met machinist te dragen en dat er
geen gevaar voor bestaat dat de wals zou afglijden, omvallen of kantelen.
wc_si000769nl.fm
14
Informatie inzake veiligheid RD 16
Wees u bewust van het toepassingsgebied.
Gebruik de machine nooit in gebieden die brandgevaarlijke voorwerpen,
brandstoffen of producten bevatten die ontvlambare dampen verspreiden.
Houd de plaats rond de uitlaat altijd vrij van vuil zoals bladeren, papier, karton
enz. Een hete uitlaat zou deze kunnen doen ontbranden.
Veiligheids apparatuur, bedienings elementen en hulpstukken
Bedien de machine uitsluitend wanneer:
Alle veiligheidsvoorzieningen en beschermingsmiddelen aanwezig zijn
en functioneren.
Alle bedieningselementen naar behoren werken.
De machine behoorlijk opgesteld is volgens de instructies
in de gebruikershandleiding.
De machine schoon is.
De etiketten op de machine leesbaar zijn.
Doe het volgende ter verzekering van veilige bediening van de machine:
Bedien de machine niet wanneer een veiligheidsvoorziening of bescherming
ontbreekt of niet bedrijfsklaar is.
De veiligheidsvoorzieningen niet wijzigen of uitschakelen.
Gebruik alleen accessoires of componenten die door Wacker Neuson
Corporation zijn goedgekeurd.
Veilige bedieningsprocedures
Wanneer u deze machine bedient:
Zorg ervoor dat u zich bewust blijft van de bewegende onderdelen van
de machine. Houd handen, voeten en loszittende kleding uit de buurt van
bewegende onderdelen.
Altijd op de stoel blijven zitten en veiligheidsgordel dragen bij het bedienen van
de machine.
Pletgevaar — uit de buurt blijven van de scharnierende stuurverbinding tussen
de voor- en achterframes.
Maak de grendelstang voor de scharnierende verbinding altijd los en klap ze bij
elkaar, vooraleer de machine te bedienen. De machine kan niet gestuurd
worden wanneer de grendelstang vastgekoppeld is.
Wanneer u deze machine bedient:
Gebruik geen machines die moeten worden gerepareerd.
Niet over randstenen of andere ongelijke voorwerpen rijden waardoor de
machine en de machinist door elkaar worden geschud.
Niet proberen de machine te starten wanneer u er naast staat. Enkel de motor
starten wanneer u op de bestuurderstoel zit en met de vooruit-achteruit-hendel
in de neutrale stand.
Een draaiende machine nooit onbeheerd achterlaten.
Tijdens het gebruik van de machine mag geen mobiele telefoon worden gebruikt
of sms-berichten worden verstuurd.
Consumeer de bedrijfsvloeistoffen in deze machine niet. Afhankelijk van het
model van uw machine, kunnen deze bedrijfsvloeistoffen water,
wc_si000769nl.fm
15
RD 16 Informatie inzake veiligheid
bevochtigingmiddelen, brandstof (benzine, diesel, kerosine, propaan of
aardgas), olie, koelmiddel, hydraulische vloeistof, vloeistof voor
warmteoverdracht (propeenglycol met additieven), accuzuur of vet omvatten.
Persoonlijke beschermende uitrusting (PPE)
Draag de volgende persoonlijke beschermende uitrusting (PPE) tijdens het gebruik
van deze machine:
strakzittende werkkleding die bewegingen niet hindert;
veiligheidsbril met zijbescherming;
gehoorbescherming;
werkschoenen of -laarzen met veiligheidsneuzen.
Na gebruik
Stop de motor wanneer u de machine niet bedient.
Sluit de brandstofklep, indien aanwezig, wanneer u de machine niet bedient.
Zorg ervoor dat de machine niet kantelt, valt, wegrolt of wegglijdt wanneer het
niet wordt bediend.
De machine moet op een schone, droge plaats en buiten het bereik van
kinderen worden opgeborgen.
1.4 De machine bedienen tijdens onweer
Reduceren van het risico op letsel
In geval van een blikseminslag in de nabijheid van het werkgebied, bestaan er
twee manieren om het risico op letsel te reduceren:
1. Als u op de grond staat:
f Blijf weg van de machine.
f Probeer niet om op de machine of in de bestuurdersstoel te klimmen.
2. Als u in de bestuurdersstoel zit:
f Blijf in de bestuurdersstoel zitten.
f Probeer niet om van de machine af te klimmen.
WAARSCHUWING
Het bedienen van deze machine tijdens onweer kan gevaarlijk zijn. U kunt gewond
raken of overlijden door bliksem.
f Wees bewust van verslechterende weersomstandigheden en naderend onweer.
f Stop het werk en zoek een veilige schuilplaats voordat blikseminslag optreedt.
wc_si000769nl.fm
16
Informatie inzake veiligheid RD 16
1.5 Veiligheidsaspecten onderhoud
Onderhouds-opleiding
Voordat onderhoud aan de machine wordt verricht:
Lees en begrijp de in alle handleidingen opgenomen en bij de machine
geleverde instructies.
Maak uzelf vertrouwd met de locatie en het juiste gebruik van alle
bedieningselementen en veiligheidsvoorzieningen.
Uitsluitend daartoe opgeleid personeel mag problemen oplossen of
reparerendie zich aan de machine voordoen.
Indien noodzakelijk neemt u contact op met Wacker Neuson voorextra
opleiding.
Bij het verrichten van onderhoud aan deze machine:
Niet toestaan dat niet goed opgeleide werknemers onderhoud aan de machine
uitvoert; verzekeren dat de werknemers die onderhoud aan de de machine
verrichten vertrouwd zijn met de mogelijke risico’s en gevaren die eraan
verbonden zijn.
Voorzorgsmaatregelen
Volg de hierna beschreven voorzorgsmaatregelen bij het uitvoeren van onderhoud
aan de machine.
Lees en begrijp de onderhoudsprocedures voordat u onderhoud aan de
machine verricht.
Vóór het gebruik van de machine moeten alle stel- en reparatiewerkzaamheden
voltooid zijn. Gebruik de machine niet als deze een bekend probleem of gebrek
heeft.
Alle stel- en reparatiewerkzaamheden dienen door een bevoegde monteur te
worden uitgevoerd.
Schakel de machine uit alvorens onderhoud of reparaties uit te voeren.
Zorg ervoor dat u zich bewust blijft van de bewegende onderdelen van de
machine. Houd handen, voeten en loszittende kleding uit de buurt van
bewegende onderdelen.
Plaats de veiligheidsvoorzieningen en schermen terug nadat de reparatie- en
onderhoudsprocedures zijn voltooid.
Machinewijzigingen
Bij onderhoud aan deze machine:
Gebruik uitsluitend accessoires/hulpstukken die door Wacker Neuson zijn
goedgekeurd.
Bij onderhoud aan deze machine:
Stel de veiligheidsvoorzieningen niet buiten werking.
Geen wijzigingen op de machine maken zonder de uitdrukkelijke schriftelijke
goedkeuring van Wacker Neuson.
wc_si000769nl.fm
17
RD 16 Informatie inzake veiligheid
Onderdelen en etiketten vervangen
Vervang versleten of beschadigde onderdelen.
Vervang alle ontbrekende en moeilijk leesbare labels.
Bij vervanging van elektrische onderdelen moeten nieuwe onderdelen worden
gebruikt die gelijkwaardig aan de oorspronkelijke onderdelen zijn wat betreft
classificatie en prestatie.
Als deze machine vervangingsonderdelen nodig heeft, mogen uitsluitend Wacker
Neuson vervangende onderdelen worden gebruikt of onderdelen die gelijkwaardig
aan de originele zijn voor alle types specificaties, zoals fysieke afmetingen,
type, sterkte en materiaal.
\Reinigen
Wanneer u de machine reinigt en onderhoudt:
Houd de machine schoon en vrij van vuil, zoals bladeren, papier, karton, etc.
Zorg ervoor dat de labels leesbaar blijven.
Wanneer u de machine reinigt:
Reinig de machine niet als deze in bedrijf is.
Reinig de machine nooit met benzine of ander typen brandstoffen of
ontvlambare oplosmiddelen. De dampen van brandstoffen en oplosmiddelen
kunnen ontploffen.
Persoonlijke beschermende uitrusting (PPE)
Draag de volgende persoonlijke beschermende uitrusting wanneer u de machine
repareert of onderhoudt:
strakzittende werkkleding die bewegingen niet hindert;
veiligheidsbril met zijbescherming;
gehoorbescherming;
werkschoenen of -laarzen met veiligheidsneuzen.
Doe ook het volgende, voordat de machine wordt gebruikt:
lang haar naar achteren samenbinden;
alle sieraden verwijderen (inclusief ringen).
wc_si000769nl.fm
18
Informatie inzake veiligheid RD 16
1.6 Veiligheidsinstructies voor het gebruik van verbrandingsmotoren
Veilige bediening
Bij draaiende motor:
Houd het gebied rondom de uitlaatpijp vrij van brandbare materialen.
Controleer de brandstofleidingen en de brandstoftank op lekken en scheuren
alvorens de motor te starten. Laat de machine niet draaien als er
brandstoflekken zijn of als de brandstofleidingen los zitten.
Bij draaiende motor:
Niet roken bij het bedienen van de machine.
Laat de motor niet draaien in de buurt van vonken of open vuur.
Raak nooit de motor of de uitlaat aan terwijl de motor draait of onmiddellijk
nadat deze is uitgeschakeld.
Gebruik de machine niet als de brandstoftankdop los is of ontbreekt.
Zet de motor niet aan als er brandstof gelekt is of als het naar brandstof ruikt.
Verplaats de machine weg van de vlek en droog de machine af voor het starten.
Veilig bijvullen van brandstof
Bij het bijvullen van de motor:
Ruim alle gemorste brandstof onmiddellijk op.
Vul brandstoftank in een goed geventileerde ruimte.
Zet na het vullen de dop terug op de brandstoftank.
Bij het bijvullen van de motor:
Niet roken.
Vul nooit de brandstoftank van een hete of draaiende machine.
Laat de motor niet draaien in de buurt van vonken of open vuur.
WAARSCHUWING
Voor verbrandingsmotoren gelden speciale risico's tijdens gebruik en bij het vullen
van de brandstoftank. Het niet naleven van waarschuwings- en
veiligheidsrichtlijnen kan leiden tot ernstig of fataal letsel.
f Lees de waarschuwingsinstructies in de handleiding van de motor en de
onderstaande veiligheidsrichtlijnen en volg ze op.
GEVAAR
Uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een levensgevaarlijk vergif.
Blootstelling aan koolmonoxide kan in enkele minuten al fataal zijn.
f Bedien de machine NOOIT binnen een afgesloten gebied, zoals een tunnel
bijvoorbeeld, behalve als er voldoende ventilatie aanwezig is door middel van
onderdelen zoals uitlaatventilatoren of -slangen.
wc_si000769nl.fm
19
RD 16 Informatie inzake veiligheid
1.7 Hydraulische vloeistof veiligheid
Veiligheid instructies
Controleer het hydraulische systeem zorgvuldig voor het bedienen van de
machine
Raak niet de hydraulische vloeistof of hydraulische componenten aan terwijl de
machine werkt. Wacht totdat de machine koel is.
Voor het afkoppelen van hydraulische aansluitingen of slangen, verzeker u
ervan dat alle druk is verwijderd van het circuit. Stel alle controles in op neutraal,
zet de motor af, en laat de vloeistoffen afkoelen voor het losmaken van
hydraulische aansluitingen of bevestigen van test meters.
Hydraulische vloeistof ontsnappend onder hoge druk kan de huid doorboren,
brandwonden veroorzaken, verblinden, of andere serieuze verwondingen of
infecties. Neem onmiddellijk contact op met een arts voor behandeling van uw
huid als deze doorboort is door hydraulische vloeistof, zelfs als de wond niet
ernstig lijkt.
Vloeistof lekt vanuit kleine gaten die praktisch onzichtbaar zijn. Gebruik niet uw
blote handen om te controleren op lekkages. Controleer op lekkages door een
stuk karton of hout te gebruiken.
Hydraulische vloeistof is extreem brandbaar. Stop de motor onmiddellijk
wanneer een hydraulische lekkage is ontdekt.
Na het onderhoud van de hydrauliek, overtuig u erven dat alle componenten
weer aangesloten zijn op de juiste verbindingen. Niet opvolgen kan resulteren in
schade aan de machine en/of verwonding aan een persoon op of nabij de
machine.
WAARSCHUWING
Mogelijkheid van ernstige verwonding Hydraulische vloeistof is onder hoge druk en
wordt zeer heet tijdens werking.
f Om verwonding te vermijden, volg de veiligheid instructies op hieronder ver-
meldt.
wc_si000769nl.fm
20
Informatie inzake veiligheid RD 16
1.8 Veiligheidsinstructies voor het ophijsen van de machine
Bij het hijsen van de machine:
Zorg ervoor dat de stroppen, kettingen, haken, laadbruggen, krikken,
vorkheftrucks, hijskranen, takels en alle andere types hijsapparaten stevig zijn
vastgemaakt en voldoende gewichtdragende capaciteit hebben om de machine
veilig op te hijsen of vast te houden. Zie de sectie Technische gegevens voor
het gewicht van de machine.
Zorg ervoor dat u zich bewust blijft van de locaties van andere personen
wanneer de machine wordt gehesen.
Gebruik uitsluitend de in de Gebruikershandleiding beschreven hijspunten en
de bevestigingspunten.
Zorg ervoor dat de laadcapaciteit en de platformgrootte van het
transportvoertuig toereikend zijn voor het veilig vervoeren van de machine.
Doe het volgende om de kans op letsel te verminderen:
Sta niet onder de machine wanneer hij opgehesen of verplaatst wordt.
KIim niet op de machine wanneer hij opgehesen of verplaatst wordt.
RD 16 Etiketten
wc_si000400nl.fm 21
2 Etiketten
2.1 Plaats van labels
GG
FF
R
HH
KK
JJ
T
Etiketten RD 16
22 wc_si000400nl.fm
2.2 Betekenis van de labels
Op Wacker Neuson-machines zijn waar nodig labels met internationale symbolen aangebracht.
Deze labels worden hieronder beschreven:
A
Lees en begrijp de bijgeleverde bedienerhan-
dleiding vooraleer deze machine te bedienen.
Indien u dit niet doet, stijgt het gevaar voor ver-
wonding van uzelf of anderen.
B
GEVAAR
Verstikkingsgevaar
Motoren stoten koolmonoxide uit.
De machine mag niet binnenshuis of in een
besloten ruimte draaien tenzij voor voldoende
ventilatie is gezorgd, zoals bijvoorbeeld door
middel van uitlaatventilators of -slangen.
Lees de Gebruikershandleiding. Geen vonken,
vlammen of brandende voorwerpen in de buurt
van de machine. Vóór het bijtanken de motor
stoppen.
Gebruik uitsluitend schone, gefiltreerde die-
selbrandstof.
C
Vastsjorpunt
D
WAARSCHUWING!
Inhoud onder druk. Niet openen wanneer heet!
RD 16 Etiketten
wc_si000400nl.fm 23
E
VOORZICHTIG
De meegeleverde handleiding lezen en begrijpen
alvorens deze machine te gebruiken. Nalaten dit
te doen verhoogt het risico dat u of anderen letsel
oplopen.
F
WAARSCHUWING!
Knelpunt.
G
WAARSCHUWING
Heet oppervlak
I
Vullen van het hydraulische oliereservoir
Moeren vastdraaien met een koppel van 13,6-
14,7 Nm maximum.
J
LET OP
Hijspunt
Etiketten RD 16
24 wc_si000400nl.fm
K
WAARSCHUWING
Draag altijd gehoorbescherming als u deze
machine gebruikt om het risico van gehoorverlies
te verminderen.
L
WAARSCHUWING
Beknellingsgevaar. Ronddraaiende onderdelen.
Reik niet in de machine wanneer de motor draait.
M
WAARSCHUWING!
Accu loskoppelen vóór onderhoud.
Lees de bedieningshandleiding voor instructies.
De accu bevat bijtend zuur en mogelijk explosief
waterstofgas.
N
WAARSCHUWING!
Draag altijd de veiligheidsgordel bij het bedienen
van de wals.
RD 16 Etiketten
wc_si000400nl.fm 25
O
WAARSCHUWING
Vermijd verbrijzelinggebied.
P
WAARSCHUWING
Beknellingsgevaar. Ronddraaiende onderdelen.
Reik niet in de machine wanneer de motor draait.
Q
Parkeerrem is gedeactiveerd.
Parkeerrem is geactiveerd.
R
Er voor zorgen dat de maskinen op een stevige,
vlakke ondergrond staat en niet kan kantelen,
omrollen, wegglijden of vallen terwijl hij draait.
S
Koelmiddel overloopfles alleen, geen terugvoer-
leiding.
Etiketten RD 16
26 wc_si000400nl.fm
T
Aftappen van motorolie
U
Smeerpunten: inspecteren en smeren om de 100
bedrijfsuren.
V
WAARSCHUWING!
Vermijd verbrijzelinggebied.
Vergrendelplaats scharnierende stuurverbinding.
Vergrendel de scharnierende stuurverbinding
alvorens onderhoud uit te voeren aan de
machine.
Lees reparatiehandleiding.
X
Gegarandeerd geluidskrachtniveau in dB(A).
RD 16 Etiketten
wc_si000400nl.fm 27
Y
Een naamplaatje met het modelnummer, artikel-
nummer, revisie- en serienummer is aan elk
apparaat bevestigd. Maak een aantekening van
de informatie op dit plaatje zodat u dit bij de hand
hebt als het naamplaatje verloren raakt of besch-
adigd wordt. Als u onderdelen bestelt of onder-
houdsinformatie vraagt, wordt u altijd gevraagd
om het model, artikelnummer, revisienummer en
serienummer van het apparaat op te geven.
Z
VOORZICHTIG!
VOORZICHTIG
Geen hefpunt
AA
WAARSCHUWING!
Accu loskoppelen vóór onderhoud.
BB
Opheffen van de machine mag enkel gebeuren
met tussenstang!
CC
VOORZICHTIG! Gevaar voor elektrische schok
bij positieve pool van de hulpaccu.
Raak nooit deze pool en een metalen deel van de
machine tegelijkertijd aan.
0165018
Etiketten RD 16
28 wc_si000400nl.fm
DD
Lees en begrijp de bijgeleverde bedienerhan-
dleiding vooraleer deze machine te bedienen.
