Documenttranscriptie
10. Reliez le câble vert à la masse.
Remarque !Pour des raccordements de câbles sur 31 (masse) :
Vissez le câble avec une cosse à sertir et une rondelle dentée sur
une vis de masse propre au véhicule ou bien vissez le avec une
cosse à sertir et une vis à tôle sur la tôle de la carrosserie. Veillez à
obtenir une bonne transmission de masse !
11. Reliez le câble orange (du bloc à fusibles) à la borne 15 + 12 V
(courant d’allumage) en utilisant la dérivation B 14.
12. Raccord du câble à 2 brins ‘Marron et marron/blanc’
Reliez le câble marron avec une dérivation à l’interrupteur de la lumière
des freins (voir ✎ F 1). Reliez le câble marron/blanc à une conduite
positive continue d’origine et protégée par fusible. Sur des véhicules
équipés d’une boîte de vitesses à commande manuelle, il faut encore
installer et raccorder le disjoncteur jumelé (voir chapitre 9).
13. L’élément de commande est relié au module électronique par
le biais du connecteur à 4 pôles, en raccordant toujours les câbles de
même couleur (voir chapitre 10).
14. Si un signal original de flexible de compteur de vitesse peut être utilisé,
le câble bleu du câble à 2 brins est raccordé à la conduite d’origine
correspondante. Le câble noir du câble à 2 brins n’est pas utilisé ni
isolé.
15. Reliez le câble à 3 brins (noir, blanc, rouge) pour le servomoteur au
servomécanisme sous vide en fonction des couleurs de câble en
vous servant des connecteurs prémontés.
16. Tirez des câbles éventuellement trop longs hors du compartimentmoteur pour les ramener dans l’habitacle du véhicule et protégez tous
les câbles détachés avec les serre-câbles (B 13).
17. Remettez les habillages en place seulement après avoir achevé tous
les travaux et après un test fonctionnel/une marche d’essai réalisé
avec succès (chapitres 13-16).
FOUTDETECTIE – TEST B
Controle van het vacuüm-servo-apparaat en de aansluitingen
daarvan
Schakel het contact uit. Trap kort het rempedaal in, zodat de opgeslagen data van
de elektronicamodule worden gewist. Schakel de versnellingsbak resp. de
automatische versnelling in de vrijstand resp. in de neutraalstand (handrem
aantrekken).
Start de motor bij ingedrukte SET-toets. Wanneer de motor loopt, de SET-toets
loslaten.
Druk de AAN/UIT-toets één keer in. De LED in het bedieningsgedeelte licht op.
MAGIC-SPEED bevindt zich nu in de diagnostische modus.
Houd de SET-toets ingedrukt.
Het motortoerental moet
langzaam hoger worden (let op:
laat de motor niet TE VEEL
toeren maken). Zo gauw de
SET-toets wordt losgelaten,
moet het op dat moment
bereikte motortoerental
gehandhaafd blijven.
NEE
De bedrading van het
servoapparaat controleren (zie
hoofdstuk 8.0).
Vacuümaansluiting
controleren. Verbinding met de
gasstang controleren
(bowdenkabel)
(zie hoofdstuk 8.0).
JA
Houd de RESET-toets
ingedrukt. Het motortoerental
moet langzaam kleiner worden.
Zo gauw de RESET-toets
wordt losgelaten, moet het op
dat moment bereikte
motortoerental gehandhaafd
blijven.
NEE
JA
Druk de koppeling of het
rempedaal in. Het
motortoerental moet tot
‘stationair’ teruglopen.
NEE
Elektronicamodule defect
JA
Zijn alle functies aanwezig, zijn het servoapparaat en de elektrische aansluitingen in
94
Book_MS-50_A6.p65
NL
CÂBLAGE ET MONTAGE DU MODULE ÉLECTRONIQUE
151
94
10-02-2003, 11:13
Controle van de elektronische onderdelen en van de elektrische
aansluitingen
Schakel het contact in.
Druk het rempedaal in.
Licht de LED op?
NEE
Elektrische aansluitingen van
de MAGIC SPEED aan de
remlichtschakelaar
controleren.
Remlicht controleren.
NEE
Elektrische aansluitingen van
de MAGIC SPEED aan de
koppelingsschakelaar
controleren.
Montagetoestand van de
Reed-contacten controleren
(zie hoofdstuk 9.0).
NEE
Elektrische aansluitingen van
de MAGIC SPEED aan de 4polige verbindingsstekker
controleren
(zie hoofdstuk 8.0,. H 1)
JA
Druk het koppelingspedaal in.
Licht de LED op?
JA
Druk de SET-toets van het
bedieningsgedeelte in.
Licht de LED op?
JA
Bedien de RESET-toets op het
bedieningsgedeelte.
Licht de LED op?
NEE
NEE
JA
Druk de AAN/UIT-toets van het
bedieningsgedeelte een tweede
keer in. De LED in het
bedieningsgedeelte gaat uit en
de LED in de elektronicamodule
licht ca. 8 sec. lang op.
NEE
Sur des véhicules avec boîte de vitesses à commande manuelle, le
disjoncteur jumelé (B 5) doit être monté. Le disjoncteur jumelé (B 5) est
constitué d’un aimant et d’un interrupteur à contact Reed. L’aimant est collé
sur la pédale d’embrayage et fixé au moyen de rubans de câbles.
L’interrupteur à contact Reed est fixé sur le châssis ou sur la butée pour
l’embrayage.
Le disjoncteur jumelé est raccordé (B 5) comme montré dans le plan de
raccordement (voir ✎ F 1 et G 1)
10.0 MONTAGE DE L’ÉLÉMENT DE COMMANDE (VOIR ✎ H 3)
L’élément de commande reçoit les ordres du conducteur et les transmet au
microprocesseur figurant dans le module électronique. L’élément de
commande doit être monté dans une position adéquate afin de permettre
au conducteur de manier aisément le clavier de contrôle, même en cas de
situations dangereuses. Des emplacements de montage appropriés sont :
sur le tableau de bord, sur/dans une console ou sur la gaine de la colonne
de direction (voir ✎ H 3).
ATTENTION !
JA
Druk de AAN/UIT-toets van
het bedieningsgedeelte 1 keer
in. Licht de LED in het
bedieningsgedeelte op?
9.0 MONTAGE DU DISJONCTEUR JUMELÉ (VOIR ✎ H 2)
F
FOUTDETECTIE – TEST A
Elektrische aansluitingen
van de MAGIC SPEED aan
de 4-polige
verbindingsstekker
controleren
(zie hoofdstuk 8.0,. H 1)
JA
Veillez à ce que le conducteur ne soit pas obligé
de saisir à travers le volant pour atteindre
l’élément de commande.
Dans la mesure du possible, utilisez des traversées d’origine ou d’autres
possibilités de traversée, telles que par exemple des bords d’habillage,
des grilles d’aération ou des faux interrupteurs. Si aucune traversée n’est
disponible, il faut percer un trou d’un diamètre de 6 mm. Contrôlez au
préalable si la place libre est suffisante pour la sortie du foret.
1. Choisissez un endroit approprié (voir ✎ H 3) pour le montage de
l’élément de commande (B 1) et nettoyez la surface.
2. Retirez la feuille protectrice et collez l’élément de commande (B 1) à
l’emplacement choisi.
Zijn alle functies aanwezig, zijn de elektronische onderdelen en de elektrische
aansluitingen in orde?
150
Book_MS-50_A6.p65
95
95
10-02-2003, 11:13
3. S’il n’existe aucune possibilité de traversée pour le câble de l’élément
de commande, percez un alésage adéquat à proximité de l’élément de
commande (B 1).
4. Ebavurez et enduisez de produit anticorrosif tous les alésages
effectués dans la tôle.
5. Appliquez une gaine de câble sur toutes les traversées à angles vifs.
6. Enfoncez le câble derrière le tableau de bord en le faisant passer dans
l’alésage.
7. Enfichez le câble de raccordement dans le connecteur compact à 4
pôles. Veillez à ce que les couleurs des câbles concordent avec les
couleurs des câbles figurant dans la fiche opposée (voir ✎ I 1).
PROEFRIT EN INSTELLINGEN
4. Rijd met een snelheid van ca. 80 km/u en activeer de cruise control.
Nadat deze de controle heeft overgenomen, schakelt u de cruise
control uit door te remmen of door bediening van de ‘UIT’-schakelaar.
Daarna de ‘UIT’-schakelaar weer in de ‘IN’-positie brengen. Verminder
nu uw snelheid tot ca. 60 km/u. Druk nu de ‘RES’-toets in; de cruise
control zou nu langzaam de snelheid op de tevoren ingestelde 80 km/u
moeten brengen.
5. Wanneer u de cruise control tijdens de rit gebruikt, bedient u de
koppeling. De koppelingsschakelaar schakelt de cruise control uit.
Mocht dit niet werken, controleer dan de bedrading en de afstand
tussen magneet en Reed-contact (zie punt 9.0: Montage
koppelingsschakelaar.).
8. Raccordez le connecteur compact à 4 pôles de l’élément de commande
avec la fiche opposée à 4 pôles du jeu de câbles (B 3).
11.0 MONTAGE DU DETECTEUR DE VITESSE
Montage du détecteur de vitesse sur l’arbre de transmission
Le détecteur de vitesse (B 21) est chargé d’alimenter l’appareil de
commande en impulsions électroniques.
16.0 FOUTDETECTIE
Alle werkzaamheden voor het inbouwen van de MAGIC-SPEED zijn
voltooid en de accu is opnieuw aangesloten.
Voer de tests in volgorde uit: eerst test A, dan test B.
1. Bloquez les deux roues avant au moyen du dispositif de protection
contre le déplacement.
PRUDENCE !
N’utilisez jamais seulement le cric ! De nombreux
accidents sont occasionnés par des véhicules
glissant du cric. Avant de travailler sous le
véhicule, mettez des chandelles en place afin de
protéger le véhicule contre un glissement.
2. Assurez-vous que l’embrayage figure en position neutre et desserrez
le frein à main.
