de fabrikant, servicemonteur of personen met vergelijkbare
kwalicaties om gevaar te voorkomen. Controleer daarna-
ast of de technische specicaties van de stroombron vol-
doen aan de eisen die op het typeplaatje vermeld staan.
► Alle reparaties moeten worden uitgevoerd door geauto-
riseerde onderhoudsbedrijven.
► UITPAKKEN
WAARSCHUWING De verpakking mag niet worden gebru-
ikt voor andere doeleinden dan die waarvoor het bedoeld
is. De verpakkingsmaterialen zijn geen speelgoed. Plastic
zakken dient men buiten het bereik van kinderen te hou-
den; verstikkingsgevaar!
► Alle verpakkingslagen die worden gebruikt om het ap-
paraat te vervoeren, moeten worden verwijderd en wegge-
gooid in overeenstemming met de toepasselijke normen.
► Haal alle onderdelen uit de doos.
► Controleer vervolgens of het apparaat tijdens transport
niet beschadigd is geraakt. Als het apparaat beschadigd
lijkt te zijn, neem dan onmiddellijk contact op met de verko-
per van het apparaat.
► 3. GEBRUIK
1. Voeg de oplossing toe (Afb. 2). Open de tankdop en
voeg de juiste oplossing toe, voeg vervolgens water en let
hierbij op de juiste verhoudingen. Sluit vervolgens de tank-
dop en ga naar de tweede stap (de sluiting moet goed dicht
zijn - controleer de staat van de afdichting in de tankdop.).
Vul het apparaat alleen met vloeistoffen met een tempera-
tuur van 0 tot 35 °C.
2. Sluit het apparaat aan op de elektrische voeding (Afb. 3).
Voordat het apparaat wordt aangesloten op de elektrische
voeding, moet ervoor worden gezorgd dat het stopcontact
wordt beschermd door een aardlekschakelaar
(RCD-RCCB), om elektrische schokken te voorkomen.
3. Zet de schakelaar aan (Afb. 4). Het symbool ”I” betekent
ingeschakeld, terwijl ”O” - uitgeschakeld.
4. Stel de vloeistofstroom in door middel van de klep (Afb.
5). In het begin moet de stroomregelklep op de maximale
waarde ingesteld staan waarna de gebruiker het spuitvo-
lume kan aanpassen aan zijn behoeften.
5. Begin met het sproeien (Afb. 6). Bij het spuiten moet de
bewegingssnelheid constant zijn en mag de sproeier niet
spontaan in welke richting dan ook bewegen om te voorko-
men dat er te veel of te weinig wordt gesproeid wat zelfs op
planten een negatief effect kan hebben. De operator dient
altijd te letten op het toerental van de machine en de staat
van de sproeikop. Als de sproeisnelheid afneemt, moet de
operator onmiddellijk stoppen met spuiten, het mondstuk
reinigen en daarna inspectie en onderhoud uitvoeren. Het
sproeien dient te worden aangepast aan de windrichting en
-sterkte. Gebruik het apparaat nooit bij sterke wind.
Bij het direct besproeien van onverdunde bestrijdingsmid-
delen zonder water moeten beschermende maatregelen
worden genomen vanwege het hoge gehalte en hoge con-
centraties van bestrijdingsmiddelen. De operators moeten
beschermende werkkleding, maskers, brillen, handscho-
enen en een hoofdbedekking dragen. Het is verboden om
te roken of te eten tijdens het bedienen van het apparaat.
Wastafels, zeep en handdoeken moeten gereed zijn voor
operators zodat ze hun handen en gezichten direct na ge-
bruik van het apparaat kunnen wassen. De werkkleding
moet vaak worden gewassen en geruild.
Verwijder na het voltooien van het werk de resterende
oplossing uit de tank en voeg vervolgens de reinigings-
spray voor 2-3 minuten toe.
Schakel het apparaat aan: zet eerst de schakelaar aan en
pas vervolgens de stroomregelklep aan.
Schakel het apparaat uit: sluit eerst de vloeistofregelklep
en zet vervolgens de schakelaar uit.
► 4. REINIGING EN ONDERHOUD
WAARSCHUWING GEVAAR VAN ELEKTRISCHE
SCHOK
► Haal altijd de stekker uit het stopcontact voordat het ap-
paraat wordt gereinigd.
► Dompel het apparaat tijdens het reinigen ervan nooit
onder in water noch houd het onder stromend water.
► Laat het apparaat voor het reinigen voldoende afkoelen.
► Gebruik geen agressieve, chemische of schurende rei-
nigingsmiddelen!
► Gebruik nooit oplosmiddelen zoals benzine, alcohol,
ammoniakwater etc.
Deze middelen kunnen onomkeerbare schade aan het op-
pervlak veroorzaken!
WAARSCHUWING EXPLOSIE- EN BRANDGEVAAR
Gebruik nooit brandbare stoffen om het apparaat te reini-
gen.
► Houd het apparaat altijd schoon.
► Trek de stekker uit het stopcontact.
► Laat het apparaat afkoelen.
► Maak de tank helemaal leeg.
► Veeg het apparaat af met een vochtige doek. Veeg gro-
tere vervuilingen weg met een doek met een mild schoon-
maakmiddel.
► Verwijder na het voltooien van het werk de resterende
oplossing uit de tank en voeg vervolgens de reinigings-
spray voor 2-3 minuten toe.
► Verwijder alle vloeistofresten uit de tank - laat in de tank
geen vloeistoffen achter.
► Controleer de vloeistoftoevoerleiding en/of drukleiding
en maak deze indien nodig schoon.
► Controleer en reinig de sproeikop indien nodig.
► Controleer en reinig de luchtinlaat indien nodig.
► 5. PROBLEEMOPSPORING EN
-
OPLOS-
SING
Het apparaat spuit niet: controleer eerst of het apparaat
goed dicht is, vooral de tankdop, zo niet, dicht het apparaat
eerst goed af.
Controleer vervolgens of de motor werkt, zo niet, contro-
leer of de stroom is aangesloten. Als er geen stroom is,
sluit deze aan, als de stroom is aangesloten en de motor
toch niet werkt, vervang de motor.
Als de twee bovengenoemde punten correct zijn, contro-
leer dan of de stroomregelklep niet is geblokkeerd, en als
dat zo is, verwijder en reinig of vervang deze indien nodig.
en
it
de
es
fr
nl
FI
FR
GB
HR
HU
IT
LT
LV
NL
NO
PL
RO
RU
SE
SI
SK
UA
SE
SI
SK
TR
UA