Indien u dit niet doet, stijgt het gevaar voor ver-
wonding van uzelf of anderen.
EE
Vullen van watertank.
FF
Deze machine wordt mogelijk beschermd door
een of meer van de volgende octrooien.
GG
Alleen brandstof met laag of ultralaag zwavelge-
halte
HH
WAARSCHUWING
Gebruik van deze apparatuur kan leiden tot
vonken die branden kunnen starten rond de
droge vegetatie. Een vonkenvanger kan noodza-
kelijk zijn. De exploitant moet contact opnemen
met de plaatselijke brandweer bureaus voor wet-
en regelgeving met betrekking tot preventie eisen
af te vuren.
AND
WARNING
Operation of This Equipment May Create Sparks That Can Start Fires Around Dry
Vegetation. A Spark Arrestor May be Required. The Operator Should Contact Local
Fire Agencies For Laws or Regulations Relating to Fire Prevention Requirements.
Per CAL. PRC. CODE
wc_tx003325nl.fm
29
RD 16 Hijsen en transport
3 Hijsen en transport
3.1 De machine opheffen
Vereisten
Een hijsinrichting (kraan of takel) die in staat is het gewicht van de machine te
dragen
Vier hijshaken en -kettingen die het gewicht van de machine kunnen
ondersteunen
Procedure
Voer onderstaande procedure uit om de machine op te hijsen.
3. Zet de motor af.
4. Activeer de parkeerrem.
5. Vergrendel de scharnierende stuurverbinding (a).
6. Er zijn twee methoden mogelijk om de machine op te heffen. De eerste
methode maakt alleen gebruik van de vier hijsogen (b). Aan elke zijde zitten
twee hijsogen. De tweede methode maakt gebruik van een combinatie van de
hijsogen en een dwarsbalk (c).
a. Om alleen de hijsogen te gebruiken, bevestigt u één hijsketting aan elk van
de vier hijsogen met gebruik van haken of koppelingen.
b. Voor het gebruik van de dwarsbalk, bevestigt u één hijsketting aan elk
hijsoog, en bevestigt u vervolgens deze kettingen aan de uiteinden van de
dwarsbalk. Bevestig een afzonderlijke hijsketting aan het hijsoog op de
bovenkant van de dwarsbalk.
7. Bevestig het andere uiteinde van de ketting(en) aan het hijsapparaat.
8. Takel de machine als noodzakelijk op.
WAARSCHUWING
Verpletteringgevaar. U kunt verpletterd worden als het hijsapparaat faalt.
f Ga nooit onder de machine staan en klim er nooit op wanneer het wordt opge-
hesen of verplaatst.
f Gebruik uitsluitend de daartoe bestemde hijspunten voor het ophijsen van de
machine.
wc_gr010684
b
b
a
c
wc_tx003325nl.fm
30
Hijsen en transport RD 16
VOORZICHTIG
Verpletteringgevaar / risico op schade aan de machine. De constructie voor
kantelbeveiliging (ROPS) (c) is strikt bedoeld om de operator te beschermen
tijdens een incident van kantelen of omkiepen. De ROPS mag niet worden gebruikt
om de machine op te heffen.
f Gebruik uitsluitend de daarvoor bestemde hijsogen om de machine op te
heffen.
wc_tx003325nl.fm
31
RD 16 Hijsen en transport
3.2 De machine vastzetten/transporteren
Voorwaarden
Motor uitgeschakeld
Parkeerrem AAN
Procedure
Voer de volgende procedure uit om de machine vast te zetten.
1. Overtuig u ervan dat het transportvoertuig geschikt is voor het gewicht en de grootte
van de machine. Zie Technische gegevens voor afmetingen en bedrijfsgewicht.
2. Vergrendel de scharnierende stuurverbinding (a).
3. Maak de machine stevig vast, door stalen kabels of kettingen aan de bindogen
(b) te bevestigen.
4. Bevestig het andere uiteinde van de kettingen aan een voertuig dat geschikt is
voor het gewicht van de machine.
NB: De transmissie staat gewoonlijk op de rem wanneer de dieselmotor uit staat, of
wanneer het hydraulische systeem niet in werking is, tenzij er een defect is en/of de
parkeerremmen met de hand werden uitgeschakeld.
LET OP
Breng geen kabels of kettingen aan over het machineframe of de scharnierende
verbinding bij het vastzetten van de machine. De machine kan daardoor worden
beschadigd.
Druk de schokdempers niet helemaal in bij het vastzetten van de machine. De
schokdempers kunnen daardoor worden beschadigd.
Laat de machine niet gedurende langere perioden vastgezet staan (behalve
tijdens het vervoeren van de machine). De schokdempers kunnen daardoor
worden beschadigd.
wc_gr01068
5
b b
a
wc_tx003326nl.fm
32
Bedrijf RD 16
4Bedrijf
4.1 Klaarmaken voor het eerste gebruik
1. Zorg ervoor dat alle losse verpakkingsmaterialen van de machine zijn
verwijderd.
2. Controleer de machine en de onderdelen ervan op schade. Indien er zichtbare
schade aanwezig is, mag de machine niet worden gebruikt! Neem onmiddellijk
contact op met uw Wacker Neuson dealer voor hulp.
3. Doe een inventaris van alle bij de machine behorende items en verifieer dat alle
losse onderdelen en bevestigingsmiddelen aanwezig zijn.
4. Maak alle samenstellende onderdelen vast die nog niet bevestigd zijn.
5. Voeg zoals benodigd vloeistoffen toe, inclusief brandstof, motorolie en
accuzuur.
6. Plaats de machine op de werklocatie.
4.2 Positie van de operator
Veilig en efficiënt gebruik van deze machine is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder. Volledige controle van de machine is niet mogelijk tenzij de bestuurder
de juiste werkpositie te allen tijde handhaaft.
Tijdens de bediening van deze machine moet de bestuurder:
op de bestuurderstoel zitten met de zitplaats naar voren gericht;
de veiligheidsgordel juist ingesteld en vergrendeld dragen;
beide voeten op het controledek hebben;
te allen tijde één hand op het stuurwiel hebben;
de andere hand vrijhouden om de bedieningselementen naar behoefte te
kunnen gebruiken
4.3 Op en af de machine klimmen
Bij het op- en afstijgen van de machine, dient u een driepuntscontact te houden
met de treden en de handgrepen.
Driepuntscontact kan het volgende zijn:
twee voeten en één hand
één voet en twee handen
LET OP:Gebruik de bedieningshendel nooit bij het monteren of demonteren van
de machine. Gebruik alleen het aangewezen handgereedschap in de ROPS en in
de regelkolom.
wc_tx003326nl.fm
33
RD 16 Bedrijf
4.4 Kenmerken en bediening
wc_gr010748
33
21
11 12
2
24
11
32
4
23
25
5
8
37
18
1
37 19
37
35
37
42
41
9
3
31
34
39
40
15
3
10
28
33
30
29
30
28
38
16
7
28
38
28
7
27
17
22
20
13
33
36
14
6
45
wc_tx003326nl.fm
34
Bedrijf RD 16
Ref. Beschrijving Ref. Beschrijving
1 Luchtfilter 22 Watertank vuldop
2 Scharnierende verbinding 23 Grendelarm
3 Handgrepen 24 Platform voor machinist
4 Bedieningspaneel 25 Motoroliefilter
5 Peilstok 27 Achterste cilinder
6 Aftapslang - hydraulisch reservoir 28 Afstrijkbalk (4 plaatsen)
7 Aandrijfmotor (2) 29 Kijkglas - hydraulisch reservoir
8 Aandrijfpomp 30 Sproeierbuis (2)
9 Motorkap 31 Stuurwiel
10 Vibratiecontroleknop 32 Stuurcilinder (onder vloerpaneel)
11 Bekrachtigingsdynamo motor (2) 33 Bindoog (2 plaatsen)
12 Bekrachtigingsdynamo/stuurpomp 34 Zwaailicht
13 Hydraulische filter - terugvoerleiding 35 Accu (onder vloerpaneel)
14 Hydraulische zeef - aanzuigleiding 36 Hydraulische aanzuigleiding
15 Besturing vooruit / achteruit 37 Vetnippel - bekrachtigingsdynamo (4
plaatsen)
16 Voorste cilinder 38 Hefoog (4 plaatsen)
17 Brandstoftank vuldop 39 Veiligheidsbeugel
18 Brandstoffilter 40 Regelbare stoel met veiligheidsgordel
19 Vetnippels - scharnierende verbinding (4
plaatsen)
41 Wateraftappunt
20 Hydraulische tank vulpoort 42 Parkeerremknop
21 Hydraulisch spruitstukblok 45 Startkabelklem
wc_tx003326nl.fm
35
RD 16 Bedrijf
4.5 Bedieningspaneel
wc_tx003326nl.fm
36
Bedrijf RD 16
wc_gr010747
65 55
Ref. Beschrijving Ref. Beschrijving
46 Richtingaanwijzerschakelaar—LINKS en
RECHTS (alleen RD 16IRH)
57 Luchtfilterlampje
47 Urenteller 58 Gloeibougielampje
48 Motorkoelvloeistoftemperatuurlampje 59 Parkeerrem AAN-lampje
49 Oliedruklampje 60 Acculampje
50 Trilling AAN-lampje 61 Watersproeischakelaar—AAN en UIT
51 Waarschuwingsknipperlichtenschakelaar—AAN
en UIT
62 Watersproeiafstemschaal
52 Lichtschakelaar—meerdere standen
(alleen RD 16IRH)
63 Trilschakelaar —BEIDE TROMMELS en
ALLEEN VOORTROMMEL
53 Richtingaanwijzerlampje
(alleen RD 16IRH)
64 Claxon
54 Gasklepschakelaar—HOOG en LAAG 65 12V-stopcontact
55 Ontstekingsschakelaar 66 Werklichten indicator
(alleen RD 16IRH)
56 Brandstoflampje 67 Waarschuwingsknipperlichten indicator
(alleen RD 16IRH)
wc_tx003326nl.fm
37
RD 16 Bedrijf
4.6 Paneel verklikkerlampjes
RD 16-90
RD 16-100
50
5658 57
49
48
59
60
55
wc_gr004117
wc_tx003326nl.fm
38
Bedrijf RD 16
Ref. Waarschuwingslampje Beschrijving
48 Waarschuwingslampje
motorkoelmiddeltemperatuur
Dit waarschuwingslampje begint te branden
om aan te duiden dat de motor oververhit is.
AANDACHT: Spoor de oorzaak van
oververhitting op en herstel de situatie
vooraleer de machine te bedienen.
49 Waarschuwingslampje voor lage
oliedruk
Dit waarschuwingslampje begint te branden
wanneer de ontstekingschakelaar (55) in de
on-stand staat; het stopt met branden zodra
de motor wordt gestart.
Indien het lampje begint te branden wanneer
de motor loopt, betekent dit dat de oliedruk te
laag is en dat de motor zal afslaan.
Mogelijke oorzaken dat het lampje begint te
branden:
Oliepeil staat te laag.
Verkeerde olieviscositeit voor de tijd van
het jaar.
Storing in het oliecircuit.
Bedien de machine niet indien het lampje
brandt.
50 Waarschuwingslampje vibratie
aan
Dit waarschuwingslampje begint te branden
om aan te geven dat de vibratie
ingeschakeld is.
56 Waarschuwingslampje voor laag
brandstofniveau
Dit waarschuwingslampje begint te branden
om aan te duiden dat het brandstofniveau
laag staat.
57 Waarschuwingslampje voor
luchtfilter
Dit waarschuwingslampje begint te branden
om aan te duiden dat het luchtfilter
vervangen moet worden.
58 Waarschuwingslampje voor
gloeibougie
Dit waarschuwingslampje begint te branden
om aan te geven dat de gloeibougies
geactiveerd zijn.
59 Waarschuwingslampje voor
parkeerremknop
Dit waarschuwinglampje begint te branden
om aan te geven dat de parkeerremknop
geactiveerd werd.
60 Waarschuwingslampje voor accu Dit waarschuwingslampje begint te branden
wanneer de accu niet bijlaadt.
wc_tx003326nl.fm
39
RD 16 Bedrijf
4.7 Richtingaanwijzer/SOS-knipperlichten
Deze schakelaars zijn enkel aanwezig op machines die zijn uitgerust met het
optioneel pakket voor wegverlichting.
Schakelaar richtingaanwijzer
Druk op de richtingaanwijzer schakelaar (46) om de gewenste richtingaanwijzer te
activeren. Het lampje (53) knippert wanneer de richtingaanwijzer schakelaar
geactiveerd werd. Plaats de richtingaanwijzer schakelaar terug in de middenpositie
om de richtingaanwijzer te deactiveren.
SOS-knipperlichten
Duw de schakelaar voor de SOS-knipperlichten naar de on-stand (51) om de SOS-
knipperlichten te activeren. Het lampje (67) knippert om aan te duiden dat ze in
werking zijn. Duw de schakelaar voor de SOS-knipperlichten naar de off-stand om
de SOS-knipperlichten te deactiveren.
wc_tx003326nl.fm
40
Bedrijf RD 16
4.8 Verlichtingsuitrusting (indien uitgerust)
Parkeerlichten (A)
Op de RD 16 IRH en de RD 16 met wegenset, worden met deze schakelaar de
parkeerlichten aangezet.
Lichten aan (B)
Op de RD 16 IRH en de RD 16 met wegenset, worden met deze schakelaar de
werklichten aan de voorkant aangezet.
Op de RD 16 IRH worden bij deze schakelaarstand de koplampen en
achterlampen ingeschakeld.
Werklamp achter (C)
Op de RD 16 met wegenset wordt bij deze schakelaarstand de werklamp aan de
achterkant ingeschakeld.
Lichten uit (D)
Bij deze schakelaarstand worden alle lichten uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
Het zonder lichten bedienen van deze machine in het donker of bij slecht zicht kan
gevaarlijk zijn voor uzelf en anderen.
f Bij het werken in het donker of bij slecht zicht, dient u alle beschikbare lichten te
gebruiken.
D
wc_gr004115
A
C
B
52
51
B
D
wc_tx003326nl.fm
41
RD 16 Bedrijf
4.9 Brandblusservereiste
Overzicht
Er wordt geen brandblusser meegeleverd met deze machine. Er moet echter wel
een brandblusser worden geïnstalleerd op de machine en deze moet beschikbaar
worden gemaakt voor gebruik overeenkomstig de lokale en nationale
voorschriften.
Type
Selecteer een brandblusser die is geclassificeerd voor gebruik bouwuitrusting met
motoraandrijving. Neem contact op met organisaties zoals de Amerikaanse
National Fire Protection Agency (NFPA), International Code Council (ICC) of het
American National Standards Institute (ANSI) voor informatie over
brandblussercategorieën.
Installatie
Installeer de brandblusser overeenkomstig de instructies van de fabrikant. De
installatie moet worden uitgevoerd door een geautoriseerde dealer of
servicecentrum van Wacker Neuson.
Aanbevolen installatielocaties voor de brandblusser op deze machine zijn:
Bevestigd aan het paneel bij de voeten van de operator en naast de
bedieningskolom
Vastgebonden aan de ROPS
Veiligheidsinformatie
Controleer de brandblusser op regelmatige intervallen om ervoor te zorgen dat
de unit volledig is gevuld en bedrijfsklaar is.
Voorafgaand aan elk gebruik van de machine, moet u ervoor zorgen dat de
brandblusser stevig is geïnstalleerd en dat de bevestigingsmiddelen stevig
vastzitten.
WAARSCHUWING
Mogelijkheid op letsel en schade aan apparatuur. Door het onjuist installeren van
de brandblusser kan de ROPS of de watertank worden verzwakt.
f Boor niet in de ROPS en wijzig de constructie op geen enkele manier.
f Boor niet in het voetstuk van de operator, behalve in het gebied naast de bedi-
eningskolom. De watertank bevindt zich direct onder het voetstuk van de opera-
tor.
wc_tx003326nl.fm
42
Bedrijf RD 16
4.10 De gevarenzone vermijden
Beschrijving
Een “gevarenzone” is een gebied dichtbij de machine waar personen ernstig letsel
kunnen oplopen als zij worden geraakt door, of gepakt tussen, bewegende delen
van de machine.
Op deze machine verwijst de gevarenzone specifiek naar het gebied dichtbij de
scharnierende verbinding tussen de voor- en achterframes (a). De gevarenzone
wordt geïdentificeerd met veiligheidslabels (b) aan beide zijden van het voorframe.
Vermijden van letsel
Volg de onderstaande instructies op om letsel binnen de gevarenzone te
vermijden.
f Zorg ervoor dat de veiligheidslabels aanwezig en duidelijk zichtbaar zijn op
beide zijden van de scharnierende verbinding.
f Voordat u de machine gaat bedienen, moet u al het personeel in de nabijheid
instrueren om weg te blijven van de machine terwijl deze wordt bediend.
f Tijdens het bedienen van de machine, moet u blijven letten op mensen die zich
verplaatsen binnen het werkgebied. Sta klaar om indien nodig te reageren op
deze bewegingen.
f Vergrendel de scharnierende verbinding voordat u de machine een service-
beurt geeft. Zie onderwerp De scharnierende verbinding vergrendelen en ont-
grendelen.
wc_gr010701
b
a
a
wc_tx003326nl.fm
43
RD 16 Bedrijf
4.11 De scharnierende verbinding vergrendelen en ontgrendelen
Beschrijving
Een vergrendelarm onder de scharnierverbinding is voorzien om de voorste en
achterste helft van de roller samen te bevestigen. Wanneer deze zijn bevestigd,
voorkomt de vergrendelarm dat de twee helften samen zwaaien.
Vergrendelen
Verplaats de vergrendelarm (a) naar de stand VERGRENDELD (1). Zet de
vergrendelarm vast met de opsluitpen (b).
Ontgrendelen
Verwijder de opsluitpen en verplaats de vergrendelarm naar de stand
ONTGRENDELD (2) voordat u de machine gaat bedienen. Steek de opsluitpen
weer terug in de vergrendelarm.
LET OP:De machine proberen te sturen terwijl de pen van de scharnierende
stuurverbinding zich in de vergrendelde stand bevindt, kan de stuurcilinder en het
vergrendelmechanisme beschadigen.