3. L’arrière du véhicule est soulevé afin d’offrir suffisamment de place
pour effectuer les travaux.
96
Book_MS-50_A6.p65
96
149
10-02-2003, 11:13
NL
MONTAGE DE L’APPAREIL DE COMMANDE
MONTAGE DU DETECTEUR DE VITESSE
F
15.0 PROEFRIT EN INSTELLINGEN
Uw cruise control is al in de fabriek vooraf ingesteld. Indien de cruise control
volgens de voorschriften geïnstalleerd is, zou deze in de meeste voertuigen
naar tevredenheid moeten functioneren. Voer, om te bepalen of er iets aan de
instellingen veranderd moet worden, op de volgende wijze een proefrit uit:
1. Schakel MAGIC SPEED door eenmalig aantippen van de AAN/
UIT-schakelaar in. De LED licht op.
2. Druk de ‘SET’-toets in en verhoog door indrukken van het gaspedaal
langzaam de snelheid van 40 naar 50 km/u. De cruise control moet
tussen 40 en 50 km/u de controle overnemen. Dat is de minimale
gebruikssnelheid. Hierbij knippert de LED van het besturingsapparaat
ca. 1 keer per seconde. Neemt de cruise control de snelheid tussen
40 en 50 km/u niet over, maar pas bij hogere snelheid, dan moeten
meer magneten worden gemonteerd. Mocht de cruise control al bij een
snelheid lager dan 40 km/u de snelheid overnemen, maar boven
80-120 km/u al niet meer functioneren en de LED in de
besturingsapparatuur sneller dan 1 keer per seconde knipperen, dan
moet u de zwarte draadlussen aan de elektronicamodule doorsnijden.
Hierdoor wijzigt u het aantal pulsen van 1.250 pulsen/km in 8.000
pulsen/km.
3. Voer de snelheid van uw voertuig op naar 80 km/u. Druk op de ‘SET’toets en laat langzaam het gaspedaal omhoog komen. De cruise
control moet de controle soepel overnemen en de snelheid van uw
voertuig constant houden.
-
-
Indien de wagen bij gebruik van de cruise control snelheid verliest of
te langzaam reageert, verhoogt u de gevoeligheidsinstelling door het
verschuiven van de schakelaar op de elektronicamodule naar positie
‘H’ = hoge gevoeligheid (zie ✎ K 4). Schakel voordien het contact uit
en trap kort het rempedaal in, zodat de in de elektronicamodule
opgeslagen data worden gewist.
Neemt de snelheid van de wagen bij gebruik van de cruise control toe
of werkt deze te schokkerig, verminder dan de gevoeligheidsinstelling
door het verschuiven van de schakelaar op de elektronicamodule naar
positie ‘L’ = lage gevoeligheid (zie ✎ K 4). Schakel voordien het contact
uit en trap kort het rempedaal in, zodat de in de elektronicamodule
opgeslagen data worden gewist.
148
Book_MS-50_A6.p65
97
4. Levez le véhicule par cric.
5. Montez le détecteur de vitesse (B 21) sur le support
(B 26) (voir ✎ I 2). Utilisez l’alésage étant le mieux approprié
pour votre véhicule. Les raccords du détecteur de vitesse
doivent être tournés vers le haut. Utilisez l’écrou (B 23) et la
rondelle dentée (B 22).
6. Maintenez ensuite le support sur le plancher du véhicule, à
env. 30 cm de la fourchette de joint de cardan (voir ✎ I 2 à I 4).
L’espace entre le détecteur de vitesse et l’arbre de
transmission doit être de 14 mm.
7. Utilisez le support comme gabarit et marquez deux endroits
pour les trous. Percez ensuite des trous d’un diamètre de 4,5
mm. Montez le support au moyen de deux vis à tôle d’une
longueur de 6 x 19 mm (B 25).
8. L’étape suivante est la fixation de l’aimant sur l’arbre de
transmission.
9. Nettoyez la surface de montage pour l’aimant.
10. Glissez le ruban plastique pourvu des aimants (B24) sur l’arbre
de transmission et tirez la pointe du ruban plastique à travers la
fermeture sur l’extrémité opposée du ruban plastique. Ne serrez pas
encore le ruban plastique à fond.
11. Positionnez l’aimant en face de la fermeture du ruban plastique.
12. L’aimant doit être appliqué de façon à patiner exactement sous le
détecteur (voir ✎ I 2).
13. Serrez à fond le ruban plastique et découpez l’extrémité
éventuellement en saillie du ruban plastique.
14. Alignez le support avec la bobine du détecteur de façon à ce que
l’espace entre la tête de la bobine et l’aimant soit de 3 à 5 mm, si
possible (voir ✎ I 3).
97
10-02-2003, 11:13
15. Le câble blindé à 2 pôles (câble bleu et noir) est maintenant conduit
depuis l’ouverture dans le tablier d’auvent jusqu’aux deux points de
branchement de la bobine de détecteur (B 21) (il n’est pas nécessaire
de respecter la polarité).
16. Le câble est fixé avec des serre-câbles (B 13) de façon à empêcher
tout contact avec des pièces rotatives ou éventuellement chaudes du
véhicule.
17. Enlevez les chandelles et le cric.
Montage du détecteur de vitesse sur la traction avant
1. Montez les détecteurs du côté gauche ou droit de l’entraînement. Des
exemples pour un tel montage sont illustrés dans ✎ J 3 et J 4
PRUDENCE !
N’utilisez jamais seulement le cric ! De nombreux
accidents sont occasionnés par des véhicules
glissant du cric. Avant de travailler sous le
véhicule, protégez le supplémentairement contre
un glissement au moyen de chandelles.
2. Le côté du véhicule, sur lequel les détecteurs sont montés, est
soulevé avec le cric et la roue est enlevée afin de faciliter le montage.
3. Fixez le support (B 26) du détecteur de vitesse avec une vis existante
sur le carter d’engrenage de façon à laisser un espace d’env.
3 - 5 mm entre l’endroit de montage des aimants et du détecteur
(voir ✎ K 1).
4. Montez la bobine (B 21) sur le support (B 26). Choisissez le trou de
fixation (voir ✎ K 2) en fonction des possibilités de montage. Utilisez
l’écrou (B 23) et la rondelle dentée (B 22) pour le montage
(voir ✎ K 2).
14.0 VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
NL
MONTAGE DU DETECTEUR DE VITESSE
De cruise control kan als volgt uitgeschakeld worden:
a)
b)
c)
d)
indrukken van het rempedaal
indrukken van het koppelingspedaal
door eenmalig aantippen van de AAN/UIT-schakelaar
het verminderen van de rijsnelheid tot ca. 25 % onder de
opgeslagen snelheid
e) uitschakelen van het contact
De cruise control stelt zichzelf buiten bedrijf, wanneer elektrische
aansluitingen onderbroken zijn of wanneer het remlicht defect is. De
elektronische module en het vacuüm-servo-apparaat bevatten talrijke
beveiligingen ter waarborging. Mochten een of meerdere onderdelen
uitvallen, dan schakelt de cruise control zichzelf automatisch uit.
Om een veilig en economisch gebruik te waarborgen, activeert u de
MAGIC SPEED IN GEEN GEVAL:
- als u plotseling stopt en weer optrekt
- op natte of glibberige (ijzel) wegen!
BELANGRIJK:
Mocht ooit een situatie optreden, waarbij de boven
onder punt a t/m c genoemde maatregelen de
cruise control niet buiten werking kunnen
stellen, dan bestaat nog de mogelijkheid om door
het uitschakelen van het contact het MAGICSPEED-CONTROL-systeem buiten bedrijf te stellen.
Verwijder nooit de contactsleutel uit het contact
tijdens de rit, omdat dan het stuurwiel blokkeert
(stuurslot).
5. Continuez avec les étapes de montage 8 à 17 (Montage du
détecteur de vitesse sur l’arbre de transmission).
98
Book_MS-50_A6.p65
147
98
10-02-2003, 11:13
ACCELEREREN EN SNELHEID VERLAGEN:
Nadat de cruise control geactiveerd is, hebt u nog de mogelijkheid tot
fijnafstemming. Tip één keer de ‚SET‘-toets aan, dan wordt de snelheid met
ca. 1 km/u verhoogd. Tip één keer de ‚RES‘-toets aan, dan wordt de
snelheid met ca. 1 km/u verlaagd. Deze functie biedt u de mogelijkheid, uw
voertuig precies aan de verkeersstroom of de eventuele
snelheidsbeperking aan te passen. De cruise control beschikt over een
opslagmedium, dat het aantal keren ‘aantippen’ opslaat. Bijvoorbeeld: U tipt
3 x of 5 x de ‚SET‘-toets of de ‚RES‘-toets aan en de cruise control
verhoogt of verlaagt de snelheid van uw voertuig met ca. 3 of 5 km/u.
BELANGRIJK:
Indien u de ingestelde snelheid in grote mate wilt
verlagen, gebruik daar dan niet de ‘RES’-toets
voor. Gebruik de ‘UIT’-schakelaar, de rem of de
koppeling en geef daarna met de ‘SET’-toets
weer uw nieuwe snelheid in.
13.0 EERSTE INGEBRUIKNEMING EN FUNCTIETEST
De elektronicamodule is met een diagnostisch programma uitgerust,
waardoor voorafgaand aan de eerste proefrit alle functies en elektrische
aansluitingen zouden moeten worden getest
(zie hoofdstuk 16: test A en test B).
Als display dient een LED-licht op de elektronicamodule. De praktijktest
(proefrit) kunt u het beste op een weg met weinig verkeer uitvoeren.
Met de wielen van de grond (wagen op assteunen) of op een rollenbank
kan de cruise control niet correct worden getest, omdat dan de invloed
van de massatraagheid ontbreekt.
12.0 MANIEMENT DU RÉGULATEUR DE VITESSE MAGIC SPEED
(VOIR ✎ K 3)
INTERRUPTEUR ‘ON/OFF’ :
En tapant une fois légèrement sur l’interrupteur ON/OFF,
le système MAGIC-SPEED est mis en circuit. La lampe de la LED s’allume.