WAARSCHUWING
Beknelling- / verplettingsgevaar.
f Installeer de vergrendelarm altijd voordat u de machine opheft, de machine
transporteert of onderhoudswerkzaamheden uitvoert nabij het midden van de
machine.
wc_gr010278
2
1
a b
a
wc_tx003326nl.fm
44
Bedrijf RD 16
4.12 Veiligheidsbeugel (ROPS)
Achtergrond
De machine is uitgerust met een veiligheidsbeugel (ROPS). De ROPS is
ontworpen om de operator te beschermen bij kantelongeluk. Afhankelijk van het
model van de machine, is de ROPS vast (niet verplaatsbaar) of opvouwbaar.
Nieuwe machines worden normaal gesproken geleverd met de ROPS naar voren
gevouwen voor transport. Voordat u de machine gaat bedienen, maakt u de ROPS
rechtop vast. (Instructies worden direct na de veiligheidsinformatie hieronder
gegeven.)
.
C
onditie van ROPS controleren
Controleer elke maand het volgende:
het draaimoment van alle schroeven die de ROPS op zijn plaats houden.
roest, scheuren of andere beschadiging aan het ROPS-frame
Regels voor opnieuw installeren
Bij het opnieuw installeren van de ROPS:
Gebruik de originele moeren en bouten.
Draai de bouten vast tot het aangegeven draaimoment.
LET OP:Las niet aan en boor niet in de ROPS. Boren in of lassen aan de ROPS
maakt de ROPS-certificering ongeldig.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
WAARSCHUWING
Verplettingsgevaar. Zonder een ROPS kunt u geplet worden als de machine kantelt
of omkiept.
f Bedien de machine nooit zonder de aanwezigheid van de ROPS die stevig
rechtop is bevestigd.
WAARSCHUWING
Verplettingsgevaar / risico op schade aan de machine. De ROPS is uitsluitend
bestemd voor de bescherming van de operator wanneer zich een ongeval voordoet
waarbij de machine kantelt of omkiept, en mag niet worden gebruikt om de
machine op te hijsen.
f Gebruik alleen de daarvoor bestemde hijsogen om te machine op te heffen. Zie
De machine opheffen.
WAARSCHUWING
Risico op persoonlijk letsel. De ROPS is geen houvast voor passagiers. Passagiers
kunnen ernstig gewond raken of overlijden door vallen, omkiepen of kantelen.
f Er mogen geen personen op geen enkel onderdeel van de machine meerijden.
wc_tx003326nl.fm
45
RD 16 Bedrijf
Vervolg van de vorige pagina.
De ROPS omhoog brengen
Volg de onderstaande procedure om de ROPS omhoog te brengen.
1. Ondersteun het bovenste deel van de ROPS (e) door middel van een kraan en
uitrusting die in staat is om een gewicht van 19 kg te dragen.
2. Verwijder de veiligheidspen (f) en trek de vergrendelpen (g) uit. Doe dit aan
beide zijden.
3. Draai de ROPS tot deze rechtop staat.
4. Plaats de vergrendelpennen terug en beveilig ze met de veiligheidspennen.
De ROPS is nu geplaatst en bedrijfsklaar.
De ROPS omlaag brengen
Volg de onderstaande procedure om de ROPS omlaag te brengen.
1. Ondersteun het bovenste deel van de ROPS (e) door middel van een kraan en
uitrusting die in staat is om een gewicht van 19 kg te dragen.
2. Verwijder de veiligheidspen (f) en trek de vergrendelpen (g) uit. Doe dit aan
beide zijden.
3. Breng het bovenste deel van de ROPS voorzichtig omlaag.
LET OP:Bij het omlaag brengen van de ROPS, moet u het bovenste frame niet
laten vallen. Plotse schokken kunnen de ROPS verzwakken of beschadigen.
4. Plaats de vergrendelpennen terug en beveilig ze met de veiligheidspennen.
WAARSCHUWING
Beknelling- / verplettingsgevaar.
f Houd vingers en ledematen verwijderd van de draaipunten bij het omhoog of
omlaag brengen van een opvouwbare ROPS.
wc_
g
r01029
4
e
g
f
g
f
wc_tx003326nl.fm
46
Bedrijf RD 16
4.13 Zwaailicht (indien aanwezig)
Het draaiende zwaailicht (34) wordt ingeschakeld wanneer het contactslot in de
stand Aan wordt gezet. Het zwaailicht brandt en draait bij inschakeling.
Installeren van het zwaailicht:
1. Schuif het draaiende zwaailicht op de lampbalk.
2. Zet de vleugelmoer op de voet van de lamp vast.
wc
_
gr002957
b
a
34
wc_tx003326nl.fm
47
RD 16 Bedrijf
4.14 De veiligheidsgordel gebruiken
Voorzorgs-maatregel
Gebruik altijd de veiligheidsgordel als u de machine bestuurt.
Gebruiken
De veiligheidsgordel gebruiken:
1. Trek de veiligheidsgordel (c) in een vloeiende beweging uit het
oprolmechanisme.
2. Maak veiligheidsgordelhaak (b) vast in gesp (a).
3. Plaats de veiligheidsgordel laag over de schoot van de bestuurder. Het
oprolmechanisme past de gordellengte aan en het mechanisme
wordt vergrendeld.
4. Druk op de ontgrendelknop (d) op de sluiting om de veiligheidsgordel los te
maken. De veiligheidsgordel rolt automatisch op in het oprolmechanisme.
wc
_g
r002238
a
b
c
d
wc_tx003326nl.fm
48
Bedrijf RD 16
4.15 Systeem dat aanwezigheid van machinist
De machine is uitgerust met een systeem dat de aanwezigheid van de machinist
detecteert. Dit systeem maakt deel uit van de bestuurderstoel en detecteert het
gewicht van een machinist op de stoel. Indien de machinist niet op de
bestuurderstoel zit, zal de wals NIET verder rijden. Indien de machinist op de RD
16/16 IRH zijn bestuurderstoel verlaat, worden de remmen geactiveerd. Wanneer
de machinist terug op zijn stoel zit, moet de vooruit/achteruit hendel in de neutrale
stand worden geplaatst vooraleer hij met de wals kan rijden of de vibratie kan
starten.
N.B.: Een vertraging van een halve seconde voorkomt dat het systeem wordt
geactiveerd wanneer de wals over een bobbel rijdt.
Indien de wal uitgerust is met een regelbare stoel, kan deze als volgt afgesteld
worden:
Knop (a) voor aanpassing van de stoelvering aan het gewicht van de machinist.
Hendel (b) voor instelling van de afstand vanaf de stoel tot aan de
bedieningshendels.
N.B.: U mag de stand van de bestuurderstoel niet wijzigen terwijl de machine in
beweging is. Het beveiligingssysteem dat detecteert of de machinist aanwezig is,
zal iedere beweging van de machine verhinderen indien er geen machinist op de
stoel zit.
Draag altijd de voorziene veiligheidsgordel tijdens de bediening van de wals.
wc_gr002962
b
a
WAARSCHUWING
wc_tx003326nl.fm
49
RD 16 Bedrijf
4.16 Aanbevolen brandstof
De motor gebruikt dieselbrandstof met laag of ultralaag zwavelgehalte. Gebruik
uitsluitend verse, schone brandstof. Brandstof die water of vuil bevat, zal het
brandstofsysteem beschadigen. Raadpleeg de handleiding van de motor voor
volledige brandstofspecificaties.
4.17 De machine bijtanken
Vereisten
De machine is uitgeschakeld
De motor is koel
De machine/brandstoftank staat recht
Nieuwe, schone brandstofvoorraad
Procedure
Voer de volgende procedure uit om de machine bij te tanken.
1. Haal de brandstofdop eraf.
2. Vul de brandstoftank totdat de brandstofpeilmeter aangeeft dat de tank vol is.
3. Zet de dop er weer op.
Resultaat
De procedure voor het bijtanken van de machine is nu voltooid.
WAARSCHUWING
Brandgevaar. De brandstof en brandstofdampendampen zijn uiterst ontvlambaar.
Brandende brandstof kan ernstige brandwonden veroorzaken.
f Houd alle ontstekingsbronnen tijdens het bijtanken bij de machine weg.
f Alleen bijtanken als de machine zich buiten bevindt.
f Gemorste brandstof onmiddellijk verwijderen.
VOORZICHTIG
Brandgevaar en gevaarlijk voor de gezondheid Bij verwarming zet de brandstof uit.
Brandstof die zich uitzet in een te vol gevulde tank kan morsen en lekken tot gevolg
hebben.
f De brandstoftank niet te vol bijtanken.
wc_tx003326nl.fm
50
Bedrijf RD 16
4.18 De standen van de afstrijkbalken
Voorwaarden
Machine uitgeschakeld
Parkeerrem ingeschakeld
Standen
Afstrijkbalken (a, b), voor en achter iedere cilinder, worden gebruikt om te
voorkomen dat vuil en asfalt er aan blijft kleven en zich zou ophopen aan het
cilinderoppervlak.
Deze afstrijkbalken zijn veerbelast. Ze kunnen in de rijstand (1) of in de
afstrijkstand (2) geplaatst worden door de balk omhoog of omlaag te kantelen.
wc_gr010268
a
b
12
wc_tx003326nl.fm
51
RD 16 Bedrijf
4.19 Voorafgaande controles
Voorwaarden
Machine op een vlak, horizontaal oppervlak
Vóór het starten
Controleer de volgende onderdelen, alvorens de machine te starten:
Peil motorkoelmiddel
Motoroliepeil
Peil van hydraulische olie
Brandstofpeil
Toestand van oliekoeler en koelribben van radiator
Waterpeil in tank
LET OP:Vul de smeerolie en hydraulische olie bij met producten van de kwaliteit
en specificaties aangegeven in de tabel “Smeermiddelen” in het hoofdstuk
Technische gegevens van deze bedieningshandleiding. Gebruik daarbij schone
opvangbakken, trechters, enz. om contaminatie te vermijden.
Vóór bediening
Alvorens de machine te gebruiken:
De scharnierende verbinding ontgrendelen.
De stand van de cilinderafstrijkbalk aanpassen.
De machine op vloeistoflekken controleren. Repareer deze voordat u de
machine gebruikt.
Controleer het werkterrein op obstructies. Verwijder alle obstructies.
Controleer of hendels, opstappen en platformen vrij zijn van vuil, sneeuw,
vet, brandstof of alles dat de veiligheid van de bestuurder in gevaar zou
kunnen brengen.
Laat de motor opwarmen volgens het volgende schema:
* Er kan meer tijd nodig zijn als de hydraulische bedieningen traag zijn.
Omgevingstemperatuur Tijd (min.)
Boven 0 °C 5
Onder 0 °C 15*
wc_tx003326nl.fm
52
Bedrijf RD 16
4.20 De machine starten
Procedure
Voer de onderstaande stappen uit om de machine te starten.
1. Ga op de bestuurdersstoel zitten en maak de veiligheidsgordel vast.
2. Zet de vooruit/achteruit-bediening (15) in de NEUTRALE stand.
3. Duw de parkeerremknop (42) in om de parkeerrem in te schakelen.
NB: De wals start alleen als de vooruit/achteruit-bediening in de NEUTRALE stand
staat.
4. Draai de startschakelaar (55) naar de AAN-stand. Het gloeibougielampje (58)
gaat branden, wat betekent dat de gloeibougies aan staan. Het
gloeibougielampje blijft branden; ongeveer 30 seconden bij 0°C (32°F). Start de
motor niet totdat het gloeibougielampje uitgaat.
5. Draai de startschakelaar (55) naar de START-stand.
LET OP: Houd de startknop voor de motor niet langer dan 15 seconden ingedrukt.
Langere startcycli zouden kunnen leiden tot schade aan de startmotor.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
GEVAAR
Verstikkingsgevaar. Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide en kunnen in enkele
minuten dodelijk zijn.
f Start de motor niet in een besloten ruimte.
wc_tx003326nl.fm
53
RD 16 Bedrijf
Vervolg van de vorige pagina.
6. Laat de motor enkele minuten opwarmen alvorens de wals te gebruiken.
7. Schakel de parkeerrem uit door de parkeerremknop uit te trekken.
8. Druk kortstondig op het bovenste gedeelte van de gasregelschakelaaar (54) om
de motor op een hoog toerental in te stellen.
WAARSCHUWING
Hoog geluidsniveau. Langdurige blootstelling kan uw gehoor beschadigen.
f Draag gepaste oorbescherming tijdens de bediening van deze machine.
wc_tx003326nl.fm
54
Bedrijf RD 16
4.21 Het vibratiesysteem gebruiken
Achtergrond
De machine bevat een bekrachtigingdynamo op elke trommel. De
bekrachtigingdynamo's worden aangedreven door hydraulische
versnellingsmotors. De bekrachtigingmotors worden gevoed door een hydraulische
versnellingspomp met vaste verplaatsing.
Vibratie starten en stoppen
Vibratie gebruiken
Vibratie blijft zelfs actief wanneer de vooruit/achteruit-bediening in NEUTRAAL
staat.
Om de oppervlaktelaag vlak te houden bij het bedienen op asfalt, stopt u de
vibratie voordat u de motor stopt.
Als vibratie niet wordt gestopt voordat de motor wordt gestopt, wordt vibratie
onmiddellijk hervat wanneer de motor wordt gestart. Sta daarom klaar om
vibratie te stoppen op het moment dat de motor wordt gestart.
Om vibratie te starten, drukt u op knop
(a).
Wanneer vibratie actief is, gaat het
indicatielampje Vibratie AAN (c)
branden.
Druk op de vibratieselectieschakelaar
(b) om te kiezen voor vibratie in de
voorste trommel of beide trommels.
Vibratie kan worden geactiveerd bij
vooruit of achteruit bedienen, en blijft
actief totdat opnieuw op de knop (a)
wordt gedrukt.
Om vibratie te stoppen, drukt u opnieuw
op knop (a).
wc_gr010749
c
b
N
F
R
a
wc_tx003326nl.fm
55
RD 16 Bedrijf
4.22 Het watersproeisysteem gebruiken
Watersproeibedieningen
Water uit de tank wordt door een elektrische pomp gevoed aan de
spuitmondstukken. Een watersproeischakelaar (c) bedient de motor van de
waterpomp. Een watersproeidraaiknop (d) regelt de waterstroom.
Het bedienen van de watersproeibedieningen:
Richtlijnen bij gebruik
Bij gebruik van het watersproeisysteem:
Controleer of de tank gevuld is met water.
Gebruik alleen schoon water. Vuil water kan, zelfs wanneer het is gefilterd, het
systeem verstoppen.
Houd het watersysteem schoon en goed onderhouden. Zie Onderhoud.
Als het sproeien niet onmiddellijk begint wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, kan het nodig zijn om de sproeibalken te reinigen. ZieOnderhoud.
Positie 1 watersproeischakelaar:
activeert de waterspuit
Positie 2 watersproeischakelaar:
stopt de waterspuit
Watersproeidraaiknop: draai de
draaiknop met de klok mee om de
sproeifrequentie te verhogen.
Draai de draaiknop tegen de klok
in om de sproeifrequentie te
verlagen.
wc_gr010437
c
d
1
2
wc_tx003326nl.fm
56
Bedrijf RD 16
4.23 De vooruit-/achteruithendel gebruiken
Achtergrond
Beide cilinders van de wals zijn aangedreven. Een oneindig variabele
verplaatsingspomp drijft de hydraulische motors aan die zijn bevestigd op elke
trommel. De machine gaat vooruit of achteruit door de vooruit-/achteruithendel aan
de zijkant van de bestuurdersstoel te gebruiken.
Bewegings-richting
Zet de vooruit-/achteruitbediening in de VOORUIT- (f) of ACHTERUIT- (r) stand
naar gelang de gewenste bewegingsrichting.
De bewegingsrichting van VOORUIT naar ACHTERUIT of vice versa te
veranderen:
1. Zet de vooruit-/achteruit- (n) hendel in de NEUTRALE “N” stand.
2. Laat de machine volledig tot stilstand komen.
3. Zet de vooruit-/achteruithendel in de gewenste richting.
NB: Om te voldoen aan de veiligheidsnormen is de machine uitgerust met een
apparaat waardoor de motor uitsluitend kan worden gestart wanneer de vooruit-/
achteruithendel in de neutrale stand staat.
Rijsnelheid
Rijsnelheid varieert van “NUL” tot een toegelaten maximum van 10 km per uur.
Hoe verder de hendel naar voren of naar achteren wordt geplaatst, hoe sneller
de wals rijdt.
De rijsnelheid is hetzelfde in VOORUIT en in ACHTERUIT.
NB: Houd, bij het rijden op hellingen, de vooruit-/achteruithendel op
minimale rijsnelheid.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_gr010750
wc_tx003326nl.fm
57
RD 16 Bedrijf
Vervolg van de vorige pagina.
Remmen
De vooruit-/achteruithendel kan worden gebruikt om op de motor te remmen. Door
de vooruit-/achteruithendel in de neutrale stand te zetten, stopt de machine.
Bestuurder-aanwezig-systeem
De machine is uitgerust met een systeem dat de aanwezigheid van de bestuurder
detecteert. Het systeem voorkomt dat de machine vooruit of achteruit beweegt
als er geen bestuurder op de stoel zit. De bestuurder dient altijd op zijn stoel te
blijven zitten.
4.24 Achteruitrijalarm
Locatie
Het achteruitrijalarm (a) bevindt zich aan de achterkant van de machine.
Bediening
Start de motor en plaats de vooruit-achteruit-hendel in de achteruit-stand. Het
achteruitrijalarm dient onmiddellijk te klinken. Het achteruitrijalarm blijft klinken
totdat de vooruit-achteruit-hendel naar de neutrale stand of naar de vooruit-stand
wordt verplaatst.
NB: Indien u het achteruitrijalarm niet hoort, dient u de nodige reparaties uit te
voeren alvorens de wals te gebruiken.
wc_gr010273
a
wc_tx003326nl.fm
58
Bedrijf RD 16
4.25 Stoppen
1. Stop de machine op een vlak oppervlak met een gepast draagkrachtvermogen.
2. Schakel vibratie uit door op de vibratiecontroleknop (10) te drukken op de
vooruit/achteruit hendel (15).
3. Duw de watersproeischakelaar (61) naar uit-stand.
4. Plaats vooruit/achteruit hendel (15) in neutrale stand.
5. Plaats de motorgasklep terug naar stationair door de gasklepschakelaar (54) in
te drukken en laat de motor afkoelen.