Si le système MAGIC SPEED est en circuit, il est mis hors circuit en
appuyant une fois du bout des doigts sur l’interrupteur ON/OFF. La lampe
de la LED s’éteint.
TOUCHE ‘SET’ :
1. Pour définir la vitesse de marche actuelle, appuyez et relâchez
immédiatement la touche ‘SET’. Cette vitesse sélectionnée est
maintenue jusqu’à ce que :
a) la pédale de frein ou la pédale d’embrayage soit appuyée,
b) l’appareil soit mis hors circuit au moyen de l’interrupteur ‘ON/OFF’
(la LED s’éteint).
c ) la vitesse du véhicule soit inférieure à 40 - 50 km/h,
d) la vitesse baisse de plus de 25% dans une pente.
2. La vitesse de votre véhicule est augmentée en appuyant constamment
sur la touche ‘SET’. Dès que la touche est relâchée, le régulateur de
vitesse maintient la vitesse alors atteinte et la mémorise.
TOUCHE ‘RES’ :
La dernière vitesse mémorisée est reprise en appuyant et en relâchant
immédiatement la touche ‘RES’, à condition que :
a) l’appareil soit mis en circuit au moyen de l’interrupteur ‘ON/OFF’
(la LED sur l’élément de commande est allumée),
b) la vitesse de votre véhicule ne soit pas inférieure à la vitesse
minimale de 40-50 km/h,
c ) la pédale de freinage ou la pédale d’embrayage ne soit pas
actionnée,
d) l’allumage n’ait pas été coupé entre-temps,
e) la vitesse actuelle ne soit pas inférieure à 50% de la valeur
enregistrée.
146
Book_MS-50_A6.p65
99
99
10-02-2003, 11:13
F
BEDIENING VAN DE CRUISE CONTROL MAGIC SPEED
ACCÉLÉRATION ET RALENTISSEMENT :
Lorsque le régulateur de vitesse est activé, vous pouvez encore procéder
au réglage de précision. En appuyant une fois du bout des doigts sur la
touche ‘SET’, la vitesse est augmentée d’env. 1 km/h. En appuyant une fois
du bout des doigts sur la touche ‘RES’, la vitesse est réduite d’env. 1 km/h.
Cette fonction vous permet d’adapter votre véhicule exactement au flux de
la circulation ou aux limitations de vitesse. Le régulateur de vitesse est
équipé d’une mémoire enregistrant le nombre d’actionnements. Exemple :
vous appuyez 3 x ou 5 x du bout des doigts sur la touche ‘SET’ ou ‘RES’ et
le régulateur de vitesse augmente ou réduit la vitesse de votre véhicule
d’env. 3 ou 5 km/h.
IMPORTANT :
si vous souhaitez réduire énormément la vitesse
définie, n’utilisez pas la touche ‘RES’. Utilisez bien
plus l’interrupteur ‘OFF’, le frein ou l’embrayage et
puis définissez ensuite à nouveau votre nouvelle
vitesse au moyen de la touche ‘SET’.
13.0 PREMIÈRE MISE EN ROUTE ET TEST FONCTIONNEL
Le module électronique est équipé d’un programme de diagnostic, et ainsi
toutes les fonctions et les branchements électriques doivent être
contrôlés avant la première marche d’essai
(voir chapitre 16. test A et test B).
Une lampe de LED figurant sur le module électronique sert d’affichage. Le
test pratique (marche d’essai) peut être réalisé au mieux sur une route à
faible circulation.
Le régulateur de vitesse ne peut pas être testé correctement avec des
roues levées par cric ou sur un banc d’essai de performance, vu que
dans de tels cas il n’y a pas d’influence de l’inertie de masses.
12.0 BEDIENING VAN DE CRUISE CONTROL MAGIC SPEED
(ZIE ✎ K 3)
‘AAN/UIT’-SCHAKELAAR:
Door het eenmalig aantippen van de AAN/UIT-schakelaar wordt MAGICSPEED ingeschakeld. Het LED-licht licht op.
Is MAGIC SPEED ingeschakeld, dan wordt door het eenmalig aantippen
van de AAN/UIT-schakelaar de MAGIC-SPEED uitgeschakeld. Het LEDlicht dooft.
‘SET’-TOETS:
1. Ingeven van de op dat moment gereden snelheid, door de ‘SET’toets in te drukken en meteen weer los te laten. Deze gewenste
snelheid wordt gehandhaafd, totdat:
a) het rem- dan wel het koppelingspedaal wordt ingedrukt,
b) met de AAN/UIT-schakelaar het apparaat wordt uitgeschakeld
(LED dooft).
c ) de snelheid van het voertuig minder dan 40 - 50 km/u bedraagt
d) bij omhooglopende weg de snelheid met meer dan 25% afneemt.
2. Indien de ‘SET’-toets ingedrukt wordt gehouden, accelereert uw
voertuig. Laat men de toets los, dan houdt de cruise control de op dat
moment bereikte snelheid vast en slaat deze op.
‘RES’-TOETS:
Overname van de laatst opgeslagen snelheid vindt plaats, wanneer de
‘RES’-knop ingedrukt en meteen weer losgelaten wordt, onder
voorwaarde dat:
a) met de AAN/UIT-schakelaar het apparaat is ingeschakeld
(de LED op het bedieningsgedeelte licht op)
b) de snelheid van uw voertuig niet lager is dan minimaal
40-50 km/u
c ) het rem- dan wel het koppelingspedaal niet wordt ingedrukt
d) het contact niet tussentijds werd uitgeschakeld
e) de op dat moment gereden snelheid niet lager is dan 50% van
de opgeslagen waarde.
100
Book_MS-50_A6.p65
NL
MANIEMENT DU RÉGULATEUR DE VITESSE MAGIC SPEED
145
100
10-02-2003, 11:13
14.0 CONSIGNES DE SECURITE
F
INBOUW VAN DE SNELHEIDSSENSOR
15. De afgeschermde 2-polige kabel (blauwe en zwarte kabel) wordt nu
van de doorvoering in het schutbord naar de twee aansluitplaatsen
van de sensorspoel (B 21) geleid (er hoeft geen rekening te worden
gehouden met + en –).
16. De kabel wordt met een kabelbinder (B 13) zo bevestigd dat de kabels
niet met draaiende of warm wordende delen van de wagen in
aanraking kunnen komen.
17. Verwijder de assteunen en de krik.
Montage van de snelheidssensor in geval van
voorwielaandrijving
1. De sensoren aan de linker- of rechterkant op de aandrijving monteren.
Voorbeelden zijn te vinden onder ✎ J 3 en J 4
VOORZICHTIG! Nooit alleen maar een krik gebruiken! Vele
ongevallen worden veroorzaakt door voertuigen die van een krik
afglijden. Voordat u onder het voertuig gaat werken, moet u tevens
assteunen plaatsen.
2. Die kant van de auto, waar de sensoren zullen worden aangebracht,
wordt met de krik opgetild en het wiel afgenomen, om de montage te
vergemakkelijken.
3. Bevestig de houder (B 26) van de snelheidssensor met een
voorhanden zijnde schroef aan de tandwielkast, zodat er ca. 3 - 5 mm
afstand tussen beoogde montageplaats van de magneten en de
sensor zit (zie ✎ K 1).
Le régulateur de vitesse peut être mis hors circuit des façons suivantes :
a)
b)
c)
d)
en appuyant sur la pédale de frein
en appuyant sur la pédale d’embrayage
en appuyant une fois du bout des doigts sur l’interrupteur ‘ON/OFF’
en réduisant la vitesse de marche d’env. 25 % sous la
vitesse mémorisée
e) en coupant l’allumage
Le régulateur de vitesse se met hors marche lorsque des branchements
électriques sont interrompus ou si les lumières de frein sont
défectueuses. Le module électronique et le servomécanisme sous vide
contiennent de nombreuses caractéristiques de sécurité. Si un ou
plusieurs composants tombent en panne, le régulateur de vitesse se met
automatiquement hors marche.
Afin de garantir un fonctionnement fiable et rentable du système
MAGIC SPEED, ne l’actionnez JAMAIS :
- en marche ‘Stop-and Go’ de votre véhicule
- sur des routes humides et glissantes (verglas) !
IMPORTANT :
Pour toute situation, dans laquelle les mesures
citées ci-dessus sous points a) à c) ne peuvent
pas mettre le régulateur de vitesse hors marche, il
est possible de mettre le système MAGIC-SPEEDCONTROL hors service en coupant l’allumage. Ne
retirez jamais la clé de contact durant la conduite,
vu que dans ce cas le volant est bloqué.
4. Monteer de spoel (B 21) op de houder (B 26). Bevestigingsgat
(zie ✎ K 2) bepalen o.g.v. de montage-omstandigheden ter plekke.
Gebruik voor de montage moer (B 23) en getande borgring (B 22).
(zie ✎ K 2).
5. Ga verder met de montagestappen 8 t/m 17 (Inbouw van de
snelheidssensor aan de cardanas).
144
Book_MS-50_A6.p65
101
101
10-02-2003, 11:13
Les réglages de votre régulateur de vitesse ont déjà été effectués dans nos
usines. S’il est installé correctement, il doit fournir une performance
satisfaisante dans la plupart des véhicules. Afin de constater si vous devez
éventuellement effectuer des réglages supplémentaires, veuillez procéder à la
marche d’essai suivante :
1. Mettez le système MAGIC SPEED en circuit en appuyant une fois du bout
des doigts sur l’interrupteur ON/OFF. La LED s’allume.
2. Appuyez sur la touche ‘SET’ et augmentez lentement la vitesse de 40 à 50
km/h en appuyant sur la pédale d’accélérateur. Le régulateur de vitesse
doit s’enclencher entre 40 et 50 km/h. Il s’agit là de la vitesse minimale de
service. La LED de l’appareil de commande clignote alors env. 1 fois par
seconde. Si le régulateur de vitesse ne s’enclenche pas à une vitesse
entre 40 et 50 km/h, mais plus tard, vous devez installer une plus grande
quantité d’aimants. Si le régulateur de vitesse s’enclenche à une vitesse
inférieure à 40 km/h, et que par contre il ne fonctionne déjà plus à des
vitesses supérieures à 80-120 km/h et que la LED dans l’appareil de
commande clignote plus rapidement qu’une fois par seconde, vous devez
séparer les boucles métalliques noires figurant sur le module
électronique. Le nombre d’impulsions est de la sorte modifié de 1.250
impulsions/km à 8.000 impulsions/km.
3. Augmentez la vitesse de votre véhicule à 80 km/h. Appuyez ensuite sur la
touche ‘SET’ et retirez lentement votre pied de la pédale d’accélérateur. Le
régulateur de vitesse doit s’enclencher en douceur et maintenir la vitesse
du véhicule à une valeur constante.
-
-
Si lors du fonctionnement du régulateur de vitesse, le véhicule perd de la
vitesse ou s’il réagit trop lentement, augmentez le réglage de la sensibilité
en déplaçant l’interrupteur figurant sur le module électronique sur la
position ‘H’ = sensibilité élevée (voir K 4). Coupez au préalable l’allumage
et appuyez légèrement sur la pédale de frein afin d’effacer les données
enregistrées dans la mémoire du module électronique.
Si lors du fonctionnement du régulateur de vitesse, le véhicule augmente
la vitesse ou s’il fonctionne trop par à-coups, réduisez le réglage de la
sensibilité en déplaçant l’interrupteur figurant sur le module électronique
sur la position ‘L’ = basse sensibilité (voir K 4). Coupez au préalable
l’allumage et appuyez légèrement sur la pédale de frein afin d’effacer les
données enregistrées dans la mémoire du module électronique.
102
Book_MS-50_A6.p65
102
INBOUW VAN DE SNELHEIDSSENSOR
NL
15.0 MARCHE D’ESSAI ET REGLAGES
4. Plaats de assteunen.
5. Monteer de snelheidssensor (B 21) aan de houder (B 26) (zie ✎ I 2).
Gebruik dat gat, dat voor uw wagen het meest geschikt is. De
aansluitingen van de snelheidssensor moeten naar boven wijzen.
Gebruik moer (B 23) en de getande borgring (B 22).
6. Houd nu de houder tegen de bodem van het voertuig, ca. 30 cm van
de cardankoppeling af (zie ✎ I 2 t/m I 4). De afstand van de
snelheidssensor tot de cardanas dient 14 mm te bedragen.
7. Gebruik de houder als sjabloon en markeer tweeplaatsen voor de
gaten. Dan moeten gaten van Ø 4,5 mm worden geboord. Monteer de
houder met twee6 x 19 mm lange plaatschroeven (B 25).
8. Daarna moet de magneet op de cardanas worden aangebracht.
9. Reinig het montageoppervlak voor de magneet.
10. Leg de kunststofband met de erop geschoven magneet
(B 24) rond de cardanas en trek het uiteinde van de kunststofband
door de vergrendeling aan het andere eind van de kunststofband. De
kunststofband nog niet vasttrekken.
11. Verschuif de magneet zo, dat deze tegenover de vergrendeling van
de kunststofband komt te zitten.
12. De magneet moet zo worden aangebracht, dat deze precies onder de
sensor door draait (zie ✎ I 2).
13. De kunststofband aantrekken en het eventueel uitstekende uiteinde
van de kunststofband afsnijden.
14. De houder met de sensorspoel moet zo worden gericht dat de afstand
tussen spoelkop en magneet indien mogelijk 3 - 5 mm bedraagt
(zie ✎ I 3).
143
10-02-2003, 11:13
MARCHE D’ESSAI ET REGLAGES
F
MONTAGE VAN HET BEDIENINGSGEDEELTE
4. Alle in de plaat gemaakte boorgaten afbramen en van roest
beschermend middel voorzien.
5. Alle scherpgekante doorvoeringen van een doorvoertule voorzien.
6. Schuif de kabel door het boorgat in het dashboard naar achteren.
7. Steek de aansluitkabel in de 4-polige connector. Let erop dat de
kleuren van de kabels met de kleuren van de kabels uit de
contrastekker (zie ✎ I 1) overeenstemmen.
8. Steek de gemonteerde 4-polige connector van het bedieningsgedeelte
op de 4-polige contrastekker van de kabelset (B 3).
11.0 INBOUW VAN DE SNELHEIDSSENSOR
Montage van de snelheidssensor aan de cardanas
De snelheidssensor (B 21) voorziet de besturingsapparatuur van
elektronische impulsen.
4. Augmentez la vitesse jusqu’à env. 80 km/h et activez le régulateur de
vitesse. Dès que celui-ci s’est enclenché, mettez le régulateur de
vitesse hors circuit en freinant ou en actionnant l’interrupteur ‘OFF’.
Replacez ensuite l’interrupteur OFF en position MARCHE, puis
réduisez la vitesse à env. 60 km/h. Appuyez ensuite sur la touche
‘RES’, le régulateur de vitesse doit alors accélérer lentement jusqu’à
obtention de la vitesse de 80 km/h déterminée au préalable.
5. Actionnez l’embrayage durant une conduite avec le régulateur de
vitesse activé. Le disjoncteur jumelé met le régulateur de vitesse hors
circuit. Si ce n’est pas le cas, contrôlez le câblage et l’espace entre
l’aimant et le contact Reed (voir point 9.0 Montage du disjoncteur
jumelé).
16.0 RECHERCHE D’ERREURS
Tous les travaux pour le montage du système MAGIC-SPEED sont
achevés et la batterie est de nouveau raccordée.
Effectuez les tests en commençant par le test A et ensuite le test B.
1. Blokkeer beide voorwielen, zodat ze niet weg kunnen rollen.
Voorzichtig!
Nooit alleen maar een krik gebruiken! Veel
ongevallen worden veroorzaakt door voertuigen
die van een krik afglijden. Voordat u onder het
voertuig gaat werken, moet u tevens assteunen
plaatsen.
2. Let erop dat de versnelling in de vrijstand staat en dat de handrem niet
is aangetrokken.
3. De achterkant van het voertuig wordt omhoog gekrikt, zodat er genoeg
plaats is om eraan te werken.
142
Book_MS-50_A6.p65
103
103
10-02-2003, 11:13
Contrôle des composants électroniques et des branchements
électriques
Enclenchez l’allumage.
Actionnez le frein.
La LED s’allume-t-elle ?
NON
Contrôlez les branchements
électriques du système MAGIC
SPEED sur l’interrupteur de la
lumière des freins.
Contrôlez la lumière des freins.
NON
Contrôlez les branchements
électriques du système MAGIC
SPEED sur le disjoncteur jumelé.
Contrôlez les conditions de montage
des contacts Reed (voir chapitre
9.0).
NON
Contrôlez les branchements
électriques du système MAGIC
SPEED sur la fiche de connexion à
4 pôles.
(voir chapitre 8.0, ✎ H 1)
OUI
Actionnez l’embrayage.
La LED s’allume-t-elle ?
OUI
Actionnez la touche SET de
l’élément de commande.
La LED s’allume-t-elle ?
OUI
Actionnez la touche RESET de
l’élément de commande.
La LED s’allume-t-elle ?
NON
10.0 MONTAGE VAN HET BEDIENINGSGEDEELTE (ZIE ✎ H 3)
Het bedieningsgedeelte ontvangt de bevelen van de bestuurder en draagt
ze over aan de microprocessor in de elektronicamodule. Het
bedieningsgedeelte moet op een geschikte plaats worden gemonteerd, om
het de bestuurder ook in gevaarlijke situaties mogelijk te maken, de
controletoetsen correct te bedienen. Geschikte montageplaatsen zijn: op
het dashboard, op of in een console of aan de bekleding van de
stuurkolom (zie ✎ H 3).
NON
NON
Let erop dat de bestuurder voor het bedienen
zijn hand niet door het stuurwiel heen hoeft te
steken.
Voor de doorvoering van de aansluitkabel gebruikt u reeds beschikbare
doorvoermogelijkheden of creëert u deze zelf, bijvoorbeeld in randen van
de bekleding, ventilatieroosters of dummy-schakelaars. Als geen
doorvoeringen beschikbaar zijn, dan moet een gat van Ø 6 mm worden
geboord. Bepaal vooraf, of genoeg vrije ruimte voor het doorschieten van
de boor bestaat.
OUI
Actionnez une seconde fois la
touche ON/OFF de l’élément de
commande. La LED dans l’élément
de commande s’éteint et la LED
dans le module électronique
s’allume pendant env. 8 secondes.
Bij voertuigen met versnellingsbak moet de koppelingsschakelaar (B 5)
worden ingebouwd. De koppelingsschakelaar (B 5) bestaat uit een
magneet en een Reed-contact-schakelaar. De magneet wordt aan het
koppelingspedaal geplakt en met kabelbanden bevestigd. De Reedcontact-schakelaar wordt aan het chassis of aan de aanslag voor de
koppeling bevestigd.De koppelingsschakelaar (B 5) wordt aangesloten
zoals in het aansluitschema aangegeven (zie ✎ F 1 en G 1).
LET OP!
OUI
Actionnez 1 fois la touche ON/OFF
de l’élément de commande. La LED
dans l’élément de commande
s’allume-t-elle ?
9.0 MONTAGE VAN DE KOPPELINGSSCHAKELAAR (ZIE ✎ H 2)
Contrôlez les branchements
électriques du système MAGIC
SPEED sur la fiche de connexion à
4 pôles.
(voir chapitre 8.0, ✎ H 1)
OUI
Toutes les fonctions existent-elles, les composants électroniques et les branchements électriques
sont-ils en parfait état.
1. Kies een geschikte plaats (zie ✎ H 3) voor het bedieningsgedeelte
(B 1) en reinig het oppervlak.
2. Trek de beschermende folie eraf en plak het bedieningsgedeelte (B 1)
op de door u gekozen plaats vast.
3. Indien geen doorvoermogelijkheden voor de kabel van het
bedieningsgedeelte aanwezig zijn, boort u in de buurt van het
bedieningsgedeelte (B 1) een passend gat.