6. Druk de parkeerremknop (42) in om de parkeerrem in te schakelen. Schakel de
parkeerrem altijd in voordat u de machine verlaat.
Indien het voertuig na het parkeren een risico of obstakel vormt voor het verkeer,
dient het te worden aangeduid met borden, lichten en andere
waarschuwingstekens.
Indien de machine moet worden geparkeerd op een hellend oppervlak, zet de
cilinders dan vast met wiggen om iedere beweging van het voertuig te voorkomen.
7. Schakel de motor uit door de contactschakelaar (55) naar de uit-stand te
draaien.
N.B.: Op de RD 16, wordt de parkeerrem automatisch ingeschakeld in de
aandrijfmotoren. De remmen worden ingeschakeld onder de volgende
voorwaarden:
motor loop niet
motor loopt en machinist zit niet op de stoel
parkeerremknop wordt ingedrukt
WAARSCHUWING
wc_tx003326nl.fm
59
RD 16 Bedrijf
4.26 De parkeerremmen gebruiken
Achtergrond
Om te helpen de machine in een stilstaande positie te houden (geparkeerd), is er
een mechanische parkeerrem voor iedere cilinderaandrijfmotor. De mechanische
parkeerremmen zijn veergestuurde en hydraulisch ontgrendelende (SAHR)
soorten remmen.
De parkeerremmen worden geactiveerd wanneer:
Er op de knop van de parkeerrem wordt gedrukt.
De motor uitgeschakeld wordt.
De bestuurder uit zijn stoel komt.
In- en uitschakelen
Door de knop in te drukken worden de parkeerremmen ingeschakeld. Het
waarschuwingslampje “Remmen ingeschakeld” (a) begint te branden wanneer de
knop wordt ingedrukt.
Door de knop omhoog te trekken worden de parkeerremmen ontgrendeld.
NB: Aan de volgende omstandigheden moet worden voldaan om de parkeerremmen
te ontgrendelen:
De motor moet draaien.
De vooruit-/achteruithendel moet in de neutrale stand staan.
De bestuurder moet op de stoel zitten.
Gebruik in noodgevallen
LET OP:Gebruik de parkeerremmen niet om de machine te stoppen tijdens
normale bedrijfsomstandigheden. Het gebruik van de parkeerrem terwijl de machine
in beweging is, zou schade kunnen veroorzaken aan de aandrijfmotoren.
Gebruik de parkeerremmen alleen om de machine te stoppen in een noodgeval.
Bijvoorbeeld:
Wanneer het hydraulische hoofdremsysteem faalt (geen remactie wanneer
de vooruit-/achteruithendel in de neutrale stand wordt gezet)
Wanneer de machine ongecontroleerd een helling afrijdt
wc_gr010751
a
wc_tx003326nl.fm
60
Bedrijf RD 16
4.27 Procedure voor noodstops
In geval van een defect of ongeluk terwijl de machine in gebruik is, moet de
onderstaande procedure worden gevolgd.
1. Zet de motor af.
2. Laat de motor en het uitlaatsysteem afkoelen.
3. Zet de machine met de juiste uitrusting opnieuw rechtop als deze
voorovergekanteld is.
4. Neem contact op met het verhuurbedrijf of de eigenaar van de machine.
4.28 De bescherming tegen vandalisme gebruiken
Onderdelen van de machine die zouden kunnen gestolen of beschadigd worden
wanneer het voertuig onbewaakt wordt achtergelaten, kunnen met een hangslot
worden afgesloten om toegang of gebruik door onbevoegden te voorkomen.
Afsluitbare onderdelen zijn:
Motordeksel.
Bedieningspaneel.
Brandstofdop.
Om het motordeksel af te sluiten, sluit u het deksel en bevestigt u een hangslot aan
de sluiting.
N.B.: Hangsloten maken geen deel uit van de leveringsomvang van de machine.
Om de brandstofdop af te sluiten, draait u deze helemaal dicht en duwt u de
grendellip naar binnen op de dop en bevestigt u er een hangslot aan.
wc_tx003326nl.fm
61
RD 16 Bedrijf
4.29 Stabiliteit van de machine
Oppervlakte-omstandigheden
Let tijdens de bediening van de machine op veranderende oppervlaktecondities.
Pas de snelheid en rijrichting zoals noodzakelijk aan om veilige bediening te
handhaven.
De stabiliteit en tractie van de machine kunnen in ernstige mate worden
verminderd bij gebruik op oneffen of ruw terrein, rotsachtige grondsoorten of nat
of los oppervlaktemateriaal.
De machine kan plotseling gaan kantelen, omlaag vallen of omvallen bij
verplaatsing op oppervlakken die net met (losse) grond gevuld zijn.
Stuurhoek
Er bestaat grotere kans dat een gescharnierde wals omkantelt wanneer het van
een verhoogd oppervlak rijdt en de machine van de kant ervan weggedraaid is.
Zoals in de illustratie rechts wordt getoond moet de machine te allen tijde naar
de kant worden gedraaid wanneer van hoger gelegen oppervlakken wordt
weggereden.
Rijsnelheid
Een snel rijdende machine heeft grotere kans te kantelen of omver te vallen bij het
bochten maken of van richting veranderen.
Verlaag de rijsnelheid voordat een bocht met de machine wordt gemaakt.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
WAARSCHUWING
Verpletteringsgevaren. Bepaalde werkplekken of bedienings-/gebruikspraktijken
kunnen van nadelige invloed op de machinestabiliteit zijn.
f Volg de onderstaande instructies om het risico op ongelukken met kantelen of
vallen te verlagen.
wc_gr007042
wc_tx003326nl.fm
62
Bedrijf RD 16
Vervolg van de vorige pagina.
Overhangen van de wals
De machine kan plotseling gaan kantelen wanneer meer dan de helft van de
walsbreedte voorbij de kant van het verhoogde oppervlak uitsteekt.
Verlaag de rijsnelheid en let zorgvuldig op de positie van de wals bij gebruik
langs de kant van een verhoogd oppervlak.
Houd zoveel mogelijk walsbreedte op het verhoogde oppervlak.
Vibratie op een opeengepakt oppervlak
Het vibratiesysteem inschakelen op een volkomen opeengepakt oppervlak kan de
walsen doen terugstoten en korte tijd contact met de grond doen verliezen. Als dit
zich voordoet terwijl de machine zich op een helling bevindt, kan hij gaan schuiven.
Wanneer de walsen op het opeengepakte oppervalk terugstoten, moet de
vibratiesnelheid worden verlaagd of volledig worden gestopt.
wc_tx003326nl.fm
63
RD 16 Bedrijf
4.30 Werken op hellingen
Achtergrond
Tijdens het werken met de machine op hellingen of heuvels moet er bijzondere
aandacht aan worden besteed het gevaar van lichamelijk letsel of beschadiging
van de machine te verminderen.
Procedure
Bedien de machine op hellingen altijd van boven naar beneden in plaats van
zijdelings. Voor veilige bediening van de machine en ter bescherming van de motor
moet ononderbroken gebruik beperkt blijven tot hellingen van 19° (35% helling) of
minder.
Oppervlakte-omstandigheden
Let tijdens de bediening van de machine op veranderende oppervlaktecondities.
Pas de snelheid en rijrichting zoals noodzakelijk aan om veilige bediening te
handhaven.
De stabiliteit en tractie van de machine kunnen in ernstige mate worden
verminderd bij gebruik op oneffen of ruw terrein, rotsachtige grondsoorten of nat
of los oppervlaktemateriaal.
De machine kan plotseling gaan kantelen, omlaag vallen of omvallen bij
verplaatsing op oppervlakken die net met (losse) grond gevuld zijn.
WAARSCHUWING
Verpletteringsgevaar. Bedien de machine nooit zijdelings op hellingen. De machine
kan zelfs op stabiele ondergrond omverrollen of kantelen.
f Bedien de machine altijd van boven naar beneden op hellingen.
1
9
°
35%
wc_
g
r01075
7
wc_tx003326nl.fm
64
Bedrijf RD 16
4.31 Accu loskoppelen
Deze machine is uitgerust met een accu-deactiveringschakelaar die zich in het
motorcompartiment bevindt.
Om het elektrisch systeem van de accu los te koppelen en te isoleren, verwijdert u
de vleugelmoer en trekt u de kabel van de stift.
Om de accu terug aan te koppelen, plaatst u de accukabel op de stift en borgt u
deze met de vleugelmoer.
Isoleer de accu altijd vóór het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan de
elektrische uitrusting.
a
WAARSCHUWING
wc_tx003326nl.fm
65
RD 16 Bedrijf
4.32 Positieve hulpaccupool
Deze machine is uitgerust met een positieve hulpaccupool (45) bovenop het
hydraulische reservoir.
VOORZICHTIG
Gevaar voor elektrische schok.
f Nooit deze pool en een metalen deel van de machine tegelijkertijd aanraken.
45
wc_gr004357
wc_tx003327nl.fm
66
Onderhoud RD 16
5 Onderhoud
5.1 Motor
In de onderstaande tabel wordt het fundamentele motoronderhoud opgesomd.
Taken met een vinkje kunnen door de gebruiker worden uitgevoerd. Taken met een
vierkantje vereisen een speciale training en gespecialiseerd gereedschap.
Raadpleeg de Bedieningshandleiding van de motorfabrikant voor meer informatie.
1
De eerste keer uitvoeren na de eerste 50 bedrijfsuren.
Kohlermotor Dagelijks Om de
250 uren
Om de
500 uren
Motorolie- en koelmiddelpeil controleren.
Bijvullen tot correct niveau.
3
Luchtfilter vervangen indien verklikkerlampje
brandt.
3
Olie vervangen in motorcarter.
1
Motoroliefilter vervangen.
1
Brandstoffilterpatroon vervangen.
Verstuivers schoonmaken en verstuiverdruk
controleren.
Klepspeling controleren.
wc_tx003327nl.fm
67
RD 16 Onderhoud
5.2 Machine
In de volgende tabel worden de fundamentele onderhoudstaken voor de machine
vermeld. Taken met een vinkje kunnen door de gebruiker worden uitgevoerd.
Taken met een vierkantje vereisen een speciale training en gespecialiseerd
gereedschap.
Dagelijks vóór het starten:
Werking van de parkeerrem controleren en zorgen dat ze geactiveerd kan
worden.
Controleren op lekken rond hydraulische slangleidingen en aansluitingen.
Controleren op lekken rond brandstofleidingen en aansluitingen.
Motorbehuizing, koelribben van radiator en ventilatorkast schoonmaken.
Controle van elektrische bedrading en aansluitingen.
Werking controleren van neutrale veiligheidsschakelaar.
Veiligheidsgordel inspecteren.
Nieuwe machines:
Motorolie vervangen volgens motorschema.
*Vervangen van filter van hydraulische terugvoerleiding na eerste maand of 100
bedrijfsuren.
Alle machines:
Inspectiefrequentie van luchtfilter en andere filters verhogen en filters
schoonmaken onder stoffige omstandigheden.
Dagelijks Om de
100
uren
Om de
500
uren
Om de
1000
uren
Externe sluitingen controleren.
3
Hydraulisch vloeistofpeil controleren.
3
Controleer het water te filteren.
3
Smeren van scharnierende verbinding.
Smeren van aandrijflagers van achterste cilinder.
Lagers van bekrachtigingsdynamo smeren.
Afstrijkbalken controleren.
3
Accu controleren.
Uiteinden van stuurcilinder smeren.
Reinig het waterfilter.
Filter in terugvoerleiding van hydraulisch systeem
vervangen.*
Batterijklemmen schoon maken.
Hydraulische olie vervangen.
wc_tx003327nl.fm
68
Onderhoud RD 16
5.3 Toegang tot the achterframe
Overzicht
Het bestuurdersplatform is voorzien van scharnieren en kan worden gekanteld
voor toegang tot de waterpomp, het waterfilter, de accu, hydraulische slangen en
brandstoftank. Het platform heeft hefcilinders en een steunstang die het platform in
de open-stand houden.
Het platform omhoog brengen
Volg de onderstaande procedure voor het kantelen van het platform en de
steunstang op te stellen.
1. Tap de watertank af.
2. Verwijder de twee bouten (a) waarmee het bestuurdersplatform aan beide
kanten van het achterframe bevestigd is.
3. Sta links van de machine met het gezicht naar achteren gewend.
4. Pak de stuurkolomhendel (b) vast en duw hem stevig omhoog en naar achteren
om het platform te kantelen.
5. De steunstang (c) valt automatisch in de pal (d) nadat het platform zijn hoogste
stand heeft bereikt. Het platform wordt nu ondersteund.
6. Voer het noodzakelijke onderhoudswerk uit.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
WAARSCHUWING
Knel-/verpletteringsgevaar. Als de tank met water gevuld is hebben de hefcilinders
niet genoeg kracht om het platform in de open-stand op te heffen en te houden.
f Tap het water uit de tank voordat het platform wordt gekanteld. Zie Watersproe-
isysteem voor instructies.
wc_gr008213
b
d
e
c
c
a
wc_tx003327nl.fm
69
RD 16 Onderhoud
Vervolg van de vorige pagina.
Het platform omlaag brengen
Volg de onderstaande procedure om de steunstang te verwijderen en het platform
omlaag te brengen.
1. Sta links van de machine met het gezicht naar achteren gewend.
2. Pak de stuurkolomhendel vast en druk hem stevig omhoog en naar achteren. Til
de steunstand tegelijk uit de pal en trek hem enigszins naar voren in de
geleidegleuf (e).
3. Trek de stuurkolomhendel omlaag om het platform omlaag te brengen.
4. Zet de twee bouten waarmee het operatorplatform aan beide kanten van het
achterframe vastgemaakt is er weer in.
wc_tx003327nl.fm
70
Onderhoud RD 16
5.4 Veiligheid-gerelateerde reserveonderdelen
Overzicht
De machine is uitgerust met diverse functies om de veiligheid van de gebruiker te
verbeteren, zoals de ROPS (veiligheidsbeugel) en veiligheidsgordel. Voor uw
gemak hebben we de volgende diagrammen en lijsten met vervangingsonderdelen
voor deze veiligheidsfuncties opgenomen.
Neem contact op met uw Wacker Neuson-dealer of ga naar
www.wackerneuson.com voor een volledige lijst reserveonderdelen voor
deze machine.
ROPS-diagram
wc_gr007046
wc_tx003327nl.fm
71
RD 16 Onderhoud
ROPS-onderdelenlijst
Ref. Onderdeelnr. Hoeveelheid Beschrijving Afmetingen
224 0163264 1 ROPS-frame
533 0162980 2 Rode reflector
550 0163627 1 Beugel
551 0163224 1 Bevesting
552 0162959 1 Optie zwaailichtgroep
594 0162345 1 Gloeilamp
595 0162341 1 Houderclip
675 0020378 8 Zeskantige kopschroef
699 0163948 2 Zeskantige kopschroef met flens
733 0031565 8 Borgring
1090 0172013 2 Taatsschroef
1091 0172014 2 Taatsmoer
1092 0172015 2 Sluitring
1093 0172016 2 Pin
1094 0172017 2 Kabel
1095 0172018 2 Schokdemper
1096 0172019 2 Moer
1097 0172020 1 Etiket
wc_tx003327nl.fm
72
Onderhoud RD 16
Diagram van zetelsysteem
wc_gr007047
wc_tx003327nl.fm
73
RD 16 Onderhoud
Onder-delenlijst van zetelsysteem
5.5 Onderhoud voor de stoel en veiligheidsgordel
Achtergrond
Periodiek onderhoud en incidentele reparaties zijn nodig om de stoel en
veiligheidsgordel langdurig goed en veilig te kunnen gebruiken. Slecht
onderhouden uitrusting kan een gevaar voor de veiligheid vormen!
De stoel en veiligheidsgordel onderhouden
Houd de stoel schoon. Vuil, stof of bijtende chemische middelen kunnen de
bekleding beschadigen. Repareer gaten of scheuren onmiddellijk.
Reinig de veiligheidsgordel zo nodig met een zachte zeepoplossing. Gebruik
geen chemische reinigingsmiddelen omdat deze het materiaal beschadigen.
Vervang de veiligheidsgordel onmiddellijk indien het wordt versleten of
beschadigd.
Test de werking van de stoelbelastingsknop en de hendel voor voor/-
achterwaartse verplaatsing periodiek. Repareer of vervang versleten of slecht
werkende onderdelen.
Als de stoel zich tijdens de bijstelling niet soepel verplaatst, brengt u een klein
beetje standaardlagervet (zoals Shell Alvania
®
RL2 of een vergelijkbaar
product) aan op de rails.
Ref. Onderdeelnr. Hoeveelheid Beschrijving
Afmetingen en
torsiemoment
1 0163274 1 Plaat
2 0163324 1 Verstelbare stoel
3 0164779 1 Stoelschakelaar
4 0083220 1 Houder
5 0030066 4 Borgmoer M8
34 Nm
6 0013002 2 Zeskantige kopschroef M12 x 25
86 Nm
7 0010620 2 Platte sluitring B13
8 0010366 2 Borgmoer M12
83 Nm
9 0164846 1 Hardwareset
wc_tx003327nl.fm
74
Onderhoud RD 16
5.6 Motoroliepeil controleren
Wanneer
Dagelijks, alvorens de motor te starten
Vereisten
De motor stopt en voelt koel aan
De machine bevindt zich op een horizontale ondergrond
Schone, droge doek
Verse olie
Procedure
Voer de hierna beschreven procedure uit om het oliepeil van de motor te
controleren.
1. Haal de peilstok (a) uit de motor.
2. Veeg de peilstok schoon en steek het er weer in.
3. Haal de peilstok er opnieuw uit en controleer het oliepeil (b). Het oliepeil is
acceptabel als het staat tussen de markeringen “IN” en “AX” op de peilstok.
4. Als het oliepeil onder de markering “IN” op de peilstok staat, zet u de motor niet
aan. Voeg als nodig olie toe via de olievuldop (c) om een acceptabel peil te
bereiken.
Resultaat
Het oliepeil is nu gecontroleerd.
WAARSCHUWING
Brandgevaar. De motor, motorolie, knalpot en uitlaatpijpen worden heel warm
terwijl de machine in bedrijf is.
f Schakel de motor uit en laat de machine afkoelen alvorens het motoroliepeil te
controleren.
wc_
g
r01070
4
MAX
MIN
a
c
a
b
wc_tx003327nl.fm
75
RD 16 Onderhoud
5.7 Hydraulisch oliepeil
Een kijkglas (29) voor controle van het hydraulische-oliepeil bevindt zich ongeveer
in het midden van de rechter zijde van de machine in het motorcompartiment.