104
Book_MS-50_A6.p65
141
104
10-02-2003, 11:13
NL
RECHERCHE D’ERREURS - TEST A
10. Verbind de groene kabel met de massa.
Waarschuwing! Bij kabelaansluitingen aan 31 (massa):
de kabel met kabelschoen en getande borgring aan een voertuigeigen
massaschroef schroeven of met kabelschoen of plaatschroef aan de
carrosseriebeplating vastschroeven. Let op een goede
massaverbinding!
11. Verbind de oranje kabel (van het zekeringblok) met de + 12V-klem 15
(ontstekingsstroom).Gebruik hiervoor de verdeelsteker B 14.
12. Aansluiting van de 2-aderige kabel “bruin en bruin/wit”
Verbind de bruine kabel via een verdeelsteker met de
remlichtschakelaar (zie F 1). Verbind de bruin-witte kabel met een
originele, beschermde permanente pluskabel. Bij voertuigen met
versnellingsbak moet nog de koppelingsschakelaar worden
geïnstalleerd en aangesloten (zie hoofdstuk 9).
13. Met behulp van de 4-polige steker wordt het bedieningsgedeelte met
de elektronicamodule verbonden, met de draden van dezelfde kleuren
aan elkaar (zie hoofdstuk 10).
14. Kan een origineel kilometerteller-signaal worden gebruikt, dan moet de
blauwe kabel van de 2-aderige kabel aan de corresponderende,
originele kabel worden aangesloten. De zwarte kabel van de
2-aderige kabel wordt niet gebruikt en geïsoleerd.
15. De 3-aderige kabel (zwart–wit–rood) voor de servomotor kleur-aankleur met behulp van de voorgemonteerde steker met het vacuümservo-apparaat verbinden.
16. Trek te lange kabels uit de motorruimte terug de cabine in en zet alle
losse kabels vast met de kabelbinders (B 13).
17. Breng de bekleding pas weer aan, als alle werkzaamheden beëindigd
zijn en de functietest resp. de proefrit succesvol zijn gebleken
(hoofdstuk 13-16).
RECHERCHE D’ERREURS - TEST B
F
AANLEG BEDRADING EN MONTAGE VAN DE ELEKTRONICAMODULE
Contrôle du servomécanisme sous vide et des ses
raccordements
Coupez l’allumage. Appuyez brièvement sur le frein pour effacer les données
enregistrées dans la mémoire du module électronique. Commutez la boîte de
vitesses à commande manuelle resp. à commande automatique en marche au
ralenti resp. en position neutre (serrer le frein à main).
Lancez le moteur alors que la touche SET est actionnée. Dès que le moteur est
lancé, relâchez la touche SET. Actionnez une fois l’interrupteur ON/OFF. La LED
figurant dans l’élément de commande s’allume. Le système MAGIC-SPEED se
trouve maintenant en mode de diagnostic.
Maintenez la touche SET
enfoncée. La vitesse du
moteur doit augmenter
lentement (attention, veillez à
ce que le moteur ne s’emballe
pas). Dès que la touche SET
est relâchée, la vitesse de
moteur alors atteinte doit être
maintenue.
NON
Contrôlez le câblage du
servomécanisme (voir
chapitre 8.0). Contrôlez le
raccordement de la
dépression. Contrôlez le
raccord de la tringlerie des gaz
(câble Bowden)
(voir chapitre 8.0).
OUI
Maintenez la touche SET
enfoncée. La vitesse du
moteur doit diminuer
lentement. Dès que la touche
RESET est relâchée, la
vitesse de moteur alors
atteinte doit être maintenue.
NON
OUI
Actionnez l’embrayage ou le
frein. La vitesse du moteur
doit diminuer jusqu’à la
marche au ralenti.
NON
Module électronique
défectueux
OUI
Toutes les fonctions sont-elles disponibles, le servomécanisme et ses raccordements
140
Book_MS-50_A6.p65
105
105
10-02-2003, 11:13
AANLEG BEDRADING EN MONTAGE VAN DE ELEKTRONICAMODULE
Pagina
1.0 . Introduzione ................................................................................................... 106
2.0 . Indicazioni per un impiego corretto delle istruzioni al montaggio ..................... 107
3.0 . Avvertenze generali di sicurezza e di montaggio ..................................... 108-109
4.0 . Requisiti per un funzionamento corretto dell’impianto di regolazione della velocità 109
5.0 . Attrezzatura necessaria ................................................................................. 110
6.0 . Oggetto di fornitura ......................................................................................... 111
7.0 . Montaggio del servomeccanismo per vuoto ............................................. 112-115
8.0 . Cablaggio e montaggio del modulo elettronico .......................................... 115-117
9.0 . Montaggio dell’interruttore frizione .................................................................. 118
10.0 Montaggio dell’unità di comando ............................................................... 118-119
11.0 . Sensore della velocità – Montaggio (albero cardanico / trazione anteriore) 119-121
12.0 Comando del regolatore di velocità MAGIC SPEED ................................ 122-123
13.0 Prima messa in funzione e test funzioni ......................................................... 123
14.0 Istruzioni di sicurezza .................................................................................... 124
15.0 Corsa di prova e impostazioni ................................................................. 125-126
16.0 Guida ricerca guasti ................................................................................ 126-128
5. Voor het bevestigen van de elektronicamodule moeten twee gaten van
Ø 2,5 mm worden geboord. Plaats hiertoe de elektronicamodule op de
gekozen plaats en markeer de boorgaten. Bepaal vóór het boren, of
genoeg vrije ruimte voor het doorschieten van de boor beschikbaar is.
1.0 INTRODUZIONE
Il regolatore della velocità di guida MS 50 regola automaticamente la
velocità del proprio veicolo. E’ così possibile mantenere costante la
velocità di corsa anche per un periodo prolungato (p.e. nel rispetto del
limite di velocità o per lunghe tratte durante un viaggio in autostrada) in
modo tale da potersi concentrare al meglio sulla guida e sul traffico.
6. Bevestig de elektronicamodule met de plaatschroeven (B 11)
7. Stel de aard van de toerentaloverbrenging bij uw voertuig vast.
Mogelijkheid 1:
U gebruikt de in de leveringsomvang inbegrepen
magneetsensor (zie hoofdstuk 11.0, ✎ I 2)
Mogelijkheid 2:
U gebruikt het originele kilometerteller-signaal. Vele
voertuigen hebben een origineel kilometertellersignaal, om bijvoorbeeldde geluidssterkte van de
radio snelheidsafhankelijk te regelen. Informatie
over de vraag of bij uw voertuig een origineel
kilometerteller-signaal aanwezig is, is te verkrijgen
bij uw garagehouder.
WAARSCHUWING!
Schakel de ontsteking uit, voordat u de
oranje kabel verbindt. Is de (min/massa)
kabel van de accu los?
OPMERKING:
Let op een constante 12V-aansluiting
(+ klem 15). Gebruik geen variabele
12V-aansluiting, zoals bijvoorbeeld
blower, motorventilator e.d., omdat de MS
50 zichzelf bij stroomvariaties uit zal
schakelen.
Il sistema MS 50 può essere installato in quasi tutti i veicoli con tensione di
bordo da 12 V, indipendentemente dal fatto che vi sia un cambio manuale o
automatico.
Sono in dotazione tutti i componenti meccanici ed elettrici necessari per
l’installazione nel veicolo.
106
Book_MS-50_A6.p65
106
8. Steek de connector op de elektronicamodule.
9. De 3-aderige kabel (zwart, wit, rood) voor het vacuüm-servoapparaat via een geschikte doorvoering naar de motorruimte
doortrekken. Wanneer snelheidsvermindering via de magneetsensor
plaatsvindt, dan moet de afgeschermde 2-aderige zwarte kabel (met
binnenkabels blauw en zwart) ook worden doorgetrokken naar de
motorruimte.
139
10-02-2003, 11:13
NL
INDICE
2.0 INDICAZIONI PER UN IMPIEGO CORRETTO DELLE ISTRUZIONI AL MONTAGGIO
I
INBOUW VACUÜM-SERVO-APPARAAT – MONTAGEMOGELIJKHEDEN
LET OP!
Vacuümleidingen erop schuiven tot dit niet verder
kan. Wees er zeker van dat u alle
losgemaaktevacuümleidingen weer vastmaakt,
daar anders schade aan de motor kanontstaan,
of sprake kan zijn van een vergrote hoeveelheid
uitlaatgassen. Let erop dat de vacuümleidingen op
de juiste manier zijn bevestigd en controleer dit
ook regelmatig. Bij defecte of losgeraakte
vacuümleidingen is de functie van de
aangesloten apparaten niet meer gewaarborgd.
8.0AANLEG BEDRADING EN MONTAGE VAN DE ELEKTRONICAMODULE
(ZIE ✎ E 3 T/M H 1)
1. Voordat met de kabelaanleg wordt begonnen, moeten de klemmen van
de accu worden verwijderd.
2. Let erop dat bij het aanleggen van de elektronicamodule en de
kabelstreng van de cruise control de afstand daarvan tot de
stroomverdeler, de ontstekingsspoel en de bougiekabel minstens 30
cm bedraagt.
3. Zorg voor een geschikte montageplaats voor de elektronicamodule in
de cabine. Geschikte plaatsen bevinden zich onder het dashboard,
achter het handschoenenvak of in de middenconsole. Bedenk bij het
kiezen van deze plaats dat u aan de elektronicamodule instellingen
moet doorvoeren. Houd bij deze keuze ook rekening met de lengte van
de aan te leggen kabelset (B 3).
Avvertenza! Norma di sicurezza:
La mancata osservanza può comportare danni a persone o ai
materiali.
Attenzione! Norma di sicurezza:
La mancata osservanza del presente manuale comporta danni ai
materiali e compromette un corretto funzionamento del sistema
MS 50.
Prima di procedere all’installazione leggere attentamente le
presenti istruzioni di montaggio ed uso affinché il montaggio
non comporti alcuna difficoltà. Consultare anche il punto
„Requisiti di montaggio del sistema MAGIC SPEED MS 50“
al cap. 4.
MAGIC SPEED
Con MAGIC SPEED, il regolatore di velocità automatico, potrete viaggiare
sempre alla velocità che preferite …e mai più veloce di quanto prescritto
dai cartelli.
Una volta raggiunta la velocità desiderata premere il tasto del
microcomputer che la registrerà come velocità di riferimento con cui
confrontare costantemente la velocità di corsa. Ogni differenza verrà
modificata automaticamente.
Il presente manuale di montaggio contiene tutti i chiarimenti e le indicazioni
necessarie per un’installazione corretta del sistema MAGIC SPEED . Prima
di dare inizio all’installazione si prega pertanto di leggere attentamente il
presente manuale.
Il montaggio del sistema MAGIC SPEED prevede conoscenze generali delle
tecniche automobilistiche e deve essere effettuato con molta accuratezza
in quanto si vanno a toccare alcuni settori di sicurezza del veicolo quali ad
es. sull’articolazione della guaina tipo bowden la valvola a farfalla o l’asta
cremagliera delle pompe diesel.
4. Verwijder de eventueel aanwezige bekleding.
138
Book_MS-50_A6.p65
107
107
10-02-2003, 11:13
Avvertenza! Per prevenire il pericolo di cortocircuito, prima di
intervenire sul sistema elettrico del veicolo staccare sempre il polo
negativo “-”. Anche nei veicoli con batteria supplementare staccare
il morsetto sul polo negativo “-“.
-
Avvertenza! Un’insufficiente connessione dei cavi può comportare
un cortocircuito che a sua volta può avere come conseguenza:
che i cavi prendono fuoco
che si aziona l’airbag
che vengono danneggiati dispositivi elettronici di comando
l’avaria di funzioni elettriche (indicatori di direzione, luci di arresto,
clacson, accensione, luci)
INBOUW VACUÜM-SERVO-APPARAAT – MONTAGEMOGELIJKHEDEN
Mogelijkheid 1 (zie ✎ C 2):
Montage aan de aanwezige of extra gemonteerde (B 6) gashendel. De
bowdenkabel van de MS 50 wordt hierbij via de draaibare bout bevestigd.
Wordt het gaspedaal met de hand bediend, dan glijdt de bowdenkabel van
de MS 50 door de bout.
Mogelijkheid 2 (zie ✎ C 3):
Montage aan de aanwezige bowdenkabel. De bowdenkabel van de MS 50
wordt hierbij met het klemmenblok bevestigd, dat vast met de gaskabel
verbonden is. Wordt het gaspedaal met de hand bediend, dan glijdt de
bowdenkabel van de MS 50 door het klemmenblok.
E’ pertanto necessario osservare le seguenti indicazioni:
Quando si interviene sui cavi, tenere presenti le seguenti definizioni dei
morsetti:
30 (entrata batteria più, diretta),
15 (più attivato, batteria posteriore)
31 (filo di ritorno dalla batteria, massa)
BEVESTIGING VAN DE BOWDENKABEL
Zie ✎ D 1 t/m E 1.
MONTAGE BIJ VOERTUIGEN ZONDER GASKABEL
impiegare solamente terminali, spine e guaine di innesto piatte isolate. Non
impiegare connettori a compressione (connettori a filo) o morsetti da
lampadario.
Zie ✎ E 2.
Il metodo di connessione più sicuro è quello di saldare e isolare i cavi. Per
collegare i cavi utilizzare una pinza.
VACUÜM-SERVO-APPARAAT - VACUÜMAANSLUITING (ZIE ✎ E 3)
Per i collegamenti al morsetto 31 (Massa):
Avvitare il cavo con terminale e disco dentato ad una vite di massa del
veicolo oppure avvitare cavo con terminale e vite Parker alla lamiera
della carrozzeria.
Assicurare una buona trasmissione di massa!
Attenzione! Quando viene staccato il polo negativo “-” della
batteria si perdono tutti i dati in memoria transitoria del sistema
elettronico comfort.
108
Book_MS-50_A6.p65
108
Vacuümleiding steeds tussen terugslagventiel en aanzuigbocht of
vacuümpomp (aan de zijde van de motor) onderbreken
1. Snijd de vacuümleiding door tussen terugslagventiel en aanzuigbocht
of vacuümpomp (aan de zijde van de motor).
2. Zet een geschikt T-stuk (B 44, B 45, B 48) tussen de delen van de
doorgesneden vacuümleiding en bevestig deze met slangklemmen.
3. Verbind het vacuüm-servo-apparaat en de aansluiting van het T-stuk
met de vacuümleiding (B 47).
137
10-02-2003, 11:13
NL
3.0 AVVERTENZE GENERALI DI SICUREZZA E DI MONTAGGIO
AVVERTENZE GENERALI DI SICUREZZA E DI MONTAGGIO
I
INBOUW VAN HET VACUÜM-SERVO-APPARAAT
4. Bevestig de bowdenkabel met de extra houder of de
bowdenkabelverbinder direct aan de originele gaskabel.
(zie ✎ C 2 t/m E 3).
5. Bevestig de bout of het klemmenblok aan de gasstang of de gaskabel,
zoals op de afbeeldingen wordt getoond. (✎ C 2 t/m E 3) Schuif de
binnenkabel van de MS-50-bowdenkabel door de bout of het
klemmenblok. Steek de nippel op de bowdenkabel en schuif de nippel
op tot aan de bout of het klemmenblok. Vergewis u ervan dat de
carburateur of de inspuitpomp zich in onbelaste stand bevindt (bij een
warme motor). Zet de nippel op het uiteinde van de bowdenkabel.
A seconda del tipo di veicolo devono essere reimpostati i seguenti dati:
-
Le istruzioni per la regolazione sono riportate nei rispettivi manuali d’uso.
Avvertenza! Le componenti del sistema MAGIC SPEED MS 50
montate nel veicolo devono essere fissate saldamente in modo tale
che in qualsiasi circostanza (frenata brusca, incidente) non si
possano allentare né possano causare infortuni ai passeggeri.
6. Trap het gaspedaal helemaal in en vergewis u ervan dat de
bowdenkabel nergens aan kan blijven haken. Bedien de hendel van de
gasklep of van de dieselpomp met de hand, terwijl u met de andere
hand controleert of de losse bowdenkabel niet ergens blijft haken.
Mocht dit het geval zijn, kies dan een ander verloop voor de
bowdenkabel.
Attenzione! Durante il montaggio prestare attenzione che non
vengano ostacolate le funzioni dell’airbag.
Attenzione! Per verificare la tensione dei cavi elettrici utilizzare
esclusivamente un tester diodi o un voltmetro. Lampade di controllo
con un corpo luminoso assorbono troppa corrente e possono
danneggiare il sistema elettronico del veicolo.
7. Bij het indrukken van het gaspedaal moet de binnenkabel van de MS 50
door de bevestigingsbout of het klemmenblok schuiven.
De bout moet kunnen draaien, om te zorgen dat dit ‘glijden’ mogelijk is.
VOORZICHTIG! De cruise control is bij de constructie met talrijke
veiligheidskenmerken uitgerust, om een veilig
functioneren van de elektronische onderdelen te
waarborgen. Maar geen van deze
veiligheidskenmerken kan voorkomen dat de motor
plotseling ongecontroleerd meer toeren gaat
maken, wanneer sprake is van een gasstang die
blijft hangen. Controleer dit dus herhaaldelijk en
zorgvuldig.
LET OP!
Codice radio
Orologio veicolo
Regolazione orologio
Computer di bordo
Posizione sedili
Attenzione! Per prevenire danni, lasciare spazio sufficiente per
l’uscita del trapano.
4.0 REQUISITI PER UN FUNZIONAMENTO CORRETTO
DEL REGOLATORE DI VELOCITÀ MS 50
-
Tensione d’esercizio 12 V
Trazione o tiranteria dell’acceleratore
Depressione, vuoto
Maak beslist alle losgemaakte kabels en slangen
weer vast, omdat anders schade aan de motor kan
ontstaan of sprake kan zijn van een vergrote
hoeveelheid uitlaatgassen.
136
Book_MS-50_A6.p65
109
109
10-02-2003, 11:13
Per l’installazione e il montaggio sono necessari i seguenti
attrezzi:
-
una riga (fig. ✎ A 5).
un punzone per centri (fig.✎ A 6)
un martello (fig.✎ A 7)
Kit di punte per trapano metalliche (fig. ✎ A 8)
un trapano o un giraviti elettrico (fig. ✎ A 9)
Kit di cacciaviti a croce o a intaglio di diverse dimensioni
(fig.✎ A 10)
Lima piatta e mezzotonda
Matita o pennarello
Kit di chiavi ad anello e chiavi fisse (fig. ✎ A 11)
Cassetta di trapani a cricco (fig.✎ A 12)
cric e cavalletto (fig. ✎ A 13)
Per il collegamento elettrico e i controlli sono necessari:
-
Tester diodi (fig. ✎ A 1) oppure un voltmetro (fig. ✎ A 2)
Pinza a pressione (fig.✎ A 15)
eventualmente nastro isolante
Nastri per cavi
Tubo flessibile di calettamento a caldo
Fond’aria calda
Saldatoio (fig. ✎ A 16)
Stagno per saldare (fig. ✎ A 17)
7.0 INBOUW VAN HET VACUÜM-SERVO-APPARAAT (ZIE ✎ C 1)
Het vacuüm-servo-apparaat (B 2) dient voor het reguleren van de
gaskleppositie en voor het controleren van de rijsnelheid. In het pakket
bevindt zich een vacuüm-servo-apparaat met een flexibele bowdenkabel.
Montageplaatsen in de motorruimte die de voorkeur verdienen zijn het
schutbord en het binnenspatbord. Let erop dat temperaturen niet boven de
100 °C komen, om beschadigingen aan elektronica en mechanische
onderdelen te vermijden. Tekeningen ✎ C 2 t/m E 3 tonen een serie
methoden voor het bevestigen van het koord aan de carburateur. ✎ D 2
toont in detail de plaats van de onderdelen voor het vacuüm-servoapparaat. De volgende punten beschrijven de bevestiging van het koord
aan de carburateur. Om correct functioneren van de cruise control te
waarborgen, is het beslist noodzakelijk dat de toestand van de gasstang
goed is, (dus bijvoorbeeld geen speling, niet ingeklemd e.d.). Heeft uw
voertuig een ingespoten motor, dan heeft inbouw betrekking op de
gasklepstang en niet op de carburateur, en bij dieselmotoren op de
dieselinspuitpomp.