Controleer of het peil van de hydraulische olie zichtbaar is tot in het midden van het
kijkglas of hoger. Indien dit niet het geval is, dient u olie bij te vullen via de vulpoort
(20) in het motorcompartiment. Gebruik enkel zuivere hydraulische olie.
Maak de bovenzijde van de vuldop grondig schoon vooraleer deze van de tank te
verwijderen. Er dient gezorgd te worden dat er geen kleine stofdeeltjes in het
systeem kunnen binnendringen.
Indien voortdurend hydraulische olie moet bijgevuld worden, controleer dan
slangen en verbindingen op mogelijke lekken.
wc_gr005895
20
29
14
wc_tx003327nl.fm
76
Onderhoud RD 16
5.8 Het luchtfiltersysteem controleren
Wanneer
Dagelijks
Overzicht
Het luchtfiltersysteem bestaat uit een luchtfilter met een geplooid element en een
inlaatpijp.
Procedure
Voer de onderstaande procedure uit om het luchtfiltersysteem te controleren.
1. Zorg ervoor dat de kap op de luchtfilter (a) wordt geplaatst en stevig wordt
vergrendeld.
2. Zorg ervoor dat de inlaat (b) geen obstructies bevat.
3. Alle slangen en aansluitingen inspecteren. Repareer mogelijk beschadigde
onderdelen.
4. Indien de luchtfilter of de inlaat is geplet of beschadigd, vervangt u deze
onmiddellijk.
Resultaat
Het luchtfiltersysteem is nu gecontroleerd.
wc_gr010705
a
b
wc_tx003327nl.fm
77
RD 16 Onderhoud
5.9 Motorolie en filter
Vervang de olie en het oliefilter (b) elke 250 uur. Vervang de olie op nieuwe
machines na de eerste 50 bedrijfsuren. Tap de olie af als de motor nog warm is.
NB: In het belang van de bescherming van het milieu, plaats een kunststof plaat en
een opvangbak onder de machine om alle vloeistof die wegvloeit in op te vangen.
Ruim deze vloeistof op, overeenkomstig de wetgeving op de milieubescherming.
Externe motorolieaftap
De
ze machine is uitgerust met een toegankelijke aftappoort voor motorolie om het
verversen van de motorolie gemakkelijker te maken. De externe motorolieaftap (c)
bevindt zich aan de voet van het voorframe, binnen het gelede verbindingsstuk.
Procedure
1. Verwijder de olieaftapplug (c) om de olie af te tappen.
2. Plaats de aftapplug.
3. Verwijder en vervang het oliefilter (b).
4. Vul het motorcarter met aanbevolen olie. Zie Technische gegevens voor
hoeveelheid en soort olie.
5. Herplaats de oliefilterkap.
wc_gr00843
3
c
a
b
WAARSCHUWING
De meeste verwerkte olie bevat kleine hoeveelheden materiaal die kanker en
andere gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken bij inhalatie, ingestie of indien
lange tijd in contact met de huid gelaten.
f
Onderneem stappen om inhalatie of ingestie van verwerkte motorolie te voorkomen.
f
Na blootstelling aan verwerkte motorolie moet de huid grondig worden gewassen
.
wc_tx003327nl.fm
78
Onderhoud RD 16
5.10 Het waterfilter reinigen
Wanneer
Reinig het waterfilter om de 100 uur of vaker als de beschikbare watervoorraad
troebel of vuil is.
Locatie
Het waterfilter bevindt zich aan de rechterkant van de machine onder het
bestuurdersplatform. Het bestuurdersplatform moet omhoog worden getild voor
toegang tot het waterfilter.
Vereisten
De motor is uit
De watertank is leeg
Het bestuurdersplatform staat omhoog (zie Toegang tot het achterframe).
Het waterfilter reinigen
Voer onderstaande stappen uit om het waterfilter (a) te reinigen.
1. Schroef het omhulsel (b) los en verwijder de filterzeef (c).
2. Maak het omhulsel leeg.
3. Spoel het omhulsel en de filterzeef grondig met schoon water om bezinksel en
vuil te verwijderen.
4. Zet de filterzeef weer in het omhulsel en zorg ervoor dat de filterzeef goed in de
basis van het omhulsel zit.
5. Schroef het omhulsel er weer in en draai het met de hand vast.
Resultaat
Het waterfilter is nu gereinigd.
WAARSCHUWING
Beknellingsgevaar/verbrijzelingsgevaar. Als de tank met water gevuld is hebben de
hefcilinders niet genoeg kracht om het platform open op te heffen en te houden.
f Tap het water uit de tank voordat het platform omhoog wordt getild. Zie Water-
sproeisysteem voor instructies.
wc_gr00841
4
b
c
a
wc_tx003327nl.fm
79
RD 16 Onderhoud
5.11 Onderhoud luchtfilter
Vervang beide luchtfilterpatronen wanneer het waarschuwingslampje voor het
luchtfilter begint te branden. Zie het gedeelte Bedieningspaneel.
De luchtreinigermontage bevat een primaire luchtfilterpatrooon (a) en een
secundaire luchtfilterpatroon (d).
De luchtfilterpatronen vervangen:
6. Verwijder de einddeksel (b) en gooi beide filterpatronen vervolgens weg.
7. Breng de nieuwe filterpatronen aan; doe daarna het volgende:
8. Zet de einddeksel weer terug en zorg ervoor dat de stofdop (c) schoon is en
naar beneden wijst.
Overtuig u er periodiek van dat de inlaatpijp niet verstopt is.
AANDACHT: Controleer alle aansluitingen en overtuig u ervan dat ze strak
sluiten. Een luchtlek aan de halsklem of inlaatpijp kan al snel tot dure
motorreparaties leiden.
Ga na of de inlaatleiding (e) volledig aansluit over de filterhals om een goede
afdichting te verzekeren.
Indien het filterhuis, de filterhals of de inlaatpijp platgedrukt of beschadigd zijn,
moeten ze onmiddellijk worden vervangen.
wc_tx003327nl.fm
80
Onderhoud RD 16
5.12 Brandstoffilter
Vervang motorbrandstoffilter alle 250 bedrijfsuren.
Voor het vervangen van de brandstoffilter:
9. Verwijder filter (a) van motorblok.
10.Installeer nieuwe filter. Indien nodig, ontlucht brandstofleidingen zoals
beschreven in volgende sectie.
1.
5.13 Ontluchten van het brandstofsysteem
Indien de brandstoftank volledig werd leeg gereden of werd afgetapt voor
onderhoud, zal manueel voorinspuiten van het brandstofsysteem noodzakelijk zijn.
Het brandstofsysteem voorinspuiten:
1. Draai aan de ontstekingsschakelaar naar de on-positie (60). Dit zal de
brandstofklep doen open gaan.
2. Pomp aan de hefboom van de brandstofpomp (b) totdat u voelt dat het pompen
meer krachtinspanning vergt.
WAARSCHUWING
Brandstof is uiterst ontvlambaar!
f Schakel motor uit en laat motor afkoelen vooraleer brandstoffilter te vervangen.
wc_
g
r002999
b
a
c
wc_tx003327nl.fm
81
RD 16 Onderhoud
5.14 Vetnippels
Zie Technische gegevens voor oliehoeveelheid en -type.
Scharnierende verbinding grendelarm
De scharnierende verbinding is voorzien van vetnippels (a) voor smering.
Monteer de grendelarm voordat u de scharnierende verbinding smeert, om
klemraken te vermijden tussen de machinehelften!
Achterste cilinder
De lager van de achterste cilinderaandrijving is uitgerust met een vetnippel (b) die
zich in het midden van de cilinder bevindt achter de rechter cilindersteun
achteraan.
Bekrachtigingsdynamo
De bekrachtigingsdynamo wordt met vet gesmeerd. Er zijn twee vetnippels (c), één
aan iedere zijde van de machine, achter de voorste cilindersteunen.
Stuurcilinder
De stuurcilinder bevindt zich onder het bedieningsplatform. Er is een vetnippel
dichtbij de basis en de stanguiteinden van de cilinder (d).
WAARSCHUWING
wc
_
gr003457
a
a
c
d
wc_tx003327nl.fm
82
Onderhoud RD 16
5.15 Batterij
De accu op deze machine is uitgerust met een klem waardoor tijdelijke
loskoppeling van de accu mogelijk wordt voor onderhoudswerkzaamheden. Zie
onderwerp “Loskoppeling accu” in het hoofdstuk Bediening voor meer informatie
over het gebruik van deze klem.
Loskoppelen
Het uitvoeren van loskoppeling van de accu (bijvoorbeeld wanneer deze wordt
verwijderd):
1. Zet de machine stil en schakel de motor uit.
2. Plaats alle elektrische schakelaars in de UIT-stand.
3. Koppel de negatieve accukabel los van de accu.
4. Koppel de positieve accukabel los van de accu.
Aansluiten
De accu aansluiten:
1. Sluit de positieve accukabel aan op de accu.
2. Sluit de negatieve accukabel aan op de accu.
Onderhoud
Houd accuaansluitingen schoon en zorg dat verbindingen goed vastzitten.
Maak de kabels zo nodig beter vast en smeer de kabelklemmen met vaseline.
Houd de accu volledig geladen om starten bij koud weer te verbeteren.
Voorzorgsmaatregelen
Neem het volgende in acht om ernstige schade aan het elektrische systeem te
voorkomen:
Koppel de accu niet los terwijl de machine draait.
Probeer nooit de machine te gebruiken zonder een accu.
Probeer een machine niet met startkabels te starten.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar. Accu's kunnen explosief waterstofgas afgeven.
f Houd alle vonken en vlammen uit de buurt van de accu.
f Accucontactpennen niet kortsluiten.
WAARSCHUWING
Accuvloeistof is giftig en bijtend.
f In geval van inslikken of contact met huid of ogen, dient u onmiddellijk medische
hulp in te roepen.
wc_tx003327nl.fm
83
RD 16 Onderhoud
In het geval dat de accu van de machine leeg is, vervangt u de accu door een
volledig opgeladen accu of laad u de accu op met een juiste acculader. Gebruik
hiervoor de positieve aansluiting van de hulpaccu.
Gooi gebruikte accu’s weg volgens de lokale milieuvoorschriften.
5.16 Zuiverheid van hydraulisch systeem
Het zuiver houden van de hydraulische olie is een vitale factor met betrekking tot
de levensduur van hydraulische componenten. Olie in hydraulische installaties
wordt niet enkel gebruikt om kracht over te brengen, maar eveneens om de
hydraulische systeemcomponenten te smeren. Het zuiver houden van het
hydraulisch systeem helpt er bij om dure stilstandstijd en reparaties te vermijden.
Voornaamste bronnen van verontreiniging van het hydraulisch systeem zijn
bijvoorbeeld:
Binnengedrongen vuildeeltjes bij het openen van het hydraulisch systeem voor
onderhoud of reparatie
Verontreinigingen voortgebracht door mechanische systeemcomponenten
tijdens bediening
Verkeerde opslag en gebruik van hydraulische olie
Gebruik van het verkeerde type hydraulische olie
Lekken in leidingen en aansluitingen
Om verontreiniging van hydraulische olie tot een minimum te beperken:
REINIG hydraulische aansluitingen vóór het openen van de leidingen. Bij het
bijvullen van olie, maakt u de vuldop van het hydraulisch reservoir en de omgeving
er rond schoon vooraleer de dop te verwijderen.
VERMIJD het openen van pompen, motoren of slangaansluitingen tenzij absoluut
noodzakelijk.
SLUIT alle open hydraulische aansluitingen af met een dop of kap tijdens het
uitvoeren van onderhoudswerken aan het systeem.
REINIG en dek de bussen, trechters en giettuiten af die gebruikt worden om de
hydraulische olie in op te slaan of bij te vullen.
VERVANG de hydraulische filters en oliën op de aanbevolen
onderhoudsintervallen.
wc_tx003327nl.fm
84
Onderhoud RD 16
5.17 Vereisten hydraulische olie
Wacker Neuson beveelt het gebruik aan van een goede anti-slijtage hydraulische
olie, op basis van aardolie, in het hydraulische systeem van dit toestel. Goede anti-
slijtage hydraulische oliën bevatten speciale additieven om oxidatie te
verminderen, schuimen te voorkomen en ze zorgen voor een goede
waterafscheiding.
Zorg ervoor om anti-slijtage-eigenschappen te specificeren bij de keuze van
hydraulische olie voor uw machine. De meeste verdelers van hydraulische olie
zullen bijstand verlenen bij het vinden van de juiste hydraulische olie voor uw
machine.
Vermijd vermenging van hydraulische oliën van verschillende merken en
kwaliteiten.
De meeste hydraulische oliën zijn verkrijgbaar in verschillende viscositeiten.
Het SAE-getal voor een olie wordt enkel gebruikt voor aanduiding van de
viscositeit — het is geen aanduiding van het type olie (motor, hydraulica,
versnelling, enz.).
Zorg er bij de keuze van een hydraulische olie voor, dat ze overeenstemt met de
gespecificeerde SAE-viscositeitsgraad en bestemd is om gebruikt te worden als
hydraulische olie. Zie Technische gegevens - Smering.
5.18 Hydraulische zuigkorf
In de hydraulische tank zit een zeef (14). Deze zeef vereist normaal geen
onderhoud en hoeft niet vervangen te worden tijdens het vervangen van de
hydraulische olie.
wc_tx003327nl.fm
85
RD 16 Onderhoud
5.19 Zie het gedeelte De ontluchter van de hydraulische tank
controleren en reinigen
Vereisten
De machine is uitgeschakeld
Schoon, niet-ontvlambaar oplosmiddel
Wanneer
Om de 1000 bedrijfsuren of jaarlijks
l
Procedure
Ga als volgt te werk om de ontluchter van de hydraulische tank (a) te reinigen.
1. Open het motorcompartiment.
2. Haal de ontluchter uit de hydraulische tank.
3. Reinig de ontluchter met een schoon, niet-ontvlambaar oplosmiddel.
4. Droog de ontluchter met perslucht.
5. Zet de ontluchter weer terug.
wc_gr10523
a
wc_tx003327nl.fm
86
Onderhoud RD 16
5.20 Vervangen van hydraulische olie & filter
Zet alle bedieningselementen op neutraal, stop de motor en laat de motor en
vloeistoffen afkoelen voordat u deze procedure uitvoert.
Alle olietypes verliezen uiteindelijk hun smeervermogen of worden dunner door
gebruik. Bovendien kan warmte, oxidatie en verontreiniging leiden tot de formatie
van slik, droesem of bezinksel in het systeem. Daarom is het belangrijk dat de
hydraulische olie wordt vervangen op gespecificeerde intervallen. Zie
Onderhoudschema.
6. Verwijder vuldop/filterpatroon uit bovenzijde van hydraulisch reservoir.
7. Verwijder aftapplug aan de aftapslang en laat de hydraulische vloeistof
weglopen.
N.B.: In het belang van de milieubescherming, plaats plastic folie en een
opvangbak onder de machine om de vloeistof die wegstroomt in op te vangen.
Ruim deze vloeistof op gepaste wijze op.
8. Schroef het filter van de terugvoerleiding los en vervang het filterpatroon.
9. Installeer aftapplug aan de aftapslang.
10.Vul hydraulisch reservoir via vulpoort met zuivere hydraulische vloeistof.
11.Ontlucht het hydraulisch systeem. Zie Ontluchten van het hydraulisch systeem.
wc_tx003327nl.fm
87
RD 16 Onderhoud
5.21 Het hydraulische systeem aftappen
Overzicht
Het aftappen van opgesloten lucht uit het hydraulische systeem is nodig bij elke
keer dat het aandrijfsysteem of het hydraulische systeem wordt geopend.
Ingesloten luchtbellen kunnen defecten van de apparatuur of een onregelmatige
prestatie veroorzaken.
Procedure
Volg de onderstaande procedure voor het aftappen van opgesloten lucht uit het
bekrachtigingcircuit en het aandrijfcircuit.
1. Vul het hydraulische systeem met schone hydraulische olie totdat dit zichtbaar
is op het middelste niveau of hoger in het kijkglas. Gebruikte hydraulische olie
niet opnieuw gebruiken.
2. Ontkoppel de draad die zich bevindt op de brandstofsolenoïde.
3. Start de motor gedurende 5–10 seconden. Hierdoor worden de inlaatleidingen
gevuld met olie..
4. Sluit de draad van de brandstofsolenoïde weer aan.
5. Zet de vooruit/achteruit-bediening in de stand NEUTRAAL. Start de motor en
laat de machine stationair draaien gedurende 3–4 minuten.
6. Aftappen van lucht uit het bekrachtigingcircuit,
a. Selecteer de modus Vibratie enkele trommel en zet de vibratie aan.
b. Laat de machine gedurende 3–4 minuten draaien.
c. Zet de vibratie uit en schakel over naar de modus Vibratie dubbele trommel.
d. Terwijl de machine nog stationair draait, zet u de vibratie weer aan en laat u
de machine gedurende 3–4 minuten draaien in de modus Vibratie dubbele
trommel.
e. Zet de vibratie uit, verhoog de motorsnelheid naar volle snelheid, en zet de
vibratie aan.
f. Verifieer het hydraulische oliepeil en voeg als nodig olie toe.
7. Aftappen van lucht uit het aandrijfcircuit,
a. Verplaats de bewegingsbedieningshendel langzaam en gedurende een korte
periode van de ene naar de andere kant, van vooruit naar achteruit.
b. Schakel de motor gedurende 15–20 seconden naar hoog stationair. Zet de
machine weer terug in laag stationair gedurende 1 minuut. Herhaal dit proces
2–-3 keer om de resterende lucht af te tappen uit de hydraulische leidingen.
c. Controleer het hydraulische oliepeil en vul zo nodig olie bij.
NB: Als de aandrijfpomp ratelt of de werking lawaaierig is, zet u de machine uit en
controleert u of er luchtlekken zijn in de inlaatleiding van de laadpomp.
wc_tx003327nl.fm
88
Onderhoud RD 16
5.22 De machine slepen
Voorwaarden
Een tweede, grotere, machine en met niet-buigzame sleepuitrusting of
Twee machines die net zo groot zijn als de machine die gesleept moet worden
als een flexibele sleepuitrusting wordt gebruikt
Afscherming voor alle gebruikte machines
NB: De sterkte van de sleepkabel of sleepstang dient minstens 150 procent te
bedragen van het brutogewicht van de sleepmachine.
l
Beperkingen
De volgende beperkingen moeten in acht worden genomen:
Beperk slepen alleen tot noodsituaties
Beperk slepen tot korte afstanden
Beperk de sleepsnelheid tot 2 km/u
Beperk de hoek van de sleepkabel tot 30°
Procedure
Ga als volgt te werk om de machine te slepen.