1. Stel vast, welke methode voor het aanbrengen van de bowdenkabel
aan de gasstang mogelijk is (zie ✎ C 2 en C 3). Bij voertuigen zonder
bowdenkabel kan bevestiging direct aan het gaspedaal plaatsvinden
(zie ✎ E 3)
Waarschuwing:De uitslag van de servo bedraagt ca. 40 mm. Kies
een vastzet punt aan de gashendel of de gaskabel van het voertuig,
dat een uitslag van 40 mm toelaat. Bij veronachtzaming zou onnodige
overbelasting van de servo of beperking van de functionaliteit op
kunnen treden. Het koord moet in een rechte lijn aan de gasstang
trekken. De zijdelingse trekrichting mag niet groter zijn dan 20°.
2. Neem twee 6 x 19 mm plaatschroeven en bevestig het vacuüm-servoapparaat aan het binnenspatbord of aan het schutbord van het
voertuig.
3. Of u de afgebeelde componenten nodig hebt, is afhankelijk van de
gekozen montagemogelijkheid (zie ✎ D 1 en D 2):
VOORZICHTIG! Houd de bowdenkabel ver weg van draaiende
of warme oppervlakken en delen.
110
Book_MS-50_A6.p65
135
110
10-02-2003, 11:13
NL
5.0 ATTREZZATURA NECESSARIA (SI VEDANO LE FIG. ✎ A 5 - A 17)
6.0 OGGETTO DI FORNITURA
I
6.0 LEVERINGSOMVANG
Volg nr.
B1
B2
B3
B4
B5
Art.-nr.
AS71380
AS7141C
WH5524
AS711400
AS70420
Omschrijving
Bedieningsgedeelte
Vacuüm-servo-apparaat
Kabelset met 12- en 4-polige connector
Elektronicamodule
Koppelingsschakelaar
B6
B7
B8
B9
B 10
B 11
B 12
B 13
B 14
B 15
B 16
B 17a
B 17b
B 17c
B 17d
B 18a
B 18b
B 19
B 20a
B 20b
Te monteren onderdelen
Houder
Kabelbekleding
Splitpen
Getande borgring M8
Plaatschroef (1/4" x 3/4")
Plaatschroef
Dubbelzijdig kleefband
Kabelbinders
Verdeelstekers
Rubbertule
Steker 4-polig
Bout
Kunststof onderlegring M5
Borgring M4
Borgmoer M4
Klemmenblok
Inbussleutel – M2
Nippel
Moer M6
Veerring M6
B 21
B 22
B 23
B 24
B 25
B 26
B 27
B 28
B 29
B 30
B 34
B 35
B 42
B 43
B 44
B 45
B 46
B 47
B 48
Aantal
1
1
1
1
1
Nr.corr.
B1
B2
B3
B4
B5
Art-nr.
AS71380
AS7141C
WH5524
AS711400
AS70420
Descrizione
Unità di comando
Servomeccanismo per vuoto
Set di cavi con spina compatta da 12 e 4 poli
Modulo elettronico
Interruttore frizione
1
3
1
1
2
2
1
10
4
1
1
1
2
1
1
1
1
1
1
1
B6
B7
B8
B9
B 10
B 11
B 12
B 13
B 14
B 15
B 16
B 17a
B 17b
B 17c
B 17d
B 18a
B 18b
B 19
B 20a
B 20b
Componenti di montaggio
Supporto
Protezione impiombatura
Copiglia
Disco dentato M8
Vite parker (1/4" X 3/4")
Vite parker
Nastro adesivo sui due lati
Fascette cavi
Connettore di derivazione
Passante in gomma
Spina a 4 poli
Bullone
Disco in plastica M5
Rosetta M4
Dadi di sicurezza M4
Blocco di serraggio
Chiave ad esagono cavo – M2
Stopper
Dado M6
Rosetta elastica M6
Magneetsensor-set
Sensor
Getande borgring M6
Moer M6
Magneten
Plaatschroef
Houder
Kabelbinders
Dubbelzijdig kleefband
1
1
1
3
2
1
2
1
B 21
B 22
B 23
B 24
B 25
B 26
B 27
B 28
Set di sensori magnetici
Sensore
Disco dentato M6
Dado M6
Magneti
Vite parker
Supporto
Fascette cavi
Nastro adesivo sui due lati
1
1
1
3
2
1
2
1
Te monteren onderdelen
Dubbelzijdig kleefband
Plaatschroef
Kabelbinders
Houder voor bowdenkabel
1/2 Verbinding gaskabel – bowdenkabel
1/2 Verbinding gaskabel – bowdenkabel
T-stuk 1/4" 5/16"
T-stuk 3/8" tot 1/2"
Houder
Vacuümleiding
T-stuk 5 mm
1
2
2
1
1
1
1
1
1
1
1
B 29
B 30
B 34
B 35
B 42
B 43
B 44
B 45
B 46
B 47
B 48
Componenti di montaggio
Nastro adesivo sui due lati
Vite parker
Fascette cavi
Supporto guaina bowden
Connettore guaina bowden tiranteria acceleratore 1/2
Connettore guaina (bowden) tiranteria acceleratore 1/2
Raccordo a T 1/4" 5/16"
Raccordo a T da 3/8" a 1/2"
Supporto
Tubo di aspirazione
Raccordo a T 5mm
1
2
2
1
1
1
1
1
1
1
1
134
Book_MS-50_A6.p65
Quantità
1
1
1
1
1
1
3
1
1
2
2
1
10
4
1
1
1
2
1
1
1
1
1
1
1
111
111
10-02-2003, 11:13
MONTAGGIO DEL SERVOMECCANISMO PER VUOTO
I
ALGEMENE VEILIGHEIDS- EN MONTAGEAANWIJZINGEN
De volgende gegevens moeten, afhankelijk van de uitvoering van het
voertuig, opnieuw worden ingegeven:
-
radiocode
voertuigklok
tijdschakelklok
boordcomputer
zitpositie
Aanwijzingen voor het instellen kunt u in de desbetreffende
gebruikershandleiding nalezen.
Waarschuwing! In het voertuig gemonteerde onderdelen van de
MAGIC SPEED MS 50 moeten
zo worden bevestigd dat ze onder
geen enkele omstandigheid (sterk afremmen, verkeersongeval) los
kunnen raken en totverwondingen van de inzittendenkunnen leiden.
Let op! Let er bij het installeren op dat de functie van de airbags
niet belemmerd wordt.
Let op! Voor het controleren van de spanning in de elektrische
bekabeling mag alleen een LED-testlamp of een voltmeter worden
gebruikt. Testlampen met een gloeilichaam nemen te hoge elektrische
stromen op, waardoor de voertuigelektronica beschadigd kan raken.
Let op! Om schade te vermijden, voor voldoende vrije ruimte voor
het doorschieten van de boor zorgen.
4. Fissare la guaina tipo bowden con il supporto supplementare o con il
connettore direttamente sulla tiranteria dell’acceleratore originale.
(fig.✎ C 2 - E 3).
5. Fissare la vite o il blocco di serraggio sulla tiranteria dell’acceleratore
come rappresentato nelle figure. (✎ C2 - E3) Spingere il rivestimento
interno della guaina bowden MS-50 attraverso il perno o il blocco di
serraggio. Inserire lo stopper nella guaina bowden e spingerlo fino al
perno o al blocco di serraggio. Assicurarsi che il carburatore o la
pompa ad iniezione siano in folle (a motore caldo). Fissare lo stopper
definitivamente sulla guaina bowden.
6. Premere fino in fondo il pedale dell’acceleratore assicurandosi che la
guaina (bowden) non si possa agganciare. Azionare manualmente la
leva di collegamento sulla valvola a farfalla o sulla pompa diesel e
verificare con l’altra mano se la guaina bowden sciolta si possa
agganciare da qualche parte. In tal caso è necessario collocare la
guaina in un’altra posizione.
7. Premendo il pedale dell’acceleratore il rivestimento interno del sistema
MS 50 deve scivolare attraverso il perno di fissaggio o il blocco di
serraggio. Il perno si deve poter girare per facilitare uno scivolamento
sicuro.
ATTENZIONE!
Il regolatore della velocità è stato equipaggiato di
numerosi dispositivi di sicurezza al fine di garantire
un funzionamento sicuro dei componenti
elettronici. Tuttavia nessuno di questi dispositivi di
sicurezza può impedire che il motore acceleri
improvvisamente senza controllo nel caso in cui
ciò avvenga a causa di una tiranteria
dell’acceleratore rimasta impigliata. Verificare
pertanto più volte che non vi sia niente impigliato.
ATTENZIONE!
Collegare tutti i cavi e tubi flessibili sciolti poiché
altrimenti possono essere causati danni al motore o
possono verificarsi elevati valori di gas di scarico.
113
4.0 VOORWAARDEN VOOR HET FUNCTIONEREN
VAN DE CRUISE CONTROL MS 50
-
bedrijfsspanning 12 V
een gaskabel of gasstang
onderdruk, vacuüm
132
Book_MS-50_A6.p65
113
10-02-2003, 11:14
3.0 ALGEMENE VEILIGHEIDS- EN MONTAGEAANWIJZINGEN
Waarschuwing! Vanwege kortsluitingsgevaar moet vóór
werkzaamheden aan de voertuigelektriciteit altijd de klem van de minpool
verwijderd worden. Bij voertuigen met extra accu ook daar de klem
van de minpool verwijderen.
Possibilità 1 (fig. ✎ C 2):
Montaggio sulla leva di accelerazione presente o montata
successivamente (B 6). La guaina bowden del MS 50 viene fissata
mediante il perno rotante. Se si aziona il pedale dell’acceleratore
manualmente la guaina bowden del MS 50 scivola nel perno.
Possibilità 2 (fig. ✎ C 3):
Montaggio sulla guaina bowden presente. La guaina bowden del sistema
MS 50 viene fissata con il blocco di serraggio che è collegato in modo
sicuro alla trazione dell’acceleratore. Se si aziona il pedale
dell’acceleratore manualmente la guaina bowden del MS 50 scivola nel
blocco di serraggio.
FISSAGGIO DELLA GUAINA BOWDEN
-
Waarschuwing! Ontoereikende kabelverbindingen kunnen tot gevolg
hebben, dat door kortsluiting:
kabelbrand ontstaat
de airbag wordt geactiveerd
elektronische besturingsonderdelen beschadigd raken
elektrische functies
(knipperlicht, remlicht, claxon, ontsteking, verlichting) uitvallen
Neem daarom de volgende aanwijzingen in acht:
Bij werkzaamheden aan de bekabeling gelden de volgende klemaanduidingen:
30 (ingang vanaf plus van accu, direct),
15 (geschakelde plus, achter de accu)
31 (teruggeleiding vanaf accu, massa)
(fig.✎ D 1 - E 1.
MONTAGGIO SU VEICOLI SENZA TIRANTERIA DELL’ACCELERATORE
(fig.✎ E 2
SERVOMECCANISMO PER VUOTO –ALLACCIO VUOTO (FIG. ✎ E 3)
Separare sempre il tubo di aspirazione tra la valvola di non ritorno e
il collettore di aspirazione o la pompa per vuoto (lato motore)
1. Tagliare il tubo di aspirazione tra la valvola di non ritorno e il collettore
di aspirazione o la pompa per vuoto (lato motore).
2. Collocare un raccordo a T idoneo (B 44, B 45, B 48) tra i cavi di
aspirazione sezionati e assicurarli con delle fascette per tubo
flessibile.
Gebruik alleen geïsoleerde kabelschoenen, stekers en vlakstekerhulzen. Geen
knelverbindingen (kabelverbinders) of lusterklemmen gebruiken.
De veiligste manier om verbindingen tot stand te brengen is door te solderen
en te isoleren. Voor het verbinden van de kabels een krimptang gebruiken.
Bij kabelaansluitingen aan 31 (massa):
de kabel met kabelschoen en getande borgring aan een
voertuigeigen massaschroef schroeven of met kabelschoen
en plaatschroef aan de carrosseriebeplating schroeven.
Let op een goede massaverbinding!
Let op! Bij verwijderen van de klem van de minpool van de accu
verliezen alle vluchtige opslagmedia van de comfortelektronica hun
opgeslagen gegevens.
3. Collegare il servomeccanismo per vuoto e l’allaccio del raccordo a T
con il tubo di aspirazione (B 47).
114
Book_MS-50_A6.p65
114
131
10-02-2003, 11:14
NL
POSSIBILITÀ DI MONTAGGIO DEL SERVOMECCANISMO PER VUOTO
POSSIBILITÀ DI MONTAGGIO DEL SERVOMECCANISMO PER VUOTO
I
2.0AANWIJZINGEN VOOR GEBRUIK VAN DE MONTAGEHANDLEIDING
Waarschuwing! Veiligheidswaarschuwing:
Veronachtzaming kan tot schade aan personen en materialen
leiden.
Let op! Veiligheidswaarschuwing:
Veronachtzaming leidt tot materiële schade en heeft een negatieve
invloed op het functioneren van de MS 50.
Om de inbouw zonder problemen te laten plaatsvinden, dient u
deze inbouw- en gebruikershandleiding voor het begin van de
montage door te lezen. Schenk ook aandacht aan het onderdeel
„Voorwaarden voor de inbouw van de MAGIC SPEED MS 50“ in
hfdst. 4..
ATTENZIONE!
Aprire i tubi di aspirazione fino alla battuta.
Collegare tutti i cavi di aspirazione sciolti altrimenti
possono essere causati danni al motore o elevati
valori di gas di scarico. Prestare attenzione ad un
fissaggio corretto dei cavi di aspirazione e
controllarne il fissaggio anche ad intervalli di
tempo regolari. In caso di cavi di aspirazione
difettosi o allentati non è possibile il
funzionamento degli apparecchi collegati.
MAGIC SPEED
Met de MAGIC SPEED cruise control rijdt u steeds met de snelheid die u
wenst. En nooit sneller dan is toegestaan.
Zo gauw de door u gewenste snelheid bereikt is, voert u deze door het
indrukken van een knop in in een microcomputer. Die vergelijkt deze
voortdurend met de werkelijk gereden snelheid. Ieder verschil wordt
automatisch gecorrigeerd.
Deze montagehandleiding bevat alle uitleg en aanwijzingen die voor het
correct inbouwen van de MAGIC SPEEDnoodzakelijk zijn. Daarom dient u
de handleiding nauwkeurig te lezen, voordat u met de montage begint.
Voor het inbouwen van de MAGIC SPEED is algemene basiskennis van
motorvoertuigtechniek noodzakelijk; dit inbouwen moet zeer zorgvuldig
gebeuren, omdat bepaalde punten ingrijpen in de voertuigveiligheid, zoals
bijvoorbeeld het scharnierend bevestigen van de bowdenkabel aan de
gasklepbediening resp. aan de tandheugel bij dieselpompen.
8.0 CABLAGGIO E MONTAGGIO DEL MODULO ELETTRONICO
(FIG. ✎ E 3 - H 1)
1. Prima di eseguire il cablaggio è necessario staccare i morsetti della
batteria.
2. Prestare attenzione che il modulo elettronico e il tratto del cavo del
regolatore di velocità siano montati o posati ad almeno 30 cm dal
distributore, dalla bobina di accensione e dal cavo di avviamento.
3. Individuare un luogo di montaggio idoneo al modulo elettronico nel vano
passeggero. Luoghi idonei sono la zona sotto il cruscotto, dietro il
cassetto portaoggetti o nella console centrale. Al momento della scelta
del luogo idoneo tenere presente che successivamente dovranno
essere eseguite delle impostazioni sul modulo elettronico. Tenere
inoltre presente la lunghezza del set di cavi (B 3).
4. Togliere eventualmente i rivestimenti.
130
Book_MS-50_A6.p65
115
115
10-02-2003, 11:14
5. Per fissare il modulo elettronico devono essere fatti due fori di
diametro 2,5 mm. A tal fine tenere fermo il modulo elettronico sul punto
prescelto e segnare il perimetro dei fori. Prima di procedere verificare
che vi sia spazio sufficiente per l’uscita del trapano.
6. Fissare il modulo elettronico con le viti parker (B 11)
7. Individuare le possibili modalità di presa della velocità nel proprio
veicolo.
Possibilità 1:
Viene impiegato il sensore elettromagnetico in
dotazione (consultare capitolo 11.0, ✎ I 2)
Possibilità 2:
Viene impiegato un segnale albero tachimetrico
originale. Molti veicoli dispongono di un segnale
albero tachimetrico originale, ad es. per impostare
il volume della radio in base alla velocità. Per
informarsi se il proprio veicolo dispone di un
segnale albero tachimetrico originale rivolgersi al
concessionario dove è stato acquistato il veicolo.
INHOUDSOPGAVE
Pagina
1.0 . Inleiding .......................................................................................................... 129
2.0 . Aanwijzingen voor het gebruik van de montagehandleiding ............................ 130
3.0 . Algemene veiligheids- en montageaanwijzingen ...................................... 131-132
4.0 . Voorwaarden voor het functioneren van de cruise control .............................. 132
5.0 . Benodigd gereedschap ................................................................................... 133
6.0 . Leveringsomvang ........................................................................................... 134
7.0 . Inbouw van het vacuüm-servo-apparaat .................................................. 135-138
8.0 . Aanleg bedrading en montage van de elektronicamodule ........................ 138-140
9.0 . Montage koppelingsschakelaar ...................................................................... 141
10.0 Montage van het bedieningsgedeelte ...................................................... 141-142
11.0 . Snelheidssensor - inbouw (cardanas / voorwielaandrijving) ..................... 142-144
12.0 Bediening van de cruise control MAGIC SPEED ..................................... 145-146
13.0 Eerste ingebruikneming en functietest ............................................................ 146
14.0 Veiligheidsinstructies ...................................................................................... 147
15.0 Proefrit en instellingen ............................................................................. 148-149
16.0 Foutopsporing - in het kort ...................................................................... 149-151
1.0 INLEIDING
AVVERTENZA! Spegnere il quadro comandi prima di collegare il
cavo arancione. E’ stato staccato il cavo
(meno/massa) della batteria?
De MS 50 Cruise Control regelt automatisch de snelheid van uw voertuig.
De rijsnelheid is gedurende langere tijd constant te houden (bijv. binnen
snelheidsgrenzen of bij langere ritten op de snelweg) en stelt u zodoende
in staat, u beter op het verkeer te concentreren.
NOTA:
De MS 50 kan in bijna alle motorvoertuigen met 12V boordspanning
worden ingebouwd, onafhankelijk van de vraag of het een automaat of
een handgeschakelde uitvoering is.
Provvedere ad un collegamento da 12 V costante
(+ morsetto 15). Non impiegare allacci da 12 V
instabili, come per.es. ventilatori, ventole, ecc. in
quanto il sistema MS 50 si spegne in caso di sbalzi
di corrente.
8. Inserire la spina compatta nel modulo elettronico.
De leveringsomvang omvat alle mechanische en elektrische onderdelen,
die voor de inbouw in het voertuig nodig zijn.
9. Posare il cavo a 3 fili (nero, bianco, rosso) del servomeccanismo per
vuoto, dotato di guida idonea, nel vano motore. Se la decelerazione
avviene mediante il sensore elettromagnetico è necessario posare
anche il cavo nero a due fili con custodia schermante (cavi interni blu
e nero) nel vano motore.
116
Book_MS-50_A6.p65
116
129
10-02-2003, 11:14
NL
CABLAGGIO E MONTAGGIO DEL MODULO ELETTRONICO