Als de motor draait en het stuursysteem en/of remsysteem werken, kan een
bestuurder op de machine die gesleept wordt rijden en deze besturen. In alle andere
gevallen niet op de machine rijden terwijl deze gesleept wordt.
1. Afscherming moeten voorzien zijn op beide machines. Dit zal de machinist
beschermen indien de sleepkabel of de sleepstang breekt.
2. Blokkeer de cilinders om beweging van de machine te voorkomen. Verwijder de
blokkering niet, totdat het sleepvoertuig klaar staat en de sleepkabels vastzitten.
3. Zet de parkeerrem manueel los. Zie sectie Manueel loszetten van parkeerrem.
4. Maak de sleepkabel vast aan de machine aan de sleeppunten.
5. Maak de sleepkabel vast aan het voertuig dat wordt gebruikt om de defecte
machine te slepen.
6. Verwijder de blokkering van de cilinders.
7. Sleep de defecte machine aan trage snelheid naar de gewenste lokatie.
8. Wanneer de machine op de gewenste lokatie is aangekomen, zet u de cilinders
stevig vast. Dit zal voorkomen dat de machine zich in beweging zet.
9. Activeer de parkeerrem manueel opnieuw.
10.Maak de sleepkabels los.
wc_tx003327nl.fm
89
RD 16 Onderhoud
5.23 De neutraalschakelaar controleren
Voorwaarden
Parkeerrem ingeschakeld
Wanneer
Om de 10 bedrijfsuren of dagelijks
Procedure
Ga als volgt te werk om de neutraalschakelaar te controleren.
1. Zet de motor af.
2. Activeer de parkeerrem.
3. Zet de vooruit-/achteruithendel in de VOORUIT-stand.
4. Houd de startschakelaar van de motor in de START-stand.
5. Beweeg de vooruit-/achteruithendel langzaam naar de NEUTRALE stand toe.
Als de motor start voordat de vooruit-/achteruithendel de NEUTRALE
stand bereikt, moet de neutraalschakelaar worden afgesteld. Raadpleeg
de reparatiehandleiding.
Als de motor pas start wanneer de vooruit-/achteruithendel in de NEUTRALE
stand staat, is de neutraalschakelaar in orde.
WAARSCHUWING
Pletgevaar. De machine kan plotseling naar voren bewegen als de neutraalschakelaar
niet goed is afgesteld bij het uitvoeren van deze test.
f Zorg dat er zich geen personeel of apparatuur in de buurt bevindt bij het uitvoeren
van deze test.
wc_tx003327nl.fm
90
Onderhoud RD 16
5.24 De veiligheidsgordel inspecteren
Voorwaarden
Machine uitgeschakeld
Parkeerrem ingeschakeld
Wanneer
Dagelijks, alvorens de machine te starten
l
Procedure
Ga als volgt te werk om de veiligheidsgordel te inspecteren.
1. Controleer de bevestigingen van de veiligheidsgordel (a) op slijtage en schade.
Vervang beschadigde bevestigen.
2. Controleer de gesp (b) op slijtage en schade. Vervang de veiligheidsgordel als
de gesp beschadigd is.
3. Inspecteer de veiligheidsgordel (c) op slijtage en schade. Vervang de
veiligheidsgordel als deze beschadigd is.
NB: Vervang de veiligheidsgordel om de drie jaar, zelfs als geen van de onderdelen
zichtbare tekenen van slijtage of schade tonen.
wc_tx003327nl.fm
91
RD 16 Onderhoud
5.25 De sproeibalken reinigen
Achtergrond
Als een sproeibalk verstopt of vuil is, wordt er mogelijk geen water op de cilinders
gesproeid. Als er merkbaar minder of geen water wordt gesproeid terwijl er wel
water in de tank zit, reinigt u de sproeibalken.
Procedure
Ga als volgt te werk om de sproeibalken te reinigen.
1. Zoek de pluggen (a) op aan de uiteinden van elke sproeibalk (b). Schroef de
pluggen los en verwijder deze.
2. Spoel de binnenkant van de sproeibalk door met schoon water.
3. Breng een van de pluggen opnieuw aan en spoel de binnenkant van de
sproeibalk opnieuw door met schoon water. Controleer of het water vrij stroomt
door elke sproeiopening (c).
4. Als een van de sproeiopeningen is geblokkeerd, verwijdert u de blokkering met
een klein puntig voorwerp (bijv. een rigide stuk draad).
5. Breng de tweede plug opnieuw aan wanneer alle sproeiopeningen schoon zijn.
wc_gr00707
7
a
a
a
a
a
b
a
c
wc_tx003327nl.fm
92
Onderhoud RD 16
5.26 Het remsysteem testen
Voorwaarden
Helling van 15°
Wanneer
Om de 500 bedrijfsuren of jaarlijks
l
Voorzorgs-maatregel
Gebruik deze test om vast te stellen of de parkeerrem werkt op de aangegeven
helling. Deze test niet bedoeld om de maximale remkracht te meten.
Procedure
Ga als volgt te werk om het remsysteem te testen.
1. Zet de machine zoals getoond op een helling van 15°.
2. Zet, terwijl de motor draait, de gashendel in de LAGE STATIONAIRE stand en
de vooruit-/achteruithendel in de NEUTRALE stand.
3. Activeer de parkeerrem. De machine hoort niet te bewegen.
Als de machine wel beweegt, dient u Wacker Neuson Service te raadplegen.
wc_
g
r01052
5
wc_tx003327nl.fm
93
RD 16 Onderhoud
5.27 Opslag op lange termijn
Indien de eenheid langer dan 30 dagen opgeslagen moet worden:
Laat de brandstoftank en de watertank leeglopen. Laat evens de achterste cil-
inder leeglopen, indien ballast werd toegevoegd.
Vervang motorolie.
Maak volledige wals en motorcompartiment schoon.
Verwijder vuil van koelribben, op motorcilinders en op ventilatorbehuizing.
Monteer grendelarm om walshelften met elkaar te borgen.
Verwijder accu uit de machine en laad ze af en toe eens bij.
Scherm volledige machine af en parkeer ze in een droge, beschermde ruimte.
wc_tx003327nl.fm
94
Onderhoud RD 16
5.28 Manueel loszetten van parkeerremmen
Er bevinden zich twee aandrijfmotoren op de wals — één op elke trommel. Iedere
aandrijfmotor is uitgerust met een parkeerrem die veergestuurd is en hydraulisch
wordt losgemaakt.
AANDACHT: Om schade aan het inwendige mechanisme te vermijden mag er
geen pneumatisch gereedschap gebruikt worden voor het losmaken of opnieuw
activeren van de remmen.
De remmen handmatig losmaken:
N.B.: Voer de procedure uit aan beide trommels.
1. Zet iedere trommel vast om te voorkomen dat de machine zich in beweging zet.
2. Zet de scharnierende verbinding vast. Zie het gedeelte Vergrendelarm van de
scharnierende verbinding.
3. Verwijder met een 8 mm inbussleutel de pluggen (a) om toegang tot de
deblokkeerschroeven (b) te verkrijgen.
Duw en draai met een 6 mm inbussleutel elke deblokkeerschroef aan totdat de
schroefdraden in de ankerplaat (d) grijpen. Draai elke deblokkeerschroef tij
toerbeurt vast totdat elke veer (c) volledig samengedrukt is. U zal een aanmerkelijk
verschil voelen in de hoeveelheid koppel die vereist is om de schroef rond te
draaien, vanaf het ogenblik dat de veer volledig is samengedrukt.
Deze procedure wordt vervolgd op de volgende pagina.
wc_gr002964
a
b
c
d
wc_tx003327nl.fm
95
RD 16 Onderhoud
Vervolg van de vorige pagina.
4. Ga daarna verder met het (rechtsom) vastdraaien van de twee
deblokkeerschroeven om de ankerplaatveren samen te drukken. Ga tussen de
twee schroeven heen en weer en draai ze telkens 45° rond totdat de trommels
niet meer op de ankerplaat worden vastgehouden. De ankerplaat moet
loskomen nadat iedere schroef ongeveer twee (2) slagen gedraaid is.
AANDACHT: Het maximale aanzetmoment voor de deblokkeer-schroeven
bedraagt 33 Nm. De deblokkeerschroeven te vast aandraaien kan het inwendige
mechanisme vernielen.
5. Draai de trommel met de hand om te testen of de rem is losgekomen.
6. Zet de pluggen terug en draai ze vast met een maximaal aanzetmoment van 60
± 6 Nm.
Om de remmen opnieuw te activeren voert u de volgende procedure op beide
trommels uit:
7. Verwijder de pluggen (a).
8. Draai bij toerbeurt de twee deblokkeerschroeven (b) helemaal los totdat de
ankerplaat losgekomen is.
9. Zet de pluggen terug en draai ze vast met een maximaal aanzetmoment van 60
± 6 Nm.
N.B.: Zorg er na de reparatie voor dat de deblokkeerschroeven weer in de
normale werkstand zijn teruggebracht.
N.B.: Vervangingsaandrijfmotoren worden geleverd met de remmen in de
INGESCHAKELDE stand.
wc_tx003327nl.fm
96
Onderhoud RD 16
5.29 Storingen
Probleem / Symptoom Oorzaak / Oplossing
MOTOR START NIET
Brandstoftank is leeg.
Verkeerd type brandstof.
Oude brandstof. Tank laten leeglopen, brandstoffilter vervangen en met
verse brandstof vullen.
Brandstofsysteem niet vooringespoten.
Brandstoffilter geblokkeerd of verstopt. Vervang filter.
Accuaansluiting los of verroest. Batterij leeg.
Luchtfilterelement verstopt.
Startermotor defect.
Brandstofklepsolenoïden op motor buiten werking.
Starterrelais buiten werking.
Elektrische aansluitingen los of gebroken.
MOTOR STOPT UIT
ZICHZELF
Brandstoftank is leeg.
Brandstoffilter verstopt.
Brandstofleidingen gebroken of los.
GEEN TRILLING
Defecte schakelaar of slechte aansluiting.
Soleoïde op vibratieklep beschadigd of los.
Bekrachtigingsdynamosysteem beschadigd.
Motorkoppeling van bekrachtigingsdynamo beschadigd of gebroken.
Bekrachtigingsdynamomotor beschadigd.
Bekrachtigingsdynamopomp beschadigd.
GEEN VERPLAATSING
of ENKEL
VERPLAATSING IN ÉÉN
RICHTING
Pen afgesleten op vooruit/achteruit hendel.
Besturingskabel los of gebroken.
Aandrijfmotor beschadigd.
Aandrijfpomp beschadigd.
Defecte ontlastklep of -kleppen.
GEEN BESTURING
Stuurcilinder beschadigd.
Stuureenheid beschadigd.
Besturingsontlastklep verstopt of beschadigd.
Grendelarm scharnierende verbinding geactiveerd.
wc_td000312nl.fm
97
RD 16 Technische specificaties
6 Technische specificaties
6.1 Motor
Motorvermogenclassificaties
Nettovermogen volgens ISO 3046/1-IFN. Het feitelijke vermogensrendement kan
vanwege de specifieke gebruikscondities variëren.
Artikelnummer RD 16 / RD 16 IRH
Motor
Motortype 3-cilinder, 4-takt,
vloeistofgekoelde dieselmotor
Merk van motor Kohler
Motormodel KDW 1003
Max. vermogen op nominale snelheid kW 16.8 @ 2850 tpm
Cilinderinhoud cm³ 1028
Bedrijfssnelheid tpm 2850
Motortoerental - stationair tpm 1300
Klepspeling (koud)
inlaat:
uitlaat:
mm 0,15
0,20
Accu V 12VDC
Luchtfilter type Droge papieren vouwelementen
Brandstof type Diesel
Alleen brandstof met laag of ultralaag zwavel-
gehalte
Inhoud brandstoftank l 23
Brandstofverbruik l /uur. 3,6
Motorolie type
l
SAE 15W40 Class CF Rated
2,4
OInhoud koelmiddel l 4,75
wc_td000312nl.fm
98
Technische specificaties RD 16
6.2 Wals
6.3 Smering
Artikelnummer RD 16/16 IRH
Wals
Gewicht kg 1356
Vrije opstand:
Rechts
Links
mm 400
400
Inhoud watertank l 100
Buitendraaicirkel m 2,87
Snelheid vooruit / achteruit km (u.) 0-9,3
Hellingsgraad 30%
Trillingsfrequentie Hz 4200
Artikelnummer RD 16 / RD 16 IRH
Smering
Smering van motor type
l
SAE 15W40 categorie SJ
klasse 2,4
Hydraulisch systeem type
l
Super, anti-slijtage hydraulische vloeistof
10W30
21,6
BekrachtigingSJynamo type Mobil XHP222
Achtercilinder aandrijflager type Verzegelde lagers — Geen smering noodza-
kelijk
Voorcilinder aandrijflager type
Scharnierende verbinding type
hoeveel-
heid.
Mobil XHP222
2-3 keer pompen met manuele vetspuit
wc_td000312nl.fm
99
RD 16 Technische specificaties
6.4 Afmetingen mm (in.)
RD 16
RD 16-90
1806
(71.1)
2547
(100.3)
2289
(90.1)
1382
(54.4)
560
(22)
1950
(76.8)
900
(35.4)
1002
(39.4)
RD 16 IRH
wc_td000312nl.fm
100
Technische specificaties RD 16
6.5 Geluidsmeting
Het bedieningsgeluidniveau, gemeten volgens de eisen van appendix 1, paragraaf
1.7.4.2.u van de EG-Machinerichtlijnen, bedraagt:
het gegarandeerde geluidvermogenniveau (LWA): 106 dB(A)
het geluiddrukniveau op lokatie van machinist (LpA): 88.1 dB(A)
Deze geluidwaarde werd bepaald in overeenstemming met ISO 3744 voor het
geluidvermogenniveau (L
WA
).
6.6 Metingen van blootstelling van machinist aan trillingen
De machinist van deze machine dient te verwachten dat hij wordt blootgesteld aan
vibratieniveaus die hierna worden vermeld bij het gebruik van de machine bij de
toepassing van de normale bedoelde werking ervan:
Maximale hand/arm vibratieniveaus zijn:
2.2 m/s
2
(7.2 ft/s
2
)
Dit zijn de representatieve waarden van de gewogen gemiddelde kwadratische
(rms) versnelling waaraan handen en armen worden blootgesteld. Deze gewogen
rms-waarden worden gemeten overeenkomstig ISO 5349-1.
De vibratieniveaus voor het ganse lichaam zijn niet hoger dan:
0.3 m/s
2
(1 ft/s
2
)
Dit zijn de representatieve waarden van de gewogen gemiddelde kwadratische
(rms) versnelling waaraan het ganse lichaam wordt blootgesteld. Deze gewogen
rms-waarden worden gemeten overeenkomstig ISO 2631-1.
De resultaten beantwoorden aan de limiet- en actie- vibratiewaarden (hand/arm en
ganse lichaam) zoals gespecificeerd in Europese richtlijn 2002/44/EG.
HAV onbetrouwbaarheden
Handmatig overgebrachte trilling was gemeten via ISO 5349-1. Deze meting bevat
een onbetrouwbaarheid van 1,5 m/s
2
.
wc_td000312nl.fm
101
RD 16 Technische specificaties
6.7 Hydraulische druk
* Waarden voor hard opeengepakte oppervlakken. Afhankelijk van het oppervlak kunnen de
waarden verschillen vertonen.
** Ladingdruk: 29,3 – 30,7
.
Systeem Werkdruk Ontlastdruk
bar psi bar psi
Aandrijving**
55–76 300
Besturing*
—normaal 41–55
45–51
—bij draaien 90–103
Vibratie
—enkele trommel 103–131
290
—dubbele
trommel
138–165
wc_td000312nl.fm
102
Technische specificaties RD 16
Opmerkingen:
wc_tx001074nl.fm
103
Opmerkingen:
Schema’s RD 16
104
wc_tx001074nl.fm
7 Schema’s
7.1 Hydraulisch schema
T
P
R
L
2
1
wc_gr009294
33
12
11
10
5
7
4
6
14
9
8
13
12
LTW 20Z Schema’s
wc_tx001074nl.fm
105
7.2 Hydraulische schema-onderdelen
Ref. Beschrijving Ref. Beschrijving
1 Stuurcilinder
(Ontlastklep vuldruk 650-725 psi)
8 Retourfilter (10 micron)
2 Besturingseenheid 9 Tank
3 Aandrijfmotor 10 Zuigzeef
4 Omloop 11 Trilrelaisklep
5 Aanvoerpomp (Ontlastklep
vuldruk 435 psi)
12 Motorbekrachtiger
6 Hoofdpomp (Ontlastklep vuldruk
4350 psi)
13 Ontlastklep vuldruk (4200 psi)
7 Pomp van bekrachtigingsdynamo 14 Ventilator
Schema’s LTW 20Z
106
wc_tx001074nl.fm
7.3 RD 16—Elektrische schema's
PACKARD WEATHERPACK 2 PIN
PACKARD WEATHERPACK 2 PIN
1201 5792
1201 5792
PACKARD WEATHERPACK 2 PIN
PACKARD WEATHERPACK 2 PIN
1201 5792
1201 5792
OPTIONAL
OPTIONAL
163318
163318
PACKARD WEATHERPACK 2 PIN
PACKARD WEATHERPACK 2 PIN
1201 5792
1201 5792
101
101
105
105
109
109
GN #206-LF
GN #206-LF
BR
BR
GN/BU #55
GN/BU #55
(16 AWG)
(16 AWG)
GN/BU #54
GN/BU #54
(16 AWG)
(16 AWG)
GN/YL #52
GN/YL #52
(16 AWG)
(16 AWG)
BR
BR
BR
BR
PACKARD WEATHERPACK
PACKARD WEATHERPACK
1201 0973
1201 0973
PACKARD WEATHERPACK
PACKARD WEATHERPACK
1201 0973
1201 0973
BR
BR
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
PACKARD WEATHERPACK
PACKARD WEATHERPACK
1201 0973
1201 0973
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
OPTIONAL
OPTIONAL
163318
163318
OPTIONAL
OPTIONAL
163318
163318
302
302
304
304
301
301
GN #211-LR
GN #211-LR
GN #210-LR
GN #210-LR
GN #205-RF
GN #205-RF
GN #204-RF
GN #204-RF
BR
BR
BR
BR
BR
BR
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
BR
BR
BR
BR
GN #207-LF
GN #207-LF
102
102
BR
BR
#56 TN
#56 TN
#57 TN
#57 TN
#119 BR
#119 BR
#120 BR
#120 BR
#120 BR
#120 BR
TN #25
TN #25
GN #24
GN #24
GN #02
GN #02
DIODE 1N5822
DIODE 1N5822
RESISTOR 75 OHM 5W
RESISTOR 75 OHM 5W
N3
N3
85
85
86
86
87
87
30
30
86
86
GN #10
GN #10
GN #22
GN #22
GN #67
GN #67
(10 AWG) RD #19
(10 AWG) RD #19
(14 AWG) PK/WH #58
(14 AWG) PK/WH #58
PK #51
PK #51
BR #121
BR #121
30
30
87
87
85
85
86
86
87
87
85
85
(14 AWG) RD #32
(14 AWG) RD #32
(14 AWG) PK #60
(14 AWG) PK #60
BR #123
BR #123
(10 AWG) PK #59
(10 AWG) PK #59
BK #34
BK #34
BR #122
BR #122
118
118
30
30
(14 AWG) RD #18
(14 AWG) RD #18
#53 GN/BU (16 AWG)
#53 GN/BU (16 AWG)
OPTIONAL
OPTIONAL
163318
163318
OPTIONAL
OPTIONAL
163678
163678
BR
BR
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
BR
BR
DEUTSCH RECEPTACLE 2 PIN
DEUTSCH RECEPTACLE 2 PIN
DT04-2P-E004
DT04-2P-E004
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
303
303
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
BR
BR
GN #64
GN #64
113
113
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P
DT04-2P
#40 PK
#40 PK
GN #209-RR
GN #209-RR
GN #208-RR
GN #208-RR
GN/BK
GN/BK
GN/BK
GN/BK
BR
BR
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
BR
BR
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P-E004
DT04-2P-E004
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
DEUTSCH PLUG 2 PIN
DEUTSCH PLUG 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
#1 WH
#1 WH
DEUTSCH 6 PIN
DEUTSCH 6 PIN
DT04-6P
DT04-6P
#5 BK
#5 BK
#3 GN
#3 GN
#6 BK
#6 BK
#4 RD
#4 RD
#2 BK
#2 BK
PK #42
PK #42
GN #62
GN #62
WH #46
WH #46
TN #56
TN #56
PK #41
PK #41
GN #63
GN #63
PK #43
PK #43
BR
BR
DEUTSCH 6 PIN
DEUTSCH 6 PIN
DT06-6S-P012
DT06-6S-P012
TN #29
TN #29
TN/RD
TN/RD
30
30
86
86
85
85
87
87
GN #28
GN #28
BR #108
BR #108
(14 AWG) BK #66
(14 AWG) BK #66
(14 AWG) PK #60
(14 AWG) PK #60
GN #61
GN #61
GN #62
GN #62
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
RD
RD
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
GN #49
GN #49
BR
BR
106
106
BK
BK
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P
DT04-2P
124
124
H
H
P
P
G
G
INTERNAL
INTERNAL
GROUND
GROUND
PK (16 AWG) #26
PK (16 AWG) #26
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
BR
BR
103
103
110
110
TERMINAL
TERMINAL
RING #10
RING #10
GN #63
GN #63
TERMINAL
TERMINAL
RING #10
RING #10
116
116
BR
BR
TERMINAL
TERMINAL
RING #10
RING #10
CONNECTOR
CONNECTOR
DIN 43650-ISO4400
DIN 43650-ISO4400
BK/WH #38
BK/WH #38
BR
BR
N.C.
N.C.
1
1
2
2
CONNECTOR
CONNECTOR
12 PIN DEUTSCH
12 PIN DEUTSCH
DT06-12SB-P012
DT06-12SB-P012
#02 GN
#02 GN
#01 GN
#01 GN
4
4
3
3
#03 WH
#03 WH
(NOT USED)
(NOT USED)
VIBRATION (B+ SYNC)
VIBRATION (B+ SYNC)
SWITCH-WORK LIGHTS
SWITCH-WORK LIGHTS
2
2
5
5
6
6
3
3
#73 PK/RD
#73 PK/RD
3
3
#50 PK/RD
#50 PK/RD
#53 GN/BU (16 AWG)
#53 GN/BU (16 AWG)
#52 GN/YL (16 AWG)
#52 GN/YL (16 AWG)
#51 PK
#51 PK
6
6
#31 BU
#31 BU
3
3
#127 BR
#127 BR
#5 PK
#5 PK
#38 BK/WH
#38 BK/WH
#40 PK
#40 PK
#30 PK
#30 PK
#27 BK
#27 BK
#34 BK
#34 BK
#21 PK (16 AWG)
#21 PK (16 AWG)
ALTERNATOR LAMP (GR SYNC)
ALTERNATOR LAMP (GR SYNC)
PARK BRAKE LAMP (GR SYNC)
PARK BRAKE LAMP (GR SYNC)
#09 PK
#09 PK
5
5
7
7
6
6
10
10
9
9
8
8
#119 BR
#119 BR
#11 GN
#11 GN
#10 GN
#10 GN
#08 GN
#08 GN
#06 GN
#06 GN
12
12
#12 GN
#12 GN
11
11
#22 GN
#22 GN
1
1
CONNECTOR
CONNECTOR
12 PIN DEUTSCH
12 PIN DEUTSCH
DT06-12SA-P012
DT06-12SA-P012
3
3
#23 GN
#23 GN
2
2
SWITCHED POWER
SWITCHED POWER
GROUND
GROUND
LOW FUEL LAMP (GR SYNC)
LOW FUEL LAMP (GR SYNC)
SWITCHED POWER INPUT
SWITCHED POWER INPUT
HOURMETER ENAB (B+ SYNC)
HOURMETER ENAB (B+ SYNC)
OIL PSI LAMP (GR SYNC)
OIL PSI LAMP (GR SYNC)
GLOW PLUG LAMP (B+ SYNC)
GLOW PLUG LAMP (B+ SYNC)
GLOW PLUG TIMER INPUT
GLOW PLUG TIMER INPUT
GLOW PLUG OUTPUT
GLOW PLUG OUTPUT
#29 TN
#29 TN
#30 PK
#30 PK
#25 TN
#25 TN
6
6
5
5
7
7
8
8
9
9
10
10
#28 GN
#28 GN
#27 BK
#27 BK
11
11
#31 BU
#31 BU
001
001
001
001
12
12
CRANK INPUT
CRANK INPUT
PUMP OUTPUT
PUMP OUTPUT
GROUND
GROUND
SEAT SWITCH INPUT
SEAT SWITCH INPUT
PUMP SWITCH INPUT
PUMP SWITCH INPUT
NEUTRAL SWITCH INPUT
NEUTRAL SWITCH INPUT
BRAKE/BYPASS (RD12 FUEL)
BRAKE/BYPASS (RD12 FUEL)
4
4
#24 GN
#24 GN
EMERGENCY STOP INPUT
EMERGENCY STOP INPUT
87
87
85
85
86
86
30
30
(16 AWG)
(16 AWG)
PK #36
PK #36
112
112
PK #39
PK #39
(14 AWG)
(14 AWG)
RD #68
RD #68
1
1
2
2
3
3
#48 GY
#48 GY
#47 WH
#47 WH
#49 GN
#49 GN
AIR FILTER LAMP (GR SYNC)
AIR FILTER LAMP (GR SYNC)
WATER TEMP LAMP (GR SYNC)
WATER TEMP LAMP (GR SYNC)
SELECT RD12/16 (12V=RD16)
SELECT RD12/16 (12V=RD16)
#05 PK
#05 PK
PK #45
PK #45
2
2
PK #72
PK #72
5
5
PK #44
PK #44
2
2
PK #44
PK #44
PK #72
PK #72
L
L
TL
TL
B1
B1
HL
HL
R
R
OPTIONAL
OPTIONAL
ROADING LIGHTS
ROADING LIGHTS
(16 AWG)
(16 AWG)
RD #223
RD #223
(16 AWG)
(16 AWG)
RD #217
RD #217
(12 AWG)
(12 AWG)
RD #216
RD #216
(16 AWG)
(16 AWG)
#307 BR
#307 BR
3
3
1
1
#214 GN
#214 GN
#212 GN
#212 GN
(16 AWG)
(16 AWG)
(16 AWG)
(16 AWG)
RD #217
RD #217
PK #218
PK #218
PK #224
PK #224
(16 AWG)
(16 AWG)
OUTPUT
OUTPUT
B+
B+
2
2
B2
B2
RD #222
RD #222
#220 GN/YL
#220 GN/YL
(16 AWG)
(16 AWG)
#201 GN
#201 GN
(16 AWG)
(16 AWG)
#221 GN/BU
#221 GN/BU
(16 AWG)
(16 AWG)
FRONT WORK LIGHTS
FRONT WORK LIGHTS
REAR WORK LIGHTS
REAR WORK LIGHTS
PARK LIGHTS
PARK LIGHTS
TURN SIGNAL LH
TURN SIGNAL LH
TURN SIGNAL RH
TURN SIGNAL RH
(16 AWG)
(16 AWG)
S
S
M
M
G
G
(16 AWG)
(16 AWG)
BAT
BAT
#16A RD (12 AWG)
#16A RD (12 AWG)
WH #3
WH #3
WH #71
WH #71
WH #46
WH #46
3
3
PK #45
PK #45
2
2
#20 RD (10 AWG)
#20 RD (10 AWG)
#16 RD (12 AWG)
#16 RD (12 AWG)
#226
#226
#225
#225
3
3
6
6
PK #219
PK #219
(16 AWG)
(16 AWG)
5
5
2
2
309
309
W
W
B+
B+
D+
D+
ALT-45A
ALT-45A
#66 BK (14 AWG)
#66 BK (14 AWG)
#306 BR
#306 BR
#305 BR
#305 BR
#212 GN
#212 GN
#202 GN
#202 GN
#214 GN
#214 GN
#203 GN
#203 GN
#213 GN
#213 GN
#215 GN
#215 GN
#213 GN
#213 GN
#215 GN
#215 GN
#20 RD (10 AWG) "B+"
#20 RD (10 AWG) "B+"
#65 GN/WH "D+"
#65 GN/WH "D+"
#75 RD (12 AWG)
#75 RD (12 AWG)
#74 RD (12 AWG)-FUSE-10 AMP POWER POINT
#74 RD (12 AWG)-FUSE-10 AMP POWER POINT
#128 BR
#128 BR
(12 AWG) RD #16A
(12 AWG) RD #16A
#37 PK
#37 PK
#33 RD
#33 RD
#35 BLK
#35 BLK
(16 AWG)
(16 AWG)
(10 AWG) PK #59
(10 AWG) PK #59
BR
BR
3 PIN DEUTSCH
3 PIN DEUTSCH
DT06-3S-P012
DT06-3S-P012
111
111
(14 AWG) PK/WH #58
(14 AWG) PK/WH #58
PK/RD #50
PK/RD #50
#32 RD (14 AWG)
#32 RD (14 AWG)
#16 RD (12 AWG)
#16 RD (12 AWG)
#15 RD (12 AWG)
#15 RD (12 AWG)
#18 RD (14 AWG)
#18 RD (14 AWG)
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
104
104
BR
BR
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S
DT06-2S
GY #48
GY #48
WH #47
WH #47
114
114
BR
BR
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P-E004
DT04-2P-E004
TN #57
TN #57
115
115
BR
BR
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
N.O.
N.O.
N.C.
N.C.
BR
BR
METRIPACK 280-2 PIN
METRIPACK 280-2 PIN
INTEGRAL CONNECTOR
INTEGRAL CONNECTOR
#14 RD (12 AWG)
#14 RD (12 AWG)
#19 RD (10 AWG)
#19 RD (10 AWG)
#17 RD (14 AWG)
#17 RD (14 AWG)
#13 RD (12 AWG)
#13 RD (12 AWG)
107
107
(16 AWG)
(16 AWG)
(16 AWG)
(16 AWG)
104
104
102
102
101
101
103
103
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
105
105
(16 AWG)
(16 AWG)
109
109
BR
BR
111
111
BR
BR
(16 AWG)
(16 AWG)
110
110
107
107
BR
BR
BR
BR
106
106
BR
BR
INTERNAL
INTERNAL
GROUND
GROUND
(8 AWG)
(8 AWG)
#125 BR
#125 BR
+
+
#69 RD (8 AWG)
#69 RD (8 AWG)
117
117
124
124
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
113
113
114
114
115
115
116
116
117
117
118
118
16 AWG
16 AWG
16 AWG
16 AWG
16 AWG
16 AWG
16 AWG
16 AWG
302
302
304
304
#126 BR
#126 BR
(8 AWG)
(8 AWG)
BR
BR
ENGINE
ENGINE
GROUND
GROUND
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
303
303
305
305
301
301
112
112
BR
BR
-
-
GN/GY #06
GN/GY #06
GN/RD #23
GN/RD #23
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINAL
TERMINAL
RING #10
RING #10
BR
BR
BR
BR
GN #11
GN #11
GN #12
GN #12
GN #08
GN #08
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
METRIPACK 28O-2 PIN
METRIPACK 28O-2 PIN
P/N 1204 0753
P/N 1204 0753
#70 RD (6 AWG)
#70 RD (6 AWG)
BR #128
BR #128
#118A BR
#118A BR
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P-E004
DT04-2P-E004
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P
DT04-2P
#21 PK (16 AWG)
#21 PK (16 AWG)
#26 PK (16 AWG)
#26 PK (16 AWG)
DEUTSCH 3 PIN
DEUTSCH 3 PIN
DT04-3P
DT04-3P
(1) RD
(1) RD
(2) WH
(2) WH
TERMINAL
TERMINAL
RING #10
RING #10
(3) BK
(3) BK
CONNECTOR
CONNECTOR
HIRSHMANN GDM 2009 #927801-118
HIRSHMANN GDM 2009 #927801-118
W/1N4007 DIODE
W/1N4007 DIODE
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
59
11
12
13
27
36
37
38
39
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
40
28
29
30
31
35
32
34
33
14
15
16
18
19
58
21
20
22
26
25
23
24
wc_gr008444
LTW 20Z Schema’s
wc_tx001074nl.fm
107
7.4 RD 16—Componenten elektrische schema’s
Ref. Beschrijving Ref. Beschrijving
1 Lichtschakelaar (optioneel) 31 Rem en omlooprelais
2 Knipperlicht 32 Achteruitrijalarm
3 Richtingaanwijzerschakelaar 33 Brandstofrelais
4 Waarschuwingsknipperlichtenschakelaar 34 Claxon
5 Linkerrichtingaanwijzerlampje 35 Sproeibalkpomp
6 Rechterrichtingaanwijzerlampje 36 Neutraalrelais
7 Spanningsregelaar 37 Krukasrelais
8 Motorkrukasrelais 38 Gloeibougierelais
9 Startmotor 39 Gaskleprelais
10 Accu 40 Parkeerremschakelaar
11 Twee-functiessensor 41 Achterlicht (links)
12 Oliedruksensor 42 Koplamp (links)
13 Luchtfiltersensor 43 Koplamp (rechts)
14 Brandstofpeilsensor 44 Parkeerlicht voor (links) (optioneel)
15 20 amp zekering 45 Richtingaanwijzerlampje voor (links)
(optioneel)
16 30 amp zekering (hoofd) 46 Parkeerlicht voor (rechts) (optioneel)
17 30 amp zekering (lichten) 47 Richtingaanwijzerlampje voor (rechts)
(optioneel)
18 Claxonschakelaar 48 Parkeerlicht achter (links) (optioneel)
19 Trillingsmodusschakelaar 49 Richtingaanwijzerlampje achter (links)
(optioneel)
20 Contactslot 50 Parkeerlicht achter (rechts) (optioneel)
21 Stroomrelais 51 Richtingaanwijzerlampje achter (rechts)
(optioneel)
22 Pompschakelaar 52 Zwaailicht
23 Gasklepschakelaar 53 Kentekenlampje (optioneel)
24 Werklichtschakelaar 54 Stoelschakelaar
25 Displaymodule 55 Neutraalschakelaar
26 Pomptijdklokmodule 56 Trilschakelaar
27 Gaskleprelais 57 Achteruitrijschakelaar
28 Gloeibougiemotor 58 12V-stopcontact
29 Trilrelais (alleen voor) 59 Bedrading voor verlichting (optioneel)
30 Trilrelais (voor en achter)
Farvetabel
BK Zwart RD Rood YL Geel OR Oranje
GN Groen TN Beige BR Bruin PU Paars
BU Blauw VIO Violet CL Trans-
parant
SH Shild
PK Roze WH Wit GY Grijs LB Licht-
blauw
Schema’s LTW 20Z
108
wc_tx001074nl.fm
7.5 RD 16 IRH—Elektrische schema's
1201 5792
1201 5792
PACKARD WEATHERPACK 2 PIN
PACKARD WEATHERPACK 2 PIN
1201 5792
1201 5792
OPTIONAL
OPTIONAL
163318
163318
PACKARD WEATHERPACK 2 PIN
PACKARD WEATHERPACK 2 PIN
1201 5792
1201 5792
101
101
105
105
#53 GR/BL (16 AWG)
#53 GR/BL (16 AWG)
109
109
BR
BR
GN/YL #52
GN/YL #52
(16 AWG)
(16 AWG)
1201 0973
1201 0973
BR
BR
GN/BU #54
GN/BU #54
(16 AWG)
(16 AWG)
PACKARD WEATHERPACK
PACKARD WEATHERPACK
1201 0973
1201 0973
BR
BR
GN/BU #55
GN/BU #55
(16 AWG)
(16 AWG)
GN #206-LF
GN #206-LF
BR
BR
PACKARD WEATHERPACK
PACKARD WEATHERPACK
1201 0973
1201 0973
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
OPTIONAL
OPTIONAL
163318
163318
OPTIONAL
OPTIONAL
163318
163318
302
302
304
304
301
301
BR
BR
GN #204-RF
GN #204-RF
GN #205-RF
GN #205-RF
BR
BR
GN #210-LR
GN #210-LR
BR
BR
GN #211-LR
GN #211-LR
BR
BR
BR
BR
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
GN #207-LF
GN #207-LF
30
30
86
86
RD #235
RD #235
311
311
PK #236
PK #236
85
85
87
87
87a
87a
BR
BR
102
102
GN #240
GN #240
312
312
#56 TN
#56 TN
#120 BR
#120 BR
BR
BR
#57 TN
#57 TN
#119 BR
#119 BR
#120 BR
#120 BR
310
310
GN #237
GN #237
TN #25
TN #25
GN #24
GN #24
GN #02
GN #02
RESISTOR 75 OHM 5W
RESISTOR 75 OHM 5W
DIODE 1N5822
DIODE 1N5822
BR
BR
BR
BR
#239 GN
#239 GN
#238 GN
#238 GN
85
85
86
86
87
87
30
30
86
86
GN #10
GN #10
GN #22
GN #22
PK #51
PK #51
BR #121
BR #121
GN #67
GN #67
(10 AWG) RD #19
(10 AWG) RD #19
(14 AWG) PK/WH #58
(14 AWG) PK/WH #58
30
30
87
87
85
85
86
86
87
87
85
85
(14 AWG) RD #32
(14 AWG) RD #32
(10 AWG) PK #59
(10 AWG) PK #59
BK #34
BK #34
(14 AWG) PK #60
(14 AWG) PK #60
BR #123
BR #123
BR #122
BR #122
118
118
30
30
(14 AWG) RD #18
(14 AWG) RD #18
#241 GN
#241 GN
OPTIONAL
OPTIONAL
163318
163318
163677
163677
OPTIONAL
OPTIONAL
163678
163678
BR
BR
BR
BR
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
DEUTSCH RECEPTACLE 2 PIN
DEUTSCH RECEPTACLE 2 PIN
DT04-2P-E004
DT04-2P-E004
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
303
303
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
BR
BR
GN #64
GN #64
113
113
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P
DT04-2P
#40 PK
#40 PK
GN #208-RR
GN #208-RR
BR
BR
GN #209-RR
GN #209-RR
BR
BR
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P-E004
DT04-2P-E004
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINALS
TERMINALS
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
GN/BK
GN/BK
GN/BK
GN/BK
DEUTSCH PLUG 2 PIN
DEUTSCH PLUG 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
#1 WH
#1 WH
DEUTSCH 6 PIN
DEUTSCH 6 PIN
DT04-6P
DT04-6P
#5 BK
#5 BK
#3 GN
#3 GN
#6 BK
#6 BK
#4 RD
#4 RD
#2 BK
#2 BK
PK #42
PK #42
GN #62
GN #62
WH #46
WH #46
TN #56
TN #56
PK #41
PK #41
GN #63
GN #63
PK #43
PK #43
BR
BR
DEUTSCH 6 PIN
DEUTSCH 6 PIN
DT06-6S-P012
DT06-6S-P012
TN/RD
TN/RD
TN #29
TN #29
30
30
85
85
86
86
87
87
GN #28
GN #28
GN #61
GN #61
BR #108
BR #108
(14 AWG) PK #60
(14 AWG) PK #60
(14 AWG) BK #66
(14 AWG) BK #66
GN #62
GN #62
RD
RD
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
106
106
BR
BR
GN #49
GN #49
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P
DT04-2P
BK
BK
124
124
H
H
P
P
G
G
INTERNAL
INTERNAL
GROUND
GROUND
PK (16 AWG) #26
PK (16 AWG) #26
103
103
110
110
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
BR
BR
TERMINAL
TERMINAL
RING #10
RING #10
TERMINAL
TERMINAL
RING #10
RING #10
GN #63
GN #63
116
116
BR
BR
TERMINAL
TERMINAL
RING #10
RING #10
CONNECTOR
CONNECTOR
DIN 43650-ISO4400
DIN 43650-ISO4400
BK/WH #38
BK/WH #38
BR
BR
N.C.
N.C.
#02 GN
#02 GN
#01 GN
#01 GN
#03 WH
#03 WH
1
1
2
2
CONNECTOR
CONNECTOR
12 PIN DEUTSCH
12 PIN DEUTSCH
DT06-12SB-P012
DT06-12SB-P012
4
4
3
3
(NOT USED)
(NOT USED)
VIBRATION (B+ SYNC)
VIBRATION (B+ SYNC)
2
2
6
6
3
3
5
5
#73 PK/RD
#73 PK/RD
#50 PK/RD
#50 PK/RD
3
3
#53 GN/BU (16 AWG)
#53 GN/BU (16 AWG)
#52 GN/YL (16 AWG)
#52 GN/YL (16 AWG)
#51 PK
#51 PK
#31 BU
#31 BU
#127 BR
#127 BR
6
6
3
3
#5 PK
#5 PK
#38 BK/WH
#38 BK/WH
#40 PK
#40 PK
#30 PK
#30 PK
#27 BK
#27 BK
#34 BK
#34 BK
#21 PK (16 AWG)
#21 PK (16 AWG)
ALTERNATOR LAMP (GR SYNC)
ALTERNATOR LAMP (GR SYNC)
PARK BRAKE LAMP (GR SYNC)
PARK BRAKE LAMP (GR SYNC)
#09 PK
#09 PK
#119 BR
#119 BR
#11 GN
#11 GN
#10 GN
#10 GN
#08 GN
#08 GN
#06 GN
#06 GN
#12 GN
#12 GN
5
5
7
7
6
6
10
10
9
9
8
8
12
12
11
11
#22 GN
#22 GN
#23 GN
#23 GN
1
1
CONNECTOR
CONNECTOR
12 PIN DEUTSCH
12 PIN DEUTSCH
DT06-12SA-P012
DT06-12SA-P012
3
3
2
2
GROUND
GROUND
SWITCHED POWER
SWITCHED POWER
SWITCHED POWER INPUT
SWITCHED POWER INPUT
GLOW PLUG OUTPUT
GLOW PLUG OUTPUT
LOW FUEL LAMP (GR SYNC)
LOW FUEL LAMP (GR SYNC)
HOURMETER ENAB (B+ SYNC)
HOURMETER ENAB (B+ SYNC)
OIL PSI LAMP (GR SYNC)
OIL PSI LAMP (GR SYNC)
GLOW PLUG LAMP (B+ SYNC)
GLOW PLUG LAMP (B+ SYNC)
GLOW PLUG TIMER INPUT
GLOW PLUG TIMER INPUT
#31 BU
#31 BU
#29 TN
#29 TN
#25 TN
#25 TN
#30 PK
#30 PK
#28 GN
#28 GN
#27 BK
#27 BK
6
6
5
5
7
7
8
8
9
9
10
10
11
11
12
12
CRANK INPUT
CRANK INPUT
PUMP OUTPUT
PUMP OUTPUT
SEAT SWITCH INPUT
SEAT SWITCH INPUT
NEUTRAL SWITCH INPUT
NEUTRAL SWITCH INPUT
PUMP SWITCH INPUT
PUMP SWITCH INPUT
GROUND
GROUND
BRAKE/BYPASS (RD12 FUEL)
BRAKE/BYPASS (RD12 FUEL)
#24 GN
#24 GN
EMERGENCY STOP INPUT
EMERGENCY STOP INPUT
4
4
87
87
85
85
86
86
30
30
112
112
(16 AWG)
(16 AWG)
PK #36
PK #36
PK #39
PK #39
(14 AWG)
(14 AWG)
RD #68
RD #68
3
3
#47 WH
#47 WH
1
1
#48 GY
#48 GY
2
2
#49 GN
#49 GN
AIR FILTER LAMP (GR SYNC)
AIR FILTER LAMP (GR SYNC)
WATER TEMP LAMP (GR SYNC)
WATER TEMP LAMP (GR SYNC)
SELECT RD12/16 (12V=RD16)
SELECT RD12/16 (12V=RD16)
#05 PK
#05 PK
2
2
PK #45
PK #45
#201 GN (16 AWG)
#201 GN (16 AWG)
#235 RD
#235 RD
5
5
PK #72
PK #72
2
2
PK #44
PK #44
PK #44
PK #44
PK #72
PK #72
L
L
TL
TL
B1
B1
HL
HL
R
R
RD #223
RD #223
(16 AWG)
(16 AWG)
RD #216
RD #216
(12 AWG)
(12 AWG)
(16 AWG)
(16 AWG)
RD #217
RD #217
(16 AWG)
(16 AWG)
#307 BR
#307 BR
#232
#232
#306 BR
#306 BR
#229
#229
#230
#230
1
1
#228
#228
B+
B+
(16 AWG)
(16 AWG)
(16 AWG)
(16 AWG)
RD #217
RD #217
PK #218
PK #218
(16 AWG)
(16 AWG)
OUTPUT
OUTPUT
B2
B2
RD #222
RD #222
#221 GN/BU
#221 GN/BU
(16 AWG)
(16 AWG)
#220 GN/YL
#220 GN/YL
(16 AWG)
(16 AWG)
PARK LIGHTS
PARK LIGHTS
#233 GN
#233 GN
(16 AWG)
(16 AWG)
FRONT WORK LIGHTS
FRONT WORK LIGHTS
REAR WORK LIGHTS
REAR WORK LIGHTS
#231 GN
#231 GN
#231 GN
#231 GN
#215 GN
#215 GN
#212 GN
#212 GN
(16 AWG)
(16 AWG)
S
S
M
M
G
G
(16 AWG)
(16 AWG)
BAT
BAT
#16A RD (12 AWG)
#16A RD (12 AWG)
WH #71
WH #71
3
3
PK #45
PK #45
2
2
WH #46
WH #46
WH #3
WH #3
#20 RD (10 AWG)
#20 RD (10 AWG)
#16 RD (12 AWG)
#16 RD (12 AWG)
3
3
#227
#227
3
3
#225
#225
6
6
#226
#226
(16 AWG)
(16 AWG)
2
2
PK #219
PK #219
5
5
#305
#305
W
W
B+
B+
ALT-45A
ALT-45A
W/VOLT REG.
W/VOLT REG.
D+
D+
#66 BK (14 AWG)
#66 BK (14 AWG)
#213 GN
#213 GN
#234 GN
#234 GN
#313 BR
#313 BR
#214 GN
#214 GN
#215 GN
#215 GN
#202 GN
#202 GN
#212 GN
#212 GN
#214 GN
#214 GN
#203 GN
#203 GN
#213 GN
#213 GN
309
309
#20 RD (10 AWG) "B+"
#20 RD (10 AWG) "B+"
#65 GN/WH "D+"
#65 GN/WH "D+"
2
2
PK #224
PK #224
(16 AWG)
(16 AWG)
#37 PK
#37 PK
#35 BLK
#35 BLK
#33 RD
#33 RD
(12 AWG) RD #16A
(12 AWG) RD #16A
#74 RD (12 AWG)-FUSE-10 AMP POWER POINT
#74 RD (12 AWG)-FUSE-10 AMP POWER POINT
#128 BR
#128 BR
#75 RD (12 AWG)
#75 RD (12 AWG)
BR
BR
(10 AWG) PK #59
(10 AWG) PK #59
111
111
PK/RD #50
PK/RD #50
3 PIN DEUTSCH
3 PIN DEUTSCH
DT06-3S-P012
DT06-3S-P012
(14 AWG) PK/WH #58
(14 AWG) PK/WH #58
#32 RD (14 AWG)
#32 RD (14 AWG)
#16 RD (12 AWG)
#16 RD (12 AWG)
FUSE-30 AMP-LIGHTS
FUSE-30 AMP-LIGHTS
#15 RD (12 AWG)
#15 RD (12 AWG)
#18 RD (14 AWG)
#18 RD (14 AWG)
FUSE-30 AMP-MAIN
FUSE-30 AMP-MAIN
C.B.-20 AMP-THROTTLE PULL
C.B.-20 AMP-THROTTLE PULL
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
BR
BR
104
104
GY #48
GY #48
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S
DT06-2S
WH #47
WH #47
BR
BR
114
114
TN #57
TN #57
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P-E004
DT04-2P-E004
BR
BR
115
115
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT06-2S-P012
DT06-2S-P012
N.O.
N.O.
N.C.
N.C.
BR
BR
METRIPACK 280-2 PIN
METRIPACK 280-2 PIN
INTEGRAL CONNECTOR
INTEGRAL CONNECTOR
#19 RD (10 AWG)
#19 RD (10 AWG)
#13 RD (12 AWG)
#13 RD (12 AWG)
#14 RD (12 AWG)
#14 RD (12 AWG)
#17 RD (14 AWG)
#17 RD (14 AWG)
107
107
104
104
102
102
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
(16 AWG)
(16 AWG)
(16 AWG)
(16 AWG)
101
101
103
103
105
105
(16 AWG)
(16 AWG)
109
109
111
111
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
107
107
(16 AWG)
(16 AWG)
110
110
106
106
BR
BR
INTERNAL
INTERNAL
GROUND
GROUND
(8 AWG)
(8 AWG)
#125 BR
#125 BR
+
+
#69 RD (8 AWG)
#69 RD (8 AWG)
117
117
113
113
115
115
117
117
124
124
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
114
114
116
116
118
118
16 AWG
16 AWG
16 AWG
16 AWG
302
302
304
304
16 AWG
16 AWG
16 AWG
16 AWG
#126 BR
#126 BR
(8 AWG)
(8 AWG)
BR
BR
ENGINE
ENGINE
GROUND
GROUND
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
BR
301
301
303
303
305
305
112
112
BR
BR
-
-
GN #12
GN #12
BR
BR
BR
BR
GN #08
GN #08
GN/GY #06
GN/GY #06
GN/RD #23
GN/RD #23
TERMINAL
TERMINAL
RING #10
RING #10
GN #11
GN #11
METRIPACK 28O-2 PIN
METRIPACK 28O-2 PIN
P/N 1204 0753
P/N 1204 0753
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
TERMINAL
TERMINAL
PUSH ON 1/4"
PUSH ON 1/4"
#70 RD (6 AWG)
#70 RD (6 AWG)
#118A BR
#118A BR
BR #128
BR #128
(1) RD
(1) RD
DEUTSCH 3 PIN
DEUTSCH 3 PIN
DT04-3P
DT04-3P
(2) WH
(2) WH
(3) BK
(3) BK
TERMINAL
TERMINAL
RING #10
RING #10
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P-E004
DT04-2P-E004
DEUTSCH 2 PIN
DEUTSCH 2 PIN
DT04-2P
DT04-2P
CONNECTOR
CONNECTOR
HIRSHMANN GDM 2009 #927801-118
HIRSHMANN GDM 2009 #927801-118
W/1N4007 DIODE
W/1N4007 DIODE
#21 PK (16 AWG)
#21 PK (16 AWG)
#26 PK (16 AWG)
#26 PK (16 AWG)
1
2
59
3
4
5
6
7
8
9
10
60
11
12
13
27
36
37
38
39
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
40
57
57
58
28
29
30
31
35
32
34
33
14
15
16
17
18
19
61
21
20
22
26
25
23
24
wc_gr008445
LTW 20Z Schema’s
wc_tx001074nl.fm
109
7.6 RD 16 IRH—Componenten elektrische schema’s
Ref. Beschrijving Ref. Beschrijving
1 Lichtschakelaar (optioneel) 32 Achteruitrijalarm
2 Knipperlicht 33 Brandstofrelais
3 Richtingaanwijzerschakelaar 34 Claxon
4 Waarschuwingsknipperlichtenschakelaar 35 Sproeibalkpomp
5 Linkerrichtingaanwijzerlampje 36 Neutraalrelais
6 Rechterrichtingaanwijzerlampje 37 Krukasrelais
7 Spanningsregelaar 38 Gloeibougierelais
8 Motorkrukasrelais 39 Gaskleprelais
9 Startmotor 40 Parkeerremschakelaar
10 Accu 41 Achterlicht (links)
11 Twee-functiessensor 42 Koplamp (links)
12 Oliedruksensor 43 Koplamp (rechts)
13 Luchtfiltersensor 44 Parkeerlicht voor (links) (optioneel)
14 Brandstofpeilsensor 45 Richtingaanwijzerlampje voor (links)
15 20 amp zekering 46 Parkeerlicht voor (rechts) (optioneel)
16 30 amp zekering (hoofd) 47 Richtingaanwijzerlampje voor (rechts)
17 30 amp zekering (lichten) 48 Parkeerlicht achter (links) (optioneel)
18 Claxonschakelaar 49 Richtingaanwijzerlampje achter (links)
19 Trillingsmodusschakelaar 50 Parkeerlicht achter (rechts) (optioneel)
20 Contactslot 51 Richtingaanwijzerlampje achter (rechts)
21 Stroomrelais 52 Zwaailicht
22 Pompschakelaar 53 Kentekenlampje (optioneel)
23 Gasklepschakelaar 54 Stoelschakelaar
24 Werklichtschakelaar 55 Neutraalschakelaar
25 Displaymodule 56 Trilschakelaar
26 Pomptijdklokmodule 57 Remlicht
27 Gaskleprelais 58 Remlichtrelais
28 Gloeibougiemotor 59 Richtingaanwijzerlampje
29 Trilrelais (alleen voor) 60 Bedrading voor verlichting (optioneel)
30 Trilrelais (voor en achter) 61 12V-stopcontact
31 Rem en omlooprelais
Farvetabel
BK Zwart RD Rood YL Geel OR Oranje
GN Groen TN Beige BR Bruin PU Paars
BU Blauw VIO Violet CL Trans-
parant
SH Shild
PK Roze WH Wit GY Grijs LB Licht-
blauw
Wacker Neuson Produktion GmbH & Co. KG, Preußenstraße 41, D-80809 München, Tel.: +49-(0)89-3 54 02-0 Fax: +49 - (0)89-3 54 02-390
Wacker Neuson Production Americas LLC, N92W15000 Anthony Ave., Menomonee Falls, WI 53051
Tel. : (262) 255-0500 Fax: (262) 255-0550 Tel.: (800) 770-0957
Wacker Neuson Limited - Room 1701–03 & 1717–20, 17/F. Tower 1, Grand Century Place, 193 Prince Edward Road West, Mongkok, Kowloon, Hongkong.
Tel: (852) 3605 5360, Fax: (852) 2758 0032
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112

Wacker Neuson RD16-90 Handleiding

Type
Handleiding